Stichting Pensioenfonds TNO
Jaarverslag 2013
Stichting Pensioenfonds TNO
Stichting Pensioenfonds TNO Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk Telefoon: 070 - 4138602 Telefax: 070 - 4138620 E-mail:
[email protected] Website: www.pensioenfondstno.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41150258
Verslag over het boekjaar 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013
2
Inhoud
Inhoud
Pagina Voorwoord 5 2013 in hoofdlijnen 7 Fondskarakteristieken Meerjarenoverzicht 11 Organisatie (situatie in 2013) 13 Profiel 15 Verslag van het Bestuur Bestuurszaken 17 Beleggingen 28 Risicobeheer 38 Pensioenbeheer 44 De uitvoeringsorganisatie 48 Uitvoeringskosten 50 Vooruitblik 51 Medezeggenschap, verantwoording en toezicht Verantwoordingsorgaan 55 Bestuursreactie 57 Visitatiecommissie 58 Bestuursreactie 59 Jaarrekening Balans 62 Staat van baten en lasten 64 Kasstroomoverzicht 66 Grondslagen 67 Toelichting op de balans 70 Toelichting op de staat van baten en lasten 76 Risicoparagraaf 81
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
3
Inhoud
Pagina Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum 89 Resultaatbestemming 89 Uitvoering 89 Actuariële verklaring 90 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 91 Bijlagen Aangesloten werkgevers 93 Begrippenlijst 94
4
Voorwoord
Voorwoord Eind 2013 is de dekkingsgraad uitgekomen op 110,1%, ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2%. Het fonds is daarmee uit dekkingstekort en het kortetermijnherstelplan is hiermee succesvol afgerond. Wel is een langetermijnherstelplan nog steeds van kracht, omdat het fonds nog niet de vereiste dekkingsgraad van 115,2% heeft bereikt. Die situatie moet zijn bereikt binnen de resterende termijn van tien jaar, die voor het langetermijnherstelplan staat. De financiële markten stonden dit jaar in het teken van een lang verwacht economisch herstel en daarmee hoge rendementen bij de beleggingen in aandelen. Echter, daar tegenover stonden koersverliezen in de obligatieportefeuilles, veroorzaakt door een stijgende rente. Voor de totale beleggingsportefeuille werd daardoor een beperkt positief beleggingsresultaat behaald van 2,34%. De stijging van de rente pakte gunstig uit voor de waardebepaling van de pensioenverplichtingen, zodat per saldo de dekkingsgraad, de belangrijkste graadmeter voor de financiële gezondheid van het fonds, is gestegen. De dreigende situatie op het verlagen van de pensioenen is voor 2013 afgewend. In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen van kracht geworden, die de mogelijke bestuursmodellen voor pensioenfondsen beschrijft. Het Bestuur heeft daarover de voorkeuren van belanghebbenden bij het fonds gepeild. Zij hebben positief gereageerd op het voorstel van het Bestuur om het huidige paritaire model voort te zetten en consequent uit te werken. In het verslagjaar is geen duidelijkheid gekomen over de inrichting van het nieuwe pensioencontract. Het wetsvoorstel daartoe wordt pas in de loop van 2014 verwacht. Wel is het fiscale kader voor pensioenen versoberd en de ingangsdatum van de AOW gewijzigd. Hierop is het pensioenreglement per 1 januari 2014 aangepast. Ten slotte kan het Bestuur melden dat de uitbesteding van de pensioenadministratie in 2013 een belangrijke mijlpaal heeft bereikt, nu deze bij AZL is ingericht. De afronding daarvan ligt op schema. Met dit verslag legt het Bestuur over het afgelopen jaar verantwoording af aan de aangesloten werkgevers, (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, alsmede aan de toezichthouders, zoals De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Het Bestuur bedankt daarbij allen die zich met veerkracht hebben ingezet voor de behaalde resultaten.
Rijswijk, 10 juni 2014
Namens het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds TNO
ir. D. Ph. Schmidt Voorzitter
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
5
6
Hoofdlijnen
2013 in hoofdlijnen Visitatiecommissie In het najaar van 2013 heeft de Visitatiecommissie in opdracht van het Bestuur een visitatie gehouden over: 1. de beleids- en bestuursprocedures en -processen; 2. het systeem van checks en balances binnen het fonds; 3. de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; 4. hoe het Bestuur omgaat met de risico’s op de langere termijn.
Hoofdlijnen
Op verzoek van het Bestuur heeft de Visitatiecommissie daarbij specifiek ook beoordeeld: a. de kwaliteit van de bestuurlijke besluitvorming bij de uitbesteding van de pensioenadministratie per 1 januari 2013; b. de wijze waarop het Bestuur invulling heeft gegeven aan de governancestructuur bij het fonds, die nu mede vormgegeven is door het werken met vaste bestuurscommissies; c. het bestuurlijk handelen in de beleids- en bestuursprocessen ten aanzien van de kostenbeheersing bij het pensioenfonds. Het oordeel van de Visitatiecommissie en de bestuursreactie zijn verderop in dit jaarverslag opgenomen. Dekkingsgraad Dekkingsgraad De dekkingsgraad kwam ultimo december 2013 uit op 110,1% versus 104,8% eind 2012. De stijging van de dekkingsgraad werd met name veroorzaakt door een stijging van de rente volgens de rentetermijnstructuur, waardoor de waarde van de pensioenaanspraken daalde met € 101 miljoen van € 2,440 miljard naar € 2,339 miljard. Verlagen van de pensioenen (kortetermijnherstelplan 2009-2013) –– In het kortetermijnherstelplan streefde Pensioenfonds TNO naar een dekkingsgraad die eind 2013 minimaal moest uitkomen op 104,2%. Als dit niet zou worden bereikt, dan zouden de pensioenuitkeringen en de opgebouwde pensioenaanspraken moeten worden verlaagd. In werkelijkheid is dit 110,1% geworden. Dit betekent dat het fonds de pensioenuitkeringen en de opgebouwde pensioenaanspraken niet hoeft te verlagen. –– Het langetermijnherstelplan (2009-2023) is nog steeds van toepassing, omdat de dekkingsgraad van 110,1% nog onder de vereiste dekkingsgraad van 115,2% ligt. Rendement In 2013 bedroeg het rendement van de totale beleggingsportefeuille van het fonds 2,34%. Dit resultaat is lager dan de interne benchmark die een stijging liet aantekenen van 3,72%. Per saldo steeg de waarde van de bezittingen van € 2,564 miljard eind 2012 naar afgerond € 2,577 miljard eind 2013, een stijging van € 13 miljoen; dit is het saldo van een positief rendement op de beleggingen en hogere pensioenuitkeringen dan ontvangen pensioenpremies. Toeslag In 2013 is geen toeslag toegekend. De algemene salarismaatregel in 2014 is, net als in 2013, door de Raad van Bestuur van TNO vastgesteld op nul procent. Hierdoor wordt er ook in 2014 geen toeslag verleend op de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. Verwachtingen De eerstkomende jaren zullen de pensioenen naar verwachting niet of maar in geringe mate worden verhoogd.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
7
Hoofdlijnen
Hoofdlijnen
Pensioencontract Pensioenfonds TNO is één van de 11 pensioenfondsen die heeft meegedaan in de schaduwgroep van de pilot van het ministerie van SZW voor het invaren van reeds opgebouwde pensioenrechten in een nieuw pensioencontact ter voorbereiding van nieuwe wetgeving terzake. Er zijn door het fonds ALM-studies uitgevoerd naar een reëel en een nominaal contract en de uitkomsten zijn besproken in het Bestuur. De Pensioenfederatie heeft op basis van de pilot een voorstel voor een tussenvorm aan de Staatssecretaris gedaan. De Staatssecretaris is, na aanvankelijk eerder aangekondigde planningen, thans voornemens om in de loop van de eerste helft van 2014 het wetsvoorstel wijziging financieel toetsingskader pensioenfondsen, met de kaders voor een nieuw pensioencontract, ter behandeling naar de Tweede Kamer te sturen. Pensioenfonds TNO heeft zich in 2013 goed voorbereid op de mogelijke veranderingen ten gevolgen van het nieuwe pensioencontract. Bij de kick-of van de invaarpilot bij SZW heeft het Bestuur van ons fonds een presentatie mogen geven over de aanpak bij ons fonds. DNB heeft in 2013 een tweetal seminars georganiseerd (voor grote en kleinere fondsen) waarin pensioenbestuurders werden ingelicht over de te nemen stappen om te komen tot een nieuw pensioencontract. Pensioenfonds TNO heeft op verzoek van DNB op deze seminars een presentatie verzorgd. Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen In juli 2013 heeft de Eerste Kamer de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen aangenomen. Deze wet versterkt het Bestuur en intern toezicht bij pensioenfondsen, verzwaart de geschiktheidseis voor (mede-)beleidsbepalers en waarborgt een evenwichtige belangenafweging. De toegenomen complexiteit van het besturen van een pensioenfonds vraagt om een adequate organisatiestructuur én deskundige bestuurders én interne toezichthouders die controle op de organisatie kunnen houden. Deze wet is erop gericht dat het Bestuur meer ‘in control’ kan zijn, zodat het Bestuur goed kan bijsturen en corrigeren indien nodig. Bestuursmodel, voortzetting huidige paritaire model Het Bestuur van Pensioenfonds TNO heeft besloten uit de vijf mogelijke bestuursmodellen te kiezen voor het paritaire bestuursmodel. Dit bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Daarmee handhaaft het Bestuur het huidige model dat eveneens uit vertegenwoordigers uit deze geledingen bestaat. Voorafgaand aan dit besluit zijn alle voor- en nadelen bij de mogelijke bestuursmodellen zorgvuldig afgewogen. Bovendien is advies ingewonnen van en overlegd met TNO, de Ondernemingsraad van TNO, de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan. Ook is de reactie van eTNOs, de vereniging van pensioengerechtigden, gevraagd. Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl vanaf 1 juli 2014 –– Het Verantwoordingsorgaan krijgt meer wettelijke bevoegdheden en de Deelnemersraad komt te vervallen. Het Verantwoordingsorgaan krijgt de bevoegdheid om bindende voordracht te doen voor benoeming van leden van de Visitatiecommissie en de bevoegdheid om bindend advies te geven in geval van ontslag van leden van de Visitatiecommissie. –– Per 1 juli 2014 aanstaande moet de bestuurlijke organisatie van Pensioenfonds TNO in lijn met deze wet zijn gebracht. Visitatiecommissie –– Het pensioenfonds kiest voor een Visitatiecommissie bij het paritaire bestuursmodel. Het is in dat geval een vereiste dat de Visitatiecommissie jaarlijks visiteert (in plaats van tenminste eens in de drie jaar).
8
Uitbesteding pensioenadministratie AZL heeft in 2013 de implementatie van de pensioenregeling in hun systemen op basis van een vooraf opgesteld stappenplan volledig afgerond. Nieuwe directeur Met ingang van 1 oktober 2013 is de heer drs. C.H.M. van Gerven benoemd tot directeur van het pensioenfonds TNO.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
9
10
Fondskarakteristieken
Fondskarakteristieken
Meerjarenoverzicht
2013 2012 2011 2010 2009
Aantallen Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
4.807 4.937 4.991 5.168 5.488 5.809 5.606 5.448 5.326 5.062 5.038 4.761 4.610 4.404 4.265
Totaal
15.654 15.304 15.049 14.898 14.815
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement Beleggingen voor risico deelnemers Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten
2.576.795 2.563.746 2.272.393 2.167.700 1.977.500 53.340 327.865 132.075 228.984 216.404 2,3% 14,8% 6,6% 12,0% 12,8%
129.524 134.279 133.833 148.068 148.764 5.487 10.541 70 9.652 17.475
Technische voorzieningen Technische voorziening voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen
2.338.070 2.438.474 2.268.405 2.007.545 1.786.272 1.156 1.799 2.668 3.486 5.293
Totaal technische voorzieningen
2.339.226 2.440.273 2.271.073 2.011.031 1.791.565
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Verplichtingen TOP en Extra Pensioen
129.524 134.279 133.833 148.068 148.764
Reserves Fondsvermogen
235.916 116.501 -6.607 156.703 185.953
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
11
Fondskarakteristieken
Fondskarakteristieken
Fondskarakteristieken
2013 2012 2011 2010 2009
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Premies pensioenregeling Premies TOP Premies Extra pensioen
53.899 53.663 53.628 46.678 55.335 0 0 400 1.273 2.367 390 304 0 0 0
54.289 53.967 54.028 47.951 57.702
Pensioenuitkeringen 1)
92.116 92.346 91.256 89.041 86.643
Kosten Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Pensioenuitvoeringskosten (in euro per deelnemer en pensioengerechtigde Vermogensbeheer (excl. Transactiekosten in % van het belegd vermogen) Dekkingsgraad Minimaal Vereiste dekkingsgraad Vereiste Dekkingsgraad Dekkingsgraad
3.473 3.990 3.514 2.853 2.976 353 411 366 298 – 0,64% 0,75% 0,84% 0,84%
–
104,2% 104,2% 105,0% 105,0% 105,0% 115,2% 114,6% 116,2% 122,9% 117,3% 110,1% 104,8% 99,7% 107,8% 110,4%
1) De pensioenuitkeringen 2013 dalen ten opzichte van 2012, terwijl het aantal Pensioengerechtigden stijgt. Dit wordt veroorzaakt doordat de TOP-uitkeringen sterk zijn gedaald.
12
Organisatie
Organisatie (situatie in 2013) Bestuur Werkgeversleden ir. D.Ph. Schmidt voorzitter ir. drs. J.B.M. Louwe secretaris mw. mr. I.C. van den Broek drs. C.H.M. van Gerven tot 1 oktober 2013 Vacature
plv. voorzitter
Fondskarakteristieken
Pensioengerechtigdenleden dr. C.L. Ekkers ir. drs. P.D. van der Koogh prof. ir. J. Witteveen
Deelnemersleden drs. F. Phillipson RTD drs. J.A. Veltman ir. J.W. Vethaak Vacature
vanaf 3 september 2013 tot 1 juli 2013
Deelnemersraad
Deelnemersleden ir. B.J. Busropan voorzitter K.W. Bouman ir. R.J.M. Creusen ir. O.C. van der Jagt tot 1 maart 2013 dr. J.P.M. Jore drs. R.W. Versseput
Pensioengerechtigdenleden ir. P.J. Brandenburg prof. dr. D. van Norren dr. ir. A. Scheepmaker ir. J.M. van Loon prof. dr. J.L.A. van Rijckevorsel Vacature
secretaris
vanaf 1 maart 2013 tot 1 maart 2013
Verantwoordingsorgaan Benoemd door de Raad van Bestuur TNO Uit de Deelnemersraad ing. J.L. Groen MBA voorzitter K.W. Bouman ir. O.C. van der Jagt secretaris tot 1 maart 2013 ir. P.J. Brandenburg C.J.O.M. van Strien vanaf 1 februari 2013 dr. J.P.M. Jore dr. H.G.L. Werij tot 1 februari 2013 prof. dr. D. van Norren prof. dr. J.L.A. van Rijckevorsel
secretaris vanaf 1 maart 2013 vanaf 1 maart 2013 tot 1 maart 2013
Visitatiecommissie
R. van Dam AAG prof. Dr. J. Koelewijn mw. H.C.M. Vedder-Wubben drs. P.B.A. Dirks
voorzitter vanaf 1 maart 2013
voorzitter tot 1 maart 2013
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
13
Organisatie
Bestuurscommissies
Fondskarakteristieken
Beleggingsadviescommissie drs. J.A. Veltman drs. F. Phillipson RTD ir. J.W. Vethaak drs. W.A.H. Baljet drs. L. Dijkstra drs. B.P.H. Puijn drs. C.H.M. van Gerven
Commissie Pensioenbeheer drs. J.A. Veltman drs. F. Phillipson RTD prof. ir. J. Witteveen mw. mr. I.C. van den Broek ir. drs. J.B.M. Louwe
Audit, Risk & Compliance Committee ir. J.W. Vethaak dr. C.L. Ekkers drs. A. de Waal drs. R.P. van Leeuwen drs. C.H.M. van Gerven
voorzitter vanaf 1 oktober 2013
Extern Adviseur Extern Adviseur Extern Adviseur voorzitter tot 1 oktober 2013
voorzitter
voorzitter vanaf 3 september 2013 Extern Adviseur vanaf 1 april 2013 Extern Adviseur vanaf 1 oktober 2013 tot 1 oktober 2013
Directie
drs. J.T. Ruijgrok MBA drs. C.H.M. van Gerven mr. A. van Luijk
directeur tot 1oktober 2013 directeur vanaf 1oktober 2013 adjunct-directeur
Adviserend actuaris
AZL N.V.
Certificerend actuaris
Aon Hewitt
Accountant
KPMG Accountants N.V.
Compliance Nederlands Compliance Instituut B.V. mw. drs. M.P.J. Huisman-de Heij RA
14
(interne compliance officer)
Profiel
Profiel Doelstelling De Stichting Pensioenfonds TNO is opgericht met het doel de pensioenregelingen van de aangesloten werkgevers uit te voeren. Het Bestuur van de stichting handelt overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die verankerd zijn in de Pensioenwet. Vanaf 1 januari 2014 geldt overigens de Code Pensioenfondsen. Deze Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen formuleren voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. Het huidig tijdgewricht vereist vanuit het maatschappelijk belang van het pensioenfonds dat het functioneren van het Bestuur meer aandacht krijgt. De Code komt met ingang van 2014 voor pensioenfondsen in de plaats van de hierboven genoemde Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd.
Organisatorische zaken Het Bestuur bestaat uit tien leden. Vier werkgeversleden, drie deelnemersleden (vanaf 1 juli 2014 vier deelnemersleden) en drie pensioengerechtigde leden (vanaf 1 juli 2014 twee pensioengerechtigde leden). Het pensioenfonds kent een Deelnemersraad, een Verantwoordingsorgaan en een Visitatiecommissie. Per 1 juli 2014 komt de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan te vervallen en zal een nieuw Verantwoordingsorgaan worden geïnstalleerd op basis van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Het Bestuur wordt geadviseerd door de Beleggingsadviescommissie, de Commissie Pensioenbeheer en de Audit, Risk & Compliance Committee. Voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering laat het Bestuur zich ondersteunen door het pensioenbureau. In 2013 is het pensioenbureau omgevormd tot een bestuursbureau, bestaande uit een directie met een secretariaat en de afdelingen beleggingen, pensioenen en audit, risk & compliance. Het bestuursbureau verricht de beleidsvoorbereidende werkzaamheden. Een tweehoofdige directie heeft de dagelijkse leiding en legt verantwoording af aan het Bestuur. Pensioenregelingen Het pensioenfonds kent een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslag (zie hieronder). Deze regeling is een zogenoemde uitkeringsregeling. De regeling voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en een partner- en wezenpensioen voor de nabestaanden alsmede op risicobasis een arbeidsongeschiktheidspensioen. In afwijking hiervan wordt voor de deelnemer of gewezen deelnemer die in 2014 de 65-jarige leeftijd bereikt, als pensioendatum aangehouden de 1e van de maand waarin de AOW ingaat. Dit is de 1e van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt plus twee maanden. Per 1 oktober 2014 wordt dit 65 jaar plus drie maanden. De opgebouwde en in 2014 op te bouwen aanspraken worden berekend tot deze datum van pensioeningang. Daarnaast bestaat er een regeling Extra Pensioen en Tijdelijk Ouderdomspensioen die het karakter heeft van een beschikbare premieregeling. De premies hiervan zijn belegd, waarbij de verantwoordelijkheid voor de keuze van het beleggingsconcept en het daarbij behorende risico geheel bij de deelnemer ligt. Toeslagambitie Het Pensioenfonds kent een toeslagbeleid met een voorwaardelijk karakter, met de ambitie om de pensioenaanspraken en pensioenrechten van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden aan de jaarlijkse structurele algemene salarismaatregel van TNO aan te passen. Als deze salarismaatregel de komende 15 jaar gemiddeld maximaal 1,5% jaarlijks bedraagt, zou naar verwachting de volledige algemene salarismaatregel als toeslag kunnen worden toegekend. Indien de algemene salarismaatregel meer
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
15
Fondskarakteristieken
Organisatie
Profiel
Fondskarakteristieken
bedraagt dan 1,5%, zal naar verwachting maar een gedeelte als toeslag kunnen worden toegekend. Deze verwachting is in lijn met de uitkomsten van de in 2012 uitgevoerde consistentietoets. Toeslagregeling Voor dit voorwaardelijke toeslagbeleid is door het Bestuur als leidraad een staffeltabel vastgesteld. Het pensioenfonds betaalt een eventuele toeslag, die ook wel indexatie wordt genoemd, uit het overrendement. Voor deze toeslag is geen reserve gevormd en er wordt geen premie voor betaald. Het Bestuur stelt jaarlijks vast of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de verhoging door te voeren. Als leidraad hanteert het Bestuur de bovengenoemde beleidsstaffel. Bij de toepassing hiervan zijn o.a. van belang de hoogte van de dekkingsgraad en de eventuele algemene salarismaatregelen van TNO. Indien het Bestuur van oordeel is dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds niet voldoende is, wordt de toeslag verminderd of niet verleend. In de afgelopen vijf jaar is geen toeslag verleend in verband met de lage dekkingsgraad, dan wel het ontbreken van een algemene salarismaatregel bij TNO. Op grond van de huidige dekkingsgraad wordt ook in de komende jaren niet verwacht dat er voldoende middelen zijn om een volledige toeslag te verlenen. Beleggen Het pensioenfonds wil, binnen een van te voren vastgesteld risicokader (zie ook blz. 18), een zo hoog mogelijk langetermijnrendement op het belegd vermogen behalen. Het Bestuur bepaalt met behulp van langetermijnstudies (zogenoemde ALM-studies) de balans tussen de mate van risico en rendement, met inachtneming van de samenstelling van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. De beleggingen dienen maatschappelijk verantwoord en aanvaardbaar te zijn.
16
Bestuurszaken
Verslag van het Bestuur
Bestuurszaken Dit verslag geeft voor de vier volgende beleidsterreinen van het pensioenfonds een overzicht van de onderwerpen die in het verslagjaar aan de orde zijn gekomen. Verslag van het Bestuur
1. Algemene bestuurszaken Vergaderingen en workshops De agenda van het pensioenfonds volgt uit het vastgestelde Jaarplan 2013, zijnde de jaarlijkse uitwerking van het Middellange Termijnplan 2011-2014, en uiteraard de actuele ontwikkelingen. Voor het afhandelen van deze agenda kwam het Bestuur in 2013 zesmaal in vergadering bijeen en nam een zestigtal grote en kleine besluiten. De beleidsvoorbereiding en het daartoe verdiepen van de deskundigheid ter zake vindt plaats in bestuurscommissies en werkgroepen en vergde een 12-tal bijeenkomsten. Het toekomstig bestuursmodel en pensioencontract waren voor 2013 prominente onderwerpen. Naast bestuursvergaderingen hebben overlegvergaderingen met de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan, en bijeenkomsten met het intern toezicht (Visitatiecommissie) plaatsgevonden. De onderwerpen waarover de Deelnemersraad adviseerde en waarover het Verantwoordingsorgaan een oordeel uitsprak, zijn elders in het jaarverslag opgenomen. Benoemingen In de loop van het verslagjaar zijn de heren Van Gerven¸ Louwe, Vethaak en Ekkers (her)benoemd als bestuurslid. De heer Van der Koogh is door het aflopen van de zittingstermijn per 1 juli 2013 uit het Bestuur van het pensioenfonds getreden. Hij stelde zich niet meer verkiesbaar. Het Bestuur besloot tot verlenging van de eind 2013 aflopende zittingstermijnen van de heren Witteveen en Phillipson tot het moment dat voor hun leegkomende zetels definitieve nieuwe benoemingen zijn vastgesteld. De vacature voor voorzitter van de Visitatiecommissie is, op basis van een vastgesteld profiel vervuld door de heer Van Dam. De leden mevrouw Vedder-Wubben en de heer Koelewijn zijn herbenoemd tot lid. De heer Herlaar (Aon Hewitt) is benoemd tot certificerend actuaris en de heer Van Kleef (KPMG) is benoemd tot externe accountant. Na een uitgebreid en gefaseerd selectieproces heeft het Bestuur de heer Van Gerven benoemd tot directeur van het Pensioenfonds TNO. Daarmee neemt het pensioenfonds afscheid van de heer Ruijgrok die het fonds acht jaren heeft geleid. Het Bestuur is de mening toegedaan dat onder zijn leiding de bestuurlijke en uitvoerende kwaliteit significant zijn verbeterd en aantoonbaar geprofessionaliseerd. Zonder zijn inspanningen zou het fonds nu niet daar staan, waar het zich nu bevindt. De heer Van Gerven is door zijn benoeming als directeur van het fonds afgetreden als bestuurslid.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
17
Bestuurszaken
Commissies Het Bestuur heeft in 2012 besloten tot drie vaste bestuurscommissies en de inrichting van het pensioenbureau daarop aan te sluiten. Deze organisatie is in 2013 in de ABTN met een beschrijving en organigram vastgelegd en geoperationaliseerd. In analogie met de Beleggingsadviescommissie kennen de Commissie Pensioenbeheer en de Audit, Risk & Compliance Committee eigen reglementen.
Verslag van het Bestuur
Voor deze commissies zijn bestuursleden en medewerkers van het bureau aangewezen en waar opportuun externe deskundigen (her)benoemd. De heren Van Leeuwen en De Waal zijn benoemd tot extern lid van het Audit, Risk & Compliance Committee (ARC) en de heren Baljet en Dijkstra herbenoemd als externe deskundigen voor de Beleggingsadviescommissie (BAC). Bestuursmodel 2014 en Code Pensioenfondsen In 2013 heeft de Tweede Kamer de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen aangenomen, zodat het Bestuur de al wat langer lopende discussie over de optimale vormgeving van de governance (het Bestuur en het toezicht daarop) heeft kunnen afronden. Het Bestuur heeft uit een oogpunt van draagvlak, betrokkenheid en vertegenwoordiging bij belanghebbenden geïnformeerd naar voorkeuren voor bestuursmodellen. Deze liggen overduidelijk bij continuering van het paritaire model dat zowel sociale partners als pensioengerechtigden omvat. In dit model zijn de lijnen naar de sociale partners en de pensioengerechtigden kort en dat is bevorderlijk voor de legitimiteit van beslissingen. Voorts kan het fonds putten uit een groot reservoir van goed opgeleide deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers, die zich kunnen kwalificeren als bestuurslid. Daarnaast kan het Bestuur altijd het bestuursbureau en externe deskundigen inschakelen, die in de bestuurscommissies het beleid helpen voorbereiden en toezien op de uitvoering. Het Bestuur kiest om deze redenen voor een paritair bestuursmodel, met een Verantwoordingsorgaan en een intern toezicht bestaande uit een Visitatiecommissie. Uit een oogpunt van taakverdeling, continuïteit en werkdruk bij bestuursleden biedt een Bestuur met tien zetels het meest comfort. Bijkomend voordeel is dat bij tien zetels meer ruimte is voor implementatie van de Pensioencode op het punt van diversiteit. Het aantal zetels voor pensioengerechtigden komt op twee uit, daar de wet de bovengrens voor het aantal bestuurszetels voor pensioengerechtigden op een kwart van het totale aantal stelt. De resterende zetels zijn gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers. De wet laat geen ruimte meer voor een Deelnemersraad. De rol van de Deelnemersraad en zijn bevoegdheden wordt enerzijds overgenomen door de uitbreiding van de instemmingsbevoegdheden van de ondernemingsraad, ten gevolge van een herziening van de Wet op de ondernemingsraden. Anderzijds is er een overheveling van bevoegdheden naar het Verantwoordingsorgaan. Met betrekking tot een eventueel voornemen tot liquidatie van het fonds krijgt het Verantwoordingsorgaan een goedkeuringsbevoegdheid, die nu bij de Deelnemersraad ligt. Dit betreft een bovenwettelijke bevoegdheid. Om reden van belasting, continuïteit en draagvlak, ziet het Bestuur momenteel een omvang van negen zetels voor het Verantwoordingsorgaan, gelijkelijk te verdelen over deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers als wenselijk. Het Verantwoordingsorgaan toetst zelf nieuwe leden, onder gebruikmaking van een door henzelf opgestelde profielschets. Het Bestuur is paritair samengesteld en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich bij het nemen van besluiten evenwichtig vertegenwoordigd kunnen voelen. In die context voelt het Bestuur geen behoefte of noodzaak deze gang van zaken te laten doorkruisen door een ander orgaan dat over goedkeuringsrechten beschikt. Het Bestuur geeft de
18
Bestuurszaken
voorkeur aan een toezichthoudende Visitatiecommissie zonder goedkeuringsrechten boven een raad van toezicht die wel over dergelijke goedkeuringsrechten beschikt. Het Bestuur volgt de Code Pensioenfondsen. Het Bestuur benoemt en ontslaat de leden van de driehoofdige Visitatiecommissie na bindende voordracht respectievelijk advies van het Verantwoordingsorgaan. De Visitatiecommissie legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan en de werkgevers.
Kandidaatstelling en selectie zijn ook aan de orde voor het nieuwe Verantwoordingsorgaan. Ook hiervoor geldt een functieprofiel en dat er verkiezingen worden gehouden indien zich meer geschikte kandidaten aanmelden dan het aantal vacante zetels voor deelnemers en/of pensioengerechtigden. De werkgeversleden in het Verantwoordingsorgaan worden door de Raad van Bestuur van TNO benoemd. Visitatie In opdracht van het Bestuur heeft de Visitatiecomissie in 2013 een visitatie uitgevoerd, waaruit een positief beeld naar voren komt. Bijzonderheden over de visitatie zijn elders in het jaarverslag te vinden.
2. Risicobeheer en financiële en actuariële aspecten Managementinformatie, risicobeleid en controle Het Bestuur ontving in het verslagjaar van de adviserend actuaris het actuariële analyserapport en van de certificerend actuaris de actuariële verklaring en het rapport van de certificerend actuaris. Van de accountant is het accountantsverslag en de verklaring over het jaarverslag ontvangen. Daarnaast ontving het Bestuur per kwartaal managementrapportages van het bestuursbureau over risicobeheer, finance & control en communicatie. Het Bestuur heeft deze besproken en daar waar relevant vastgesteld. Het bestuursbureau heeft de uitbestede werkzaamheden aan de betreffende Service Level Agreements getoetst, op punten als kosten, aard, tijdigheid, servicegraad, deskundigheid, informatie-voorziening, certificering, fraudepreventie, aansprakelijkheid en naleving van wet- en regelgeving. Het Bestuur heeft deze toetsing in orde bevonden en de Rapportage Toetsing Uitbesteding 2013 vastgesteld. Het Bestuur heeft de inherente risico’s van het fonds en de daarop toegesneden beheersmaatregelen conform de FIRMmethodiek van De Nederlandsche Bank geïnventariseerd en geanalyseerd. Bestaande risico’s zijn geëvalueerd en bezien is of er nieuwe risico’s zijn ontstaan. De FIRM-rapportage 2013 en verbetermaatregelen voor 2014 zijn aan de hand hiervan door het Bestuur vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
19
Verslag van het Bestuur
Implementatie Het nieuwe bestuursmodel zal medio 2014 volgens een daartoe vastgesteld plan zijn ingevoerd. Het daartoe (her) benoemen van vier bestuursleden ligt in het verschiet, waartoe het Bestuur een oproep voor kandidaatstelling zal plaatsen. Toetsing van de kandidaten gebeurt, aan de hand van een door het Bestuur vastgesteld bestuurdersprofiel, dat geschiktheidsvereisten bevat met betrekking tot zowel kennis, deskundigheid en ervaring als competenties en professioneel gedrag. Indien er meerdere geschikte kandidaten zijn voor de vacante zetels voor deelnemers en pensioengerechtigden, zullen er verkiezingen worden gehouden. Definitieve benoeming vindt plaats na toetsing door De Nederlandsche Bank op geschiktheid en betrouwbaarheid. Na de eventuele verkiezingen, toetsing en definitieve benoeming voert het Bestuur de jaarlijkse zelfevaluatie uit, waarna de feitelijke verdeling van bestuursfuncties bezien wordt.
Bestuurszaken
Integriteitsbeleid Het fonds kent een beleid gericht op integere bedrijfsvoering. Onderdelen van het integriteitsbeleid zijn het Compliance Program, de Gedragscode, de Interne Klachten- en Geschillenregeling, de Incidentenregeling en de Klokkenluiderregeling. Het toezicht op naleving hiervan gebeurt door de interne compliance-officer van het fonds en door het Nederlands Compliance Instituut (NCI). Het NCI rapporteert halfjaarlijks aan het Bestuur of zoveel vaker als noodzakelijk is. Het Bestuur heeft voor 2013 geen onregelmatigheden geconstateerd en de uitgevoerde Compliancetoets van de statuten en reglementen vastgesteld.
Verslag van het Bestuur
3. Vermogensbeheer Beleggingsbeginselen Het pensioenfonds gaat in het beleggingsbeleid uit van randvoorwaarden die vastliggen in de verklaring inzake de beleggingsbeginselen. Zo wil het Bestuur uitsluitend beleggen in producten die transparant en uitlegbaar zijn. Het Bestuur hanteert ook het beginsel dat beleggingen van het fonds maatschappelijk verantwoord en aanvaard moeten zijn en sluit strafbare of moreel verwerpelijke beleggingen uit. Het Bestuur toetst daarom per kwartaal de beleggingsportefeuille aan de actuele non-compliant lijst van Sustainalytics en aan de lijst gesanctioneerde landen van de EU en de VN. In het verslagjaar hoefde het fonds geen verkoopopdrachten vanwege vastgestelde non-compliance aan de mandaat-beheerders te laten uitgaan. Voor 2013 heeft het Bestuur een licht bijgestelde beleggingsverklaring van kracht verklaard. Risicokader Het vermogensbeheer begint met een afweging tussen beoogd rendement en te nemen risico. Daartoe stelt het Bestuur elk jaar het risicokader en de normportefeuille vast. Voor het Risicokader Beleggingen 2013 heeft het Bestuur geen noemenswaardige aanpassingen aangebracht ten opzichte van 2012. De visie die het Bestuur voor 2013 had met betrekking tot de macro-economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de financiële markten gaven geen aanleiding tot aanpassing van het risiconiveau in de portefeuille. Normportefeuille De vastgestelde Normportefeuille 2013 wijkt slechts beperkt af van de Normportefeuille 2012. Dit correspondeert met de visie van het Bestuur dat het financieel-economisch wereldbeeld niet echt veranderd is. Tegen die achtergrond is de verhouding aandelen en obligaties vrijwel gelijk gebleven. Wel heeft het Bestuur besloten het afdekken van het renterisico te verlagen van 65% naar 55%. Dit was vooral een reactie op de sterk gedaalde rente in 2012. In de matching portefeuille –bedoeld om inkomsten uit obligaties en uitgaven aan pensioenbetalingen op elkaar af te stemmen– is de allocatie naar langetermijn obligaties verruimd ten koste van renteswaps. Binnen de zakelijke waarden –aandelen, private equity, vastgoed, hoogrentende obligaties– hebben zich geen noemenswaardige veranderingen voorgedaan in de portefeuille verdeling.
20
Bestuurszaken
Verdeling over categorieën in de normportefeuille
9,90%
4,80%
2,00% Obligaties Aandelen Private Equity Vastgoed Liquiditeiten
57,40% 25,90%
Verslag van het Bestuur
Uitvoering Voor wat de uitvoering van het beleggingsbeleid betreft heeft het Bestuur besloten de relatie met BlackRock als risk overlay manager en houder van enkele mandaten voort te zetten. Daarnaast zijn de richtlijnen voor de categorieën Private Equity en Vastgoed, alsmede voor de Procedure Managersselectie vastgesteld. Realisatie Het Bestuur vindt het belangrijk dat er een goed evenwicht is tussen het gerealiseerde rendement, de beleggingskosten en het risico dat gelopen wordt. Om daar meer inzicht in te krijgen, heeft het fonds deelgenomen aan een vergelijking met andere soortgelijke fondsen. De rapportages van deze vergelijking –CEM Benchmarking– laten zien dat op het eerste gezicht de uitvoeringskosten van het vermogens- en het pensioenbeheer relatief aan de hoge kant zijn. Daar staat echter een relatief gunstiger rendement bij een vergelijkbaar risicoprofiel tegenover. Naar het oordeel van het Bestuur pakt de vergelijking voor het fonds nog gunstig uit, met de opmerking dat het Bestuur kostenreducties in het vermogensbeheer waar mogelijk doorvoert. Het rendement over 2013 is uitgekomen op circa 2,3%, dat is lager dan de benchmark van 3,7% die het Bestuur heeft vastgesteld. Het is met name de Private Equity portefeuille die achter is gebleven. In de afgelopen vijf jaar realiseert het fonds een rendement van gemiddeld 9,60% versus 9,76% per jaar voor de benchmark.
4. Pensioenbeheer Herstelplannen De financiële crisis heeft het pensioenfonds, zoals vele andere, flink geraakt. De buffer in het vermogen, nodig om te kunnen indexeren, is grotendeels verdwenen. Het kost tijd om deze weer op te bouwen, waartoe het fonds bij aanvang van de crisis een korte en een langetermijnherstelplan in werking heeft gezet. Het kortetermijnherstelplan voorziet in een normdekkingsgraad, die bij onderschrijden daarvan, verlaging van de pensioenen noodzakelijk maakt. Voor die situatie heeft het Bestuur een crisisplan opgesteld. Dit crisisplan is onder andere via de Pensioenkrant gecommuniceerd met de werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het jaar 2013 eindigde met een dekkingsgraad van 110,1%, ruim boven de vereiste minimale dekkingsgraad. Het vastgestelde crisisplan
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
21
Bestuurszaken
hoeft niet in werking te treden en een verlaging van de opgebouwde pensioenen en ingegane uitkeringen is niet aan de orde. Het in het langetermijnherstelplan uitgestippelde herstelpad zou neerkomen op een dekkingsgraad eind 2013 van circa 120%. In tegenstelling tot de eerste maanden van 2013, zag het er in de loop van 2013 naar uit dat fonds dat herstelpad redelijk zou kunnen volgen, maar dat is evenwel niet bewaarheid. Positief is echter dat berekeningen erop wijzen dat er nog steeds realistisch perspectief is op volledig herstel ruim voor eind 2023. Bijstelling van de uitgangspunten van het langetermijnherstelplan is vooralsnog niet nodig.
Verslag van het Bestuur
Overzicht herstelpladen 135% 130% 125% 120% 115% 110% 105% 100% 95% Dec 2008
Dec 2009
Dec 2010
Dec 2011
2008 herstelpad
Dec 2012
Dec 2013
Dec 2014
Dec Dec 2015 2016
Herstelpad dec-13 (det)
Dec 2017
Dec 2018
Realisatie
Dec 2019
Dec 2020
Dec 2021
Dec 2022
Dec 2023
Minimaal vereist vermogen
Toelichting grafiek Bovenstaande grafiek toont zowel het originele herstelpad (lichtblauwe lijn) als het verwachte herstelpad (donkerblauwe gestippelde lijn). Bij de herstelpaden is uitgegaan van de ultimate forward rate per eind 2013 en een jaarlijks fondsrendement van 5%. Het herstelpad dient aan aan twee voorwaarden te voldoen: a) De dekkingsgraad is voor eind 2013 tenminste 104,2% (minimaal vereiste dekkingsgraad); b) De dekkingsgraad is voor eind 2023 tenminste de vereiste dekkingsgraad van 115,2%. De feitelijke dekkingsgraad per eind december 2013 van 110,1% ligt boven de minimale dekkingsgraad (104,2%). Indien de financiële situatie van het fonds in 2014 aanzienlijk verslechtert, bestaat de kans dat de pensioenen alsnog moeten worden verlaagd. Een eventuele verlaging van de pensioenen wordt opgelost in het nieuwe pensioencontract, dat weliswaar nog moet worden vastgesteld.
22
Bestuurszaken
Ontwikkeling dekkingsgraad De oorzaken en de gevolgen van de ontwikkeling in de dekkingsgraad in 2013 kunnen als volgt worden weergegeven.
Oorzaken en gevolgen van de ontwikkeling in de dekkingsgraad 2013
Rente 5,8%
Premie 0,2%
Uitkeringen 0,2%
Indexatie 0,0% Overig -2,9%
Verslag van het Bestuur
Dekkingsgraad eind 2012: 104,8%
Overrendement 2,1% Dekkingsgraad eind 2013: 110,1%
Toelichting Premie De ontvangen premie van 20% (18% + 2% extra werkgeversbijdrage in verband met een dekkingsgraad lager dan 110% ultimo 2012) is hoger dan de marktwaarde van de ingekochte nieuwe pensioenaanspraken. Dit droeg 0,2% bij aan de stijging van de dekkingsgraad. Uitkeringen Bij een dekkingsgraad hoger dan 100% is er voor elke uitkering sprake van vrijval van solvabiliteit. Het effect van uitkeringen op de dekkingsgraad is licht positief. Indexatie (toeslag) In 2013 is geen toeslag gegeven maar ook geen korting toegepast. Er is daarom geen effect op de dekkingsgraad. Rente In deze kolom wordt het effect van de gewijzigde rentetermijnstructuur (de door DNB gepubliceerde rentestructuur inclusief UFR) op de ontwikkeling van de verplichtingen gemeten. Vergeleken met december 2012 is de UFR-curve voor alle looptijden aanzienlijk gestegen. Overrendement Het overrendement draagt positief bij aan de dekkingsgraad. Dit wordt veroorzaakt door het rendement op de beleggingsportefeuille van de afgelopen twaalf maanden, inclusief swapoverlay en currencyoverlay, van 2,34%. De verplichtingen zijn opgerent met een rente van 0,3% op jaarbasis. Het overrendement op de dekkingsgraad draagt over geheel 2013 in totaal 2,1% bij aan de dekkingsgraad.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
23
Bestuurszaken
Overig Deze is gerelateerd aan overige oorzaken en/of kruiseffecten in de vaststelling van het beleggingsrendement en de waardering van de verplichtingen. Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling van de beleggingen, de verplichtingen en de dekkingsgraad over de afgelopen zes jaar.
Actuele ontwikkeling dekkingsgraad, beleggingen en verplichtingen vanaf sept 2007
Verslag van het Bestuur
Beleggingen en Verplichtingen (x € 1 mln) € 2.800
Dekkingsgraad 160%
€ 2.700
155%
€ 2.600
150%
€ 2.500
145%
€ 2.400
140%
€ 2.300
135%
€ 2.200
130%
€ 2.100
125%
€ 2.000
120%
€ 1.900
115%
€ 1.800
110%
€ 1.700
105%
€ 1.600
100%
€ 1.500
95%
€ 1.400
90% 85%
€ 1.300 2008 Vermogen
2009 Verplichtingen
2010
2011
2012
2013
Dekkingsgraad
Pensioencontract In 2013 zijn de pensioenverplichtingen niet extra verhoogd. Voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen 2013 zijn net als ultimo 2012 de actuariële prognosetafels 2012-2062 gehanteerd. Daarmee is het fonds in lijn met de regels van het Actuariële Genootschap en de eisen van De Nederlandsche Bank. Voor een goede monitoring van het verloop van de pensioenverplichtingen werd het Bestuur maandelijks geïnformeerd. De al geruime tijd in het vooruitzicht gestelde aanpassingen in de Pensioenwet nopen sociale partners tot het opstellen van een nieuw pensioencontract, met als nagestreefde ingangsdatum 1 januari 2015. Om de sociale partners te faciliteren volgt het Bestuur de opties voor het nieuwe contract nauwgezet. In 2013 heeft dit geleid tot een voorlopig standpunt, waarin een voorkeur voor een variant op het nominale contract is uitgesproken. Daarbij heeft het Bestuur vastgesteld dat een dergelijk contract nog steeds voordelen heeft boven een (individuele) regeling op basis van een vaste contributie, omdat daarin grote risico’s besloten liggen die volledig voor rekening van de deelnemer komen. Voor het lopend pensioencontract heeft het Bestuur nieuwe actuariële factoren vastgesteld. Naar aanleiding van de nieuwe fiscale regels inzake de pensioenopbouw vanaf 65 jaar heeft het Bestuur aan de sociale partners een voorstel tot wijziging pensioenreglement gedaan.
24
Bestuurszaken
Pensioenadministratie Het Bestuur heeft in 2012 besloten de pensioenadministratie aan AZL uit te besteden. Door de uitbesteding is het fonds beter in staat om de kwaliteit en de continuïteit van de pensioenuitvoering ook in de toekomst te blijven waarborgen. Voor de implementatie van dat besluit heeft het fonds in 2013 samen met AZL een gedetailleerd stappenplan opgevolgd. Belangrijk element in dit plan is het doorlichten van de pensioenadministratie door een externe partij en het aanpassen van de geconstateerde onvolkomenheden. Het Bestuur heeft na kennisname van de cijfers besloten om, conform advies van de actuaris, eventueel verhaal van premies af te zien. Wel zijn enkele pensioenbetalingen, daar waar gerechtvaardigd, herzien. De overdracht van het aldus opgeschoonde bestand naar AZL en de daarop volgende conversie is door een derde partij gecontroleerd en in orde bevonden. Daarmee is dit traject in 2013 naar tevredenheid van het Bestuur afgerond, waarna decharge is verleend aan de betreffende stuur- en projectgroep.
Communicatieplan Het Bestuur heeft het communicatiebeleid evenals voorgaande jaren vastgelegd in een communicatieplan. Het beleid is gericht op actieve benadering van deelnemers en pensioengerechtigden rond voor hen belangrijke gebeurtenissen die ook het pensioen van de deelnemer of pensioengerechtigde raken. Op de website van het fonds is deze informatie ook beschikbaar. In 2013 heeft het fonds een eerste digitale nieuwsbrief verstuurd aan zijn deelnemers. Klachten Het Bestuur is per kwartaal geïnformeerd over de ontvangen en behandelde klachten. Deze worden geregistreerd in een klachtenregister. Vanuit de aanpassingen in de pensioenaanspraken op basis van de bevindingen in het opschoningstraject van de pensioenadministratie waren eind 2012 nog twee klachten in behandeling. Deze klachten zijn in de loop van 2013 opgelost. De klacht die in behandeling was bij de Ombudsmanpensioenen is door hem afgewezen. In 2013 ontving het fonds twee nieuwe klachten. Eén klacht is veroorzaakt door een vertraging in de uitvoering van de DC-regeling waardoor de deelnemer is benadeeld. De deelnemer heeft hiervoor AZL aansprakelijk gesteld. AZL heeft de aansprakelijkheid aanvaard en de hiermee gemoeide kosten vergoed aan de deelnemer. De tweede klacht had betrekking op niet uitgekeerde pensioentermijnen. Omdat er door de administratie van het fonds geen reactie werd ontvangen op het verzoek om een levensbewijs toe te sturen, is de uitbetaling van het pensioen in 2009 opgeschort. Uiteindelijk is gebleken dat betrokkene is overleden in 2013. De resterende termijnen zijn nabetaald. AZL ontving in 2013 in relatie tot de pensioenuitvoering voor het fonds zestien klachten. Van deze klachten hadden er acht betrekking op de snelheid van de dienstverlening, drie op gemaakte fouten en vier op de kwaliteit van de informatievoorziening. Eén klacht had betrekking op de arbeidsvoorwaarden van betreffende werknemer. Alle klachten zijn binnen de gestelde termijnen in de SLA in behandeling genomen en afgehandeld. Premie-, franchise- en toeslagbesluit De totale pensioenpremie in 2013 is door het Bestuur vastgesteld op 18%. Daarnaast betaalt de werkgever in 2013 twee procentpunt extra in verband met de lage dekkingsgraad. In 2013 is geen toeslag toegekend. De franchise is vastgesteld op € 13.750,-. Het Bestuur heeft begin 2013 uitgesproken de dekkingsgraad niet op geforceerde en kostbare wijze te
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
25
Verslag van het Bestuur
Uit de eerder vermelde CEM Benchmarking blijkt dat de kosten van pensioenbeheer van het fonds –exclusief eenmalige projectkosten– iets onder het gemiddelde van vergelijkbare fondsen liggen. Het Bestuur ziet dat met de migratie van de administratie naar AZL de projectkosten over 2013 afnemen en voor 2014 zal dat naar verwachting ook het geval zijn. Voor de berekening van de gemiddelde kosten per deelnemer zijn de totale kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling gedeeld door het totaal aantal deelnemers en pensioengerechtigden.
Bestuurszaken
willen beschermen en heeft deze uitspraak in de loop van 2013 herbevestigd. De verplichtingen en bezittingen zijn in de loop van het jaar op de gebruikelijke prudente wijze vastgesteld, conform bepalingen van de toezichthouder.
Verslag van het Bestuur
De dekkingsgraad gaf in 2013 een onregelmatig verloop te zien met per saldo een stijging van enkele procenten. De twee, meest leidende berekeningen voor de dekkingsgraad, namelijk op basis van de UFR, met en zonder rentemiddeling, gaven ultimo 2013 een dekkingsgraad te zien geven van 110% en 111%. Dit acht het Bestuur voldoende om voor 2014 de pensioenpremie vast te stellen op 17%, in overeenstemming met de betreffende staffeltabel. De daarmee corresponderende toeslag (indexatie) bedraagt in principe 17% van de eventuele algemene salarismaatregel in 2014 bij TNO. Deze salarismaatregel is voor 2014, net als in 2013, vastgesteld op nul procent. Maatschappelijk verantwoord beleggen Goed Bestuur en het toezicht daarop, in combinatie met maatschappelijk verantwoord ondernemen, zijn belangrijk voor de lange termijn prestaties van ondernemingen. Dat geldt eveneens voor een pensioenfonds. Het fonds wenst daarom alleen te beleggen in producten die transparant en uitlegbaar zijn. Het Bestuur hanteert ook het beginsel dat beleggingen maatschappelijk aanvaard moeten zijn en sluit om die redenen strafbare of moreel verwerpelijke beleggingen uit. Dit houdt in dat niet belegd wordt in bedrijven die in strijd handelen met de Global Compact Principles van de United Nations (UN GCP). Dit is een 10-tal internationaal geaccepteerde normen en waarden die bedrijven kunnen hanteren op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en ethiek. Tevens sluit het fonds staatsobligaties uit van landen aan wie door de Verenigde Naties en/of de Europese Unie een of meerdere sancties zijn opgelegd. Het Bestuur bewaakt dit beleid met behulp van de non-compliant lijst van Sustainalytics. Eind 2013 stonden circa 38 bedrijven en 13 landen op deze blacklist. Het pensioenfonds merkt deze ondernemingen en landen aan als niet investeringswaardig. Deze uitsluitingen worden gedeeld met de vermogensbeheerders van het fonds met het nadrukkelijke verzoek af te zien van een belegging in deze ondernemingen en landen. De naleving van de uitsluitingen wordt door het Bestuur gecontroleerd. Vanaf 1 januari 2013 geldt in Nederland voor beleggers en aanbieders van beleggingsproducten een wettelijk investeringsverbod in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie. In 2013 ging het om een 12-tal bedrijven. De Vereniging van Beleggers voor Duurzame ontwikkeling (VBDO) publiceerde eind 2013 voor het zevende achtereenvolgende jaar de Benchmark “Verantwoord beleggen door Pensioenfondsen”. Aan het onderzoek deden 50 pensioenfondsen mee, waarvan 21 ondernemingspensioenfondsen. Het Pensioenfonds TNO behaalde in 2013 een totaalscore die resulteerde in plaats 24. Van alle 21 participerende ondernemingspensioenfondsen bekleedde het Pensioenfonds de zevende positie. Monitoring Het monitoren van de ontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen heeft bij het Bestuur een hoge prioriteit. Daartoe ontvangt het Bestuur maandelijks rapportages over de beleggingsresultaten en wekelijks over de hoogte van de dekkingsgraad. De beleggingsrisico’s van het fonds komen op kwartaalbasis aan bod in de risicomonitor. In deze rapportage komen diverse facetten van het risicomanagement aan de orde, waaronder een ex-post en ex-ante risicoanalyse. De custodian van het fonds monitort op dagbasis of de afspraken met discretionaire vermogensbeheerders worden nagekomen overeenkomstig de beleggingsrichtlijnen, waaronder het verzoek om af te zien van de investering in ondernemingen die in strijd handelen met de UN GCP, gesanctioneerde landen en bij de wet verboden clustermunitiebedrijven.
26
Bestuurszaken
Verzekerdenbestand
Actieve Gewezen Pensioendeelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 1 januari 2013
4.937
5.606
4.761
Totaal 15.304
337 -374 0 -151 -5 0 63
0 0 337 374 0 0 -36 0 -36 -136 356 69 -15 -208 -228 -13 -13 -26 29 142 234
Mutaties per saldo
-130
203
277
350
4.807
5.809
5.038
15.654
Specificatie pensioengerechtigden
2013
2012
Stand per 31 december 2013
Ouderdomspensioen 3.616 3.358 Nabestaandenpensioen 1.367 1.347 Wezenpensioen 55 56 Totaal
5.038 4.761
De Actieve deelnemers bevatten 131 deelnemers met (gedeeltelijke) premievrijstelling (arbeidsongeschikte deelnemers).
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
27
Verslag van het Bestuur
Mutaties door: Nieuwe toetredingen Ontslag met premievrije aanspraak Waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden Afkoop Andere oorzaken
Beleggingen
Beleggingen Normportefeuille Het Bestuur stelde in december 2012, na advies van de Beleggingsadviescommissie en vermogensbeheerder BlackRock, de normportefeuille 2013 en de nieuwe benchmarks vast. Deze gelden voor de periode 1 februari 2013 tot 1 februari 2014. Het Bestuur sloot daarbij aan bij het langetermijnbeleggingsbeleid, de risicotolerantie 2013 en de langetermijnverplichtingen.
Verslag van het Bestuur
Hieronder zijn de wegingen van de afzonderlijke beleggingscategorieën voor de normportefeuille 2013, en voor vergelijkingdoeleinden die van 2012, weergegeven.
Normportefeuille 2013 versus 2012
2013
2012
Obligaties 57,4% 55,0% Europese bedrijfsobligaties 28,6% 28,0% Long government bonds 17,4% 14,0% Emerging market debt (HC en LC) 5,7% 5,2% Global High Yield 4,1% 3,6% Overig w.o. inflatiegerelateerd 1,6% 4,2% Aandelen 25,9% 25,0% Europa 10,0% 9,6% Noord Amerika 7,7% 7,3% Emerging markets 5,2% 5,2% Japan 1,8% 1,8% Asia developed 1,2% 1,1% Private Equity Vastgoed Liquiditeiten
9,9% 4,8% 2,0%
11,2% 6,2% 2,6%
De toegenomen exposure naar obligaties van 55,0% naar 57,4% kwam voornamelijk voor rekening van de Long Government Bond portefeuille die met 3,4 procentpunten werd opgehoogd tot 17,4%. Deze stijging werd gefinancierd uit de rebalancing van de liquiditeiten, de opbrengsten die verkregen zijn door de afloop van één van de inflatiegerelateerde producten en uit de daling van de weging naar Private Equity en Vastgoed. In de normportefeuille 2013 is het belang van beide illiquide beleggingen Private Equity en Vastgoed, als gevolg van afwaarderingen en netto distributies, afgenomen. De weging van Private Equity daalde met 1,3 procentpunt tot 9,9%, de weging van Vastgoed van 6,2% naar 4,8%. Het Bestuur besloot deze lagere wegingen in zakelijke beleggingen deels te compenseren door het belang naar beursgenoteerde aandelen op te hogen van 25,0% naar 25,9% en dan meer in het bijzonder de weging van Amerikaanse en Europese aandelen. De obligatiebeleggingen zijn voor een groot deel geïmplementeerd door actief beheer, hierbij wordt getracht via actief beleid een benchmark te overtreffen. De aandelenbeleggingen daarentegen zijn volledig passief geïmplementeerd.
28
Beleggingen
De normportefeuille voorziet ook in de mogelijkheid van tactisch beleid. Daarbij is het mogelijk om binnen vooraf vastgestelde bandbreedtes verschuivingen tussen de beleggingscategorieën aan te brengen. Op die manier kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen op de financiële markten. Dit mandaat wordt, gezien de samenstelling van het soort producten, geschaard bij obligaties onder “Overig”. In de normportefeuille heeft het Bestuur besloten geen gebruik meer te maken van deze mogelijkheid, met als gevolg dat de normweging lager uitkwam. De exposure naar inflatiegerelateerde producten bleef in grote lijnen wel gehandhaafd. In vergelijking met de normportefeuille 2012, heeft het Bestuur de benchmarks onveranderd gelaten.
Vooruitlopend op de definitieve vaststelling van de normportefeuille 2013, heeft het Bestuur het risicoprofiel van de normportefeuille 2013 opnieuw laten toetsen omdat het pensioenfonds voornemens was om de renteafdekking te verlagen tot 55%. Bij de toetsing is nagegaan of het risicoprofiel voldeed aan de door DNB vastgestelde normen, waaronder die van het in 2008 bij DNB ingediende en goedgekeurde lopende herstelplan dat eind 2013 afliep. DNB stelt namelijk dat het voor pensioenfondsen die in een situatie van reserve- of dekkingstekort verkeren, niet is toegestaan het risico te verhogen. Maatgevend hierbij voor de toezichthouder is de hoogte van het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Dit is de buffer die pensioenfondsen dienen aan te houden om schokken in het vermogen op te kunnen vangen. ALM-consultant Ortec berekende dat het VEV eind 2008, geactualiseerd voor de huidige rente en huidig inzicht in risico’s, uitkwam op 19,5%. Daar het VEV van de normportefeuille 2013 overeenkwam met 14,6%, was er binnen de kaders van het toezicht derhalve voldoende ruimte binnen de normportefeuille 2013 om de rentehedge te verlagen naar 55%. Rendement In 2013 bedroeg het rendement van de totale beleggingsportefeuille van het fonds 2,34%. Dit resultaat is lager dan de interne benchmark die een stijging liet aantekenen van 3,72%. De beursgenoteerde aandelenportefeuille werd 15,31% meer waard. De obligatieportefeuille daalde met 1,00%. De alternatieve beleggingen, bestaande uit Private Equity en nietbeursgenoteerd Vastgoed rendeerden respectievelijk 9,70% en -5,93%. De bijdrage van de rente-overlay en de valuta-overlay aan het totale rendement bedroeg in 2013 -2,23%, respectievelijk 0,85%.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
29
Verslag van het Bestuur
Risico Het Bestuur handhaafde de beslissing om op strategisch niveau de belangrijkste vreemde valuta’s binnen de liquide beleggingscategorieën voor 100% af te dekken. Daarnaast werd de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen voor 55% afgedekt. Dit percentage is 10 procentpunten lager dan in het voorgaande jaar. Hierbij hanteert het Bestuur een maximale tactische bandbreedte van 10%. Door marktbewegingen mag de strategische hedgeratio van 55% aan beide zijden met 3 procentpunten fluctueren.
Beleggingen
Overzicht beleggingsportefeuille (exclusief TOP-kapitaal)
Beleggingsportefeuille
Bedragen
In %
Rendement
Verslag van het Bestuur
(bedragen in duizenden euro’s) 2013 2012 2013 2012 2013 2012 Vastgoed Aandelen Private Equity 1) Obligaties Liquide middelen Derivaten (per saldo) Vorderingen Kortlopende schulden Totaal
102.717 114.752 4,0 4,5 -5,9% -6,6% 676.956 618.662 26,3 24,1 15,3% 16,0% 224.555 252.657 8,7 9,9 9,7% 8,1% 1.548.955 1.485.060 60,1 57,9 -1,0% 14,8% 36.153 80.007 1,4 3,1 – 47.788 143.633 1,9 5,6 -1,4% 3,2% 1.514 1.977 0,1 0,1 – – -61.843 -133.001 -2,5 -5,2 – – 2.576.795 2.563.747 100 100
Overzicht rendement afgelopen vijf jaar (exclusief TOP-kapitaal)
5 jaarsRendement in % 2013 2012 2011 2010 2009 gemiddelde Pensioenfonds TNO Interne benchmark 2)
2,3% 14,8% 6,6% 12,0% 12,8% 9,6% 3,7% 14,9% 6,6% 11,3% 12,7% 9,8%
Vastgoed De beleggingen in Vastgoed bestaan uit niet-beursgenoteerd Vastgoed. Deze categorie kon, in tegenstelling tot beursgenoteerde vastgoedaandelen, niet profiteren van het positieve sentiment voor zakelijke waarden. Door de zwakte op met name de Europese vastgoedmarkt en het feit dat banken, doordat zij bezig zijn hun balans te verkorten, zich terugtrekken van de vastgoedmarkt, zijn er de nodige (her)financieringsproblemen geweest voor met name Europese vastgoedfondsen. Die problemen manifesteren zich ook in de vastgoedportefeuille van het fonds. Over de afgelopen vijf jaar lieten deze beleggingen een negatief rendement zien. Het Bestuur heeft, vanwege het gebrek aan bruikbare indices voor niet-beursgenoteerd Vastgoed, de benchmark voor Vastgoed gelijkgesteld aan het werkelijk behaalde rendement. Enerzijds door afwaarderingen, anderzijds door netto-uitkeringen, is het belang in Vastgoed gedaald van 4,5% eind 2012 naar 4,0% ultimo 2013. Met deze weging komt de ondergrens van de strategische bandbreedte (3%-8%) in zicht.
1) In de post Private Equity zijn ook de hedge funds opgenomen. In 2012 waren deze nog apart vermeld. 2) Samengesteld uit de met de normportefeuille gewogen benchmark per beleggingscategorie.
30
Beleggingen
Aandelen Het jaar 2013 was zondermeer een goed aandelenjaar, zeker als in ogenschouw wordt genomen dat de aandelenportefeuille ook in 2012 een flinke waardestijging achter de rug had. De brede Europese aandelenindex sloot het jaar af met een stijging van 16,4%. Gemeten in de eigen valuta, behaalde de Amerikaanse Dow Jones aandelenindex een rendement van 26,5%. De Japanse aandelenmarkt spande de kroon met een resultaat van 56,7%. De MSCI Emerging Market aandelenindex verloor 5%. Bovenstaande rendementen zijn in onderstaande grafiek weergegeven.
Rendementen aandelenindices in lokale valuta
Verslag van het Bestuur
160% 150% 140% 130% 120% 110% 100% 90% 80% 31-12-2012
31-3-2013
30-6-2013
MSCI Europa
Nikkei
Dow Jones Industrials
MSCI Opkomende markten
30-9-2013
31-12-2013
Aandelenindices 2013 in lokale valuta, geïndexeerd (31-12-2012 = 100)
De samenstelling van de managers voor het aandelenbeheer bleef in 2013 onveranderd. De beleggingsfondsen sluiten ondernemingen uit waarin het pensioenfonds op grond van wet- en regelgeving niet mag beleggen dan wel die niet stroken met de regels die het pensioenfonds inzake haar maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid heeft opgesteld. Het jaar 2013 werd afgesloten met een aandelenrendement van 15,3%, exact gelijk aan het rendement van de benchmark.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
31
Beleggingen
Geografische spreiding aandelenportefeuille in % per 31 december 2013
19,9%
38,8%
Europa Amerika
4,1%
Japan Overige Azië
6,9%
Opkomende Markten
Verslag van het Bestuur
30,3%
Ultimo 2013 werd op mandaatbasis 38,8% van het aandelenvermogen belegd in Europa, 30,3% in de Verenigde Staten en 19,9% in opkomende landen. Het belang in Japanse aandelen bedroeg 6,9% en er werd voor 4,1% in andere Aziatische landen belegd. In vergelijking met eind 2012 is het belang in de opkomende markten afgenomen met circa 3 procentpunten. De Amerikaanse en Aziatische aandelenposities stegen daarentegen met respectievelijk 0,8% en 1,5%. Deze percentages wijken enigszins af van de paragraaf risicobeheer waarin de individuele mandaten ook nog zijn onderverdeeld in vreemde valuta´s. Private Equity Gedurende 2013 is de samenstelling van de Private Equityportefeuille niet gewijzigd. Het fonds belegt nog steeds in 21 fondsen, verdeeld over 13 Private Equity managers. De eerste investeringen zijn gedaan in het jaar 2000, de laatste in 2007. Het merendeel van de investeringen vond plaats in de jaren 2005-2007. Gemeten over de belangrijkste strategieën, was de verdeling van de Private Equity portefeuille als volgt:
Allocatie Private Equity portefeuille naar strategie
21%
Buyout Venture Capital
9%
Secondaries Overig
17%
32
53%
Beleggingen
De categorie Overig bestaat uit infrastructuur en mezzanine. Op hoofdlijnen is de portefeuille daarmee redelijk in lijn met de marktverdeling. Een andere relevante indeling is die per regio.
Allocatie Private Equity portefeuille naar regio
7% VS 51%
Europa Azië
Verslag van het Bestuur
42%
Het belang van de Private Equity-beleggingen is eind 2013 uitgekomen op 8,7% van het totaal belegd vermogen. Dit is 1,2 procentpunten lager dan de 9,9% weging in 2012. Op basis van de geraamde nettodistributies in 2014, is de verwachting gerechtvaardigd dat –abstraherend van waardestijgingen– de allocatie naar Private Equity tot onder de 7% zal dalen in 2014. Gegeven de strategische bandbreedte van 5%-10% die door het Bestuur in 2013 is bepaald en de tijd die benodigd is om een nieuw commitment volledig te investeren, zullen in 2014 searches dienen te worden gestart voor nieuwe investeringen. Het rendement van de Private Equity-portefeuille bleef met een stijging van 9,70% achter bij het rendement van de benchmark die uitkwam op 24,83%, zijnde het rendement van de wereldwijde aandelenindex plus een opslag van 3% door het hogere risicoprofiel. Probleem van deze benchmark bij performancemeting op met name de korte termijn, waaronder die op jaarbasis, is dat deze veel volatieler is dan het rendement van de Private Equity-portefeuille. Bovendien komt informatie die wordt gereflecteerd in de prijzen op de liquide markt vertraagd tot uitdrukking in de prijzen van Private Equity-beleggingen. Vandaar dat deze verschillen in de praktijk leiden tot grote rendementsverschillen tussen benchmark en de Private Equity-portefeuille. Het Bestuur heeft daarom besloten om bij de NP 2014, die ingaat op 1 februari 2014, de benchmark voor Private Equity gelijk te stellen aan het gerealiseerde rendement. Obligaties De obligatieportefeuille bestaat uit verschillende componenten, waarvan het Europese bedrijfsobligaties mandaat met een omvang van ca. € 745 miljoen verreweg het grootste mandaat is, gevolgd door het Long Government Bond-mandaat van langlopende Europese staatsobligaties waarin ultimo 2013 ongeveer € 410 miljoen belegd was. Het rendement op deze langlopende staatsobligaties is in 2013, vanwege de gestegen markrente, uitgekomen op -7,64%. Het mandaat dat belegt in Europese bedrijfsobligaties behaalde een rendement van 2,18% versus 2,03% voor de benchmark.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
33
Beleggingen
De obligaties van de opkomende markten zijn onder te verdelen in obligaties genoteerd in US dollar (HC) en in lokale valuta (LC). Het rendement van de dollarportefeuille, gemeten in euro’s, bedroeg -4,16% versus een benchmarkrendement van -6,90%. Het rendement op de locale valutaportefeuille bedroeg, gemeten in euro’s, -6,41% (benchmark -6,27%). Het Global High Yieldmandaat, waarbij wereldwijd wordt belegd in bedrijfsobligaties van minder kredietwaardige ondernemingen, rendeerde 8,43% (benchmark 6,78%). Tot slot resteert een inflatiegerelateerd product dat met een resultaat van 3,05% het ongeveer 1 procentpunt beter deed dan de benchmark die een rendement van 2,03% liet aantekenen.
Verslag van het Bestuur
Het rendement van de gezamenlijke obligatieportefeuille bedroeg -1,00% versus een benchmarkrendement van -1,34%. Hedge Funds Eind 2011 besloot het Bestuur afscheid te nemen van de beleggingscategorie hedgefunds. Eind 2013 resteerden nog steeds enkele onbeduidende posities. Kijkend naar de samenstelling en omvang van deze posities, besloot het Bestuur deze belangen in 2013 te registeren onder de beleggingscategorie Private Equity. Tactical Asset Allocation Het Bestuur heeft sinds 2012 mogelijkheden gecreëerd om binnen vooraf vastgestelde risicokaders tactische visies tot uiting te laten komen. Het gaat daarbij om verschillende beleggingscategorieën, waaronder specifieke rentevisies. Hiertoe staan afgeleide producten zoals derivaten en de belegging in fysieke instrumenten ter beschikking. In de tweede helft van 2012 ontwikkelde het Bestuur de visie dat er een steiler verloop van de swapcurve zou optreden. De reden hiervoor was de verwachte introductie van de Ultimate Forward Rate (UFR) door De Nederlandsche Bank. Hierop is een actieve rentepositie ingenomen die ultimo 2013 nog steeds wordt aangehouden. De rendementsbijdrage van dit mandaat bedroeg -0,31% in 2013, uitgedrukt als bijdrage aan het rendement van de liquide beleggingscategorieën. Valuta-afdekking Sinds 2011 worden de liquide beleggingen in Amerikaanse Dollar, Japanse Yen en Engelse Pond op benchmarkniveau voor 100% afgedekt. Voor de afdekking van het valutarisico binnen de aandelenmandaten maakt het pensioenfonds gebruik van een aparte manager. Bij de andere liquide beleggingen heeft de betreffende vermogensbeheerder de opdracht om het valutarisico volledig te mitigeren. Gemeten over de gehele beleggingsportefeuille bedraagt het totale valutarisico circa 40% van het totaal belegd vermogen. Dit komt overeen met een bedrag van ongeveer € 980 miljoen. Hiervan neemt de Amerikaanse dollar iets meer dan 50% voor haar rekening. De ongedekte posities in vreemde valuta zitten in de illiquide portefeuille, te weten met name in Private Equity en Vastgoed. Na afdekking door de daartoe speciaal aangestelde valutamanager en de betreffende vermogensbeheerders, resteert een valutarisico van circa 20% van het totaal belegd vermogen. Dit bestaat uit ongedekte posities van met name de Amerikaanse dollar en valuta’s van opkomende landen.
34
Beleggingen
In onderstaande grafiek is de relatieve beweging van de Amerikaanse dollar, de Engelse Pond en de Japanse Yen gedurende 2013 versus de Euro weergegeven. Hieruit blijkt dat alle drie de valuta’s zwakker werden ten opzichte van de Euro. De Japanse Yen verloor maar liefst 27% aan waarde.
Euro versus Dollar, Pond en Yen 130,0% 125,0% 120,0%
Verslag van het Bestuur
115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 95,0% 90,0% 31-12-2012
28-2-2013
Euro/dollar
30-4-2013
30-6-2013
Euro/Pond
31-8-2013
31-10-2013
31-12-2013
Euro/Yen Bron: Bloomberg
De beslissing van het Bestuur om de belangrijkste valuta’s binnen de aandelenportefeuille af te dekken, heeft in totaliteit 0,85 procentpunt bijgedragen aan het totaalrendement in 2013. Renteafdekking Op 1 februari 2013 besloot het Bestuur de strategische renteafdekking van de pensioenverplichtingen te verlagen van 65% naar 55%. Dit betekende dat het Bestuur de rentekarakteristieken van de pensioenverplichtingen voor 55% beoogt te repliceren aan de beleggingenkant. Het pensioenfonds maakt hierbij gebruik van de rentekarakteristieken die aanwezig zijn in het mandaat dat belegt in renteswaps, het mandaat van de langlopende Europese staatsobligaties en in het mandaat van de Europese bedrijfsobligaties. Eind 2013 is de UFR-curve gestegen ten opzichte van een jaar geleden, met als gevolg dat de waarde van de pensioenverplichtingen is gedaald van circa € 2.440 miljoen ultimo 2012 naar circa € 2.339 miljoen eind 2013. De Nederlandsche Bank besloot eind september 2012 de rentetermijnstructuur voor het vaststellen van de pensioenverplichtingen aan te passen. In plaats van de gemiddelde swaprentes van de afgelopen 3 maanden dient de Ultimate Forward Rate (UFR) te worden gehanteerd als disconteringsvoet. Deze rekenrente wordt tot jaargang 20 gevormd door de gemiddelde swaprente van de afgelopen 3 maanden. Vanaf jaargang 20 tot jaargang 60 tendeert de rekenrente naar het convergentiepunt van 4,2%. De onderbouwing van de 4,2% is een historisch gemeten langetermijn
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
35
Beleggingen
inflatie van 2% en een reële rente van 2,2%. Deze methodiek zal tot 1 januari 2015 gehandhaafd blijven. Per die datum zal het kabinet naar verwachting de door de Commissie UFR voorgestelde nieuwe rekenwijze overnemen. In onderstaande grafiek is het verloop van de swapcurve op dagbasis afgezet tegen de UFR-curve voor zowel ultimo 2012 als voor ultimo 2013.
UFR-curve versus swapcurve 4,0
3,0 rentepercentage
Verslag van het Bestuur
3,5
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
1
5
9
13
17
21
25
29
33
37
31/12/2012 (swap)
31/12/2012 (UFR)
31/12/2013 (swap)
31/12/2013 (UFR)
41
45
49
53
57
Bron: Bloomberg
De rode lijn is de swapcurve zoals die gold op 31 december 2012. De groene lijn geeft de situatie ultimo 2013 weer. Uit de vergelijking valt af te leiden dat de swapcurve in 2013 op een hoger niveau is komen te liggen. Een stijging van de swaprente heeft een nadelige invloed op de marktwaarde van een swapcontract en dus op de waarde van de swapportefeuille. Dit komt tot uiting in het negatief behaald rendement van 2,23%. Omdat het Bestuur ervoor heeft gekozen om het renteafdekkingsbeleid, mede vanwege het gebrek aan geschikte hedgeinstrumenten, te baseren op de swapcurve en niet op de UFR-curve, is de volatiliteit van de renteafdekkende beleggingen groter dan die van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
36
Beleggingen
Onderstaande tabel toont de verwachte verandering in de dekkingsgraad bij een wijziging van de nominale rente en/of de aandelenkoersen. Het geeft inzicht in de gevoeligheid van de dekkingsgraad voor deze beide risico’s. Zo valt uit de tabel af te lezen dat bij een stijging van de rente van 0,5% en van 20% bij de aandelenkoersen, de dekkingsgraad, ceteris paribus, zal uitkomen rond de 119,0%.
-40%
93%
93%
94%
96%
98%
101%
104%
106%
109%
-30%
95%
95%
97%
99%
101%
104%
107%
110%
113%
-20%
97%
98%
99%
101%
104%
107%
111%
113%
117%
-10%
99%
100%
102%
104%
107%
110%
114%
117%
121%
0%
101%
103%
105%
107%
110,1%
113%
117%
120%
124%
10%
104%
105%
107%
109%
113%
116%
121%
124%
128%
20%
106%
107%
110%
112%
116%
119%
124%
127%
132%
30%
108%
110%
112%
115%
119%
122%
127%
131%
136%
40%
110%
112%
115%
118%
122%
125%
130%
134%
139%
-2,0%
-1,5%
-1,0%
-0,5%
0,0%
0,5%
1,0%
1,5%
2,0%
Rente
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
37
Verslag van het Bestuur
Aandelenkoersen
Gecombineerd effect van rente- en aandelenrisico
Risicobeheer
Risicobeheer Algemeen Bij het bepalen van het beleid en het nemen van belangrijke besluiten maakt het Bestuur een afweging tussen risico en rendement. Daarbij heeft het Bestuur bovendien grenzen (risicobereidheid) gedefinieerd aan de omvang van de risico’s.
Verslag van het Bestuur
De in 2012 opgerichte Audit, Risk & Compliance Committee is in 2013 uitgebreid met twee externe leden. Het doel van deze commissie is het Bestuur en het bestuursbureau te adviseren over onder meer het risicobeleid. Het Bestuur heeft, net als in het voorgaande jaar, ook in 2013 een integrale risicoanalyse uitgevoerd met behulp van de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM). Dit is een door De Nederlandsche Bank ontwikkelde methode voor de analyse van risico’s voor instellingen die onder haar toezicht vallen. Met behulp van deze methode zijn de risico’s geïdentificeerd en gekwantificeerd. Daarnaast zijn ook de beheersingsmaatregelen van het Bestuur in kaart gebracht en beoordeeld. De uitkomsten van deze analyse vormen mede de basis voor het beleid van het fonds voor de komende jaren en de gesignaleerde verbeterpunten zijn opgenomen in het Jaarplan 2014. Het Bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten voor het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen het beleggings-, premie- en toeslagbeleid en zijn verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen in de verplichtingen en de financiële markten. Scenario en crisisplanning Als onderdeel van het risicomanagementproces heeft het pensioenfonds in 2013 toekomstscenario’s laten doorrekenen en beoordeeld. De doorrekeningen zijn mede gemaakt in het kader van het nieuwe pensioencontract. Deze scenario’s hebben het inzicht van het Bestuur in de gevoeligheden van risico’s, de dekkingsgraad en het gedrag van risicofactoren vergroot. In 2012 heeft het Bestuur een crisisplan voor het pensioenfonds opgesteld. Als crisis wordt een situatie gezien waarin het fonds, binnen de wettelijke termijn, met gebruikmaking van de vastgestelde premie- en indexatieinstrumenten, niet aan de minimaal vereiste dekkingsgraad kan voldoen om alle toekomstige verplichtingen na te komen. Vervolgens zijn maatregelen gedefinieerd om uit crisissituatie te geraken. –– Eerst wordt de indexatie beperkt dan wel gestopt en de premie verhoogd volgens de geldende beleidsstaffels. –– Daarnaast is de werkgever een extra premie van 2% van de salarissom verschuldigd bij een dekkingsgraad lager dan 110%. –– Pas als deze maatregelen ontoereikend blijken binnen de vereiste wettelijke termijnen dan volgt het korten van de pensioenaanspraken, waarbij een gelijke korting voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden wordt toegepast. Risico categorieën Solvabiliteitsrisico Het Bestuur heeft de zorg voor het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is dan ook het ontbreken van voldoende vermogen om op de korte en lange termijn aan de verplichtingen te voldoen. Dit risico wordt het solvabiliteitsrisico genoemd. Voor het verhogen van de solvabiliteit heeft het Bestuur enkele maatregelen getroffen. Zo is in 2013 de premie nog steeds verhoogd met de extra 2% werkgeverspremie volgens de beleidsstaffel en is geen toeslag gegeven op de pensioenen. Het Bestuur hoefde echter niet tot een korting te besluiten. In 2013 steeg de solvabiliteit, met name door een stijgende rente en een positief
38
Risicobeheer
rendement op de beleggingen. De stijgende rente zorgde voor een daling van de pensioenverplichtingen. Het Bestuur volgde de ontwikkeling van de solvabiliteit nauwlettend. Wekelijks is gerapporteerd over de hoogte van de dekkingsgraad en ieder kwartaal analyseerde een adviesbureau hoe het solvabiliteitsrisico zich ten opzichte van het herstelplan ontwikkelde met betrekking tot de kans op een dekkings- en reservetekort. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers wordt vastgesteld met de door De Nederlandsche Bank voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Ingevolge deze toets dient het Vereist Eigen Vermogen zo te worden vastgesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar over minder middelen beschikt dan de pensioenverplichtingen. Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt rekening gehouden met risicofactoren in de bestaande beleggingsportefeuille. Deze risicofactoren worden aangeduid met S1 tot en met S6, zoals vermeld in onderstaande tabel.
(bedragen in duizenden euro’s)
Bedragen 2013
In % 2012
2013
2012
S1. Rente S2. Zakelijke waarden S3. Valuta S4. Grondstoffen S5. Krediet S6. Verzekeringstechnisch Diversificatie-effect
91.095 71.821 3,9 2,9 276.860 289.735 11,8 11,9 107.792 112.204 4,6 4,6 0 0 0,0 0,0 28.157 39.418 1,2 1,6 56.468 58.907 2,4 2,4 -205.730 -214.974 -8,7 -8,8
Totale risico-opslag
354.642 357.109 15,2 14,6
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische normportefeuille voor 2014 in de evenwichtssituatie. De liquiditeits- (S7), concentratie(S8) en operationele risico’s (S9) zijn buiten beschouwing gelaten. De effecten S1 t/m S6 zijn gecombineerd aan de hand van een formule, waarin rekening is gehouden met de correlatie tussen sommige risicocategorieën. Het totaal is daarom gecorrigeerd met een diversificatie-effect. Het belangrijkste verschil in de vereiste buffers eind 2013 ten opzichte van eind 2012 is veroorzaakt door het stijgen van het renterisico als gevolg van het verlagen van de renteafdekking. Het Vereist Eigen Vermogen ofwel de risico-opslag is voor het pensioenfonds eind 2013 uitgekomen op € 354,6 mln. (2012: € 357,1 mln.). Dit komt overeen met 15,2% van de voorziening pensioenverplichtingen. De vereiste dekkingsgraad bedraagt eind 2013 daardoor 115,2%. Naast de vaststelling van het Vereist Eigen Vermogen geldt ook een Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Dit is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen, verhoogd met een opslag van 4,2% voor algemene risico’s en komt daarmee eind 2013 uit op € 99,0 mln. (2012: € 103,3 mln.).
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
39
Verslag van het Bestuur
Risico
Risicobeheer
Vaststelling tekort in € miljoen
2013
2012
Vereist Eigen Vermogen (vereiste buffer) 354,6 357,1 Voorziening pensioenverplichtingen 2.339,2 2.440,3 Vereist pensioenvermogen 2.693,8 2.797,4 Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) 2.575,1 2.556,8
Verslag van het Bestuur
Tekort -118,7 -240,6
Marktrisico’s (S1-S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen en is vastgelegd in het risicokader. Het Bestuur besloot om in 2013 op grond van het vastgestelde risicokader de bestaande risico’s in de beleggingsportefeuille te accepteren. Te veel verlagen van de risico’s in de portefeuille zou de eventuele herstelkracht van het pensioenfonds kunnen aantasten. De beleggingsportefeuille was in 2013 in lijn met de risicotolerantie en de door het Bestuur meegegeven maatstaven voor de normportefeuille 2013. Het Bestuur definieerde een absolute ondergrens, evenals een maximale kans dat het fonds onder het minimale herstelpad per eind 2013 terecht zou komen. Renterisico (S1) Het renterisico vormt een belangrijk risico voor de financiële positie van het fonds. De waarde van de pensioenverplichtingen wordt vanaf september 2012 berekend op basis van de ultimate forward rate (UFR). Deze UFR fluctueert minder dan de marktrente. In 2013 steeg de rente en daardoor nam de waarde van de pensioenverplichtingen af. Het Bestuur besloot begin 2013 de geldende renteafdekking van de pensioenverplichtingen te verlagen van 65% naar 55%. Daardoor was het fonds voor 55% beschermd bij een rentedaling, maar zou ook voor 55% geen voordeel hebben van een rentestijging. ALM-consultant Ortec heeft berekend dat de daling van de strategische renteafdekking binnen de risicogrenzen van het herstelplan valt. Met de vastgestelde renteafdekking was er bij een stijgende marktrente enige ruimte voor een bijdrage aan herstel. Zakelijkewaardenrisico (S2) Het zakelijkewaardenrisico betreft het risico dat het eigen vermogen daalt, doordat de waarde van de beleggingen in aandelen en Vastgoed daalt. Het risico wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het zakelijkewaardenrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. Naast de strategische mix heeft het pensioenfonds in de mandaten die zijn afgesloten met de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld over in welke sectoren, landen of tegenpartijen mag worden belegd. Het zakelijkewaardenrisico is in 2013 vrijwel gelijk gebleven aan 2012. Wel is in 2013 het relatieve belang in indirect Vastgoed en Private Equity verder verlaagd. Valutarisico (S3) Een deel van het vermogen van het pensioenfonds is belegd in vreemde valuta. Hierdoor loopt het pensioenfonds een valutarisico door het meer of minder waard worden van deze valuta’s ten opzichte van de euro. Het Bestuur is van mening dat op de langere termijn met valutaschommelingen geen rendement wordt behaald. Om schommelingen van de dekkingsgraad te verminderen, is besloten een deel van het valutarisico af te dekken.
40
Risicobeheer
Het totaalbedrag dat niet in euro’s is belegd, bedraagt ultimo jaar circa 40% van de beleggingsportefeuille en wordt voor 50% afgedekt. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond. Het strategisch beleid is om alle posities in deze valuta’s in de aandelen- en obligatieportefeuille af te dekken. Hierna resteert een ongedekt valutarisico van circa 20% van de beleggingsportefeuille. Grondstoffenrisico (S4) Het grondstoffenrisico is voor het fonds niet van toepassing.
Verzekeringstechnisch risico (S6) De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Het Bestuur houdt hier rekening mee door de pensioenverplichting te berekenen op basis van de actuele prognosetafels van het Actuarieel Genootschap en een correctiefactor daarop toe te passen. De correctiefactor is afgeleid van het grondslagenonderzoek in 2010, waarin is vastgesteld dat de werknemers van TNO langer leven dan de gemiddelde Nederlander. Vanaf 31 december 2012 worden de pensioenverplichtingen berekend op basis van de prognosetafels 2012-2062. In 2013 is wederom nieuwe informatie over overlevingskansen gepubliceerd. Het Bestuur heeft de huidige grondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen, inclusief de invloed van fondsspecifieke eigenschappen, hiermee geëvalueerd. De informatie bevestigt de in 2011 en 2012 geconstateerde toename van de levensverwachting. De nieuwe informatie geeft het Bestuur geen aanleiding voor verdere actualisering van de toegepaste overlevingskansen. Door toepassing van de meest actuele informatie over overlevingskansen wordt het langlevenrisico voor het fonds voor dit moment gemitigeerd. Het overlijdensrisico (ook wel kortlevenrisico) betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico wordt uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
41
Verslag van het Bestuur
Kredietrisico (S5) Dit betreft het risico dat partijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft, hun verplichtingen niet nakomen. Daarom stelt het Bestuur limieten ten aanzien van de kredietwaardigheid van partijen en dient een bewuste spreiding over toegestane tegenpartijen te worden aangehouden. Dit geldt voor alle vermogenscategorieën. Tevens zijn via gestandaardiseerde contracten strikte eisen gesteld ten aanzien van onder andere de kwaliteit van het onderpand en de frequentie van verrekening. Als uitgangspunt bij beursgenoteerde beleggingen geldt dat in markten wordt belegd met betrouwbare clearing- en settlementsystemen om dit kredietrisico te vermijden. In 2013 is het kredietrisico gedaald, doordat de positie in een inflatiegerelateerde product ten dele is afgebouwd. Dit was een product met een hoog kredietrisico.
Risicobeheer
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het Bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene loonontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. Uitdrukkelijk geldt dat toeslagverlening voorwaardelijk is. Het Bestuur hanteert daarbij volgens het reglement een voorwaardelijk toeslagbeleid met de ambitie om de pensioenen zo veel mogelijk mee te laten groeien met de algemene salarismaatregelen bij TNO. Als deze salarismaatregel de komende 15 jaar gemiddeld maximaal 1,5% jaarlijks bedraagt, zou naar verwachting de volledige algemene salarismaatregel als toeslag kunnen worden toegekend. Indien de algemene salarismaatregel meer bedraagt dan 1,5%, zal naar verwachting maar een gedeelte als toeslag kunnen worden toegekend. Deze verwachting is in lijn met de uitkomsten van de in 2012 uitgevoerde consistentietoets.
Verslag van het Bestuur
Bij een dekkings- of een reservetekort wordt het toeslagrisico in eerste instantie beperkt door verlaging van de toeslagen op grond van de beleidsstaffel. In het uiterste geval kan worden overgegaan tot het korten van de pensioenen. Het Bestuur heeft in het verslagjaar geen toeslag verleend. Liquiditeitsrisico (S7) Er is een risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Dit speelt zodra de pensioenuitkeringen de inkomsten aan pensioenpremie overstijgen. Het Bestuur heeft bij de vaststelling van de normportefeuille hiermee rekening gehouden door ongeveer 84% van het vermogen te beleggen in liquide beleggingen. Dit betreffen aandelen en obligaties die op korte termijn kunnen worden omgezet in liquide middelen. De overige 16% van het vermogen is belegd in meer illiquide beleggingscategorieën, zoals indirect Vastgoed en Private Equity. Deze beleggingen zijn minder snel van de hand te doen. Het Bestuur heeft bewust ook voor deze categorieën gekozen, omdat de verwachting is dat met deze categorieën een hoger rendement wordt behaald. Door in het strategisch en tactisch beleggingsbeleid voldoende ruimte te houden voor liquiditeitsposities, wordt dit risico beheerst. Ook bij het gebruik van afgeleide producten (derivaten) kan een aanzienlijk liquiditeitsrisico worden gelopen. Bij de keuze van wel of geen gebruik van derivaten wordt het liquiditeitsrisico zwaar meegewogen. Voor de derivaten die gebruikt worden voor de renteafdekking wordt de waardeontwikkeling nauwlettend bewaakt. Posities worden afgedekt door het geven dan wel ontvangen van onderpand. Voor de korte termijn maakt het pensioenfonds gebruik van een maandelijkse liquiditeitsprognose waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies en uitgaven zoals de pensioenuitkering en uitgaande waardeoverdrachten. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld waardering of de financiële positie van een tegenpartij grote financiële gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen, bepaalt het Bestuur de spreiding van de beleggingsportefeuille jaarlijks in een normportefeuille waarin de strategische beleggingsmix wordt vastgelegd. Deze is gebaseerd op het risicoprofiel van het fonds en wordt bepaald via een ALM-studie. De jaarlijks hiervan afgeleide normportefeuille kent wegingen toe aan de beleggingscategorieën met een bepaalde bandbreedte. Per kwartaal wordt dit getoetst en eventueel herschikt. Daarnaast streeft het Bestuur ook naar spreiding over voldoende tegenpartijen bij de handel in derivatentransacties. Op grond van een analyse heeft het Bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van bijzondere concentraties in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico behoeft te worden aangehouden.
42
Risicobeheer
Continuïteitsrisico Er is een risico dat de uitvoerende werkzaamheden stagneren door calamiteiten dan wel uitval van personeel en apparatuur. Om de continuïteit van de uitvoeringsorganisatie te waarborgen, hanteert het Bestuur een calamiteitenplan waarin een uitwijkprocedure is opgenomen. De uitwijkprocedure is in het verslagjaar getoetst en verder verfijnd. Ook ten aanzien van kennis en personeel geldt een continuïteitsrisico. Om dit risico te beperken wordt voor het vermogensbeheer gebruik gemaakt van externe vermogensbeheerders en hun expertise. Daarnaast is vanaf 2013 de pensioenuitvoering uitbesteed aan een externe partij. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het pensioenfonds. Het Bestuur heeft met het oog op dit risico een Compliance Programma en een Gedragscode vastgesteld. Deze regels gelden als gedragslijn voor integer en ethisch gedrag van het pensioenfonds en de medewerkers. Voor de jaarlijkse toetsing op de naleving hiervan heeft het Bestuur een externe en interne compliance-officer aangesteld. In het verslagjaar zijn geen overtredingen vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
43
Verslag van het Bestuur
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. In dit kader heeft het Bestuur de uitvoeringsorganisatie opdracht gegeven de te volgen procedures te documenteren en een incidentenregistratie te voeren. In kwartaalrapportages wordt het Bestuur geïnformeerd over de operationele activiteiten. Daarnaast heeft het pensioenfonds diverse processen rondom de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed. Omdat het pensioenfonds eindverantwoordelijk is voor de uitvoering, wordt dit door het Bestuur periodiek getoetst. Belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn de continuïteit, de integriteit en de kwaliteit van de uitbestede werkzaamheden. Het Bestuur toetst de uitvoering op basis van service level agreements, rapportages en besprekingen met de externe partijen. Van de belangrijkste uitvoerders worden de gecertificeerde ISAE 3402 rapporten opgevraagd en beoordeeld. Deze certificering waarborgt dat de administratieve processen in opzet, bestaan en werking voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
Pensioenbeheer
Pensioenbeheer Het fonds beheert en administreert het totaal aan verplichtingen van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en verzorgt tevens de uitkeringen. Hieronder volgt een overzicht van de standen. Middelloonregeling Het totaal aan pensioenuitkeringen (exclusief TOP) steeg in 2013 met circa € 2,4 mln. naar € 84,7 mln. Deze stijging werd met name veroorzaakt door de toename van het aantal pensioengerechtigden.
Verslag van het Bestuur
Uitkeringen (in duizenden euro’s)
2013
2012
Ouderdomspensioenen 67.457 65.092 Partnerpensioenen 15.853 15.736 Wezenpensioenen 178 188 Arbeidsongeschiktheidspensioenen 1.010 1.090 Overlijdensuitkeringen 248 190 Totaal (exclusief TOP) 84.746 82.296
Uitkeringen 0%
1%
0%
19%
Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Wezenpensioenen Arbeidsongeschiktheidspensioenen Overlijdensuitkeringen 80%
80%
In het verslagjaar gingen 243 personen met ouderdomspensioen. Wegens overlijden werden 101 nieuw ingaande partnerpensioenen uitgekeerd. Het aantal nieuw ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen bedroeg 2.
44
Pensioenbeheer
Arbeids Ouder- ongeschiktPensioengerechtigdenbestand doms- Partner- Wezen- heids(aantallen) pensioen pensioen pensioen pensioen Stand 1 januari 2013 Ingang pensioen Einde wegens overlijden Andere oorzaken Stand 31 december 2013
1.347 101 -72 -9
56 12 0 -13
142 2 0 -13
3.616
1.367
55
131
2.924 71 24 66 692 1.296 31 65
Het verloop in het deelnemersbestand wordt hieronder weergegeven.
Deelnemersbestand Gewezen (aantallen) Actieven deelnemers Stand 1 januari 2013 4.937 5.606 Indiensttredingen 337 – Herindiensttredingen Overlijden -5 -15 Ingang ouderdomspensioenen -151 -136 Uitdiensttredingen -374 374 Waardeoverdrachten – -36 Afkoop – -13 Andere oorzaken 63 29 Stand 31 december 2013
4.807
5.809
Waarvan mannen 3.381 3.672 Waarvan vrouwen 1.426 2.137 In het verslagjaar maakten 36 deelnemers gebruik van de mogelijkheid om het pensioen bij verandering van baan over te dragen naar een ander pensioenfonds. Daar tegenover staat dat 104 nieuwe deelnemers het pensioen hebben overgedragen naar het Pensioenfonds TNO. Dit is meer dan het voorgaande jaar. Echter doordat de dekkingsgraad bij veel pensioenfondsen gedurende een groot deel van het verslagjaar onder het vereiste percentage van 100% lag zijn veel waardeoverdrachten, overeenkomstig de regels van De Nederlandsche Bank, tijdelijk opgeschort. Hierdoor zijn nog niet alle in het verslagjaar ontvangen aanvragen voor waardeoverdrachten verwerkt.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
45
Verslag van het Bestuur
Waarvan mannen Waarvan vrouwen
3.358 243 -136 151
Pensioenbeheer
Overzicht waardeoverdrachten (Waarde in duizenden euro’s)
2013
2012
2011
Overdracht Aantal vertrekkers 36 26 105 Waarde 2.465 1.018 7.810
Verslag van het Bestuur
Overname Aantal indiensttreders 104 33 130 Waarde 1.536 248 2.513
Tijdelijk Ouderdomspensioen Het fonds heeft de belegging van het pensioenkapitaal voor het Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP) uitbesteed aan ING Asset Management B.V. Er namen op 31 december 5.479 personen deel aan de regeling en het totaal uitstaande kapitaal bedroeg € 129 mln. Er vindt geen premie-inleg meer plaats. Het totaal aan uitkeringen voor de TOP bedroeg € 7,2 mln.
Uitkeringen (in duizenden euro’s) 2013 2012 2011 Tijdelijk ouderdomspensioen (TOP)
7.157
10.050
12.492
In het verslagjaar gingen 75 personen met TOP. Het verloop in het deelnemersbestand wordt hieronder weergegeven.
Gepensioneerdenbestand TOP (aantallen) Stand 1 januari 2013 Correctie beginstand Ingang TOP Einde wegens ingang ouderdomspensioen Einde wegens overlijden Einde wegens expiratie
227 -8 75 -108 -1 -4
Stand 31 december 2013
181
Extra Pensioen De betreffende LifeCycle Mixen en beleggingsfondsen zijn ook van toepassing op de per 1 januari 2012 aan de deelnemers geïntroduceerde vrijwillige regeling voor de opbouw van een kapitaal voor een extra pensioen of vervroeging van het pensioen. In het verslagjaar maakten 155 deelnemers gebruik van de regeling Extra Pensioen. Per 31 december 2013 bedroeg het pensioenkapitaal van de regeling Extra Pensioen € 0,46 mln.
46
Pensioenbeheer
LifeCycle Mixen Standaard wordt het pensioenkapitaal van de deelnemers belegd in een LifeCycle Mix, met de optie Defensief, Neutraal of Offensief, afhankelijk van het door de deelnemer opgegeven risicoprofiel. Is geen risicoprofiel door de deelnemer opgegeven, dan wordt standaard de LifeCycle Mix Defensief toegepast. In combinatie met de resterende tijd tot de ingangsdatum van de TOP leidt dit tot een verdeling over aandelen-, obligatie- en geldmarktfondsen. In onderstaande tabel zijn de gemiddelde rendementen van de beleggingskeuzes weergegeven. De rendementen zijn per beleggingsrekening bepaald en weergegeven in het beleggingsproduct waarin op 31 december 2013 werd deelgenomen. De variabele spaarrente bedroeg 1,85% per eind december 2013.
LifeCycle Mix
Eigen Verdeling
Vrije Keus
Defensief 5,94% nvt 3,66% Neutraal 6,65% 6,25% 1,19% Offensief 7,98% 4,78% 0,33% Gemiddeld 6,06% 5,00% 1,83% Zorgplicht Niet iedereen is even bekend of ervaren met beleggen. Daarom geldt voor de regeling Extra Pensioen en TOP een zorgplichtmodule. Deelnemers worden via de website van ING IM in een aantal stappen geïnformeerd over wat beleggen inhoudt, welke risico’s worden gelopen en hoe een beleggingsportefeuille wordt opgebouwd die aansluit bij het risicoprofiel. Kosten Het pensioenfonds monitort de premieafdracht en de ontwikkelingen in de beleggingsfondsen. De totale beheerkosten van de LifeCycle Mixen bedragen gemiddeld 0,70% van het belegd kapitaal. Deze kosten bestaan gemiddeld uit 0,30% voor het fondsbeheer, 0,32% algemene beheerkosten voor ING IM en 0,08% administratiekosten van het Pensioenfonds. De fondsbeheerkosten zijn in de koersen verwerkt. De algemene beheer- en administratiekosten worden per kwartaal in mindering gebracht op de beleggingen of cash.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
47
Verslag van het Bestuur
Gemiddeld rendement per beleggingskeuze van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013
De uitvoeringsorganisatie
De uitvoeringsorganisatie
Organogram Pensioenfonds TNO 31-12-2013
Bestuur & DB
Visitatiecommissie
DNB / AFM
Verantwoordingsorgaan
Accountant (KPMG)
Deelnemersraad
Cert. Actuaris (Aon Hewitt)
Verslag van het Bestuur
Adv. Actuaris (AZL) Compliance (NCI)
Audit. Risk Compliance Committee
Beleggingsadviescommissie Werkgroep Ethisch Beleggen
Commissie Pensioenbeheer
Werkgroep Toekomstig Pensioencontract
Werkgroep Jaarverslag
Bestuur Uitvoeringsorganistatie Bestuursbureau
Directie
Secretariaat
Uitvoeringsorganisatie Beleggingen, incl. Midoffice
Facilitair
Uitvoeringsorganisatie Risicobeheer
Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer
De uitvoerende werkzaamheden Het bestuursbureau van het fonds ondersteunt het Bestuur en verricht de beleidsvoorbereidende werkzaamheden. Een tweehoofdige directie heeft de dagelijkse leiding en legt verantwoording af aan het Bestuur. In het verslagjaar zorgde de directie met het secretariaat en de uitvoeringsorganisatie pensioenbeheer voor bestuursondersteuning, voorbereiding van statuten- en reglementswijzigingen, behandelen van klachten en geschillen, secretariaatsvoering Deelnemersraad/ Verantwoordingsorgaan/Visitatiecommissie alsmede de communicatieactiviteiten. De uitvoeringsorganisatie beleggingen van het bestuursbureau is verantwoordelijk voor de selectie van de externe vermogensbeheerders 1), de toetsing en monitoring van het gevoerde externe beheer, het laten uitvoeren van risicoanalyses, de aanlevering van gegevens voor ALM-studies, het maken van beleidsvoorstellen, secretariaatsvoering van de Beleggingsadviescommissie en het verstrekken van rapportages. 1) De beleggingen zijn uitbesteed aan externe vermogensbeheerders, die binnen vastgestelde mandaten opereren. Het zijn: BlackRock, BCM, CBRE Global Investors, CCP, ING IM, MN Services en Vanguard. Het vermogen in Private Equity is ondergebracht bij meerdere beheerders.
48
De uitvoeringsorganisatie
De afdeling risicobeheer (1 persoon) zorgde voor de monitoring van de diverse administratieve processen (AZL, BlackRock, Kasbank), compliance en het risicomanagement. Organisatorische zaken In het verslagjaar is het pensioenbureau omgevormd tot een bestuursbureau, bestaande uit een directie met een secretariaat en uitvoeringsorganisaties beleggingen, pensioenbeheer en risicobeheer. In 2013 zijn 3 personen overgegaan naar AZL N.V., 2 personen traden in dienst bij een nieuwe werkgever en 2 personen traden in de eerste helft van 2013 uit dienst.
De toenemende complexiteit en de steeds snellere opeenvolging van regelgeving, geplaatst in een toenemende maatschappelijk kritische context, vroegen in het verslagjaar extra inspanningen van het bestuursbureau, maar leverde ook extra uitdagingen op.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
49
Verslag van het Bestuur
Het Bestuur heeft eind 2013 afscheid genomen van de heer J.T. Ruijgrok, directeur van het pensioenfonds. Na een zorgvuldig uitgevoerd selectieproces is met ingang van 1 oktober 2013 de heer C.H.M. van Gerven door het Bestuur benoemd tot directeur van het bestuursbureau. Het fonds kent drie bestuurscommissies met daaronder-vallende werkgroepen. In het verslagjaar is vorm en inhoud gegeven aan twee nieuwe bestuurscommissies. Naast de Beleggingsadviescommissie zijn ook de Commissie Pensioenbeheer en de Audit, Risk & Compliance Committee van start gegaan. Elke bestuurscommissie heeft een voorzitter die als aanspreekpunt functioneert voor het Bestuur en het bestuursbureau. Bestuursleden in een bestuurscommissie opereren op niveau 2 voor één of meer genoemde deskundigheidsgebieden. In werkgroepen is dat geen vereiste.
Uitvoeringskosten
Uitvoeringskosten Het Bestuur onderschrijft de aanbevelingen van de Pensioenfederatie over de uitvoeringskosten en de uitwerking op het gebied van de kosten voor het vermogensbeheer. Bij het vermogensbeheer gaat het niet alleen over de kosten die aan het pensioenfonds zijn gefactureerd, maar betreffen ook de beheerkosten die de vermogensbeheerders ten laste van de waarde van de beleggingen brengen.
Verslag van het Bestuur
De kosten voor het vermogensbeheer in 2013 zijn zo goed mogelijk berekend en voor 98% gebaseerd op de opgave van de werkelijke kosten in 2013. Bij een gemiddeld belegd vermogen van € 2.568 mln. zijn de kosten, exclusief transactiekosten en performancefees, uitgekomen op in totaal € 14,1 mln. Dit komt overeen met 55 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen. De vergelijkbare kosten in 2012 bedroegen € 15,3 mln. op een gemiddeld belegd vermogen van afgerond € 2.447 mln., oftewel 63 basispunten. De transactiekosten, die apart bij de managers worden opgevraagd, zijn in 2013 uitgekomen op € 1,3 mln. versus € 4,76 mln in het jaar daarvoor. Dit grote verschil is te danken aan een beter inzicht in de transactiekosten als gevolg van het inschakelen van een onafhankelijk onderzoeksbureau. Uit het onderzoek naar de transactiekosten kwam een meer accurate en scherpere spread naar voren dan waar in het verleden mee is gerekend. Daarnaast is er dit jaar ook rekening gehouden met crossing i.p.v. hogere market spreads in de berekening van de transactiekosten. De performance fees zijn in 2013 uitgekomen op € 5,2 mln. Dit is € 2,4 mln. hoger dan het jaar ervoor.
De kosten zijn als volgt:
2013
2012
Kosten pensioenbeheer (per actieve deelnemer en pensioengerechtigde, inclusief eenmalige projectkosten)
€ 353
€ 411
Kosten pensioenbeheer (per actieve deelnemer en pensioengerechtigde, exclusief eenmalige projectkosten)
€ 287
€ 269
Kosten vermogensbeheer % van het gemiddeld belegd vermogen (incl. transactiekosten)
0,80%
0,93%
Kosten vermogensbeheer % van het gemiddeld belegd vermogen (excl. transactiekosten)
0,75%
0,75%
Kosten vermogensbeheer % van het gemiddeld belegd vermogen (excl. transactiekosten en performance fee)
0,55%
0,63%
Vijfjaars gemiddeld nettorendement
9,60%
7,50%
De samenstelling van het belegd vermogen is in 2013 niet significant gewijzigd ten opzichte van 2012. De beursgenoteerde aandelenportefeuille bedraagt ongeveer 25% van het totaal vermogen en vastrentende waarden maken 51% deel uit van het vermogen. De illiquide beleggingen, bestaande uit niet-beursgenoteerd Vastgoed en Private Equity, maken respectievelijk 9,1% en 4,5% uit van het gemiddeld belegd vermogen in 2013. Overlaymandaten en cashposities nemen de restposities in.
50
Vooruitblik
De alternatieve beleggingen hebben een relatief hoog kostenniveau. Deze beleggingscategorieën zijn gekozen vanwege een gunstiger rendements/risico-verhouding op de lange termijn voor de totale beleggingsportefeuille. De daling van de vermogensbeheerkosten in 2013 is voornamelijk te danken aan de lagere managementfeekosten in de categorieën Private Equity en Vastgoed. Het gemiddelde vermogen in deze categorieën is gedaald t.o.v. 2012, waardoor per saldo een lagere management fee is betaald. Daarnaast zorgt het hogere gemiddelde vermogen in 2013 ervoor dat de kosten t.o.v. 2012 relatief lager zijn. Tot slot is de relatief dure beleggingscategorie Hedgefunds vrijwel volledig afgebouwd in 2013 en zijn feebesparingen gerealiseerd bij strategisch partner BlackRock.
Vooruitblik Aanpassingen Witteveenkader De novelle met betrekking tot het Witteveenkader waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd bevat nogal wat veranderingen waarmee het fonds in de pensioenregeling voor 2015 rekening moet houden. Niet alleen voor het ouderdomspensioen, maar ook voor het partnerpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Bestuursmodel 2014 en Code Pensioenfondsen In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking getreden. Deze wet schrijft een aantal nieuwe bestuursmodellen voor. Deze modellen zijn erop gericht om de evenwichtige belangenbehartiging in de besturing van een pensioenfonds te versterken en de rolverdeling tussen de verschillende organen in de structuur van het pensioenfonds te optimaliseren. Het Bestuur van het fonds heeft de voor- en nadelen van de verschillende bestuursmodellen geëvalueerd. Dit heeft ertoe geleid dat het Bestuur heeft besloten om met ingang van 2014 de besturing van het fonds voort te zetten op basis van het paritaire model. Het Bestuur heeft een jaarplan voor 2014 opgesteld. In dit jaarplan is rekening gehouden met het geldende Middellange Termijnplan (MLTP) 2011-2014 en de voor het pensioenfonds relevante maatschappelijke-, economische- en wettelijke ontwikkelingen. In het jaarplan 2014 zijn ondermeer de volgende hoofdzaken opgenomen. De Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen is in werking getreden. Uiterlijk per 1 juli 2014 moet het gekozen paritaire bestuursmodel operationeel zijn. In 2013 is de nieuwe bestuurlijke opzet geïmplementeerd, waarbij de te onderscheiden deskundigheidsgebieden belegd zijn bij onder meer drie vaste bestuurscommissies. Dit zijn de Audit, Risk & Compliance Committee (ARC), de Beleggingsadviescommissie (BAC) en de Commissie Pensioenbeheer (CPB). In de eerstgenoemde commissie is het riskmanagement op bestuurlijk niveau belegd. De reglementen en de taakafbakening van deze commissies zijn vastgesteld. In 2014 zal dit waar nodig worden geharmoniseerd met het nieuwe bestuursmodel dat per 1 juli 2014 operationeel moet zijn. Eind 2014 zal deze nieuwe bestuurlijke opzet worden geëvalueerd.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
51
Verslag van het Bestuur
De kosten voor pensioenbeheer zijn in 2012 en 2013 hoog door de eenmalige kosten die zijn gemaakt voor het project opschoning van de pensioenadministratie 2012 en 2013 en in verband met de eenmalige kosten wegens de uitbesteding van de pensioenadministratie. De kosten vermogensbeheer die in de Jaarrekening zijn opgenomen zijn gebaseerd op de Richtlijn Jaarrekening 610. Daarbij wordt uitgegaan van de gefactureerde kosten.
Vooruitblik
De Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid treedt per 1 januari 2014 in werking en komt in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Implementatie hiervan binnen het fonds volgt in het eerste kwartaal van 2014.
Verslag van het Bestuur
De verwachting is dat in de loop van 2014 meer dan ooit principiële en ingrijpende veranderingen aan de orde komen door wet- en regelgeving over pensioenregelingen. Dit zal onontkoombaar leiden tot aanpassing van het pensioencontract en het pensioenreglement. Het Bestuur neemt zich voor om de gewenste zekerheden, indexeringsbehoefte en risicohouding bij deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers in 2014 te toetsen en hierover te communiceren met alle belanghebbenden. Daartoe stelt het Bestuur een plan van aanpak vast om de deelnemers hierover te bevragen. Het Bestuur wenst daarbij onder meer inzicht te verkrijgen in hoe deelnemers en pensioengerechtigden aankijken tegen risico’s en de intergenerationele risicodeling. Het Bestuur ziet bij de verdere ontwikkeling van de pensioenregeling het behoud van de collectieve intergenerationele solidariteit, de transparantie van de regeling en de automatiseringstechnische uitvoerbaarheid als belangrijke aspecten. Het fonds toetst de verdere ontwikkeling van pensioenproducten steeds nadrukkelijk aan deze voorwaarde. De uitvoeringskosten van de regeling mogen in beginsel niet toenemen. Mede voor de transparantie van de pensioenregeling is het van belang overgangsregelingen of garantiebepalingen zoveel mogelijk te voorkomen. Waar reeds overgangsregelingen of garantiebepalingen bestaan, tracht het fonds deze om te zetten in aanspraken in de nieuwe regeling, uiteraard rekeninghoudend met de eventuele daaraan verbonden kosten. De karakteristiek van de voorwaardelijke toeslag bij het fonds is in termen van de door De Nederlandsche Bank ontwikkelde toeslagmatrix nader aan te duiden als “D1”. De norm voor de toeslag is nu gebaseerd op de algemene salarismaatregelen van TNO (welvaartsvast). Deze norm is binnen de in het nieuwe pensioencontract te bepalen ambitie nader te onderzoeken en in heroverweging te nemen, alsmede een eventuele differentiatie hierbij tussen deelnemers en pensioengerechtigden. Bij het onderzoek naar een nieuw pensioencontract is de ontwikkeling en de methodiek van de kostendekkende premie en het herstelvermogen van het pensioenfonds een punt van analyse evenals de ontwikkeling van het langer leven. Deze zaken vormen onderdeel van de in 2014 uit te voeren ALM-studie. Het Bestuur wil in 2014 zorgdragen voor een verdere invulling van het beleid over het maatschappelijk verantwoord beleggen. Dit gebeurt mede aan de hand van de rapportages en adviezen van Sustainalitics en adviezen van de werkgroep Ethisch Beleggen. Het jaar 2013 was voor wat betreft de invulling van het controlemodel met beheersingsmaatregelen voor de uitbestede werkzaamheden nog een overgangsjaar, waarin de aandacht met name uitging naar het bewaken van de operationele uitvoering en de transitie met de dataconversie naar het geautomatiseerde administratiesysteem Compas van AZL. In 2014 vindt op basis van de bij AZL geïmplementeerde pensioenregeling op structurele wijze het controlemodel toepassing. Met betrekking tot de communicatie zal met name aandacht geschonken worden aan de aanpassingen in de pensioenuitvoering, de gevolgen van de wijziging van de AOW-leeftijd, de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de voorstellen tot aanpassing van het pensioencontract. De geleidelijk opschuivende AOW-leeftijd heeft grote gevolgen. Deelnemers moeten zich realiseren dat ze later dan aanvankelijk gedacht met pensioen kunnen en hier rekening mee kunnen houden in hun financiële planning. Onderkend wordt dat deelnemers en pensioengerechtigden in duidelijke taal dan wel via de pensioenplanner inzicht moeten hebben in hun pensioen en daar naar kunnen handelen. Pensioeninformatie dient meer aangeboden te worden vanuit het perspectief van de deelnemer. Deelnemers moeten in
52
Vooruitblik
één oogopslag kunnen zien welke uitkering ze kunnen verwachten, wat de risico’s zijn en wat ze zelf kunnen doen als dat nodig is. Deze aspecten maken onderdeel uit van het voor 2014 geldende communicatieplan.
Rijswijk, 10 juni 2014
Bestuur Stichting Pensioenfonds TNO
Verslag van het Bestuur
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
53
54
Toezicht
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht Verantwoordingsorgaan Oordeel Verantwoordingsorgaan 2013
Oordeel Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat er in 2013 door het Bestuur een goede en evenwichtige belangenbehartiging van de pensioengerechtigden, deelnemers en TNO heeft plaatsgevonden. In 2013 is besloten tot een nieuwe Governance structuur. Het bestuursvoorstel kwam weliswaar voor wat betreft de samenstelling van het Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl niet overeen met de wensen van (Deelnemersraad en) Verantwoordingsorgaan, toch heeft het Verantwoordingsorgaan daarop positief gereageerd. Hoewel dat niet de primaire doelstelling was, heeft de in 2012 in gang gezette uitbesteding van de uitvoerende werkzaamheden aan AZL N.V. nauwelijks tot kostenbesparing geleid. De relatief hoge uitvoeringskosten blijven daarom een aandachtspunt van het Verantwoordingsorgaan. Een uitgebreide evaluatie van de uitbesteding laat nog op zich wachten Over het al geruime tijd verwachte wetsvoorstel voor het toekomstige pensioencontract is nog steeds discussie gaande. Publicatie door de staatssecretaris van het uiteindelijke wetsvoorstel heeft derhalve in 2013 niet plaatsgevonden.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
55
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht
Inleiding Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het Bestuur en het door het Bestuur uitgevoerde beleid. Voor het Verantwoordingsorgaan gaat het daarbij vooral om de vraag of het Bestuur bij zijn beleid op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen (werkgever, actieve en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden). Om tot zijn oordeel te kunnen komen, heeft het Verantwoordingsorgaan gebruik gemaakt van de informatie in het Jaarverslag over 2013 en de onderliggende rapporten en informatie. Het Verantwoordingsorgaan heeft formeel in 2013 niet separaat vergaderd, informeel is er geregeld –samen met de Deelnemersraad– overleg geweest met het bestuur en de directie. In 2013 is er enige malen voorzittersoverleg geweest (Bestuur, directie, voorzitters Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan), naar tevredenheid van de betrokkenen. Daarnaast was er in mei de jaarlijkse vergadering waar het concept Jaarverslag als belangrijkste punt geagendeerd stond, en waarbij zowel de directie als het Bestuur van het fonds, de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan vertegenwoordigd waren. Het Verantwoordingsorgaan heeft positief geadviseerd over het communicatieplan 2014 van het fonds. Tenslotte zijn twee leden van het Verantwoordingsorgaan in 2013 gehoord door de Visitatiecommissie en zijn de op schrift gestelde bevindingen van deze commissie aan Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan ter beschikking gesteld.
Toezicht
Toelichting
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht
Jaarverslag Alle ter beschikking gestelde stukken zijn van dusdanige kwaliteit dat verdere informatiegaring bij actuaris en accountant niet nodig werd geacht. De kwaliteit van het jaarverslag 2013 wordt als goed beoordeeld. Governancestructuur Het Bestuur heeft in 2013 besluitvorming voorbereid op een nieuwe governancestructuur. Daartoe heeft zij alle betrokken partijen uitgenodigd om te reageren. Zij ontving reacties van de Ondernemingsraad TNO, de Raad van Bestuur TNO, de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan en de vereniging van oud-TNO-ers eTNOs. Het door het Bestuur beoogde paritaire model heeft op basis van de ontvangen reacties het meeste draagvlak gekregen. Feitelijk een voortzetting van het huidige model, dat bewezen heeft goed te werken en beoogt een evenwichtige behartiging van de belangen van de diverse betrokkenen te waarborgen. Dit model veronderstelt directe betrokkenheid en voldoende beschikbare deskundigheid voor de bekleding van de bestuursfuncties en het toekomstige Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan onderschrijft deze veronderstelling. De in de afgelopen jaren opgebouwde werkrelatie tussen alle bestuursgeledingen biedt een goede basis voor de toekomst maar zal blijvend invulling moeten krijgen. Dit vraagt extra aandacht met het oog op de naar verwachting nieuw te benoemen leden na de aanstaande verkiezingen voor het Verantwoordingsorgaan. De door het Bestuur in 2013 georganiseerde workshops rond het nieuwe pensioencontract zijn een goed voorbeeld van betrokkenheid en het bevorderen van deskundigheid waarvan voortzetting in de toekomst noodzakelijk blijft. Verslag van de Visitatiecommissie Bij het verslag van de Visitatiecommissie en de bestuursreactie daarop plaatst het Verantwoordingsorgaan de volgende kanttekeningen. De Visitatiecommissie is positief over de mate van zelfreflectie die het bestuur betracht. Het Verantwoordingsorgaan sluit zich gaarne bij dat oordeel aan. Een enkel zwak punt in de governancestructuur die de Visitatiecommissie noemt betrof de verantwoordelijkheidsverdeling en de onderlinge afstemming tussen de Beleggingsadviescommissie (BAC) en de Audit, Risk & Compliance Committee (ARC) met betrekking tot de risicofunctie in het kader van het integrale riskmanagement bij het fonds. Het Verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat dit inmiddels door het Bestuur is aangepakt, evenals de bestuurlijke ervaringsdeskundigheid op het gebied van het vermogensbeheer door de invulling van de vacature die was ontstaan door het vertrek van de voorzitter van de BAC. Een opmerking van de Visitatiecommissie over de wat reactieve wijze van opereren van Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan lijkt nauwelijks meer relevant, gezien de nieuwe governancestructuur per 1 juli (nieuw verantwoordingsorgaan met veranderde bevoegdheden). Toch kan ook het oude Verantwoordingsorgaan niet genoeg benadrukken dat in het door het Bestuur genoemde proces van ‘functioneren jegens elkaar’ het nieuwe Verantwoordingsorgaan alleen adequaat zal kunnen functioneren indien het zeer vroeg betrokken, en grondig geïnformeerd wordt. De uitvoeringskosten blijven een punt van aandacht. Deze zijn weliswaar vergelijkbaar met die van andere middelgrote pensioenfondsen, maar per deelnemer aanzienlijk hoger dan die van grote fondsen. Voor die meerprijs wordt beleidsvrijheid gekocht. Naar het oordeel van het Bestuur is die tot nu toe z’n prijs waard. Een aanzet tot een grondige bezinning op de zelfstandigheid van het fonds, dat ook nog eens steeds verder vergrijst (het aantal gepensioneerden was ultimo het verslagjaar voor het eerst hoger dan het aantal deelnemers), is in 2013 niet aan de orde geweest. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarvoor begrip, maar ziet uit naar een fundamentele discussie in het kader van het nieuwe MLTP. De al jaren terugkerende opmerkingen over het te hoge aantal mandaten worden door het Bestuur gepareerd met opmerkingen over langlopende verplichtingen die slechts met hoge kosten beëindigd kunnen worden. Er wordt een
56
Toezicht
geleidelijke teruggang in het aantal mandaten verwacht. Het Verantwoordingsorgaan acht een actieplan om de huidige mandaten binnen zekere tijd tot een redelijk geacht aantal terug te brengen wenselijk. Namens het Verantwoordingsorgaan, ing. J.L. Groen MBA Voorzitter
Bestuursreactie Het Bestuur neemt kennis van het positief oordeel van het Verantwoordingsorgaan en wil zich in zijn reactie beperken tot enkele opmerkingen ter verduidelijking van het gevoerde beleid.
Continueren van een zelfstandige positie komt uiteraard met een zekere beleidsvrijheid, maar deze is nimmer een doel op zich. Doorslaggevend criterium is en moet zijn: in welke situatie zijn alle belanghebbenden het beste af? De kostenontwikkeling bij het fonds heeft de aandacht van het Bestuur. Deze ontwikkeling, waarvan kosten van het vermogensbeheer het leeuwendeel uitmaken, beoordeelt het Bestuur ten opzichte van risico en rendement. In dat perspectief scoort het fonds zeker niet slechter dan vergelijkbare fondsen. Kostenreductie kan op zich genomen dan ook geen doel zijn. Ook hier geldt: bij welke combinatie van kosten, risico en rendement zijn alle belanghebbenden het beste af? Het Bestuur heeft zich voorgenomen in de tweede helft van 2014 een evaluatie te houden met betrekking tot de sinds 2013 uitbestede uitvoering van de pensioenadministratie. Het Verantwoordingsorgaan merkt terecht op dat mandaten in illiquide beleggingen slechts met hoge kosten beëindigd kunnen worden. Daarom heeft het Bestuur vastgesteld dat het aantal mandaten geleidelijk zal kunnen worden teruggebracht. De omvang van de beleggingen in deze beleggingscategorie blijft uit een oogpunt van diversificatie op hoofdlijnen intact. Bestuur Stichting Pensioenfonds TNO
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
57
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht
Een bezinning op de zelfstandige positie van het fonds vindt plaats in het kader van het vierjarig middellange termijn plan. Aanvang periode MLTP 2011 – 2014 heeft het Bestuur vast moeten stellen dat zich geen evident en goedkoper alternatief voordoet. Voor de periode 2015-2018 zal het Bestuur opnieuw de zich voordoende opties bezien en daar een keuze uit maken, waarbij vergrijzing van het fonds één van de aandachtspunten is.
Toezicht
Visitatiecommissie
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht
Het Bestuur heeft voor het intern toezicht een Visitatiecommissie benoemd. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De taken van de commissie zijn gericht op het beoordelen van de beleids- en bestuursprocessen, de ‘checks and balances’ binnen het fonds, de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en hoe het Bestuur omgaat met de risico’s op langere termijn. Het oordeel van de Visitatiecommissie is hieronder weergegeven met de bestuursreactie daarop. De Visitatiecommissie toetste in het vierde kwartaal van het verslagjaar het functioneren van het Bestuur. De commissie nam daarbij kennis van diverse verslagen en documenten. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met leden van het Bestuur, het Verantwoordingsorgaan, de Deelnemersraad, de Beleggingsadviescommissie, de Audit, Risk en Compliance Committee, de Commissie Pensioenbeheer en de directie. De commissie heeft in zijn onderzoek aandacht gegeven aan de wijze hoe is omgegaan met de bestuurlijke besluitvorming rond de uitbesteding van de pensioenadministratie, de wijze waarop het Bestuur invulling heeft gegeven aan de governancestructuur met het instellen van drie vaste bestuurscommissies en het bestuurlijk handelen ten aanzien van de gewenste kostenbeheersing. De commissie heeft zich gericht op de ten tijde van de visitatie bestaande organisatie, processen en procedures, en op de wijze van totstandkoming van het staande beleid en doet geen uitspraak over het verleden of over een bepaalde periode. Oordeel 1. Geconstateerd is dat het Bestuur kritisch blijft op zijn eigen functioneren. Het Bestuur volgt de ontwikkelingen op pensioengebied goed en anticipeert zoveel mogelijk op toekomstige ontwikkelingen. Over de keuze voor een toekomstig bestuursmodel wordt zorgvuldig nagedacht. Ook de eventuele omzetting naar het nieuwe pensioencontract wordt zorgvuldig en kritisch beschouwd. 2. De governancestructuur bij het fonds is nu ondermeer vormgegeven door te werken met drie vaste bestuurscommissies. Dit zijn de Beleggingsadviescommissie (BAC), de Audit, Risk & Compliance Committee (ARC) en de Commissie Pensioenbeheer (CP). Deze structuur biedt naar de mening van de Visitatiecommissie goede mogelijkheden om te komen tot een weloverwogen en deskundige besluitvorming. De Visitatiecommissie heeft daarbij geconstateerd dat de ARC niet standaard vooraf betrokken wordt bij belangrijke beleggingsbeslissingen. Het is wenselijk dat de risicofunctie een onderdeel is van het integrale besluitvormingsproces. De verantwoordelijkheidsverdeling en de onderlinge afstemming tussen de BAC en de ARC met betrekking tot de risicofunctie moeten nog duidelijker worden vastgelegd en gestalte krijgen. Gezien de korte tijdspanne en de zich nog ontwikkelende rol van de ARC en de CP is de feitelijke werking van de nieuwe opzet voor het overige nog lastig te beoordelen. 3. In 2012 heeft het Bestuur, tijdens de evaluatie deskundigheid, geconcludeerd dat met het vertrek van de BACvoorzitter de ervaringsdeskundigheid van de in de BAC participerende bestuursleden extra aandacht verdient. Gezien de gewijzigde bestuursdeelneming en het relatief grote aantal vermogensbeheerders en beheersmandaten bij Private Equity en Vastgoed meent de Visitatiecommissie dat de in 2012 noodzakelijk geachte aandacht voor bestuurlijke ervaringsdeskundigheid bij de BAC nog onverkort geldt. 4. Het Verantwoordingsorgaan (VO) en de Deelnemersraad (DR) kunnen eventueel gecombineerd een goede bijdrage leveren aan de checks and balances binnen het pensioenfonds. De Visitatiecommissie constateert dat het VO en de DR vooral reactief acteren. Door het Bestuur worden deze beide gremia op de voor hen relevante terreinen nog onvoldoende als een logisch onderdeel van het besluitvormingsproces gezien. 5. Er bestaat discrepantie tussen de indexatieambitie die in de ABTN staat en hetgeen gecommuniceerd wordt naar de deelnemers middels website en jaarverslag. Het fonds moet een heldere keuze maken omtrent de indexatieambitie. 6. Naar de mening van de Visitatiecommissie is het Bestuur voldoende kritisch op de uitvoeringskosten, zonder die kritische houding overheersend te laten zijn ten opzichte van de doelstelling van het fonds.
58
Toezicht
7. Bij de introductie van de Ultimate Forward Rate (UFR) is door het Bestuur een besluit genomen omtrent de wijze waarop deze UFR ook in beschouwing wordt genomen bij de beleidsvorming en analyses met betrekking tot de beleggingen (uitgangspunt blijft marktwaarde). Ten aanzien van de overige sturingsmiddelen en met name het premie- en toeslagbeleid, heeft deze discussie niet plaatsgevonden waardoor deze onder andere gebaseerd worden op de UFR berekeningen. Naar de mening van de Visitatiecommissie moet die discussie uiterlijk bij de invoering van het nieuwe pensioencontract alsnog plaats vinden. 8. Er is nog geen Service Level Agreement gesloten tussen het Bestuur en het bestuursbureau. De Visitatiecommissie adviseert het Bestuur dit alsnog te doen. 28 oktober 2013 De Visitatiecommissie
Bestuursreactie 1. Het Bestuur is blij met de constatering dat op hoofdlijnen het bestuurlijk functioneren op orde is, en reageert als volgt op de gemaakte aanbevelingen: 2. Het Bestuur wil de ARC enige tijd geven om een praktische werkwijze te ontwikkelen. In de loop van 2014 zal de verdeling van de verantwoordelijkheden en onderlinge afstemming tussen ARC en BAC op zijn praktische werking worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Inmiddels is het proces rondom belangrijke beleggingsbeslissingen zodanig aangepast dat vooraf advies wordt gevraagd aan de ARC. 3. De bestuurlijke ervaringsdeskundigheid binnen de BAC zal in de loop van 2014 weer volledig op orde komen. De profielschets voor bestuursleden houdt hier voor de werving en selectie van kandidaten expliciet rekening mee. Er zijn twee vacatures op het beleidsterrein van de Beleggingsadviescommissie (BAC). In het tweede kwartaal zijn deze vacatures ingevuld. 4. De wet voorziet een nieuw stelsel van checks en balances in het bestuursmodel. Er is in de nieuwe opzet geen Deelnemersraad meer, wel een Verantwoordingsorgaan, waaraan de Visitatiecommissie verantwoording aflegt over de uitvoering van het toezicht op het Bestuur. Deze nieuwe constellatie bewerkstelligt een eenduidiger relatie tussen Bestuur en Verantwoordingsorgaan en daarmee, zo is de verwachting een beter functioneren jegens elkaar. 5. Het Bestuur trekt de discrepantie in redactie tussen ABTN, website en jaarverslag recht. Overigens zal deze ambitie met komst van het nieuwe pensioencontract opnieuw geformuleerd moeten worden. 6. De inrichting van het nieuwe pensioencontract zal de toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), voor zowel de beleggingen als het premie- en toeslagbeleid expliciet adresseren en vastleggen. 7. In 2014 zullen de afspraken tussen Bestuur en bureau worden vastgelegd. Rijswijk, 10 juni 2014 Namens het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds TNO ir. D. Ph. Schmidt voorzitter ir. drs. J.B.M. Louwe secretaris
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
59
Medezeggenschap, verantwoording en toezicht
R. van Dam AAG prof. dr. J. Koelewijn mw. H.C.M. Vedder-Wubben
60
Jaarrekening
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
61
Balans
Balans (na bestemming saldo; in duizenden euro)
Activa 2013 2012
Jaarrekening
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen 1)
102.717 114.752 676.956 618.662 1.548.955 1.485.060 47.788 203.954 224.555 252.657
2.600.971 2.675.085 Beleggingen voor risico deelnemers [2] Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Overige
40 78 23.072 23.109 68.833 70.833 37.579 40.259
129.524 134.279 Vorderingen en overlopende activa [3]
6.547
2.691
Liquide middelen [4]
36.153
80.007
Totaal activa 2.773.195 2.892.062
1) In de post Overige beleggingen zijn ook de hedge funds opgenomen. In 2012 waren deze nog apart vermeld.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
62
Balans
Passiva 2013 2012 Reserves Fondsvermogen [5]
235.916
116.501
235.916 116.501
2.338.070 1.156
2.438.474 1.799
2.339.226 2.440.273 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [8]
129.524
134.279
Kortlopende schulden en overlopende passiva [9]
68.529
201.009
Totaal passiva 2.773.195 2.892.062
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
63
Jaarrekening
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Technische voorziening pensioenverplichtingen [6] Overgangsverplichtingen Levensloopregeling [7]
Staat van baten en lasten
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2013 2012 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [10] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
38.396 20.782 -5.838
37.019 296.430 -5.584
Jaarrekening
53.340 327.865 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [11] Indirecte beleggingsopbrengsten
5.487
10.541
5.487 10.541 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [12]
61.921
62.023
Premiebijdragen voor risico deelnemers [13]
390
304
Saldo van overdrachten van rechten [14]
-929
-770
Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers [15]
-10.632
-10.399
Pensioenuitkeringen [16] -92.116 -92.346 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen [17] Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Kanssystemen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-56.375 -52.108 0 -359 7.679 6.289 -8.521 -34.918 91.561 92.017 792 934 69.763 -152.669 696 1.318 0 -27.389 -5.191 -3.184
100.404 -170.069
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
64
Staat van baten en lasten
2013 2012 643
869
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [19]
4.755
-446
Herverzekering [20]
25
0
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [21]
-3.473
-3.990
Overige baten en lasten [22]
-400
-474
Saldo van baten en lasten
119.415
123.108
Bestemming van het saldo Fondsvermogen
119.415 123.108
119.415 123.108
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
65
Jaarrekening
Mutatie overgangsverplichtingen Levensloopregeling [18]
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2013 2012
Jaarrekening
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Afkopen regeling TOP en Extra Pensioen Overgenomen pensioenverplichtingen Inkoopsommen Overige
48.933 53.663 7.784 8.792 1.536 248 39 0 66 0
58.358 62.703
Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige
-91.915 -92.346 -1.767 -1.018 -5.671 -3.990 0 0
-99.353 -97.354
Totaal Pensioenactiviteiten -40.995 -34.651 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten
1.708.931 38.397
1.747.328 1.681.792
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-1.745.052 -5.135
-1.750.187 -1.691.521
1.644.941 36.851
-1.685.241 -6.280
-2.859 -9.729 Mutatie liquide middelen
-43.854
-44.380
Saldo liquide middelen 1 januari
80.007
124.387
Saldo liquide middelen 31 december
36.153
80.007
66
Grondslagen
Grondslagen Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het Bestuur heeft op 10 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Saldering activa en passiva De activa en passiva worden gesaldeerd als netto bedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Grondslagen voor de waardering De pensioenbeleggingen en technische voorzieningen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige vorderingen, overlopende activa en schulden worden gewaardeerd op actuele waarde. De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Valuta Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. Activa en passiva in vreemde valuta zijn tegen de ultimo van het verslagjaar geldende koersen omgerekend in euro’s. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele termijncontracten in vreemde valuta. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Valutaverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. Vastgoed Het direct Vastgoed is gewaardeerd op de actuele waarde, gebaseerd op onafhankelijke externe taxaties, welke eenmaal in de vijf jaar worden gehouden. Het indirect Vastgoed is eveneens gewaardeerd op actuele waarde tegen geldende beurskoersen. Indien geen beursnotering bestaat, wordt zoveel mogelijk de actuele waarde gebaseerd op het evenredig deel van de netto vermogenswaarde van het Vastgoed dat getoetst wordt door de externe accountants.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
67
Jaarrekening
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren, die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen, die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
Grondslagen
Aandelen, obligaties, Private Equity en hedge funds Deze worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde is de beurswaarde ultimo van het jaar. Bij de waardering van niet beursgenoteerde obligatie(fondsen), Private Equity en hedge funds wordt, indien beurswaardering ontbreekt, zoveel mogelijk de actuele waarde gebaseerd op het evenredig deel van de netto vermogenswaarde, wat getoetst wordt door de externe accountants.
Jaarrekening
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De waarde van de derivaten is opgenomen onder de pensioenbeleggingen (tenzij een schuld) en de resultaten van de derivaten zijn opgenomen onder de indirecte beleggingsopbrengsten. Voorziening Pensioenverplichtingen De actuele waarde van de voorziening pensioenverplichtingen wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2013. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt tevens rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende belangrijkste actuariële grondslagen en veronderstellingen: Intrest De rentetermijnstructuur ultimo 2013 zoals gepubliceerd door DNB. Sterfte Prognosetafel AG2012-2062 (startjaar 2014) met toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van een externe maatstaf gebaseerd op economische klassen. Gehuwdheid Vóór de pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde partnersysteem, met leeftijdsafhankelijke huwelijksfrequenties. Na pensioendatum wordt gereserveerd op basis van het bepaalde partnersysteem. Slotuitkering De opslag in het kader van slotuitkeringen bedraagt 0,7%. Deze opslag is alleen van toepassing op het levenslang ouderdomspensioen. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld.
68
Grondslagen
Leeftijden Leeftijden worden in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 2,5 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Kosten In de voorziening voor risico fonds is een kostenvoorziening begrepen van 2% van de nettovoorziening.
Verplichting Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP) en Extra Pensioen De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Vanaf 2012 worden er geen premies meer gestort in de regeling TOP, dit is een gesloten regeling. Op 1 januari 2012 is er voor de deelnemers een vrijwillige regeling geïntroduceerd, te weten de Regeling Extra Pensioen. Het betreft een regeling voor risico van de deelnemers, waarbij een kapitaal kan worden opgebouwd voor bijvoorbeeld een extra pensioen of een vervroeging van het pensioen. Het vrijgekomen kapitaal van de regeling TOP kan worden gebruikt voor de inkoop van een tijdelijk ouderdomspensioen, dan wel een levenslang ouderdomspensioen. Voor de inkoop van een tijdelijk ouderdomspensioen gelden aangepaste tarieven waarover periodiek door het Bestuur wordt besloten. Voor de inkoop van een levenslang ouderdomspensioen gelden de reguliere actuariële tarieven. De deelnemer kan ervoor kiezen de inkoop van pensioen op basis van een tijdelijke wettelijke regeling te knippen (deze regeling is per 1 januari 2014 komen te vervallen). Ook bestaat de mogelijkheid om bij de aanwending van het kapitaal voor een andere pensioenuitvoerder te kiezen. Grondslagen voor de resultaatbepaling In de staat van baten en lasten worden de baten en lasten opgenomen die aan het boekjaar kunnen worden toegerekend. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen onder aftrek van de kosten voor het vermogensbeheer. De opbrengsten van de beleggingen tijdelijk ouderdomspensioen worden geheel toegerekend aan de verplichtingen tijdelijk ouderdomspensioen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
69
Jaarrekening
Overgangsverplichtingen Levensloopregeling In verband met de invoering van de levensloopregeling zijn overgangsregelingen getroffen voor medewerkers in dienst voor 1 januari 2006 en geboren op of na 1 januari 1950 en voor 1 maart 1957, die voor het pensioenfonds uit de hiervoor bestemde voorziening worden voldaan. Voor deze medewerkers wordt door de werkgever TNO een aanvullende premie gestort in de levensloopregeling. De contante waarde van deze verplichtingen is actuarieel bepaald en als voorziening opgenomen.
Toelichting op de balans
Toelichting op de balans (in duizenden euro) Activa
Jaarrekening
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Categorie
Stand Aankopen/ Indirecte ultimo Verstrek- Verkopen beleggings- 2012 kingen aflossingen resultaten
Stand ultimo 2013
Onroerende zaken Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen
5.700 0 0 0 5.700 109.052 5.187 -10.513 -6.709 97.017
114.752
Zakelijke waarden Aandelen beleggingsfondsen
618.662 20.892 -55.896 93.298 676.956
618.662 20.892 -55.896 93.298 676.956
5.187 -10.513 -6.709 102.717
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
1.485.060 1.710.815 -1.597.520 -49.400 1.548.955
1.485.060 1.710.815 -1.597.520 -49.400 1.548.955
Derivaten Rentederivaten Aandelenderivaten Valutaderivaten
134.297 670 -35.609 -60.082 39.276 0 0 44 -44 0 9.336 4.763 -27.839 22.252 8.512
143.633 5.433 -63.404 -37.874 47.788
Overige beleggingen Private Equity
252.657
2.724
252.657
2.724 -52.293 21.467 224.555
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds 2.614.764 Derivaten opgenomen onder kortlopende schulden en overige passiva
-52.293
1.745.051 -1.779.626
21.467
224.555
20.782
2.600.971
60.321
0
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activa zijde 2.675.085 2.600.971
70
Toelichting op de balans
Direct Vastgoed Dit betreft het kantoorpand te Rijswijk, dat deels door andere pensioenfondsen wordt gehuurd. Huurcontracten zijn aangegaan voor 5 jaar. De contracten vervallen vanaf 2014 of later, waarna verlenging mogelijk is. Het pand is voor het laatst in 2011 getaxeerd. Derivaten De afgesloten rentederivaten betreffen een 60-tal contracten, met looptijden variërend tussen de 1 en 50 jaar.
Ultimo 2013
Directe Afgeleide Overige markt- markt- waarderings- notering notering methoden
Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Private Equity Overige
0 0 102.717 102.717 676.956 0 0 676.956 1.411.358 135.033 2.564 1.548.955 -53 47.841 0 47.788 0 0 224.555 224.555 -24.176 0 0 -24.176
2.064.085 182.874 329.836 2.576.795
Totaal
De Totale beleggingen in bovenstaande levelindeling sluit niet aan bij de Totale beleggingen van het verloopoverzicht. Het verschil wordt veroorzaakt door de post Overige, die bestaat uit de kortlopende vorderingen en schulden en de liquide middelen met betrekking tot de beleggingen.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
71
Jaarrekening
Verpanding Het fonds heeft eind 2013, evenals in 2012, geen securities lending toegepast. Bij het afsluiten van derivatencontracten wordt onderpand gevraagd of gegeven. Dit kan zowel worden gegeven in stukken als in cash. Van de totale obligatieportefeuille is per 31 december 2013 € 26,4 mln. (2012: € 28,0 mln.) uitgegeven als onderpand. Het totale bedrag aan ontvangen onderpand per 31 december bedraagt € 69,2 mln. (2012: € 174,0 mln.). Hiervan is € 60,8 mln. (2012: € 133,0 mln.) ontvangen als cash collateral. Dit bedrag is zowel opgenomen in de post Obligatieportefeuille, als in de post Kortlopende schulden. De € 8,4 mln. (2012: € 41,0 mln) onderpand die is ontvangen in stukken is niet opgenomen op de balans. Als ontvangen collateral in stukken worden alleeen hoogwaardige Europese staatsobligaties geaccepteerd.
Toelichting op de balans
Ultimo 2012
Directe Afgeleide Overige markt- markt- waarderings- notering notering methoden
Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Private Equity Overige
0 0 114.752 114.752 618.662 0 0 618.662 1.479.730 5.330 0 1.485.060 -14 143.647 0 143.634 0 0 252.657 252.657 -51.017 0 0 -51.017
2.047.361 148.977 367.409 2.563.747
Jaarrekening
Totaal
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
Categorie
Stand Indirecte Stand ultimo Onttrek- beleggings- ultimo 2012 Stortingen kingen resultaten 2013
Onroerende zaken Vastgoedbeleggingsfondsen
78 28 -66 0 40
78 28 -66 0 40
Zakelijke waarden Aandelenbeleggingsfondsen
23.109 1.256 -4.724 3.431 23.072
23.109 1.256 -4.724 3.431 23.072
Vastrentende waarden Vastrentende beleggingsfondsen
70.833 3.045 -6.889 1.844 68.833
70.833 3.045 -6.889 1.844 68.833
Overige Liquiditeitenfondsen
40.259 23.501 -26.393
212 37.579
40.259 23.501 -26.393
212 37.579
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
72
134.279
27.830
-38.072
5.487
129.524
Toelichting op de balans
2013 2012 [3] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op aangesloten ondernemingen Vorderingen inzake beleggingen Te verdelen kosten Afrekening servicekosten Debiteuren Vooruitbetaalde bedragen volgend boekjaar Overige
0 0
Totaal vorderingen en overlopende activa [4] Liquide middelen Depotbanken ING Bank N.V.
6.547
2.691
32.322 77.789 3.831 2.218
36.153 80.007 De liquide middelen zijn ter vrije beschikking van het fonds. Passiva Reserves [5] Fondsvermogen Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
116.501 119.415
-6.607 123.108
Stand per 31 december
235.916
116.501
Totaal eigen vermogen
235.916
116.501
Het minimaal vereist vermogen bedraagt 2.438.238 Het vereist vermogen bedraagt 2.693.868 De dekkingsgraad is
104,2% 2.543.616 115,2% 2.797.382 110,1%
104,2% 114,6% 104,8%
De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal eigen vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
73
Jaarrekening
Lopende intrest en nog te ontvangen dividend Banken
4.861 548 1.514 1.977 63 63 57 0 22 0 22 62 8 41
Toelichting op de balans
2013 2012
Jaarrekening
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds [6] Technische voorziening pensioenverplichtingen Stand per 1 januari Het verloop van de voorziening is als volgt: Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Kanssystemen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijzigen marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2.438.474
2.268.405
56.375 52.108 0 359 -7.679 -6.289 8.521 34.918 -91.561 -92.017 -792 -934 -69.763 152.669 -696 -1.318 0 27.389 5.191 -3.184
Stand per 31 december
2.338.070
2.438.474
De Duratie van de voorziening bedraagt 15,3 (2012: 15,8). [7] Overige technische voorziening Overgangsverplichtingen Levensloopregeling Stand per 1 januari Mutatie
1.799 2.668 -643 -869
1.156 1.799 Totaal technische voorzieningen
2.339.226
De voorziening pensioenverplichtingen is als volgt samengesteld: Actieven Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
772.679 880.405 1.169.803 1.157.680 391.836 402.188
2.339.226 2.440.273
74
2.440.273
Toelichting op de balans
2013 2012 [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Stortingen Onttrekkingen Rendement
134.279 133.833 390 304 -10.632 -10.399 5.487 10.541
Stand per 31 december
134.279
Jaarrekening
[9] Kortlopende schulden en overlopende passiva Schulden inzake beleggingen (onderpand derivaten) Derivaten Belastingen en sociale premies Vakantiedagen en salarissen Kosten vermogensbeheer Schulden aan aangesloten ondernemingen Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten Vooruit ontvangen bedragen volgend boekjaar Overige schulden
129.524
61.843 133.001 0 60.321 2.214 4.515 371 0 2.528 1.826 0 405 129 193 820 122 624 626
68.529 201.009
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
75
Toelichting staat baten en lasten
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro)
Baten en lasten
2013
2012
Jaarrekening
[10] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Banken Overig
384 433 0 0 32.913 17.135 5.244 19.451 44 0 -189 0
Totaal directe beleggingsopbrengsten
38.396
Indirecte beleggingsopbrengsten Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
-6.709 -8.569 93.298 86.889 -49.400 133.640 -37.874 63.252 21.467 21.218
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
20.782
37.019
296.430
Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
-5.838 -5.584
Totaal kosten vermogensbeheer
-5.838
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
-5.584
53.340
327.865
[11] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Indirecte beleggingsopbrengsten Onroerende zaken Zakelijke waarden Vastrentende waarden Overige beleggingen
0 3.431 1.844 212
20 2.745 7.807 -31
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
5.487
10.541
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
76
5.487
10.541
Toelichting staat baten en lasten
2013 2012 [12] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers Pensioenpremie werknemers Bijdrage FVP regeling Inkoopsommen Inkoopsommen TOP
35.933 36.355 17.966 16.793 199 225 7.670 8.360 153 290
61.921 62.023 54.289 57.687 42.114
53.967 55.856 40.561
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd Bijdragen voor risico deelnemers Opslag in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
47.524 390 7.092 2.681
45.739 304 7.558 2.255
57.687 55.856
De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd Bijdragen voor risico deelnemers Opslag in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
34.191 390 5.108 2.425
42.114 40.561
[13] Premiebijdragen voor risico deelnemers Bijdragen Extra Pensioen [14] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
Jaarrekening
Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie
32.834 304 5.426 1.997
390 304
1.536 -2.465
248 -1.018
-929 -770
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
77
Toelichting staat baten en lasten
2013 2012 [15] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers Onttrekking i.v.m. inkoop rechten Onttrekking i.v.m. overgedragen rechten Onttrekking i.v.m. overlijden
-7.784 -2.666 -182
-8.650 -1.611 -138
-10.632 -10.399
Jaarrekening
[16] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen
-74.614 -75.016 -15.853 -15.736 -178 -188 -1.010 -1.090
Subtotaal
-91.655 -92.030
Andere uitkeringen Afkoopsommen Overige
-66 -71 -395 -245
Subtotaal
-461 -316
Totaal pensioenuitkeringen -92.116 -92.346 [17] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Kanssystemen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijzigen marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-56.375 -52.108 0 -359 7.679 6.289 -8.521 -34.918 91.561 92.017 792 934 69.763 -152.669 696 1.318 0 -27.389 -5.191 -3.184
100.404 -170.069
78
Toelichting staat baten en lasten
2013 2012 [18] Mutatie overgangsverplichtingen Levensloopregeling Onttrekking levensloop
643
869
643 869 [19] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stortingen Onttrekkingen Rendement
-390 -304 10.632 10.399 -5.487 -10.541
[20] Herverzekering Premies herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Winstdeling herverzekering
0 25 0
0 0 0
25 0 [21] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Personeelskosten Administratie Projectkosten Kosten Bestuur Huisvestingskosten Contributies en bijdragen Advieskosten Actuaris Communicatiekosten Accountantscontrole van de jaarrekening Automatisering Overige kosten
-1.365 -1.599 -899 0 -642 -1.384 -279 -271 -264 -283 -248 -135 -149 -100 -126 -121 -101 -109 -97 -125 -67 -127 -151 -536
Kosten intern vermogensbeheer
-4.388 -4.790 915 800
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-3.473
-3.990
KPMG heeft € 97 aan honorarium ten behoeve van de controle van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 2:382 lid a BW, ten laste van het fonds gebracht. Daarnaast is in de projectkosten € 40 aan honorarium voor KPMG met betrekking tot IT opgenomen.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
79
Jaarrekening
4.755 -446
Toelichting staat baten en lasten
2013 2012
Jaarrekening
[22] Overige baten en lasten Vrijval overlijden Fondsbijdrage levensloopregeling Overige
182 138 -578 -612 -4 0
Totaal Overige baten en lasten
-400
-474
Saldo van baten en lasten
119.415
123.108
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds TNO hebben in 2013 geen bezoldiging ontvangen. De door de bestuursleden (werkgevers en werknemers) gemaakte uren worden tegen een kostendekkend tarief vergoed aan de werkgevers. De salarissom inclusief vakantietoeslag, 13e maand en sociale lasten van de directie bedroeg € 450 (2012: € 398). De stijging wordt veroorzaakt door de wisseling binnen de directie en de daarmee samenhangende dubbele salariskosten. Personeel Gedurende het boekjaar 2013 had Stichting Pensioenfonds TNO 9 fte’s in dienst (2012: 14). Verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen het fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van de voorwaarden in het pensioenreglement.
2013 2012 Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Premies Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Toeslagverlening Wijziging actuariële grondslagen en methoden Reguliere mutaties voorzieningen Overige oorzaken
69.763 -152.669 44.819 292.948 2.865 5.669 -233 547 0 -801 -555 -329 5.033 4.455 2.808 1.834 0 -359 0 -27.389 -1.004 294 -4.081 -1.092
119.415 123.108
80
Risicoparagraaf
Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR.
Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2013: strategisch; 2012: strategisch).
2013 2012
€ % € %
Renterisico (S1) Zakelijkewaardenrisico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Diversificatie-effect
91.095 3,9 71.821 2,9 276.860 11,8 289.735 11,9 107.792 4,6 112.204 4,6 0 0,0 0 0,0 28.157 1,2 39.418 1,6 56.468 2,4 58.907 2,4 -205.730 -8,7 -214.974 -8,8
Vereist Eigen Vermogen
354.642 15,2 357.111 14,6
Aanwezige dekkingsgraad 110,1 104,8 Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,2 104,2 Vereiste dekkingsgraad 115,2 114,6
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
81
Jaarrekening
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen Vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2013 groter dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds niet in een dekkingstekort verkeert. Het Eigen Vermogen is echter kleiner dan het Vereist Eigen Vermogen, waardoor het fonds wel in een reservetekort verkeert.
Risicoparagraaf
door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, toegenomen van 104,8% (2012) tot 110,1% (2013). Onderstaande specificatie van het belegd vermogen wordt in het verdere verloop van deze risicoparagraaf gebruikt om de risico nader te kwantificeren. 2013 2012
Jaarrekening
€ % € %
Vastgoed Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Private Equity Liquide middelen Overige vorderingen Kortlopende schulden
102.717 4,0 114.752 4,5 676.956 26,3 618.662 24,1 1.548.955 60,1 1.485.060 57,9 47.788 1,9 143.633 5,6 224.555 8,7 252.657 9,9 36.153 1,4 80.007 3,1 1.514 0,1 1.977 0,1 -61.843 -2,5 -133.001 -5,2
2.576.795 100,0 2.563.747 100,0
Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Ter afdekking van het renterisico door de vermogensbeheerders rentederivaten contracten afgesloten. Het betreft een 60-tal contracten met looptijden tussen de 1 en 50 jaar. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 13,3 (2012: 15,8) Duratie van de pensioenverplichtingen 15,3 (2012: 15,8) Voor de vaststelling van het renterisico bij het Vereist Eigen Vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille. Derivaten Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 55% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de Vereist Eigen Vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 98.622 (4,2%) en voor het strategisch renterisico 91.095 (3,9%) ultimo 2013.
82
Risicoparagraaf
Zakelijkewaardenrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, Vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
2013 2012
€ % € %
568.361 108.595
676.956 100,0 618.662 100,0
84,0 16,0
489.328 129.334
79,1 20,9
Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijkewaardenrisico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. De buffer voor het feitelijk zakelijkewaardenrisico bedraagt 266.487 (11,4%) en voor het strategisch zakelijkewaardenrisico 276.860 (11,8%) Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om een gedeelte van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
83
Jaarrekening
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
Risicoparagraaf
2013 2012
Jaarrekening
€ % € %
Totaal beleggingen naar valuta voor afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Britse pound sterling Japanse yen Overige valuta
1.712.232 66,4 1.694.132 66,1 398.857 15,5 386.992 15,1 104.288 4,0 110.678 4,3 47.525 1,8 47.912 1,9 313.893 12,2 324.033 12,6
2.576.795 100,0 2.563.747 100,0
Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten Euro Amerikaanse dollar Britse pound sterling Japanse yen Overige valuta
2.089.562 81,1 2.074.742 80,9 171.398 6,7 195.103 7,5 3.022 0,1 -214 0,0 1.392 0,1 -417 0,0 311.421 12,1 294.533 11,6
2.576.794 100,0 2.563.747 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2013:
in miljoenen euro
aankoop verkoop uiterlijke transacties transacties einddatum
Euro Amerikaanse dollar 215.234 -212.340 22 januari 2014 Britse pound sterling 90.302 -91.604 22 januari 2014 Japanse yen 58.728 -54.126 22 januari 2014
364.264 -358.070
Strategisch dekt het fonds 100% van haar beleggingen in Amerikaanse dollar, Britse pound sterling en Japanse yen af in de liquide portefeuille.
84
Risicoparagraaf
Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valutarisico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valutarisico bedraagt 100.368 (4,3%) en voor het strategisch valutarisico 107.792 (4,6%)
Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 93 basispunten. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA-rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen kredietrisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
2013 2012 Rating vastrentende waarden: AAA AA A BBB Lager dan BBB Cash
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
€ % € %
531.240 34,3 502.425 33,8 325.698 21,0 182.524 12,3 231.673 15,0 413.613 27,9 286.856 18,5 182.231 12,3 119.307 7,7 132.404 8,9 54.181 3,5 71.863 4,8 1.548.955 100,0 1.485.060 100,0
85
Jaarrekening
Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand.
Risicoparagraaf
2013 2012 Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Fondsen Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd <> 5 jaar Resterende looptijd >= 5 jaar
Jaarrekening
€ % € %
433.691 28,0 524.810 35,3 38.215 2,5 65.013 4,4 297.817 19,2 244.201 16,4 779.232 50,3 651.036 43,9 1.548.955 100,0 1.485.060 100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 28.008 (1,2%) en voor het strategisch kredietrisico van 28.157 (1,2%) Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 56.468 (2,4%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 56.468 (2,4%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd
86
Risicoparagraaf
2013 2012
€ % € %
Onroerende zaken Verdeling onroerende zaken per sector: Kantoren Participaties in Vastgoed beleggingsfondsen
102.717 100,0 114.752 100,0
72.793 70,9 81.128 70,7 1.988 1,9 3.841 3,3 16.119 15,7 16.429 14,3 11.817 11,5 13.354 11,7 102.717 100,0 114.752 100,0
2013 2012
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa Noord-Amerika Pacific Azië Overige
481.310 71,1 420.465 68,0 8.716 1,3 1.112 0,2 80.257 11,9 96.062 15,5 78.038 11,5 0 0,0 28.635 4,2 101.023 16,3
676.956 100,0 618.662 100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden Vanguard Investment Series PLC – SRI European Stock Vanguard Inst. Index Fund BlackRock MSCI Emerging Markets Free B
262.930 204.982 134.522
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
38,8 30,3 19,9
87
Jaarrekening
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa Noord-Amerika Pacific Azië
5.700 5,5 5.700 5,0 97.017 94,5 109.052 95,0
Risicoparagraaf
2013 2012
€ % € %
Jaarrekening
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Noord-Amerika Pacific Azië Oceanië
1.175.116 75,9 1.107.062 74,5 198.634 12,8 157.172 10,6 8.493 0,5 13.862 0,9 5.315 0,3 6.038 0,4 161.397 10,5 200.926 13,6
1.548.955 100,0 1.485.060 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Staatsobligaties Duitsland Staatsobligaties Nederland Staatsobligaties Frankrijk
162.942 157.036 79.664
10,9 10,5 5,3
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in de aan het fonds verbonden ondernemingen.
Rijswijk, 10 juni 2014
Bestuur Stichting Pensioenfonds TNO
88
Overige gegevens
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Overige gegevens
Resultaatbestemming Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming In de statuten is geen bepaling opgenomen over de resultaatbestemming. Resultaatverdeling Het Bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2013 als volgt te verdelen: 2013 Fondsvermogen 119.415 ________ 119.415
Uitvoering De uitvoering van de pensioenregeling, de financiële administratie en de actuariële advieswerkzaamheden van het fonds zijn ondergebracht bij AZL N.V. te Heerlen. Het vermogensbeheer is gedelegeerd aan de uitvoeringsorganisatie Beleggingen, daarbij geadviseerd door de BAC. De beleggingsadministratie is uitgevoerd door Kasbank. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door KPMG. De controle van de voorziening pensioenverplichtingen berust bij AON Hewitt, actuaris van het fonds.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
89
Actuariële verklaring
Actuariële verklaring
Overige gegevens
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds TNO te Rijswijk is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het Pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds TNO is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amsterdam, datum 10 juni 2014
drs. A.C. Herlaar, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
90
Controleverklaring
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds TNO te Rijswijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het Bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds TNO per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
91
Overige gegevens
Verantwoordelijkheid van het Bestuur Het Bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Controleverklaring
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 10 juni 2014
Overige gegevens
KPMG Accountants N.V.
J.C. van Kleef RA
92
Aangesloten werkgevers
Bijlagen
Aangesloten werkgevers Het fonds verzorgt de pensioenregeling voor onderstaande 32 aangesloten werkgevers.
Aantal deelnemers 1)
Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) 3248 Stichting Maritiem Research Instituut Nederland 360 Batavia Bioservices B.V. 38 BiosparQ B.V. 3 CBO B.V. 39 Celsian Glass & Solar B.V. 23 Delft Patents B.V. 4 Den Haag Centrum voor Strategische Studies 18 Ducares B.V. 15 Efectis Nederland B.V. 43 EEMC B.V. 2 Euroloop B.V. 33 Fytagoras B.V. 10 Investors in People Nederland B.V. 1 Keuren & Kalibreren B.V. 24 Lightweight Structures B.V. 8 NMI Certain B.V. 81 ProQares B.V. 13 TASS B.V. 64 TASS International Safety Center B.V. 30 TASS International Homologations B.V. 25 TNO Bedrijven B.V. 10 TNO Diana B.V. 20 TNO Heimolen B.V. 1 TNO Management Consultants B.V. 32 TNO Triskelion B.V. 171 TÜV Rheinland Nederland B.V. 64 Triple E Consulting 6 Verispect B.V. 38 VSL B.V. 111 Endures B.V. (vanaf 1 januari 2014) 9 Stichting Pensioenfonds TNO 10 1) Aantal medewerkers in dienst bij de desbetreffende aangesloten onderneming per 31 december 2013.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
93
Bijlagen
Aangesloten Werkgever
Begrippenlijst
Begrippenlijst
Bijlagen
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het Bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen, zoals het pensioenfonds, hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente; de kansstelsels: sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid enz.; kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en/of uitbetalingskosten). Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene die de financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Actuele waarde De actuele waarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige nettokasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. Voor direct onroerend goed wordt de taxatiewaarde als actuele waarde gehanteerd. AFM Afkorting voor Autoriteit Financiële Markten. Toezichthouder op financiële instellingen zoals banken, pensioenfondsen en verzekeraars die eerlijkheid en transparantie op de financiële markten bevordert. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en de passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van een strategisch beleggingsbeleid.
94
Begrippenlijst
AOW-overbruggingspensioen Bedraagt maximaal tweemaal de AOW voor gehuwden zonder AOW-toeslag. Het AOW-overbruggingspensioen kan ingaan in combinatie met een vervroeging van het ouderdomspensioen dan wel per de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot de datum waarop de AOW ingaat. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vastrentende waarden. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestatie van (de beheerder van) een beleggingsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld. Bijlagen
Beurskoers Marktprijs van een aandeel, obligatie of andere waardepapieren. Blacklist Zwarte lijst met ongewenste zaken. Compliance De naleving van regelgeving. Contante waarde De contante waarde op een bepaald moment van (een serie) betalingen in de toekomst, is het bedrag dat op dat moment aanwezig zou moeten zijn om, rekening houdend met rente-aangroei (rekenrente) en eventuele andere actuariële grondslagen, deze toekomstige betalingen te kunnen verrichten. Continuïteitsanalyse Dit is een instrument om de verwachte ontwikkeling van de financiële situatie van het pensioenfonds op lange termijn (15 jaar) en de solvabiliteits-, toeslagen- en premierisico’s in kaart te brengen. Het is tevens een hulpmiddel om te toetsen of er sprake is van consistentie ten aanzien van toezegging, financiering en communicatie van pensioenregelingen en in het bijzonder van toeslagen. Coupon Genummerd deel van de obligatie waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald. Credit spread Verschil tussen rentetarief op een bedrijfsobligatie en staatsobligatie. Custodian Bewaarbank van effecten. Defined benefit Pensioenvorm waarbij de hoogte van het te bereiken pensioen is toegezegd.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
95
Begrippenlijst
Defined contribution Pensioenvorm waarbij de premie is toegezegd. Het beschikbare kapitaal wordt belegd en op het moment van pensionering aangewend voor aankoop van een pensioen. De hoogte van het pensioen is rechtstreeks afhankelijk van de premie-inleg van de behaalde beleggingsresultaten.
Bijlagen
Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit van een pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen (BV) de voorziening opgebouwde rechten (VOR) overtreft, uitgedrukt in een percentage: Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om de voorziening opgebouwde rechten te dekken, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. Fondsen gaan in hun financiële opzet veelal van een minimumdekkingsgraad uit die in mindere of meerdere mate ruim boven 100% ligt. Dekkingstekort Van een dekkingstekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedraagt dan de wettelijke minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2%. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verstaan: huur-, dividend- en rente-opbrengsten van de beleggingen. DNB Afkorting voor De Nederlandsche Bank. Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioenwet bewaakt. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Exposure Bedrag waarover risico wordt gelopen. De risico’s voor de beleggingen kunnen bijvoorbeeld zijn valuta-, rente- en koersfluctuaties. Extra pensioen De per 1-1-2012 ingevoerde beschikbare premieregeling om op vrijwillige basis en voor eigen risico een extra pensioenkapitaal op te bouwen voor de inkoop van een extra pensioen. De premie wordt ingehouden op het salaris. FIRM Financiële Instellingen Risico-analyse Methode van De Nederlandsche Bank.
96
Begrippenlijst
Franchise Het deel van het pensioengevend salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Hiertegenover staat de AOW-uitkering van de overheid. FTK Financieel toetsingskader. Op de Pensioenwet gebaseerde methodiek van De Nederlandsche Bank voor toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen en verzekeraars. Future Termijncontract dat op de beurs wordt verhandeld.
Bijlagen
Hedge Funds Beleggingsfondsen die gebruikmaken van een breed scala van beleggingsstrategieën en –instrumenten om onder verschillende marktomstandigheden een positief rendement te behalen. Hedgen Het afdekken van (beleggings)risico. Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de niet-gerealiseerde herwaarderingsresultaten. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde per aandeel is de ‘werkelijke’ waarde van dat aandeel, afgeleid van de onderliggende beleggingen. De intrinsieke waarde wordt berekend door de waarde van de activa (bezittingen) te verminderen met de passiva (schulden) en het saldo te delen door het aantal uitstaande aandelen. ISAE 3402 De International Standard on Assurance Engagement 3402 is de per 2011 geldende richtlijn voor rapportages en verklaringen over beheersingsprocessen. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loontontwikkeling. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
97
Begrippenlijst
Kostendekkende premie Pensioenpremie gerelateerd aan de kosten van het pensioen, die wordt berekend op basis van de wettelijke voorschriften en de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Matchingportefeuille De pensioenverplichtingen worden gematched met de vastrentende waarden- en swapportefeuille.
Bijlagen
Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk deelnemersjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslagen van het desbetreffende dienstjaar. Nominale waarde De op het stuk (aandeel of obligatie) aangegeven waarde. Bij een koers van 100 (= 100%) is de prijs van het waardepapier gelijk aan de nominale waarde. Opbouwpercentage Het percentage van de pensioengrondslag dat per jaar aan pensioen wordt opgebouwd. Dit is 1,75% voor het ouderdomspensioen. Optie Zie ook calloptie en putoptie. Verhandelbaar recht om iets te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren vastgestelde prijs gedurende een van tevoren vastgestelde termijn. Ouderdomspensioen Het pensioen dat vanaf de pensioendatum levenslang aan de deelnemer wordt uitgekeerd. Outperformance/underperformance Er is sprake van out- of underperformance als het gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger respectievelijk lager is dan het rendement van de benchmark. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds. Partnerpensioen Het pensioen dat aan de nabestaande wordt uitgekeerd per de eerste van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Pensioengrondslag Het pensioengevend salaris of wel het bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag, eventuele pensioengevende toeslagen en 13e maand minus de franchise. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen.
98
Begrippenlijst
Premie- en toeslagstaffel De vaststelling van de totale pensioenpremie en het verlenen van de toeslag voor de pensioenen gebeurt jaarlijks door het Bestuur. Daarbij is onder meer de hoogte van de dekkingsgraad en de door de Raad van Bestuur van TNO vastgestelde algemene structurele salarismaatregel van belang. Als leidraad daartoe hanteert het Bestuur een beleidsstaffel. Deze is in te zien op de website van het pensioenfonds: www.pensioenfondstno.nl. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Een andere vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder partnerpensioen dat de gewezen partner ontvangt bij scheiding/einde partnerschap. Bijlagen
Private Equity Beleggingen in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rente swap Overeenkomst tot ruil van rentestromen of renterisico’s met een andere partij. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort Van een reservetekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedraagt dan de wettelijk vereiste dekkingsgraad. Securities Lending Het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, waarbij onderpand wordt ontvangen ter dekking van het risico van niet-teruglevering. Service Level Agreement (SLA) Onderdeel van een servicecontract waarin het niveau van de dienstverlening is gedefinieerd. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Solvabiliteitstoets Toets die in beeld brengt of de financiële positie van een pensioenfonds adequaat is voor een kapitaaldekking van de aangegane pensioenverplichtingen. De waarde van de vrij beschikbare activa moet ten minste gelijk zijn aan het totaal van de voorzienbare verplichtingen. Daarnaast moet het eigen vermogen toereikend zijn om over één jaar nog altijd te voldoen aan de eerste voorwaarde, gegeven de aard en omvang van de aanwezige risico’s. Alle waarden dienen op actuele basis te worden vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
99
Begrippenlijst
Sterftetafels/overlevingstafels Geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland, afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris.
Bijlagen
Swap Overeenkomst tot ruil van bijvoorbeeld valutastromen, rentestromen of risico. Toeslag Het Pensioenfonds TNO probeert ieder jaar de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen te verhogen met de algemene salarismaatregel bij TNO. De toeslag is voorwaardelijk. Er is geen recht op verhoging. Het fonds betaalt de toeslag uit het beleggingsrendement. Voor deze toeslag is geen reserve gevormd en er wordt geen premie voor betaald. Of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de verhoging door te voeren, wordt door het Bestuur jaarlijks vastgesteld. Daarbij zijn onder meer de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds en de eventuele algemene salarismaatregelen van TNO van belang. Als leidraad daartoe hanteert het Bestuur een staffel. Totale premie De pensioenpremie die door de werkgever wordt betaald inclusief het werknemersdeel. Tijdelijk ouderdomspensioen (TOP) De sinds 1996 door het Pensioenfonds TNO uitgevoerde beschikbare premieregeling voor een Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP). Alle premiebetalingen zijn gestopt. Het geld bestemd voor het pensioendoel wordt belegd via ING IM. Ultimate Forward Rate (UFR) Op aangeven van De Nederlandsche Bank wordt vanaf september 2012 de waarde van de Pensioenverplichtingen vastgesteld met een disconteringsvoet die voor looptijden tot en met 20 jaar gelijk is aan de actuele driemaands gemiddelde swap rente. Voor looptijden vanaf 21 jaar is de toepasselijke rente een driemaands gewogen gemiddelde van de actuele swap rente en de vastgestelde UFR. Vastgoed Beleggingen in niet beursgenoteerd vastgoed. Vastrentende waarden Hypotheken, leningen op schuldbekentenis en obligaties. Verzekeringstechnische analyse Ook wel actuariële analyse genoemd. In deze analyse wordt door de actuaris de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de gehanteerde actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het nabestaandenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen.
100
Begrippenlijst
Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Voorziening pensioenverplichtingen (VPV ) De op de balansdatum met de rentetermijnstructuur verdisconteerde opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Waardeoverdracht Het wettelijk recht om opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever met als doel pensioenbreuk en/of om versnippering van pensioenaanspraken over verschillende pensioenuitvoerders zo veel mogelijk te beperken. Bijlagen
Waardevast pensioen Een pensioen dat meegroeit met de prijsstijgingen. Welvaartsvast pensioen Het pensioen dat meegroeit met de algemene salarisstijgingen. Yield curve Zie rentetermijnstructuur. Zakelijke waarden Aandelen en alternatieve beleggingen.
Stichting Pensioenfonds TNO Jaarverslag 2013
101