Stevia – hoe een plantje haar weg zoekt in de Europese voedselwetgeving Stevia is een plant met blaadjes die zoet smaken. Verantwoordelijk voor die zoete smaak zijn de zogenaamde steviolglycosiden. In de EU is sinds 2011 het gebruik van deze steviolglycosiden als ingrediënt (E960) in levensmiddelen toegestaan. Opmerkelijk genoeg geldt dat niet voor de gedroogde en eventueel vermalen blaadjes van de stevia-plant. Waarom heeft de EU geen probleem met oregano in de keukenkastjes, maar wel met stevia? Het antwoord daarop moet gezocht worden in de Europese voedselwetgeving. Dit artikel geeft een uiteenzetting. De stevia-plant Stevia is als zoetstof bij veel mensen bekend, maar wat is het precies? De zoetstof is afkomstig van de stevia-plant die zijn naam te danken heeft aan de ontdekker ervan Petrus Jacobus Stevus. Het plantengeslacht stevia kent ongeveer 230 soorten die behoren tot de composietenfamilie (Asteraceae). Artisjok, witlof en de paardenbloem behoren daar ook toe. In het wild kan de plant ongeveer 80 cm hoog worden, heeft kleine blaadjes met een lengte van 3-4 cm en houdt van veel warmte, zon en voldoende regen. Tegen vorst kan hij niet. De bekendste soort is ongetwijfeld stevia rebaudiana Bertoni, ook wel honingkruid genoemd. Het is de enige stevia-soort waarvan de blaadjes (niet de stengel) een sterk zoete smaak hebben (30-40 keer zoeter dan tafelsuiker). Verantwoordelijk voor die zoete smaak zijn de verschillende soorten steviolglycosiden. Het percentage steviolglycosiden varieert van 5-15% [1] en neemt toe naarmate de plant ouder wordt en meer zonlicht krijgt. Naast water en steviolglycosiden zit er in de blaadjes eiwit, voedingsvezels, chroom, magnesium, ijzer, kalium, fosfor, zink, bèta-caroteen en de vitamines C, B2 en B3 [1]. Oorspronkelijk komt de plant uit het berggebied van Amambay, een grensgebied tussen Paraguay en Brazilië in Zuid-Amerika (zie afbeelding 1). Tegenwoordig vindt de teelt echter over de hele wereld plaats. Veruit de grootste leverancier van stevia is China. Daarnaast vindt er teelt plaats in landen zoals Paraguay, Mexico, Spanje, Indonesië, Rwanda, Colombia, Centraal Amerika, Canada, Japan, China, Maleisië, Indonesië, Vietnam, Noord-Korea, Spanje, Engeland en België.
1
Afbeelding 1: Amambay, de plaats waar de stevia-plant oorspronkelijk vandaan komt. Bron: Google Earth (bewerkt). Geschiedenis Hoe is men erachter gekomen dat de blaadjes van stevia rebaudiana Bertoni zo zoet smaken? Daarvoor moeten we een flinke tijd terug in de tijd. Ruim 1.500 jaar geleden werden de stevia-blaadjes op relatief kleine schaal door de Guarani-indianen (plaatselijke bewoners) gebruikt om thee van te trekken en om hun voedsel een zoete smaak te geven. Er wordt zelfs gezegd dat het werd gebruikt bij de behandeling van diabetes mellitus [2]. In de 16e eeuw is het plantje door Spaanse veroveraars in Europa gekomen. De zoete smaak is ‘pas’ in 1899 voor het eerst beschreven door de Zwitserse botanicus Moisés Santiago Bertoni (1857-1929) [3]. In 1901 werd de plant door hem gedocumenteerd als ‘Eupatorium rebaudianum’. Vier jaar later is die naam veranderd in het nu bekende ‘Stevia rebaudiana Bertoni’. Sindsdien is de aandacht voor stevia onder wetenschappers toegenomen. Het duurde echter tot 1955 voordat de volledige structuur van de eerste steviolglycosiden (stevioside en isosteviol) was opgehelderd [5]. De volgende stap was om het op grotere schaal toe te passen. In 1971 was Japan het eerste land in de wereld waar steviolglycosiden door de voedingsindustrie (Morita Kagaku Kogyo Co) werden gebruikt om voedsel en dranken mee te zoeten. Hiermee konden naast suiker ook enkele kunstmatige zoetstoffen worden vervangen die op dat moment van de markt werden gehaald (dulcin, cyclamate). Het commerciële gebruik ervan is dan ook snel uitgebreid naar de omringende landen, terwijl het in sommige landen niet was toegestaan. In 1987, voor de introductie van aspartaam, bestond 41% van de Japanse markt van kunstmatige zoetstoffen uit stevioside [4]. Gezondheidseffecten van steviolglycosiden Nadat opgehelderd was dat steviolglycosiden verantwoordelijk zijn voor de zoete smaak, is daar meer onderzoek naar gedaan. Daar is duidelijk uit geworden dat het lichaam geen steviolglycosiden kan metaboliseren [5]. Na inname verlaten ze via de ontlasting en urine het lichaam. Ze leveren dus geen calorieën. Ook lijken ze de eetlust niet te bevorderen [6]. Dat zijn gunstige eigenschappen wanneer je op je gewicht wilt letten. Een ander voordeel vergeleken met suiker is dat het de tanden niet aantast [7, 8]. Er zijn aanwijzingen dat steviolglycosiden de glucosespiegel verlagen [9-11], maar meer onderzoek hiernaar is nodig omdat de resultaten niet eenduidig zijn [12, 13]. Dat geldt tevens voor het effect op de bloeddruk [12-17]. Tot een hoeveelheid van 4mg per kilogram lichaamsgewicht zijn steviolglycosiden veilig te gebruiken [18]. Steviolglycosiden als zoetstof Omdat steviolglycosiden geen calorieën leveren, een sterke zoetkracht hebben (150-300x zoeter dan tafelsuiker) en van oorsprong natuurlijk zijn, is het een populaire zoetstof. Ze worden dan ook gebruikt als basis voor tafelzoetstoffen en om suiker in voedingsmiddelen (gedeeltelijk) mee te vervangen. Een nadeel van die sterke zoetkracht is dat het als tafelzoetstof moeilijk te doseren is. Om die redenen worden er vulstoffen aan toegevoegd om de zoetkracht als het ware te verdunnen waardoor het volume toeneemt. Deze vulstoffen kunnen uiteindelijk meer dan 95% van het eindproduct uitmaken, terwijl het als een steviaproduct wordt verkocht en aangeprezen. Als vulstof worden onder andere maltodextrine, rietsuiker, lactose en erythritol gebruikt. Groene stevia Naast het gebruik van de steviolglycosiden als zoetstof is stevia verkrijgbaar als jong plantje in tuincentra, als gedroogde stevia-blaadjes (te gebruiken om kruidenthee mee te maken) en als stevia-extract. Bij het laatste zijn de gedroogde blaadjes tot poeder vermalen zonder dat er iets aan is toegevoegd (bijvoorbeeld vulstoffen) of is uitgelaten. Omdat het poeder niet uit alleen steviolglycosiden bestaat heeft het een zoethout-achtige smaak. Het wordt gebruikt als keukenkruid, net als oregano en basilicum. (zie afbeeldingen 2-4) [6] [19].
2
Afbeelding 2: Teelt van stevia onder plastic om de groei van onkruid te voorkomen.
Afbeelding 3: Handmatig oogsten van de stevia-blaadjes in Spanje.
3
Afbeelding 4: Gedroogde stevia-blaadjes. Gebruik van groene stevia Groene stevia heeft een bijzondere andere smaak. Hoe kun je dit poeder dan gebruiken? Dat is aftasten en kijken wat en hoeveel jij lekker vindt. Smaken verschillen immers. Van de kleine gedroogde blaadjes kan net als andere kruiden thee worden getrokken. Omdat het stevia-poeder niet volledig in water oplost, is het gebruik ervan in koffie en thee niet ideaal. Daarvoor kunnen beter stevia-druppels gebruikt worden. Het poeder is wel geschikt voor gebruik in yoghurt, salades, sauzen en taarten. Om inspiratie op te doen en om de toepassing ervan makkelijker te maken is er een receptenboekje verkrijgbaar [20]. Europese wetgeving De groene blaadjes van de steviaplant mogen in de EU niet worden verhandeld als levensmiddel. De steviolglycosiden die uit deze blaadjes zijn gehaald, mogen binnen bepaalde voorwaarden wel worden gebruikt als ingrediënt (E960) in levensmiddelen [18]. Zie hier in een notendop de wettelijke kronkels waar groene stevia mee te maken heeft. Het deftige kernwoord: novel food ofwel nieuwe voedingsmiddelen. Op 14 februari 1997 zag de EU-wetgeving rondom novel foods het licht, en zoals te doen gebruikelijk trad hij 90 dagen later in werking. En zo is de magische datum van 15 mei 1997 te herleiden, want: voedingsmiddelen die tot 15 mei 1997 in de EU niet in significante mate voor menselijke voeding zijn gebruikt, worden beschouwd als nieuwe voedingsmiddelen, en dienen de daartoe benodigde vergunning te verkrijgen alvorens ze op de markt mogen worden gebracht. Intussen zijn we bijna 20 jaar verder, en heeft de ervaring geleerd dat de novel foods wetgeving nogal wat nadelen kent voor zowel bedrijven als overheden. Om die reden wordt er dan ook al jaren gewerkt aan een volledige revisie van deze wetgeving, maar tot op heden heeft men nog geen alternatief kunnen ontwikkelen dat voor alle lidstaten acceptabel en werkbaar is. Dit wordt later in dit artikel wat verder besproken, maar eerst volgt een beschrijving van de huidige wetgeving en wat die voor stevia heeft betekend. Allereerst de meest relevante vraag: is groene stevia eigenlijk wel een nieuw voedingsmiddel? Ofwel: werd het vóór 15 mei 1997 al in significante mate als voedingsmiddel gebruikt in de EU? En wie bepaalt dat eigenlijk? Deze vraag heeft in de afgelopen 15 jaar voor stevia, en ook voor veel andere producten, centraal gestaan. Misschien hadden sommige enthousiastelingen zich eerst die vraag moeten stellen voordat ze het traject van novel foods in gingen. Een van die enthousiastelingen was professor Geuns van de universiteit van Leuven: hij vroeg op 5 november 1997 een vergunning aan voor “Stevia rebaudiana Bertoni: planten en gedroogde blaadjes” als nieuw voedingsmiddel. Achteraf gezien had hij dat wellicht beter niet kunnen doen. De vergunning werd namelijk, ruim twee jaar later, geweigerd omdat de aanvraag niet aan alle voorwaarden voldeed; zo zou o.a. de veiligheidsbeoordeling niet afdoende zijn [21]. Eigenlijk was dat nog niet het ergste; veel vervelender was dat in deze weigering de volgende zin was opgenomen: “Stevia rebaudiana Bertoni: planten en gedroogde blaadjes vormt een nieuw voedingsmiddel in de zin van Verordening (EG) nr. 258/97” [22]. Met deze zin werd groene stevia dus in één klap benoemd tot nieuw voedingsmiddel, ofwel: er lag vanaf dat moment een stempel op groene stevia, dat men er niet meer van af kon halen. Sindsdien zijn er tussen de lidstaten van de EU veel onderlinge meldingen geweest van producten met stevia die onrechtmatig in de handel zijn, vanwege het ontbreken van een vergunning als novel food. Laten we even een alternatief scenario in gedachten nemen dat zich had kunnen voordoen als professor Geuns geen aanvraag tot vergunning had ingediend. Wat zou een bedrijf, dat dit product in de EU op de markt zou willen zetten, dan hebben kunnen doen? Het bedrijf had bij zichzelf of bij anderen kunnen nazoeken of er aangetoond kon worden dat stevia al vóór 15 mei 1997 werd verhandeld. Te denken valt aan facturen, inkooporders en reclame-uitingen. Men had hier helemaal niets mee hoeven doen, behalve deze “bewijs”materialen bewaren voor het moment dat een bevoegde instantie (de NVWA, of haar 4
equivalenten in andere lidstaten) zich zou aandienen. De vraag is of dat moment er zou zijn gekomen. Immers, de NVWA vraagt aan een bedrijf ook niet of het kan aantonen dat bijvoorbeeld oregano al vóór 15 mei 1997 in significante mate werd geconsumeerd. Niemand twijfelt daaraan, dus ook niemand hoeft aan te tonen dat oregano geen novel food is. Zo had het met stevia ook kunnen lopen, als niet die harde uitspraak was gedaan dat stevia wel een novel food is. Na deze uitspraak ging professor Geuns niet bij de pakken neerzitten: hij diende in 2007 een nieuwe aanvraag in. De novel food wetgeving bestond intussen al 10 jaar en alle partijen hadden er de nodige ervaring mee opgedaan. Zo ook de ervaring dat een vergunningaanvraag erg lang in de pijplijn kan blijven zitten. Deze lange procedure is een van de grote nadelen van de novel food wetgeving gebleken. Het gaat niet om maanden, maar om jaren, wat volgens betrokken partijen een grote belemmering is voor innovatie. Dat is een van de redenen dat men smacht naar een nieuwe wet, en met een beetje cynisme kan worden geconstateerd dat ook hiervoor de procedure al lang sleept …. Andere partijen hadden dan ook intussen een nieuwe route bedacht. Een kortere route, goed voor de innovatie, met veel marktkansen: de route van de geïsoleerde stoffen. De zoetkracht van stevia is namelijk te danken aan steviolglycosiden in de blaadjes. Als deze worden geïsoleerd, kunnen ze worden gebruikt als zoetstof. Voor de EU waren steviolglycosiden feitelijk novel foods, want ze waren hier in 1997 nog niet op de markt. De novel food wetgeving zegt echter van zichzelf dat ze niet van toepassing is op additieven, en laat zoetstoffen nu additieven zijn volgens de definitie van de wet! Ook voor additieven moet een vergunning worden aangevraagd, en moet de veiligheid worden aangetoond. De aanvraagprocedure is echter vaak sneller dan die van novel foods. En zo zijn dan ook sinds eind 2011 steviolglycosiden toegestaan als zoetstof in diverse producten, met inachtneming van maximale gehaltes [20]. En dat terwijl de (tweede) vergunningsaanvraag voor de blaadjes van stevia nog steeds niet afgehandeld is …. Hoe zit het dan eigenlijk met de veiligheid van groene stevia? Is dat wellicht het struikelblok? Kan een plant onveilig zijn terwijl de geïsoleerde stoffen daaruit wel veilig zijn? Ja, dat kan in theorie, want de “onveiligheid” zou kunnen zitten in andere stoffen in dezelfde plant. Maar daar zit niet het knelpunt van groene stevia. De blaadjes worden namelijk in Zuid-Amerika al eeuwenlang gegeten door de plaatselijke bevolking, en mogen in diverse landen vrij worden verhandeld. En ook in de EU is stevia niet echt nieuw: volgens diverse bronnen wordt het hier al lang gebruikt als thee, ook vóór 1997. Het stempel van “novel food” dat in 2000 op stevia is geplakt, kan echter niet simpelweg worden weggepoetst. Toekomstperspectief Intussen zal zowaar de herziene novel food wetgeving eindelijk het licht zien, en vanaf eind 2017 van kracht worden. Biedt deze wellicht soelaas voor stevia? Een van de nieuwe onderwerpen in de wet zijn de “traditionele levensmiddelen uit derde landen”: nieuwe voedingsmiddelen die afkomstig zijn van de primaire productie en een geschiedenis van minstens 25 jaar veilig gebruik als levensmiddel in een derde land hebben. Let even op de term “primaire productie”, waarmee wordt bedoeld de productie tot en met de oogst. Zodra er sprake is van bewerking van het product (anders dan bijvoorbeeld snijden of schillen), kan een levensmiddel per definitie geen traditioneel levensmiddel zijn. Voor de traditionele levensmiddelen is het voortaan voldoende om “gedocumenteerde gegevens waaruit de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in een derde land blijkt” kan overleggen, naast enige algemene administratieve zaken. Uiteraard dient dit dossier nog wel te worden beoordeeld alvorens de vergunning wordt verleend, maar de procedure is aanmerkelijk korter dan die voor andere novel foods. Voor verse stevia biedt de nieuwe wetgeving dan ook nieuwe kansen. Voor de gedroogde variant echter gaat deze vlieger niet op: het drogen van levensmiddelen wordt gezien als een bewerking, dus gedroogde stevia wordt niet gezien als een primair product, en daarmee ook niet als een traditioneel levensmiddel. 5
Het enige wat de nieuwe wetgeving voor gedroogde groene stevia te bieden heeft, is een kortere vergunningprocedure dan de huidige. Annie van Neerven, specialist levensmiddelenwetgeving Rob van Berkel, diëtist © Copyright Yerba Dulce 2015. Alle rechten voorbehouden. Tenzij anders vermeld berusten alle rechten op informatie (tekst, beeld, etc) die u in dit artikel aantreft bij Yerba Dulce of zijn gelicenceerd aan Yerba Dulce. Referenties 1. Goyal SK, Samsher, Goyal RK. Stevia (Stevia rebaudiana) a bio-sweetener: a review. Int J Food Sci Nutr. 2010 Feb;61(1):1-10. 2. Cekic V, Vasovic V, Jakovljevic V, Mikov M, Sabo A. Hypoglycaemic action of stevioside and a barley and brewer’s yeast based preparation in the experimental model on mice. Bosnian Journal of Basic Medical Sciences. 2011;11(1):11–16. 3. Kinghorn AD (editor). Stevia: The Genus Stevia (Medicinal and Aromatic Plants - Industrial Profiles). Department of Medicinal Chemistry and Pharmacognosy University of Illinois, Chicago, USA. © 2002 Taylor & Francis. ISBN 0-415-26830-3. 4. Mosettig, E., Beglinger, U., Dolder, F., Lichti, H., Quitt, P. and Waters, J.A. (1963) The absolute configuration of steviol and isosteviol. Journal of the American Chemical Society 85, 2305–2309. 5. Koyama E, Sakai N, Ohori Y, Kitazawa K, Izawa O, Kakegawa K, Fujino A, Ui M. Absorption and metabolism of glycosidic sweeteners of stevia mixture and their aglycone, steviol, in rats and humans. Food Chem Toxicol. 2003 Jun;41(6):875-83. 6. Anton SD, Martin CK, Han H, Coulon S, Cefalu WT, Geiselman P, Williamson DA. Effects of stevia, aspartame, and sucrose on food intake, satiety, and postprandial glucose and insulin levels. Appetite. 2010 Aug;55(1):37-43. 7. Brambilla E, Cagetti MG, Ionescu A, Campus G, Lingström P. An in vitro and in vivo comparison of the effect of Stevia rebaudiana extracts on different caries-related variables: a randomized controlled trial pilot study. Caries Res. 2014;48(1):19-23. 8. Ma MS, Blanksma NG. Stevia in the fight against dental caries. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2015 Jan;122(1):51-5. 9. Gregersen S, Jeppesen PB, Holst JJ, Hermansen K. Antihyperglycemic effects of stevioside in type 2 diabetic subjects. Metabolism. 2004 Jan;53(1):73-6. 10. Anton SD, Martin CK, Han H, Coulon S, Cefalu WT, Geiselman P, Williamson DA. Effects of stevia, aspartame, and sucrose on food intake, satiety, and postprandial glucose and insulin levels. Appetite. 2010 Aug;55(1):37-43. 11. Curi R, Alvarez M, Bazotte RB, Botion LM, Godoy JL, Bracht A. Effect of Stevia rebaudiana on glucose tolerance in normal adult humans. Braz J Med Biol Res. 1986;19(6):771-4. 12. Barriocanal LA, Palacios M, Benitez G, Benitez S, Jimenez JT, Jimenez N, Rojas V. Apparent lack of pharmacological effect of steviol glycosides used as sweeteners in humans. A pilot study of repeated exposures in some normotensive and hypotensive individuals and in Type 1 and Type 2 diabetics. Regul Toxicol Pharmacol. 2008 Jun;51(1):37-41. 13. Maki KC, Curry LL, Reeves MS, Toth PD, McKenney JM, Farmer MV, Schwartz SL, Lubin BC, Boileau AC, Dicklin MR, Carakostas MC, Tarka SM. Chronic consumption of rebaudioside A, a steviol glycoside, in men and women with type 2 diabetes mellitus. Food Chem Toxicol. 2008 Jul;46 Suppl 7:S47-53. 14. Chan P, Tomlinson B, Chen YJ, Liu JC, Hsieh MH, Cheng JT. A double-blind placebo-controlled study of the effectiveness and tolerability of oral stevioside in human hypertension. Br J Clin Pharmacol. 2000 Sep;50(3):215-20.
6
15. Hsieh MH, Chan P, Sue YM, Liu JC, Liang TH, Huang TY, Tomlinson B, Chow MS, Kao PF, Chen YJ. Efficacy and tolerability of oral stevioside in patients with mild essential hypertension: a two-year, randomized, placebo-controlled study. Clin Ther. 2003 Nov;25(11):2797-808. 16. Maki KC, Curry LL, Carakostas MC, Tarka SM, Reeves MS, Farmer MV, McKenney JM, Toth PD, Schwartz SL, Lubin BC, Dicklin MR, Boileau AC, Bisognano JD. The hemodynamic effects of rebaudioside A in healthy adults with normal and low-normal blood pressure. Food Chem Toxicol. 2008 Jul;46 Suppl 7:S40-6. 17. Ferri LA, Alves-Do-Prado W, Yamada SS, Gazola S, Batista MR, Bazotte RB. Investigation of the antihypertensive effect of oral crude stevioside in patients with mild essential hypertension. Phytother Res. 2006 Sep;20(9):732-6. 18. EFSA Panel on Food Additives and Nutrient Sources (ANS); Scientific Opinion on safety of steviol glycosides for the proposed uses as a food additive. EFSA Journal 2010;8(4):1537. [85 pp.]. 19. https://www.groenestevia.nl/over-ons/groene-stevia-uit-spanje/ 20. https://www.groenestevia.nl/product/nieuw-boek-groene-stevia/ 21. BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 22 februari 2000 houdende weigering van een vergunning voor het in de handelbrengen van „Stevia rebaudiana Bertoni: planten en gedroogde bladeren” als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad, 2000/196/EG. 22. VERORDENING (EG) nr. 258/97 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. 14. 2. 97.
7