STICHTING PENSIOENFONDS HOLLAND CASINO
JAARVERSLAG 2012
STICHTING PENSIOENFONDS HOLLAND CASINO
CORRESPONDENTIEADRES:
Hoofdweg 640, 2132 MK Hoofddorp Postbus 355, 2130 AJ Hoofddorp
Telefoon
:
023 – 56 59 565
Telefax
:
023 – 56 59 498
Website
:
www.pensioenfondshc.nl
Statutaire zetel
:
Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
Stichtingenregister
:
Amsterdam, dossier 41 223 236
Datum
:
24 mei 2013
INHOUDSOPGAVE
Kerncijfers ..................................................................................................................2 Karakteristieken van het pensioenfonds ....................................................................3 Profiel .....................................................................................................................3 Organisatie .............................................................................................................3 Verslag van het bestuur ............................................................................................. 9 Hoofdlijnen............................................................................................................ 9 Goed pensioenfondsbestuur ................................................................................. 14 Financiële paragraaf ............................................................................................ 20 Beleggingenparagraaf ........................................................................................... 27 Pensioenparagraaf ................................................................................................ 37 Actuariële paragraaf ............................................................................................ 40 Risico’s en beheersing van risico’s....................................................................... 42 Toekomstparagraaf.............................................................................................. 50 Jaarrekening 2012 ....................................................................................................54 Balans per 31 december 2012 ............................................................................... 55 Staat van baten en lasten over 2012 .....................................................................56 Bestemming van het saldo van baten en lasten....................................................56 Kasstroomoverzicht over 2012 ................................................................................. 57 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012 .................................................... 58 Overige gegevens ..................................................................................................... 98 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten . 99 Gebeurtenissen na balansdatum ....................................................................... 100 Actuariële verklaring .......................................................................................... 101 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant ...................................... 103 Verslag van het Verantwoordingsorgaan ............................................................... 105 Reactie bestuur op verslag van het Verantwoordingsorgaan .................................108 Begrippenlijst ......................................................................................................... 109
1
KERNCIJFERS 2012
(Bedragen x € duizend) Aantallen verzekerden per 31 december Aspirant deelnemers Actieve deelnemers Gewezen deelnemers met premievrije rechten Pensioengerechtigden Totaal verzekerden Reglementvariabelen Toeslag actieven per 1 januari in % Toeslag inactieven per 1 januari in % Doorgevoerde korting rechten en aanspraken in % Pensioenuitvoering Feitelijke premie1 2 Gedempte kostendekkende premie2 Zuiver kostendekkende premie2 Uitkeringen Pensioenuitvoeringskosten3 Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer (euro)3 Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen4 Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad in % Vereiste dekkingsgraad in % Beleggingsportefeuille4 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingsperformance Rendement incl. swaps/swaptions in % Rendement excl. swaps/swaptions in % Benchmark excl. swaps/swaptions in % Kosten vermogensbeheer in % belegd vermogen3 Transactiekosten in % belegd vermogen5
1
2011
2010
2009
46
80
76
49
68
4.149
4.333
4.458
4.450
4.897
3.952
3.567
3.455
3.289
2.676
450
394
347
307
278
8.597
8.374
8.336
8.095
7.919
0,00
0,00
0,00
0,00
1,63
0,00
0,00
0,00
0,00
1,63
1,60
-
-
-
-
27.227
27.823
28.908
42.338
30.290
26.855
27.213
28.581
-
-
35.049
29.853
29.881
33.884
29.875
7.763
7.091
6.107
5.547
5.144
1.196
1.301
1.300
-
-
260
275
271
-
-
909.701
774.514
690.882
603.061
494.210
38.355
35.379
28.701
23.400
28.025
169.467
180.784
154.849
160.212
127.970
913.209
842.363
683.353
557.143
560.506
99,6
91,9
101,1
108,2
88,2
118,6
121,5
122,7
128,8
122,8
924.954
789.991
703.898
603.148
508.762
67.286
58.035
33.688
34.016
42.054
314.994
251.054
307.684
240.339
166.513
453.364
394.184
324.791
294.683
259.723
71.382
74.763
15.678
13.865
27.304
17.928
11.955
22.057
20.245
13.168
14,7
9,5
10,5
14,1
-20,6
11,0
0,2
8,6
14,2
-23,9
11,8
1,6
9,9
19,8
-21,7
0,4
0,5
-
-
-
0,2
-
-
-
-
In 2009 inclusief extra storting werkgever van 12 miljoen. De genoemde premie is exclusief VPL-premie. 3 In 2012 advieskosten verband houdend met vermogensbeheer verschoven naar kosten vermogensbeheer. 4 Het verschil tussen het belegd vermogen en het pensioenvermogen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de bestemmingsreserve. 5 In 2012 voor het eerst. 2
2
2008
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS PROFIEL Stichting Pensioenfonds Holland Casino, statutair gevestigd te Hoofddorp is opgericht op 1 januari 1979. De laatste statutenwijziging was op 25 mei 2012. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41223236. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie de Pensioenfederatie. Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de aangesloten onderneming6. Hiertoe wordt voor één aangesloten werkgever en 8.597 verzekerden circa 925 miljoen vermogen beheerd.
ORGANISATIE PER 24 MEI 2013 Bestuur Werkgeversvertegenwoordigers Q.G. Ligtenstein Drs. W.G. Kooijman Drs. J. Mensonides Vacature
Functie voorzitter plv. voorzitter lid lid
Einde zittingsperiode 01-01-2015 01-01-2017 01-01-2016 01-01-2014
Werknemersvertegenwoordigers Mevr. A.M. van den Bos-Steen Drs. E. van Slooten H. Schuijt RA Mevr. C. Coeleman
Functie secretaris plv. secretaris lid lid
Einde zittingsperiode 01-01-2017 01-01-2015 01-01-2016 01-01-2014
Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het bestuur heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaamheden betreffen vermogensbeheer, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Het bestuur is, conform de bepalingen van de Pensioenwet, verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het strategische beleggingsbeleid. De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor de invulling van het beleggingsbeleid alsmede de uitvoering van het beleggingsbeleid. 6
De aangesloten onderneming is de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland. In dit verslag wordt gebruik gemaakt van de handelsnaam “Holland Casino”.
3
De beleggingscommissie is samengesteld uit leden van het bestuur. Bij de beleggingscommissievergaderingen zijn ook een externe deskundige en de directeur van de uitvoeringsorganisatie als adviseur aanwezig. De samenstelling van de beleggingscommissie zorgt ervoor dat de beleggingsontwikkelingen goed kunnen worden geanalyseerd en de uitvoering door de vermogensbeheerders kritisch kan worden bezien. De samenstelling van de beleggingscommissie is als volgt: Drs. W.G. Kooijman Mevr. A.M. van den Bos-Steen Drs. J. Mensonides Drs. E. van Slooten Drs. M. Iglesias del Sol CFA C. Leupen
voorzitter lid lid lid extern adviseur intern adviseur
Risicomanagementcommissie Het pensioenfonds heeft integraal risicomanagement ingevoerd door middel van Pension Risk Control ondersteund door Towers Watson. De risicomanagementcommissie is verantwoordelijk voor de monitoring van de risico’s. Daarnaast adviseert de risicomanagementcommissie het bestuur en andere organen over de wijze van monitoring van de risico’s. De samenstelling van de risicomanagementcommissie is als volgt: Mevr. C. Coeleman Drs. W.G. Kooijman Drs. W. Verburg C. Leupen Drs. M. Iglesias del Sol CFA Drs. P. Croux RA
voorzitter lid lid lid lid extern lid extern
Geschillen- en klachtencommissie Geschillen en klachten van deelnemers, gewezen deelnemers en andere personen die een aanspraak op pensioen jegens het fonds hebben, worden behandeld door de geschillen- en klachtencommissie conform het daaromtrent bepaalde in het reglement geschillen en klachten van het fonds. De samenstelling van de commissie is als volgt: H. Schuijt RA Mevr. C. Coeleman
voorzitter lid
Evaluatiecommissie De taak van de evaluatiecommissie is het samen met een bestuurslid opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan en het periodiek beoordelen van de ontwikkeling en het functioneren van de individuele bestuursleden.
4
De samenstelling van de commissie is als volgt: Q.G. Ligtenstein voorzitter Mevr. A.M. van den Bos-Steen lid Verantwoordingsorgaan De belangrijkste taak is om na afloop van ieder boekjaar een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het concept verslag van het bestuur, de concept jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, evenals over de beleidskeuzes voor de toekomst. De belangrijkste norm is of het bestuur heeft voldaan aan de statutair verleende opdracht tot een evenwichtige belangenbehartiging. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag van het fonds. De samenstelling is als volgt: Naam O. Loeber A. Suijk M.C.M. Bemelen F.P. Gerritsen Mevr. F.R. van Gorcum T.H.M. van der Klein M. van der Wal
vertegenwoordiging onafhankelijk werkgever deelnemers werkgever pensioengerechtigden pensioengerechtigden deelnemers
functie voorzitter secretaris lid lid lid lid lid
Einde zittingsperiode 01-01-2015 01-01-2016 01-01-2015 01-01-2014 01-01-2016 01-01-2015 01-01-2014
Intern toezicht De uitgangspunten voor het interne toezicht zijn vastgelegd in de statuten. Het bestuur heeft gekozen voor intern toezicht in de vorm van een visitatiecommissie. De leden van de visitatiecommissie zijn benoemd door het bestuur. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk van het pensioenfonds. De visitatiecommissie is als volgt samengesteld: Naam C.C. van der Sluis RA CPC Mevr. Drs. O. Bisschop EMFC RC P.C. Molenaar
Functie voorzitter lid lid
Einde zittingsperiode 31-03-2015 31-03-2014 31-03-2016
Periodiek krijgt de visitatiecommissie de opdracht om het functioneren van het bestuur en van het pensioenfonds te bezien. In 2012 heeft de visitatiecommissie geen opdracht gekregen van het bestuur. Voor 2013 is een visitatie voorzien. Uitvoeringsorganisatie De pensioenuitvoering is opgedragen aan Holland Casino. Het bestuur heeft een service level agreement (SLA) gesloten met Holland Casino. Holland Casino heeft het pensioenbureau als uitvoeringsorganisatie ingesteld.
5
De dagelijkse leiding van het pensioenbureau is als volgt: • C. Leupen, directeur pensioenfonds • W. Verburg, stafmedewerker pensioenbureau. De werkzaamheden betreffen de aansturing van de externe vermogensbeheerders, het voeren van de pensioenadministratie en het zorgdragen voor bestuursondersteuning. Het pensioenbureau verstrekt tenminste ieder kwartaal managementrapportages aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de kwaliteit van de uitvoering ieder kwartaal met het pensioenbureau. Uitbesteding vermogensbeheer Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer volledig uitbesteed. Met de externe vermogensbeheerders zijn hiervoor mandaten overeengekomen. Deze mandaten passen binnen de in de actuariële en bedrijfstechnische nota vastgestelde doelstellingen en restricties. Deze vermogensbeheerders zijn: Vermogensbeheerder Mandaat ABN-AMRO bank Passieve valuta overlay Akina Ltd Private equity Alliance Bernstein Passief wereld mandaat aandelen Passief Europa mandaat aandelen BlackRock Vastrentend matching mandaat BNP Beleggingsfondsen voor commodities en convertibles CBRE Global Investors Niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingen ING CRES Beursgenoteerd vastgoed Goldman Sachs Asset Management Actief wereld mandaat aandelen Lombard Odier Investment Managers Vastrentend return mandaat Vanguard Beleggingsfonds passief voor emerging markets Het bestuur heeft maatregelen getroffen om toezicht te kunnen uitoefenen op de activiteiten van de vermogensbeheerders. Hierbij is met name het monitoren van het beleggen binnen de mandaten van het bestuur van belang. Bovendien wordt hierbij aandacht gegeven aan de juiste interpretatie en uitvoering van beleggingen in lijn met het opgestelde beleggingsplan. Dit plan is tot stand gekomen op basis van de uitkomsten van de ALM studie die door het bestuur periodiek wordt gemaakt (zie pagina 32). Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks van de vermogensbeheerders een ISAE3402 of een soortgelijke verklaring. Deze worden door het pensioenbureau geanalyseerd. Over 2012 zijn nog niet alle verklaringen ontvangen. Over 2011 zijn alle verklaringen, sommige na publicatie van het jaarverslag van het pensioenfonds over dat jaar, ontvangen. Een dergelijke verklaring biedt aan het pensioenfonds en zijn waarmerkend accountant een gedetailleerd inzicht in hoe de beheersingsmaatregelen van de betreffende organisatie zijn ingericht en of deze effectief zijn geweest over een bepaalde
6
periode. Hiermee verschaft de betreffende partij inzicht in de kwaliteit en de transparantie van zijn dienstverlening. Daarnaast zijn met een aantal banken derivatencontracten afgesloten. Door middel van deze contracten kunnen renterisico (deels) en/of valutarisico (deels) worden afgedekt. De banken waarmee op dit moment dergelijke contracten bestaan zijn: • ABN-AMRO bank; • Barclays Capital; • JP Morgan; • Rabobank; • Royal Bank of Scotland. Uitbesteding van de beleggingsadministratie Het voeren van de beleggingsadministratie, de meting van de performance en het monitoren van de vermogensbeheerders, alsmede het voeren van het collateral management is aan Kas Bank N.V. uitbesteed. Kas Bank verzorgt rapportages voor het bestuur en de beleggingscommissie. Het ISAE3402 rapport van Kas Bank is op 10 december 2012 ontvangen. Dit rapport heeft betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 oktober 2012. Voor de laatste twee maanden van 2012 hebben wij in januari een bridgeletter ontvangen. Compliance officer Het bestuur heeft in 2008 de heer P.N.J. Stut RA benoemd tot compliance officer van het fonds. De heer Stut is in dienst van Holland Casino als compliance officer en onafhankelijk van het bestuur. De compliance officer is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de gedragscode en rapporteert periodiek zijn bevindingen aan het bestuur. Daarnaast adviseert de compliance officer het bestuur gevraagd en ongevraagd over compliance vraagstukken. Externe ondersteuning Het pensioenfonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat, investment management en risicobeheersing. Het pensioenfonds maakt daarbij gebruik van ondersteuning door externe actuarissen, beleggingsdeskundigen, riskmanagers en pensioen- en fiscaal juristen. Actuarissen Drs. R. Westhoff AAG, certificerend actuaris Drs. J.B. Koomans AAG, adviserend actuaris Beiden verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V., Amstelveen Accountant Drs. F.J.J. Glorie RA KPMG ACCOUNTANTS N.V., De Meern
7
Externe adviseur beleggingscommissie Drs. M. Iglesias del Sol CFA Towers Watson Netherlands B.V., Amstelveen Externe adviseur risicomanagementcommissie Drs. M. Iglesias del Sol CFA Drs. P. Croux RA Beiden verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V., Amstelveen
8
VERSLAG VAN HET BESTUUR HOOFDLIJNEN Sinds de crisis in 2008 toesloeg, heeft het bestuur maatregelen genomen om de financiële situatie van het pensioenfonds te herstellen middels het zogenaamde herstelplan. Het herstel op de financiële markten is onvoldoende geweest en de extreem lage rente heeft een grote negatieve invloed gehad op de dekkingsgraad. Hierdoor is het tijdspad van het oorspronkelijke herstelplan niet volledig gehaald. Kwakkelende financiële markten en het feit dat we gemiddeld langer leven hebben daarbij hun invloed. Het bestuur heeft zich genoodzaakt gezien de pensioenen in april 2013 met 1,6% te verlagen. Het bestuur beseft terdege dat het verlagen van de pensioenen zeer pijnlijk is: gepensioneerden voelen deze maatregel direct in hun portemonnee. Medewerkers die nu nog pensioen opbouwen zien hun inkomen voor later minder worden. Een moeilijk, maar onvermijdelijk besluit. Het is de oplossing om stap voor stap weer financieel gezond te worden. Het bestuur wil in dit verslag tot uitdrukking brengen op welke manier zij in 2012 de uitdagingen tegemoet is getreden en welk beleid zij in 2013 en de jaren daarna wil voeren. Onverminderde aandacht De grote onzekerheden in de wereld zoals we die vorig jaar hebben geschetst, zijn nog niet afgenomen. Dat betekent dat er veel aandacht dient te zijn voor allerlei omgevingsonderwerpen die hun uitstraling hebben naar pensioen gerelateerde zaken. Onderwerpen zoals de economische omgeving, de ontwikkelingen in wet- en regelgeving, de situatie bij Holland Casino, het mogelijk privatiseren van Holland Casino, risicomanagement, beleggingsprincipes toekomstbestendige pensioenregeling, versterking van de uitvoeringsorganisatie, beleggingsorganisatie en competenties vragen onverminderd veel aandacht van het bestuur en van de uitvoeringsorganisatie, alsmede van alle betrokken adviseurs. Sociale partners dienen werk te maken van het komen tot een toekomstbestendige pensioenregeling, waarbij de governance zodanig wordt ingericht dat de uitvoering adequaat en met inachtneming van wet- en regelgeving kan plaatsvinden en er sprake is van een deugdelijke financiële opzet van het pensioenfonds. Nieuwe regeling De politieke ontwikkelingen in 2012 hebben gemaakt dat nieuwe wet- en regelgeving is vertraagd. Onlangs heeft de staatssecretaris bekend gemaakt dat het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) ingaat per 1 januari 2015. Het nieuwe pensioenstelsel gaat dus een jaar later van start dan oorspronkelijk de bedoeling was. Daar het invoeren van het nieuwe FTK bijzonder ingrijpend is, roept het bestuur partijen op om op korte termijn een start te maken met het ontwikkelen en implementeren van een nieuwe regeling. Er
9
moet heel veel worden gedaan voordat een nieuwe regeling volledig operationeel is. Om die reden blijft het bestuur bij sociale partners aandringen om daadwerkelijk voortgang te boeken bij de ontwikkeling van een nieuwe regeling. Het pensioenfonds zal samen met de adviserend actuaris en Human Resources van Holland Casino een plan van aanpak opstellen om te komen tot een nieuwe pensioenregeling. Herstelplan Ondanks het inzetten van alle ter beschikking staande beleidsmiddelen kon niet worden voorkomen dat de dekkingsgraad ultimo 2012 op een te laag niveau zou uitkomen om eind 2013 uit het korte termijn herstelplan te kunnen komen. Om die reden was het bestuur genoodzaakt het ultimum remedium in te zetten in de vorm van het aankondigen van een korting op ingegane en opgebouwde aanspraken. Inmiddels heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een nieuwe methode ingevoerd voor het bepalen van de rentetermijnstructuur waarop de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) moet worden berekend (methode inclusief UFR, Ultimate Forward Rate, dit is een andere berekeningswijze waarop de rente, die onderdeel is van de rentermijnstructuur, wordt vastgesteld). Bij het vaststellen van de VPV moet tevens rekening worden gehouden met een nieuwe aanpassing van de overlevingsgrondslagen (kost ongeveer 0,9% van de VPV) en een aanpassing van de ervaringssterfte (ongeveer 0,3% van de VPV). Het bestuur heeft aan de hand van de evaluatie van het herstelplan over 2012 vastgesteld dat: • de dekkingsgraad in 2012 meer is toegenomen dan verwacht; • de maximale premie van 24% van de som van de pensioengrondslagen in 2013 in geringe mate zal bijdragen aan herstel, nadat het bestuur in het najaar van 2012 heeft besloten het pensioenopbouwpercentage met ingang van 2013 te verlagen (was 2,1% in 2012) naar 1,8%. Hiermee kan precies worden voldaan aan de eis van kostendekkendheid van de premie; • doordat in 2013 een groter deel van het te behalen rendement kan worden gebruikt voor herstel, hoeft er per 1 april 2013 minder te worden gekort dan eerder werd aangekondigd. Dekkingsgraad in % Dekkingsgraad per 31 december 2011 Stijging dekkingsgraad als gevolg van behaald rendement Daling dekkingsgraad als gevolg van een daling van de marktrente en een wijziging van de methode waarmee de rente wordt bepaald7 Verbetering van de overlevingskansen Premie, uitkeringen en overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december 2012 voor korting Korting van aanspraken en rechten Dekkingsgraad per 31 december 2012 na korting
7
91,9 11,9 -4,3 -1,2 -0,3 98,0 +1,6 99,6
Een daling van de marktrente betekent een stijging van de pensioenverplichtingen. Het effect van de UFR ultimo 2012 is 5,4%.
10
De dekkingsgraad van 99,6% is de nominale dekkingsgraad. Die geeft de verhouding aan tussen enerzijds de waarde van de beleggingen en anderzijds de omvang van de nominale verplichtingen. In principe streeft het bestuur ernaar het toeslagbeleid uit te voeren. Gezien de lage dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt er in het herstelplan van uitgegaan dat geen toeslagverlening kan plaatsvinden tot 2021. Korten van aanspraken Ultimo 2012 bedraagt de dekkingsgraad 98,0%. Op basis hiervan is een korting per 1 april 2013 vastgesteld van 1,6%, nadat eerder in de loop van 2012 op basis van de verwachte ontwikkelingen de stappen uit het crisisplan die voorafgaan aan het korten van aanspraken, waren doorlopen. Deze korting is noodzakelijk om weer terug te komen op het herstelpad. Alleen op deze manier kan aan de wettelijke vereisten (dat wil zeggen een minimale dekkingsgraad van 104,2% ultimo 2013) worden voldaan. Op basis van het veronderstelde rendement in het beleggingsplan 2013 (4,8%) kan in 2013 worden toegegroeid naar het minimaal vereist eigen vermogen van 104,2%. Het feitelijke rendement voor 2013 is echter bepalend voor de dekkingsgraad ultimo 2013. Op dit moment hoeft nog geen voorgenomen korting voor ultimo 2013 aangekondigd te worden. Is de dekkingsgraad op 31 december 2013 lager dan 104,2% dan moet er worden gekort per 1 april 2014. Deze korting moet dan zorgen dat de dekkingsgraad alsnog op 104,2% komt. Beleggingsplan Het bestuur heeft in een extra bestuursvergadering gesproken over zijn beleggingsprincipes, scenario’s en zijn risicohouding. Het bestuur legt op die manier de uitgangspunten vast die het zal hanteren bij het concretiseren van haar beleggingsbeleid voor 2013 en verder. Doel is om het beleggingsbeleid op deze manier aan te laten sluiten op de strategische doelstellingen van het fonds. Op basis van deze doelstellingen heeft het bestuur de beleggingscommissie opgedragen het beleggingsbeleid voor 2013 te formuleren. In de bestuursvergadering van 11 januari 2013 is het beleggingsbeleid goedgekeurd en maakt dit onderdeel uit van het jaarplan. Het bestuur zal in 2013, zodra de contouren van een nieuwe pensioenregeling duidelijk zijn, een ALM studie uit laten voeren. Hierbij zal de risicohouding voor 2014 en daarna worden bezien rekening houdend met de ontwikkelingen rondom het pensioencontract bij de onderneming. Risicomanagement Er dient aandacht te worden besteed aan de operationele risico’s die samenhangen met de invoering van een nieuwe regeling. Het pensioenbureau heeft aangegeven dat er dringend behoefte is aan aanvullende capaciteit op het gebied van risicomanagement en vermogensbeheer bij het pensioenbureau. De nieuw geformuleerde beleggingsprincipes en de opmerkingen van DNB inzake de innovatieve beleggingen,
11
vormen de input voor de verdere aanpassing van de uitvoering van het beleggingsbeleid en het risicomanagementbeleid. Versterking uitvoering Het bestuur heeft met Towers Watson een (tijdelijke) overeenkomst gesloten om het pensioenbureau met ingang van 1 december 2012 te versterken met deskundigheid op het gebied van risicomanagement en vermogensbeheer. Towers Watson zal het bestuur proactief adviseren en begeleiden bij zowel de vaststelling van het strategische beleggingsbeleid als bij de daadwerkelijke implementatie en monitoring van het vastgestelde beleid. Het bestuur zal zich gedurende de looptijd van dit contract buigen over een structurele en toekomstbestendige inrichting van het pensioenbureau. Consistentie toeslagbeleid Sinds 2009 is het toeslagbeleid niet volledig consistent. De gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagen sluiten niet voldoende op elkaar aan. In 2010 is de beleidsstaffel inzake toeslagverlening door het bestuur heroverwogen. In verband met de ontwikkelingen met betrekking tot de rente en de overlevingskansen is besloten om in 2011 te werken aan een deugdelijke financiële opzet waarin sprake is van de benodigde (toeslag-) consistentie. In 2011 hebben de werkgever en vakbonden overleg gevoerd om de pensioenregeling aan te passen. In dit overleg had de genoemde financiële opzet en consistentie een belangrijke status. Het overleg heeft onder andere geleid tot een korting van de voorwaardelijke inhaalrechten. Het overleg heeft ook in 2012 nog niet geleid tot een aangepast beleid waarbij wordt voldaan aan de consistentie vereisten. Het bestuur vindt dit geen wenselijke situatie en streeft ernaar om in 2013 het beleid consistent te maken. Innovatieve beleggingen Eind 2012 heeft het pensioenfonds een rapport ontvangen van DNB naar aanleiding van het in 2011 gehouden beleggingsonderzoek naar innovatieve beleggingen. Het bestuur heeft een plan van aanpak opgesteld om oplossingen te implementeren voor de genoemde bevindingen. De opvolging hiervan zal samen met Towers Watson (zie versterking uitvoering) ter hand worden genomen. Samenstelling bestuur / commissies De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de samenstelling van het bestuur en de commissies. Bestuur In 2012 heeft het bestuur zich versterkt door het aantrekken van twee externe deskundigen. De heer J. Mensonides is per 13 augustus 2012 benoemd als werkgeverslid van het bestuur. De heer H. Schuijt is per 17 december 2012 benoemd als werknemerslid van het bestuur. Hij vervangt, vooralsnog op tijdelijke basis, de heer J.J.L.C. Roovers. Per 1 december 2012 is het bestuurslidmaatschap van de heer P.J.W.M. Peeters beëindigd in verband met zijn uitdiensttreding bij Holland Casino.
12
Met ingang van 1 januari 2013 zijn de heer W.G. Kooijman en mevrouw Van den BosSteen herbenoemd als bestuurslid en respectievelijk herbenoemd als plv. voorzitter en secretaris. De heer E. van Slooten is per 1 januari 2013 benoemd als plaatsvervangend secretaris. In de statuten is vastgelegd dat zodra het aantal pensioengerechtigden minstens 10% uitmaakt van het totale aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden samen er één vertegenwoordiger in het bestuur zal worden voorgedragen door en uit de pensioengerechtigden. Het aantal pensioengerechtigden bedraagt 450 per 31 december 2012. Dit is 9,78% van het totaal aantal deelnemers en pensioengerechtigden, zijnde 4.599. Van de huidige bestuursleden is één van de door de ondernemingsraad voorgedragen leden en één van de door werkgever voorgedragen leden pensioengerechtigde van het fonds, beiden nog zonder voordracht uit de geledingen van de pensioengerechtigden. Beleggingscommissie Met ingang van 13 augustus 2012 is de heer J. Mensonides, bestuurslid, benoemd als lid van de beleggingscommissie. Met ingang van 11 januari 2013 maakt de heer W. Verburg geen deel meer uit van de beleggingscommissie. Evaluatiecommissie Met ingang van 7 december 2012 is mevrouw A.M. van den Bos-Steen benoemd als lid van de evaluatiecommissie. Geschillen- en klachtencommissie Met ingang van 17 december 2012 is de heer H. Schuijt benoemd als voorzitter van de geschillen- en klachtencommissie. Mevrouw C. Coeleman is benoemd als lid van deze commissie. Risicomanagementcommissie Ter voorkoming van belangenverstrengeling vervult de heer C. Leupen niet langer de functie van voorzitter van de risicomanagementcommissie. Mevrouw C. Coeleman is per 1 januari 2013 benoemd als voorzitter van de risicomanagementcommissie. De heer P. Croux is benoemd als extern lid van deze commissie. De heer P. Croux vervangt de heer J. Koomans.
13
GOED PENSIOENFONDSBESTUUR Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. In de Pensioenwet zijn regels vastgelegd voor het voeren van een goed pensioenfondsbestuur. Met name de volgende onderwerpen zijn in dit verband belangrijk: transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, het afleggen van verantwoording en het instellen van intern toezicht. Het beleid van het fonds is gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in dat het pensioenfonds zichzelf regels stelt met betrekking tot: • het beheersen van de fondsprocessen en risico’s waarbij sprake is van: o adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC); o adequate controlemechanismen (waaronder ALM, continuïteitsanalyse, SLA’s); o beleid voor beheersing van risico’s (ABTN, risicoanalyses, crisisplan); • waarborgen voor de integriteit: o systematische analyse van integriteitsrisico’s (integriteitsbeleid); o beleid voor beheersing van integriteitsrisico’s (statuten, reglementen en richtlijnen); o uitvoering integriteitsbeleid (compliance officer, gedragscode, monitoring). • procedures en maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling; • beleid voor het beheersen van (financiële) risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten; • het beheersen van de financiële positie over de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te (laten) maken. Intern toezicht Voor het intern toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie. Periodiek, maar in ieder geval één keer in de drie jaar toetst de visitatiecommissie het functioneren van het bestuur en van het pensioenfonds. De eerste visitatieronde, die in 2009 heeft plaatsgevonden, was een nulmeting, waarbij een breed scala aan onderwerpen de revue heeft gepasseerd. In november 2010 heeft de visitatiecommissie een vervolgopdracht gekregen van het bestuur. De visitatiecommissie heeft zijn bevindingen en aanbevelingen in een rapport vastgelegd en besproken met het bestuur. Vanwege het feit dat het bestuur zich in 2011 bezig heeft gehouden met de opvolging van de eerdere aanbevelingen, is in overleg met de visitatiecommissie besloten in 2011 geen nieuwe visitatie uit te voeren. In plaats daarvan heeft een evaluatiegesprek met de visitatiecommissie plaatsgevonden in december 2011. In 2012 is in overleg met de visitatiecommissie afgesproken om in 2012 geen visitatie te houden. De redenen hiervoor zijn een herziene inrichting van de vermogensbeheerstructuur en risicomonitoring en een herziening van de governance. De visitatie zal in 2013 plaatsvinden.
14
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. Het verantwoordingsorgaan heeft een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter heeft geen stemrecht. Het mandaat voor de onafhankelijk voorzitter loopt tot eind 2014. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn in 2012 gezamenlijk in vergadering bijeen geweest op 11 januari, 11 mei en 25 mei. Elders in dit jaarverslag is het verslag van het verantwoordingsorgaan en een reactie van het bestuur hierop opgenomen. Deskundigheidsbevordering Het bestuur heeft veel aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering en is hierbij uitgegaan van de eisen die zijn vastgelegd in het Plan van aanpak Deskundigheidsbevordering. De deskundigheidsbevordering omvat drie stappen: kennis, inzicht en oordeelvorming. De deskundigheidseisen zijn ook van toepassing op de leden van het verantwoordingsorgaan en het intern toezicht. De deskundigheid van de bestuursleden wordt periodiek op de volgende aandachtsgebieden getoetst: 1. het besturen van een organisatie; 2. relevante wet- en regelgeving; 3. pensioenregelingen en pensioensoorten; 4. vermogensbeheer; 5. actuariële en verslagleggingsaspecten; 6. administratieve organisatie en interne controle; 7. uitbesteden van werkzaamheden en 8. communicatie. De uitkomsten zijn vastgelegd in de deskundigheidsmatrix. Het bestuur bepaalt jaarlijks welke acties moeten worden ondernomen om de vereiste deskundigheid te bereiken respectievelijk op peil te houden. In de bestuurs-tweedaagse die is gehouden in oktober 2012 heeft het bestuur verdere kennis opgedaan op het gebied van de organisatie van het beleggingsproces, financieel risicomanagement, de ontwikkelingen op het gebied van de overlevingsgrondslagen, financieel toetsingskader en premiebeleid. Verschillende leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan volgden in 2012 cursussen. In januari – maart 2013 heeft de evaluatiecommissie gesprekken gevoerd met de individuele bestuursleden. Afspraken zijn gemaakt over eventueel in 2013 te volgen individuele opleidingen op het gebied van riskmanagement toegespitst op vermogensbeheer. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort en een reservetekort. Toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële paragraaf. Toezichthouder, innovatieve beleggingen In 2011 heeft het pensioenfonds meegewerkt aan het DNB themaonderzoek naar Innovatieve Beleggingen. Hierbij heeft DNB bij een aantal geselecteerde fondsen nader
15
onderzoek verricht naar de waardering en de kwaliteit van de beheersomgeving van innovatieve beleggingen. Het doel van het onderzoek was om beter inzicht te verkrijgen in de beheersomgeving van het pensioenfonds en past daarmee in het toezichtthema “beter risicomanagement”. Het bestuur heeft in 2012 een terugkoppeling over de resultaten van het onderzoek ontvangen. Het bestuur heeft aan het rapport een aantal aparte bijeenkomsten gewijd. Een delegatie van het bestuur heeft overleg gevoerd met DNB. Het bestuur heeft begin 2013 een plan van aanpak opgesteld waarin zij aangeeft op welke wijze zij de opmerkingen van DNB omzet in concrete actiepunten en implementeert. Toezichthouder, VPL-regeling In 2012 heeft het pensioenfonds meegewerkt aan een sectoronderzoek van DNB naar de risico’s van regelingen voor inhaalpensioen, ook wel bekend als VPL- of 15-jarenregeling. In zijn brief van 15 november 2012 geeft DNB hierover een terugkoppeling aan het pensioenfonds. Op 3 van de 4 onderzoeksgebieden kon DNB melden dat er geen specifieke bevindingen voor ons pensioenfonds van toepassing zijn. Voor het 4e onderzoeksgebied heeft DNB aangegeven dat de afspraken tot uitvoering van het beheer over de VPL-gelden schriftelijk moet worden vastgelegd in een overeenkomst tussen het pensioenfonds, de vakbonden en de werkgever. Inmiddels is een concept overeenkomst ter beoordeling aan partijen voorgelegd. Dwangsommen en boetes Aan het pensioenfonds zijn in 2012 geen dwangsommen en boetes opgelegd. Gedragscode Jaarlijks wordt door de bestuursleden en de (mede)beleidsbepalers van het fonds een verklaring van naleving van de gedragscode getekend. Dit is in december 2012 gebeurd. Alle externe relaties van het pensioenfonds wordt elke twee jaar gevraagd de gedragscode te sturen die van toepassing is op hun functioneren als relatie van het pensioenfonds. De door externe relaties toegestuurde documentatie wordt vervolgens door de compliance officer beoordeeld op gelijkwaardigheid aan de gedragscode van het pensioenfonds. Deze check met betrekking tot de externe relaties heeft in 2012 plaatsgevonden. De compliance officer heeft in zijn rapportage over 2012 het volgende vastgesteld. In alle gevallen hebben insiders en verbonden personen bevestigd dat zij zich in 2012 hebben gedragen in lijn met de gedragscode van het pensioenfonds.
Stembeleid Op 1 januari 2007 is de Wet financieel toezicht in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de zogenoemde “pas toe of leg uit”-regel betreffende de bepalingen uit de code Tabaksblat die betrekking hebben op institutionele beleggers. Deze bepalingen betreffen het hebben van een stembeleid, het rapporteren over de uitvoering hiervan en het rapporteren over het concrete stemgedrag. Stichting Pensioenfonds Holland Casino is een institutionele belegger in de zin van de Wet financieel toezicht. Het bestuur van het pensioenfonds heeft besloten vooralsnog een stembeleid in te voeren voor alleen de Nederlandse aandelen waarin wordt belegd.
16
Uitsluitingenbeleid In september 2012 is de uitsluitingenlijst (een lijst met ondernemingen waarin niet wordt belegd vanwege het produceren van controversiële wapens) geactualiseerd. Begin 2013 is de uitsluitingenlijst opnieuw aangepast in verband met de op dat moment van toepassing geworden wetgeving omtrent controversiële wapens. Uitbesteding Het bestuur is zich bewust van het feit dat eindverantwoordelijkheid niet kan worden uitbesteed, uitsluitend de uitvoering van taken kan worden uitbesteed. In de SLA’s die het pensioenfonds onder andere met het pensioenbureau, maar ook met andere service organisaties is overeengekomen, zijn afspraken gemaakt waarin onder meer is geregeld: • de afbakening van de uitbestede werkzaamheden; • de informatie-uitwisseling tussen het pensioenfonds en de service organisatie; • dat de service organisatie altijd de gevraagde informatie aan de toezichthouder levert; • dat de service organisatie het pensioenfonds in staat stelt steeds aan wet- en regelgeving te voldoen; • de mogelijkheid van toezichtactiviteiten bij de service organisatie; • de mogelijkheid dat het pensioenfonds altijd wijzigingen kan aanbrengen in de uitvoering door de service organisatie; • de wijze waarop de overeenkomst wordt beëindigd en waarborgen voor een goede overdracht. Het bestuur overlegt in elke bestuursvergadering met het pensioenbureau over relevante lopende zaken. Daarnaast heeft het bestuur in 2012 vier maal overleg gevoerd met het pensioenbureau over de managementinformatie die ieder kwartaal door het pensioenbureau wordt verstrekt. De managementinformatie wordt opgesteld aan de hand van de in de SLA afgesproken service niveaus. Periodiek voert het pensioenbureau en/of de beleggingscommissie overleg met elke afzonderlijke vermogensbeheerder. Namens het bestuur heeft het pensioenbureau kennisgenomen van de tot nu toe over 2012 ontvangen ISAE3402 verklaringen van de vermogensbeheerders. Analyse zal nog plaatsvinden. Er zal onder andere aandacht worden besteed aan de dienstverlening van de vermogensbeheerders. Over de ISAE3402 verklaringen die over 2011 na de vaststelling van het jaarverslag 2011 van het pensioenfonds zijn ontvangen, zijn geen bevindingen te melden. Namens het pensioenfonds voert het pensioenbureau 3 à 4 keer per jaar overleg met de Kas Bank voor de diverse diensten die aan Kas Bank zijn uitbesteed. Deze diensten zijn onderworpen aan de bepalingen zoals die zijn vastgelegd in een tussen het pensioenfonds en Kas Bank overeengekomen SLA.
17
Deze diensten betreffen: • custody, clearing en settlement (settlement services, corporate actions, tax reclaim, class actions, betalingsverkeer, treasury diensten, CSA annex collateral management, repo-diensten); • investment management services (beleggingsadministratie pensioenfonds, compliance monitoring, financiële administratie & verslaglegging, toezichthouder rapportages, performance & risk measurement). Conform de SLA wordt na afloop van ieder kwartaal een Service Level rapportage door Kas Bank opgeleverd. In 2012 hebben de feitelijk geconstateerde serviceniveaus steeds de in de SLA afgesproken serviceniveaus gehaald. Audit In de ABTN is opgenomen dat periodiek een interne controle zal plaatsvinden door middel van een audit door de afdeling GRC&A van Holland Casino. Deze audit heeft in het najaar van 2011 plaatsgevonden. De uitkomsten van de audit, waarin geen zwaarwegende bevindingen zijn vastgesteld, zijn begin 2012 bekend geworden. In 2012 zijn 7 van de 9 bevindingen opgevolgd. Volgens planning worden de laatste 2 punten in de eerste helft van 2013 afgehandeld. Communicatie In het boekjaar is gewerkt volgens de doelstellingen van het communicatieplan, zoals dat in 2009 tot stand is gekomen. De uitgangspunten van het communicatieplan zijn het tijdig, volledig en zo begrijpelijk mogelijk infomeren van alle voor het pensioenfonds belangrijke doelgroepen. De belangrijkste onderwerpen waarover de belanghebbenden in het jaar 2012 zijn geïnformeerd en het moment waarop dit is gebeurd zijn verwoord in onderstaande opsomming: • 20 januari indicatie financiële situatie pensioenfonds; • 15 februari financiële situatie pensioenfonds; • 14 maart pensioenopbouw 2012 en verlaging inhaalrecht; • 14 maart vragen en antwoorden premie 2012; • 28 maart AOW vanaf verjaardag; • 27 juni Uniform Pensioen Overzicht (UPO); • 26 juni jaarverslag pensioenfonds; • 13 november pensioenkrant. Met de website van het pensioenfonds beoogt het bestuur alle belanghebbenden een instrument te geven om op gemakkelijke wijze over allerlei informatie te kunnen beschikken. Op de website zijn relevante documenten beschikbaar zoals statuten, pensioenreglementen, overeenkomsten. Door middel van de website wordt elke maand inzicht gegeven in de financiële situatie van het pensioenfonds. Het verloop van de dekkingsgraad en de belangrijkste redenen die bijdragen aan een stijging of een daling van de dekkingsgraad worden kort toegelicht. De pensioenplanner is via de website van het pensioenfonds bereikbaar. In 2012 is de website ongeveer 4.700 (2011 = 4.500) maal bezocht en de pensioenplanner 2.000 (2011 = 2.500).
18
Bestuursvergaderingen In 2012 is het bestuur 14 maal bijeen geweest. In de bestuursvergaderingen zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest: • stand van zaken beleggingen; • terugkoppeling van de beleggingscommissie (iedere bestuursvergadering); • zelfevaluatie beleggingscommissie; • risicomanagement, beleid en uitvoering; • (beleggings)beleidsplan 2012 en 2013; • actuariële en bedrijfstechnische nota; • communicatie in brede zin en met de deelnemers; • beloning van de leden van het bestuur; • opstellen crisisplan; • deskundigheids- en evaluatieplan en beleidsregel deskundigheid; • integriteitsbeleid; • rapport en evaluatiegesprek met de visitatiecommissie; • managementinformatie pensioenbureau; • indexatielabel; • kredietrisico; • DNB thema-onderzoek naar innovatieve beleggingen; • service level overeenkomst met de custodian; • controleplan 2012 accountant. In verband met de lage dekkingsgraad en de zeer onzekere situatie op de financiële markten in 2012 heeft het bestuur zich wekelijks op de hoogte laten houden van de ontwikkelingen van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het bestuur heeft driemaal overleg gevoerd met het verantwoordingsorgaan en eenmaal met de visitatiecommissie. Officiële documenten De belangrijkste officiële documenten die in het verslagjaar 2012 zijn aangepast zijn: • ABTN; • beleidsdocument en handboek risicomanagement; • crisisplan; • euro noodplan; • klachten- en geschillenreglement; • open kaart brochure; • pensioenreglement; • profiel externe onafhankelijke voorzitter verantwoordingsorgaan; • statuten; • uitvoeringsovereenkomst.
19
FINANCIËLE PARAGRAAF Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders wordt vermeld.
Stand per 31 december 2011 Beleggingsresultaten Premiebijdragen Uitkeringen Wijziging marktrente Aanpassing overlevingstafels Overige Stand per 31 december 2012 voor korting Korting aanspraken en rechten Stand per 31 december 2012
Pensioenvermogen
Technische voorzieningen
Dekkingsgraad %
774.514
842.363
91,9%
117.466
13.079
11,9%
28.287
28.760
0,2%
-7.763
-7.626
-0,1%
-
41.818
-4,3%
-
11.265
-1,2%
-2.803
-1.926
-0,4%
909.701
927.733
98,0%
-
-14.524
1,6%
909.701
913.209
99,6%
Op de technische voorzieningen is het herverzekeringsdeel (1.012) in mindering gebracht. De stijging van de dekkingsgraad is het resultaat van: • de invoering van de nieuwe methode waarop de rentetermijnstructuur wordt vastgesteld (met behulp van de zogenaamde UFR); • het behaalde rendement in 2012 als gevolg van de positieve ontwikkelingen op de financiële markten; • een daling van de marktrente. Het effect van de invoering van de UFR op de dekkingsgraad bedraagt per 31 december 2012 ongeveer 5,4%.
20
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:20 Premies Beleggingsopbrengsten Pensioenuitkeringen Mutatie pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen Aanpassing overlevingstafels Korting rechten en aanspraken Overige mutaties
2012
2011
2010
2009
2008
28.287
28.905
30.032
31.518
31.466
117.466
65.820
66.293
73.011
-131.300
-7.763
-7.091
-6.107
-5.547
-5.144
-74.732
-158.644
-96.135
22.046
-187.038
753
-223
18.609
87
-2.854
-11.285
-
-49.353
-18.538
-
14.524
-
-
-
-
479
-2.094
523
12.083
1.268
67.729
-73.327
-36.138
114.660
-293.602
0 200x-1 200x-2 200x-3 200x-4 De vergelijkende cijfers 2011 zijn aangepast teneinde vergelijking met 2012 mogelijk te maken. Dekkingsgraad De dekkingsgraad op 31 december heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad
2012
2011
2010
2009
2008
*99,6%
91,9%
101,1%
108,2%
88,2%
200x-1 200x-2 200x-3 200x-4 *dekkingsgraad voor toepassing van de verlaging van de pensioenaanspraken is 98,0%. De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 118,6%. Solvabiliteitseisen Ultimo 2012 bedraagt het eigen vermogen, exclusief bestemmingsreserve, 3,5 miljoen negatief. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 38,4 miljoen en het vereist eigen vermogen 169,5 miljoen. Per 31 december 2012 is sprake van een dekkingstekort, een reservetekort en voldoet het pensioenfonds niet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt. Uitvoeringskosten 2012
Pensioenuitvoeringskosten (rekening fonds) Pensioenuitvoeringskosten (rekening werkgever) Pensioenbeheer Aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden Kosten pensioenbeheer uitgedrukt in euro per deelnemer8
8
259 937 1.196 4.599 260
De kosten pensioenbeheer in euro per deelnemer worden uitgedrukt in het totaal aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden.
21
2012
Beheervergoedingen Bewaarloon Advieskosten vermogensbeheer Overige kosten Vermogensbeheer Aan- en verkoopkosten beleggingstitels Bank- en settlementkosten effectentransacties In- en uitstapvergoedingen Transactiekosten
2.634
% beheerd vermogen 0,28%
175
0,02%
269
0,03%
441
0,05%
3.519
0,38%
308
0,03%
320
0,04%
1.588
0,17%
2.216
0,24%
2.681
Totale directe kosten Integrale kosten pensioenregeling
6.931
Uitvoeringskosten toelichting: • Er zijn onvoldoende vergelijkende cijfers over 2011 beschikbaar en deze zijn derhalve niet opgenomen. • De directe kosten vermogensbeheer die over de rekeningen in de beleggingsadministratie lopen, zijn gespecificeerd opgenomen overeenkomstig de Financiële Administratie (staat van baten en lasten). De totale directe kosten (2.681) bestaan uit pensioenuitvoeringskosten (259), vermogensbeheerkosten (2.101) en transactiekosten (321). • De totale kosten voor rekening werkgever (937) bestaan uit pensioenuitvoeringskosten (389) en personeelskosten (548). Zie toelichting 20 op pagina 95 van de jaarrekening. Voor beleggingsfondsen, of indirecte kosten vermogensbeheer, zijn de vermogensbeheer kosten geschat op basis van de kostenratio (TER) van het fonds en het gemiddeld belegd vermogen. Als er geen TER informatie voorhanden is, maar de Pensioenfederatie heeft wel een schattingsmodel opgesteld, dan wordt gebruik gemaakt van de schattingen van de Pensioenfederatie. Deze kosten zijn reeds verwerkt in de waardering van de beleggingen. • Transactiekosten worden, indien mogelijk, inzichtelijk gemaakt op basis van de werkelijke transactiekosten (vooral bij aandelentransacties). Voor beleggingsfondsen is verondersteld dat de in- en uitstapkosten van het beleggingsfonds een goede benadering zijn van de transactiekosten binnen het beleggingsfonds. Als geen transactiekosten bekend zijn, dan worden de schattingen van de Pensioenfederatie (vooral bij vastrentende waarden) gebruikt. Deze kosten zijn reeds verwerkt in de waardering van de beleggingen. Deze wijze van rapporteren is in overeenstemming met de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Het bestuur heeft besloten om over 2012 geen benchmarking (vergelijking met andere pensioenfondsen) uit te voeren. In het jaarverslag 2011 heeft het bestuur aangegeven er naar te streven in 2012 een benchmarking op de kosten ten opzichte van andere pensioenfondsen uit te voeren. Daarbij heeft het bestuur verondersteld dat er een
22
belangrijke aangroei zou zijn in het aantal ondernemingspensioenfondsen dat zou meewerken aan een dergelijke benchmarking. Het bestuur stelt vast dat die aangroei in aantal minder is dan het eerder heeft verwacht. Om die reden van representativiteit ziet het bestuur voor het boekjaar 2012 thans af van medewerking aan de benchmarking. Het bestuur zal de situatie volgend jaar opnieuw bekijken. Herstelplan Ultimo 2012 is voor het pensioenfonds een korte en een lange termijn herstelplan van toepassing. Het bestuur heeft op 27 maart 2009 een korte termijn herstelplan en een lange termijn herstelplan bij DNB ingediend. DNB heeft met haar brief van 1 juli 2009 aan het bestuur laten weten dat zij instemt met beide herstelplannen. De belangrijkste uitkomsten van het plan zijn: • in de vijfjaarsperiode 2009-2013 zal er voor zowel actieven als inactieven geen sprake zijn van toeslagverlening; • in de vijftienjaarsperiode 2009-2023 zal de maximum premie (24% van de pensioengrondslagsom) bij de werkgever in rekening worden gebracht; • bij een hogere marktrente vanaf 4% zal de mate van renteafdekking in principe worden uitgebreid. De maximale premie van 24% heeft in 2012 niet bijgedragen aan herstel. Het pensioenfonds heeft van DNB toestemming gekregen om gebruik te maken van de adempauzeregeling. Het bestuur heeft de afwijking zo beperkt mogelijk gehouden: • door het feit dat het bestuur het reglementair pensioenopbouwpercentage met ingang van 2011 heeft verlaagd van 2,25% naar 2,10%; • doordat in 2012 het niveau van het voorwaardelijk inhaalrecht met 23,95% is bijgesteld om het effect van aangepaste vervroegingsfactoren te neutraliseren en om de opslag in de premie voor de financiering van het voorwaardelijk inhaalrecht op 0,9% te kunnen handhaven. Voorzien was dat in de loop van 2012 een nieuwe toekomstbestendige pensioenregeling door sociale partners zou worden overeengekomen. Dat is niet gebeurd en dat betekent dat ook voor 2013 aanvullende maatregelen zijn genomen. Met ingang van 2013 is het pensioenopbouwpercentage verlaagd naar 1,8%. Herstelkracht op korte termijn Uit het in 2009 ingediende herstelplan bleek de herstelkracht van het fonds. Ondanks deze verwachte herstelkracht heeft 2011 en 2012 voor het fonds een ongunstige ontwikkeling laten zien, met name door de verder dalende rente. Per eind 2012 bedroeg de voorziene dekkingsgraad 100,6% volgens de evaluatie herstelplan. De werkelijke dekkingsgraad per 31 december 2012 voor korting bedraagt 98,0%. Op basis van de wettelijke bepalingen moet de dekkingsgraad, rekening houdend met het minimaal vereist eigen vermogen en rekening houdend met het van toepassing zijnde herstelplan, per 31 december 2013 104,2% bedragen.
23
In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad per 31 december 2011 Premie In 2012 is de maximale premie van 24% van de pensioengrondslagsom betaald Toeslagverlening Geen toeslagverlening in de periode tot 2021 Beleggingen Verschil tussen het gemiddelde jaarrendement en de oprenting van de verplichtingen Rentetermijnstructuur Aanpassing van de rentecurve vanaf 2014 met toestemming van DNB (forward rate) Langleven Invloed toepassing nieuwe overlevingsgrondslagen Overige effecten Vrijval dekkingsgraad over de gedane uitkeringen en afronding Dekkingsgraad per 31 december 2012 voor korting Korting van aanspraken en rechten Dekkingsgraad per 31 december 2012 na korting Vereiste dekkingsgraad (vereist eigen vermogen)
Herstelplan
Werkelijk
99,5
91,9
0,5
0,2
0,0
0,0
2,5
11,9
0,0
-4,3
0,0
-1,2
-0,1
-0,5
102,4
98,0
-
1,6
102,4
99,6
126,1
118,6
Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse analyse van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie en de aanpassingen van de oorspronkelijke uitgangspunten voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. De belangrijkste aanpassingen in de oorspronkelijke uitgangspunten zijn: • het toekomstig pensioenopbouwpercentage is vastgesteld op 1,8%; • het in aanmerking te nemen meetkundig beleggingsrendement is bijgesteld van 6,2% (niveau 2008) naar 5,2% (niveau 2012) naar 4,8% (niveau 2013 en verder) als gevolg van de verlaging van de verwachte rendementen op de verschillende beleggingscategorieën; • gedurende de looptijd van het lange termijn herstelplan vindt geen toeslagverlening plaats; • een korting per 1 april 2013 van 1,6%. Hiermee komt het fonds, de overige aannames in aanmerking nemend, weer terug op het minimale herstelpad met een dekkingsgraad van 99,6%, zoals die volgt uit de evaluatie van het herstelplan begin 2013 (zie hierna). Herstelkracht op lange termijn Uit de evaluatie van het herstelplan over 2012 die begin 2013 is uitgevoerd, blijkt dat onvoldoende herstel mogelijk is om binnen 15 jaar te voldoen aan de wettelijke eisen van het vereist eigen vermogen. Hierbij is rekening gehouden met de door de werkgever
24
in de periode van het herstelplan toegezegde maximum premie. Om herstel in de toekomst mogelijk te maken en om te zorgen dat de premie in de toekomst kostendekkend is, is een structurele en ingrijpende wijziging van de pensioenregeling noodzakelijk. Nu dit in 2012 niet is gelukt, dringt het bestuur er bij werkgever en vakbonden nogmaals op aan om zo snel mogelijk te komen tot afspraken over een nieuwe toekomstbestendige pensioenregeling. Hierin dient dan in voldoende mate rekening te worden gehouden met de genoemde aspecten. Op deze manier is er voldoende tijd voor overleg, uitwerking en tijdige implementatie om vóór 2015 helemaal gereed te zijn. Korting van aanspraken en rechten Voorgenomen korting In zijn vergadering van 1 februari 2012 heeft het bestuur een voorgenomen korting vastgesteld. De voorgenomen korting is vastgesteld op 5,6%. Het bestuur heeft in februari 2012 deze voorgenomen korting bij alle belanghebbenden in een brief aangekondigd. Definitieve korting Inmiddels is de financiële situatie van het pensioenfonds per 31 december 2012 duidelijk geworden uit de evaluatie van het herstelplan zoals die begin 2013 heeft plaatsgevonden. Het bestuur heeft de definitief toe te passen korting per 1 april 2013 vastgesteld op 1,6%. Alle belanghebbenden hebben hierover op 23 februari 2013 een brief ontvangen en enkele dagen later een pensioenkrant met een uitgebreide toelichting. De verlaging is minder dan eerder werd aangekondigd. Redenen daarvoor zijn: 1. De dekkingsgraad is in 2012 meer toegenomen dan werd verwacht. 2. Doordat in 2013 een groter deel van het te behalen rendement gebruikt kan worden voor herstel, kan nu minder worden gekort. Om die reden volstaat per 31 december 2012 een dekkingsgraad van 99,6% in plaats van de eerder aangekondigde 100,6%. Door de korting nu zo beperkt mogelijk te houden, kan niet worden uitgesloten dat de pensioenen eind 2013 opnieuw moeten worden verlaagd. Evenwichtige belangenafweging In het kader van het crisisplan heeft DNB in de ‘good practices’ vier criteria genoemd die kunnen worden toegepast bij de invulling van een evenwichtige belangenafweging (artikel 105 lid 2 PW). Het bestuur is van mening in voldoende mate de belangenafweging evenwichtig te hebben ingevuld door de vier criteria effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit als volgt in te vullen: • effectiviteit: met het doorvoeren van de korting stijgt de dekkingsgraad. Hierdoor kan worden teruggekeerd naar het minimale herstelpad zoals dat blijkt uit de evaluatie van het herstelplan over 2012 die begin 2013 is uitgevoerd;
25
•
•
•
proportionaliteit: alle pensioenaanspraken en pensioenrechten worden met hetzelfde kortingspercentage verlaagd; solidariteit: de bijdragen van de verschillende belanghebbenden zijn met elkaar in evenwicht door elke pensioenaanspraak en elk pensioenrecht voor iedereen gelijk te behandelen. Daarnaast kan worden opgemerkt dat uit de evaluatie van het herstelplan blijkt dat tot 2021 geen toeslag kan worden verleend. De toekomstige pensioenopbouw voor actieve deelnemers staat onder druk omdat de afgesproken maximum premie van 24% niet langer voldoende is ter financiering van de toekomstige opbouw volgens de huidige pensioenregeling. Om die reden is het pensioenopbouwpercentage voor 2013 en volgende jaren vastgesteld op 1,8%; continuïteit: met de korting van 1,6% en gegeven de parameters, komt de dekkingsgraad naar verwachting eind 2013 op 104,2%.
Premie In 2012 is geen herdefiniëring van het premie- en toeslagbeleid opgesteld. De belangrijkste reden hiervoor is dat er van werd uitgegaan dat dit zou worden meegenomen als onderdeel van een nieuw overeen te komen toekomstbestendige pensioenregeling. Het overleg tussen sociale partners is hier nog niet toe gekomen en om die reden is dit niet ingevuld. De maximale premie bedraagt 24% van de pensioengrondslagsom. Hiervan betaalt de werkgever 17% en de werknemers 7%. Met ingang van 2013 is het pensioenopbouwpercentage verlaagd van 2,1% naar 1,8%. Hierdoor is de premie voor 2013 kostendekkend. Het pensioenfonds zal in het kalenderjaar 2013 in overleg met de vakbonden en de werkgever werken aan een structurele oplossing voor een deugdelijke financiële opzet. Met een deugdelijke financiële opzet wordt bedoeld dat toezeggingen en gewekte verwachtingen enerzijds en de financiering anderzijds met elkaar in evenwicht zijn. Onderdeel hiervan zijn het premie- en toeslagbeleid.
26
BELEGGINGENPARAGRAAF Beleggingsklimaat; de economische omgeving Sinds het nieuwe millennium zijn de financiële markten door twee crises getroffen: allereerst het uiteenspatten van de internetbubble en sinds 2007/2008 de banken- en de schuldencrisis. Met name de laatste heeft een grote invloed op de economische groei van de ontwikkelde landen doordat de economieën hun schulden moeten terugbrengen (deleverage). Dat geldt niet alleen voor de overheden, maar ook voor de bedrijven en gezinnen. Een aandelencrisis kan heftig zijn, maar een financiële crisis als gevolg van te grote schulden heeft een veel langduriger negatieve invloed op de economische groei vanwege de noodzakelijke schuldreductie. Figuur 1 laat de economische groei (BNP, bruto nationaal product) zien van de afgelopen tien jaren. De gemiddelde groei in Nederland bedroeg in die periode 1,2%. Het eurogebied laat over de gehele periode een nog iets lagere groei zien. Japan worstelt al meer dan twintig jaar met de gevolgen van de financiële crisis die dit land trof. Voor alle ontwikkelde landen geldt dat de economische groei in het eerste decennium van deze eeuw aanzienlijk lager ligt dan in de decennia daarvoor. De sterke groei van de opkomende landen compenseert de lage groei van de ontwikkelde landen over deze tienjaarsperiode. Daarmee treedt een duidelijke verschuiving op van de economische krachten in de verschillende werelddelen. De gevolgen van de financiële crisis op de groei en omgekeerd zijn nog steeds aanwezig en de verwachting is dat deze situatie nog wel een aantal jaren kan voortduren.
Figuur 1: BNP groei (in % per jaar), bron OESO.
De economie van Nederland heeft in 2012 bijzonder slecht gepresteerd. Ons land scoort daarmee slechter dan het gemiddelde van de eurolanden. De crisis van 2008 heeft de Verenigde Staten sterk geraakt, maar dit land is in staat sneller te herstellen dan eurolanden. Een belangrijke bijdrage daaraan leveren de centrale bank met een beleid van zeer lage rentes en monetaire verruimingen en de federale overheid met grote tekorten. Bovendien zijn de banken in de VS na de crisis adequaat geherstructureerd. De VS accepteert de overheidstekorten met de gedachte dat deze onder gunstiger
27
groeiomstandigheden weer teruggedrongen kunnen worden. De meningen daarover in de VS zijn overigens verdeeld. De eurolanden worden gedwongen de gevolgen van een uit de hand gelopen monetaire unie te repareren. Dat noodzaakt tot forse aanpassingsprocessen, niet alleen in termen van het terugdringen van de overheidstekorten en -schulden, maar ook in het accepteren van structurele economische aanpassingen en institutionele hervormingen alsmede overdracht van bevoegdheden naar “Brussel”. Onder druk van de eurocrisis zijn belangrijke stappen gezet, maar onzeker blijft of de uitkomst zoals centralisatie van bevoegdheden, in de verschillende landen door het parlement en de bevolking zal worden geaccepteerd. De groeiverwachtingen voor de verschillende gebieden in de wereld verschillen nogal. Europa blijft worstelen met het structurele aanpassingsproces, terwijl in de VS het debat gaat over de tekortvermindering. Japan start met nieuw beleid door verdere overheidsstimulering via monetaire financiering en een nieuwe inflatiedoelstelling van 2% voor de centrale bank. Ten opzichte van het verleden een behoorlijke koerswijziging. De vraag blijft hoe effectief dit beleid op de langere termijn is. De opkomende landen groeien, maar wel in een lager tempo dan het verleden, mede door minder afzet naar de ontwikkelde landen. De financiële markten in 2012 Landen die structureel een nominale rente hebben die ligt boven de nominale groei van het bruto nationaal product zullen geconfronteerd worden met oplopende schuldquotes (schuld ten opzichte van het BNP). Zo’n situatie is op iets langere termijn niet houdbaar. Dat bleek ook in de loop van 2012; oplopende politieke spanningen tussen de zwakke en sterkere eurolanden. Pas toen de president van de ECB, Draghi, in de zomer van 2012 publiekelijk aankondigde dat de ECB de euro met alle middelen zou steunen, verdween een deel van deze onzekerheid. Daarnaast realiseerde bondskanselier Merkel zich dat een exit van een zwak land de euro onder grote druk zou zetten. Daarmee verdween de druk om Griekenland uit de eurogroep te zetten. Beide posities hebben veel onzekerheid weggenomen met als consequentie lagere rentestanden voor de zwakkere landen. De rente van Ierland ligt inmiddels weer op hetzelfde niveau als van Italië. Ondanks het weghalen van deze onzekerheden, blijft de positie van veel eurolanden kwetsbaar. Politiek is er dan wel het een en ander veranderd, maar veel structurele hervormingen zijn onvoldoende of laten nog op zich wachten. Het beleid van de centrale banken heeft ertoe geleid dat de rentes in 2012 lager zijn dan ooit. Dit beleid van lage rentes wordt financiële repressie genoemd: de reële economie moet worden gestimuleerd door lage rentes. Dit beleid is in de VS redelijk succesvol maar in Europa veel minder vanwege de onzekerheden over het beleid binnen de eurozone. Deze onzekerheden hebben geleid tot zeer hoge renteniveaus in de zwakkere eurolanden, mede door kapitaalvlucht uit die landen. Het renteverschil ten opzichte van Duitsland liep voor deze landen op tot 25% (Griekenland), zie figuur 2. Uit deze figuur blijkt ook dat pas sinds het uitbreken van de financiële crisis in voorjaar 2008
28
deze rentespreads opliepen. Daarvoor hebben de financiële markten de risicoverschillen tussen de eurolanden gewoon genegeerd! De onderlinge correlaties van de rentespreads van de PIIGS landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, en Spanje) zijn behoorlijk hoog. Ook Frankrijk en België kennen onderling een hoge correlatie. De mutaties van de Nederlandse rentespread hebben geen relatie met deze landen. 28 24 20 16 12 8 4 0 2007
2008
NEDERLAND IERLAND
2009 BELGIE Italië
2010
2011
FRANKRIJK PORTUGAL
2012 GRIEKENLAND SPANJE
Figuur 2: Renteverschillen in % ten opzichte van Duitsland (10 jaars overheid)
De financiële repressie door de Centrale Banken (het lage rente beleid) heeft ertoe geleid dat de reële rente van de Nederlandse 10 jarige staatslening in 2012 -0,6% bedroeg bij een nominale rente van minder dan 2%. Prijsstijgingen worden niet gecompenseerd door de nominale rentevergoeding. Om dit negatieve cijfer in perspectief te zetten is in Figuur 3 de nominale en de reële rente van Nederland te zien vanaf 1950. Gedurende de eerste helft van deze periode is de reële rente regelmatig negatief geweest, maar dit kwam vooral door relatief hoge inflatie. In het begin van de jaren vijftig zijn de nominale renteniveaus te vergelijken met die van 2012. Toen golden kapitaalrestricties door de gevolgen van de laatste wereldoorlog, nu treedt financiële repressie op als reactie op de financiële crisis. Qua rente-effect doen ze hetzelfde: het laag houden van de nominale rente. Het verschil met toen is echter dat de huidige BNP groeicijfers aanzienlijk lager liggen. De schuldenproblematiek lost daardoor niet gemakkelijk op. De kans dat de centrale banken gedwongen worden tot het blijven voeren van een beleid met lage rente is daarmee groot. Met de kans dat daardoor weer bubbels in de economie ontstaan.
29
12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 55
60
65
70
75
80
85
Reële rente 10 jaars Nederlandse staat
90
95
00
05
10
Lange rente 10 jaars staat
Figuur 3: Nominale en reële lange rente in % in Nederland
Door de verdere rentedalingen zijn in 2012 de koersen van veel renteproducten weer opgelopen. Oorzaak is de zoektocht naar “yield” waardoor de spreads van de credits en high yields obligaties sterk is ingekomen. Hetzelfde geldt overigens voor de schuld van de opkomende markten.
Figuur 4: obligatie rendement in 2012
Als gevolg hiervan lieten vastrentende waarden goede rendementen zien met een rendement van 11% voor Euro credits en zelfs 18% voor de schuld van de opkomende landen.
30
De aandelenmarkten zijn in alle regio’s sterk gestegen in 2012, variërend van 14 procent in de VS tot 16 procent in Europa. Japan volgde met dezelfde percentages, wat opmerkelijk is gegeven het vlakke verloop sinds de crisis van 2008. Zowel in Japan als in Europa veerden de koersen in de tweede helft van het jaar op. In Japan wil het nieuwe kabinet een ander economisch beleid voeren wat al heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de yenkoers ten opzichte van de andere valuta’s. In reactie daarop stegen de aandelenkoersen sterk. In Europa reageerden de aandelenmarkten op de nieuwe positie van de ECB. Over een langere termijn bezien, zitten de aandelen in de VS weer bijna op de niveaus van voor de financiële crisis. De andere regio’s hebben nog een heel eind te gaan. Gegeven het ruime monetaire beleid in de VS wordt wel gesproken over het gevaar van asset inflation. Het lijkt alsof de aandelenkoersen door de grote liquiditeitssteun van de FED vooruit zijn gelopen op de economische ontwikkelingen. Of deze stijging gerechtvaardigd is, is op dit moment moeilijk te beoordelen. Veel hangt af of de economieën in de ontwikkelde landen de deleverage goed kunnen absorberen. De bestedingen blijven onder druk staan, bedrijven stellen hun investeringen uit tot betere tijden. Figuur 5 geeft een overzicht van enkele belangrijke aandelenindices. 120
100
80
60
40
20 00
01
02
03
04
05
06
07
Eurostoxx financials NIKKEI225
08
09
10
11
12 13
EUROSTOXX S&P500
Figuur 5: Aandelenindices; herleid tot 2007 = 100 (bron: ECB)
De eurocrisis heeft grote impact op de bankensector. De index die het koersbeloop van de financials weergeeft, staat op een derde ten opzichte van het niveau in 2007. De onduidelijkheid over de financiële sterkte van de banken is hier debet aan. Het pensioenfonds heeft sinds 2011 voor een deel van zijn beleggingsportefeuille geen aandelen van financials in zijn bezit.
31
Conclusie Het jaar 2012 is een prima beleggingsjaar geweest waarbij bijna alle vermogenstitels positief hebben bijgedragen aan de portefeuilleopbrengst. Wel blijft de vraag of de aandelenmarkt niet te sterk vooruit is gelopen op de economische ontwikkelingen. De reële rentes zijn in 2012 negatief. Door de grote invloed van het beleid van de centrale banken worden zij wel als market maker gezien voor de vastrentende waarden. De prijsvorming van de rente wordt door de financiële crisis niet bepaald door de marktfactoren van vraag- en aanbod van kapitaal, maar door centrale bank doelstellingen om de reële economie weer uit het slop te krijgen en de balans van de banken weer te herstellen. Dit gaat ten koste van de spaarders, inclusief de pensioenfondsen. Het voorspellen van de rentebewegingen wordt onder zulke omstandigheden een hachelijke zaak. Beleggingsmix Als gevolg van de toenemende economische onzekerheid, heeft het bestuur in oktober 2011 nog eens laten onderzoeken wat de gevolgen van de huidige crisis zijn voor het beleggingsbeleid voor de komende vijf jaar. Dit is onderzocht door middel van een update van de eerdere ALM-studie. Hierbij is gebruik gemaakt van een scenarioaanpak, ofwel het hanteren van vijf verschillende scenario’s. Naar aanleiding van deze scenario-analyse heeft het bestuur besloten om voor 2012 vast te houden aan de lange termijn beleggingsverdeling van 50% zakelijke waarden en 50% vastrentende waarden. Uitgangspunt voor 2012 was dat het beleggingsbeleid voor de komende jaren als volgt zal worden ingestoken: • gewicht zakelijke waarden: 40% tot 55%; • gewicht vastrentende waarden: 45% tot 60%; • bandbreedte renteafdekking: 40% tot 45%. De strategische- en feitelijke allocatie kunnen per eind 2012 als volgt worden samengevat:
Beleggingscategorie Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Overige beleggingen
Strategische allocatie
Bandbreedte
Feitelijke allocatie Ultimo 2012
Min.
Max.
54%
45%
60%
53%
453.364
35%
25%
41%
37%
314.994
8%
6%
10%
8%
67.286
3%
0%
6%
2%
17.928
100%
76%
117%
100%
853.572
Derivaten Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
71.382 924.954
Het valutarisico van de aandelen wordt voor de valuta’s USD en GBP door middel van een passieve overlay voor de helft afgedekt (gehedged naar de euro). De categorieën convertibles en private equity zijn om verslagtechnische redenen onder de beleggingscategorie aandelen gegroepeerd.
32
Herbalancering en bandbreedtes Aan het begin van het jaar 2012 was de portefeuille al min of meer ingericht volgens de strategische gewichten. Het pensioenfonds startte het verslagjaar met een kleine overweging van vastrentende waarden en een kleine onderweging van zakelijke waarden. Aan het eind van het verslagjaar lag de feitelijke mix in lijn met de strategische gewichten, met een beperkte onderweging van vastrentende waarden, vastgoed en overige beleggingen ten faveure van zakelijke waarden. Enkele belangrijke ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille In 2012 is vanwege de tegenvallende resultaten in de returnportefeuille besloten op zoek te gaan naar een nieuwe manager voor het returnmandaat. Begin 2012 is de belegging in life settlements geliquideerd. In de loop van 2012 is het matchingmandaat aangepast door te gaan werken met vaste gewichten voor de verschillende landen waarbij is aangegeven dat een downgrade van een of meer van de triple-A landen acceptabel zou zijn als deze niet meer dan twee notches (stappen) zou bedragen. In 2012 is ook afscheid genomen van de belegging in BNP China A fonds en van de belegging in het BNP Pacific fonds, beide vanwege tegenvallende resultaten en een vereenvoudiging van de beleggingsportefeuille. In de loop van 2012 worden, vanwege de lagere rating van Frankrijk, de inflatiegrelateerde obligaties alleen nog in Duitsland belegd. In het voorjaar van 2012 is een passief Emerging Markets aandelenmandaat overeengekomen met Vanguard. In de 2e helft van 2012 heeft een uitbreiding van het mandaat voor beursgenoteerd vastgoed plaatsgevonden. In het passieve wereld en het passieve Europa mandaat zijn de aandelen van financiële instellingen sinds september 2011 uitgesloten. Ook in 2012 is deze uitsluiting gehandhaafd vanwege het onverminderd hoge risico dat de financials met zich meebrengen. Alle wijzigingen in de portefeuille worden getoetst aan basisprincipes waarbij de verhouding tussen rendement en risico, efficiëntie, kostenbewustzijn, begrijpelijkheid en transparantie centraal staan. Afdekken rentegevoeligheid pensioenverplichtingen De gemiddelde rente voor het pensioenfonds op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur is in het verslagjaar per saldo met 0,14% gedaald van 2,76% eind 2011 naar 2,62% aan het einde van het verslagjaar. Door een verschil in looptijd van de beleggingen en de pensioenverplichtingen (‘duration mismatch’) ontstaat er een renterisico en dit heeft consequenties voor de hoogte van de dekkingsgraad. Voor het pensioenfonds betekent dit dat, indien het renterisico in zijn geheel niet wordt afgedekt, een rentedaling van 1% leidt tot een stijging van de verplichtingen van ongeveer 23%. Het pensioenfonds dekt dit renterisico slechts gedeeltelijk af. Het renteafdekkingsbeleid heeft aan het fondsrendement een positieve bijdrage geleverd van 3,7%. In juni 2012 heeft een herstructurering plaatsgevonden van de renteafdekking om voor te sorteren op de invoering van de UFR methode. De UFR is
33
een (andere) methode voor de berekening van de zogenaamde rentetermijnstructuur (RTS). De RTS is belangrijk voor de berekening van de waarde van de verplichtingen. Rendement Portefeuille incl. swaps en swaptions
1e kw.
2e kw.
3e kw.
4e kw.
Totaal
4,3%
2,9%
4,4%
2,4%
14,7%
De beleggingsportefeuille inclusief swaps/swaptions heeft over het verslagjaar een rendement behaald van 14,7%. Per asset categorie was dit als volgt: Asset categorie Vastrentende waarden incl. swaps/swaptions Vastrentende waarden excl. swaps/swaptions Aandelen incl. passieve valuta overlay Vastgoed Alternatives Totaal excl. swaps/swaptions Totaal incl. swaps/swaptions
Rendement
Benchmark
18,1% 11,2%
11,4%
14,1%
14,6%
7,9%
6,2%
2,9%
10,0%
11,0%
11,8%
14,7%
De underperformance van de totale portefeuille versus de benchmark was vooral het gevolg van gerealiseerde underperformance door de aangestelde vermogensbeheerders. Het bestuur en de beleggingscommissie hebben in 2012 selectietrajecten gestart om te komen tot de aanstelling van andere beheerders. Het bestuur heeft deze trajecten begin 2013 afgerond en is overgegaan tot de aanstelling van andere managers. Vooruitblik 2013 De huidige schuld van veel ontwikkelde landen overstijgt de schuldenpositie van na de Tweede Wereldoorlog. Dat geldt zowel voor de publieke sector (overheid) als voor de private sector (bedrijven, gezinnen en banken). In het verleden droeg de kredietverlening bij aan hogere bestedingen en dus aan economische groei. Op dit moment moeten de schulden worden teruggebracht (deleverage) waarbij een tegengesteld effect optreedt op de economische groei. Bedrijven, banken en gezinnen passen hun schuldenpositie aan. Overheden krijgen de rekening van een lagere groei gepresenteerd in de vorm van minder belastingopbrengsten en hogere uitgaven. Daarnaast fungeert de overheid als vangnet voor financiële instellingen die dreigen om te vallen. Dit fenomeen vond plaats in de crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw en is nu eveneens actueel. Deze fase van schuldvermindering in de private sector en schuldverhoging in de overheidssector kan jaren duren. Terwijl de private sector de schulden al dan niet vrijwillig verder terugbrengt, ontstaat de (politieke en economische) discussie hoe lang een overheid zijn schulden kan blijven verhogen en of een ruim monetair beleid op langere termijn niet destabiliserend werkt. Dit is met name de situatie in de VS. De eurozone heeft naast het schuldenprobleem, een situatie dat de muntunie van meet af aan niet voldoende is geborgd waardoor grote onevenwichtigheden zijn ontstaan tussen de deelnemende landen. Niet alleen in financiële zin, maar ook in de reële
34
economie. Deze kunnen slechts worden teruggebracht door binnenlandse aanpassingen, die vaak gepaard gaan met grote sociale spanningen. Naast het afspreken van duidelijke voorwaarden voor een monetaire unie zullen de Europese landen ook afspraken moeten maken over een economische en fiscale unie en financieel toezicht. De institutionele herinrichting van de EU roept grote belangentegenstellingen op tussen de deelnemende landen met als gevolg een onzekere toekomst voor de euro. Verschillende euro-scenario’s zijn denkbaar. Ook voor Japan begint te gelden dat de schuldenlast tot een niveau is gestegen waarbij op afzienbare tijd de funding basis op problemen gaat stuiten. Kan een land uit de schulden groeien door stimulering van de economie? Uit een studie van Reinhart en Rogoff (This time is different) blijkt dat dit in het verleden nooit heeft kunnen plaatsvinden. Steeds is een cocktail van ombuigingen en belastingverhogingen nodig geweest in combinatie met herstructurering van de economie. Een onderdeel van zo’n pakket is bovendien herstructurering van schulden waarbij een deel van de rekening bij de crediteuren (banken en vermogensverschaffers zoals pensioenfondsen) komt te liggen. Het monetaire beleid kan daarbij voorwaardenscheppend zijn, maar is nooit het enige instrument. Dit totaalbeeld wordt bevestigd uit een recente IMF studie. De conclusie is dat het financieel economische beeld in de ontwikkelde landen (VS en Europa) uiterst onzeker is. Een goede mix van maatregelen kan op termijn structureel herstel opleveren, maar wel ten koste van economische groei op de korte termijn. De politieke tegenstellingen in de VS zijn groot, waardoor een structurele oplossing onder druk staat. De institutionele herinrichting van de EU is complex en het wantrouwen tussen de landen is groot, mede door de slechte track record van de eurozone. Al met al biedt dit een onzekere uitkomst. De financieel economische situatie in de opkomende landen ziet er anders uit. De grote landen als China, India en Brazilië hebben in het verleden hoge groeicijfers laten zien. Deze landen zitten nu in een transitiefase; China zal meer nadruk moeten leggen op consumptieve binnenlandse bestedingen en India zal meer markthervormingen moeten doorvoeren. De groeicijfers zullen meer gematigd zijn, en beter passen bij de volgende fase van ontwikkeling (overigens zijn deze groeicijfers nog steeds hoog). Ondanks de huidige conjuncturele neergang in die landen is het langere termijn perspectief nog steeds goed omdat ze niet of nauwelijks worden gehinderd door de schuldenproblematiek. Voor de financiële markten in de ontwikkelde landen moet rekening worden gehouden met verwachte gemiddelde rendementscijfers die lager liggen dan in het verleden. De rente zal, gegeven het ruime monetaire beleid, naar verwachting het komende jaar ook laag blijven. Financiële repressie is en wordt waarschijnlijk in toenemende mate een onderdeel van het herstelbeleid. Maar de onzekerheden kunnen het beeld plotseling sterk veranderen. De drijvende krachten van de rendementscijfers zijn minder de marktfundamentals, maar meer de onzekere uitkomsten van het monetaire en overheidsbeleid.
35
De uitwerking van de beleggingsstrategie van het fonds voor 2013 wordt niet uitsluitend gemotiveerd vanuit deze financieel economische analyse en de genoemde externe onzekerheden. De beleggingsstrategie moet ook aansluiten op de risicohouding die het bestuur onder de huidige omstandigheden wil innemen. Het bestuur heeft dit verder uitgewerkt in het hoofdstuk “risico’s en beheersing van risico’s” onder de kop “beleggingsrisico’s”.
36
PENSIOENPARAGRAAF De pensioenregeling is een middelloonregeling en draagt het karakter van een uitkeringsovereenkomst in overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet. In 2012 zijn geen belangrijke wijzigingen in de fondsdocumenten doorgevoerd. Wel zijn alle fondsdocumenten consistent gemaakt met de voorwaardelijkheidsverklaring conform de aanbeveling van de certificerend actuaris uit het jaarverslag over 2011. Uitvoeringsovereenkomst De afspraken tussen het pensioenfonds en de werkgever zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Deze is in lijn met de Pensioenwet. Hierin is onder meer geregeld: • de wijze waarop de premie wordt vastgesteld; • de wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan; • de informatie die door de werkgever aan het fonds (pensioenuitvoerder) wordt verstrekt; • de procedures die van toepassing zijn bij het niet-nakomen van de verplichting tot premiebetaling door de werkgever; • procedures die gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement; • voorwaarden waaronder toeslagverlening (indexatie) plaatsvindt; • uitgangspunten en procedures die van toepassing zijn ten aanzien van besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten. Kenmerken regeling De kenmerken van de regeling zijn als volgt: Pensioensysteem Toetredingsleeftijd Pensioenleeftijd Pensioengevend salaris
Franchise Pensioengrondslag Opbouwpercentage ouderdomspensioen Opbouwpercentage nabestaandenpensioen Eigen bijdrage deelnemer
Middelloonregeling, karakter uitkeringsovereenkomst 21 jaar 65 jaar som van 12 maal het schaalsalaris per 1 januari in enig jaar of per latere datum van indiensttreding, vermeerderd met eventuele toeslagen voor wisseldienst, beschikbaarheid, bereikbaarheid, persoonlijke toeslagen en 8,3% vakantietoeslag 2012: € 13.062 (2011: € 12.898) Het fulltime pensioengevend salaris, verminderd met de franchise, maal de parttimefactor Vanaf 1 januari 2011 2,10% van de pensioengrondslag (vanaf 1 januari 2013: 1,80%) 5/7 maal opbouwpercentage ouderdomspensioen Maximaal 7% van de pensioengrondslag
37
Voorwaardelijke inhaalrechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen
Overgangsbepaling per 31 december 2005
Tijdelijke stop op waardeoverdrachten Gedurende de periode dat de dekkingsgraad lager is dan 100%, mag als gevolg van wettelijke bepalingen niet aan waardeoverdracht worden meegewerkt. In september 2011 is de dekkingsgraad onder de 100% gezakt en zijn de waardeoverdrachten en de afkoop kleine pensioenen stopgezet. Toeslagbeleid De toeslag op pensioenen is voorwaardelijk en is van toepassing voor alle verzekerden van het fonds. Het toeslagpercentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld. Over 2012 bedraagt het berekende toeslagpercentage 2,12%. Dit percentage wordt toegekend voor zover de toeslagruimte, die in artikel 14 van het pensioenreglement is omschreven, dit toelaat. Het bestuur heeft in haar vergadering van 11 januari 2013 besloten over 2012 geen toeslag toe te kennen. De financiële positie van het fonds laat dit niet toe. In de evaluatie van het herstelplan in 2012 is bepaald dat gedurende de periode van het herstelplan geen toeslag zal worden toegekend. Verleende toeslagen in de afgelopen jaren De toeslag is voorwaardelijk. Het bestuur beslist in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Er bestaat geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag zal worden verleend. Er wordt door het fonds voor toeslag niet gereserveerd noch een voorziening aangehouden. Een besluit om in enig jaar een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft. Er is in de jaren 2008 tot en met 2012 geen toeslag verleend. Ontwikkelingen in de pensioenregeling De pensioenopbouw is in 2011 verlaagd omdat de premie niet langer voldoende is ter volledige financiering van de pensioenopbouw. In 2012 is het niveau van het voorwaardelijk inhaalrecht naar beneden bijgesteld om het effect van aangepaste vervroegingsfactoren te neutraliseren en het voorwaardelijk inhaalrecht met de vaste opslag van 0,9% in de premie te kunnen blijven financieren. Uit de evaluatie van het herstelplan begin 2013 blijkt dat het pensioenfonds aanvullende maatregelen moet treffen om tijdig uit herstel te zijn. Om die reden heeft het bestuur een korting van 1,6% op alle opgebouwde aanspraken en rechten per 1 april 2013 aangekondigd (zie pagina 25). In 2013 is de pensioenopbouw verder verlaagd naar 1,8% per jaar omdat de premie (van totaal 24%) niet langer voldoende is ter financiering van de pensioenopbouw in 2013.
38
Ontwikkeling verzekerdenbestand In 2012 is het aantal verzekerden per saldo met 223 toegenomen. Als gevolg van economisch zwaar weer daalde de omzet bij de aangesloten onderneming en werden onder meer contracten voor bepaalde tijd niet verlengd. Het aantal actieve medewerkers daalde met 184 personen ten opzichte van 2011. Het aantal gewezen deelnemers met premievrije rechten nam met 385 toe. Het aantal gepensioneerden nam met 56 toe van 394 naar 450. Ontwikkeling verzekerdenbestand 2008-2012 (aantal personen per 31 december)
39
ACTUARIËLE PARAGRAAF De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven (bedragen x € duizend):
Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten
Interestresultaat Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Wijziging marktrente
Overlevingsgrondslagen Overige resultaten Overig resultaat
Totaal saldo van baten en lasten
40
2012
2011
28.287
28.905
-28.807
-23.816
139
119
-259
-250
-640
4.958
117.466
65.820
-13.110
-8.852
-
-
14.524
-
-40.666
-135.967
78.214
-78.999
-11.285
-
1.440
714
-9.845
714
67.729
-73.327
Vaststelling dekkings- en reservepositie per 31 december 2012 De financiële positie van het fonds volgens FTK is weergegeven in onderstaande tabel. Hieruit blijkt dat er sprake is van een reservetekort, een dekkingstekort en dat het pensioenfonds niet voldoet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt.
Aanwezig vermogen (inclusief bestemmingsreserve) Af: Bestemmingsreserve Pensioenvermogen Af: Technische voorzieningen (excl. herverzekeringsdeel) Af: Minimaal vereist eigen vermogen (4,2%) Dekkingspositie Af: Vereist eigen vermogen (exclusief MVEV) Reservepositie
In % van de technische voorzieningen 101,9 -2,3 99,6 -100,0 -4,2 -4,6 -14,4 -19,0
Het fonds heeft onvoldoende vermogen om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken, en een lager eigen vermogen dan het vereist eigen vermogen. Dit vereist eigen vermogen is gedefinieerd als het eigen vermogen waarbij de kans dat er na één jaar onvoldoende middelen aanwezig zijn om de nominale pensioenen te dekken gelijk is aan 2,5% volgens het standaard model. Rol en aanbevelingen certificerend actuaris De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten vanuit artikel 126 tot en met 140 van de pensioenwet. De belangrijkste aanbevelingen die door de certificerend actuaris zijn gerapporteerd betreffen: • het aanpassen van de toeslagambitie of het beleid met betrekking tot premie, toeslag en/of beleggingen; • het opstellen van een schriftelijke overeenkomst over de uitvoeringen van het beheer van de VPL-gelden; • het opstellen van nadere regels met betrekking tot alternatieve beleggingen;. • het bij inkoop van aanspraken uit de VPL- en de VEB-regeling rekening houden met een solvabiliteitsopslag. Het bestuur onderschrijft de aanbevelingen van de actuaris. Mede om die reden heeft het bestuur er bij de werkgever en bij de vakbonden nogmaals op aangedrongen om in 2013 te komen tot een toekomstbestendige pensioenregeling. Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie In zijn actuariële verklaring heeft de certificerend actuaris geoordeeld dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de pensioenwet met uitzondering van artikel 131, 132 en 133 vanwege het dekkingstekort en artikel 137 vanwege het niet voldoen aan de consistentievereisten met betrekking tot het voorwaardelijk toeslagbeleid als bedoeld in artikel 95, lid 1 van de pensioenwet.
41
RISICO’S EN BEHEERSING VAN RISICO’S Risicomanagement Risicomanagement blijft een belangrijk aandachtspunt voor het bestuur van een pensioenfonds. De omgeving van pensioenfondsen wordt steeds complexer en verandert voortdurend. De risico’s die hieruit voortkomen, behoeven aandacht en beheersing. Het gaat hierbij niet alleen om financiële risico’s, maar ook om niet financiële risico’s, zoals operationele, juridische en uitbestedingsrisico’s. Het bestuur heeft haar beleid verwoord in de ABTN en in het beleidsdocument risicomanagement. Algemene leidraad voor het uitvoeren van haar beheerstaken zijn de voorschriften van de toezichthouder (DNB). In de loop van 2012 is in samenwerking met Towers Watson een risicodashboard (managementinformatie omtrent alle risico’s) ontwikkeld. Het risicodashboard wordt 4x per jaar, elk kwartaal, opgesteld. De risicomanagementcommissie bespreekt de concept dashboard en vult deze aan met aanbevelingen voor het bestuur. De risico’s die elk kwartaal worden beoordeeld zijn: matchingrisico (renterisico, valutarisico, inflatierisico), marktrisico, kredietrisico, verzekeringstechnisch risico, omgevingsrisico, juridisch risico, integriteitsrisico, uitbestedingsrisico, operationeel risico en IT-risico. De directeur van het pensioenfonds is door het bestuur benoemd tot riskmanager. Hij vervult deze taak met ondersteuning van Towers Watson. De riskmanager is procesverantwoordelijk. Het bestuur en de beleggingscommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk. De riskmanager bewaakt het overzicht van alle risico’s en beheersmaatregelen. Tevens draagt hij zorg voor managementinformatie voor het bestuur op het gebied van risicomanagement. Hij adviseert het bestuur over risicomanagement, draagt zorg voor de risicobewustwording van het bestuur en houdt toezicht op de uitvoering van actiepunten. In de dagelijkse uitvoering wordt veel aandacht besteed aan de beheersing van het kredietrisico. Daarnaast wordt actief gestuurd op de liquiditeitsbehoefte van het pensioenfonds. Voorts wordt het valutarisico op maandbasis bewaakt. De aanbevelingen die de risicomanagementcommissie aan het bestuur uitbrengt hebben betrekking op te nemen beheersingsacties. Deze kunnen betrekking hebben op alle in de risicodashboard beschouwde risicogebieden. Alhoewel de beleggingsrisico’s de meeste aandacht blijven vragen, worden ook op het gebied van bijvoorbeeld omgevingsrisico belangrijke aanbevelingen opgenomen. Risicodashboard Als onderdeel van haar beleid heeft het bestuur grenzen (risk appetite) gedefinieerd aan de door het fonds te lopen risico’s. Deze grenzen en de situatie per 31 december 2012 zijn in onderstaande tabel weergegeven. Een uitgebreidere toelichting op de risico’s en de feitelijke omstandigheden per 31 december 2012 is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening.
42
Risico S1 Renterisico
Risicogrens Vastrentend 50%, bandbreedte 45-60% Renteafdekking tenminste 30%
31 dec. 2012 41% (54% onder UFR) afgedekt d.m.v. vastrentende waarden 11% (14% UFR) en derivaten 30% (40% UFR)
31 dec. 2011 41% afgedekt d.m.v. vastrentende waarden (11%) en derivaten (30%)
S2 Risico zakelijke waarden
Aandelen 39%, bandbreedte 30-49% Vastgoed 8%, bandbreedte 6-10% Overige beleggingen 3%, bandbreedte 0-6%
De portefeuille is 2% overwogen op aandelen, binnen de gestelde bandbreedtes.
De portefeuille is 3% onderwogen op aandelen, binnen de gestelde bandbreedtes.
S3 Valuta risico
Valuta-afdekking op 50% van de valuta met een exposure groter dan 10 miljoen bij aandelenbeleggingen. Beleggingen in vastrentende waarden worden volledig afgedekt met uitzondering van EMD local currency beleggingen, deze worden niet afgedekt
50% afgedekt van USD, GBP en JPY d.m.v. forwards
50% afgedekt van USD en GBP d.m.v. forwards
S4 Grondstoffen risico
Volgens de strategische beleggingsmix wordt voor 3% belegd in commodities. De gedefinieerde bandbreedte ligt tussen 0 en 6%
De portefeuille is 0,8% onderwogen op 31 december en bevindt zich daarmee binnen de gestelde bandbreedtes
De portefeuille is 0,54% onderwogen op 31 december en bevindt zich daarmee binnen de gestelde bandbreedtes
S5 Krediet risico
Uitsplitsing naar soorten vastrentende waarden. Mate waarin geïnvesteerd mag worden ligt vast. Rating verschilt per categorie. 1. Staatsobligaties minimaal AA+ rating, 2. Credits minimaal Crating, 3. Zekerheidsstellingen (=collateral) in cash of in stukken AAA rating.
Dagelijkse bewaking door middel van compliance monitoring en collateral management. Er zijn geen afwijkingen geconstateerd.
Dagelijkse bewaking door middel van compliance monitoring en collateral management. Er zijn geen afwijkingen geconstateerd.
S6 Verzekeringstechnisch risico
Minimaliseren van langlevenrisico door toepassing actuele informatie over overlevingskansen. Gebruik van overlevingsgrondslagen Prognosetafel 2012-2062 (gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap) en de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012.
Prognosetafels 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012. Er is een herverzekeringscontract (stop loss-verzekering) voor dekking van extreme overlijdensrisico’s. Het bestuur monitort jaarlijks het verzekeringstechnisch risico.
Prognosetafels 2010-2060 met Towers Watson ervaringssterfte. Er is een herverzekeringscontract (stop loss-verzekering) voor dekking van extreme overlijdensrisico’s. Het bestuur monitort jaarlijks het verzekeringstechnisch risico.
43
Risico S7 Liquiditeitsrisico
Risicogrens Het pensioenfonds belegt een deel van de beleggingsportefeuille in illiquide (niet dagelijks verhandelbare) beleggingscategorieën (vastgoedfondsen, private equity).
31 dec. 2012 7% van de portefeuille is belegd in illiquide beleggingen. Dit is voor het fonds geen probleem omdat de te ontvangen premies een veelvoud zijn van de te verrichten pensioenbetalingen.
31 dec. 2011 8,9% van de portefeuille is belegd in illiquide beleggingen. Dit is voor het fonds geen probleem omdat de te ontvangen premies een veelvoud zijn van de te verrichten pensioenbetalingen.
S8 Concentratie risico
Geen significante concentratierisico’s
Voldoende spreiding over de diverse mandaten in aard en kenmerken van beleggingen en/of tegenpartijen. Dagelijkse bewaking door middel van compliance monitoring.
Voldoende spreiding over de diverse mandaten in aard en kenmerken van beleggingen en/of tegenpartijen. Dagelijkse bewaking door middel van compliance monitoring.
Er zijn beleggingsfondsen en landen (staatsobligaties) die meer dan 2% van het balanstotaal vertegenwoordigen. Dit wordt niet als een probleem gezien. Deze concentraties worden apart vermeld in de jaarrekening.
Er zijn beleggingsfondsen en landen (staatsobligaties) die meer dan 2% van het balanstotaal vertegenwoordigen. Dit wordt niet als een probleem gezien.
Beheersing door het stellen van hoge kwaliteitseisen. Adequate inrichting van procedures, processen en controles. Periodieke toets kwaliteitseisen door bestuur. Afspraken met vermogensbeheerders, custodian en pensioenbureau vastgelegd in SLA’s.
Beheersing door het stellen van hoge kwaliteitseisen. Adequate inrichting van procedures, processen en controles. Periodieke toets kwaliteitseisen door bestuur. Afspraken met vermogensbeheerders, custodian en pensioenbureau vastgelegd in SLA’s.
S9 Operationeel risico
Geen significante operationele risico’s
Scenario en crisisplanning Begin 2012 is door het fonds een financieel crisisplan opgesteld. In dit financieel crisisplan zijn de te nemen stappen en maatregelen weergegeven die het fonds op korte termijn kan inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op, of zeer snel beweegt richting, kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Het plan vormt hiermee een handleiding voor het bestuur voor de wijze waarop zij zal handelen. Het plan is ter kennis gebracht aan de werkgever, de vakbonden, het verantwoordingsorgaan en DNB. De belangrijkste elementen uit het crisisplan zijn: • de vastlegging van de ter beschikking staande maatregelen, het financiële effect van de maatregelen en de prioritering daarvan; • de overlegstructuur en de waarschijnlijkheid van de maatregel; • een opsomming van het effect van de diverse maatregelen.
44
Euroscenario’s Begin 2012 heeft de beleggingscommissie nagedacht over de situatie in Europa. Er zijn enkele scenario’s geschetst die realistisch worden geacht voor de ontwikkeling van de eurozone in de komende jaren en de wijze waarop het bestuur en de beleggingscommissie van mening zijn dat daarop geanticipeerd zou kunnen worden. De beleggingscommissie heeft aan de hand van de inventarisatie een aantal maatregelen genomen. De belangrijkste maatregelen die zijn genomen zijn: • afbouw overweging in aandelen in Europa; • beleggen in een passief emerging market fonds; • zoveel mogelijk afbouwen van cash-collateral; • scherpe monitoring van “overtollige” liquiditeiten; • maandelijkse monitoring door beleggingscommissie actuele “euro” situatie. Beleggingsrisico’s In 2012 is het beleggingsplan 2012 volledig doorgevoerd. In het nieuwe beleggingsbeleid is de volgende strategische weging aan te geven alsmede de bandbreedtes: Assetcategorie Zakelijke waarden Vastrentende waarden Renteafdekking (marktwaarde) •
•
•
•
•
Weging
Bandbreedte
50%
40%-55%
50%
45%-60% 40%-45%
In basisscenario van de ALM-studie in 2011 blijft de rente relatief constant. Om die reden wordt in 2012 een deel van het renterisico niet langer afgedekt door middel van swaptions maar wordt dit ingevuld door middel van swaps; Begin 2012 is de belegging in life settlements beëindigd. Herallocatie heeft plaatsgevonden op basis van de gekozen strategische mix; Begin 2012 zijn de beleggingen in het Pacific aandelenfonds en in het China aandelenfonds beëindigd. Herallocatie heeft plaatsgevonden naar Emerging Markets; Een nieuwe allocatie naar Emerging Markets is via een passief beleggingsfonds onderdeel geworden van de aandelenbeleggingen; Het bestuur en de beleggingscommissie blijven aandacht houden voor het inflatierisico, maar vinden het op dit moment (begin 2013) niet opportuun over te gaan tot een verdere ophoging van inflatie gerelateerde leningen. Deze zienswijze heeft te maken met de huidige dekkingsgraad van het pensioenfonds, het feit dat er vooralsnog geen inflatierisico is voor de verplichtingen en het feit dat een verhoging van de afdekking van het inflatierisico in het huidige nominale toezichtskader wordt gezien als een verhoging van het risicoprofiel, hetgeen niet is toegestaan gezien de financiële situatie van het pensioenfonds.
De totale beleggingsportefeuille heeft voor 2013 een risico dat in lijn ligt met het risico op basis van de strategische mix zoals die voor 2012 van toepassing is geweest. Dit risico wordt ook inzichtelijk door de hoogte van het vereist eigen vermogen – de mate
45
waarin buffers moeten worden aangehouden welke afhankelijk is van de gekozen beleggingsmix. Het vereist eigen vermogen is, berekend op basis van de nieuwe strategische mix en met inachtneming van een verhoging van de buffers als gevolg van actief beheer voor (een deel van) het aandelenmandaat, gewijzigd van 121,5% naar 118,6%. De uitwerking van de beleggingsstrategie van het fonds voor 2013 wordt niet uitsluitend gemotiveerd vanuit de eerder verwoorde financieel economische analyse en de externe onzekerheden. De beleggingsstrategie moet ook aansluiten op de risicohouding die het bestuur onder de huidige omstandigheden wil innemen. Het bestuur hanteert in dit verband de volgende beleidsuitgangspunten: •
•
•
•
•
•
Tegen de achtergrond van de financieel economische onzekerheden en gezien de lage dekkingsgraad van het fonds, acht het bestuur voor 2013 de bescherming van de nominale aanspraken een belangrijker en realistischer uitgangspunt dan het nastreven van indexeringsruimte. Het fonds loopt ook in 2012 achter op het korte termijn herstelplan. In 2013 voert het pensioenfonds een rechtenkorting door om binnen de wettelijke termijn aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) te voldoen. Mede als gevolg van de doorvoering van de rechtenkorting in 2013 zal de dekkingsgraad begin 2014 minimaal op het niveau van 104,2% (het MVEV) moeten liggen. Er is bij dit solvabiliteitsniveau beperkter ruimte om beleggingsrisico te nemen. Het fonds opereert op dit moment noodgedwongen met twee moeilijk met elkaar te verzoenen doelstellingen. Enerzijds de wens om verdere rechtenkortingen te vermijden, hetgeen aanleiding geeft tot het afbouwen van beleggingsrisico’s. Anderzijds de noodzaak om mede vanuit rendement het herstel tot het MVEV in 2013 en vervolgens, na 2013, tot het Vereist Eigen Vermogen mogelijk te maken, hetgeen inhoudt dat beleggingsrisico’s maar deels kunnen worden afgebouwd. Het risicobeleidskader is dan ook zo te formuleren dat de kans op nieuwe rechtenkortingen zoveel mogelijk beperkt moet worden. Hierbij moet de risico normering in het financiële balansbeheer worden afgestemd op het niveau dat nodig is om herstel van de dekkingsgraad binnen de wettelijke termijn mogelijk te maken. Concreet betekent dit dat de doelstelling is om met zo weinig mogelijk risico de rendementsdoelstelling voor 2013 in stand te houden. Hiermee kan worden voldaan aan het lopende herstelplan. Waar nodig kan het fonds in 2013 derivaten inzetten om de dekkingsgraad vanuit deze doelstellingen te beschermen. Om grip te houden op het risicoprofiel van de balans van het pensioenfonds en om deze kwalitatief geformuleerde doelstellingen in te vullen zal het bestuur meer gaan sturen op een integrale risicomaatstaf op het niveau van de nominale
46
dekkingsgraad en zal het bestuur in 2013 werken aan een dynamisch ‘reisplan’ voor de jaren vanaf 2014 richting een dekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen. In 2013 is het streven om zonder nieuwe rechtenkorting de doelstellingen van het herstelplan halen. De hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunten leiden tot een normportefeuille. Deze normportefeuille leidt tot de volgende indicatieve gevoeligheden van de dekkingsgraad voor wijzigingen van de aandelenkoersen respectievelijk rente. Hierbij is als startdekkingsgraad 99,6% genomen en is uitgegaan van een renteafdekkingspercentage van 60%.
Rente-1,0% Rente-0,5% Rente+0,0% Rente+0,5% Rente+1,0%
Aandelen -20%
Aandelen -10%
Aandelen +0%
Aandelen +10%
Aandelen +20%
86%
89%
92%
94%
97%
89%
92%
95%
98%
101%
93%
96%
99,6%
103%
107%
97%
101%
105%
109%
113%
103%
108%
113%
117%
122%
De gearceerde cellen geven een dekkingsgraad die lager is dan de kritische grens, dat wil zeggen een dekkingsgraad waarbij niet binnen drie jaar herstel van de dekkingsgraad tot tenminste het minimaal vereist eigen vermogen aangetoond kan worden op basis van verwachte rendementen. Deze kritische dekkingsgraad is met dit doel berekend op 94,7%. Actuariële risico’s Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per eind 2012 wordt gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten. Nieuwe overlevingsgrondslagen, te weten de Prognosetafel 2012-2062 (gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap) en de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012, worden gehanteerd. Matching- of renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente. Dat komt doordat de omvang en duration van de beleggingen niet gelijk zijn aan de omvang en duration van de verplichtingen. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Hiermee kan de rentegevoeligheid worden gemeten. Een hoge duration betekent dat de dekkingsgraad van het fonds meer gevoelig is voor ontwikkelingen in de marktrente, zowel naar boven als naar beneden. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van de mate van duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2012 is de renteafdekking gehandhaafd op de mate van afdekking die gold aan het einde van 2011, te weten 41% (het strategische gewicht van de renteafdekking moet minimaal 30% zijn). In de loop van 2012 is de renteafdekking aangepast om tijdig te anticiperen op de invoering van de UFR.
47
In het beleggingsplan 2013 heeft het bestuur aangegeven de renteafdekking in 2013 verder te willen verhogen naar 60% en zo de duration mismatch te willen verkleinen. Het bestuur hanteert hierbij het principe dat de pensioenuitkeringen die dichtbij in de toekomst liggen volledig afgedekt zullen worden, uitkeringen die wat verder in de toekomst liggen slechts gedeeltelijk of helemaal niet. Het bestuur wil deze verhoging van de renteafdekking in een tweetal stappen doorvoeren. Begin februari 2013 is de eerste stap gezet en is de renteafdekking verhoogd naar 50% op basis van marktwaardeberekening (ongeveer 65% op basis van UFR). In maart 2013 is de tweede stap gezet en is de renteafdekking verhoogd naar 60% op basis van marktwaardeberekening (ongeveer 78% op basis van UFR). Dat betekent dat er een lager renterisico resteert dan voorheen het geval was, maar dat het fonds ook minder voordeel heeft van rentestijgingen. De rentecontracten zijn gesloten met een aantal banken (RABO, RBS, JP Morgan en Barclays Capital). Het bestuur is belast met de monitoring van de uitvoering. Over het boekjaar is de feitelijke renteafdekking 41% geweest en deze sloot daarmee aan bij het gewenste niveau. Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de waarde van de bezittingen daalt door veranderingen in de markten waarin wordt belegd. Door de beleggingen over meerdere markten te spreiden wordt voorkomen dat het fonds sterk afhankelijk is van één markt. Wel is het zo dat een aantal markten een bepaalde samenhang vertonen (correlatie), waardoor een daling van een markt ook leidt tot een daling van andere markten. Er zijn echter ook markten die tegengesteld op elkaar reageren. Het pensioenfonds spreidt het vermogen over meerdere markten en bovendien zijn maxima gesteld aan het gewicht dat in één markt mag worden belegd. Kredietrisico Dit betreft het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft. De grootste kredietrisico’s voor het pensioenfonds schuilen in potentie in de vastrentende waarden portefeuille. Er zijn in overleg met de externe vermogensbeheerders strikte criteria gesteld aan de kwaliteit van de leningnemers. Uitbestedingsrisico De beleidsuitgangspunten voor uitbesteding zijn vastgelegd in de ABTN en het daarin beschreven systeem van interne beheersing. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn in vermogensbeheerovereenkomsten vastgelegd. De vermogensbeheerders rapporteren maandelijks. Tenminste eenmaal per jaar en op verzoek vindt mondelinge terugkoppeling plaats middels een presentatie tijdens een vergadering van de beleggingscommissie. In dit overleg wordt stilgestaan bij de resultaten van de vermogensbeheerder. Daarnaast wordt aan de hand van een door de
48
externe adviseur opgestelde fundmanagerwatch gekeken naar aspecten bij de vermogensbeheerder als organisatie, beleggingsproces, service en medewerkers. Bij de toepassing van de beleidsuitgangspunten voor uitbesteding wordt toegezien op onafhankelijkheid van de organisatie waaraan de uitbesteding plaatsvindt. Het pensioenfonds heeft een SLA met Holland Casino afgesloten. Hierin is de wijze vastgelegd waarop Holland Casino door middel van het pensioenbureau de pensioenregeling uitvoert en zijn de daarbij te hanteren serviceniveaus gedefinieerd. Daarnaast is de SLA die Holland Casino heeft afgesloten met zijn IT afdeling tevens voor het pensioenbureau van toepassing. Het pensioenfonds heeft daarnaast SLA’s afgesloten met de custodian Kas Bank en met de leverancier van het verzekerdenadministratiepakket Innovact. Andere risico’s die inherent zijn aan het pensioenfonds zijn beschreven in de toelichtende paragraaf risicobeheer.
49
TOEKOMSTPARAGRAAF Situatieschets De grote onzekerheden in de wereld zoals we die vorig jaar hebben geschetst, zijn nog niet wezenlijk veranderd of afgenomen. De onzekerheden zijn gebleven. Onderwerpen zoals de situatie bij Holland Casino, het privatiseren van Holland Casino, risicomanagement, beleggingsprincipes, toekomstbestendige pensioenregeling, versterking van de uitvoeringsorganisatie, beleggingsorganisatie en competenties, om er maar een paar te noemen, vragen onverminderd veel aandacht van het bestuur en van de uitvoeringsorganisatie, alsmede alle betrokken adviseurs. Sociale partners dienen werk te maken van het komen tot een toekomstbestendige pensioenregeling, waarbij de governance zodanig wordt ingericht dat de uitvoering adequaat en met inachtneming van wet- en regelgeving kan plaatsvinden en er sprake is van een deugdelijke financiële opzet van het pensioenfonds. Nieuwe pensioenregeling Tijdens een door het bestuur op 24 oktober 2012 georganiseerde bijeenkomst waarbij bestuur van het pensioenfonds, de vakbonden, de Ondernemingsraad en de afdeling Human Resources van Holland Casino aanwezig waren, heeft de actuaris van het fonds een update gegeven van de actuele ontwikkelingen met betrekking tot dekkingsgraad, dekkingstekort, premie- en toeslagbeleid en een mogelijke tussenoplossing voor 2013. Daarnaast is gesproken over welke elementen partijen terug willen zien in een nieuwe pensioenregeling. Uitgesproken is verder te gaan met de door de werkgever geïnitieerde werkgroep pensioenen om zo snel mogelijk resultaat te boeken. Op 22 november 2012 is DNB naar aanleiding van een uitvraag schriftelijk op de hoogte gebracht van de actuele stand van zaken met betrekking tot de nadere invulling van een toekomstbestendige regeling. Verdere uitwerking moet nog geschieden. Het bestuur streeft er naar uiterlijk 1 januari 2015 een nieuwe pensioenregeling te hebben geïmplementeerd. Dat betekent dat voor tijdige implementatie de inhoud van de regeling uiterlijk op 1 januari 2014 vast moet liggen. Het bestuur is zich bewust van het feit dat de mate van complexiteit van de nieuwe regeling invloed heeft op de eisen die gesteld moeten worden aan de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur zal zich buigen over een toekomstbestendige inrichting van de uitvoeringsorganisatie. Belangrijk is te melden dat staatssecretaris Klijnsma van SZW in november 2012 heeft aangekondigd dat inwerkingtreding van het nieuwe Financieel toetsingskader (FTK) per 1 januari 2014 niet haalbaar is. De Staatssecretaris gaat nu uit van invoering van een nieuw FTK per 1 januari 2015 en streeft ernaar om de benodigde wetgeving vóór het kerstreces van 2013 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Het bestuur gaat er van uit dat dit een vertragende invloed heeft op de ontwikkeling van een nieuwe pensioenregeling en voorziet dat het hiervoor geformuleerde streven ernstig onder druk zal komen te staan.
50
Herstelplan Het bestuur heeft begin 2013 aan de hand van de ingevulde evaluatie herstelplan, op basis van de financiële situatie van het pensioenfonds per 31 december 2012, vastgesteld dat: • de actuele dekkingsgraad achterblijft bij het in het herstelplan voorziene herstelpad; • de maximale premie van 24% van de som van de pensioengrondslagen in 2013 onvoldoende is ter financiering van reglementaire pensioenopbouw (op basis van een pensioenopbouwpercentage van 2,10%) en financiering van de aangepaste regeling voorwaardelijk inhaalrecht. Het bestuur heeft vastgesteld dat terugkeer op het minimale herstelpad, zoals in 2012 reeds aangekondigd, alleen mogelijk is door het toepassen van een korting op de pensioenrechten en de pensioenaanspraken. Het bestuur heeft, met toepassing van evenwichtige belangenbehartiging, waarbij de belangen van alle betrokkenen door het bestuur zo goed mogelijk zijn afgewogen, besloten tot het toepassen van een gelijkluidende korting voor alle opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenrechten. Deze korting bedraagt 1,6% en is ingegaan per 1 april 2013. Daarnaast heeft het bestuur, gehoord de actuaris, het pensioenopbouwpercentage met ingang van 2013 bepaald op 1,8% om te zorgen dat de premie van 24% ook voor 2013 aan de minimale wettelijke vereisten voldoet. Beleggingsplan In een extra bestuursvergadering op 23 november 2012 heeft het bestuur gesproken over zijn beleggingsprincipes en zijn risicohouding. Het bestuur wil op die manier de uitgangspunten vastleggen die het zal hanteren bij het concretiseren van haar beleggingsbeleid voor 2013 en verder. Doel is om het beleggingsbeleid op deze manier meer aan te laten sluiten op de strategische doelstellingen van het fonds. Op basis van deze uitgangspunten heeft het bestuur de beleggingscommissie opgedragen het beleggingsbeleid voor 2013 te formuleren. In de bestuursvergadering van 11 januari 2013 is het beleggingsbeleid goedgekeurd. Het bestuur wil in 2013 een ALM studie uit laten voeren, waarbij de risicohouding voor 2014 en daarna opnieuw zal worden bezien, uitgaande van een startdekkingsgraad 2014 gelijk aan het MVEV en rekening houdend met de ontwikkelingen rondom het pensioencontract bij de onderneming. Risicomanagement Er dient aandacht te worden besteed aan de operationele risico’s die samenhangen met de invoering van een nieuwe regeling. Het bestuur heeft met Towers Watson een (vooralsnog tijdelijke) overeenkomst gesloten om het pensioenbureau met ingang van 1 december 2012 te versterken. Towers Watson zal het pensioenfonds proactief en op doorlopende basis adviseren en begeleiden bij zowel de vaststelling van het strategische beleggingsbeleid als bij de daadwerkelijke implementatie en monitoring van het vastgestelde beleid met deskundigheid op het gebied van risicomanagement en
51
vermogensbeheer. Het bestuur zal zich gedurende de looptijd van dit contract buigen over een toekomstbestendige inrichting van het pensioenbureau. In 2013 zal de risicorapportage ieder kwartaal plaatsvinden op basis van het in 2012 geïmplementeerde risicodashboard. Er dient speciale aandacht te zijn voor de operationele risico’s die samenhangen met de invoering van een nieuwe pensioenregeling en in het bijzonder een nieuwe regeling waarbij het nieuwe toezichtskader een van de uitgangspunten zal zijn. Pensioencommunicatie Het bestuur heeft besloten alle belanghebbenden door middel van een pensioenkrant te informeren over de financiële situatie van het pensioenfonds. In 2013 zullen twee kranten worden uitgebracht. De eerste krant van 2013 is op 20 februari 2013 naar alle belanghebbenden verzonden, evenals een individuele kortingsbrief. De tweede pensioenkrant verschijnt in de loop van 2013 als er meer duidelijk is over een in te voeren nieuwe pensioenregeling. Opleiding / deskundigheid Het bestuur is zich bewust van het feit dat zij niet alleen over voldoende kennis en oordeelsvorming dient te beschikken, maar dat zij ook over voldoende competenties dient te beschikken om de haar toevertrouwde taken naar behoren uit te voeren. Het bestuur heeft zich hier in het 1e kwartaal van 2013 over gebogen en gekeken op welke wijze invulling gegeven kan worden aan competentiemanagement. Het bestuur heeft een bestuursevaluatie gehouden en een dilemmatraining gevolgd om op die manier het integriteitsbeleid nog meer inhoud te geven. Audit In het najaar van 2011 is een audit uitgevoerd, waarvan de uitkomsten begin 2012 in het bestuur zijn besproken. Een aantal bevindingen dient nog opvolging te krijgen. Het gaat dan om de volgende punten: • actualiseren uitbestedingsbeleid; • beleid uitbestedingsprocedure. Deze punten worden in het 2e kwartaal van 2013 afgehandeld. Visitatiecommissie Het bestuur heeft besloten om in 2012 geen visitatie te laten plaatsvinden. De visitatiecommissie zal worden gevraagd om in het 2e kwartaal van 2013, na afloop van het opstellen van het jaarverslag, een visitatie over boekjaar 2012 uit te voeren. De visitatiecommissie is door het terugtreden van een van de leden van samenstelling veranderd. De heer Klaassen wordt opgevolgd door mevrouw Bisschop.
52
VPL DNB heeft een onderzoek gedaan naar de wijze waarop pensioenfondsen de uitvoering van de zogenaamde VPL-regelingen hebben geregeld. Dit heeft geleid tot een sectorbrief en een brief met bevindingen aan de onderzochte pensioenfondsen. Het pensioenfonds heeft ook een op ons fonds gerichte brief ontvangen. DNB beveelt aan de voorwaarden tot beheer van de VPL-regeling door het pensioenfonds in een schriftelijke overeenkomst vast te leggen. Inmiddels heeft het pensioenfonds een en ander in uitvoering. Crisisplan Het crisisplan dat begin 2012 is opgesteld zal, op basis van de sectorbrief van DNB van 29 oktober 2012, worden gescreend en indien nodig worden aangevuld op basis van de aanbevelingen die DNB doet in die sectorbrief. Het bestuur streeft naar afwikkeling in de eerste helft van 2013. Quinto-P DNB heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de kwaliteit van pensioenadministraties en pensioenfondsen geadviseerd steekproefsgewijs de kwaliteit van de administratie te onderzoeken. Het bestuur wil in de tweede helft van 2013 een dergelijke steekproef uit laten voeren en zal zich afhankelijk van de uitkomsten, daarna beraden op eventuele vervolgstappen.
Hoofddorp, 24 mei 2013 Stichting Pensioenfonds Holland Casino, het bestuur,
Q.G. Ligtenstein voorzitter
A.M. van den Bos-Steen secretaris
W.G. Kooijman plv. voorzitter
E. van Slooten plv. secretaris
J. Mensonides lid
C. Coeleman lid
H. Schuijt lid
53
JAARREKENING 2012
54
BALANS PER 31 DECEMBER 2012 (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) Toelichting
(Bedragen x € duizend) Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
5, 17
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit hoofde van collateral management en repotransacties Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen uitvoeringsorganisatie
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Voorziening pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Derivaten Schulden uit hoofde van collateral management Overige schulden en overlopende passiva
Nominale dekkingsgraad voor korting Korting van aanspraken en rechten Nominale dekkingsgraad na korting
2011
67.286
58.035
314.994
251.054
453.364
394.184
71.382
74.763
17.928
11.955
924.954
789.991
6
1.012
1.118
5
29.049
51.640
7
7.028
7.224
8
204
226
962.247
850.199
9
17.661
-50.068
11
896.375
824.652
11
17.846
18.829
5, 17 5 12
10
55
2012
917
4.522
29.073
51.640
375
624
962.247
850.199
98,0%
91,9%
10
1,6%
-
10
99,6%
91,9%
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2012
Toelichting
(Bedragen x € duizend) Baten Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds • Pensioenopbouw • Toeslagverlening • Korting van aanspraken en rechten • Rentetoevoeging • Onttrekking pensioenuitkeringen • Onttrekking pensioenuitvoeringskosten • Wijziging marktrente • Wijziging overlevingsgrondslagen • Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten • Overige mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen Saldo herverzekering Saldo overdracht van rechten
2012
2011
16
28.287
28.905
17
117.466
65.820
18
704
331
146.457
95.056
19
7.763
7.091
20
259
250
11
28.807
23.816
11
-
-
11
-14.294
-
11
13.110
8.852
11
-6.945
-5.931
11
-139
-119
11
40.666
135.967
11
11.285
-
-
-2.421
11
-767
-1.520
21
-983
223
22
-47
-23
11
23
Saldo van baten en lasten
13
2.198
78.728
168.383
67.729
-73.327
BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN (Bedragen x € duizend) Beleggingsreserve Bestemmingsreserve VPL
64.341
56
-75.378
3.388
2.051
67.729
-73.327
KASSTROOMOVERZICHT OVER 2012
2012
(Bedragen x € duizend) Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2011
28.528
29.273
672
943
179
209
-7.752
-7.124
-13
-2.851
-21
-28
-173
-503
21.420
19.919
437.073
662.005
23.074
16.630
-480.951
-704.075
-2.477
-1.733
-23.281
-27.173
-1.861
-7.254
302
307
-1.559
-6.947
Stand geldmiddelen per 1 januari
8.037
14.984
Stand geldmiddelen per 31 december
6.478
8.037
Netto-kasstroom Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen Mutatie geldmiddelen
Toelichting geldmiddelen Liquide middelen vermogensbeheer aandelen Liquide middelen vermogensbeheer vastrentende waarden Liquide middelen vermogensbeheer vastgoedbeleggingen Liquide middelen vermogensbeheer uitvoeringsorganisatie Stand per 31 december
57
5
-162
1.690
5
6.434
6.121
5
2
-
8
204
226
6.478
8.037
TOELICHTING JAARREKENING 2012 Inleiding Stichting Pensioenfonds Holland Casino, statutair gevestigd te Hoofddorp, is opgericht op 1 januari 1979. De feitelijke activiteiten van het fonds zijn in 1980 gestart. Het fonds heeft als doelstelling het financieren en uitkeren van pensioenen aan haar deelnemers. De activiteiten van het fonds betreffen het uitvoeren van de pensioenregeling, de regeling Vrijwillige Eigen Bijdragen en ingegane schades WAO-hiaat. Deelnemers van het fonds zijn de werknemers van Holland Casino voor zover zij door het pensioenreglement zijn toegelaten. Het fonds zal binnen de grenzen van haar statuten de pensioenreglementen zodanig doen luiden, dat deze in overeenstemming zijn met het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers van Holland Casino. In de uitvoeringsovereenkomst met Holland Casino zijn de hieromtrent gemaakte afspraken vastgelegd. 1.
2. Overeenstemmingverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de jaarverslaglegging. Het bestuur heeft op 24 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt. 3. Algemene grondslagen
3.1. Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld. 3.2. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. 3.3. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
58
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. 3.4. Herrubricering Enkele cijfers over 2011 zijn geherrubriceerd ten einde de presentatie vergelijkbaar te maken met 2012. Indien van toepassing wordt dit vermeld in de toelichting. 3.5. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. 3.6. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. 3.7. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. 3.8. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen
59
reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. In onderstaande tabel zijn de voor het fonds aangehouden valutakoersen ten opzichte van de Euro per de balansdatum opgenomen. 31-12-2012
Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Australische dollar
31-12-2011
0,75850
Gemiddelde 2012 0,77785
0,77036
Gemiddelde 2011 0,71540
1,23289
1,23285
1,19717
1,15654
0,00877 0,78746
0,00974 0,80538
0,01001 0,78976
0,00901 0,74175
4. Specifieke grondslagen
4.1. Beleggingen 4.1.1. Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. 4.1.2. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde welke is bepaald op basis van door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. Belegging Waardering Beursgenoteerd De prijs wordt afgeleid van beursgenoteerde aandelen in de Vastgoedfonds vastgoed sector. Omdat dit Sicav fonds (een Sicav is een collectief, open eind investeringsfonds) zich in een niet-actieve markt bevindt, betreft dit een niveau 2 waardering. Nietbeursgenoteerd Vastgoedfonds
De 5 vastgoedfondsen vallen onder niveau 3 waardering op basis van modellen, aannames en schattingen, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. Voor de waardering van deze vastgoedfondsen wordt de specified price methode toegepast. Het taxatieproces is geheel op externe taxaties gebaseerd en wordt uitgevoerd door onafhankelijke externe taxateurs die worden benoemd na goedkeuring door de Raad van Commissarissen van het fonds. Eén keer per jaar wordt een volledige taxatie uitgevoerd en drie keer per jaar wordt een
60
update taxatie door de taxateur uitgevoerd. De taxateurs maken onderdeel uit van een professionele vastgoedonderneming die toegang heeft tot de meeste recente marktgegevens en ontwikkelingen. Hierin wordt ook een adequate inschatting gemaakt van huurvrije perioden en veronderstelde lengte van leegstand, indien van toepassing. Ditzelfde geldt voor gehanteerde yields en huurontwikkeling. 4.1.3. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Voor een aantal aandelenbeleggingen in fondsen geldt een niveau 2 waardering omdat zij zich niet in een actieve markt bevinden. Deze fondsen worden hieronder besproken. Belegging Private Equity
Waardering De waarde is bepaald op actuele waarde en in overeenstemming met de richtlijnen van de International Private Equity & venture Capital Valuation Guidelines zoals geadviseerd door de European Private Equity and venture Capital Association (EVCA). De 4 fondsen vallen onder niveau 3, gebaseerd op modellen en technieken (marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen).
Emerging Marketfonds
Beursgenoteerd. De prijs wordt afgeleid van beursgenoteerde aandelen. Omdat dit Sicav fonds zich in een niet-actieve markt bevindt, betreft dit een niveau 2 waardering.
4.1.4. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de door de vermogensbeheerder geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De vier beleggingsfondsen vastrentend zijn beursgenoteerd. De jaarverslagen worden opgesteld op basis van de actuele waarde. De fondsen bevinden zich in een niet-actieve markt en om die reden vallen zij onder een niveau 2 waardering.
61
Convertibles Beursgenoteerd. De prijs wordt afgeleid van beursgenoteerde Bond Fonds obligaties. Omdat dit Sicav fonds zich in een niet-actieve markt bevindt, betreft dit een niveau 2 waardering. Begin 2012 is dit fonds van aandelen naar vastrentende waarden gealloceerd. 4.1.5. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op de actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De waarde wordt bepaald door drie van elkaar onafhankelijke partijen, te weten de bank waarmee het derivaat is afgesloten, de custodian in zijn hoedanigheid als collateral manager en de investment consultant van het pensioenfonds. Eventuele verschillen worden uitgezocht en verklaard. Uitgangspunt bij de waarde zoals die wordt gebruikt is de waarde zoals die door de collateral manager wordt berekend. 4.1.6. Overige beleggingen Overige beleggingen hebben betrekking op: Belegging Waardering Commodity Beursgenoteerd. De prijs wordt afgeleid van beursgenoteerde Fund bonds. Omdat dit Sicav fonds zich in een niet-actieve markt bevindt, betreft dit een niveau 2 waardering. Het fonds belegt in afgeleide financiële instrumenten (derivaten) in indices, die de globale trend van de grondstoffenprijzen weergeven. 4.2. Securities lending Het fonds neemt in principe geen deel aan securities lending programma’s. Bij het beleggingsfonds Vanguard Emerging Markets Stock Index Fund kan volgens de voorwaarden wel aan securities lending worden gedaan. Het bestuur is hiermee akkoord gegaan gezien de beperkte mate waarin dat gebeurt (1% van het belegd vermogen in dat fonds) en de stringente voorwaarden waarmee het proces is omgeven. 4.3. Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.
62
Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden gewaardeerd op de verwachte verzekeringsuitkering bij expiratie van het herverzekeringscontract. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. 4.4. Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. 4.5. Technische voorzieningen Het pensioenfonds stelt toereikende voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform de pensioenreglementen. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. De technische voorzieningen van het pensioenfonds bestaan uit de hierna volgende voorzieningen. 4.5.1. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentecurve. Voor 2011 (vergelijkende cijfers) betrof dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Voor 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de UFR. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve (ultimo 2012 hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het
63
bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen voor de technische voorzieningen en het herverzekeringsdeel zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rekenrente
Overlevingsgrondslagen Leeftijdsverschil
Onbepaald partnersysteem
Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
Revalidatiekans
Excassokosten
Betalingen
: De pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op basis van de driemaandsgemiddelde rentetermijnstructuur zoals ultimo 2012 gepubliceerd door DNB. Ultimo boekjaar bedraagt de gewogen gemiddelde rekenrente 2,62% (2011: 2,76%). : Volgens de AG Prognosetafel 2012-2062, inclusief de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012. : Voor nabestaandenpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw. : Voor de gehuwdheids- en samenlevingsfrequentie wordt uitgegaan van frequentie van de AG-tafels van 1985-1990, waarbij de gehuwdheidsfrequentie op de pensioendatum op 100% wordt gesteld. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van het bepaalde man-vrouw systeem. : Er vindt opbouw van nabestaandenpensioen plaats. : Voor het wezenpensioen wordt 3,5% van de voorziening pensioenverplichtingen voor het nabestaandenpensioen gereserveerd. : Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt rekening gehouden met een revalidatiekans. : Kostenopslag van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Periodiek vindt een toetsing plaats van de opslag voor kosten. : De pensioenen worden continu betaalbaar verondersteld.
64
4.5.2. Voorziening reglement vrijwillige eigen bijdrage De voorziening reglement vrijwillige eigen bijdrage is gelijk aan de som van de aanwezige spaarkapitalen. Het inkooptarief voor het pensioenkapitaal is sekseneutraal vastgesteld op basis van de volgende grondslagen, welke gelden met ingang van 2012: Rekenrente : 3% per jaar. Overlevings: volgens de Prognosetafel 2012-2062 zoals deze door het grondslagen Actuarieel Genootschap is gepubliceerd rekening houdend met de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012 waarbij de actuariële factor voor de man voor 80% wordt meegenomen en de actuariële factor voor de vrouw voor 20%. Excassokosten : 2% op het inkooptarief Nominaliteits: het pensioenkapitaal bij beëindiging van het garantie deelnemerschap zal tenminste gelijk zijn aan het nominale bedrag van de voor de deelnemer aan het pensioenkapitaal toegevoegde vrijwillige eigen bijdragen. In verband met de wijziging van de grondslagen van de reglementaire pensioenregeling zijn de grondslagen voor de regeling van vrijwillige eigen bijdrage met ingang van 1 januari 2012 in lijn gebracht met de grondslagen voor de reglementaire regeling. 4.5.3. Voorziening niet-herverzekerbare risico’s Deze voorziening heeft betrekking op de niet door de herverzekeraar geaccepteerde overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. 4.5.4. Voorziening egalisatie arbeidsongeschiktheid De voorziening egalisatie arbeidsongeschiktheid is gelijk aan de premie die in de afgelopen twee jaar verschuldigd zou zijn geweest voor volledige herverzekering van het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en de verzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, van deelnemers die zich in de wachttijd bevinden. 4.5.5. Voorziening WAO-hiaat De voorziening WAO-hiaat is gelijk aan de contante waarde van de ingegane uitkeringen voor het WAO-hiaat. Bij deze voorziening wordt rekening gehouden met een jaarlijkse stijging van de uitkeringen van 3%. 4.6. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde.
65
4.7. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op de balansdatum de bezittingen te delen door de verplichtingen. Bezittingen zijn: totaal beleggingen voor risico pensioenfonds vermeerderd met de vorderingen, overlopende activa en liquide middelen en verminderd met de negatieve derivaten, de overige schulden en overlopende passiva en de bestemmingsreserve VPL. Verplichtingen zijn: de voorziening pensioenverplichtingen vermeerderd met de overige technische voorzieningen en verminderd met het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. 4.8. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 5. Beleggingen
Verloop beleggingen
Stand 31 december 2011
Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Overige mutaties Herwaardering Stand 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
58.035 10.606
251.054 409.965
394.184 84.696
74.763 -
11.955 7.501
789.991 512.768
-5.747
-341.877
-88.671
-34.277
-
-470.572
711
-24.749
24.666
-2.449
-445
-2.266
3.681
20.601
38.489
33.345
-1.083
95.033
67.286
314.994
453.364
71.382
17.928
924.954 -917
33.688 39.916
307.684 233.051
324.791 422.930
15.678 7.552
22.057 -
703.898 703.449
-16.508
-264.752
-357.188
-14.791
-8.895
-662.134
-
-1.425
-4.359
-162
445
-5.501
Schuldpositie derivaten Stand 31 december 2010
Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Overige mutaties Herwaardering Stand 31 december 2011
939
-23.504
8.010
66.486
-1.652
50.279
58.035
251.054
394.184
74.763
11.955
789.991 -4.522
Schuldpositie derivaten
De post overige mutaties betreft het verloop van overige vorderingen, liquide middelen, overige schulden en de valuta koersverschillen, alsmede een verschuiving van het Convertible World fonds (24.500) van aandelen naar vastrentende waarden. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van 66
kasstromen etc.) en kunnen om die reden niet met precisie worden vastgesteld. De schattingen worden gemaakt door de custodian. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1, directe marktnotering: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2, afgeleide marktnotering: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van directe/indirecte waarneembare marktdata anders dan die gebruikt bij directe marktnotering. Niveau 3, waarderingsmodellen en technieken niet gebaseerd op waarneembare marktdata: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van waarderingsmodellen zonder waarneembare marktdata. Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat: Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (incl. schuldpositie) Overige beleggingen
Per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (incl. schuldpositie) Overige beleggingen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
2.386
24.192
40.563
67.141
263.224
31.041
18.436
312.701
205.148
237.955
-
443.103
2
67.935
-
67.937
-
17.928
-
17.928
470.760
379.051
58.999
908.810
2.384
14.575
41.076
58.035
181.218
48.364
19.562
249.144
200.550
183.541
-
384.091
25
69.058
-
69.083
-
11.510
-
11.510
384.177
327.048
60.638
771.863
Dit overzicht is exclusief overlopende posten en liquide middelen. Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en –schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
67
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals vastgoedbeleggingsfondsen, Private Equity fondsen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige waarde van vergelijkbare instrumenten. Het Convertible World fonds is in 2012 verschoven van de aandelen naar vastrentende waarden. Hiermee volgen wij de richtlijnen van de DNB. Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen (beursgenoteerd) Vastgoedfondsen (beursgenoteerd) Vastgoedfondsen (niet-beursgenoteerd) Subtotaaltotaal vastgoedbeleggingen Overige vorderingen Liquide middelen Totaal vastgoedbeleggingen
2012
2011
2.386
2.384
24.192
14.575
40.563
41.076
67.141
58.035
143
-
2
-
67.286
58.035
Waardering van de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen vindt plaats door taxaties van externe onafhankelijke partijen. De niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen beleggen allen in Europees vastgoed. De sectoren waarin wordt belegd zijn: kantoren, woningen, winkels en bedrijfsterreinen. Aandelen Aandelen mature markets Aandelen emerging markets Subtotaal directe aandelenbeleggingen Converteerbare obligatielening fondsen Private equity fondsen Aandelenbeleggingsfondsen Subtotaal indirecte aandelenbeleggingen Totaal aandelenbeleggingen Overige vorderingen Liquide middelen Overige schulden Totaal aandelen
2012
2011
257.145
153.800
6.079
27.418
263.224
181.218
-
24.500
18.436
19.562
31.041
23.864
49.477
67.926
312.701
249.144
10.966
1.548
-162
1.690
-8.511
-1.328
314.994
251.054
Behalve de beleggingen in private equity (Akina fondsen) zijn alle beleggingen in aandelen beursgenoteerd. In 2012 is afscheid genomen van de belegging in het BNP China A fonds en het BNP Pacific fonds. In het voorjaar van 2012 is er gestart met een participatie in een emerging market aandelen fonds van Vanguard. Vastrentende waarden Staatsobligaties Inflation linked bonds Deposito’s Subtotaal directe beleggingen vastrentende waarden
68
163.807
150.035
41.341
38.015
-
12.500
205.148
200.550
Staatsobligaties (emerging market beleggingsfonds) Converteerbare obligatielening fondsen Credits (beleggingsfondsen) High Yield Fund (emerging market obligatiebeleggingsfonds) Credits (life settlements) Subtotaal indirecte beleggingen vastrentende waarden Totaal beleggingen vastrentende waarden Overige vorderingen (incl.coupons) Liquide middelen Overige schulden Totaal vastrentende waarden
2012
2011
51.474
46.539
33.016
-
113.015
95.526
40.450
34.345
-
7.131
237.955
183.541
443.103
384.091
4.060
5.329
6.434
6.121
-233
-1.357
453.364
394.184
Behalve de deposito’s zijn alle beleggingen in vastrentende waarden beursgenoteerd. Begin 2012 is de belegging in Credit Suisse life settlements geliquideerd. Derivaten
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het tegenpartijrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. De partijen waarmee het fonds contracten heeft zijn ABN-AMRO bank, JP Morgan, Rabobank, Royal Bank of Scotland (RBS) en Barclays Capital. Contracten worden zo veel mogelijk afgesloten op basis van standaardvoorwaarden zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door verkregen onderpanden en zekerheden. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • forwards (valutatermijncontracten), dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van forwards worden valutarisico’s afgedekt; • futures, dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd en waarmee valutarisico’s kunnen worden afgedekt; • opties op aandelen, warrants, dit betreffen al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het fonds het neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan
69
•
•
beperken door het kopen van putopties of het (gedekt) verkopen van callopties. Voor putopties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Bij de verkoop van callopties wordt een premie opgestreken; swaps, dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rente- of inflatiebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rente- en/of inflatiegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden; swaptions, dit betreft eveneens met individuele banken afgesloten contracten waarbij één van beide contractpartijen in ruil voor het betalen van een premie het recht krijgt om gedurende een bepaalde periode een swap met de tegenpartij aan te gaan tegen vooraf bepaalde financiële voorwaarden.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: Type contract Forward Forward Forward Valutaderivaten
Expiratie datum 23-01-2013
Contract omvang 33.333
Saldo waarde 489
Positieve waarde 561
Negatieve waarde -72
21-02-2013
33.333
1.084
1.091
-7
21-03-2013
33.333
-147
64
-211
1.426
1.716
-290
6
-
Future (index) Future (index) Aandelenderivaten
07-03-2013
-
6
15-03-2013
10
-5
Swap Swap Swap Rentederivaten
12-12-2031 12-06-2032 16-07-2040
93.000
Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (receiver) Swaption (receiver) Swaption (receiver) Swaptions
04-03-2014
-5
1
6
-5
75.000
10.443
10.443
-
100.000
5.670
5.670
-
21.424
21.424
-
37.537
37.537
-
33.000
-70
-
-70
04-03-2014
40.000
-30
-
-30
09-03-2015
33.000
-335
-
-335
09-03-2015
40.000
-187
-
-187
04-03-2014
56.000
10.425
10.425
-
04-03-2015
56.000
9.811
9.811
-
04-03-2016
56.000
Totaal beleggingen in derivaten Overige vorderingen Overige schulden Totaal derivaten
70
9.359
9.359
-
28.973
29.595
-622
67.937
68.854
-917
2.538
2.538
-
-10
-10
70.465
71.382
-917
De waarde van de swaps is exclusief 2,5 miljoen opgelopen rente per balansdatum. De opgelopen rente is opgenomen onder overige vorderingen. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011: Type contract Forward Forward Forward Valutaderivaten
Expiratie datum 23-01-2012
Contract omvang 15.333
Saldo waarde -896
Positieve waarde -
Negatieve waarde -896
23-02-2012
15.333
-579
-
-579
23-03-2012
15.333
Futures (index) Warrants Aandelenderivaten
16-03-2012
11
17-09-2014
-
Swap Swap Swap Swap Swap Rentederivaten
12-12-2031 16-07-2040
Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (payer) Swaption (receiver) Swaption (receiver) Swaption (receiver) Swaptions
05-03-2012
-182
-
-182
-1.657
-
-1.657
25
25
-
-
-
-
25
25
-
75.000
12.762
12.762
-
32.000
9.138
9.138
-
16-07-2040
50.000
14.277
14.277
-
27-12-2040
25.000
4.616
4.616
-
18-07-2050
28.000
9.964
9.964
-
50.757
50.757
-
33.000
-5
-
-5
04-03-2013
33.000
-518
-
-518
05-03-2014
33.000
-1.084
-
-1.084
05-03-2012
40.000
-1
-
-1
04-03-2013
40.000
-365
-
-365
05-03-2014
40.000
-892
-
-892
04-03-2014
56.000
7.490
7.490
-
04-03-2015
56.000
7.598
7.598
-
04-03-2016
56.000
Totaal beleggingen in derivaten Overige vorderingen Totaal derivaten
7.735
7.735
-
19.958
22.823
-2.865
69.083
73.605
-4.522
1.158
1.158
-
70.241
74.763
-4.522
De waarde van de swaps is exclusief 1,2 miljoen opgelopen rente per 31 december 2011. De opgelopen rente is opgenomen onder overige vorderingen. Voor de valuta- en aandelen derivaten wordt geen zekerheidsstelling afgegeven noch ontvangen. Voor de rentederivaten en de swaptions worden de positieve en de negatieve zekerheidsstellingen gesaldeerd (saldocompensatie). Dit geschiedt via de collateral manager Kas Bank.
71
Voor valuta- en aandelen derivaten wordt geen collateral (zekerheidsstelling) afgegeven noch ontvangen. Voor swaps en swaptions worden de positieve en de negatieve zekerheidsstellingen in cash gesaldeerd (saldocompensatie). Dit geschiedt via de collateral manager Kas Bank. Voor swaps en swaptions bij RBS en JP Morgan is cash collateral ontvangen voor een bedrag van 29,1 miljoen (31,3 miljoen positief en 2,2 miljoen negatief). Hiervan is een bedrag van 26,1 miljoen door middel van repotransacties omgezet in staatsobligaties (schatkistpapier) met een AAA (hoogste) kredietwaardering. De nog te betalen vergoeding voor repotransacties bedraagt ultimo 2012 24 duizend euro. Dit bedrag is opgenomen in de schuld uit hoofde van collateral management. Voor swaps en swaptions bij Rabobank wordt zekerheidsstelling in stukken (AAA) ontvangen. Per balansdatum bedraagt de waarde van deze stukken 33,5 miljoen (2011: 21,5 miljoen). Overige beleggingen Commodity fund Overige vorderingen Totaal
2012
2011
17.928
11.510
-
445
17.928
11.955
1.118
1.261
15
15
-172
-202
-3
-4
47
48
2
-
6. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Stand 1 januari Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen Onttrekking pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overlevingsgrondslagen Overige mutaties Stand 31 december
5
-
1.012
1.118
De (uitgestelde) herverzekerde uitkeringen hebben betrekking op uitkeringen uit overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisicoherverzekeringscontracten. Het herverzekeringscontract is afgesloten met Zwitserleven. Gelet op het geringe herverzekerde bedrag is geen afslag toegepast in verband met de kredietwaardering van de herverzekeraar. Met ingang van 1 januari 2007 is het risicokapitaal bij overlijden herverzekerd op basis van stop-loss met een eigen behoud van 150% van de jaarpremie bij volledige herverzekering. Het risico voor arbeidsongeschiktheid is niet herverzekerd. Per 1 januari 2012 is het contract verlengd voor 5 jaar.
72
7.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen uit hoofde van herverzekering Vorderingen op de aangesloten onderneming (sponsor) Overige vordering en overlopende activa Totaal
2012
2011
43
47
6.975
7.177
10
-
7.028
7.224
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering op de aangesloten onderneming in 2012 betreft de premie over het 4e kwartaal 2012 welke conform de afgesproken betalingsmethode aan het eind van de maand januari 2013 is ontvangen. De vordering op de aangesloten onderneming in 2011 betreft de premie over het 4e kwartaal 2011 die in januari 2012 werd ontvangen. 8. Liquide middelen en overige activa
Liquide middelen
204
226
Onder de liquide middelen worden opgenomen die geldmiddelen en tegoeden op de bankrekening van de uitvoeringsorganisatie die onmiddellijk opeisbaar zijn. 9. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal
Stand 1 januari 2011 Uit bestemming saldo baten en lasten Stand 31 december 2011 Uit bestemming saldo baten en lasten Stand 31 december 2012
Beleggingsreserve
-
Bestemmingsreserve VPL 15.730
Totaal
7.529
23.259
-
2.051
-75.378
-73.327
-
17.781
-67.849
-50.068
-
3.388
64.341
67.729
-
21.169
-3.508
17.661
De bestemmingsreserve dient voor de toekomstige financiering van de in artikel 23 lid 6 van het pensioenreglement bedoelde voorwaardelijke inhaalrechten (van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen), die aan een gesloten groep van deelnemers zal worden toegekend. Deze toekenning geschiedt op uiterlijk 1 januari 2021, op de datum dat de deelnemer de leeftijd van 62 jaar bereikt of naar evenredigheid op de datum dat de deelnemer eerder met pensioen gaat. De stand van de bestemmingsreserve wordt jaarlijks vastgesteld als het saldo van de beginstand, het toegerekende deel van de premie, de in het jaar toegekende inhaalrechten en een toegerekend deel van het beleggingsresultaat. De hieruit voortkomende mutatie in de bestemmingsreserve is onderdeel van de bestemming van het saldo van baten en lasten.
73
Bestemmingsreserve per 1 januari Premie Toegekende inhaalrechten Rendement over boekjaar Bestemmingsreserve per 31 december
2012
2011
17.781
15.730
1.060
1.082
-339
-551
2.667
1.520
21.169
17.781
Jaarlijks wordt door het bestuur een toets uitgevoerd op de toereikendheid van de stand van de bestemmingsreserve per 31 december. In deze toets worden de blijfkansen van de deelnemers, toekomstige premies en verwachte beleggingsresultaten betrokken. De verwachte beleggingsresultaten worden hierbij gebaseerd op het volgens het herstelplan verwachte rendement. In de solvabiliteitstoets wordt de bestemmingsreserve niet meegenomen bij de bepaling van het pensioenvermogen. De beleggingsreserve dient als solvabiliteitsbuffer om de risico’s met betrekking tot beleggen op te kunnen vangen. Op grond van artikel 146 Pensioenwet is geen vermelding opgenomen van de herwaarderingsreserve. 10. Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich in 2012 ontwikkeld van 91,9% naar 99,6%. Oorzaken van deze stijging van de dekkingsgraad zijn: 2012
2011
Dekkingsgraad 1 januari De behaalde resultaten op bijdragen, toeslag, kosten en kanssystemen Het behaalde resultaat op beleggingen De daling / stijging van de nominale marktrente Wijziging van de overlevingsgrondslagen
91,9%
101,1%
-0,3%
-0,5%
Dekkingsgraad 31 december voor korting Korting van aanspraken en rechten Dekkingsgraad 31 december na korting
11,9%
8,2%
-4,3%
-16,9%
-1,2%
-
98,0%
91,9%
1,6%
-
99,6%
91,9%
Een korte en een lange termijnherstelplan zijn van toepassing. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten en gelet op de elders in dit verslag vermelde korting per 1 april 2013, binnen de gestelde termijn van vijf jaar (dat wil zeggen voor 31 december 2013) wordt voldaan aan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen.
74
Bedrag
Aanwezig eigen vermogen (excl. bestemmingsreserve) Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2012
2011
-3.508
-67.849
Als % van de technische voorziening 2012 2011 -0,4%
-8,1%
38.355
35.379
4,2%
4,2%
169.467
180.784
18,6%
21,5%
Vermogenspositie De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Daarnaast voldoet het pensioenfonds niet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden zijn gedekt. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. Aan het model is een component toegevoegd om het risico van actief beheer tot uitdrukking te brengen. Op het standaardmodel zijn ook modificaties toegepast in het kader van inflation linked bonds en alternatieve beleggingen. Het vereist eigen vermogen is in 2012 licht gedaald ten opzichte van 2011. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het toevoegen van actief beheer, een wijziging van de beleggingsmix, de wijziging van de rentetermijnstructuur en een verhoogde afdekking van het renterisico. Herstelplan Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 1 april 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 1 juli 2009 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • verhoging van de premie, enerzijds door afspraken uit de uitvoeringsovereenkomst en anderzijds door verlaging van de rendementsverwachting. In de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen dat de sponsor de maximum premie van 24% van de pensioengrondslag betaalt tot het vereist eigen vermogen is bereikt; • geen toeslagverlening tot het vereist eigen vermogen is bereikt; • herstel van de beleggingsrendementen. Op grond van het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2012 102,4% moeten bedragen. De aanwezige dekkingsgraad voor korting bedraagt 98,0%. Dit betekent dat het pensioenfonds thans achterloopt op het herstelplan. De belangrijkste afwijkingen die hiertoe hebben geleid, zijn: • startpunt dekkingsgraad begin 2012 was slechter (91,9% i.p.v. 99,5%); • beter rendement dan geprognosticeerd (14,7% i.p.v. 6,2%); • wijziging rentecurve (effect op dekkingsgraad -4,3% i.p.v. 0%).
75
Kortingen Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten. Op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2012 en de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur begin 2013 geconcludeerd dat het voor het fonds niet mogelijk is om binnen de wettelijk gestelde termijn (uiterlijk 31 december 2013) tot het minimaal vereist vermogen (104,2%) te herstellen. Het bestuur heeft de definitief toe te passen korting per 1 april 2013 vastgesteld op 1,6%. Alle belanghebbenden hebben hierover op 23 februari 2013 een brief ontvangen en enkele dagen later een pensioenkrant met een uitgebreide toelichting. De totale korting in de staat van baten en lasten bedraagt 14.524 (verdeeld in voorziening pensioenverplichtingen 14.294 en overige technische voorzieningen 230). 11. Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening Herverzekeringsdeel voorziening pensioenverplichtingen Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Voorziening niet-herverzekerbare risico’s Voorziening reglement vrijwillige eigen bijdrage Voorziening egalisatie arbeidsongeschiktheid Voorziening WAO-hiaatuitkeringen Subtotaal overige technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen
2012
2011
895.363
823.534
1.012
1.118
896.375
824.652
8
11
1.047
947
2.339
3.232
14.452
14.639
17.846
18.829
914.221
843.481
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen eigen rekening inclusief herverzekering is als volgt: Stand per 1 januari Pensioenopbouw Toeslagverlening en overige toeslagen
824.652
666.008
28.807
23.816
-
-
-14.294
-
Rentetoevoeging
13.110
8.852
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-6.945
-5.931
-139
-119
Wijziging marktrente
40.666
135.967
Wijziging overlevingsgrondslagen
11.285
-
-
-2.421
-767
-1.520
896.375
824.652
Korting van aanspraken en rechten
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Stand per 31 december
76
Voor het mutatieoverzicht voorziening herverzekerde pensioenverplichtingen verwijzen wij naar toelichting 6. Het totaal van de technische voorzieningen (inclusief herverzekering) is naar categorieën van verzekerden als volgt samengesteld: Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal technische voorzieningen
2012
2011
561.143
539.844
237.282
211.870
115.796
91.767
914.221
843.481
De technische voorzieningen hebben overwegend een langlopend karakter. Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt (zie ook toelichting 21): 18.829
18.606
1.132
1.177
-
-
-230
-
427
356
-853
-856
-17
-17
1.199
1.343
-18
-
Overige mutaties
-2.623
-1.780
Stand per 31 december
17.846
18.829
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Toeslagverlening en overige toeslagen Korting van aanspraken en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overlevingsgrondslagen
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,8% met ingang van 2013 (2,10% voor 2011 en 2012 en tot 2011 2,25%) van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan de som van 12 maal het schaalsalaris vermeerderd met eventuele toeslagen voor wisseldienst, beschikbaarheid, bereikbaarheid, persoonlijke toeslagen en de 8,3% vakantietoeslag per 1 januari in enig jaar of per latere datum van indiensttreding verminderd met de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf de leeftijd van 21 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur de mate waarmee de opgebouwde pensioenen worden verhoogd.
77
Toeslagverlening Het bestuur streeft er naar ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met een toeslagpercentage. Hierna worden de verwachtingen ten aanzien van het toeslagpercentage uiteengezet. Het fonds reserveert geen geld om de opgebouwde pensioenen in de toekomst te verhogen. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslag bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Wel is in de premie een component opgenomen, die de toeslagruimte ten goede komt. Het bestuur beslist aan de hand van de in artikel 14 van Pensioenreglement 1 opgenomen staffel voor bepaling van de toeslagruimte of, en zo ja in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen kunnen worden aangepast. Daarbij houdt het bestuur rekening met de ontwikkeling van de dekkingsgraad, dat wil zeggen de verhouding tussen het pensioenvermogen (pensioenverplichtingen plus eigen vermogen) en de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad wordt vooral bepaald door de ontvangen premie, het behaalde rendement op beleggingen, de ontwikkeling van de rente en de toeslagverlening. Bij het vaststellen of sprake kan zijn van toeslagverlening wordt de ontwikkeling van de prijzen (waardevastheid) en de ontwikkeling van de lonen (welvaartsvastheid) in aanmerking genomen. Daarom hanteert het pensioenfonds het gemiddelde van de volgende twee cijfers als maatstaf voor de toeslagverlening per 1 januari: • het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid) over de periode oktober van het voorgaande kalenderjaar ten opzichte van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar, zoals dit wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek; • de algemene loonsverhoging bij Holland Casino in het voorafgaande kalenderjaar. Op basis van de huidige financiële inzichten verwacht het bestuur dat de komende jaren geen toeslag zal worden toegekend. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de verhoging in voorgaande jaren en de verwachting voor de komende jaren. Het bestuur heeft in haar vergadering van 11 januari 2013 besloten om de toeslag over 2012 niet toe te kennen. Er is in de jaren 2008 tot en met 2012 geen toeslag verleend. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet volledig toeslag is verleend. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom de komende jaren niet te verwachten. Het bestuur heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het
78
verschil tussen de volledige en werkelijk toegekende toeslagen. De in onderstaande tabel opgenomen specificatie geldt voor alle verzekerden van het fonds.
Per 1-1-2009 (over 2008) Per 1-1-2010 (over 2009) Per 1-1-2011 (over 2010) Per 1-1-2012 (over 2011) Per 1-1-2013 (over 2012)
Volledige toeslag (ambitie) 2,88%
Toegekende toeslag 0%
Cumulatief niet toegekend 2,88%
0,20%
0%
3,08%
0,69%
0%
3,77%
1,17%
0%
4,94%
2,12%
0%
7,06%
Het bestuur heeft besloten dat, indien de mogelijkheid zich daartoe aandient, eerst de korting wordt teruggedraaid en dat daarna zal worden overgegaan tot reglementaire toeslagverlening. Pensioenopbouw Reguliere pensioenregeling Toekenning recht VPL regeling Inkoop rechten uit FVP Inkoop rechten uit vrijwillige eigen bijdrage Totaal
2012
2011
27.628
22.936
339
551
840
320
-
9
28.807
23.816
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen in 2012 zijn opgerent met 1,544% (in 2011: 1,296%) zijnde de eerstejaarsrente aan het begin van het boekjaar. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Hierbij is rekening gehouden met de afname van het herverzekeringsdeel. In de verwachte uitkeringen arbeidsongeschiktheidspensioenen wordt rekening gehouden met een kans op revalidatie in het verslagjaar. Het verschil tussen deze verwachte uitkering en de feitelijk verrichte uitkering is verantwoord als een resultaat op uitkeringen.
79
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Hierbij is rekening gehouden met de afname van het herverzekeringsdeel. Het resultaat op kosten bestaat uit enerzijds de werkelijke uitvoeringskosten (-/-) en anderzijds de vrijval van kostenopslag over de gedane uitkeringen (+/+). Omdat de pensioenuitkeringen (en daardoor de vrijval kostenvoorziening) nog relatief laag zijn leidt dit nog tot een negatief resultaat op kosten. Gezien deze onderbouwing en gezien de periodieke toetsing van de toereikendheid van de kostenopslag conform de ABTN is het bestuur van mening dat de aanwezige kostenvoorziening thans voldoende is. Wijziging marktrente Datum 31-12-2009 31-12-2010 31-12-2011 31-12-2012
Gemiddelde rente 3,89% 3,44% 2,76% 2,62%
Modified Duration 23 24 24 23
De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt ultimo boekjaar contant gemaakt tegen de op dat moment geldende marktrente, zijnde de rentetermijnstructuur zoals deze door DNB wordt vastgesteld. De voorziening aan het begin van het boekjaar is berekend tegen de marktrente op dat moment. De daling van de marktrente in 2012 heeft geleid tot een toename van de voorziening met 42 miljoen. Door de invoering van de UFR is de toename beperkt. Wijziging overlevingsgrondslagen In september 2012 is door het AG de Prognosetafel 2012-2062 gepubliceerd. Hieruit bleek dat de overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking, voor zover die deelnamen aan een pensioenregeling, nog verder zijn gestegen. Voor pensioenfonds Holland Casino betekent dit dat de voorziening pensioenverplichtingen in totaal met 1,2% is gestegen op 31 december 2012. De voorziening pensioenverplichtingen is thans vastgesteld op de genoemde nieuwe actuariële grondslagen en de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012. Overige mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen Reglementswijziging Resultaat op grondslagen Vrijval risicopremie Arbeidsongeschiktheid Diverse mutaties Totaal
80
2012
2011
-
-940
-2.423
-820
287
92
1.384
179
-15
-31
-767
-1.520
Het resultaat op reglementswijziging in 2011 wordt veroorzaakt door de verlaging van het opbouwpercentage naar 2,1%, waardoor de premievrije opbouw voor arbeidsongeschikten is verlaagd. Bij aanvang arbeidsongeschiktheid wordt de toekomstige opbouw direct als last genomen. Hiervan is op 1 januari 2012 een deel vrijgevallen. 12. Overige schulden en overlopende passiva 2012
Uitkeringen Niet opgevraagde pensioenen Beleggingscrediteuren Belastingen en premies volksverzekeringen Overige schulden Totaal
2011
-
4
54
44
5
368
188
189
128
19
375
624
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. In 2012 is het cash collateral in verband met risicomitigering via repo’s herbelegd in stukken. Beleggingscrediteuren Nog te betalen kosten vermogensbeheer Nog te betalen kosten beleggingsadministratie Totaal
-
330
6
38
6
368
Vanaf 2012 zijn de nog te betalen kosten voor vermogensbeheer opgenomen onder de desbetreffende beleggingscategorie. 13. Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. Het risicobeleid van het pensioenfonds is verwoord in de ABTN van het fonds alsmede in het beleidsdocument risicomanagement. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid; • premiebeleid; • herverzekeringsbeleid; • toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichting en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de ALM-studie die in 2010 en 2011 zijn uitgevoerd. Ook het crisisplan dat door het fonds
81
eind 2011 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico’s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkingsinstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers – voor zover mogelijk - moet verhogen en bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen per 31 december is als volgt: Voorziening pensioenverplichtingen Bestemmingsreserve Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstofrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen Pensioenvermogen Tekort
82
2012
2011
913.209
842.363
21.169
17.781
51.348
74.303
125.320
120.140
50.685
48.789
-
5.713
12.161
15.086
35.010
34.068
-
-
-
-
-
-
-105.057
-117.315
169.467
180.784
1.103.845
1.040.928
909.701
774.514
-194.144
-266.414
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is in de bepaling van de vereiste buffers rekening gehouden door deze risicomitigering te verwerken in de vereiste buffer voor renterisico en valutarisico. Bij de berekening van de buffer past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie. De verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2012 ten opzichte van 31 december 2011 kunnen als volgt worden toegelicht. Het totaal van de vereiste buffers is licht omlaag gegaan. Dit is een combinatie van enerzijds een verlaging van het renterisico, door een hogere renteafdekking, conform het beleggingsbeleidsplan en anderzijds een verhoging van het risico zakelijke waarden als gevolg van het rekening houden met actief beheer. Een en ander komt tot uitdrukking in een verlaging van de vereiste dekkingsgraad van 121,5% (2011) naar 118,6%. De verhouding tussen vastrentende waarden en zakelijke waarden is gewijzigd van 40:60 naar 50:50 conform het beleggingsbeleidsplan. Daarnaast is de mate van afdekking van het renterisico verhoogd en is ook het kredietrisico afgenomen als gevolg van een verlaging van de gemiddelde creditspread (het renteverschil tussen ondernemingsobligaties en staatsleningen). Marktrisico’s (S1 – S3) Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het rente-, prijs- en valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door de aangestelde vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het pensioenbureau en de beleggingscommissie. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is bij de vaststelling van S2 (risico zakelijke waarden) een component toegevoegd om het risico van actief beheer tot uitdrukking te brengen. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Op balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen. Er is daarom sprake van een zogenoemde ‘durationmismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de
83
waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele rentetermijnstructuur); de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad zal dalen. Het beleid van het fonds is er op gericht op lange termijn de durationmismatch te verkleinen, afhankelijk van de financiële omstandigheden. Dit zal plaatsvinden door middel van het aangaan van renteswaps. Bij een renteswap wordt de variabele korte rente geruild tegen een vaste lange rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (veelal 6-maands Euribor). Hierdoor wordt de durationmismatch verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten van een swap kunnen mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico). Deze risico’s worden zoveel als mogelijk beperkt door middel van onder andere een zorgvuldige selectie van tegenpartijen en het storten en ontvangen van onderpand. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 31 december Duration vastrentende waarden (vóór derivaten) Duration rentederivaten Duration vastrentende waarden (na derivaten) Duration nominale pensioenverplichtingen
Balanswaarde
2012
2011
447.163
7
8
37.537
14
14
517.637
22
22
896.375
23
24
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardeveranderingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals swaps, swaptions, opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van de custodian.
84
De segmentatie van de beleggingsportefeuille vastgoed, aandelen en vastrentende waarden naar regio per 31 december 2012 is als volgt: 2012 €
Centraal- en Zuid Amerika Noord Amerika Azië Europa EU-landen Europa (niet EU) Pacific Overige Niet gedefinieerd Totaal verdeling naar regio Subtotaal derivaten Totaal beleggingen
2011 %
€
%
29.013
4%
22.639
3%
152.071
18%
99.491
14%
53.158
6%
43.563
6%
475.287
57%
440.971
63%
62.642
7%
42.056
6%
36.111
4%
31.738
4%
14.576
2%
10.812
2%
18.015
2%
11.510
2%
840.873
100%
702.780
100%
67.937
69.083
908.810
771.863
In bovenstaand overzicht is het totaal van de beleggingen exclusief liquide middelen, vorderingen en schulden met betrekking tot beleggingen weergegeven. Om vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers over 2011 geherrubriceerd. De segmentatie van de aandelen beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2012 €
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Financiële instellingen Indirecte aandelenbeleggingen Totaal
30.999
2011 %
€
%
10%
26.601
11%
20.173
6%
13.504
5%
31.984
10%
20.354
8%
33.907
11%
18.670
8%
34.269
11%
25.787
10%
36.573
12%
21.763
9%
32.503
10%
22.009
9%
9.315
3%
8.364
3%
9.045
3%
9.406
4%
24.456
8%
14.760
6%
49.477
16%
67.926
27%
312.701
100,0%
249.144
100,0%
De segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Vastgoedmaatschappijen Participaties in vastgoedmaatschappijen
85
2012
2011
4.367
4.571
22.339
21.899
7.951
8.055
5.906
6.551
2.386
2.384
24.192
14.575
67.141
58.035
Valutarisico (S3) Een deel van de beleggingen wordt buiten het eurogebied belegd en is daardoor onderhevig aan valutarisico’s. Om dit risico te mitigeren wordt strategisch 50% van het gedeelte van de aandelen- en alternatives portefeuille dat in vreemde valuta’s luidt afgedekt naar de euro. Deze afdekking vindt plaats wanneer de exposure naar een valuta meer bedraagt dan 10 miljoen euro. De vastrentende waardenportefeuille wordt volledig, voor zover van toepassing, naar euro afgedekt. Daarnaast hebben de onderscheiden vermogensbeheerders de mogelijkheid om (een deel van) het in hun mandaat optredende valutarisico, om tactische redenen af te dekken. De valutaposities verdeeld naar beleggingscategorie per 31 december is als volgt: Vastgoed beleggingen
Euro Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Overig
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen en derivaten
64.845
88.316
443.103
84.436
Totaal (positie voor afdekking) 680.700
742
133.411
-
-2
134.151
136
31.746
-
-
31.882
129
14.490
-
6
14.625
1.289
44.738
-
-
46.027
67.141
312.701
443.103
84.440
907.385
De valutaposities in de portefeuille per 31 december, voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt:
Euro Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Overig
2012
2012
2011
2011
Na afdekking in % 86%
Netto positie na afdekking in € 585.003
Na afdekking in %
99.990
Netto positie na afdekking in € 780.690
134.151
-71.249
62.902
7%
58.892
8%
31.882
-17.003
14.879
2%
16.996
2%
14.625
-10.313
4.312
0%
16.912
2%
46.027
-
46.027
5%
94.060
12%
907.385
1.425
908.810
100%
771.863
100%
Totaal (positie voor afdekking) 680.700
Valutaderivaten
76%
In bovenstaand overzicht is het totaal van de beleggingen exclusief liquide middelen, vorderingen en schulden met betrekking tot beleggingen weergegeven. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Grondstoffenrisico (S4) Grondstoffen vormen een beleggingscategorie waarin veelal via indexfutures en -opties wordt geïnvesteerd. Voorbeelden van grondstoffen zijn onder andere de categorieën energie, industriële metalen, kostbare metalen, landbouw en vee. Grondstoffenrisico is aanwezig bij alle beleggingen waarvan de actuele waarde gevoelig is voor wijzigingen in
86
grondstofprijzen. Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een commodities fund. Volgens het beleggingsbeleidsplan wordt maximaal 3% van het belegd vermogen belegd in deze beleggingscategorie. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door: • het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau (dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds); • het vragen van zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; • het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTCderivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA en CSA overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. De samenstelling van de vastrentende waarden naar landen is als volgt: 2012
Europa EU-landen Europa (niet EU) Noord-Amerika Centraal- en Zuid-Amerika Pacific Azië Overige
€
%
321.326
73%
37.901
9%
11.841
3%
22.763
5%
4.161
1%
33.589
6%
11.522
3%
443.103
100%
De verdeling van de obligatieportefeuille over de diverse ratings (mate van krediet waardigheid) exclusief liquide middelen en overlopende posten (incl. te ontvangen coupons) is als volgt:
87
Rating
AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
2012
2011
€
%
€
%
193.757
44%
221.957
58%
53.591
12%
13.258
3%
34.653
8%
24.305
6%
92.160
21%
68.618
18%
42.120
9%
25.293
7%
26.822
6%
30.660
8%
443.103
100%
384.091
100%
Verzekeringstechnische risico’s (S6) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Het langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van actuele overlevingsgrondslagen via de AG Prognosetafel 2012- 2062 vermeerderd met de fondsspecifieke ervaringssterfte Towers Watson 2012 wordt het thans bekende langlevenrisico geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico is het risico dat het fonds in geval van overlijden van een deelnemer een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. De individuele overlijdensrisico’s zijn gedekt door een risicoherverzekering op stoplossbasis. Er wordt bij de herverzekering rekening gehouden met een eigen behoud dat gelijk is aan 150% van de nominale premie voor de dekking van het overlijdensrisico. De duur van de afrekenperiode is 5 jaar. Het contract loopt tot eind 2016. De stoploss premie voor de dekking van het overlijdensrisico bedraagt 3% per jaar. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het toeslagrisico omvat de ambitie van het bestuur om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, prijs- en looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is.
88
Ultimo 2012 bestaat het deelnemersbestand voor 56% uit mannen en 44% uit vrouwen (2011: 57% mannen en 43% vrouwen). De gemiddelde leeftijd bedraagt 41,7 jaar (2011: 41,2 jaar), waarbij sprake is van een gelijkmatige leeftijdsspreiding. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële rentevoet, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen volledige markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Ultimo 2012 is de reële dekkingsgraad 56% (31 december 2011: 57%). De toeslagruimte is 0% (2011: 0%). Dit betekent dat het fonds geen middelen heeft om toekomstige toeslagen op dit moment uit het vermogen te kunnen dekken. De afgenomen toeslagruimte is onder meer het gevolg van de gedaalde nominale dekkingsgraad. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. De liquiditeitsplanning van het fonds ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: Balanswaarde
Vastrentende waarden Rentederivaten Pensioenverplichtingen Saldo
< 1 jaar
1-5 jaar
443.103
Totaal nominale kasstromen 499.343
5-10 jaar 10-20 jaar
> 20 jaar
33.414
212.470
124.310
74.070
55.079
67.937
174.570
6.697
39.074
39.074
69.667
20.058
-896.375 -1.833.348
-8.931
-61.462
-106.554
-395.767 -1.260.634
-385.335 -1.159.435
31.180
190.082
56.830
-252.030 -1.185.497
Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: • tot en met het jaar 2025 zullen de inkomende premies het niveau van de uitkeringen overtreffen; • ultimo 2012 zijn er voldoende beleggingen die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren;
89
•
•
met Kas Bank is een kredietfaciliteit van 2,5 miljoen overeengekomen welke onmiddellijk opvraagbaar is; in een eventuele behoefte aan onderpand als gevolg van de afgesloten derivaten kan volledig worden voorzien door het leveren van stukken uit de obligatieportefeuille. Hierdoor ontstaat geen liquiditeitsrisico, ook niet in het geval van een stressscenario.
Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort de naleving hiervan. Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Per beleggingscategorie worden alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. Een grote post is een post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt (2012: 19,2 miljoen en 2011: 17,0 miljoen). Dit betreft de volgende posten: Vastgoedbeleggingen CBRE Real Estate (5 fondsen) ING L Invest Global Real Estate (LU0250184511) Aandelen BNP Bond Convertible World (LU0194605092) Vanguard Emerging Markets (IE0031786142) Akina Private Equity Vastrentende waarden LO Funds - Emerging Market Bond S (LU0498930782) LO Funds - Euro Credit Bond (LU0428699960) LO Funds - EM Local Bond and Curr. S (LU0476249676) LO Funds – Euto Gov.Fund (LU0563304616) Staatsobligaties Bondsrepubliek Duitsland Staatsobligaties Frankrijk Staatsobligaties Nederland9
9
2012
2011
40.563
41.076
24.192
-
33.016
24.500
31.041
-
-
19.562
40.450
34.344
78.450
70.058
51.474
46.539
34.565
25.468
93.947
68.151
30.702
90.165
70.675
52.758
Staatsobligaties Nederland bestaat voor 45,1 miljoen uit staatsobligaties en voor 25,5 miljoen uit cash collateral, via repo’s omgezet in staatsobligaties (2011: 16,8 miljoen staatsobligaties en voor 36,0 miljoen uit cash collateral, omgezet in kortlopende staatsobligaties (schatkistpapier)).
90
Derivaten JP Morgan swaps RBS swaps Rabobank swaps en swaptions
2012 -
2011 14.580
31.868
36.177
36.529
19.958
Totaal grote posten
597.472
543.336
Balanstotaal Aandeel grote posten van het balanstotaal
962.247
850.199
62%
64%
Het bestuur heeft er voor gekozen de vastrentende waarden te beleggen in de meest kredietwaardige Europese landen. Het bestuur is zich bewust van het concentratierisico dat dit met zich brengt. Er is sprake van voldoende spreiding over de diverse mandaten in aard en kenmerken van beleggingen en/of tegenpartijen. Dagelijks vindt bewaking plaats van de overeengekomen limieten door middel van compliance monitoring. Het bestuur heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Met uitvoeringsinstanties zijn hiertoe afspraken gemaakt welke onder meer zijn vastgelegd in SLA’s. Door periodieke rapportages en afstemming met de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn wordt dit risico gemitigeerd en naar voor het bestuur aanvaardbare proporties teruggebracht. Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. 14. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen): Private Equity Totaal
91
26.246
29.617
26.246
29.617
Deze verplichtingen zullen naar verwachting in het volgende verslagjaar voor een deel worden afgewikkeld. 15. Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Het pensioenfonds, de aangesloten onderneming en hun bestuurders hebben een relatie van verbonden partijen. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 20. Er zijn geen leningen verstrekt en er is geen sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. De bestuurders die in dienst zijn van de werkgever nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende van belang: • de wijze waarop de premie wordt vastgesteld; • de wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan; • de informatie die door de werkgever aan het fonds (pensioenuitvoerder) wordt verstrekt; • de procedures die van toepassing zijn bij het niet-nakomen van de verplichting tot premiebetaling door de werkgever; • procedures die gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement; • voorwaarden waaronder toeslagverlening (indexatie) plaatsvindt; • uitgangspunten en procedures die van toepassing zijn ten aanzien van besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten. 16. Premiebijdragen
Werkgeversgedeelte collectieve regelingen Werknemersgedeelte collectieve regelingen Vrijwillige eigen bijdrage werknemers Totaal
2012
2011
20.029
20.439
8.247
8.416
11
50
28.287
28.905
De totale bijdrage van de werkgever en de werknemers aan de collectieve regelingen bedraagt 24% (2011: 24%) van de pensioengrondslagsom. Om de kostendekkendheid van de premie te toetsen wordt de premie VPL hierin niet meegenomen.
92
De kostendekkende premie, gedempte kostendekkende premie en de feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn (excl. VPL-premie) als volgt: Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Feitelijke premie
2012
2011
35.049
29.853
26.855
27.213
27.227
27.823
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Risicopremie voor overlijden en arbeidsongeschiktheid Solvabiliteitsopslag 21,5% (2012) respectievelijk 22,7% (2011) Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Totaal
27.121
22.557
1.639
1.480
6.183
5.455
106
361
35.049
29.853
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt: Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Risicopremie voor overlijden en arbeidsongeschiktheid Solvabiliteitsopslag 21,5% (2012) respectievelijk 22,7% (2011) Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigd voor voorwaardelijke onderdelen Totaal
16.309
16.271
1.432
1.352
3.814
4.001
106
361
5.194
5.228
26.855
27.213
Sinds 2010 wordt gebruik gemaakt van een gedempte kostendekkende premie, omdat dit leidt tot een stabielere premiehoogte. Om te toetsen of de feitelijke premie voldoende is, wordt deze getoetst met de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie was hoger dan de gedempte kostendekkende premie. 17. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Advieskosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
1.507
3.681
-19
5.169
11.529
20.601
-922
31.208
5.960
38.489
-1.063
43.386
5.859
33.345
-144
39.060
-
-1.083
-5
-1.088
-
-
-269
-269
24.855
95.033
-2.422
117.466
93
2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Kosten custodian Advieskosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
1.371
939
-1
2.309
7.193
-23.504
-955
-17.266
5.790
8.010
-670
13.130
3.258
66.486
-44
69.700
4
-1.652
-
-1.648
-
-
-217
-217
-
-
-188
-188
17.616
50.279
-2.075
65.820
De kosten van vermogensbeheer omvatten de kosten die door de custodian en de vermogensbeheerders direct bij het fonds in rekening zijn gebracht en de advieskosten met betrekking tot vermogensbeheer. Vanaf 2012 worden de kosten van de custodian (263) naar rato aan de beleggingscategorieën toebedeeld. Het aandeel van het pensioenfonds in de kosten die door vermogensbeheerders ten laste van beleggingsfondsen zijn gebracht, is onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Om vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers over 2011 geherrubriceerd. 18. Overige baten
FVP-bijdragen Andere baten Totaal
2012
2011
665
314
39
17
704
331
5.038
4.096
1.178
1.092
136
134
552
626
859
881
19. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-Hiaatpensioen Afkopen Totaal
-
262
7.763
7.091
De toeslag op de uitkeringen over 2012 zoals vastgesteld door het bestuur per 1 januari 2013 bedraagt 0% (over 2011 per 1 januari 2012: 0%). De afkopen hebben betrekking op de afkoop van pensioenen die lager zijn dan het wettelijke grensbedrag van 438,44 euro per jaar (2011: 427,29 euro). Dit is in overeenstemming met artikel 66 Pensioenwet. Zolang de dekkingsgraad lager is dan 100% worden er geen afkopen geëffectueerd.
94
20. Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten Advieskosten bestuur Advieskosten Pension Risk Control Toezichthouders Contributies Overige Totaal
2012
2011
91
97
44
34
49
39
61
66
12
11
2
3
259
250
Administratiekosten, controle- en advieskosten en overige bedrijfskosten zijn voor rekening van de werkgever en bedragen 389 (2011: 367) en zijn daardoor niet verantwoord in de pensioenuitvoeringskosten van het fonds. In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd. Om vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers over 2011 geherrubriceerd. Honoraria accountant De kosten van de accountant worden betaald door de werkgever en zijn als volgt samengesteld. Deze kosten zijn inclusief BTW. KPMG Accountants N.V.
KPMG Overig netwerk
KPMG Totaal
36
-
36
6
-
6
-
12
12
42
12
54
53
-
53
6
-
6
2012 Controle van de jaarrekening en verslagstaten FVP-controle Belastingadvies Totaal 2011 Controle van de jaarrekening en verslagstaten FVP-controle Belastingadvies Totaal
-
5
5
59
5
64
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet. Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen 548 (2011: 496) en zijn voor rekening van de werkgever.
95
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging van het bestuur, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie en de overige bestuurskosten zijn voor rekening van het fonds en bedragen: Honoraria en bestuurskosten Bestuur Verantwoordingsorgaan Visitatiecommissie Opleidingen Aansprakelijkheidsverzekering Totaal
2012
2011
30
30
8
8
-
4
42
44
11
11
91
97
Overgang naar nieuwe overlevingsgrondslagen
-18
-
Rentetoevoeging
339
311
1.199
1.343
-1.002
-858
-853
-856
11
50
-
-11
88
84
Wijziging invaliditeit en arbeidsongeschiktheid
-497
188
Korting aanspraken en rechten
-230
-
-20
-28
-983
223
21. Mutaties overige technische voorzieningen
Wijziging marktrente Mutatie egalisatie arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling Onttrekking voor uitkering WAO-hiaat Storting vrijwillige eigen bijdrageregeling Onttrekking voor inkoop rechten uit vrijwillige eigen bijdrageregeling Toedeling rendement vrijwillige eigen bijdrageregeling
Diverse mutaties Totaal 22. Saldo herverzekering
Premie herverzekering Uitkering herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel Totaal
21
28
-174
-194
106
143
-47
-23
In de premie herverzekering is rekening gehouden met een aftrek ten behoeve van de risicopremie die is verhaald op de actieve deelnemers (met partner) die onbetaald verlof hebben gehad. 23. Saldo overdracht van rechten
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal
-
-616
13
2.814
13
2.198
Waardeoverdracht betreft de overboeking van de contante waarde (koopsom) van de premievrije pensioenaanspraken die door deelnemers tot de ontslagdatum zijn
96
opgebouwd van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van een vorige werkgever naar het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van een nieuwe werkgever. Ontvangen koopsommen worden aangewend voor inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van het feit dat de dekkingsgraad zich gedurende de periode vanaf september 2011 onder 100% bevindt, heeft vanaf dat moment geen overdracht van rechten plaatsgevonden. Met ingang van 1 april 2013 zijn de waardeoverdrachten hervat. Er heeft 1 uitgaande waardeoverdracht plaatsgevonden in 2012. Dit betrof een doorbetaling van FVP-bijdrage van een reeds afgehandeld dossier. 24. Belastingen
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Hoofddorp, 24 mei 2013 Stichting Pensioenfonds Holland Casino, het bestuur,
Q.G. Ligtenstein voorzitter
A.M. van den Bos-Steen secretaris
W.G. Kooijman plv. voorzitter
E. van Slooten plv. secretaris
J. Mensonides lid
C. Coeleman lid
H. Schuijt lid
97
OVERIGE GEGEVENS
98
STATUTAIRE REGELING OMTRENT DE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel voor de bestemming van het saldo baten en lasten over 2012 is opgenomen op pagina 56.
99
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Verlaging pensioenen In zijn vergadering van 11 januari 2013 heeft het bestuur een besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de deelnemers met 1,6% per 1 april 2013. Dit is verwerkt in de jaarrekening. Een nadere toelichting op de context van dit besluit is opgenomen onder toelichting 10 Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan. Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
100
ACTUARIËLE VERKLARING Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Holland Casino te Hoofddorp is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. •
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
101
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De technische voorzieningen worden daarnaast niet geheel door waarden gedekt. Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013 met 1,6% te korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 131 en 132 vanwege het dekkingstekort en met uitzondering van 133 omdat er geen sprake is van volledige dekking door waarden. Bij artikel 137 merk ik op dat het pensioenfonds niet voldoet aan de consistentie vereisten met betrekking tot het voorwaardelijke toeslagbeleid als bedoeld in artikel 95, lid 1 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Holland Casino is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 24 mei 2013
drs R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
102
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds Holland Casino te Hoofddorp gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controleinformatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
103
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Holland Casino per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 9 van het verslag van het bestuur en pagina 55 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2013 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 24 mei 2013 KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
104
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN Taak van het verantwoordingsorgaan is het geven van een oordeel over het beleid dat door het bestuur van het pensioenfonds (hierna te noemen ‘het bestuur’) wordt voorgesteld en de wijze waarop dit is uitgevoerd. Een en ander conform hetgeen gesteld is op pagina 5 van het jaarverslag onder het hoofdje ‘Verantwoordingsorgaan’. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van respectievelijk werknemers, werkgevers en gepensioneerden en een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. In 2012 is de samenstelling van het verantwoordingsorgaan niet gewijzigd. In 2012 werd door het verantwoordingsorgaan drie maal vergaderd. Daarnaast werd drie maal gezamenlijk vergaderd met het bestuur. Onderstaand volgen de bevindingen van het verantwoordingsorgaan op de beleidsplannen en besluiten in 2012. Nieuwe pensioenregeling Op 24 oktober is door het bestuur, de vakbonden, ondernemingsraad en de werkgever een bijeenkomst georganiseerd. Gesproken is over actuele en te verwachten pensioenontwikkelingen. Daarnaast hebben betrokkenen zich uitgesproken over de elementen die zij terug willen zien in een toekomstbestendige pensioenregeling. De uitwerking is in handen gelegd van de door de sociale partners benoemde werkgroep pensioenen. Het streven is per 1 januari 2014 een nieuwe regeling te introduceren zodat deze voor 1 januari 2015 geïmplementeerd kan worden. Het bestuur heeft verscheidene keren bij de werkgever kenbaar gemaakt dat een herziening van de regeling noodzakelijk is. Immers, de opbouw van aanspraken is op basis van de huidige premie niet mogelijk gebleken. Het verantwoordingsorgaan spreekt haar zorg uit dat na het verschijnen van dit verslag nog slechts beperkte tijd resteert voor het ontwerpen van een nieuwe regeling. En tevens over wat de consequenties van een nieuwe regeling zijn voor de aanspraken van alle deelnemers. Toeslagbeleid Sinds 2009 wordt er gesproken over een nieuw, consistent en transparant toeslagbeleid. Helaas is dit beleid ook in 2012 niet ontwikkeld, aangezien er geen nieuwe pensioenregeling tot stand is gekomen. Het verantwoordingsorgaan begrijpt het bestuursbesluit om per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen op pensioenaanspraken. De dekkingsgraad per 31 december 2011 bedroeg 91,9%. Daarmee is het korte termijnherstelplan nog steeds van toepassing en is het niet toegestaan toeslag te verlenen.
105
Korten van aanspraken Doordat begin 2012 de dekkingsgraad was gezakt tot 91,9%, zag het bestuur zich begin 2012 genoodzaakt om, bij ongewijzigde omstandigheden, een korting op de aanspraken aan te kondigen van 5,6% per 1 april 2013. Dit conform het door DNB goedgekeurde herstelplan. Op 31 december 2012 bedroeg de dekkingsgraad echter 98,0%. Op basis van het herstelplan was toen 99,6% benodigd. Hierdoor is de korting per 1 april 2013 beperkt gebleven tot 1,6%. Bij dit besluit is sprake van evenwichtige belangenbehartiging, gezien de gelijke toepassing op de aanspraken van actieve deelnemers, ‘slapers’ en gepensioneerden. Communicatie Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur gecomplimenteerd met de wijze waarop is omgegaan met de communicatie aan deelnemers en gepensioneerden. Ingrijpende en bijzondere omstandigheden werden op een prima wijze onder de aandacht gebracht. Via bijeenkomsten in de vestigingen, brieven en een nieuw ontworpen pensioenkrant, is uitgebreid ingegaan op de gevolgen van de financiële crisis. Het bestuur heeft vooralsnog besloten het onderzoek onder de medewerkers naar het pensioen- en risicobewustzijn uit te stellen tot na de implementatie van een nieuwe toekomstbestendige pensioenregeling. Premiebeleid De premie bleef 24% en het reglementaire opbouwpercentage 2,1%. Beleggingsbeleid Het jaar 2012 is een prima beleggingsjaar geweest, met een rendement van 14,7 %. Desondanks is de dekkingsgraad onvoldoende gestegen om te voldoen aan het minimale herstelpad. Voornaamste oorzaken daarvan zijn de daling van de marktrente en het feit dat we steeds ouder worden. Besloten is vast te houden aan de verdeling 50% zakelijke waarden en 50% vastrentende waarden (staatsleningen en obligaties). Er werd afscheid genomen van een aantal alternatieve beleggingen en het belang in emerging markets werd uitgebreid. Door de lage rente blijft de dekkingsgraad onder druk staan. De renteafdekking werd door het bestuur begin 2013 verder verhoogd naar 60% teneinde het risico van een verdere daling van de rente te beperken. Crisisplan Begin 2012 is door het bestuur een financieel crisisplan opgesteld. Daarin zijn de te nemen stappen en maatregelen weergegeven die het fonds op korte termijn kan inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op, of zeer snel beweegt richting kritische waarden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op dit moment hanteert het bestuur pensioenfonds een uitsluitingenlijst (ondernemingen waarin niet wordt belegd), welke alleen bestaat uit ondernemingen die clustermunitie en anti-persoonsmijnen produceren. Het verantwoordingsorgaan vraagt
106
deze lijst uit breiden met bedrijven met omstreden producten en/of productiemethoden. Visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die periodiek het functioneren van het bestuur pensioenfonds beziet. In 2011 en 2012 hebben er geen visitaties plaatsgevonden. Wel is er overleg geweest met de visitatiecommissie en zijn de eerder gedane aanbevelingen inmiddels alle opgevolgd. Afgesproken is om in 2013 een visitatie uit te voeren over het boekjaar 2012. In 2012 heeft het bestuur advies gevraagd aan het verantwoordingsorgaan inzake een nieuw lid voor de visitatiecommissie. Het verantwoordingsorgaan heeft hierop positief geadviseerd. Risicomanagementbeleid Het bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersing- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s die het pensioenfonds kunnen treffen. Om dit te structureren is begin 2012 een risico dashboard ontwikkeld. Hiermee wordt, per kwartaal, naar alle risico’s gekeken die bij een pensioenfonds aan de orde zijn, zowel financiële als niet financiële. Ook is er in 2012 een interne audit binnen het pensioenfonds uitgevoerd door de werkgever. De aanbevelingen die in de hieruit voortvloeiende rapportage zijn gedaan, zijn opgevolgd op een enkel punt na (uit te voeren in 2013). Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat het bestuur met het risico dashboard een bijzonder nuttig instrument heeft geïntroduceerd en vraagt aan de hand hiervan periodiek over de risico’s te worden geïnformeerd. Reglement geschillen en klachten In 2012 heeft het bestuur het reglement geschillen en klachten geactualiseerd en het reglement ter advies voorgelegd aan het verantwoordingsorgaan, dat hierop een positief advies heeft afgegeven. Tenslotte Het jaar 2012 is voor het bestuur én het pensioenfonds opnieuw een moeilijk jaar geweest. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur op verantwoorde wijze de financiële consequenties voor alle betrokkenen zo veel als mogelijk heeft beperkt, rekening houdend met evenwichtige belangenbehartiging. Hoofddorp, 24 mei 2013 Stichting Pensioenfonds Holland Casino Het verantwoordingsorgaan
107
REACTIE BESTUUR OP VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN Het bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan en spreekt zijn waardering uit voor zorg en de tijd die hieraan besteed is. Het bestuur is verheugd over het positieve oordeel over de gevoerde communicatie in 2012. Het bestuur streeft er naar om de kwaliteit van de communicatie in de komende jaren tenminste op hetzelfde niveau te houden. Het bestuur zal de komende periode bijzondere aandacht besteden aan alle veranderingen in de wetgeving, waarvan de gevolgen ongetwijfeld invloed hebben op de uitvoering van de pensioenregeling van het fonds. Hierbij is het van belang, zoals het verantwoordingsorgaan constateert, dat sociale partners zich bewust zijn van de korte periode die nog resteert tot 1 januari 2014. Het bestuur realiseert zich dat bij het nemen van maatregelen en besluiten in deze moeilijke financiële periode de evenwichtige belangenbehartiging bovenaan dient te staan. Daar waar dit nodig is, zal het bestuur zijn verantwoordelijkheid nemen en het gesprek aangaan met sociale partners. Tevens zal het bestuur verder gestalte geven aan het risicomanagement en het sturen op de risico’s. Voor de toekomst vraagt dit om permanente aandacht voor de deskundigheid en professionaliteit van het bestuur.
108
BEGRIPPENLIJST Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Een document waarin de financiële opzet van een pensioenfonds en de actuariële grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd zijn omschreven. De ABTN moet in ieder geval een beschrijving bevatten van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de bepaling van de Pensioenwet omtrent de eisen inzake de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst, de voorwaardelijke toeslagverlening, de bepalingen van het FTK alsmede een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering. Daarnaast bevat de ABTN een beschrijving van de sturingsmiddelen en de Verklaring inzake Beleggingsbeginselen. Asset Liability Management (ALM) studie Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds helpen bij het kiezen van de beleggingsmix, de wijze van financieren van de pensioenregeling en/of het financieren van toeslagen. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. het in kaart brengen van de financiële stromen, 2. De simulatie van toekomstige financiële posities, 3. De samenhang met de economische omgeving en 4. De vergelijking van beleidsvarianten. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestaties van een beleggingsportefeuille of beleggingsfonds. Collateral In onderpand gegeven zekerheden ter dekking van uit contracten voortvloeiende verplichtingen (waarborgsom) ten behoeve of ten laste van een tegenpartij. De Nederlandsche Bank (DNB) Orgaan dat toezicht houdt op financiële instellingen, pensioenfondsen en verzekeraars. Dekkingsgraad De verhouding tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken. Duration Een maatstaf voor de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Feitelijke premie De premie die het pensioenfonds in een jaar ontvangt ter financiering van de in het jaar toegekende pensioenrechten en pensioenaanspraken. Financieel Toetsings Kader (FTK) Benaming van het toezichtregime dat per 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen. Gedempte kostendekkende premie Onder voorwaarden is het toegestaan de kostendekkende premie te dempen. Demping vindt plaats door de kostendekkende premie niet te baseren op de actuele
109
rentetermijnstructuur, maar door hantering van a) een voortschrijdend gemiddelde van de rente of de rendementen met een maximale periode van tien jaar of b) hantering van een verwacht rendement. Herstelpad Het herstelpad geeft de gewenste ontwikkeling van de dekkingsgraad aan. Het fonds moet dit pad volgen om de minimaal vereiste dekkingsgraad te bereiken binnen de wettelijk gestelde termijn. Het herstelpad wordt jaarlijks opnieuw bepaald. ISAE3402 verklaring De ISAE 3402 is een "internationale" standaard en ziet toe op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met zo’n derdenverklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie, waar een gebruikersorganisatie activiteiten aan heeft uitbesteed, ‘in control’ is. Kostendekkende premie De kostendekkende premie is gelijk aan de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging. De kostendekkende premie moet opslagen bevatten voor solvabiliteit en uitvoeringskosten. Voor de voorwaardelijke (veelal indexatie) onderdelen van de pensioentoezegging moet de kostendekkende premie worden verhoogd, rekening houdend met de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren. De kostendekkende premie moet worden vastgesteld op basis van sterftegrondslagen die ook voor de voorziening pensioenverplichtingen worden gehanteerd. Matching portefeuille In deze portefeuille wordt belegd in obligaties en obligatie gerelateerde beleggingen die zodanig worden gekozen dat de geldstromen van de obligaties en de pensioenuitkeringen zoveel mogelijk dezelfde mate van rentegevoeligheid hebben, dus matchen. Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) Het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is er sprake van een ‘dekkingstekort’ Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt voor ons pensioenfonds 4,2% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van 104,2%). Nominale dekkingsgraad De dekkingsgraad is een (globale) indicator voor de vermogenspositie van een pensioenfonds: hierbij wordt de actuele waarde van de beleggingen gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen. Bij de nominale dekkingsgraad worden de nominale verplichtingen zoals die bestaan op het moment van vaststellen(zonder rekening te houden met eventuele toeslagen) in de berekening betrokken. Rente-afdekking Het afdekken van het renterisico door middel van financiële producten. Hierdoor wordt de invloed van rentebewegingen op de verplichtingen en de dekkingsgraad beperkt.
110
(Rente)swap/swaption Een swap is een financieel product waarmee men zich kan beschermen tegen het renterisico. Een swaption is een optie op een renteswap. Rentetermijnstructuur (RTS) Geeft het verband weer tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Returnportefeuille In deze portefeuille wordt actief gezocht naar een hoger rendement door te beleggen in bepaalde risicopremies, zoals aandelen, onroerend goed en grondstoffen. Service Level Agreement (SLA) Is een type overeenkomst waarin afspraken staan tussen aanbieder en afnemer van een dienst of product. Ultimate Forward Rate (UFR) Is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel in bestaat. Vereist Eigen Vermogen (VEV) In de Pensioenwet is opgenomen dat het vereist eigen vermogen zodanig moet worden vastgesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen en jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Voor ons pensioenfonds komt deze norm neer op een vereist eigen vermogen van ca. 19% van de technische voorzieningen (dus een dekkingsgraad van ca. 119%). Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) De voorziening pensioenverplichtingen is de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenen, op basis van een gegeven actuariële methode en gegeven financieel-economische en demografische veronderstellingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. Zuiver kostendekkende premie Voor het vaststellen van de zuiver kostendekkende premie wordt de kostendekkende premie gebaseerd op de actuele marktrente (rentetermijnstructuur).
111