ALD(VAN STIPRIAAN
Stilte! Niet storen! De slavernij is afgeschaft
Nederlandsehandelarenzijn tussencirca 1600 en het begin van de negentiende eeuw betrokken geweestbij het verhendelenvan meer dan een hdf miljoen Afrikanen die ds slaaf in de Amerikat te werk werden gesteld.'Ongeveerde helft daarvankwam in Surinameterecht, weaÍ ze merendeelshvamen te werken op de rond 700 plantagesdie er in de loop der tijd zijn geweesten voord koffie en suiker produceerden.2De overigeAfrikanen werden merendeelsvia Curagaoen Sint Eustatiusverhandeldnaar Latijns-Amerikaen in veel mindere mate naaÍ Noord-Amerika, terwijl eveneenseenkleiner deelwerd ingezetop de NederlandseAntillen zelf. Neem het schip !íillem Carolina,3vertrokken najaar 1753 uit Rotterdam, aangekomenop de kust van'\tr?'est Afrika in januari 1754. Eind mei is na een tocht langs verschillendeforten en landingsplaatsentussenhet huidigc Sierra Irone en Ghana de lading compleet: 252 Nrillu,ansemannen en jongens, 79 Afrikaanse vrouwen en meisjes, samen 331 mensen, de seksenvan elkaar gescheidenen vastgeketendaan het schip. Zij zijn zelf al veel langer onderweg dan het schip.Veleweken, of zelfsmaandenhebbenze gelopenvan de diverse plaatsenwaarzE,gevangenzijn genomenin het binnenland tot aan de landingsplaatsenen slavenfortenlangsde '$7est-Afrikaanse kust; een groot aantal, misschienwel een op de vier, heeft dezetocht niet overleefcl.Daar, aan de kust die de meestenvoor het eerstvan hun levenzagen,hebbenze vervolgensopgesloten gezetenin hetebarakkenofdonkere kelderstot er eenschip arriveerdewaaÍop zij werden ingeladen.Z,o'n schip hadden ze nog nooit gezien,de vreemde v/ezensdie het bemannenook niet. Het zullen wel menseneterszi.in. Met een gloeiendheetyzrr |,rijgen ze eenvreemd teken in de borst gebrand.Dat brengt ongetwijfeld ongeluk. Alles wat ze venrouwd is in het leven zijn ze definitief l<wyt. Ze weten niet waaÍ 7Ê,naar toe gaan. De mensen aan wie ze liggen vastgeketendspreken deels onverstaanbaretden, net als de bemanning van het
De shaernij is afgeschafi
45
schip. De eerste Afrikanen werden begin januari 1754 ingekocht op de WestAfrikaanse kust en opgesloten op de Willem Carolina, de eerste verkoping in Suriname vond plaats op 29 juli van hetzelfde jaar. Het grootste deel van deze zeven maanden hebben de Afrikanen benedendeks vastgeketend gezeten op dit slingerend zeilschip. Maanden van diepe angst en onzekerheid, maanden de stank van zweet, urine, menstruatie, diarree, braaksel, maandenlang omgeven door ongedierte, maandenlang de kans op onverwachte zweepslagen en de mogelijkheid te worden verkracht. Bij aankomst in Paramaribo blijken er toch 'slechts' 14 Afrikanen het niet te hebben overleefd. Een zeer voordelige reis voor de Villem Carolina, 40-50 doden op een lading van 331 was het gemiddelde in die tijd. Vervolgens worden de aangevoerde Afrikanen bekeken en betast als een geit voor de verkoop, gillende pijn en de geur van verschroeid vlees als opnieuw een roodgloeiend brandmerk in de borst wordt gedrukt, met onbegrijpelijke tekens die de rest van hun leven hun idendteit bepaalde, samen met een opgelegde, eveneensonbegrijpelijke naam.aDaarna is het voor de rest van het slavenleven lange dagen hard werken in de tropische zon of TwaÍe regens, met als voornaamste arbeidsprikkel de zweep. Eind achttiende eeuw deelde een plantagedirecteur aan slaven die de nacht bij een partner op een buurplantage doorbrachten, standaard 80 zweepslagen uit op het blote onderlichaam, voor het te laat verschijnen op het veld 25-50 zweepslagen.Ook vlak voor de afschafiing van de slavernij werden op plantages voor'slecht koffieplukken' of 'plichmverzuirn nog sraffen van 15 tot 25 zweepslagenopgelegd, aan mannen én vrouwen.t Dit was niet extreem, maar een volkomen aanvaarde prakdjk. Gedurende de hele slavernijperiode was er op de Surinaamse plantages sprake van een sterfte-overschot. Halverwege de achniende eeuw gingen jaarlijks vier tot vijf procent meer slaven dood dan dat er werden geboren. Een eeuw later was dit weliswaar gedaald, maar het was nog steeds een sterfte-overschot, rond één op iedere honderd plantageslaven, terwijl bijvoorbeeld op dat moment Nederland een geboorte-overschot kende van bijna 8 promille.6 Zelfs in zijn meest milde vorm is slavernij te erg geweest om af te kunnen doen als iets dat nu eenmaal bij die tijd hoorde. En het opmerkelijke is dat er ook toen al stemmen te horen waren die zich tegen slavenhandel en slavernij verzetten. Het werd alleen nooit een machtig aanzwellend koor, zoals dat in sommige andere landen wel het geval is geweest. Sterker nog, Nederland behoorde in Europa tot de achterlopers in het uiteindelijke afschaftingsprocesT en afgezien van een korte periode van nog geen twee decennia rond 1850 kenmerkte de Nederlandse samenleving zich in de negentiende eeuw en nog lang daarna door een oorverdovende stilte ten aanzien van deze problematiek. Toch was het in dir opzicht tamelijk strijdlustig aan de negentiende eeuw begonnen.
46
voor alle duidelijkheid: slavernij was voor Europeanen ook in die tijd geen algemeen aanvaard verschijnsel. In 'west-Europa zelf bestond al lang geen slavernij meer en bijvoorbeeld verschillende pausen hebben zich sinds de zestiende en tot ver in de negentiende eeuw duidelijk uitgesproken regen de slavernij in de Amerikat.' In Nederland bleek de dubbelheid van het slavernijstandpunt nogal eens wanneer een plantage-eigenaar zijn huisslaven uit de kolonie meenam bij terugkeer naar Nederland, waar zij, omdar hier geen slavernij bestond, de facto plotseling vrij waren.e Tot de zeventiende eeuw waren Nederlanders nog niet op grote schaal betrokken bij de handel in, of productie met Afrikaanse slaven. Dar was vooral een zaakvan spanjaarden en Portugezen en die waren de vijand, zij het dat sommige handelaars uit de Lage Landen wel voor hen werkren.'o Dat veranderde nadar in 162l de'west Indische compagnie werd opgericht. Toch was de inspirator daarvan, \íillem usselincx, nog een regenstander van slavernij, zij het voàral op economische gronden," en de populaire Brederoo sprak zich in zijn toneelstuk Moortje in 1615 nog uit tegen het onmenselijk en goddeloos karakter van de handel in Afrikanen." Deze houding veranderde echter aI snel, wanr aangelokr door de grote winsten die de Portugezen maakren, gingen ook Nederlanders in toenemende mare deelnemen aan de handel in en productie met slaven uit Afrika.'3 sinds die djd werd 'Afrikaan of 'neger' voor velen vrijwel synoniem met 'slaaf'. Die veranderde visie werd gerechwaardigd mer een beroep op de bijbel en verkondigd door predikanten die stelden dat Afrikanen waren voorbestemd tot slavernij.'a Zij zouden namelijk de afstammelingen zijn van Cham die, na zijn vader Noach te hebben bespot, werd vervloekt en mer zijn nageslacht rot eeuwige dienstbaarheid werd veroordeeld. Hiermee was de slavernij van Afrikanen buiten Nederland gelegitimeerd. Sterker nog, slavernij werd door sommigen zelfs in het voordeel van Afrikanen geacht. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de - vaak aangehaalde - woorden van de Coevordense predikanr Picardt. Die srelde in 1660 dat Afrikanen zozeer aan slavernij gewend waren dat zlj zich in vrijheid toch niet zouden weten re gedragen. Alleen wanneer men hen mer de zweep 'telckens sonder genade bastoneerr'was er nog war van deze heidenen te verwachren en dus concludeerde picardt 'dat hare welvaert bestaet in slavernye'.rt Eind zevenriende eeuw waren dir in Nederland algemeen aanvaarde denkbeelden geworden en ook een eeuw later verschenen er nog steeds geschriften die de slavenhandel als een zegen voor de Afrikanen karakteriseerden.,6 Toch kwam daar gedurende de laatste decennia van de achttiende eeuw duidelijk verandering in. Afschafiing van de slavernij werd zelfs een onderwerp waarover hardop gediscussieerdwerd. Dat bleek biivoorbeeld in 1779 roen een
De shuernij is afgeschaf
4/
I' plantage-eigenaaruir Suriname bij terugkeer in Nederland met enige verbazing de aanwezigheid constateerde van 'voorstanders der afschaffing van den slaafschen dienst in onse Colonien'.'t Ook verschenener in die tiid toneelstukken, krantenartikelen, gedichten en diverse geschriften en boeken waarin de gruwelen van de slavernij werden gehekeld. Daaronder waren bijvoorbeeld de roman Reinhart (1792) van Elisabeth Maria Post over een idealistische.iongeman in Berbice, de Nederlandse buurkolonie van Suriname, het in meerdere tden uitgekomen en rijk geïllustreerdedagboek van John Gabriel Stedman over zijn vijf)arig verblijf als milinir in Suriname (1796), en Betje Wolfs vertaling van het (1790)." En het werk van de Franse abolitionist Frossard,La causedzs esclaues bleef niet bij woorden alleen, want bijvoorbeeld Stedman beschreefin romantische pennenstreken zijn liefdesrelatie met de zwarte Joanna en Betje Wolf liet weten niet meer bij bepaalde Vlissingse kennissen te gaan logeren vanwege haar 'natuurlijken afkeer van slavenverkoopers'.'e In deze en andere geschriftenwerd overigensniet altijd expliciet gepleit voor afschaffingvan de slavernij, maar wel werden de gruwelen van het systeem breed uitgemeten en pleitten de auteurs voor een humane behandeling van slaven, die ook als mensen gezien moesten worden. Dat kan zelfs letterlijk genomen worden, want in Suriname en de Antillen waren tot ver in de negentiende eeuw slaven bij wet niet meer dan roerende goederen. Die veranderende houding was duidelijk beïnvloed door de FranseVerliching. Zo had Voltaire in zijn roman Candide expliciet gesproken over de hardheid van de Surinaamseslavernij2.en meer in het algemeendrongen hier de verlichte ideeën door ten aanzienvan de principiële gelijkheid van alle mensen. Dat leidde er zelfs toe dat in 1797 in de Nationale Vergadering van de Bataafse
een jaar daarna de SociétédesAmis des.Ày'airr.Logischerwijs schafte Franlaijk als eerstede slavernij afdjdens de Revolutie (1794), overigensook pas na veel discussie.Toen vervolgensbleek dat het land de inkomsten uit de slavernij niet kon missen voerde Napoleon met spoed de slavernij in de koloniën weer in (1802). Uiteindelijk werd pas bij de volgende revolurie, in 1848, de slavernij door Frankrijk écht afgeschaft. Intussen hadden overigens de slaven in Frankrijks belangrijkste kolonie zichzelf al bevrijd, namelijk in Saint Domingue (Haïri), onder leiding van de beroemde Toussaint Louverrure. In Engeland kreeg her abolitionisme vanaf het einde van de achttiende eeuw wel definitief een stem in de polidek, terwijl tegelijkertijd de politieke macht van de planterslobby afnam, met als gevolg dat eerst in 1808 de slavenhandelmer Afrika werd verboden, en uiteindelijk in 1834 de slavernij in het hele Britse rijk werd afgeschaft. Een mooi inkijkje in hoe de Verlichdngsideeëninmiddels zelfs ror in de kern van het Nederlands slavernijsysteem waren doorgedrongen vinden we opmerkelijk genoeg in een plantershandboekje uit Suriname. Daar was aan het eind van de jaren 1790 een plantersgenootschap opgerichr onder de naam De Eensgezindheid, dat zeker 23 leden telde en regelmatig bijeenkwam om landbouwkundige kwesties te bespreken. Een van de bijeenkomsren was gewijd aan de vraagvraag 'Welke is de beste wfze om Plantaadjen te dirigeren, de Slaaven derzelven te regeren en wel te bestieren?' Het anrwoord daarop begon met een uitvoerige uiteenzetting dat slaven heidenen en onbeschaafdwaren, weinig goede zeden of deugden bezaten, naar her barbaarse neigden en van nature lui, traag en van een kwade geaardheid waren en
een soms fel debat. In het buitenland werd de discussietussenvoor- en tegenstandersvan de slavernij overigens veel heftiger, georganiseerder en grootschaliger gevoerd.'3 Engeland kende sinds 1787 de Socieryfor the Abolition of the Skue 7iadz, Frankriik
worden. [...] En daar [...] dus moetenzy op eenestraffewyze behandelden geregeerd wy voor allesen zy voor niets te zorgenhebben,is de grootstedryfueêr,namelyk aansporing tot het beoefenenvan kunsten en wetenschappen,voor hen krachteloos.De Slaaf moet bi.jgevolgdoor vreesvoor straf tor werken worden aangespoord;de ondervinding leert genoegdat her volstrekt onmogelyk is den Neger zonder slagenen met woorden alleen te regeren [...] 'men moet bedaard daarbyzyn, ja zelfs mer tegenzinzulks oefenen, en denken dat het menschenzynva;n herzelfdeOpperwezenals wy geschapen,ja met zielsvermogensals wy voorzien. Dat wy over hen heerschen,en hen in Slaaverny brengenen houden, is een recht, dat wy ons immers maar op een gewelddadigewlze aanmatigen,wanr alle menschenzyn ven natuur vrygeboren.Velen denken omdat de Negerszwart en wy blank zyn, dar wy daarom bererzyn, en het recht hebben over hen te heerschen, en hen als Slaavente gebruiken;maar is zulks niet verkeerd,of alrhans onberedeneerdgeóordeeld?Vaar vinden wy een bewysdat de blanke kleur beter is dan de zwarte, en waar het recht van overheerschingtusschen beiden? Dat wy thans beschaafden zyliedenonbeschaafcl zyn, is immers hunne schuld niet, dit geeft ons ook geen recht om over hen te heerschen,en hen ds slavenvoor ons te laten werken. Dan, daar het aan het Opperwezenschynt te behagen,ofwel het noodlot zulks mede breng, dat ons eigenbelangdoor hun handenwerkvoortgezetwordt, is het nier meer dan billyk
48
De shuernij is afgeschaf
Republiek werd gediscussieerdover de vraag of een bepaling in de onrwerpgrondwet moest worden opgenomen waarin slavenhandel en slavernij werden afgekeurd en de termijn waarop dit zou moeten zijn gerealiseerd.t'Het voorstel werd afgewezen, maar het geeft wel goed de veranderende houding in sommige kringen weer, die overigensniet beperkt bleven tot politici en literatoren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het anti-slavernijborduurwerkin 1794 vervaardigd door een dame uit de betere lcingen dat sinds 1999 te zien is geweest in de geschiedenisopstelling van het Rijksmuseum." Tegelijk dient er ook geen al te overdreven voorstelling van deze eersteabolitionistische golf (circa 1770-circa I 800) te worden gemaakt. Het nieuwe was dat een aantal fameuze Nederlanders zich openlijk tegen de (gruwelen van de) slavernij uitsprak en dat er sprake was van
49
en pligtmatig dat wy hen gevenhet geenhen op eenebehoorlykewyze als menschentoekomt.to Aan het slavernijsysteem als zodanig werd door deze planters niet getornd en ook voor hen was de zweep de enig denkbare arbeidsprikkel, maar zelfs zq erkenden dat hun machtspositie alleen te danken was aan het recht van de sterk'Want afgezien van verschil in beschaving beschouwden zij Afrikanen als ste. mensen zoal,szijzelf, voor wie zij een soort vaderlijke veranrwoordelijkheid hadden. En dat terwijl voor de wet slaven toen nog niet meer waren dan roerende goederen. Ook al vormden deze planters waarschijnlijk het meest weldenkende deel tegenover een overgrote meerderheid van slavenhouders die langzo verlicht niet waren en hun slaven ds beestenbleven behandelen, toch doet hun opstelling - en de publicade daarvan - vermoeden dat afschaffing van de slavernij niet meer zo heel lang op zich zou laten wachten. Niets was echter minder waar, daar bleken nog minstens rwee generatiesvoor nodig te zijn. In Nederland bleek de eersteabolitionistische golf van eind achttiende eeuw inmiddels alweer weggeëbd. De beweging, zo die term daarop al van toepassing was, was toch te klein van omvang gebleven en te zeer gekoppeld aan de ideeën van de Verlichdng en de Franse Revolutie om blijvende, laat staan toenemende invloed te lrijgen. Na de eeuwwisseling viel een grote stilte in, die kennelijk ook van hogerhand werd gestimuleerd: het niet eens expliciet abolitionistische toneelstuk over de koninlijke slaaf Monzongo, van Nicolaas van \Winter, dat in de jzren 1770 en 1780 met succeswas opgevoerdtt en vervolgens nog eens werd herdrukt in de jaren 1790 en 1800, mocht in 1810 in Amsterdam opeens niet meer worden verkocht.'n \flellicht had dit van doen met de omstandigheid dat Nederland nu een koning had wiens broer de Franseslavernij in 1802 weer had doen instellen. In ieder geval was sinds de eerstejaren van de nieuwe eeuw slavernij geen thema meer in het publieke debat in Nederland. '$fleliswaar werd onder zware druk van Engeland de slavenhandel formeel stopgezet (1814'1?),maar voor het overige werden de verlichte denkbeelden van sommigen met veel van wat herinnerde aan de revolutionaire ideeën uit de Patriottentijd aan de kant gezet. Nederland had het te druk met het hervinden van haar positie binnen Europa en zich te handhaven als koloniale macht, om zich nog bezig te houden met het slavernijvraagstuk. Hooguit waren er enkelen die zich bekommerden om de zedelijke verheffing van de slaven in de koloniën door middel van kerstening, maar zelfs daarvoor was de belangstelling in Nederland minimaal, zoals blijkt uit de verzuchting van enkelen van hen in 1830, die voor dit doel geld probeerden te verzamelen:
50
wij stuitenop aanmerkingen dat er binnenslandsteveelre doen en te gevenis, om zich tot dezesoortvan bijlagente kunnenverbinden;terwijl anderenzich verschoonen door te zeggen,dat zij, jaarlijksreedsgevendeofvoor her Instituut van DoofstommenoFvoor dat der Blinden, of voor de Maatschappij van \íeldadigheid, of voor een en andere tevens,zich met geenenieuwe lastenvan dezenaard kunnen bezwaren.rs Tot in de jaren veertig van de negenriende eeuw was afschaffing van de slavernij in Nederland dan ook totaal geen issue. Bijna een decade na de Britse Emancipatiewet begonnen hier pas enige voorzichrige geluiden te klinken die pleitten voor afschaffing van de slavernij. Deze Nederlandse abolitionisten waren te vinden onder liberale politici, in universiraire kring en in de protestants-christelijkehoek van het Réveil, de sociaal-piërisrischebeweging waartoe mensen als Bilderdijk en Isaac Da Costa behoorden. Zij probeerden zelfs een Maatschappij ter Beuordering uan de Afchaffing uan de Shuernij op te richten, maar die werd, op indirecte wijze, door de kroon verboden.,, Ook hebben zich in die periode relatiefveel vrouwen uit de hogere klassen ingezet voor de afschaffing van de slavernij, als onderdeel van hun eigen emancipatiesuijd. Zo was van de drie abolidonistische petities die begin jaren 1840 aan de Koning werden aangebodener één uirsluitend ondertekend door 129 vrouwen die zich, geholpen door Engelse Quakers, hadden verenigd inher Rotterdam Ladies AntiSkuery Committee}. Toen in 1853, vyf jaar nadat ook de Fransen de slavernij definitief hadden afgeschaft,het abolidonisme de wind enigszins in de zeilen kreeg en de Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij alsnog formeel kon worden opgericht, mochten vrouwen daarvan geen lid worden. Zrj organiseerden zich daarom aparr en wisren nu zelfs zo'n 700 handtekeningen van vrouwen voor een petitie tegen de slavernij te verzamelen. Dat was ongeveer evenveelals het aantal mannen dat tegen 1850 lid was van de Maatschappij. Daaronder waren overigens wel een aantal prominenten als Groen van Prinsterer en Nicolaas Beets, en niet minder dan negen Tweede Kamerleden, zodat er zelfs een kleine politieke lobbygroep was onrsraan.s' Het aanral kon echter niet in de schaduw sraanvan de 30.000 Engelsen,vooral vrouwen, die al in 1791 uit protest tegen de slavernij weigerden nog langer rietsuiker te eten, de 800 petities en één miljoen handtekeningen regen de slavenhandeldie in l814 binnenkwamen en mer de Brirse afvaardiging meegingen naar de Conferentie van'Wenen, of de anri-slavernij petitie die in 1833 in Engeland door 187.000 vrouwen werd ondertekend, laar staan de meer dan een half miljoen handtekeningen die Engelsevrouwen ophaalden in 1852-1853 als ruggensteunvoor hun abolitionistische zusrersin de Verenigde Staten.32 Dat laatste gebeurde overigens na het uitkomen van Harriet Beecher-Stowe's De hut uan Oom Tbm. Ook in Nederland heeft dit boek een grote rol gespeeld,
De skuernij is afgeschaf
51
samen met dominee van Hoëvells Skuen en urijen ondcr de Ned.erhndschewet.33 De aangrijpende verhalen en suggestieveillustraties in beide boeken hebben in de jaren 1850 een groter publiek in Nederland van de slavernijkwestiebewust gemaakt dan Iouter de actieve abolitionisten. Maar, al was dat, voornamelijk geletterdepubliek gedurende kone tijd in die jaren misschien zelfs wel iets groter dan wel eens wordt aangenomen,3anogmaals, tot een massabeweging zoals in Engeland, Frankrijk of de VS, heeft het in Nederland nooit geleid. u(i'elis het opmerkelijk - en tot voor kort nauwelijla belicht - hoe groot ook in Nederland de rol van vrouwen in het abolitionisme is geweest en hoezeer al vanaf de eerste golf, eind achttiende eeuw, deze strijd een voertuig was voor hun eigen emancipatie.3s Toch duurde het nog tot 1 juli 1863 voor de emancipatie van de slaven werkelijkheid werd. En dat was onder andere het gevolg van de jarenlang slepende debatten in het parlement wie de emancipatie moest betalen.'óLet wel: het ging dus over de vraag hoe en hoeveel de slaveneigenarenFrnancieelgecompenseerd moesten worden voor de onteigening van hun slavenbezit. Het ging dus níet over enigerlei vorm van genoegdoening aan de slaven, want die kregen per slot hun vrijheid, zo was de redenering. Uiteindelijk werd, zwaar geamendeerd, het wetsontwerp in juli 1862 door de Tweede Kamer aangenomen. Maar daarmee waren de debatten nog niet voorbij, want toen het onrwerp vervolgens aan de Eerste Kamer werd voorgelegd ontmoette het daar nog veel weerstand. Zo sprak P Hartsen over'eene wet die geheel strijdt met de beginselen der Regering zelve' en Michiels van Kessenich vond dat er niet gezeurd moest worden, slaven waren niet slechter af dan arbeiders in Nederland: 'en dan gaat men zich zoo bekreunen om de slaven in die gewesten, zonder te denken aan de onzen'.37 De minister van Marine moest er vervolgens aan te pas komen om de Eerste Kamer onder druk te zetten met de verklaring dat, ds er nu nog langer gedraald zou worden, het van de kant van de slaven tot bloedvergieten zou komen.3' Dat gaf
juist nu datgeenbesliststaatre worden tot bevorderingwaarvangij u verbondenhebr, is het goed, is het nutrig, is het noodig, dat uwe Maatschappijeen tekenvan levengeve[!], dat er nog eensvan eenevergaderingals dezeuitga, een vernieuwdeen krachrigegetuigenistegenden gruwel der slavernij.no Zodra de Emancipatiewer in 1862 door het Nederlandse parlement was aangenomen, dus nog vóór de slaven werkelijk in vrijheid waren gesreld, hieven de abolitionisten hun Maatschappij ter Bevordering van de Afschafiing van de Slavernij alweer op. Een massale aanhang hadden ze nooit gekregen en een brede maatschappelijke discussie was er nooir gevoerd, zoa.lsin Engeland, maar het doel was roch bereikt. Voor de weinige geïnteresseerden ging deze kleine groep Nederlandse abolitionisren daarom wel de geschiedenis in als degenen aan wier ijveren de slavenemanciparie re danken was geweesr.4'Het enige wat de vereniging vervolgens nog deed was een advies geven aan de danig geslonken achterban om voorraan steun te verlenen aan kersteningscampagnes onder de ex-slaven in de 'Wesr. En daarmee werd deze zwarte bladzljde uit de geschiedenis met enige trors definitief omgeslagen.. 'geene klaagliederen, maar juichtonen', was het devies.atO[, zoals een bekend dichrer uir die periode, J.M.E. Dercksen, het formuleerde: Oud-Holland mag vrij juichen op 't plechtig feestgerij, nu t dankbaar kan getuigen: 'wij maakten slavenvrii'.a3 Het meest opmerkelijke aan dezegeschiedenis van de Emancipatie is dat ook in latere beschrijvingen en analyses degenen om wie her allemaal te doen was geweest, namelijk de slaven, grotendeels buiten beeld bleven. De afschaffing leek iets dat de slaven was overkomen, daar hadden zij zelf blijkbaar weinig aan bijgedragen. Eind jaren 1920 werd die visie door de Nederlandse hisroricus
de doorslag en op 8 augustus ondertekende de Koning de emancipatiewet die op I juli 1863 van lcacht zou worden. Overigens was toen de kortstondige belangstellingin Nederland voor het slavernijvraagstuk al weer verdwenen, want, zo schreef een van de abolitionisten nogd cynisch, het werd voor de burgerij 'zoo vervelend bij herhaling te hooren van die negers, die zóó ver afwoonden, en dán hunne vrijmaking zou zoo veel geld kosten [...terwijl] men behoefclegeld voor zaken in het binnenland, voor werken van algemeen nut'.3eZelfs is het de vraag hoe gepassioneerdde abolitionisten zelfwaren voor hun onderwerp, want op het hoogtepunt van de debatten krijgen de afdelingen Haarlem en Den Haag tijdens bijeenkomsten van hun eigen Maatschappij te horen van een van hun voormannen dat
ïotsch mag men zijn - behoudensde ieder gebodenmenschelijkebescheidenheid- op wat men zelf gedaanheeft, op war men tot stand bracht, om de gemeenschap voorulr re brengen,eigengeluk en dat der mede-menschente bevorderen.En dit aanvaardende, zal de Afro-Amerikaan, die nadenkt en de hand in eigen boezemsreekr,moeten zeggen: Voor mijn land en volk heb ik zoo goed als niets gedaan;wat daar is, is, hoe gebrekkig dan ook, gewrochtdoor blanken.#
<)
De stnuernij is afgeschaf
Kesler als volgt verwoord:
De voormalige slaven en hun naz.atenwerd geleerd dankbaar te zijn aan God, de koloniale overheid en het Oraniehuis. Mer narne over \íillem I ontstond de mythe dat hij de slavernij persoonlijk zou hebben afgeschaft, een misverstand
53
dat mede was ontstaan, omdat de Emancipatie, zoals de afschafiing heette, in 1863 am de slaven was afgekondigd 'uit naam van de koning.a5 Voor het overige werd het slavernijverleden toegedekt als iets vreselijks waarvan maar beter alleen de goede kanten herinnerd moesten worden. Die goede kant was enerzijds natuurlijk de afschaffingzelf - die sindsdien op I juli wordt gevierd anderzijds de geschiedenis van de slavernij zoals gezien door een grote roze bril. Sprekend in dat opzicht was een van de weinige artikelen die in Nederland aan de gouden verjaardag van de emancipatie, in 1913, werd gewijd door Henriëtte Conradi. In dat stuk begint Conradi met te erkennen dat de slavernij een zwarte bladzijde vormt in de Nederlandse geschiedenis en daarbij schuwt zij termen als 'gruwelijk en 'onmenselijk niet. Maar al snel vervolgt ze: Dit allesis overbekenden daaromwil ik liever het oog richten op bladzijdendie minder bekendzijn en waaruit blijkenzal, det alle slaven-eigenaaÍs geenbeulenwaren en alle slaven het niet slecht hadden voor de emancipatievan 1863. Hoe vreemd het ook moge klinken, wáár is het, dat de humaniteit groot was in den slaventijd.De trouw en toewijding der slavinnenvoor hare meestersen meesteressen; de liefde en znr9 die hunne kinderen in ruime mate van dezevÍouwen genoten, zij aI te maal bewijzen,dat de ouders menschlievendomgingen met de slavenen dit bleef zoo, ook toen nj geenslavenmeer waren. Schoonebladzi.idenhieroverkan men in ditzelfde boek over de slavernijlezen.6 En dan volgen, bladzijdenlang, tranen trekkende voorbeelden van de warme verhoudingen tussen slaven en meesters. Voor zover er dus nog een beeld was van de slavernij, werd dít nu het meer algemeen koloniaal-paternalistische beeld dat over die nare episode werd heengeschoven.Meer en meer groeide bovendien het idee dat slavernij vooral iets was van de Verenigde Staten. Dat kwam met name door de immense populariteit van Harriet Beecher-Stowe's De Hut uan Oom Tbm dat tot op de dag van vandaag alleen al in Nederland meer dan hon-
volgendekroonjarenwaarin dat herdachtkon worden samenvielenmet de herdenking van de Nederlandseonafhankelijkheiden het ontstaanvan het koninkrijk in 1813. Niet dat historici bewust zwegenover het slavernijverleden,maar het was toch voord iets geweestdat nu eenmeelbij die tijd hoorde en dat vervolgens met veel wit paternalismewerd toegedekt.Zo verschenen,erin de Nederlandse pers,mer name rond I juli, de jaarlijlse viering van de afschaffing,zo nu en dan stukjes over de slavernijwaarin soms ook gerefereerdwerd aan de onmenselijkheid van het sysreem.Het grootstedeelvan de tekst werd dan echtervervolgensgewijd aan de glorie van de vrijmaking, de folkloristischewijze waaropdie nog steedsgevierd werd en de verknochtheid van de zwarte bwolking aan het Oranjehuis,dat zich voor de afschaffingzou hebbenbeijverd.De koppen spraken wat dat betreftvoor zich: 'Feestin Suriname','Emancipatiefeest: deelneming van blank en Creoolschpubliek en '100 jaar geledenschaftenwij de slavernij af'.a' Sprekendis ook het essayvan de historicusMenkman, bij de negentigste herdenkingvan de Emancipatiein 1953. Eerst consrateerthij dat slavernijnu eenmeelvan alle djden is en dat Afrikanen bij uitstek geschiktwaren voor het zwarewerk op de suikerplantages(!). Toch schroomt hij niet de Nederlandse slavenhandelen slavernij ds wreed, meedogenloosen gewelddadigte definiëren \Uíaarhet echter uiteindelijk en besteedthij ook aandachtaan het slavenverzer. vooral aanhad ontbroken was acrievekerstening.Maar, ook dat is tenslottenog goed gekomen, want het langdurige uitstel van de afschafiing heeft, aldus Menkman, het grote voordeel opgeleverddat zending en missie daardoor de gelegenheidkregende slavenalsnogop hun bevrijding voor te bereiden.Onder Europeseleiding kwam het uiteindelijk toch goed. En zelfsvoor het naderend post-koloniaaltijdperk zag Menkman nog een positiwe, dat wil zeggenwitte, erfenis van het slavernijverleden,zn valt in de Engelstaligesamenvatringte Iezen:
derd drul
Kortom, er zijn vreselijkedingen gebeurd,maar tel vooral uw - wine - zageningen. Daarmeewas Menkman waarschijnlijkecht een kind van zijn tyd, maar dat betekent niet, zoalsin feite de gehelegeschiedenisvan het abolitionisme laat zien, dat het onmogelijk was om ook op een anderemanier naar het slavernijverledente kijken en re erkennendat het nog helemaalgeengeslotenhoofclstuk was. Ook zo'n halve eeuw geledenblijkt het al mogelijk geweesrte zijn meer vanuit een Carar'bischperspecriefnaar dezsgeschiedenis te kijken en te pleiren
)4
Deskuernijis afgeschafi
the intercourse berween whitesandblaclahascreateda classof peopleof mixedblood, whichproducedgroupsofintellectualnativeswho,now that theinfluenceofthe whites is werywheredeclining,seemro be destinedto becomethe leaders of the population.5o
55
voor meer kritische zelfreflectie.Dat bleek bijvoorbeelduit een kort artikel van de historica Johanna Felhoen Kraal in de W'estIndischeGids (1951) over de van slavenbrandmerken. Zij beslootnamelijkmet de constatering geschiedenis blik naar het eigenslaverdat inmiddels met een analytisch-wetenschappelijke nijverledenmoet kunnen worden gekeken,maar steldetegelijkertijd: Het is echter in elk geval nodig dat wij ons realiseren hoezeer in het Caraibische gebied de herinnering aan de slavernij nog een levend bestanddeel is van de hedendaagse cultuur. [...] De slavernij heeft zo diep ingegrepen in het leven van vele generatiesdat men ook een onderbewuste doorwerking van haar invloed moet aannemen. En daar bleef het niet bij, want Felhoen Kraal verwees daarnaast naar het werk van Braziliaanse,
Surinaamse
laten zien hoe slavernij
en Noord-Amerikaanse
ook de mentaliteit
onderzoekers
van slavenmeesters
die hadden
had aangetast.
'Waarna zij eindigde met de opÍoep dat deze wederzijdse erfenis 'kennelijk ook heden nog niet geheel [is] uitgewerkt en het lijkt niet overbodig dat wij ons daarvan rekenschap geven'.5'
bijna anderhalve eeuw na de afschaffing, wordt door één op de zes Nederlanders deze geschiedenis genoemd als de historische gebeurtenis waarvoor zij zich het meest schamen.taDit duidt erop dat door de lange stilte in de negentiende en twintigste eeuw het afscheid van de slavernij voor velen misschien nu pas is begonnen. De polideke dekolonisatie is van zeer recenre datum, de psychische en culturele dekolonisatie staar nog in de kinderschoenen, aan beide zijden van de Atlantische oceaan. AJs gevolg daarvan zijn er nog steeds erfenissen van de slavernij zichtbaar in de Nederlandse samenleving en is het afscheid nog niet compleet, bijvoorbeeld als het gaat om etnische vooroordelen en racisme. Dat de sdlte nu toch definidef lijkt doorbroken is vooral het gevolg van de omstandigheid dat de meest tastbare erfenis van de slavernij, de nazaten van de slaven, nier meer ver weg wonen, maar in het huis van de voormalige slavendrijver hun plaats in de geschiedeniszijn komen opeisen. A. uan stipriaan Luiscius, Erasmus uniuersiteit Ronerdam,
[email protected]
Ten slotte: het is eigenlijk pas vrij recent dat degenen die in de negentiende eeuw werden geëmancipeerd niet meer hoofdzakelijk als lijdend voorwerp van de geschiedenis worden gezien, die het allemaal maar overkwam maar ook als agenx of change.Langzaamaan begint de geschiedenis van het abolitionisme van een puur Europese aangelegenheid ook een Caraïbische dimensie te krijgen door historici die wijzen op het aanhoudend, veelvormig en toenemend slavenverzet, met name in de negentiende eeuw, waardoor een proces van zelfemancipatie in gang werd gezet. Nu pas begint enigszins duidelijk te worden hoezeer slaven hierdoor het systeem van binnenuit ondergroeven en hoe dat de toenemende emancipatiedruk verhoogde.t' Ook voor Suriname geldt dat nu pas aandacht begint te komen voor de rol die Afro-Surinamers hebben gespeeldin een procesdat zich veel meer dan tot nu toe verondersteld niet in Den Haag afspeelde. De uiteindelijke afschaffing laijgt daardoor meer het karakter van een for'West' mele bevestiging van een onrwikkeling die al veel langer daarvoor in 'de zelf in gang was gezet. Niet dleen was het systeem al lang ondermijnd, maar het is ook opmerkelyk - zrj het nog nooit systematisch onderzocht - hoezeer in het Nederlands debat de toenemende dreiging die van de slaven uitging een argument werd om tot afschafiing over te gaan.53 Dat alles neemt niet weg dat, met uitzondering var,t een korte periode in de jaren 1840 en I 850, Nederland in de negentiende eeuw zeer geruisloos afscheid heeft genomen van een systeem dat ook toen al lange tijd door sommigen als zeer inhumaan werd ervaren, maar toch zo'n tweeëeneenhalve eeuw in stand was gehouden ten dienste van de economische welvaart van Nederland. Nu,
56
De stauernij is afgeschafi
57
Noten 'Zie J. Postma, The Dutch in the Atkntic skae tradz (Cambridge 1990) en PC. Emmer, Dc Nederkndseheskanhandzl 1500-1850 (Amsterdam 2000). Dit betekent overigensniet dat na de formele afschafting van de slavenhandeldoor Nederland in l8l4 daarmee ook de import van Afrikanen in de Nederlandsekoloniën ophield. Tot in de jaren 1840 zïin alleen al in Suriname (halF)illegaalnog tienduizendenAfrikanen ingwoerd (zie PC. Emner, Engehnd"Nefurhnd, Afika m dz shuenhanful in dz negmtiendeenu (Ieiden 1974) 108-121, 135-136, en A. van Stipriaan, Suinazms contlast: rooÍbouu en ouerbaen in cen Caraibischepkntageholonie, 1750-1863 (kiden
':rEmmer, Engeknd Nedcrknd Afika (noor t), lg2-1g3. D Zie Itgêne,'Gekooide levens'(noot l9).
199, tD6-r07,3r4) 'ZieYrn Stipriaan,Strinaarnscontrast(noot l). , Een schip uitgereeddoor de Rotterdamsefirma Coopstaden Rochussen,de grootsteslavenhmdelaar na de West Indische Compagnie en de eveneensparticuliere Middelburgse Commercie Compagnie. GAR Collectie Hudig, 18. aZievoor dezn problematiekvan A. van Stipriaan,'Slavernijen de strijd om Áfro-Surinaamseidenll7 (2004) 522-542. ireit', Tijdschif nor Geschiedznis t Van Stipriaan,Surinaamscon*ast (noot 1), 372-375. ó lbidem, 316-319. 'Engeland schaftede slavernijafin 1834, Frankrijk en Denemarken in 1848, Nederland en de VS in 1863, de rest van Latijns-Amerika in de jaren 1870-1880. Zie voor de discussieover die late afschaffing: Gert Oostindie (ed,.),Fifu Tearshter: Antishueot cdPitdlitm dnd modtrnity in the Dutch orbtu (biden 1995). s Zie bijvoorbeeld Rodney Stark, For theglary of God (Princeton 2003) en Bernard lrwis, Raceand skaery in the Midàlz East (New York 1990). e Zie voor de geschiedenisvan de zwarte aanwezigheidin Nederland G. Oostindie en E. Maduro, In ha knd uan dt oaerhcoser lI. Antillianen en Sarinamm in Nedzrknd, 163411667'1954 (Dordrecht 1986) en A. Blakely, Bhchs in thc Duteh worlft The eaolution of racial imagery in a modernsociety(Bloomington 1993). 'o Zie Postma, The Dutch in theAthntic shue tradz (^oor 1), 10. rlZie hiervoor José A. Gonsalvesde Mello, Nednhnders in Brazilië (1624'1654) (Amsterdam 2001) 183. In 1630 stonden zelfsde leden van de Politieke Raad in NederlandsBrazilië nog afivijzend tegenoverde slavenhandel(ibidem 183). Maar niet lang daarnameldde de Hoge Raad aldmr 'Dat wij oock soo wel considererendat het betersoudesijn soo de ingenhosdoor blanckemenschen mochten bearbeytwerden, maerdar oock uyt Holland geeneapparentiesulckeilbeytsluyden te verwachten sijn, niet meer als uyt Portugal, soodat men hem van neg€rssal moeten dienen (ibidem 185).Yanaf 1637 werden door de WIC enige duizendenAÊikanen jaarlijks nar Brazilië vervoerd
'1TEigenlijkin 1808 al, aangaien Engeland het in dat jaar afschafte,ook in de Nederlandse koloniën, die als vijmdelijk grondgebiedhad bezet. a Geciteerdin Legêne,'Gekooide lwens'(noot l9), 2Sg. w.erd geen koninklijke goedkeuring gegevenaan de statuten van deze Maatschappij, zie ::Er Kuitenbrouwer,'De Nederlandseafschafiing'(noot 23), 76.
en als slaven tewerkgesteld. " Zie Postma, The Dutcb in theAtkntic shue tadz (noor l), ll, '3Ibidem. 10-22. 'o Tnals de Zierikzeesepredikant Udemans die slavenhandelin 'heidenen zonder meer gerechtvudigd vond en zich met dit standpunt (1640) nadrukkelijk richne tot de directiesvan VOC en 'WIC, zie Emner, Nedzrkndseskaenhandel(noot 1), 36. '5 Geciteerdin A.N. Paasman,Reinhart:Nedzrhndselitrataur enshrenij tm tijfu uanfuVnlichting (kiden 1984) 98-103. '6 Tnals ïn het hmdboek voor slavenhandelarenvan de ZeeuwsescheepsartsD.H. Gallandat. Zie hieruoor Emmer, Nedzrkndseslzuenhandzl(noot l), 33. '' Den Haag: Narionaal Archief,,Societeitvan Suriname, 510. en der inwoonderenvan Guinea " In de Nederlandsevertalingwerd dat: 'De zaakder neegerslaaven
58
De skuetnij is afgeschaf
59
" Zic R.Reinsma, Een merhuaardige episofu uit dc geschicdznisaan dz shumcmancipatie, 1863-1963 (Dcn Hag 1963) 6-7 en Midgley, Vomn againstshuery(noor23). i'Van Van Hoëvells boekverscheenal binnen een jaar een tweededruk. Cohen Stuart, De uijnahinguan onzeshuez (noot 31), 19, steldein1857: 'De romanheldenvan den UncleTom zijn historischepetsonengeworden,die leven en wetken zuLlenin de geschiedenismeer dan menige beroemde naam.' rr Zie Cohen Stuart, Da aijmahinguan onzt shucn (noot 31), 3 en l9-20). ''Zie Malit lrnders, 'Veldadigheid als vrouwenplicht, Skipt 2 (1989) l2l-127, I4ène, 'Gekooide levens'(noot 19) en Jonas, Vrotwen n dz afchffing(noot 23). Afgezienvan de acrieve vrouwen van de eerste abolitionistische gol[, het Rotmdam Izdics Anti-Skuety Comtnittec en de handtekeningenactiein 1855 geleid door mevrouw Looman, was er in 1856 ook nogeen Dzmes Comitec ter Beaorderingaan dt Eaangclianrhondiging m fu Afichaffng uan dt Shuenij in S*inamc opgericht en geleid door Ánna Bergendahl; zie hiervoor het artikel van Maartje Jansein dit nummer. í Zie JozeFP.Siwpersad,Dc Nederhndsc rcgerizgn dc afchafing aan de Suinaaree skucnij (1833I 863) (Gronin$en 1979). 37Geciteerdin Kuitenbrouwer, 'De NederlandseaÊchaffing (noot 23), 88-89. a lbidem. 3'Ibidem, 86. * Cohen Stuart, Da arijtnahing uan onzcskum (noot ll), 6. {'Zie b.v.J.M. van Winter, 'De openbaremening in Nederland over de aÊchafing der slavernij', Ve* Indische Gids 34 (1953\ 6L-90. € C. Schwartz, Vijkting n aijnaleing dzr Skuen in dt Kolonie Stànamc. Uitgcsprokcnin & IQrh dcr Vaemigdc Doopsgezindt Gcmecntcte Amsurdam, bij gchgmhei.d uan dcn danhstond uan 3 Dccembet 1862 [...] tn uoordtcb dcr zcnding aan de Moraaischc Bmedas in VcstJndi; (Amsterdam 1862). " J.M.E. Dercksen,Skaernij m aijhei4 ecnztng dzstijds (kyden 1863). { C.K Kesler, 'Naar aanleiding van "De Neger en zijne culruurgeschiedcnis"', Ve* Indischc Già 9 0927\ 67. atZie A. van Stipriaan, 'July I, Emancipation Day in Suriname: A contested liat dz mlmoirc, 18632003' , Ncu Vl'cstIndizn &idr 78 (2OOq 3 A 4. i6 Henriëtte Conradi, 'De koloniale vrouw in W'est-Indie'in: Jkvr. A. van Hogendorp e.a,, Vanarouumhm, 1813-1913. Onruihhelingsgangaan hct huen at uerkcn drr uroaw in Nedahnd n de hohzr'à (Groningenl9l3) 208 e.v). tt Het idee dat de echte, dat wil zcggen, ergsre vorm van slavernij vooral iets was van witte Amerikanen bestond al ten tijde van de afschaffing. Zieb.v. C. Schwartz, Vijnahing n urijhting fur Skum in dz lhhnie Surinamc. Uitgcsprohm in & IGrh dcr Vnnigdz Doopsgczinfu Gernemtctc Amsardtm, bij gehgnheid aan dtn dznlamnd uan i Deccmbcr 1863 [...] tm uoordtch aan de MoraaischeBroefur in Vett-Indië (Amsterdam 1862) 8-9. {EBenedict Anderson, Imagined communitics: An inquiry into the oigins and spreadof nationalism (London 1991). {'Respectiwelijk Dc Gromc Atnswdzmmer (31-08-1929), Ha Vaàrhnd (30 juni 1938) en Hct Parool(29juni 1963). s V.R Menkman, 'Slavernij slavenhandel- emancipade',WestIndbche Gidt 34 (1g53) ttl. t'J. Felhoen lGaal, 'Slavenbrandmerken',\YcstIndischcG;ds32 (1951) 103-105. Zij verwijst naar Gilbeno Freyre, Rudolf van Lier en Gunnar Myrdal. t'Dit nieuwe perspectiefop de emancipade lcwam voor het eerst naaÍ voren in onder andere M. Craton, Thting the ehains: Rcsisunceto skaery in the Bitish Vcst Indics (Ióae 1982) en is op
60
De skuetnij is afgeschafi
61