Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 1 van 11
Opgaven 1.1 – Arbeid en vermogen 1
a b
2
W = Fs, dus de korte gewichtheffer (kleinere s → kleinere W) is in het voordeel. Met een factor
110 = 1,2 90
a
hz = ½·32 = 16 cm.
b
Bij één push up verricht je W = Fs = mg·hz = 55·9,81·0,16 = 86,3.. J aan arbeid. Aantal push ups
3
4
6
1,2
11
a
-3 5,0·10 ·25,0 = 0,125 J
0,125 J
b
Er zitten 41 hokjes onder de grafiek, dus W = 41·0,125 = 5,13 J.
5,1 J
c
Fgem =
a
oppervlak onder de grafiek = 1,110 ⋅ 2N 45⋅10 −3
1,1·102 N
2 Binas tabel 5: paardenkracht = pk = 7,355·10 W ⇒
7,5 kW =
5
1000 = 11,5.. = 11 86,3..
−
7,5⋅103 = 10 pk 7,355⋅102
10 pk
b
3 P = Fv invullen: 7,5·10 = 1000·9,81·v , dus v = 0,76 m/s.
0,76 m/s
c
v twee keer zo groot ⇒ F twee keer zo klein, dus m = 500 kg.
500 kg
a
v=
b
Als dezelfde wedstrijdroeiers (zelfde P) in een slankere boot varen, ondervinden ze minder weerstand (F) van het water en is hun snelheid groter.
a
v=
b
Ga ervan uit dat McCready vlak langs de palen vloog. Eerste benadering: de acht bestond uit twee elkaar rakende, even grote cirkels met diameters van 400 m. 3 De omtrek van die twee cirkels = 2·2·π·200 = 2513 m ≈ 2,5·10 m Deze tweede benadering is waarschijnlijk beter: de acht was zeer langgerekt en had dus een lengte van iets meer dan 1600 m. Compromis: 2 km
c
t=
P 270 = = 1,35 m/s F 200
P 250 = = 5,0 m/s F 50
x 2000 = = 400 s = 6,7 min = 7 min v 5
1,35 m/s − 5,0 m/s
2·103 m
≈7 min
Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 2 van 11
Opgaven 1.2 − Zwaarte-energie, kinetische energie en veerenergie 7
8
a
Ez = mgh = 0,400·9,81·100 = 392 J
b
gmaan is zes keer zo klein als gaarde, dus Ez =
a
h=
b
1
b
2
0,85 m
Energiebehoud: 500 J 2
500 J 2
Op vraag a wordt het antwoord: zes keer zo groot (= 5,1 m), want gmaan is zes keer zo klein als gaarde. 1 2 Op b en b krijg je hetzelfde antwoord, want g komt bij de berekening van die antwoorden niet voor.
5,1 m 500 J 4,1 m/s
a
2 2 Ek = ½mv = ½·0,120·8,0 = 3,84 J
3,8 J
b
Ek = Ez ⇒ 3,84 = 0,120·9,81·h ⇒ h = 3,26 m
3,3 m
1
Ez = mgh = 0,120·9,81·1,50 = 1,77 J
1,8 J
2
Ek = Etotaal − Ez = 3,84 − 1,77 = 2,07 J
2,1 J
c
3
11
Ez 500 = = 0,85 m mg 60⋅9,81
65J
4,1 m/s
c
10
392 = 65 J 6
Ek = ½mv ⇒ 500 = ½·60·v ⇒ v = 4,1 m/s
c
9
392 J
2
2
c
Ek = ½mv
2,07 = ½·0,120·v → v = 5,87 m/s
a
W = Fs = 0,80·0,60 = 0,48 J
5,9 m/s 0,48 J
2
2
b
0,48 = ½mv ⇒ 0,48 = ½·0,400·v → v = 1,5 m/s
1,5 m/s
a
ES = EA mghS = mghA + ½mvA2 ⇒ 9,81·hS = 9,81·2,50 + ½·4,02 ⇒ hS = 3,3 m
3,3 m
b
EA = EB mghA + ½mvA2 = mghB + ½mvB2 ⇒ 9,81·2,50 + ½·4,02 = 9,81·0 + ½· vB2 ⇒ vB = 8,1 m/s
8,1 m/s 4,0 m/s
EA = EC én hA = hC ⇒ vA = vC = 4,0 m/s EA = ED 2 2 mghA + ½mvA = mghD + ½mvD invullen van de gegevens levert: hD = 2,0 m
2,0 m
a
Reken eerst de snelheden om van km/h naar m/s ⇒ 13,9 m/s en 19,4 ms ∆Ek = ½mveind2 − ½mvbegin2 = ½·800·19,42 − ½·800·(13,9)2 = 74 kJ
74 kJ
b
W = ∆Ek 3 3 Fmotor·s = 74·10 ⇒ Fmotor·50 = 74·10 ⇒ Fmotor = 1,5 kN
1,5 kN
c
v gem =
c
12
v1 + v 2 70 + 50 = = 60 km/h = 16,7 m/s 2 2
3,0 s
x = vgem·t ⇒ 50 = 16,7·t ⇒ t = 3,0 s 13
a
Ek = ½mv2 ⇒ 90 = ½·0,180·v2 ⇒ v = 32 m/s
32 m/s
b
Ek = Ez 90 = mgh ⇒ 90 = 0,180·9,81·h ⇒ h = 51 m
51 m
c
2 gmars = 3,7 m/s (Binas tabel 31), dat is 2
Dus hmars is 2,65·51 = 1,4·10 m
9,81 = 2,65 keer zo klein als op aarde. 3,7
2 1,4·10 m
Stevin havo deel 2
14
-
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Wrem = −Fw·s = −30·40 = −1200 J Ek,1 = ½·60·7,02 = 1470 J Ek,1 + Wrem = Ek,2 Ek,2 = 1470 − 1200 = 270 J 270 = ½mv22 ⇒ 270 = ½·60·v22 ⇒ v2 = 3,0 m/s
15
a
b
Pagina 3 van 11
3,0 m/s
De veerenergie in de katapult (18 J) is vlak vóór het afschieten nog niet overgedragen aan de steen! Dus Esteen = Ez + Ek = mgh + ½mv2 = 0,300·9,81·2,0 + ½·0,300·102 = 21 J
21 J
Vlak ná het afschieten is Esteen = 21 + 18 = 39 J Energiebehoud zegt dat de kinetische energie waarmee de steen op de grond komt ook 39 J is. 39 = ½mv2 ⇒ 39 = ½·0,300·v2 ⇒ v = 16 m/s
16 m/s
Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 4 van 11
Opgaven 1.3 − Eenergieomzettingen; rendement 16
Elektrische energie wordt omgezet in warmte plus warmtestraling en licht (is ook straling). Ee → warmte + Es
−
Veerenergie wordt omgezet in kinetische energie van de draaiende schijf + geluidsenergie (de wekker tikt en rinkelt) Ev → Ek
−
c
Een waterkrachtcentrale of een voorwerp op een piëzo-kristal laten vallen.
−
a
Elektrische energie wordt omgezet in straling. Ee → Es
−
b
Zwaarte energie + kinetische energie worden omgezet in warmte. Ez + Ek → warmte
−
c
De chemische energie uit de benzine wordt omgezet in kinetische energie + warmte. Ec → Ek + warmte
−
a
750 W = 0,750 kW en 5 min =
b
3 E = P·t = 750·5·60 = 225·10 J
2,3·105 J
a
4 Ez = mgh = 60·9,81·(90·0,20) = 10595 = 1,1·10 J
1,1·104 J
a
b
17
18
19
b
20
P=
5 60
1 h ⇒ E = 0,750⋅ 12 = 0,063 kWh
E 10595 = = 177 W t 60
2 1,8·10 W
c
3 W = P·t = mgh ⇒ 1,2·10 ·1 = m·9,81·5,0 ⇒ m = 24 kg
24 kg
a
W = 100·10·9,81·0,5 = 4905 J
3 4,9·10 J
b
4 3 1 g vet levert nuttig 0,20·3,8·10 = 7,6·10 J
Je verbrandt bij deze oefening
4905 = 0,65 g vet 7,6⋅103
Opmerking: Waarschijnlijk neemt je spiermassa door deze training toe en zal je misschien nog eerder aankomen dan afvallen! Aan de andere kant zal je door te zweten water verliezen. Die massa ben je dan kwijt maar drink je er zo weer aan. 21
a b
1
b
2
c
8,0·1013 kg
Het zwaartepunt van die 4 m water ligt op 2 m hoogte.
2,0 m
13
15
∆Ez = 7,9..·10 ·9,81·2,0 = 1,56..·10
-
verhouding =
a b
10
= 3,628·10
10
W = 3,6·10
10
3,6·10
W
3,6 = 1,8 = 2 2
2×
De linker pijl is 12 mm dik; de andere pijlen zijn 3 mm en 9 mm dik ⇒
η= 23
1,6·1015 J
J
Zowel bij eb als bij vloed wordt er elektrische energie opgewekt, dus vier keer per etmaal. 15 15 Eelektrisch is 50% van 4×1,5671·10 = 3,1342·10 J E 3,1342⋅10 Pe = e = t 24⋅3600
d
0,65 g
3 3 3 13 m = ρ·V = 1,024·10 ·300·10 ·65·10 ·4 = 7,987·10 kg
15
22
0,063 kWh
3 = 0,25 = 25% 12
2 FL = 3 ·2,5 = 22,5 N 2
FL ~ v ⇒ v ~ √FL ⇒ v = √4·15 = 30 km/h
25% 23 N 30 km/h
W
Stevin havo deel 2
c
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
In de grafiek lees je af: 15 km/h ⇒ 3,5 N 30 km/h ⇒ 13,5 N 45 km/h ⇒ 29 N Bij 10 N vind je in de grafiek 26 km/h. De grafiek is dus inderdaad geen perfecte parabool. Dat kun je ook goed aan het begin van de grafiek zien. Tot 5,0 km/h is FL nul.
Pagina 5 van 11
−
Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 6 van 11
Opgaven hoofstuk 1 24
25
a
2 Ek = ½·0,120·9,0 = 4,86 J
4,9 J
b
Ez,top = Ek,grond dus ook 4,86 J
4,9 J
c
0,120·9,81·h = 4,86 ⇒ h = 4,12.. = 4,1 m
d
2
-
4,86 = ½·0,120·v + 0,120·9,81·2 ⇒ v = 6,46 m/s
Etotaal = Ek,start + Ez,start Ek ,trein =
1 m ⋅v2 2
=
1 2
⋅ 142 ⋅ 103 ⋅
( ) 140 3,6
2
8 × 0,50 ⋅ 1,07..108 = 4,29.. ⋅ 108 = 429,.. ⋅ 106 = 429,.. MJ De besparing is 429,.. × €0,03 = €12,885.. = €12,89
27
6,5 m/s
= 1,07.. ⋅ 108 J
Na 8x remmen is teruggeleverd
26
−
€ 13
ΣE = 600·9,81·9,0 + ½·600·12,02 = 96174 = 9,6·104 J
9,6·104 J
b
2 Ek = ΣE − Ez Ez = 600·9,81·2,0 = 11772 J ⇒ Ek = 84402 J = ½·600·v ⇒ v = 16,7.. m/s
1,2·104 J 8,4·104 J 17 m/s
c
Ez = ΣE − Ek Ek = ½·600·8,02 = 19200 J ⇒ Ez = 76974 J = 600·9,81·h ⇒ h = 13,07.. m
a
s = v gem ⋅ t
a
v gem = b
0 +14 2
⎫⎪ ⎬ ⇒ 55 = 7,0 ⋅ t ⇒ t = 7,85.. = 7,9 s = 7,0 m/s⎪ ⎭
13 m
7,9 s
e 1 manier: arbeid en kinetische energie
ΣW = Ek ,2 Ftotaal ⋅ s =
1 m ⋅v 2 2 2
Ftotaal ⋅ 55 =
1 2
⋅ 1,0 ⋅ 104 ⋅ 142 = 9,8 ⋅ 105 ⇒ Ftotaal = 1,78.. ⋅ 10 4 = 1,8 ⋅ 10 4 N
2e manier: kracht en versnelling v = a⋅t
14 = a ⋅ 7,85.. ⇒ a = 1,78.. m/s2
1,8·104 N
⇒ Ftotaal = m ⋅ a = 1,0 ⋅ 104 ⋅ 1,78.. = 1,78.. ⋅ 104 = 1,8 ⋅ 104 N c
Ek,1 + Ez,1 = Ek,2 + E z,2 1 m ⋅v 2 1 2
+0 =
1 m ⋅v 2 2 2
+ m ⋅ g ⋅ h2
Je kunt de berekening vereenvoudigen door de massa m weg te delen. 1v 2 2 1 2
14
28
29
a
1v 2 + g ⋅h ⇒ 2 2 2 2 = v 2 + 2 ⋅ 9,81⋅ 7,0
=
⇒ v 22 = 58,66 ⇒ v 2 = 7,65.. = 7,7 m/s
Eveer = oppervlak = ½·4·0,25 = 0,50 J −3
7,7 m/s
v12 = v 22 + 2 ⋅ g ⋅ h2
2
0,50 J
b
½·15·10 ·v = 0,50 ⇒ v = 8,2 m/s
8,2 m/s
c
15·10−3·9,81·h = 0,50 ⇒ h = 3,4 m
3,4 m
a
( Ek + Ez )eind = ( Ek + Ez )begin 1 m ⋅v 2 e 2
+ 0 = 0 + m ⋅ g ⋅ hb
Je kunt de onbekende massa wegdelen. 1v 2 2 e ⇒ v e2 =
⇒
= g ⋅h 2 ⋅ g ⋅ hb = 2 ⋅ 9,81⋅ 0,80 = 15,696 ⇒ v e = 3,96.. = 4,0 m/s
4,0 m/s
Stevin havo deel 2
b
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
( Ek + Ez )eind = ( Ek + Ez )begin 1 m ⋅v 2 e 2
+0 =
1 m ⋅v 2 b 2
+ m ⋅ g ⋅ hb
Je kunt de onbekende massa weer wegdelen. ⇒ 21 v e 2 = 21 v b 2 + g ⋅ h ⇒ v e 2 = v b 2 + 2 ⋅ g ⋅ hb
c
Pagina 7 van 11
5,0 m/s
= 3,02 + 2 ⋅ 9,81⋅ 0,80 = 24,696 ⇒ v e = 4,96.. = 5,0 m/s
t berekenen uit de verticale beweging: y = 21 g ⋅ t 2 ⇒ 0,80 =
1 2
1,60 = 0,163.. ⇒ t = 0,163.. = 0, 403.. s 9,81
⋅ 9,81⋅ t 2 ⇒ t 2 =
1,2 m
Invullen in de horizontale beweging: x = v ⋅ t = 3,0 ⋅ 4,03.. = 1,21.. = 1,2 m
30
d
5,0 m/s Vergelijk de berekening bij b.
5,0 m/s
a
v 2 40 (km/h) 4 = = = 1,33.. v1 30 (km/h) 3
1,3
b
Ek ,2 Ek ,1
c
=
1 m ⋅v 2 2 2 1 m ⋅v 2 1 2
2
2 ⎛v ⎞ 16 ⎛4⎞ = ⎜⎜ 2 ⎟⎟ = ⎜ ⎟ = = 1,77.. 9 ⎝3⎠ ⎝ v1 ⎠
1,8
Ek , begin + W = Ek , eind Ek , begin − Frem ⋅ srem = 0 ⇒ Frem ⋅ srem = Ek , begin
Dus sren evenredig met Ek,begin als Frem gelijk blijft. s rem,2 Ek ,2 16 = = = 1,77.. s rem,1 Ek ,1 9 31
-
Ek , aanloop → Ez, sprong ⎫ ⎪ 1 2 ⎬ ⇒ 2 v = g ⋅h 1 m ⋅v 2 = m ⋅ g ⋅ h ⎪⎭ 2 want je kunt de onbekende massa wegdelen. Neem v =
100 10
= 10 m/s ⇒
1 ⋅ 102 2
= 9,81⋅ h ⇒ h = 5,096.. = 5,1 m
Opmerking: Je berekent hier het hoogteverschil van het zwaartepunt van de springer. Je zou bij de te behalen spronghoogte, gemeten vanaf de grond, nog ongeveer de halve lichaamslengte kunnen optellen. Bovendien gebruikt de atleet tijdens de sprong ook nog de spierkracht van zijn armen om zich extra naar boven af te zetten. Het wereldrecord (mannen) ligt boven de 6 meter.
32
1,8
5,1 m
a
Tabel 28A: 33·109 J/m3 = 33·106 J/L
33·106 J/L
b
J/h is ook een vermogen, alleen uitgedrukt in een ongebruikelijke eenheid. Je weet niets over het rendement (dat moet je juist berekenen bij vraag e), dus iets anders kan er niet bedoeld zijn. De twee laatste kolommen volgen uit het benzineverbruik per uur (de middelste kolom); het gaat dus om het opgenomen vermogen.
−
Stevin havo deel 2
c
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Je rijdt 100 km/h en er is opgegeven hoeveel km je op 1 L rijdt. 100 = 22,2 L 4,5 voor de energie betekent dat: 22,2·33·106 = 7,3·108 J
voor 100 km heb je nodig:
SUV
en voor het vermogen: 7,3·108 J/h =
7,3⋅108 = 2,0⋅105 W = 2,0⋅102 kW 3600
100 = 9,1L 11 voor de energie betekent dat: 9,1·33·106 = 3,0·108 J
station voor 100 km heb je nodig:
en voor het vermogen: 3,0·108 J/h = d
3,0⋅108 = 8,3⋅10 4 W = 83 kW 3600
Bereken de arbeid die de motor levert bij 100 km rijden: W = 750·100·103 = 7,5·107 J P=
e
Pagina 8 van 11
η=
W 7,5⋅107 = = 2,110 ⋅ 4 W = 21 kW t 3600 Pnuttig Pbenzine
=
21 = 0,25 = 25% 83
SUV
22,2 L/h 7,3·108 J/h 2,0·102 kW
station 9,1 L/h 3,0·108 J/h 83 kW
21 kW
25%
33
-
P = F·v = 4,0·103·1,5·10−2 = 60 W
60 W
34
a
P = 4,5·0,400 = 1,8 W
1,8 W
b
P = F·v 1,8 = F·0,35 ⇒ F = 5,1 N
35
5,1 N
3
c
W = P·t = 1,8·10·60 = 1,1·10 J Je kunt ook de afstand berekenen die in 10 min wordt afgelegd en dan W = F·x toepassen.
1,1·103 J
a
Wz = 300·103·9,81·24 = 7,06·107 J
7,1·107 J
b
v=
c
∆Ez = 0 J want er wordt evenveel massa opgetild als er massa omlaag gaat. Er moet alleen wrijving overwonnen worden.
d
π⋅r π⋅12 = = 0,11m/s t 5,5⋅60
5,5 min =
5,5 = 9,17⋅10−2 h 60
0,11 m/s −
2,1 kWh
E = 22,5 kW × 9,17·10−2 h = 2,1 kWh 36
37
a
∆Ek = ½·200·5,02 = 2500 J
2,5·103 J
b
Wop de boot = ∆Ek,vis = 2500 J
2,5·103 J
c
W = F·1,2 ⇒ Frem = 2,1·103 N
2,1·103 N
a
Ez = Ek mgh = ½mv2 ⇒ v = 2gh = 2 ⋅ 9,81⋅ 1,5 = 5, 42.. = 5,4 m/s
b
5,4 m/s
manier 1: vgem = ½(0+5,42..) = 2,71.. m/s t=
x v gem
=
1,5 = 0,55 s 2,71..
0,55 s
manier 2: h = ½gt2 1,5 = ½·9,81·t2 ⇒ t = 0,55 s 38
a
∆m = 2000 − 1700 = 300 kg Wz = Fz·h = 300·9,81·30 = 88290 = 88 kJ
88 kJ
Stevin havo deel 2
b
Pnuttig =
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Wz 88290 = = 18 kW 5,0 t
of: Pnuttig = Fmotor·v = Fz·v = 300·9,81· 39
( ) = 18 kW
Pagina 9 van 11
18 kW
30 5,0
a
aflezen: op t = 1,0 s is v = 10 m/s en Ek = 15 J Ek = ½mv2 = ½·m·102 = 15 ⇒ m = 0,30 kg
0,30 kg
b
Het oppervlak onder de v(t)-grafiek is de valhoogte. Oppervlak van een driehoek = ½·basis·hoogte = ½·1,8·18 = 16 m
16 m
1
Op t = 1,8 s geldt: Etotaal = Ek = 48 J
48 J
2
Op t = 0 s geldt: Etotaal = Ez = 48 J 48 = mgh = 0,30·9,81·h
c c
h=
48 = 16 m 0,30 ⋅ 9,81
16 m
d
−
40
a
Helaas, de grafiek klopt niet. De v(t)-grafiek zou als een rechte lijn door de oorsprong moeten beginnen en dan begint de Ek(t)-grafiek dus als een parabool. Zie ook de rubriek Lieve LeNa waar we nader op deze opgave in zullen gaan. Deze Ek(t)-grafiek heeft de goede vorm:
−
Om v te bepalen, moet je Ek aflezen en Ek = ½mv2 toepassen. Bij de grafiek in het boek vind je dan: 60·103 = ½·1200·v2 ⇒ v = 10 m/s en bij de grafiek hierboven: 50·103 = ½·1200·v2 ⇒ v = 9,1 m/s
Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 10 van 11
b
In de buurt van de oorsprong is de Ek(t)-grafiek een parabool; ergens rond 2 s begint de grafiek af te wijken van de paraboolvorm. Dat moment is alleen niet goed af te lezen. In deze bijbehorende v(t)-grafiek kan dat wel. De auto krijgt na t = 2 s merkbaar last van lucht- en rolwrijving.
c
Met de rode raaklijn in de v(t)-grafiek bepaal je a bij de start: ∆v 50 − 0 3 = = 5,0 m/s2 ⇒ v(1) = 5,0·1 = 5,0 m/s en Fm = 1200·5,0 = 6,0·10 N. a= ∆t 10 − 0 De wrijvingskracht is dan nog te verwaarlozen, dus is ΣF = Fm. Pnuttig = ΣF·v ⇒ P(1) = 6,0·103·5,0 = 30 kW. Extra: de grafiek van het nuttig vermogen tegen de tijd ziet er zo uit:
−
41
a
Ek = 17×½mv2 = 17×½·1400·
b
33·109 J/m3 = 33·106 J/L
c
Ein = 20·33·106 = 6,6·108 J Pin =
( ) 50 3,6
2
Ein 6,6 ⋅ 108 = = 45,83.. kW t 4,0 ⋅ 3600
Pnuttig = 0,37·45,83.. = 17 kW
= 2,295..·106 J = 2,3 MJ
2,3 MJ 33·109 J/m3
17 kW
Stevin havo deel 2
Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Energie en arbeid (18-09-2013)
Pagina 11 van 11
Toets 1
Een bootlift a
afstand = 115×omtrek cirkel = 115·2·π·0,28 = 202 m
2,0·102 m
b
Fz,boot·h = Fspier·202
8,4 N
c
P=
2
200·9,81·0,87 = Fspier·202 ⇒ Fspier = 8,43.. N
200⋅9,81⋅0,87 = 19 W 1,5⋅60
19 W
Een muismobiel a
0,65 = Fgem·9·10−2 ⇒ Fgem = 7,2 N −3
2
b
0,50·0,65 = ½·80·10 ·v ⇒ v = 2,85.. m/s
c
P=
3
0,5⋅0,65 = 0,27 W 1,2
7,2 N 2,9 m/s 0,27 W
De Nuna a
Pcellen = 0,25·Popgenomen ⇒ Eopgenomen = 4·3600·1,5·103 = 2,16·107 J
2,2·107 J
b
120 km/h = 33,3 m/s P = F·v = 2,8·103 = F·33,3 ⇒ F = 84 N
84 N
c
Bij 100 km/h heb je 1,7 kW nodig terwijl de zonnecellen 1,5 kW leveren. De accu moet dan 0,2 kW bijleveren.
0,2 kW