Stichting Pensioenfonds Invista
NOTULEN VAN DE DEELNEMERSVERGADERING STICHTING PENSIOENFONDS INVISTA GEHOUDEN OP 14 OKTOBER 2015
Aanwezig:
De werkgeversbestuursleden: de heren Thomas (voorzitter) en Westhuis; De werknemersbestuursleden: de heren Wita, War en Sipkema; Mevrouw Wouters (plaatsvervangend bestuurslid bij afwezigheid van de heer Harrison als werkgeversbestuurslid); Mevrouw Van Heezik (aspirant-bestuurslid); De heer Janssens en mevrouw Kusters (verslag) van AZL. De navolgende deelnemers: de heren L. Arets, O. Dawid, L. Lipsch, H. Pluijmen, T. Mahieu. De heer P. Seuntjens en mevrouw B. Vinders (namens het Verantwoordingsorgaan).
Afwezig:
De heer Harrison (werkgeversbestuurslid), Mevrouw Van Rutten (aspirant-bestuurslid) en de heer Diepstraten (gepensioneerd lid Verantwoordingsorgaan).
1. / 2. Opening en mededelingen De voorzitter opent de deelnemersvergadering om 16.00 uur en verwelkomt alle aanwezigen. De aanwezigen worden voorts verzocht om de aanwezige presentielijst te tekenen. Er zijn verder geen mededelingen aan de zijde van de voorzitter, de overige bestuursleden, dan wel de aanwezige adviseurs. 3.
Presentatie Update Pensioenen per 14 oktober 2015 De voorzitter licht aan de hand van een Powerpoint presentatie de Update Pensioenen per 14 oktober 2015 toe. De voorzitter geeft voor wat betreft de pensioenregeling van INVISTA (Nederland) B.V. aan dat dit per 1 januari 2006 een middelloonregeling betreft voor alle deelnemers vanuit de vestiging Kerkrade en deelnemers vanuit de vestiging Rozenburg en Dordrecht die reeds vóór 1 januari 2006 in dienst waren. Voor deelnemers vanuit de vestigingen Rozenburg en Dordrecht die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden en alle deelnemers vanuit de vestiging Born die op of na 21 december 2012 in dienst zijn getreden, betreft dit een middelloonregeling met een beschikbare premieregeling voor wat betreft het eventuele salaris boven circa € 34.500,-. De pensioenregelingen worden uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Invista.
Pagina:
2
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Invista wordt gevormd door vertegenwoordigers vanuit de werkgever, de werknemers en de gepensioneerden. Verder geeft de voorzitter aan dat het pensioenfonds onder toezicht staat van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Vervolgens wordt ingegaan op de bestuurlijke samenstelling per 14 oktober 2015. Vanuit de werkgever hebben de heren Thomas, als voorzitter, de heer Westhuis en de heer Harrison zitting in het bestuur. Mevrouw Wouters is verder gevolmachtigd plaatsvervangend bestuurslid in geval van afwezigheid van de heer Harrison. Vanuit de werknemers hebben verder de heren Wita en War zitting in het bestuur. Daarnaast de heer Sipkema als vertegenwoordiger namens de gepensioneerden. Voorts kent het pensioenfondsbestuur momenteel twee aspirant-bestuursleden in de hoedanigheid van mevrouw Van Rutten, namens de werknemers, en mevrouw Van Heezik, namens de werkgever. Daarnaast heeft het bestuur een tweetal commissies ingesteld te weten de beleggingscommissie, bestaande uit de voorzitter en de heer Westhuis, en de auditcommissie, bestaande uit de voorzitter en de heer Wita. Verder heeft het pensioenfonds een Verantwoordingsorgaan ingesteld bestaande uit de heer Seuntjens namens de werkgever, mevrouw Vinders namens de deelnemers en de heer Diepstraten namens de gepensioneerden. Het eveneens wettelijk verplichte intern toezicht is bij het pensioenfonds ingericht in de vorm van een Visitatiecommissie, bestaande uit drie onafhankelijke externe personen. De voorzitter geeft vervolgens aan dat als gevolg van de zogenoemde Wet Versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen, een aantal veranderingen dienden plaats te vinden ten aanzien van de samenstelling van het Verantwoordingsorgaan. Deze schrijven voor dat het Verantwoordingsorgaan in ieder geval uit vertegenwoordigers namens de werknemers en de gepensioneerden dient te bestaan en dat de werkgever de keuze heeft om in het Verantwoordingsorgaan zitting te nemen, hetgeen bij het pensioenfonds het geval is. Daarnaast schrijft deze wet voor dat de samenstelling van het Verantwoordingsorgaan voor wat betreft werknemers en gepensioneerden op basis van de onderlinge getalsverhouding binnen het pensioenfonds dient te zijn. Als gevolg hiervan dienen er aan het Verantwoordingsorgaan twee vertegenwoordigers vanuit de werknemers te worden toegevoegd. Het Verantwoordingsorgaan bestaat dan uit één werkgeversvertegenwoordiger, drie werknemersvertegenwoordigers en één vertegenwoordiger namens de gepensioneerden. In dat kader is er bij de uitnodiging voor deze deelnemersvergadering aan alle werknemers tevens een oproep gedaan tot kandidaatstelling. Naar aanleiding hiervan heeft zich inmiddels één persoon kandidaat gesteld in de hoedanigheid van de heer Volf, werkzaam bij de vestiging Born. Het bestuur zal met deze kandidaat nog een kennismakingsgesprek organiseren om vast te stellen in hoeverre hij geschikt is voor deze functie dan wel nog een specifieke opleiding dient te volgen. Een en ander impliceert dan ook dat er, mocht de heer Volf geschikt worden bevonden, nog één vacature openstaat. De voorzitter blikt vervolgens terug op de bestuurlijke aandachtspunten in 2014. Dit betreft uiteraard de ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds en dus de dekkingsgraad. Deze is gedurende 2014 en 2015 zowel door de ontwikkelingen op de financiële markten, alsmede herziene wet- en regelgeving fors onder druk komen te staan. Verder heeft het bestuur gewerkt aan de totstandkoming van het jaarverslag over boekjaar 2013. De door de accountant en de certificerend actuaris gedane aanbevelingen naar aanleiding van hun controles over boekjaar 2013, zijn wederom door het bestuur bezien en indien nodig opgevolgd. Ook de gevolgen van nieuwe wet- en regelgeving zijn door het bestuur nader in kaart gebracht, zoals de zojuist genoemde Wet Versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen en waar nodig geïmplementeerd. Verder zijn de huidige pensioenregelingen als gevolg van het herzien fiscaal Witteveenkader per 1 januari 2014 gewijzigd en geïmplementeerd in de pensioenadministratie bij AZL. Hierop zal later
Pagina:
3
uitgebreider worden teruggekomen. Ook heeft DNB een aantal themaonderzoeken uitgevoerd in 2014, naar aanleiding waarvan het pensioenfonds onder andere een zogenoemde kwetsbaarheidsanalyse diende op te stellen. Hierbij diende het pensioenfonds de eigen kwetsbaarheid nader onder de loep te nemen. Daarnaast is een herzien beleggingsplan in 2014 opgesteld en bij Nationale Nederlanden Investment Partners (NNIP) geïmplementeerd. Het bestuur heeft in 2014 de (financiële) gevolgen van het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) per 1 januari 2015 in kaart gebracht en er is tevens uitvoerig gesproken over de toekomstvisie van het pensioenfonds. Per 1 januari 2014 is het herzien fiscaal Witteveenkader in werking getreden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de pensioenleeftijd voor de opbouw van nieuwe aanspraken vanaf 1 januari 2014 is gewijzigd van 65 jaar naar 67 jaar. Hierbij zijn de reeds opgebouwde pensioenaanspraken vóór 1 januari 2014, uitgaande van pensioenleeftijd 65 jaar, tevens verhoogd naar pensioenaanspraken op basis van de pensioenleeftijd van 67 jaar. Vervroeging van de pensioenleeftijd blijft mogelijk tot een pensioenleeftijd van 60 jaar. Hierover zijn alle deelnemers eind 2013 schriftelijk geïnformeerd. Per 1 januari 2015 is het fiscaal Witteveen verder versoberd hetgeen heeft geresulteerd in een fiscale verlaging van de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 naar maximaal 1,875%. Verder is de pensioenopbouw fiscaal gemaximeerd geworden op een pensioengevend salaris van € 100.000,-. Dit betekent dat er voor deelnemers met een pensioengevend salaris boven € 100.000,- geen pensioenopbouw meer plaatsvindt in de huidige pensioenregeling. Verder geeft de voorzitter aan dat er per 1 januari 2014 een kleine toeslagverlening heeft plaatsgevonden van 0,35% voor de actieven en 0,21% voor de inactieven als gevolg van het feit dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds ultimo 2013 boven de 105% lag, namelijk 108,5% op basis van de zogenoemde UFR rentecurve en 106,0% op basis van de actuele swapmarkt rentecurve. Per 1 januari 2015 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen. Dit ondanks het feit dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds ultimo 2015 boven de 105% lag, namelijk 113,3% op basis van de zogenoemde UFR rentecurve. Echter aangezien de dekkingsgraad op basis van de actuele swapmarkt rentecurve hier fors onder lag, namelijk 99,9%, alsmede de inzichten die het bestuur op dat moment had omtrent de financiële impact van het nFTK per 1 januari 2015, heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2015 geen toeslagen te verlenen. Voor wat betreft de financiële positie van het pensioenfonds, geeft de voorzitter aan dat de DNB dekkingsgraad ultimo 2014 113,3% bedroeg. Ultimo 2013 bedroeg de dekkingsgraad 108,6%. Een gunstig beleggingsrendement in 2014 heeft fors bijgedragen aan het herstel van de dekkingsgraad in 2014. Een ongunstige ontwikkeling voor de dekkingsgraad betrof de daling van de rente en de toename van de levensverwachting. Het pensioenfonds kende geen dekkingstekort in 2014, de dekkingsgraad bevond zich immers ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1%. Wel bevond het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort, aangezien de dekkingsgraad onder het vereist eigen vermogen van 114,6% lag. Vanwege de komst van het nFTK per 1 januari 2015 zijn alle bestaande herstelplannen komen te vervallen. Het pensioenfonds heeft een nieuw herstelplan ingediend per 1 juli jongstleden, aangezien het pensioenfonds ultimo 2014 een reservetekort had. De dekkingsgraad ultimo 2014 leek relatief gunstig, maar een ongunstige ontwikkeling in 2015 was al te voorzien. Vervolgens wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende 2014 besproken aan de hand van een grafiek. Hierin wordt zowel de dekkingsgraad op basis van de UFR rentecurve, als de dekkingsgraad op basis van de actuele swapmarkt rentecurve getoond. Daarnaast wordt de zogenoemde beleidsdekkingsgraad, die per 1 januari 2015 door de komst van het nFTK is geïntroduceerd, hierin getoond. Zoals gezegd leek de ontwikkeling van de DNB dekkingsgraad in 2014 gunstig, echter de dekkingsgraad op basis van de actuele swapmarkt rentecurve bedroeg slechts 99,9%.
Pagina:
4
De geschatte dekkingsgraad op basis van de UFR rentecurve is in deze grafiek tot en met ultimo augustus 2015 zichtbaar. De DNB dekkingsgraad bedroeg ultimo augustus 2015 108,8%. De dekkingsgraad op basis van de actuele swapmarkt rentecurve bedroeg op dat moment 103,9%. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de verschillen tussen deze beide dekkingsgraden minder groot zijn. Het bestuur is zich in dat kader bewust van het feit dat een dekkingsgraad op basis van de UFR-rente systematiek een kunstmatig geconstrueerde rente betreft, die is geïntroduceerd door de politiek om pensioenfondsen niet verder in financiële problemen te brengen door de lage rentestanden, hetgeen zou kunnen resulteren in nog verdere kortingen van pensioenaanspraken en pensioenen dan sommige pensioenfondsen tot op heden al hebben moeten doorvoeren. De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo augustus 2015 111,4%. 2014 was zeker op financieel gebied een jaar met veel uitdagingen. De dekkingsgraad is gedurende 2014 gestegen, echter wordt de financiële lat waar pensioenfondsen aan dienen te voldoen steeds hoger gelegd. De veranderingen in wet- en regelgeving maken het in 2015 weer lastiger en de eisen waaraan het pensioenfonds, en daarmee het pensioenfondsbestuur, dient te voldoen worden voortdurend zwaarder. Daarbij helpen de huidige economische omstandigheden, en met name de renteontwikkeling, niet mee. De voorzitter schetst vervolgens de veranderingen in regelgeving in 2015. Dit betreft met name de introductie van het nFTK per 1 januari 2015. Zoals eerder aangegeven is er een extra dekkingsgraad per 1 januari 2015 bijgekomen, de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Dit is het gemiddelde van de DNB dekkingsgraden over de afgelopen 12 maanden. Beleidsbeslissingen van het bestuur dienen nu op basis van de beleidsdekkingsgraad te worden genomen. Dit betreft onder andere besluiten omtrent toeslagverlening. Hierbij wordt aangegeven dat toeslagen alleen mogen worden verleend indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en daarnaast aangetoond kan worden dat de gegeven toeslag ook toekomstbestendig is en dus ook naar de toekomst toe gegeven moet kunnen worden. Daartegenover staat dat mocht het pensioenfonds tot korting van pensioenaanspraken en pensioenen dienen te besluiten, dan kunnen deze over een langer periode worden uitgesmeerd en hoeven niet direct geheel te worden doorgevoerd. Verder heeft het nFTK geleid tot een hoger vereist eigen vermogen van het pensioenfonds, de grens voor het al dan niet bestaan van een reservetekort komt dus steeds hoger te liggen. Hiermee wordt het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds vertraagd. Zoals eerder aangegeven heeft het pensioenfonds een nieuw herstelplan ingediend op basis van de nieuwe regelgeving vanuit het nFTK. Het pensioenfonds zal vanaf 1 januari 2015 jaarlijks een herstelplan dienen op te stellen, mocht de financiële positie ontoereikend zijn. Het bestuur heeft voor wat betreft de gekozen hersteltermijn gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar in plaats van de wettelijke maximale hersteltermijn van tien jaar. Mocht het herstel niet binnen vijf jaar lukken, zal er tot korting van pensioenaanspraken en pensioenen moeten worden overgegaan. Het bestuur heeft voor een hersteltermijn van vijf jaar besloten omdat men een eventuele noodzakelijke korting niet te ver voor zich uit wenst te schuiven, mede vanwege de verwachting dat het pensioenfonds nog maar een beperkte toekomst heeft gelet op de verzwaarde eisen in wet- en regelgeving, alsmede de bestuurlijke last. DNB heeft verder reeds ingestemd met het op 1 juli 2015 ingediende herstelplan. Vanuit de deelnemers wordt geïnformeerd naar mogelijke toekomstige alternatieve uitvoeringsvormen van de huidige pensioenregelingen. De voorzitter geeft aan dat zowel het bestuur, als de werkgever, toekomstige alternatieven, zoals aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds, overgang naar een verzekeraar, dan wel opgaan in een Algemeen Pensioenfonds (APF) of een Europees alternatief, voortdurend nader onderzoeken en zich hierop voorbereiden. Echter kan hier momenteel nog geen duidelijkheid over worden gegeven. Daarnaast heeft het pensioenfonds recent een zogenoemde haalbaarheidstoets uitgevoerd en de risicohouding, na overleg met het Verantwoordingsorgaan en de sociale partners bepaald. De voorzitter vervolgt met een korte toelichting ten aanzien van de zogenoemde (aanvangs-)
Pagina:
5
haalbaarheidstoets, die het pensioenfonds in 2015 voor het eerst heeft moeten uitvoeren en die vervolgens jaarlijks uitgevoerd zal moeten worden. De voorzitter licht toe dat deze toets als doel heeft om nader inzicht te verschaffen in de effecten van het gekozen beleid ten aanzien van de gewekte pensioenverwachtingen versus de bijkomende risico’s. Het dient verder als signaalfunctie als er niet meer voldaan kan worden aan de door het bestuur vastgestelde grenzen ten aanzien van het zogenoemde pensioenresultaat. Het pensioenresultaat geeft een indicatie van de mate waarin de koopkracht van deelnemers in stand wordt gehouden afgezet ten opzichte van de prijsinflatie. De voorzitter geeft voorts aan dat DNB in juli 2015 is overgegaan tot een verdere verlaging van de UFR-rente welke een negatieve impact tot gevolg heeft voor de DNB dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds. Hierdoor zal het herstel langer in beslag gaan nemen, waardoor er ook langere tijd geen dan wel lage toeslagen kunnen worden verleend. Per 1 juli 2015 is verder de nieuwe Wet Pensioencommunicatie per 1 juli 2015 in werking getreden, waarbij de zogenoemde Pensioen 1-2-3 is geïntroduceerd om meer gelaagdheid aan te brengen in de toekomstige pensioencommunicatie. Verder zal er naar gestreefd worden om toekomstige deelnemerscommunicatie steeds meer digitaal te laten plaatsvinden. Voor wat betreft andere bestuurlijke aandachtspunten, geeft de voorzitter aan dat dit met name de aanpassing van de fondsdocumenten, zoals de ABTN, aan het nFTK betreft. Verder de uitvoering van de haalbaarheidstoets en de vaststelling van de risicohouding op basis daarvan. Ook heeft het bestuur naar aanleiding van een Themaonderzoek vanuit DNB een integriteitsbeleid opgesteld. Voorts wordt er gewerkt aan de actualisatie van de integrale risicomanagement analyse, waarbij ingegaan wordt op alle risico’s die het pensioenfonds kan lopen. Waar dit zich in het verleden vaak richtte op voornamelijk financiële risico’s, verlangt DNB van pensioenfondsen dat zij tevens kijken naar de niet-financiële risico’s binnen een organisatie als het pensioenfonds, bijvoorbeeld risico’s rondom uitbesteding, IT-risico en integriteit van bestuurders, waaronder mogelijke belangenverstrengeling. Het pensioenfondsbestuur dient al deze risico’s en de impact hiervan nader in kaart te brengen en hiertoe de nodige beheersmaatregelen te treffen om te bezien in hoeverre deze toereikend zijn. Zoals gezegd wordt er door het bestuur gekeken naar de toekomstontwikkeling van het pensioenfonds, met name ingegeven door druk vanuit wet- en regelgeving en toezichthouders DNB en AFM. Deze hebben grote impact op kleinere pensioenfondsen, zoals het Invista pensioenfonds. Daarnaast heeft het bestuur de aanbevelingen vanuit de accountant, de certificerend actuaris naar aanleiding van het jaarwerk 2014 en de Visitatiecommissie naar aanleiding van de uitgevoerde visitatie in 2014 in kaart gebracht en wordt nu bepaald of en hoe deze tot actiepunten leiden. Tenslotte wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen in de economie en markten. Hierbij wordt aangegeven dat het economisch herstel in Europa traag op gang komt. De inflatie blijft vooralsnog laag. De Europese Centrale Bank probeert de economische groei te stimuleren door de korte rente laag te houden. De lange rente is als gevolg hiervan ook laag, maar in 2015 wel wat gestegen. De lage rente is ongunstig voor de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Onzekerheden rondom Griekenland, de achterblijvende economische ontwikkeling in China en de rente in de VS zorgen voor grote uitslagen op de financiële markten. 4.
Rondvraag en Sluiting De voorzitter stelt iedereen in de gelegenheid om nog vragen te stellen.
Pagina:
6
Vanuit de deelnemers wordt de vraag gesteld welke voor- dan wel nadelen het voortzetten van het pensioenfonds in eigen beheer heeft. De voorzitter geeft aan dat een van de voordelen het zelfstandig kunnen blijven beïnvloeden van de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer is. Ook het verbondenheidsgevoel met de deelnemers is hierbij groter. Voor wat betreft nadelen zijn deze gelegen in de hoge uitvoeringskosten en de bestuurlijke last, met name de bijkomende tijdsbesteding door de bestuurders. Aangezien er verder geen vragen bestaan aan de zijde van de aanwezigen, sluit de voorzitter de vergadering om 16.45 uur met dank aan alle aanwezigen voor ieders belangstelling en inbreng in deze vergadering.