Stipendium Aanvraag Juliette Huygen
Het onbezorgde kind en de ‘harde’ realiteit (werktitel)
Introductie Als een design-antropoloog stuit ik in de maatschappij op taboes, twijfels en angsten. In mijn werk zoek ik een manier om die onderwerpen via een andere invalshoek bespreekbaar te maken. Waar alleen praten kan stuiten op onbegrip, kan een visualisering een subtiele manier bieden om te leren omgaan met dat waar we tegenaan lopen. Dit komt ook voort uit mijn visie dat het design vakgebied op een punt staat waarop onze functie in de maatschappij gaat veranderen. Puur praktische, functionele ontwerpen hebben naar mijn mening nauwelijks meer een toekomst. De ideale stoel is immers al ontworpen en voordat we in een stroming terecht komen waarin enkel esthetiek nog een vernieuwing kan geven, denk ik dat de ontwerper op zoek moet naar nieuwe functies om vorm te geven. Deze manier van denken is tot op zekere hoogte al terug te vinden in een redelijk nieuwe ontwikkeling van design, namelijk het servicedesign. Hierin worden maatschappelijke onderwerpen vertaald naar designoplossingen, vaak vanuit een hulpvraag uit een politiek of economisch vakgebied. Ik ben een analyserend verhalenverteller. In mijn werk vertel ik verhalen door middel van een combinatie van taal, illustratie en product. Hiermee hoop ik perspectieven en aanknopingspunten te bieden om processen en discussies in gang te zetten. Ik ben daarin bewust op zoek naar een brug tussen antropologie, filosofie, wetenschap en de mens. Design kan die brug zijn.
Projectplan Voor mijn stipendium wil ik mij gaan verdiepen in hoeverre wij in deze tijd kinderen voorbereiden op de negatieve kanten van het leven zoals ziekte, dood en ander gevaar, en in welke vorm we dat kunnen doen. Naar mijn mening is er een tendens van ouders die hun kinderen het liefst een onbezorgd leven willen geven. Daardoor worden moeilijke onderwerpen als ziekte en ongeluk soms zo lang mogelijk genegeerd en ik vraag me af of dit uiteindelijk het beste is voor het kind. Mijn hypothese is dat kinderen nu te lang beschermd worden opgevoed waardoor ze niet klaar zijn voor gevaren en de negatieve kanten van de samenleving. Als zo’n kind in zijn adolescentie te maken krijgt met grotere vrijheden en de thuiskaders gaandeweg meer ontbreken dan is de kans denk ik groter dat ze ontsporen. Als we kinderen eerder en geleidelijk aan voorbereiden en niet volledig uit de wind houden, lijkt mij dat ze later weerbaarder zullen zijn. Een groot deel van mijn project zal besteed worden aan onderzoek. In de eerste fase van dit project wil ik mij, om te onderzoeken hoe wij kunnen communiceren naar kinderen, als een soort case-study verdiepen in kinderliteratuur en kinderillustraties. Hoe wordt er in dat vakgebied vroeger en nu omgegaan met dit soort onderwerpen? Zo zijn bijvoorbeeld de sprookjes van nu en vroeger erg goed te vergelijken. Waar de (disney)sprookjes nu altijd een happy ending hebben, was dat in de oorspronkelijke versies (zoals bekend van rond de 17e eeuw) absoluut niet altijd het geval. In de kinderliteratuur van die tijd wordt er veel naargeestiger en explicieter ingegaan op de gevaren van het leven. Vooral het symbolische beeldende element is hierin voor mij erg belangrijk, omdat ik dat later in mijn project weer kan gebruiken. Ik wil in deze fase van het onderzoek ook proberen in contact te komen met kinderboekenauteurs en illustrators en misschien ook met Rita Ghesquiere, een Belgische kinderliteratuurwetenschapper, die veel over de dood in kinderliteratuur heeft geschreven. De volgende fase is meer een veldonderzoek, met vooral een psychologische inslag. In deze tijd wil ik dieper ingaan op de vooronderstellingen van de huidige generatie ouders die kunnen leiden tot hoe ze met hun kinderen omgaan op dit gebied. Verder wil ik op het vlak van de kinderpsychologie onderzoeken in hoeverre het wenselijk is om kinderen op jonge leeftijd kennis te laten maken met de gevaren van het leven, hierbij denk ik dat het ook belangrijk is de ontwikkelingsfasen van het kind mee te nemen. In deze fase van het onderzoek wil ik contact op nemen met een kinderpsycholoog en gesprekken voeren met ouders. Het volgende onderdeel van mijn project is het inzetten van de conclusies van dit onderzoek tot een concrete vormgeving. Aan de conclusies van het onderzoek wil ik een of meerdere tastbare producten voor kinderen gaan verbinden. Dit kan afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek bijvoorbeeld een beschermend of juist een confronterend product zijn. Zoals ik al aangaf is daarom het beeldende element ook erg belangrijk in mijn onderzoek, hier hoop ik antwoorden te vinden voor een vormgevingselement. In deze laatste ontwerpfase wil ik vooral ook proberen om kinderen erbij te betrekken. Hier komt dus ook een meer empirisch onderzoek aan te pas. Hoe reageert een kind (van verschillende leeftijden) op een product? Met het stipendium hoop ik dit project aan te kunnen gaan waarin ik mijn werkwijze kan gebruiken en verfijnen. Het stipendium zou mij een kans geven om mij onafhankelijk volledig in een onderwerp te verdiepen vanuit een eigen analyse van de actualiteit in de maatschappij en dit om te zetten in productvormgeving. Waarbij ik juist ook zoveel mogelijk linken kan leggen met andere vakgebieden, zodat ik nog sterker die crosssectorale brug kan slaan en mijn werk breder in de maatschappij kan plaatsen en er dus hopelijk ook meer mee kan bereiken.
My little pony - 2012 At rest in the wood - Kay Nielsen,1914
Hansel and Gretel - Daniela Drescher 2013
Hansel and Gretel - Arthur Rackham, 1920
Hyper parents, coddled kids cbc
Jacques de Gheyn II - Witches’ Sabbath, laat 16de tot vroeg 17e eeuw
Tinkerbell - 2012
2 reeds uitgevoerde studieprojecten:
Deze projecten voeg ik toe om inzicht te geven in mijn ontwikkeling als student en mijn denk- en werkwijze.
In dit project ben ik uitgegaan van de relatie tussen een overlijdende en een nabestaande. Als startpunt heb ik mijn focus gelegd op traditiejuwelen, waaruit ik het medaillon heb gekozen om mee verder te gaan. Een juweel dat we krijgen, maar waar we ook nog zelf aanvulling aan geven. Hierdoor kwam ik op het idee van een lijst, waarin de drager een portret doet. Het gaat hier om een symbolische invulling, daarom heb ik verder gekeken naar een bekend fenomeen in de rouwcultuur van de 19e eeuw, het haarsieraad. Een portret gaat voor mij om de herinnering aan het leven, haar heeft voor mij diezelfde gevoeligheid en betekenis. Mijn juwelen hebben ook een afsluitend element, omdat ik iemand de kans geef zelf de haren van een geliefde erin te borduren. Het sieraad heeft dus verschillende ontwikkelingsstadia waar het doorheen kan gaan en die kunnen aansluiten op een proces van de aangekondigde dood, waarbij de stervende iets door kan geven aan een nabestaande.
Een tweede project dat mijn werk en denkwijze kan illustreren, is het rouwbootje dat ik heb gemaakt. Hiervoor heb ik buitenlandse rouwrituelen onderzocht, waarvan ik er een heb uitgekozen die ik heb omgezet naar een westerse variant. Ik heb het Toro Nagashi ritueel van Japan gekozen waarbij de nabestaanden een heleboel lampionnen het water in laten om de zielen te begeleiden naar het hiernamaals. In mijn variant hierop heb ik me meer gericht op individuele rouwverwerking waarbij het bootje aan wordt gestoken en zo het water op wordt gelaten en de gebruiker zo ook zelf de geliefde leert los te laten.
Fasering en globale begroting Zoals ik al aangaf in mijn projectplan, zijn er verschillende fasen waarin ik het project wil opdelen, waarbij ik ook een globale begroting heb gemaakt. Fase 1: Literatuuronderzoek. September tot en met december. 500,In deze fase staat het literatuuronderzoek centraal. De nadruk ligt hier dan vooral op de kinderliteratuur en kinderillustraties en alvast een aanzet voor een deel kinderpsychologie. In deze periode wil ik contacten leggen met kinderauteurs en illustrators en eventuele deskundigen. Fase 2: Veldonderzoek. Januari tot Maart. 1000,In deze fase wil ik meer veldonderzoek verrichten, onder meer met behulp van een kinderpsycholoog. Daarnaast wil ik gesprekken voeren met ouders en kinderen van verschillende leeftijden. Ook wil ik in deze periode contact leggen met servicedesign bureaus, waaronder bijvoorbeeld Participle in Londen, waar ik veel van zou kunnen leren. Participle is een sociale onderneming die als motto heeft nieuwe innovatieve oplossingen te geven voor de belangrijkste sociale uitdagingen van onze tijd. Ze richten zich hiervoor vooral op de manier waarop openbare diensten worden vormgegeven en aangeboden. Ik zou het liefste een aantal dagen meelopen bij een van deze bureaus om zo inzicht te krijgen in het proces van het omzetten van een dergelijk maatschappelijk onderwerp tot een designoplossing. Fase 3: Analyse. Maart. Deze maand wil ik uittrekken om mijn onderzoek af te ronden en analyses te maken uit mijn verzamelde informatie. Fase 4: Ontwerp en realisatie. April tot en met juli. 2000,Deze maanden staan voor de realisatie voor mijn project. Uit mijn getrokken conclusies wil ik een product ontwikkelen om mijn vindingen in te zetten. Deze maanden zijn dus voor zowel het ontwerp en de uitvoering. Bovendien wil ik in deze maanden op zoek gaan naar het beste platform voor de presentatie van mijn project. Fase 5: Presentatie. Na juli. 500,Na het voltooien van het project en het bijbehorende product lijkt het mij nog heel belangrijk om goed stil te staan bij het vinden van het ideale platform voor mijn presentatie. Met mijn project hoop ik een brug te leggen tussen verschillende vakgebieden en particulieren (ouders en kinderen). Om een zo groot mogelijk effect te behalen met dit project is het dus heel belangrijk dat ik een presentatievorm vind die grenzen kan overschrijden. Wellicht moet ik het project op meerdere punten presenteren om zo een groter publiek te bereiken.