Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf Keppelseweg 56 6999 AR Hummelo
ZIEKTEBELEID STICHTING SPELENDERWIJS IJSSELGRAAF
2016
Inhoud 1.
Inleiding .............................................................................................................................. 3
2.
Zieke kinderen in de peuterspeelzaal/BSO ........................................................................ 4 2.1
3.
Een ziek kind ................................................................................................................ 4
2.1.1
Ziek worden tijdens het verblijf op de peuterspeelzaal/BSO .............................. 4
2.1.2
Wanneer moeten de ouders worden gewaarschuwd? ....................................... 5
2.1.3
Wanneer wordt er een huisarts, ziekenhuis of tandarts ingeschakeld? ............. 5
2.1.4
Gezondheid van de andere kinderen ................................................................... 6
2.1.5
Wering van kinderen ............................................................................................ 6
2.1.6
Procedure bij afmelden van het kind ................................................................... 6
Personen met een verhoogd risico .................................................................................... 6 3.1
Kinderen met chronische ziekten of een stoornis in de afweer ................................. 6
3.2
Risico’s voor volwassenen ........................................................................................... 7
4.
Chronische ziekten en aandoeningen ................................................................................ 7
5.
Medicijnverstrekking op verzoek ....................................................................................... 8
6.
Inentingen .......................................................................................................................... 9
7.
Wanneer wordt de GGD ingeschakeld? ............................................................................. 9
8.
Informatie infectieziekte .................................................................................................... 9
9.
Overleg en advies ............................................................................................................... 9
10.
Wettelijk verplichte melding van infectieziekten ........................................................... 9
Bijlage 1 .................................................................................................................................... 11 Infectieziekteregistratie ....................................................................................................... 11 Bijlage 2 .................................................................................................................................... 12 MEDICIJNVERSTREKKINGSVERKLARING ............................................................................... 12 Literatuurlijst ............................................................................................................................ 13
2
1. Inleiding Alle kinderen worden wel eens ziek of dreigen ziek te worden. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen en een goed hygiënebeleid moeten wij er rekening mee houden dat het samenkomen in groepen op jonge leeftijd een verhoogd risico op infectie met zich mee kan brengen. Tevens zijn kinderen die zich niet lekker voelen vaak uit hun ritme en vragen meer aandacht en verzorging. De peuterspeelzaal of de BSO is dan geen geschikte ruimte om uw kind naar toe te brengen. Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf heeft richtlijnen vastgesteld hoe te handelen bij zieke kinderen, volgens het rapport ‘Gezondheidsrisico’s in een kindcentrum of peuterspeelzaal’ (2014) van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. De belangrijkste zaken uit het rapport zijn in dit beleid vermeld. U kunt het volledige rapport downloaden via de volgende link: Peuterspeelzaal http://www.vggm.nl/ggd/jeugd_en_gezondheid/voor_scholen/handboek_gezondheidsrisico en_08217_s BSO Voor onze BSO verwijzen wij naar onderstaande link en dan kiezen voor Gezondheidsrisico’s in een basisschool en buitenschoolse opvang. http://www.vggm.nl/ggd/jeugdgezondheidszorg/voor_scholen/handboek_gezondheidsrisicoen_08217_s
Medewerkers en ouder(s)/verzorger(s) kunnen tevens in bovenstaand handboek informatie over alle voorkomende infectieziekten opzoeken. Bij elke ziekte staat beschreven hoe je de ziekte kunt krijgen, waar je als medewerker / ouder(s)/verzorger(s) op moet letten, of melding van de ziekte bij de GGD nodig is en of een kind met deze ziekte op de peuterspeelzaal/BSO mag komen.
3
2. Zieke kinderen in de peuterspeelzaal/BSO 2.1
Een ziek kind
Volgens het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.14) is een peuterspeelzaal of BSO niet berekend op de opvang van zieke kinderen. Ziekte is echter een rekbaar begrip waardoor soms discussies ontstaan of een kind met ziekteverschijnselen wel naar de peuterspeelzaal mag of thuis moet blijven. Bij de beslissing hierover zijn twee aspecten bepalend: namelijk het welbevinden van het zieke kind zelf en de gezondheid van de andere kinderen van de groep. Wij hebben daarom de volgende criteria geformuleerd: Een kind is ziek als het 38 graden of meer koorts heeft en/of zich ziek voelt, pijn heeft, hangerig en huilerig is en veel extra aandacht nodig heeft en/of als de ziekte besmettingsgevaar oplevert voor anderen. Een kind dat ziek is hoort niet op de peuterspeelzaal of BSO, maar thuis. In de drukke omgeving van de peuterspeelzaal/BSO kan het niet de aandacht krijgen die het kind op dat moment nodig heeft en het voelt zich dan nog ongelukkiger. Bovendien gaat het ten koste van de aandacht voor de andere kinderen. De kans op besmetting is door de omvang van de groep bovendien groot, daardoor kunnen kinderziekten op jongere leeftijd voorkomen dan gebruikelijk is. Het is daarom belangrijk dat van een kind, dat de peuterspeelzaal bezoekt, op het inschrijfformulier wordt aangegeven of het kind wel of geen inentingsprogramma volgt. De actuele richtlijnen van de GGD worden gehanteerd bij het bepalen of een kind bij ziekte thuis dient te blijven. Een kind dient een dag zonder koorts te zijn als het weer gebracht wordt. Wanneer het kind weer op de peuterspeelzaal/BSO aanwezig is neemt de leidster aan dat het gezond genoeg is om ook mee naar buiten te gaan. Het kind moet in zoverre in orde zijn dat het weer mee kan doen aan het normale ritme van de dag. Als een kind gedurende de dag ziek wordt, wordt door de leiding met de ouders/verzorgers overlegd over de te nemen maatregelen. ( zie hoofdstuk 2.1.1) Het kan voorkomen dat een kind bepaalde medicijnen toegediend moet krijgen. Dat is op de peuterspeelzaal/BSO alleen mogelijk wanneer dit medisch verantwoord is en wanneer het per abuis niet correct toedienen van de medicatie geen schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van het kind. U dient hiervoor een medicijnverstrekkingsverklaring te ondertekenen. Het verrichten van medische handelingen – al dan niet eenvoudig – door de leidster is niet toegestaan. Voor verdere informatie zie hoofdstuk 5 van dit document. Het kan in spoedgevallen nodig zijn medische hulp in te roepen of met het kind naar een arts of een ziekenhuis te gaan. Dit zal gebeuren door de leidster en zo mogelijk naar de huisarts van een kind. De ouder/verzorger wordt hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht. De leidsters hebben allemaal een BHV-cursus gevolgd, hetgeen jaarlijks verplicht wordt herhaald. 2.1.1 Ziek worden tijdens het verblijf op de peuterspeelzaal/BSO Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.14) zegt het volgende over het ziek worden tijdens het verblijf op de peuterspeelzaal/BSO: Een kind dat hoge koorts heeft, regelmatig overgeeft of pijn lijdt, zal zich niet prettig voelen in een groep. Het heeft behoefte aan rust, verzorging en extra aandacht en
4
kan het beste in een huiselijke omgeving worden opgevangen. Daarentegen kan een kind met lichte ziekteverschijnselen zoals een snotneus of huiduitslag meestal wel meedoen in de groep. Het ongemak dat het van deze verschijnselen heeft hoeft op de peuterspeelzaal/BSO niet erger te zijn dan thuis. In twijfelgevallen is het zinvol om het kind gericht te observeren: Speelt en gedraagt het kind zich zoals je van hem of haar gewend bent? Praat het kind zoals je gewend bent? Reageert het op wat je zegt of doet? Voelt het warm aan? Huilt het vaker of langer dan anders? Heeft het regelmatig een natte luier? Gaat het naar de wc en wat is het resultaat? Wil het steeds liggen of slaapt het meer dan anders? Klaagt het kind over pijn? Niet elke gedragsverandering wordt door ziekte veroorzaakt en het is ook niet de bedoeling dat je als beroepskracht een diagnose gaat stellen. Het gaat erom dat je kunt beslissen of het kind op de groep kan blijven, of je de ouders moet waarschuwen, of dat je misschien zelfs direct een arts moet inschakelen. 2.1.2 Wanneer moeten de ouders worden gewaarschuwd? Wij zullen de ouders/verzorgers altijd telefonisch informeren als het kind ziek is. Indien nodig vragen wij om het kind zo spoedig mogelijk op te komen halen. Bij twijfel zullen de pedagogisch werkers met de ouders/verzorgers overleggen en afspraken maken. Kinderen met koorts, 38 graden of meer, worden op de groep te rusten gelegd en zo luchtig mogelijk toegedekt, in afwachting van verdere maatregelen, zoals opgehaald worden of een bezoek aan de huisarts. 2.1.3 Wanneer wordt er een huisarts, ziekenhuis of tandarts ingeschakeld? Alleen als er sprake is van een ongeval of een andere medische noodsituatie, gaan de pedagogisch medewerkers met het kind naar de dokter of het ziekenhuis. De ouders/verzorgers worden gebeld. In alle andere gevallen gaan wij er vanuit dat de ouder/verzorger, na te zijn gebeld, hier zelf voor zorg draagt. Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.15) zegt: “Alleen als er acuut gevaar dreigt, schakelt men vanuit de peuterspeelzaal/BSO direct een arts in. Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn: een kind dat het plotseling benauwd krijgt; een kind dat bewusteloos raakt of niet meer op aanspreken reageert; een kind met plotselinge hoge koorts; een kind dat plotseling ernstig ziek lijkt; ongevallen. Om ongeregeldheden te voorkomen, is het noodzakelijk dat in het team is afgesproken wie de arts waarschuwt, wie bij het zieke kind blijft en wie de groep opvangt. Dit wordt ter plekke besloten. Is de huisarts niet bereikbaar dan wordt er niet geaarzeld in deze
5
noodsituaties een ambulance te bellen. Hierbij wordt duidelijk de naam en het adres van de peuterspeelzaal vermeld.” 2.1.4 Gezondheid van de andere kinderen Bij enkele besmettelijke ziekten - die ernstig kunnen verlopen - mag het zieke kind niet naar de peuterspeelzaal/BSO komen, omdat dan het risico voor de andere kinderen en beroepskrachten om ook besmet te worden te groot is. Dit tijdelijk niet toelaten van zieke kinderen vanwege het besmettingsrisico voor anderen wordt 'wering' genoemd. Wering is alleen zinvol als besmetting van de andere kinderen nog niet heeft plaatsgevonden en niet op een andere manier te voorkomen is. Het weren van deze kinderen gebeurt in overleg met de GGD. 2.1.5 Wering van kinderen Een kind met een besmettelijke aandoening of ziekte mag niet op de peuterspeelzaal/BSO komen zolang het besmettelijk is. U dient dit te melden bij de leidsters van de betreffende peuterspeelzaal/BSO. Vanaf hoofdstuk 17 van het rapport ‘Gezondheidsrisico’s in een kindcentrum of peuterspeelzaal’, september 2014, kunt u lezen welke ziektes er zijn en of uw kind dan wel of niet welkom is op de peuterspeelzaal/BSO. De leiding overlegt zo nodig met de GGD, afdeling infectieziektebestrijding. De GGD vraagt, met toestemming van de ouders/verzorgers, eventueel informatie op bij de huisarts. De GGD adviseert maatregelen afhankelijk van de ziekte: - Ziek kind niet toelaten vanwege risico voor overige kinderen, dit wordt 'weren' genoemd. - Ziek kind laten behandelen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. - Ouders van andere kinderen informeren over de ziekte, zodat zij alert kunnen zijn op verschijnselen. - Overige kinderen uit voorzorg medicijnen voor te schrijven of te laten vaccineren. Vaak zijn er geen bijzondere maatregelen noodzakelijk. 2.1.6 Procedure bij afmelden van het kind Graag horen wij vóór 8.15 uur of uw kind ziek is en niet naar de peuterspeelzaal/BSO kan komen. Mocht er sprake zijn ven een besmettelijke aandoening of ziekte, wilt u dit dan expliciet vermelden?
3. Personen met een verhoogd risico 3.1
Kinderen met chronische ziekten of een stoornis in de afweer
Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.15) zegt het volgende over kinderen met chronische ziekten: Omdat in peuterspeelzalen/BSO regelmatig besmettelijke ziekten voorkomen, is het goed te weten of in de groep kinderen zijn die extra risico lopen om ernstig ziek te worden als zij een infectie oplopen. Dit kan het geval zijn bij bepaalde ernstige chronische ziektes of bij een stoornis in de afweer. Per kind worden dergelijke medische bijzonderheden vastgelegd. Ouders kunnen dan gewaarschuwd worden als er infectieziekten geconstateerd zijn die voor hun kind een bijzonder risico geven. Zij
6
kunnen dan in overleg met de behandelend kinderarts eventueel voorzorgsmaatregelen nemen of hun kind tijdelijk thuis houden.
3.2
Risico’s voor volwassenen
Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.16) zegt het volgende risico’s voor volwassenen: Er zijn enkele infectieziekten die bij volwassenen een verhoogd risico geven. Bij zwangere vrouwen kan met name rodehond, waterpokken en de vijfde ziekte de kans op een miskraam of aangeboren afwijkingen bij het kind vergroten. Voor mannen kan de bof een gezondheidsrisico zijn. Ook mensen met een verminderde afweer kunnen een verhoogd risico hebben bij bepaalde ziekten. Voor deze ziektes geldt dat als je de infectie hebt doorgemaakt je er de rest van je leven tegen beschermd bent. Er is dan dus ook geen risico meer voor de zwangerschap. Als je ingeënt bent tegen rodehond is er een kans dat je niet (voldoende) antistoffen hebt. Als een verdenking van een van de genoemde ziektes zich voordoet op de peuterspeelzaal kan men met de GGD overleggen over het verdere beleid. De GGD zal nagaan of het daadwerkelijk om de betreffende ziekte gaat en zo nodig verdere maatregelen adviseren. Beroepskrachten die zwanger willen worden, kunnen eventueel, in overleg met de Arbo-arts of eigen huisarts, bloedonderzoek laten verrichten om vast te stellen of zij tegen bovengenoemde ziektes beschermd zijn.
4. Chronische ziekten en aandoeningen Als een kind een chronische aandoening of ziekte heeft/blijkt te hebben waardoor veel extra aandacht en zorg van de groepsleiding nodig is, zal de Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf in overleg met de ouders beoordelen of deze vereiste extra zorg gegeven kan worden en derhalve of het kind gebruik kan (blijven) maken van de peuterspeelzaal. Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf staat de pedagogisch medewerkers niet toe beroepsmatig risicovolle medische handelingen (voorbehouden handelingen en afgeleide medische handelingen; Wet BIG) uit te voeren, omdat de benodigde deskundigheid niet gegarandeerd kan worden. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers hier extern een praktische oplossing voor te vinden, alvorens het kind (weer) gebruik maakt van de peuterspeelzaal (bv. prikpost, thuiszorg). Als uit deze maatregel extra kosten voortvloeien worden deze door de ouder zelf gedragen. Als er geen oplossing kan worden gevonden, wordt de opvang van het kind (verder) geweigerd. De ouder/verzorger informeert Stichting SpelenderWijs op het inschrijvingsformulier over de ziekte of aandoening van het kind. Indien de aandoening/ziekte zich pas later openbaart informeert de ouder zo spoedig mogelijk de leidinggevende van de vestiging. Als, alle aspecten in redelijkheid overwegende, door Stichting SpelenderWijs tot plaatsing wordt overgegaan/de plaatsing wordt gecontinueerd, worden de afspraken die over de zorg voor het kind zijn gemaakt opgenomen als bijlage bij de plaatsingsovereenkomst.
7
5. Medicijnverstrekking op verzoek Als een kind tijdens het verblijf op de peuterspeelzaal/BSO medicijnen toegediend moet krijgen door de pedagogisch medewerkers, zijn de ouders/verzorgers verplicht een medicijnverstrekkingsverklaring te ondertekenen. (Zie bijlage 2) Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.17) zegt het volgende over het geneesmiddelenverstrekking op verzoek: Kinderen krijgen soms geneesmiddelen of andere middelen (bijvoorbeeld zelfzorgmiddelen) voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook gedurende de tijd dat zij op het kindercentrum zijn. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld ‘pufjes’ voor astma, antibiotica of zetpillen bij toevallen. Ouders/verzorgers vragen het kindercentrum of de beroepskracht deze middelen aan hun kind willen geven. Laat ouders/verzorgers vooraf schriftelijk toestemming geven. Meestal gaat het om middelen die, bij onjuist gebruik, tot schade van de gezondheid van het kind kunnen leiden. Leg de volgende zaken schriftelijk vast: o Om welke geneesmiddelen het gaat; o Hoe vaak het gegeven moet worden; o In welke hoeveelheden; o Op welke manier de geneesmiddelen gebruikt moeten worden; o De periode waarin de geneesmiddelen moeten worden verstrekt; o De wijze van bewaren en opbergen; o De wijze van controle op de vervaldatum. Door het vastleggen van deze gegevens verduidelijken ouders/verzorgers wat zij van het kindercentrum verwachten en het kindercentrum weet op hun beurt precies wat zij moeten doen en waar zij verantwoordelijk voor zijn. Wanneer het gaat om het verstrekken van geneesmiddelen gedurende een lange periode moet regelmatig (afhankelijk van het ziektebeeld) met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende geneesmiddelgebruik op het kindercentrum. Enkele praktische punten:
Neem de geneesmiddelen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het betreffende kind. Laat de ouders een nieuw geneesmiddel altijd eerst thuis gebruiken. Lees goed de bijsluiter zodat u op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het geneesmiddel. Noteer, per keer, op een aftekenlijst dat u het geneesmiddel aan het betreffende kind gegeven heeft. Controleer de uiterste gebruiksdatum voor toediening.
8
6. Inentingen Kinderen die niet zijn ingeënt lopen een risico. De GGD verzoekt Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf bij te houden welke kinderen wel en welke niet zijn ingeënt. Tijdens oudergesprekken wordt dit gecheckt.
7. Wanneer wordt de GGD ingeschakeld? Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.17) zegt het volgende over het inschakelen van de GGD: Eén van de taken van de GGD is de bestrijding van infectieziekten. Artsen en verpleegkundigen van de GGD behandelen zelf meestal geen patiënten. Zij verrichten ‘bron- en contactonderzoek’; zij onderzoeken bijvoorbeeld waar iemand de ziekte heeft opgelopen, wie nog meer besmet zijn en wat men kan doen om te voorkomen dat meer mensen ziek worden. Zo kan de GGD adviseren bij een geval van hepatitis A de andere kinderen van de groep en de beroepskrachten tegen deze ziekte te vaccineren. Daarnaast geeft de GGD voorlichting over de ziekte en adviezen over hygiënemaatregelen.
8. Informatie infectieziekte Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.17) zegt het volgende over informatie infectieziekten: Als men meer wil weten over een bepaalde infectieziekte kan men contact opnemen met de GGD, afdeling Infectieziekten. Het nummer van de lokale GGD kan opgezocht worden via www.ggd.nl (via de zoekfunctie ‘Vind een GGD bij u in de buurt’).
9. Overleg en advies Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.17) zegt het volgende over kinderen met chronische ziekten: Als zich op de peuterspeelzaal een ziekte voordoet waarbij geadviseerd wordt ouders van de andere kinderen te waarschuwen of het zieke kind van het kinderdagverblijf te weren dan wordt er eerst overlegd met de GGD. De GGD neemt dan met toestemming van de ouders contact op met de behandelend arts en bepaalt vervolgens of de maatregelen echt nodig zijn. Als de andere ouders geïnformeerd moeten worden, zorgt de GGD voor een informatiebrief. De brief wordt verspreid door de peuterspeelzaal.
10.
Wettelijk verplichte melding van infectieziekten
(Artikel 26 van de Wet publieke gezondheid) Het landelijk centrum Hygiëne en Veiligheid (2014, p.15) zegt het volgende over verplichte vermelding van infectieziekten:
9
In het geval van het optreden van een infectieziekte dienen er maatregelen te worden getroffen om te voorkomen dat de infectieziekte zich verder verspreidt. Hoe eerder hierbij maatregelen worden genomen, des te kleiner is het eventuele gevolg. Meld binnen een werkdag het optreden van een ongewoon aantal van de hieronder genoemde aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard, zowel bij cliënten als personeel op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid1, bij de plaatselijke GGD: - Acute maag- en darmaandoeningen; - Geelzucht; - Huidaandoeningen; - Andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hersenvliesontsteking of meerdere gevallen van longontsteking in korte tijd. Verzamel, indien er een vermoeden is van één van de bovenstaande ziektebeelden, de volgende gegevens van de zieken: Volledige persoonsgegevens; Aard, ernst en verloop van de klachten; Datum eerste ziekteverschijnselen; Vermoeden van meerdere besmettingen; Eventueel bekende bron. Bepaal, in overleg met de arts infectieziektebestrijding van de plaatselijke GGD, welke maatregelen er moeten worden genomen. De Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) beschikt over draaiboeken, stappenplannen en richtlijnen over verschillende infectieziekten. Deze zijn te raadplegen op: http://www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/.
1 http://wetten.overheid.nl zoeken op Wet publieke gezondheid Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal september 2014
10
Bijlage 1 Infectieziekteregistratie Doel van de registratie is infectiepreventie: het voorkomen van het ontstaan, het vermenigvuldigen en het overbrengen van ziekmakende micro-organismen. Dit doel wordt gerealiseerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • Het uitvoeren van een adequaat voedsel-hygiënebeleid; • Het uitvoeren van een adequaat hygiënebeleid m.b.t. lichamelijke verzorging en de schoonmaak van inventaris, speelgoed en ruimten. • Uitvoeren van de meldingsplicht, als omschreven in de Wet infectieziekten van 1 april 1999. Deze wet beoogt de bevolking tegen verspreiding van besmettelijke ziekten te beschermen. Een belangrijk onderdeel van de wet vormt de verplichte melding van besmettelijke aandoeningen aan de GGD. Deze meldingsplicht geldt ook voor de kinderopvang. De leidinggevende is verantwoordelijk voor de melding bij de GGD van een ongewoon aantal zieken. Deze melding wordt bovendien bij het servicebureau en de collega’s binnen de Stichting SpelenderWijs IJsselgraaf gedaan. Het gaat hierbij zowel om aandoeningen die door medici vastgesteld kunnen worden als om aandoeningen die door niet-medici worden vastgesteld. Voorbeelden van de laatste soort zijn diarree, geelzucht en huidaandoeningen. Procedure: diarree wordt gemeld indien meer dan één derde deel van de groep in één week klachten heeft; geelzucht wordt gemeld bij één geval; huiduitslag (vlekjes) wordt gemeld bij twee of meer gevallen binnen twee weken in dezelfde groep; schurft wordt gemeld bij drie gevallen in dezelfde groep; andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard worden gemeld: denk hierbij aan meerdere gevallen van bijvoorbeeld longontsteking of hersenvliesontsteking in korte tijd. Meer informatie is te verkrijgen via
[email protected] of 035 – 692 62 22
11
Bijlage 2 MEDICIJNVERSTREKKINGSVERKLARING Ondergetekenden verklaren dat bij: Naam kind: ______________________________de volgende medicijnen toegediend dienen te worden c.q. de volgende handelingen dienen te worden verricht tijdens de opvang2: Naam medicijn:
___________________________
Bewaarplaats: Koelkast of andere plaats
___________________________
Houdbaar tot en met (houdbaarheidsdatum)
___________________________
Verstrekking van (begindatum) ______________ tot (einddatum) ______________ Dosering (per keer)____________ mg / ml / tablet(ten)* Uur
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Bijzondere aanwijzingen (Bijv. ……..uur voor / na de maaltijd; niet met melkproducten, zittend, op schoot e.d.
Wijze van toediening (Bijv. via mond / neus / oog / oor / huid / anaal)
Voor akkoord, Plaats en datum: Handtekening ouder/verzorger: 2
Het kan voorkomen dat een kind bepaalde medicijnen toegediend moet krijgen. Dat is op de peuterspeelzaa/BSO alleen mogelijk wanneer dit medisch verantwoord is en wanneer het per abuis niet correct toedienen van de medicatie geen schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van het kind. Het verrichten van medische handelingen – al dan niet eenvoudig – door de leidster is niet toegestaan.
12
Literatuurlijst
GGD. (2014). Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid, gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal (0-4 jarigen) versie september 2014. Gedownload op 12 september 2014 van: http://www.vggm.nl/ufc/file2/hgm_internet_sites/unknown/00a46b955471bfd4be6 c6bb8b32bcb0c/pu/Gezondheidsrisico_s_in_een_kindercentrum_of_peuterspeelzaal _0_4.pdf
13