Steverinkstraat bij 39 - 2009
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Aanleiding en doel
5
1.2
Plangebied
5
1.3
Geldende bestemmingsplannen
6
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
7
2.1
Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur
7
2.2
Functies
8
2.3
Ontwikkelingen
8
2.4
Slooprechten en bouwkader
Hoofdstuk 3
11
Beleidskader
13
3.1
Algemeen
13
3.2
Rijksbeleid
13
3.3
Provinciaal beleid
15
3.4
Regionaal beleid
17
3.5
Gemeentelijk beleid
19
Hoofdstuk 4
Haalbaarheid
23
4.1
Algemeen
23
4.2
Milieuaspecten
23
4.3
Overige aspecten
25
Hoofdstuk 5
Wijze van bestemmen
31
5.1
Dit bestemmingsplan
31
5.2
Toelichting op de regels
31
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
33
Hoofdstuk 7
Procedure
34
7.1
Algemeen
34
7.2
Inspraak
34 2 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
7.3
Overleg
34
Bijlagen
35
Bijlage 1
Bodemonderzoek
37
Bijlage 2
Akoestisch onderzoek
83
Bijlage 3
Archeologisch onderzoek
105
Bijlage 4
Nota van Inspraak
149
Regels
157
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
158
Artikel 1
Begrippen
158
Artikel 2
Wijze van meten
163
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
165
Artikel 3
Tuin
165
Artikel 4
Wonen
166
Hoofdstuk 3
Algemene regels
168
Artikel 5
Anti-dubbeltelbepaling
168
Artikel 6
Algemene bouwregels
169
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
171
Artikel 8
Algemene ontheffingsregels
173
Artikel 9
Algemene wijzigingsregels
174
Artikel 10
Algemene procedureregels
175
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
176
Artikel 11
Overgangsrecht
176
Artikel 12
Slotregel
177
Bijlagen
179
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen
180
Bijlage 2
Toelichting bij de Staat van bedrijfsactiviteiten
182
3 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
4 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding en doel
Het onderhavige bestemmingsplan 'Steverinkstraat bij 39 - 2009' is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de familie Helmink. De familie Helmink heeft het planvoornemen tot de realisatie van een grasdakwoning op een gedeelte van haar perceel aan de Steverinkstraat 39 in Gaanderen. De locatie betreft een perceel ten noordoosten van de T-kruising Steverinkstraat-Pierikstraat. Ten behoeve van de mogelijke bouw in het kader van het gemeentelijke VAB-beleid zijn opties genomen op de bouw- en slooprechten na sanering van agrarische bedrijfsgebouwen elders in de gemeente. Het doel is de realisatie van een karakteristieke grasdakwoning met een 2-zijdig gewelfd dak en een integratie in de landelijke omgeving en de buurtschap aan de Steverinkstraat. Het vigerende bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheden voor het realiseren van een woning op de onderhavige locatie. Een herziening van het bestemmingsplan is nodig om het plan mogelijk te maken. Deze herziening van het bestemmingsplan voldoet grotendeels aan de normen zoals die zijn vastgelegd in de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008' (SVBP).
1.2
Plangebied
Het plangebied ligt in het landelijke buitengebied van Doetinchem op 300 m ten noordoosten van de kern Gaanderen, in de “oksel” van de T-kruising Steverinkstraat-Pierikstraat aan de noordoostzijde van het kruispunt. De Steverinkstraat en de Pierikstraat zijn agrarische plattelandswegen met een gebiedsontsluitende functie voor de noordoostzijde van het buitengebied van Gaanderen. Het buurtschap heet de “Gaanderheide”. Er is via de Pierikstraat sprake van enig doorgaand verkeer in de richting van Westendorp. Het plangebied ligt formeel binnen de bebouwde kom van Gaanderen. De uitstraling van het gebied is echter dat van een landelijke buurtschap.
5 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
1.3
Geldende bestemmingsplannen
Het plangebied aan de Steverinkstraat valt in het bestemmingsplan “Buitengebied 2000, herziening 2002”, vastgesteld door de gemeenteraad op 24 juni 2004. De bestemming van het perceel waarop het bouwplan ligt is “agrarisch gebied met landschapswaarden (r,z)”. De landschapswaarden zijn reliëf van de bodem en zandwegen. Met de aanduiding reliëf van de bodem wordt bedoeld het micro-reliëf, zoals steile randen, dekzandruggen en rivierduinen, die vaak gepaard gaan met de aanwezigheid van bijzondere plant- en diersoorten. Ze zijn natuurlijk ook in landschappelijk opzicht waardevol. De aanwezige zandwegen worden, in gebieden die aangeduid zijn met de code 'z', beschermd tegen verharding. De gronden met de bestemming “agrarisch gebied met landschapswaarden” zijn onder andere bestemd voor agrarische bedrijvigheid. De realisatie van de woning op dit perceel conform bouwplan is in strijd met deze bestemming aangezien deze niet ten behoeve van de agrarische bedrijvigheid is en er geen bouwperceel aanwezig is.
6 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 2 2.1
Planbeschrijving
Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur
Het plangebied is gelegen in een landelijk gebied die volgens de (concept) Nota “Ruimtelijke Kwaliteit” van de regio Achterhoek is ingedeeld in de zone: “Heideontginningen”. Dit is een globale zonering.
De omgeving van het plangebied heeft echter door de ligging op de rand van het dorp Gaanderen ook kenmerkende elementen van het “Kampen of Oude Hoeven landschap” door de verspreide boerderijen, de slingerende verbindende wegenstructuur en het reliëf met steilranden en verhoogde “Eenmansessen” of “Kampen”. Aan de westzijde van het plangebied grenst de stuifduinengordel op de oude oeverwal van de Oude IJssel die door Gaanderen loopt. Het plangebied ligt op de landschappelijke grens van het beboste stuifduingebied, de kampen en het heideontginningengebied ten noordwesten van de bouwlocatie. Het is een gebied met een gemengd grondgebruik van akkers en weiden. De ruimtelijke structuur van de omgeving van het plangebied wordt aan de zuidwestzijde primair bepaald door de voornoemde stuifduingordel met opgaand bos. Ten westen van het plangebied ligt een zone met oudere boerderijen en kampen. Ten noordwesten van het plangebied ligt een open agrarisch gebied met kenmerken van een es (gemeenschappelijke aaneengesloten kampen) bepaald door een centraal open agrarisch gebied met boerderijen in de rand en een ringvormige wegenstructuur. Ten noordwesten van het plangebied ligt de Gaanderheide. Dit gebied betreft, zoals de naam al aangeeft, een landschappelijke zone van jonge heideontginningen. De wegenstructuur is kenmerkend stervormig uitwaaierend en daarna met grotere rechtstanden. Het plangebied ligt in een landelijke buurtschap met overwegend burgerwoningen en voormalige agrarische bebouwing. De afstand tussen de woningen is gevarieerd, plaatselijk 7 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
aansluitend en plaatselijk met landschappelijke openingen. Het is een aantrekkelijk gebied met een geleidelijke overgang van landschap naar de dichte bebouwing van de buurten en wijken van Gaanderen.
2.2
Functies
De bestemming van het plangebied is “agrarisch gebied” met landschappelijke waarden. Rondom het plangebied liggen nog enkele agrarische bebouwingsvlakken. Deze bedrijven zijn niet meer of de meeste beperkt actief . Er is feitelijk alleen nog sprake van kleinschalige en hobbymatige agrarische (neven)activiteiten. Langs de Steverinkstraat en verderop aan de Pierikstraat liggen de voornoemde burgerwoningen in een gevarieerd dichter en opener lint. De functies rond het plangebied zijn vooral woningen. Het plangebied ligt formeel binnen de bebouwde kom met een aangepast verkeersregime (50 km). De woonbuurten en wijken van Gaanderen beginnen op ca. 300 m ten westen van het plangebied.
2.3
Ontwikkelingen
De familie Helmink heeft het initiatief genomen tot de ontwikkeling van een grasdakwoning op het onderhavige plangebied Steverinkstraat naast nr. 39. Het geheel is een gelijkvloerse woning met inpandig bijgebouw met een gewelfd vegetatiedak in twee dakhelften met noordelijke en zuidelijke oriëntatie. Voor de locaties van bouw en sloop zal een gelijktijdige planologische procedure worden gevoerd voor de movering van de bouwrechten voor de genoemde locaties bij een vestiging van de rechten op het perceel Steverinkstraat (zie ook paragraaf 2.4). De uitwisseling van de rechten is onlosmakelijk met dit project verbonden. De woning zal onder een lichte hoekverdraaiing op de kavel worden ingepast waarbij optimaal gebruik kan worden gemaakt van de bezonning. De draaiing van het bouwplan en de terugliggende rooilijn past in de gevarieerde gevellijnen en draaiingen van de woningen langs de Steverinkstraat.
8 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
De inrit naar de woning en garage is vanaf de Pierikstraat naar het bijgebouw in het linker dakvlak (west). De toegang naar de voordeur is vanaf de Steverinkstraat en gesitueerd onder het rechter dakvlak (oost). In het westelijke deel van de gelijkvloerse woning zit de garage en hobbyruimte (bijgebouw) en centraal de woonkamer en keuken en aan de oostkant de slaapkamers en de badkamer. De meest intensief te gebruiken ruimten zijn centraal gesitueerd
Plattegrond gelijkvloerse grasdakwoning Helmink (links bijgebouw 75m2, rechts woning 150m2) 9 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
De woning zal in het omliggende landschap en de buurtschap worden geïntegreerd met een landschapsplan. Dit plan is maatwerk voor de karakteristieke bouwvorm en de locatie op de kleine kavel (ponyweitje naast nr. 39). Het bouwplan is een karakteristieke grasdakwoning die naar vorm en aard meer associaties heeft met het buitengebied dan met de stedelijke omgeving. Daarom is een inpassing in de randstedelijke situatie binnen de bebouwde kom met overgang naar het buitengebied en open landschap het meest passend. Daarom is de inpassing op de onderhavige locatie landschappelijk mogelijk. Het overige landschap rond het plangebied wordt niet beïnvloed door het bouwplan. Het gevarieerde dichtere en opener bebouwingslint langs de Steverinkstraat en de Pierikstraat krijgt met de inpassing naast het kruispunt een “logische verdichting” van de ruimte en vormt daarmee een goede overgang naar het nog dichtere lint van bebouwing richting Kerkstraat (west). Bovendien is de bebouwing nabij het kruispunt een goed verdichtingsaccent. De landschappelijke inpassing betreft vooral de opname van het gewelfde grasdak dat met een vloeiende lijn overgaat in de omgeving van weiland(jes) in het buurtschap. De open inrichting van het eigen perceel draagt bij aan de optimale beleving van de bijzondere bouwvorm vanaf de openbare weg. De westzijde van het bouwplan kan naar aard en functie open worden ingericht met vrij zicht vanaf het kruispunt op de woning en haar dakvlak met grasvegetatie. Aan de oostzijde bevinden zich de privacy gevoeliger ruimten en de gebruikstuin. Langs de Pierikstraat en de Steverinkstraat is langs de westzijde van het perceel een beukenhaag van ca. 1m. hoogte ontworpen die enerzijds de kavel ruimtelijk begrensd maar anderzijds het zicht op de woning van af het kruispunt onbelemmerd laat. Aan de oostzijde is rond de tuin en entree een hogere haag boven ooghoogte ontworpen. Vanaf de Pierikstraat aan de noordzijde is het zicht op de woning geheel vrij. Langs de noordrand van het perceel is een greppel met wadi geplaatst voor opvang van overtollig regenwater en ten behoeve van de infiltratie van water (zie ook de waterparagraaf). Het grasdak van de woning loopt in een vloeiende lijn over in de grasvegetatie op het perceel. Aan de oostzijde is de woning ruimtelijk van het buurperceel gescheiden door een opgaande inheemse beplanting. Deze beplanting vormt ook de achtergrond voor het zicht op de woning vanaf het kruispunt. Op het perceel worden, in aansluiting op de bestaande bomen in de bermen, exemplaren geplant. Langs de greppel/wadi komen knotwilgen. Alle nieuwe beplantingen sluiten aan op de bestaande beplanting binnen de landelijke omgeving en het buurtschap.
10 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Landschapsplan
2.4
Slooprechten en bouwkader
De bouw van een (grasdak)woning op het perceel Steverinkstraat (ong) zal plaatsvinden in het kader van het VAB-beleid. De bouw is mogelijk op basis van de te verwerven bouw- en slooprechten (optie) van 422 m2 te slopen agrarische bebouwing. Het betreft agrarische bebouwing op de locaties: Nieuwe Kerkweg 2 te Wehl 60 m2; Oude Doesburgseweg 8 te Wehl 362 m2. Op basis van het VAB beleid is het in beginsel mogelijk om de verworven oppervlakte in m2 onder aftrek van 75 m2 voor bijgebouwen te herbouwen in m3. Dit betekent dat een woning van 422 – 75 = 347 m3 bouwvolume mogelijk is. De grasdakwoning aan de Steverinkstraat krijgt een inpandig bijgebouw (inherent aan de aard en architectuur van de woning) waarbij de linker dakhelft het bijgebouw is en de rechter dakhelft de woning. De linker helft van het gebouw betreft de garage en de hobbyruimten met een oppervlakte van 75 m2. De rechter helft van het gebouw betreft een bruikbare oppervlakte (vanaf 1,5 m. hoogte door de dakwelving) van 150 m2. Bij een gemiddelde hoogte van 2,30 m. (1,5-3,3 m welving) bedraagt de inhoud van het woongedeelte 345 m3. Het geheel is een gelijkvloerse woning met inpandig bijgebouw met een gewelfd vegetatiedak in twee dakhelften met noordelijke en zuidelijke oriëntatie.
11 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Foto: zicht op de bouwlocatie vanaf het kruispunt Steverinkstraat-Pierikstraat.
12 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de plankaart en in de regels vertaald.
3.2
Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte Het nationaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de “Nota Ruimte” met een looptijd tot 2020. Voor de periode 2020-2030 is een doorkijk opgenomen naar de lange termijn. De Nota Ruimte is door de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal goedgekeurd en vastgesteld op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte beschikbare oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de regering zich hierbij op vier doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt. Het ruimtelijk beleid moet ervoor zorgen dat de verhouding tussen bouwen in stedelijke gebieden en in landelijke gebieden in balans blijft. Een precieze invulling van deze balans kan volgens het Rijk het beste plaatsvinden door de Provincie. De gemeenten hebben vervolgens het voortouw bij het bepalen van het precieze aantal woningen. Bundeling van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) staat nog steeds voorop, echter geconstateerd wordt dat er zowel vraag is naar centrumstedelijke milieus, groenstedelijke milieus als naar meer ruimte in en om de woning. Ten aanzien van het landelijk gebied zijn de volgende beleidsspeerpunten bepaald. Provincies bepalen in overleg met (samenwerkende) gemeenten de aard en omvang van de verstedelijking in het landelijk gebied. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. Ze zullen onder andere hun bestemmingsplannen hierop moeten inrichten. De gemeenten hebben het voortouw bij het bepalen van het precieze aantal woningen. De komende jaren zal het aantal vrijkomende gebouwen in het buitengebied blijven stijgen. Het gaat hierbij niet alleen om vrijkomende agrarische bebouwing, maar ook bijvoorbeeld zorginstellingen en kazernes die hun functie verliezen. De Nota Ruimte maakt 13 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
onderscheid in de volgende categorieën: Hergebruik van vrijkomende bebouwing: vrijkomende bebouwing kan worden omgezet naar een woonbestemming of dienen als vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Het kan hierbij gaan om aan het buitengebied gelieerde functies zoals recreatie, maar ook om niet direct aan het buitengebied gebonden activiteiten zoals galerieën, kinderdagverblijven advies- en architectenbureaus of mantelzorginstellingen en andere op lokale bedrijvigheid gerichte activiteiten die het gebiedskarakter niet schaden; 'Ruimte voor ruimte': om te voorkomen dat gebouwen langdurig leegstaan en verpauperen, is er de mogelijkheid om, naast hergebruik, deze gebouwen te slopen en in ruil daarvoor woningen terug te bouwen. Hierbij gaat het om een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak; Nieuwbouw in het buitengebied: soms kan voor verbetering van het buitengebied nieuwbouw van woningen en mogelijkheden voor werken wenselijk zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld met behulp van woningbouw financiële middelen worden gegenereerd voor de aanleg van recreatie- en/of natuurgebieden of voor de creatie van ruimte voor waterberging. Het rijk vraagt de provincies om een planologisch kader op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied om het hergebruik van leegstaande gebouwen te stimuleren en de mogelijkheden te benutten die nieuwbouw biedt om de kwaliteit en vitaliteit van de groene ruimte te vergroten. Het onderhavige bouwinitiatief past in het ruimtelijke Rijksbeleid ten aanzien van de “Ruimte voor Ruimte” doelstellingen, duurzame ontwikkeling van een vitaal platteland en de mogelijkheden voor nieuwbouw voor wonen en werken in het buitengebied. 3.2.2 Waterbeleid voor de 21e eeuw In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Het standpunt is door het kabinet overgenomen en als beleid vastgesteld. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op: stroomgebiedsbenadering; ruimte geven aan water; vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren; kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik; geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten; te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied. Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets (= een procesinstrument). Zonodig moeten, in overleg met het waterschap, compensatiemaatregelen worden getroffen. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen 14 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit'. Voor het onderhavige bouwplan dient een watertoets plaats te vinden. 3.2.3 Wet op de archeologische monumentenzorg Sinds september 2007 hebben we te maken met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het archeologisch erfgoed in situ (ter plekke). Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Wie ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen betalen. In de meeste gevallen is de gemeente bevoegd gezag (toetsing, goedkeuring). In het geval van provinciale en rijksmonumenten zijn dat de hogere overheden. Eén van de gevolgen van de nieuwe wetgeving is de noodzaak voor gemeenten om de archeologische waarden in kaart te brengen en op grond hiervan beleid te maken. De gemeente Doetinchem beschikt inmiddels over een archeologische verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart voor de gronden van het stedelijk en landelijk gebied. Uit de verwachtingskaart blijkt dat nabij de locatie een bekende archeologische vindplaats is. In hoofdstuk 4.3.3. wordt hier verder op ingegaan. De gemeente is bevoegd gezag en bepaalt op basis van deze bronnen en in overleg met de regio-archeoloog of er al dan niet onderzoek gedaan moet worden bij bodemverstorende activiteiten.
3.3
Provinciaal beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005 In het “ Streekplan Gelderland 2005, Kansen voor de regio's”, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005, is bundelingsbeleid een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met de verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft tot doel: handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden; behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen; een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in steden bevorderen ter vermindering van probleemcumulatie; kansen te bieden voor combinatie van arbeid/scholing, ontspanning en zorgtaken; optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik. In het provinciale beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen “ bestaand bebouwd gebied” en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig: een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen; het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling; door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de 15 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland; intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen; optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte). Op basis van het streekplan is wonen en werken in het buitengebied beperkt mogelijk. Volgens het Streekplan Gelderland 2005 staat de vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied onder druk. De primaire productie van land- en tuinbouw heeft een steeds kleiner aandeel in de regionale economie. Ook de kwaliteit van de natuur staat onder druk, mede als gevolg van versnippering van ecologische verbanden, en de milieukwaliteit van bodem en water. De vitaliteit van het landelijk gebied staat ook onder druk door 'ontgroening'. In combinatie met schaalvergrotingstendensen in voorzieningen tast dit de leefbaarheid aan. De betekenis van de vrijetijdseconomie neemt toe. Voor een samenhangende impuls in het functioneren van het landelijk gebied wordt in de komende jaren het Reconstructieplan Achterhoek-Liemers uitgevoerd. De ecologische hoofdstructuur wordt gerealiseerd en tevens wordt ingezet op verbetering van de noodzakelijke milieu- en waterkwaliteit voor de beoogde natuurdoelen. Vanwege ontwikkelingen in de landbouw ten aanzien van schaalvergroting beëindigen veel agrarische bedrijven hun bedrijfsvoering. Deze schaalvergroting heeft mede tot gevolg dat het landschap verschraalt en de kwaliteit van natuur onder druk komt te staan. Door nieuwe functies onder te brengen in (voormalige agrarische) bebouwing ziet de provincie mogelijkheden om de leefbaarheid, vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied een impuls te geven. De provincie heeft aangegeven dat bij toepassing van functieverandering verevening plaatsvindt. Uitgangspunt is dat wordt bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit van het buitengebied. De ruimtelijke kwaliteit kan op omgevingsniveau verbeterd worden door sloop van overtollige bebouwing, verkleining van het bouwvlak en herbestemming van het vrijkomende deel met een 'groene' bestemming, e.d. De algemene voorwaarden voor functieverandering zijn: functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied; de functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige bouwperceel en verkleining van het bouwvlak; met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd; met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeente de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving; overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen. Bij functieverandering naar wonen kan hergebruik van de aanwezige gebouwen met meerdere wooneenheden plaatsvinden, waarbij deze zoveel mogelijk in één gebouw komen en hoogstens in twee gebouwen. Daarbij wordt uitgegaan van een reductie van ten minste 50% van de bebouwing (alle bebouwing exclusief de bedrijfswoning) per bestemmingswijziging. De gebouwen die niet voor wonen en bijgebouwen worden gebruikt, dienen te worden gesloopt. De provincie is van oordeel dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet worden aangetast, waardoor functieverandering naar wonen ook toepasbaar is in het groenblauwe raamwerk. 16 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Het onderhavige plan past in het provinciale ruimtelijke beleid door de sanering van overtollige agrarische bebouwing elders en de doelstellingen voor een vitaal en leefbaar platteland en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Op basis van provinciaal beleid is de verplaatsing van bouwvolume met slooprechten mogelijk. 3.3.2 Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009 De stroomgebiedbenadering is erop gericht waterhuishoudkundige problemen niet af te wentelen op andere stroomgebieden. Het nieuwe waterbeleid moet meer aansturen op gebiedsgerichte en resultaatgerichte uitvoering en het nieuwe waterbeleid moet samenwerking tussen de verschillende uitvoerende instanties bevorderen. Het waterbeheer heeft betrekking op de thema's 'veiligheid tegen hoogwater', 'droge voeten en water voor droge tijden', 'natte natuur', 'schoon water in gebieden' en 'schoon water uit de kraan'. Het Waterhuishoudingsplan dient om tenminste de algemeen voorkomende planten en dieren voldoende levenskansen te bieden en te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. De achteruitgang van de waterkwaliteit moet worden voorkomen en de waterhuishoudkundige functies dienen te worden beschermd. Met name voor de functies natuur en waterberging is daar een planologische bescherming in gemeentelijke bestemmingsplannen voor nodig. Daarom kent de provincie Gelderland beleid voor functies, dat afhankelijk is van het grondgebruik op een bepaalde plek. De functies die worden onderscheiden zijn: natte natuur, landbouw, stedelijk gebied, zwemwater, drinkwater, waterkering, regionale waterberging en beroepsscheepvaart. Het hemelwater van het onderhavige plan dient op het perceel te worden geïnfiltreerd.
3.4
Regionaal beleid
3.4.1 Inleiding Op 9 januari 2007 hebben Gedeputeerde Staten besloten af te wijken van het streekplan Gelderland 2005 ten behoeve van het regionale beleid voor functieverandering in de regio Achterhoek, zoals is vastgelegd in de nota "functies zoeken plaatsen zoeken functies" van 19 mei 2006. Gedeputeerde Staten hebben daarbij dit regionaal beleid in plaats laten treden van het in het streekplan Gelderland 2005 verwoorde generieke beleid voor functieverandering voor de regio Achterhoek. 3.4.2 Beleidsvisie "Functies zoeken plaatsen zoeken functies" Door de Regio Achterhoek is met de beleidsvisie “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” een groter nieuw- en verbouwoppervlak mogelijk gemaakt. Daar moet dan wel compensatie (verevening) tegenover staan. Dat kan de sloop van andere gebouwen zijn, een groene herbestemming van terreinen, het behoud van karakteristieke of monumentale gebouwen, betere infrastructuur of recreatieve voorzieningen. Door de ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw en defensie verliezen veel, vooral agrarische gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied, de komende periode hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet agrarische activiteiten of burgers die aanvullende aan het landelijk gebied gebonden activiteiten willen ontplooien. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze (her)gebruikt kunnen worden. Door de functie van bijvoorbeeld leegstaande stallen of schuren te veranderen in woon- en werkfuncties of bijvoorbeeld de uitbouw van de recreatieve gebruiksfuncties of 17 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
uitbreiding of toevoeging van andere niet storende of agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten. Op deze wijze worden in combinatie met bestaande bebouwing, geen extra losstaande bouwlocaties toegevoegd. Met deze verandering of uitbouw van de functie wordt in een behoefte voorzien. Daarbij krijgt de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied een impuls. Hergebruik van gebouwen moet het uitgangspunt zijn, maar vervangende nieuwbouw is onder voorwaarden ook mogelijk. De woon- of verblijfseenheden moeten voorzien in de regionale behoefte. Het verbouwen of terugbouwen van één woning is niet toegestaan; er moet een gebouw met meerdere wooneenheden komen. De landschappelijke kwaliteit van een gebied mag niet slechter worden en moet bij voorkeur door de functieverandering verbeteren. Alleen voor werkfuncties gelden beperkingen. Het hergebruik of functieveranderingsbeleid voor wonen kan plaatsvinden middels de sloop van alle gebouwen (exclusief de bestaande (bedrijfs)woning) en nieuwbouw. Uitgangspunt is dat de bebouwingsoppervlakte wordt gereduceerd met 50%. Daarnaast kunnen verkleining van het bouwvlak, behoud van karakteristieke/ monumentale bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen en een financiële bijdrage worden ingezet als vormen van verevening. Het onderhavige plan past in het regionaal beleid door de sanering van overtollige agrarische bebouwing elders en de nieuwbouw op vervangende locaties in aansluiting op bestaande bebouwing en aangepast op de regionale behoefte. 3.4.3 Beheersplan Waterschap Rijn en IJssel 2007 – 2010 Het plangebied valt onder het werkgebied van het Waterschap Rijn & IJssel. Waterschap Rijn en IJssel ziet zijn taken niet los van elkaar, maar als een samenhangend geheel om zo goed mogelijk voor het watersysteem te zorgen. Dat wordt ook wel 'integraal waterbeheer' genoemd. Om hier een goede invulling aan te kunnen geven heeft het waterschap een nieuw Waterbeheerplan vastgesteld. Dit plan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincies Gelderland en Overijssel en het Rijk, zoals opgenomen in de provinciale waterhuishoudingsplannen en de Kaderrichtlijn Water. Ook sluit het plan aan op de Watervisie van het waterschap die in 2002 is vastgesteld. De hoofdthema's in het waterbeheer zijn schoon water, levend water en functioneel water. Bij 'schoon water' gaat het om het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit doet het waterschap door het zuiveren van afvalwater, verbeteren van de afvalwaterketen, het schoonmaken van waterbodems, aanpakken van diffuse vervuiling en door grensoverschrijdende samenwerking. Bij 'levend water' gaat het om het vergroten van de natuurlijkheid en aantrekkelijkheid van het water. Het waterschap zet zich in voor de ontwikkeling van de ecologische kwaliteit van diverse watergangen en voor effectief en functioneel onderhoud. Bij 'functioneel water' gaat het om de veiligheid van de dijken, een optimaal waterpeil, het recreatief gebruik van water en om het beheer van de Oude IJssel als vaarweg voor de beroepsvaart en recreatievaart. Het werk van het waterschap bestaat uit het beschermen van het land tegen overstromingen en taken op het gebied van de hoeveelheid en de kwaliteit van het oppervlaktewater. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de manier waarop het waterschap invulling geeft aan die taken is veranderd. Veel meer dan vroeger 18 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
maakt het waterschap bij de uitvoering van haar taken afwegingen in de verschillende belangen die op het spel staan. Naast de belangen van de boeren kijkt het waterschap ook naar de belangen van burgers, natuur, milieu en recreatie. De samenwerking met andere organisaties en overheden is dan ook sterk toegenomen en zal in de toekomst toe blijven nemen. Op deze manier kan het waterschap de taken zo goed mogelijk uitvoeren en waar mogelijk maatwerk leveren. Het Waterbeheerplan 2007-2010 van het Waterschap Rijn en IJssel bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap. Het plan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. Het bereiken en in stand houden van een watersysteem met een optimale afstemming tussen bestemming, functie, gebruik, inrichting en beheer, zal onder andere geschieden door: het vaststellen en realiseren van de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen afgestemd op behoeften van de landbouw en terreinbeheerders, in samenspraak met de betrokkenen in een gebied; het bestrijden van verdroging in gebieden die daartoe met prioriteit zijn aangewezen, in samenwerking met de provincie; het vasthouden van water in de 'haarvaten' van het watersysteem en waar nodig het realiseren van waterberging, om wateroverlast te voorkomen, waar mogelijk in samenspraak met gemeenten en belanghebbenden. Het onderhavige plan past in het waterschapsbeleid indien het hemelwater niet direct wordt afgevoerd en niet leidt tot een verandering voor de grond- en oppervlaktewaterpeilen.
3.5
Gemeentelijk beleid
3.5.1 Landschapsontwikkelingsplan De gemeenten Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP+) opgesteld waarin zij vastleggen hoe zij het historisch cultuurlandschap willen beschermen, waar nodig verbeteren en vooral ook bruikbaar maken. Niet alleen natuur en landschap krijgen daarbij aandacht, maar ook economie, leefbaarheid, toerisme en recreatie. Daarom is er de + aan de term toegevoegd: LOP+. Het LOP+ heeft een looptijd van ongeveer tien jaar. Het doel van het LOP+ is de inrichting van het gebied vorm te geven. Het stimuleert gewenste ontwikkelingen, zoals het (opnieuw) aanleggen en beheren van landschapselementen, het realiseren van ecologische verbindingszones, het verbinden van recreatieve en economische activiteiten en het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen, zoals de verrommeling van het landschap. Op basis van landschappelijke samenhang is het grondgebied van Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek onderverdeeld in zeven kleinere gebieden. De drie gemeenten hebben voor elk gebied een aantal specifieke landschappelijke kenmerken geformuleerd met daarbijbehorende opgaven. Per deelgebied is daarvoor een werkboek ontwikkeld, dat als hulpmiddel kan fungeren bij het uitwerken van plannen en het toepassen van de richtlijnen van het LOP. De deelgebieden zijn: 1. 2.
De Montferlandsche Berg Azewijn en omgeving 19 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
3. 4. 5. 6. 7.
Dorpen langs de Oude IJssel Zandgebied rondom Varsseveld Zandgebied rondom Didam en Wehl De stad Doetinchem Gebied van Slingebeek tot Waalsche Water
Voor het plangebied Steverinkstraat e.o. in Gaanderen is het deelgebied 3 “Dorpen langs de Oude IJssel”van toepassing. Het betreft een in een werkboek vervat beleid voor de dorpen en de landelijke gebieden in een zone langs de Oude IJssel. Het plangebied Steverinkstraat is gelegen in de “onbebouwde ruimte” (wit) bij de dorpen, een gebied met beoogde ontwikkelingen van o.a. wonen in het buitengebied, verbrede landbouw en behoud en herstel van landschapselementen. De planontwikkeling van de grasdakwoning en haar landschappelijke inpassing past in deze gebiedsvisie.
Concreet betekent dit voor het plangebied Steverinkstraat het behoud en zomogelijk de versterking van het kleinschalige karakter met groene landschapselementen in een gemengd en multifunctioneel buitengebied in de rand van het dorp Gaanderen. Het onderhavige plan is landschappelijk ingepast conform deze landschapsvisie en passend in de algemene bestuurlijke doelstelling voor inpassing van eigentijdse bouwvormen in een passende 20 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
context. Het onderhavige plan past in het gemeentelijke landschapsbeleid en de gewenste inrichting van het deelgebied volgens het handboek. 3.5.2 Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijke wonen in het buitengebied Op 19 maart 2007 is door de raad van de gemeente Doetinchem het beleidskader “hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied” vastgesteld. Hierin is de visie op sloop/hergebruik/behoud van vrijkomende agrarische bebouwing door de gemeente Doetinchem verder uitgewerkt. In ruil voor sanering van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied worden verruimde mogelijkheden geboden voor de bouw van woningen (of de verbouw van een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen tot woningen). Door de opbrengst van een extra bouwkavel (of woonvergunning) in te zetten voor de sloop van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing en landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing denkt de gemeente Doetinchem de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied per saldo vergroot. De regeling is bedoeld om lege bedrijfsgebouwen te saneren en zodoende de ruimtelijke- en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied te vergroten. Het voorliggende geval sluit op dit beleid aan, echter is er geen sprake van vervangende herbouw op de slooplocatie. Herbouw op een andere locatie is in beginsel slechts mogelijk bij een “knelsituatie” waar herbouw niet gewenst is gelet op bijvoorbeeld de versterking van de ecologische hoofdstructuur. Het college vindt het krijgen van een grasdakwoning binnen haar gemeentegrenzen vanuit de gedachten van ecologie en beeldkwaliteit een zodanig bijzonder initiatief dat het college heeft besloten haar medewerking te verlenen. Hiervoor moet de initiatiefnemer conform VAB- beleid slooprecht van een andere locatie inzetten conform de strategie voor omzetting van m2 sloopoppervlakte naar m3 bouwvolume. De gemeente zal dan maatwerk toepassen om dit initiatief van de grond te krijgen en de woning op een andere plaats laten bouwen dan de locatie waar wordt gesloopt. 3.5.3 Bestemmingsplan "Parapluherziening Buitengebied" Op 11 juni 2009 is het bestemmingsplan “Parapluherziening Buitengebied” gewijzigd vastgesteld. De parapluherziening betreft diverse thema's waaronder het beleid voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, nieuwe landgoederen en landelijk wonen. Het beleidskader “hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied” is opgenomen in deze parapluherzienig en op onderdelen verder uitgewerkt. 3.5.4 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk! Op 3 november 2008 heeft de gemeenteraad de nota 'Doetinchem: cultuurhistorierijk' definitief vastgesteld als beleidskader en structuurvisie. Dit betekent dat de cultuurhistorie aan het begin van de planvorming wordt opgenomen en als serieus onderdeel zal meewegen in bestemmingsplannen. De nota 'Doetinchem: Cultuurhistorierijk' beoogt Doetinchem op de kaart te zetten als cultuurhistorierijke gemeente. Zo wordt het buitengebied geïnventariseerd en worden het industrieel erfgoed en de naoorlogse stedenbouw onderzocht op waarde en toekomstige mogelijkheden. Ook wordt er veel aandacht geschonken aan kwaliteitsverhogende maatregelen met betrekking tot onderzoek, waardering, bescherming en ontwikkeling van het cultuurhistorisch erfgoed. Er zal een eigen gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart worden gemaakt. 21 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Dit betekent dat de cultuurhistorische en archeologische waarden onderzocht, zonodig beschermt en ingepast dienen te worden voor elk plan. Als 1 e fase wordt prioriteit gegeven aan het onderzoek en de documentatie voor: 1. Het industrieel erfgoed; 2. De (na)oorlogse architectuur en stedenbouw; 3. De boerderijen in hun landschappelijke context. Voor het plangebied Steverinkstraat is feitelijk geen van deze onderdelen relevant. De inspanning vanuit de gemeente betreft de inventarisatie van de karakteristieke boerderijen. Hun relatie tot het landelijk gebied moet heel concreet leiden tot een inspiratie- en toetsboek voor iedereen die te maken krijgt met bouwen in het buitengebied. Het is onmogelijk om iedere centimeter van gebied of pand te beschrijven, maar het moet mogelijk zijn om helder te typeren en aan de hand daarvan ook te komen tot heldere richtlijnen. Het zal de ruimtelijke kwaliteit van het landschap ten goede komen en procedures vereenvoudigen. De beschrijving van de karakteristieken in het buitengebied zal ook recht doen aan de kernachtergrond van een deel van de Doetinchemse bevolking, het agrarisch bestaan. Daarnaast zal een goede typering de diversiteit en schakeringen binnen landelijk Doetinchem naar voren brengen en daarmee ook recht doen aan bewoners en bewoning van buurtschappen, dorpen en tussengebieden. Het inventarisatieonderzoek moet uiterlijk januari 2009 van start gaan en in deelrapportages gedurende 2009 worden opgeleverd. Het onderhavige plan past in het gemeentelijke beleid ten aanzien van de cultuurhistorie mits de woning landelijk is ingepast in de landschappelijke context. De inpassing van een grasdakwoning past in een jong ontginningen landschap met diverse jongere bouwvormen en afwisselende architectuur.
22 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 4 4.1
Haalbaarheid
Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.
4.2
Milieuaspecten
4.2.1 Bodem Ter plaatse van het bouwplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 door bureau Econsultancy, rapportnummer 08085838 d.d. 23 oktober 2008. Uit dit onderzoek zijn geen milieuhygiënische belemmeringen of bijzonderheden voor het plan gebleken anders dan lichte verontreinigingen in de bovengrond. Het grondwater is licht verontreinigd met 1,2 dichloorethenen, barium, koper, nikkel en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn mogelijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen voor het voorgenomen plan. Het bodemonderzoek met voornoemd rapportnummer is opgenomen in bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Ten behoeve van het plan hoeft geen grond te worden afgevoerd. Er is sprake van een gesloten grondbalans. Er zijn geen milieutechnische bezwaren of bedenkingen voor het plan aan de Steverinkstraat in Gaanderen ten aanzien van de bodemkundige situatie. 4.2.2 Akoestiek Wegverkeerslawaai Door adviesbureau Van der Boom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de bouwlocatie aan de Steverinkstraat. Het akoestisch rapport met nummer 08-254 d.d. 31 oktober 2008 is opgenomen in bijlage 2 van dit bestemmingsplan. Voor het bouwplan wordt de voorkeursgrenswaarde (48 dB Lden) overschreden. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. In de praktijk zal de rijsnelheid en het verkeerslawaai door de situering bij de onoverzichtelijke kruising lager zijn dan de theoretische op basis van de berekeningen. Wettelijk dient echter rekening te worden gehouden met de voornoemde situatie. Voor de woning zal een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verlenen van een hogere grenswaarde conform artikel 83 van de Wet geluidhinder (Wgh). De procedure voor een hogere grenswaarde zal gelijktijdig en in afstemming met de planologische procedure worden doorlopen. Het plan brengt door de aard van inrichting geen relevante geluidsaspecten met zich mee en hebben ook geen invloed op andere objecten.
23 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
4.2.3 Lucht In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren. Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechterd c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 1% verslechterd. Het plan leidt tot een beperkte verandering van de omgeving en heeft nauwelijks gevolgen voor de woningdichtheid en verkeersintensiteit. De invloed van het plan op de toename van het autoverkeer en daarmee op de luchtkwaliteit is te verwaarlozen. Het plan zal dus niet in betekenende mate bijdragen en geen grenswaarden overschrijden. Volgens prognose bedraagt de toename van het aantal autobewegingen per dag gemiddeld 4 bewegingen (2x2 voor halen en brengen, winkelen, werk etc.). Het plan aan de Steverinkstraat draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk. 4.2.4 Externe veiligheid Op 28 mei 2004 is in het Staatsblad 250 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gepubliceerd. Dit besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft betrekking op inrichtingen en op ruimtelijke ordeningsaspecten. Voor het onderhavige plangebied is de volgende situatie relevant
In de nabijheid van het plangebied aan de Steverinkstraat liggen geen Bevi-bedrijven. Ook 24 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
bevinden zich nabij het plantgebied geen (hoge)drukleidingen en hoogspanningstracé's of andere risicoaspecten. Het plan zelf is ook geen kwetsbaar object of beïnvloed door aard en inrichting de risicosituatie voor andere objecten. Het plan belemmert op geen wijze de externe veiligheid en past in het gemeentelijk beleid en haar ambitieniveau. Binnen het beleidskader externe veiligheid bestaat er geen belemmering voor het plan. 4.2.5 Bedrijvigheid In de (aangepaste) VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”(juli 2007) zijn richtlijnen vastgelegd voor hindercirkels. Uitgangspunt in de richtlijnen is “functiescheiding waar het moet, functiemenging waar het kan”. In de directe omgeving van het plan ligt een agrarisch bedrijf op ca. 80 m (boerderij "de Kemper"). In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij geldt ten aanzien van de geurnorm een minimale afstand van 200m tot agrarische bedrijven met varkens en/of pluimvee. Dit is niet het geval. De boerderij de Kemper heeft alleen hobbymatige nevenactiviteiten met rundvee. Een afstand van meer dan 50m zoals de onderhavige situatie is aanvaardbaar. Voor de omgeving van het plangebied Steverinkstraat of door en vanwege het plan zelf is er sprake van ligging binnen de invloedssfeer van een agrarisch bedrijf. Deze situatie is aanvaardbaar gelet op de hobbymatige agrarische activiteiten.
4.3
Overige aspecten
4.3.1 Flora en fauna In het kader van de Flora- en faunawet moeten de gevolgen van een wijziging in de ruimtelijke ordening worden onderzocht en zonodig nadelige gevolgen voorkomen of gecompenseerd worden. Het plangebied Steverinkstraat ligt binnen de bebouwde kom van Gaanderen en valt buiten de Europese vogel- en habitatrichtlijngebieden en de provinciale Natura 2000 gebieden. Tevens ligt het plangebied Steverinkstraat buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zowel buiten de kerngebieden als buiten de ecologische verbindingszones. Het plangebied Steverinkstraat betreft een intensief beweide ponyweide met een schuilhut en enkele coniferen. Er is geen sprake van een ecologische of landschappelijke waarde voor de locatie. Het belendende perceel betreft een siertuin met bomen, struiken en gazon. De eventuele vlucht van vleermuizen of vogels langs de bomen worden niet belemmerd mede gelet op de laagbouw van de woning en integratie met het grasdak. Er zal sprake zijn van een neutrale of licht verhoogde ecologische waarde door de hagen, extensieve grasvegetaties, struweel en de bomen. De situatie van het plangebied is met een verkennende Quickscan flora en fauna bezien. Er zijn geen beschermde planten en dieren of indicaties van recente verblijfplaatsen aangetroffen. Ook de provinciale Atlas Groen Gelderland geeft geen indicaties voor beschermde planten en dieren (rode lijst) in en rond het plangebied. Voor het plan hoeven geen houtopstanden te worden verwijderd of gesnoeid. De bouwwerkzaamheden moeten in beginsel buiten het broedseizoen voor vogels (15 maart tot 1 juli) plaatsvinden. Anders moeten er vroegtijdig werende maatregelen worden getroffen in omliggende beplantingen om verstoring tijdens bouwwerkzaamheden te voorkomen. 25 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Er zijn geen belemmeringen voor het onderhavige plan. De woning schaadt geen bestaande groene landschapselementen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. 4.3.2 Water De watertoets Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Het watersysteem van het plangebied Het bouwplan ligt in het buitengebied van de gemeente Doetinchem ca. 300m. ten oosten van de kern Gaanderen op de zandige hogere delen (14,5 m. + NAP) op het zogenaamde “Oost-Nederlandse Plateau”. In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de gordel van hoge en droge zandgronden met stuifduinen. De afwatering en grondwaterstroming van het plangebied is richting Bielheimerbeek en Oude IJssel in westelijke richting. Bodemsituatie Het bodemprofiel is zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand en heeft een gemiddelde drooglegging van ca. 2 m. Uit het bodemonderzoek is gebleken dat het watervoerende pakket van ca. 20m. wordt gevormd door de matig grove tot zeer grove en grindrijke Formaties van Kreftenheye en Drente. Op deze fluvioglaciale en fluviatieleformaties liggen de fijnzandige, matig goed doorlatende dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Boxtel, met een dikte van enkele meters. Het is algemeen bekend dat de bodem in het buitengebied van Doetinchem op de zandige gronden voldoende tot goed doorlatend is. De aanwezige zandige bovenlaag tot 1,25m. is daarom in principe geschikt voor infiltratie. Een aanvullend geo-hydrologisch onderzoek voor de bepaling van de zogenaamde “k-waarde” voor de doorlatendheid wordt op basis van de beschikbare gebiedsgegevens niet nodig geacht. De k-waarde is op basis van gebiedskennis groter dan 1 m/dag. Infiltratie is zoals bij andere projecten in de omgeving technisch mogelijk. De projecten in het buitengebied van een gemeente kenmerken zich bovendien door het relatief grote oppervlak aan beschikbare ruimte voor infiltratie. Ook matig of slecht doorlatende gronden kunnen bij een grotere beschikbare oppervlakte voor toepassing van infiltratie geschikt zijn. Volgens overzicht van het Waterschap heeft het plangebied een globale afvoercoëfficiënt van 0,5 l/s/ha wat voor een maatgevend neerslagvolume volgens bui 100+ (T100 + 10%) een bergingscapaciteit van 85mm in het bodemprofiel van het plangebied vergt. Waterhuishoudkundige aspecten 26 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Thema
Relevant a
Toetsvraag
HOOFDTHEMA'S Veiligheid
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?
Riolering en 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? Afvalwaterketen 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee Nee Ja Nee Nee
Wateroverlast 1. Is er sprake van toename van het verhard/bebouwd Ja (oppervlaktewat oppervlak? Nee er) 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? Nee 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? Grondwateroverlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
Nee Nee Nee Nee
Oppervlaktewaterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?
Nee Nee Nee
Grondwater-kw Ligt het plangebied in de beschermingszone van een Nee aliteit drinkwateronttrekking? (het gebied ligt wel in het intrekgebied van drinkwaterpompstation de Pol) Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het Nee gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? Nee Verdroging
1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
Nee
Natte natuur
1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
Nee Nee
Inrichting en beheer
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee
AANDACHTSTHEMA'S
27 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Nee
Recreatie
1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief Nee medegebruik mogelijk wordt?
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?
Nee
Het Waterschap Rijn&IJssel voert als beleid de afkoppeling van schoon regenwater van projecten en gebieden. Voor het onderhavige bouwplan is de afkoppeling van hemelwaterafvoer in beginsel bij beschikbare ruimte en mogelijkheden vereist. Als thema's zoals vastgesteld in de “standaard waterparagraaf voor bestemmingsplannen” onderscheidt het Waterschap Rijn & IJssel voor een situatie zoals de onderhavige vooral: “Wateroverlast”. Hierbij wordt als beleid gevoerd zomogelijk af te koppelen en het hemelwater niet in de riolering af te voeren. Tevens is de doelstelling het oppervlaktewaterpeil en het grondwaterpeil duurzaam in stand te houden om enerzijds verdroging en bodemdalingen en anderzijds wateroverlast te voorkomen. Ten aanzien van de oppervlaktewaterkwaliteit mogen geen activiteiten plaatsvinden die tot extra belasting van de waterkwaliteit leiden. Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het bebouwde oppervlak theoretisch toe met 275 m2. Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. In het plan is ruimte gereserveerd voor: buffering in de dakvegetatie en een infiltratiegreppel/wadi. In de praktijk is sprake van een buffering van water in de dakvegetatie en hoeft daarmee formeel niet te worden gerekend met een bebouwd oppervlak. De terreinverharding zal bestaan uit doorlatende halfverharding of grasbetonstenen. In beide gevallen is er geen sprake van opvang en afvoer van regenwater maar van directe infiltratie in de ondergrond. Om de veiligheid te waarborgen zal voor het dak en de erfverharding een drainagesysteem worden aangebracht om extreme neerslag zonder overlast of gevaar af te wikkelen. De drainage zal de overtollige neerslag afvoeren op de greppel/wadi welke daarmee ook in 2 e instantie zal zorgen voor directe infiltratie op het perceel. Er is geen sprake van afvoer van water van het bebouwde of verharde perceel. Berekening waterberging: Bij de berekening van de watertoets moet volgens de “leidraad rioleringen” worden gerekend met de zogenaamde “Bui 10”. Deze bui valt ca. 1x per 10 jaar en heeft een neerslag van 35,7 mm. Het Waterschap Rijn en IJssel hanteert verder voor stedelijke uitbreidingen een norm van een bui 100+ (T100+10%) voor voorkoming van overlast/schade van water boven maaiveldniveau. Globale watertoets onderhavig plan: Bebouwde en bestrate oppervlakten totaal ca. 500 m2; Bui 10 (T=10), 35,7mm per m2; K-waarde > 1 m/dag; Beschikbare infiltratieruimte gehele kavel (1650 m2) Opties berging hemelwater: Buffering in toplaag vegetatiedak, tuin en oprit; Oppervlakkige infiltratie in greppel, wadi, poel. De te infiltreren hoeveelheid schoon hemelwater is ca. 18 m3 (35,7 ltr x 500 m2). 28 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
De infiltratie zal direct in het vegetatiedak en in de ondergrond van de oprit plaatsvinden en indirect als overloop in de greppel/wadi met een inhoud van 20 m3 (ca. 50 m1). Op deze wijze wordt het hemelwater direct in de omgeving geïnfiltreerd. Er is geen sprake van directe lozing op een waterschapssloot. Ook bui T100 kan in het plangebied worden geborgen zonder overlast en schade. Op de drukriolering wordt alleen de vuilwaterafvoer aangesloten. Afwijking van de uitgangspunten van het Waterschap: Er is geen sprake van afwijking van de uitgangspunten van het Waterschap. Er is geen sprake van toepassing van niet gecoate uitlogende bouwstoffen en er vinden geen activiteiten plaats die het watersysteem beïnvloeden of bedreigen. De keuze voor de wijze van hemelwaterafvoer voldoet aan de uitgangspunten van de gemeente en van het Waterschap. De infiltratie van hemelwater voor het plangebied Steverinkstraat zal op eigen terrein plaatsvinden met directe infiltratie in het vegetatiedak en de toplaag van de oprit en indirect in de perceelgreppel/wadi zonder rechtstreekse lozing op een waterschapssloot. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de gemeente en het Waterschap. 4.3.3
Monumenten en archeologie
4.3.3.1 Historisch landschappelijk erfgoed Het plangebied is gelegen op de grens van de landschappelijke zone “Kampen” of “Oude Hoevenlandschap” aan de westzijde en het “Heideontginningenlandschap” aan de noordoostzijde. Het zijn in de onderhavige situatie beiden gebieden die zich kenmerken als een kleinschalig landschap met reliëf met gemengd akkers en weiden en het geheel gescheiden door en omzoomd met landschappelijke beplantingen van bosjes, singels, houtwallen en hagen. De wegen hebben een slingerend verloop en lopen overwegend van boerderij naar boerderij en stervormig uitwaaierend vanuit het dorp Gaanderen. Op basis van oude kaarten heeft op de onderhavige locatie in het verleden een boerderij gestaan. Nu is er sprake van een ponyweide voor het onderhavige perceel met belendende deels oude voormalige agrarische bebouwing en burgerwoningen vermengd met jongere bouwvormen. De menging past in de ontwikkeling van het jonge landschap van een heideontginning. In die context past ook een moderne eigentijdse bouwvorm zoals de onderhavige grasdakwoning met haar typerende verschijningsvorm en uitstraling. Het bouwplan past daardoor in de aard en het karakter van het historische landschap en haar cultuurhistorie. Er is geen sprake van naburige monumenten en dus ook geen mogelijkheid dat het bouwplan de aard hiervan schaadt. 4.3.3.2 Archeologisch erfgoed Het plangebied Steverinkstraat in Gaanderen ligt in een zone die op de provinciale “cultuurhistorische waardenkaart” is aangemerkt als een gebied met een “middelhoge trefkans” voor archeologische waarden (donker geel). Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat nabij de locatie een archeologische vindplaats is (nummer 199) met een attentiezone van 50 m. Deze vindplaats ligt echter op meer dan 80 m van de dichtsbijzijnde gevel van de nieuw te bouwen woning. 29 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Voor de gebieden met een middelhoge trefkans moet in principe op basis van provinciale criteria een nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Ter plaatse van het bouwplan is een archeologische bureauonderzoek uitgevoerd met een aansluitend verkennend booronderzoek door bureau Econsultancy, rapportnummer 08085839 d.d. 10 oktober 2008. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan. Hierbij is geconstateerd dat er sprake is van verstoorde bodemprofielen en dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is. De opgeboorde archeologische resten van mogelijk de vroegere boerderij op deze plaats zijn aangetroffen in een verstoorde context. Indien bij grondwerken toch cultuurhistorische waarden worden aangetroffen geldt de wettelijke meldingsplicht. 4.3.4 Verkeer en parkeren Het plan is gelegen op een private kavel in het buitengebied van de gemeente Doetinchem. Het parkeren kan en zal op eigen terrein/erf plaatsvinden. Op het verharde erf is ruimte voor ca. 3 parkeerplaatsen. Er is geen sprake van een belasting van de openbare weg. Het plan heeft een zeer beperkte beïnvloeding van de verkeerssituatie en verkeersintensiteit tot gevolg. Als gevolg van het plan worden maximaal 2x2 extra autobewegingen per dag verwacht. De gevolgen voor de verkeersintensiteit in de directe omgeving zijn nihil. 4.3.5 Duurzaam bouwen Het plan voor de grasdakwoning op het perceel Steverinkstraat zal nader worden uitgewerkt op basis van de bouwverordening. Daarnaast zal het plan met de welstandscommissie afgestemd worden. De uitwerking zal plaatsvinden op basis van de principes van “duurzaam bouwen”. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende stoffen of andere milieubelastende bouwmaterialen. Er is sprake van een eigentijdse vormgeving en aard van de bouwvorm. Het betreft een duurzame en vernieuwende bouwvorm voor het landelijke gebied met potentie voor beeldbepalende en karakteristieke waarden van lokale betekenis. Het initiatief is bedoeld en ontwikkeld voor een inrichting en gebruik voor onbepaalde tijd en derhalve een duurzame planontwikkeling.
30 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 5 5.1
Wijze van bestemmen
Dit bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan wordt een nieuwe bouwmogelijkheid opgenomen voor het perceel naast Steverinkstraat 39. Duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Het plan is daarom opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan.
5.2
Toelichting op de regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen: hoofdstuk 1: Inleidende regels; hoofdstuk 2: Bestemmingsregels; hoofdstuk 3: Algemene regels; hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels. 5.2.1 Inleidende regels De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). 5.2.2 Bestemmingsregels In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig het de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2008), in beginsel opgebouwd uit: een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing; de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken; nadere eisen; ontheffing van de bouwregels; specifieke gebruiksregels; ontheffing van de gebruiksregels; aanlegvergunning; wijzigingsbevoegdheid. De te onderscheiden bestemmingen zijn "Tuin" en "Wonen". 5.2.2.1 Tuin De gronden met de bestemming Tuin maken juridisch en feitelijk deel uit van de bouwpercelen waarop woningen zijn gesitueerd. In de bestemmingsomschrijving is daartoe een koppeling aangebracht met de bestemming Wonen. De bestemming Tuin is toegekend aan de gronden tussen de naar de weggekeerde gevels en de weg bij zowel de Steverinkstraat als de Pierikstraat. Vanwege het behoud van het straatbeeld en het zicht op de woningen is binnen deze bestemming alleen een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van vlaggenmasten, speeltoestellen, e.d. In principe zijn gebouwen op deze gronden niet toegestaan.
31 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
5.2.2.2 Wonen De bestemming Wonen omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Het bouwvlak is op de plankaart aangegeven. De maximaal toegestane goothoogte en de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen en de maximale inhoud van de woning zijn in een maatvoeringssymbool op de plankaart opgenomen. Bijgebouwen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak Wonen en het daarin gelegen bouwvlak. Overdekte zwembaden (binnenbaden) zijn aan te merken als gebouwen. Op binnenbaden zijn daarom de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing. Op gronden met de bestemming Wonen is onder voorwaarden de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep toegestaan. Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen de bestemming Wonen nadrukkelijk uitgesloten. 5.2.3 Algemene regels De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit ontheffing- en wijzigingsbepalingen. De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten. De algemene ontheffingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een ontheffing. 5.2.4 Overgangs- en slotregels In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
32 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van het onderhavige bouwplan voor een grasdakwoning aan de Steverinkstraat is een particulier initiatief. Voor de gemeente zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten verbonden. Met de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten. De initiatiefnemer heeft overleg gevoerd met de eigenaren van de belendende percelen en heeft afspraken gemaakt voor aanpassingen en afstemming. Uit een risicoinventarisatie blijkt dat de planschade nihil zal zijn.
33 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 7 7.1
Procedure
Algemeen
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
7.2
Inspraak
Bij de inspraak is één reactie gekomen van drie omwonenden. Deze reactie is samengevat en beantwoord in de Nota van inspraak. Deze is al bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.
7.3
Overleg
De resultaten van het overleg met waterschap zal te zijner tijd worden opgenomen in deze paragraaf. Met het Rijk wordt geen overleg gevoerd aangezien dit initiatief geen nationaal belang betreft. Met de provincie wordt geen overleg gevoerd aangezien dit een initiatief betreft in multifunctioneel gebied. De provincie heeft aangegeven dat dan voor een dergelijk initiatief geen vooroverleg nodig is.
34 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlagen
35 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
36 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlage 1 Bodemonderzoek
37 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
38 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
83 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
84 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Geluidbelasting wegverkeer op woningbouw PierikstraatSteverinkstraat te Gaanderen versie 30 oktober 2008
opdrachtnummer
08-254
datum
31 oktober 2008
opdrachtgever
Econsultancy bv Havenstraat 124 7005 AG Doetinchem
auteur
A.D. Postma
INHOUDSOPGAVE bladzijde
INHOUDSOPGAVE .......................................................................................... I SAMENVATTING ............................................................................................1 1
INLEIDING ..........................................................................................3
2
GELUIDBELASTING WEGVERKEER........................................................5
3
2.1
Verkeerscijfers
5
2.2
Rekenmodel
5
2.3
Resultaten
6
CONCLUSIES .....................................................................................7 3.1
Toetsing
7
3.2
Maatregelen
7
3.3
Hogere waarden
8
3.4
Eis geluidwering
8
BIJLAGEN
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina i
SAMENVATTING In opdracht van Econsultancy bv is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op een woningbouwlocatie op de hoek Pierikstraat-Steverinkstraat te Gaanderen. Het project ligt op een afstand van 16 uit het hart van de Pierikstraat en op 17 uit het hart van de Steverinkstraat. De woning ligt binnen de wettelijk vastgestelde zone van beide wegen. De geluidbelasting is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de weg- en verkeersgegevens zoals aangeleverd door de gemeente Doetinchem. Tabel i geeft voor de Pierikstraat de invallende geluidbelasting Lden in 2018, inclusief de tijdelijke aftrek van 5 dB ex. art. 110-g Wgh, voor wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur, afgerond op hele dB’s. TABEL i: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Pierikstraat incl 5 dB aftrek ex art 110 g Wgh Punt/positie
opdrachtnummer
08-254
Waarneemhoogte 1,5 m
punt 1
Zuidwestgevel
48
punt 2
Zuidwestgevel
42
punt 3
Zuidoostgevel
31
datum
punt 4
Noordoostgevel
39
31 oktober 2008
punt 5
Noordoostgevel
42
punt 6
Noordwestgevel
49
opdrachtgever
Econsultancy bv Havenstraat 124 7005 AG Doetinchem
auteur
A.D. Postma
Tabel ii geeft voor de Steverinkstraat de invallende geluidbelasting Lden in 2018, inclusief de tijdelijke aftrek van 5 dB ex. art. 110-g Wgh, voor wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur, afgerond op hele dB’s.
TABEL ii: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Steverinkstraat incl 5 dB aftrek ex art 110 g Wgh Punt/positie
Waarneemhoogte 1,5 m
punt 1
Zuidwestgevel
48
punt 2
Zuidwestgevel
50
punt 3
Zuidoostgevel
48
punt 4
Noordoostgevel
31
punt 5
Noordoostgevel
16
punt 6
Noordwestgevel
39
De geluidbelasting op de gevels van de woning is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Indien geen maatregelen aan het wegdek of in de vorm van een afscherming worden getroffen dient voor de woning een hogere waarde te worden aangevraagd van 49 dB voor de Pierikstraat en van 50 dB voor de Steverinkstraat. Bij een maximale invallende geluidbelasting zonder aftrek van meer dan 53 dB op de gevels van de woning is meer dan de minimum GA;k vereist van 20 dB voor de gevels van de verblijfsgebieden. Aanvullende geluidwerende voorzieningen zijn derhalve noodzakelijk voor de gevels in de rekenpunten 1, 2 en 6. T.b.v. de bouwaanvraag, nadat de tekeningen definitief zijn, kan een rapport worden toegevoegd met de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 2
1
INLEIDING In opdracht van Econsultancy bv is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op een woningbouwlocatie op de hoek Pierikstraat-Steverinkstraat te Gaanderen. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: -
situatieschets en voorlopige uitgangspunten van de opdrachtgever, verkeerscijfers Pierikstraat en Steverinkstraat.
Het project ligt op een afstand van 16 uit het hart van de Pierikstraat en op 17 uit het hart van de Steverinkstraat. De woning ligt binnen de wettelijk vastgestelde zone van beide wegen. De voorkeursgrenswaarde voor de etmaalwaarde van de geluidbelasting op de gevels van de woning t.g.v. een weg bedraagt 48 dB. De gemeente kan volgens art. 83, lid 1 en 2 van de wet geluidhinder (Wgh) voor woningen een hogere waarde vaststellen, in principe tot: - 53 dB in buitenstedelijk gebied - 63 dB in stedelijk gebied. Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld als maatregelen om de geluidbelasting tot 48 dB te beperken onvoldoende doeltreffend zijn of als deze maatregelen ernstige bezwaren hebben van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (Wgh art 110-a). De gemeente of provincie moet zelf motiveren waarom ze een hogere waarde wil vaststellen en waarom niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. De geluidbelasting is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de weg- en verkeersgegevens zoals aangeleverd door de gemeente Doetinchem. onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 3
De op de geplande woninggevels invallende geluidbelasting Bi kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. Deze methoden zijn gebaseerd op het berekenen van de geluidemissie (afhankelijk van het aantal en type voertuigen, het soort wegdek, de rijsnelheid en enkele correctiefactoren) en de geluidoverdracht tussen de weg en het immissiepunt (woninggevel).
Gevel De geluidbelasting wordt bepaald voor de gevels van woningen. Het begrip gevel wordt hierbij volgens de Wet geluidhinder gedefinieerd als de uitwendige scheidingsconstructie met uitzondering van een constructie zonder te openen delen en een met in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructies en 33 dB. In de praktijk betekent dit dat een uitwendige scheidingsconstructie zonder te openen delen geen “gevel” in de zin van de Wet geluidhinder is. De geluidbelasting wordt berekend in hoofdstuk 2.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 4
2
GELUIDBELASTING WEGVERKEER
2.1
Verkeerscijfers Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt rekening gehouden met de een prognose van de verkeersgegevens in de toekomstige situatie over 10 jaar (2018) op basis van het verkeersmodel van de gemeente Doetinchem voor 2020. De weg- en verkeersgegevens, afkomstig van de gemeente Doetinchem zijn in tabel II.1 weergegeven. Bij de berekeningen is uitgegaan van een toename van de verkeersintensiteit van 1,5 % per jaar tussen 2018 en 2020. TABEL II.1: overzicht weg- en verkeersgegevens Informatie Omschrijving
Pierikstraat
Steverinkstraat
- etmaalintensiteit jaar 2020 (verkeersmodel)
2490
2916
- etmaalintensiteit jaar 2018
2416
2825
- daguurintensiteit [%]
6,76
6,76
- avonduurintensiteit [%]
3,81
3,81
- nachtuurintensiteit [%]
0,46
0,46
94,3/95,0/95,8
94,3/95,0/95,8
- % Middelzw. vrachtw dag/avond/nacht
5,1/4,7/4,2
5,1/4,7/4,2
- %. Zw. vrachtwagens dag/avond/nacht
0,6/0,3/0,0
0,6/0,3/0,0
- %. lichte mvt dag/avond/nacht
- rijsnelheid [km/uur]
2.2 onderwerp
Geluidbelasting woning
60
60
- type wegdek
DAB
DAB
- verkeerregelinstallatie binnen 150 m
nee
nee
- obstakel binnen 100 meter
nee
nee
Rekenmodel De op de geplande woninginvallende geluidbelasting Bi kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. In deze situatie is binnen de randvoorwaarden gebruik gemaakt van rekenmethode II.
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 5
Voor de rekeninvoergegevens wordt verwezen naar de berekeningen in bijlage II.
2.3
Resultaten Tabel II.2 geeft voor de Pierikstraat de invallende geluidbelasting Lden in 2018, inclusief de tijdelijke aftrek van 5 dB ex. art. 110-g Wgh, voor wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur, afgerond op hele dB’s. TABEL II.2: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Pierikstraat incl 5 dB aftrek ex art 110 g Wgh Punt/positie
Waarneemhoogte 1,5 m
punt 1
Zuidwestgevel
48
punt 2
Zuidwestgevel
42
punt 3
Zuidoostgevel
31
punt 4
Noordoostgevel
39
punt 5
Noordoostgevel
42
punt 6
Noordwestgevel
49
Tabel II.3 geeft voor de Steverinkstraat de invallende geluidbelasting Lden in 2018, inclusief de tijdelijke aftrek van 5 dB ex. art. 110-g Wgh, voor wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur, afgerond op hele dB’s. TABEL II.3: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Steverinkstraat incl 5 dB aftrek ex art 110 g Wgh Punt/positie
Waarneemhoogte 1,5 m
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 6
punt 1
Zuidwestgevel
48
punt 2
Zuidwestgevel
50
punt 3
Zuidoostgevel
48
punt 4
Noordoostgevel
31
punt 5
Noordoostgevel
16
punt 6
Noordwestgevel
39
3
CONCLUSIES
3.1
Toetsing De invallende geluidbelasting wordt voor de Wet Geluidhinder getoetst voor wegen met een geluidzone in de zin van deze wet, er wordt derhalve getoetst voor de Pierikstraat en de Steverinkstraat. De hoogste geluidbelasting door de Pierikstraat op de noordwestgevel (punt 6) bedraagt 49 dB na aftrek. De geluidbelasting op deze gevel ligt daarmee boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste geluidbelasting door de Steverinkstraat op de zuidwestgevel (punt 2) bedraagt 50 dB na aftrek. De geluidbelasting op deze gevel ligt daarmee boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
3.2
Maatregelen Hieronder zijn de mogelijke maatregelen geschetst aan de bron en in de overdracht om de geluidbelasting op de woningnaar beneden te brengen en zo mogelijk aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te voldoen. Bronmaatregelen Bij het toepassen van een stil wegdek (dunne deklaag of dubbellaags ZOAB) kan de geluidbelasting met ten hoogste 4 dB afnemen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt dan gehaald. De maatregel zou moeten worden getroffen door de wegbeheerder, de gemeente Doetinchem. Deze maatregel is financieel niet haalbaar voor 1 woning.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 7
Maatregelen in de overdracht De geluidbelasting op de gevels kan worden teruggebracht door het aanbrengen van geluidscherm tussen de wegen en de woning. Met een afscherming van 2,5 meter hoogte langs beide wegen kan vermoedelijk aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan. De optie voor een afscherming is uit landschappelijk en veiligheidsoogpunt vermoedelijk ongewenst derhalve niet verder uitgewerkt.
3.3
Hogere waarden De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden op de woningen. Indien geen maatregelen aan het wegdek of in de vorm van een afscherming worden getroffen dient voor de woning een hogere waarde te worden aangevraagd van 49 dB voor de Pierikstraat en van 50 dB voor de Steverinkstraat.
3.4
Eis geluidwering Volgens het Bouwbesluit moet de zgn. karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning tenminste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33 dB; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB. De minimumeis voor de geluidwering GA,k bedraagt 20 dB. Aan deze minimumeis kan worden voldaan met standaard voorzieningen als dubbel glas, een goede kierdichting op bewegende delen en ventilatieroosters met een geluidisolatie RqA van minimaal –2 dB(A).
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 8
Bij een maximale invallende geluidbelasting zonder aftrek van meer dan 53 dB op de gevel is een GA;k vereist van meer dan 20 dB voor de gevels van de verblijfsgebieden, er zijn dan aanvullende geluidwerende voorzieningen noodzakelijk. Tabel III.1 geeft de geluidbelasting van alle wegen samen zonder aftrek ex. art 110-g Wgh.
TABEL III.1: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv alle wegen samen zonder aftrek Punt/positie
Waarneemhoogte 1,5 m
punt 1
Zuidwestgevel
56
punt 2
Zuidwestgevel
55
punt 3
Zuidoostgevel
53
punt 4
Noordoostgevel
44
punt 5
Noordoostgevel
48
punt 6
Noordwestgevel
55
Aanvullende geluidwerende voorzieningen zijn derhalve noodzakelijk voor de gevels in de rekenpunten 1, 2 en 6. T.b.v. de bouwaanvraag, nadat de tekeningen definitief zijn, kan een rapport worden toegevoegd met de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen.
A.D. Postma.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 9
Bijlage I Tekeningen
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
bladzijde
pagina 10
Tekeningen
Versiedatum
Tek 1
29 oktober 2008
tekening 1
project-nummer : 08-254 versie : 29 oktober 2008
Situatie-overzicht
6
5 4
1 2
3
Bijlage II Berekeningen geluidbelasting en toelichting
opdrachtnummer
Berekeningen
Versiedatum
08-254
Berekeningen
30 oktober 2008
datum
31 oktober 2008
opdrachtgever
Econsultancy bv Havenstraat 124 7005 AG Doetinchem
auteur
A.D. Postma
Grenswaarden nieuwe woningen langs bestaande wegen Wanneer de geluidbelasting op een nieuw te bouwen woning(en), door wegverkeer, in het zgn. maatgevende jaar (10 jaar na aanvraag vergunning) en na toepassing van de zgn. "tijdelijke aftrek" ex. art. 110-g Wgh, hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, kan alleen een bouwvergunning worden verleend als het bevoegd gezag een hogere grenswaarde heeft vastgesteld. In de meeste gevallen zijn B&W bevoegd om een hogere waarde vast te stellen (Wgh art 110 a). Uitzonderingen zijn: - de aanleg van een rijks- of provinciale weg of een hoofdspoorweg - bij vaststellen of wijzigen van een zone rond een industrieterrein van regionale betekenis Volgens art. 83 lid 1, 2 en 4 kan een hogere toelaatbare geluidbelasting worden vastgesteld voor nieuwe woningen langs een bestaande weg, van ten hoogste: - 53 dB in buitenstedelijk gebied - 58 dB voor een agrarische bedrijfswoning - 63 dB in stedelijk gebied - 68 dB voor een spoorweg Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld als maatregelen om de geluidbelasting tot 50 dB(A) te beperken onvoldoende doeltreffend zijn of als deze maatregelen ernstige bezwaren hebben van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (Wgh art 110a) Met de wijziging van de Wet Geluidhinder op 1 januari 2007 is het merendeel van de overige randvoorwaarden en criteria, waaronder een hogere waarde kan worden verleend, komen te vervallen. De gemeente of GS moet zelf motiveren waarom ze een hogere waarde wil vaststellen en waarom niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.
Het bevoegd gezag kan geen hogere waarde vaststellen dan de maximale hogere waarden voor de betreffende situatie. Op grond van de Interimwet Stad en Milieu kan hier onder strikte voorwaarden van worden afgeweken. B&W laten de vastgestelde hogere waarde zo snel mogelijk vastleggen in het kadaster. Adviesburo Van der Boom 17-01-07
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
08-254
bestand
08-254r1.doc
2
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
105 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
106 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlage 4 Nota van Inspraak
149 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
150 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
DEFINITIEF
Nota van inspraak Voorontwerp bestemmingsplan Steverinkstraat bij 39 - 2009
Concept nota: Definitieve nota:
3 februari 2010 / N Olthof 25 maart 2010 / N. Olthof
Inhoud plan In het kader van het gemeentelijke VAB-Beleid is gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot sloop van agrarische gebouwen elders en een nieuw te realiseren woning aan de Steverinkstraat. Het plan betreft de bouw van een grasdakwoning aan de Steverinkstraat 39. Het plangebied is gelegen in het buitengebied en ligt op geringe afstand van de kern Gaanderen, aan de noord-oostzijde. Gevolgde inspraakprocedure Op 17 november 2009 heeft het college ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan Steverinkstraat bij 39 - 2009. Vanaf 26 november 2009 heeft het voorontwerp bestemmingsplan Steverinkstraat bij 39 - 2009 in het kader van de inspraak zes weken ter visie gelegen. Ontvangen zienswijzen Onderliggende reactienota geeft een beeld van de zienswijzen van betrokkenen die ontvangen zijn tijdens de ter visie legging en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan in het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inspraakperiode is er één zienswijze ingediend die is ontvangen op 6 januari 2010, briefnummer 10i0000399. Deze zienswijzen worden in deze nota samengevat en van een beantwoording door het college voorzien. De beantwoording is cursief weergegeven. In deze nota zullen de appellanten aangehaald worden als 'appellant 1'.
Samenvatting en beantwoording van de zienswijzen 1. Appellant 1 Samenvatting reactie: A: Appellant stelt dat het gebied met de ‘bestemming ‘Wonen’ deels binnen de contouren van de milieucirkel van belanghebbenden ligt. B: Er wordt verzocht een plankaart beschikbaar te stellen met de grenzen van de bebouwde kom. C: Appellant stelt dat met het plan sprake is van een ‘tweedelige’ beleidsvoering en daarom geen Rood voor Rood-regeling kan worden toegepast. Appellant stelt dat met de te slopen objecten enerzijds gebruik wordt gemaakt van de Rood voor Rood-regeling, anderzijds zouden deze objecten op een slooplijst voor een nieuw te realiseren bedrijventerrein “Nieuw-Wehl” staan. D: Appellantvraagt waar het gemeentelijke beleid vastligt wat de motivering voor het toestaan voor woningbouw op deze locatie in ruil voor sloop elders verantwoord, zoals ook onder C aangegeven. E: Appellant stelt dat situering van de woning niet optimaal is voor het (achterliggende) landschap en stelt een andere oriëntatie van de woning voor. De situering komt volgens de appellant het achterliggende gebied en de typerende lintbebouwing niet ten goede. F: Appellant verzoekt om het bijgebouw een duidelijk ondergeschikte rol te geven. Voorstel is om een lagere nokhoogte aan te houden en een voorgevel in het bijgebouw ‘terug te plaatsen’. G: Appellant verzoekt ontsluitingspad van het bijgebouw te verplaatsen naar Steverinkstraat. Appellant stelt dat Steverinkstraat verkeersluwer is dan de Pierikstraat en deze ingreep een verbetering is t.o.v. de voorgestelde situatie. H: Appellant geeft aan dat op plankaart zowel de nokhoogte en goothoogte van het gebouw staat aangegeven op een maximum van 4,8 meter. Appellant stelt voor om goothoogte aan te passen tot 0,0 meter om de bouw van een ‘vierkante doos’ te voorkomen. I: Appellant verzoekt goothoogte aan te geven in relatie tot het NAP1 op basis van het huidige maaiveld. Appellant wil voorkomen dat maaiveld wordt opgehoogd en dat dit nadelig effect heeft op de verbeelding van de bebouwing in relatie tot de omgeving. J: Appellant verzoekt om de voorgestelde omvang (m2) en inhoud (m3) van het gebouw, vast te stellen als maximale hoeveelheid. Appellant wil daarmee voorkomen dat het gebouw een grotere omvang kan krijgen. K: Appellant stelt dat geen afspraken zijn gemaakt tussen hem en initiatiefnemer. Dit is niet in overeenstemming met dat wat verwoord is in hoofdstuk 6 van het plan. L: Appellant wil het recht behouden om in de toekomst mogelijk een planschadeprocedure te starten. Appellant vraagt zich af of een planschaderisicoanalyse is uitgevoerd en zo ja dan verzoekt appellant om een exemplaar. M: Appellant wil het recht behouden om ‘aanvullende zaken’ in te brengen. Beantwoording: A: Conform het Besluit Landbouw dient de afstand tussen het emissiepunt van het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf en de gevel van het te realiseren gebouw tenminste 50 m te bedragen, Het emissiepunt van het agrarische bedrijf ligt op iets meer dan 50 m van de gevel van de nieuw te bouwen woning.waardoor wordt voldaan aan deze afstand. Het betreffende agrarische bedrijf heeft daarnaast alleen hobbymatige nevenactiviteiten met rundvee. 1
Normaal Amsterdams Peil (referentiehoogte voor hoogtemetingen)
B:
C:
D: E:
F:
G: H:
I: J: K: L:
M:
Er wordt door de gemeente een onderscheid gemaakt in enerzijds grenzen voor verkeer en anderzijds (planologische) bestemmingsplangrenzen. Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied maar valt echter wel binnen de verkeerskundige bebouwde kom. Mocht er na deze beantwoording nog noodzaak zijn voor het inzien van de verkeerskundige kaart van het betreffend gebied dan is dit mogelijk. Het plan wordt uitgevoerd op basis van het VAB-beleid. Er vindt op de locatie van de agrarische objecten, in tegenstelling tot het gestelde onder C, geen realisatie van een nieuw bedrijventerrein plaats. Daarmee is de sloop en bouw conform het VAB-beleid. Het VAB-beleid is vastgelegd in het beleidskader “hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied” vastgesteld door de raad op 19 maart 2007. Het landschapsplan dat is opgesteld gaat uit van een optimale verhouding van de woning met het landschap en de lintstructuur in het gebied. Het landschapsplan is geaccordeerd door de gemeentelijke landschapadviseur d.d. 12 juni 2009. Het anders oriënteren van de woning wordt niet als gewenst gezien. Het onderhavige plan voorziet in de ondergeschiktheid van het bijgebouw dankzij het grasdak. Dit betekent dat bij de verschillende aanzichten het accent ligt op het hoofdgebouw. De gemeente ziet derhalve geen aanleiding om het bijgebouw in maatvoering en detaillering aan te passen. Gelet op de lage intensiteit van de functie van het bijgebouw (hobbyruimte en garage) ziet de gemeente vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen reden om het ontsluitingspad van het bijgebouw te verplaatsen naar de Steverinkstraat. Gezien het ontwerp van de woning, is de goothoogte gelijk gesteld aan de bouwhoogte. Het is niet de bedoeling om een 'vierkante doos' te realiseren. Dit staat ook vermeld in de plantoelichting: “het grasdak van de woning loopt in een vloeiende lijn over in de grasvegetatie op het perceel”. Het peil zoals deze in het bestemmingsplan is opgenomen, is overeenkomstig de gemeentelijke standaard voor het bepalen van het peil. Het is niet gewenst om hiervan af te wijken. De oppervlakte van de woning kan niet meer worden dan het bouwvlak op de kaart, de inhoud is ook gemaximeerd op de kaart en mag niet groter worden dan daarop aangegeven. De gemeente neemt kennis van het gestelde en heeft de zinsnede “afspraken gemaakt voor aanpassingen en afstemming” verwijdert uit de plantoelichting. Belanghebbenden behouden het recht op een planschadeprocedure indien de nieuw te realiseren bebouwing planologisch gerealiseerd kan worden. Op dit moment is geen planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Belanghebbenden behouden de mogelijkheid op inspraak en beroep gedurende de bestemmingsplanprocedure overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening.
155 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
156 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Regels
157 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Steverinkstraat bij 39 - 2009 van de gemeente Doetinchem; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0222.R07B218A-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aangebouwd bijgebouw (aan- en uitbouw): een bijgebouw dat met minimaal één van de gevels tegen één of meer gevels van een ander gebouw, niet zijnde een vrijstaand bijgebouw, is gebouwd, op een zodanige wijze dat een rechtstreekse, voor mensen toegankelijke, interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is; 1.6 aan huis gebonden bedrijf: het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in of nabij een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, kan worden uitgeoefend en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.7 aan huis gebonden beroep: een dienstverlenend beroep, waaronder een vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.8 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.9 bebouwingspercentage: een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde; 158 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
1.10 bed & breakfast: recreatief nachtverblijf-met-ontbijt door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen; 1.11 bedrijf: een zelfstandige productie-eenheid; 1.12 bestaand: bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; bij gebruik: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; 1.13 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.14 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.15 bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen (bedrijfs)woning; 1.16 bijzondere woonvorm: een woonvorm, bestaande uit al dan niet zelfstandige wooneenheden met voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van één of meer zelfstandig wonende personen of groepen van personen; 1.17 boeiboord: opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal; 1.18 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
159 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
1.20 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.21 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.22 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.23 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.24 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.25 druiplijn: onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak; 1.26 escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; 1.27 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.28 geluidsgevoelig object: woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; 1.29 hoofdgebouw: een gebouw, op een bouwvlak, dat door zijn constructie, afmetingen en functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
160 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
1.30 kantoor- of praktijkruimte aan huis: een beroepswerkruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf of vrij beroep; 1.31 maaiveld: bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft; 1.32 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn): een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten; 1.33 onderbouw: een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen; 1.34 overkapping: een bouwwerk met een open constructie op een bouwperceel; 1.35 peil: a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m; b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse; d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend). 1.36 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.37 ruimtelijke uitwerking: de aard, de omvang, de intensiteit alsmede de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken; 1.38 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: a. een seksbioscoop; b. een seksautomatenhal; c. een sekstheater; 161 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
d. een parenclub; e. een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon; al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, zulks met uitzondering van woningen waarin niet meer dan één prostituee werkzaam is (thuisprostitutie); 1.39 van de weg afgekeerde bouwgrens (achtergevelrooilijn): een lijn van een bouwvlak, evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten; 1.40 voorgevel: de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt; 1.41 vrij beroep: een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding; 1.42 vrijstaand bijgebouw: een bijgebouw, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw; 1.43 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen; 1.44 woonfunctie: wonen in enge zin; 1.45 zolder: ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
162 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens: de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens; 2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein: de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten; 2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4 de breedte van een bouwwerk: van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; 2.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.): de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten; 2.6 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.7 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.8 de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.9 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
163 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
2.10 de netto-vloeroppervlakte (n.v.o.): de som van de horizontale vloeroppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007, onderdelen 4.3.1 en 4.3.2; 2.11 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.12 de oppervlakte van een overkapping: tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerdop het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.13 de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.): de som van de horizontale vloeroppervlakte van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten; 2.14 de vloeroppervlakte van een woning: de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
164 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels
Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en erven; en daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd. 3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels: a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen, overige erf- of terreinafscheidingen mogen maximaal 1 m bedragen; c. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen. 3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein; onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan. 3.4 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b voor het toestaan van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn onder voorwaarden dat: a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen en b. daardoor geen overwegend ondoorzichtige afscheidingen ontstaan.
165 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 4 4.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in de vorm van een vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand"; b. tuinen en erven; met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemeen Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd. 4.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen gelden de navolgende regels: a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' gelden de weergegeven maten; c. ter plaatse van de aanduiding 'inhoud' geldt de weergegeven maat voor de woning, deze inhoud van de woning mag niet worden vergroot; d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 75 m² per woning bedragen 4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de navolgende regels: a. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder sub a, mag de bouwhoogte van: 1. overkappingen en pergola's maximaal 3 m bedragen; 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen; 3. antennes maximaal 15 m bedragen; c. de oppervlakte per bouwwerk geen gebouw zijnde mag maximaal 20 m 2 bedragen. 4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot: a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken; b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken; c. de afmetingen van bouwwerken; d. het aantal en de situering van bouwwerken; e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein; onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan. 166 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
4.4
Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Hoogte erf- of terreinafscheidingen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.3 sub a voor het toestaan van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn onder voorwaarden dat: a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen en b. daardoor geen overwegend ondoorzichtige afscheidingen ontstaan. 4.5
Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijgebouwen, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, onder de voorwaarde dat: a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft; b. niet meer dan 50 m 2 mag worden gebruikt ten dienste van het aan huis gebonden beroep of bedrijf; ingeval van een zogenaamd vrij beroep geldt geen oppervlaktenorm en mag maximaal 40 % worden benut van de totale vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijgebouwen, die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt; c. degene die het aan huis gebonden beroep of bedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn; d. slechts bedrijven of beroepen aan huis toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bijgevoegde "Staat van bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen", dan wel beroepen of bedrijven aan huis die naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven en beroepen; e. geen onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden; f. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het beroep of beroep aan huis; g. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken; h. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers; i. alleen onverlichte reclame-uitingen met een oppervlakte kleiner dan 0,5 m2 zijn toegestaan, waarvan de langste zijde minder dan 1 m moet bedragen; j. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht ten behoeve van de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf, tenzij bij wet anders is voorgeschreven; k. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
167 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
168 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 6
Algemene bouwregels
6.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouwgrenzen Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot: a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden; b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden; c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan: 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan; 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook; d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1m overschrijden; e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen; f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand: 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden; 2. de grens van de weg overschrijden; 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan. 6.2 Ontheffing van de bouwregels bij overschrijding van de bouwgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met ten hoogste 2 m, indien het betreft: a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden; b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden; c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.1 sub c, nummers 1 en 2; d. overbouwingen ten behoeve van de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.1 sub c; e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 6.1 sub c; f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 6.1 sub c; g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan; h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van 169 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
i. j.
de weg niet overschrijden; kelderingangen en kelderkoekoeken; bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan: 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen; 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
6.3 Bestaande maten In de gevallen waarin een bestaande goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van een legaal bouwwerk ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan meer bedraagt dan in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud als maximum.
170 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
7.1 Verboden gebruik a. onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als: 1. staan- en/of ligplaats voor onderkomens; 2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan; 3. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan; 4. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen; 5. seksinrichting en/of ten behoeve van prostitutiedoeleinden, tenzij het “thuisprostitutie” betreft; 6. verblijfsrecreatie; 7. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen; b. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van gronden en/of bouwwerken. 7.2
Ontheffing verboden gebruik
7.2.1 Meest doelmatige gebruik Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 7.1 sub a indien strikte toepassing van deze regels leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van gronden en bouwwerken, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. 7.2.2 Seksinrichtingen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 7.1 sub b nummer 5, genoemde gebruiksverbod ten behoeve van de vestiging van: a. een escortbureau in een als zodanig bestemde woning, inclusief het/de eventueel aanwezige aangebouwde bijgebouw(en), mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking van het escortbedrijf in overeenstemming is met de woonfunctie, casu quo geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dat betekent dat: 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag beslaan; 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 3. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit 2003 en de Bouwverordening Doetinchem; 4. degene die het escortbedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn; 5. geen detailhandel mag plaatsvinden; 6. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken; 7. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd; 8. alleen onverlichte reclame-uitingen met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 0,5 m 2 zijn toegestaan, waarvan de langste zijde minder dan 1 m bedraagt; 9. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het escortbedrijf; b. seksbioscopen, sekstheaters en seksautomatenhallen in een als zodanig bestemd winkel171 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
of dienstverleningspand en andere daarmee vergelijkbare bestemmingen.
172 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 8
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd ontheffing verlenen van de regels van het plan voor: a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m 3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m; b. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%; c. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%; d. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven; e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
173 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 9
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van: a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven; b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m 3 en een goothoogte van maximaal 4 m; c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt.
174 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 10 Algemene procedureregels 10.1 Ontheffing en nadere eisen Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing: a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om ontheffing te verlenen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend; b. het ontheffingsverzoek, alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat een ieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging; d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het verlenen van ontheffing met redenen omkleed; e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.
175 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht 11.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 11.2 Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10 %. 11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan. 11.4 Overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan. 11.5 Persoonsgebonden overgangsregels Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
176 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Artikel 12 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Steverinkstraat bij 39 - 2009. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering van d.d. de griffier,
de voorzitter,
177 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
178 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlagen
179 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen Uit: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
180 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
181 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Bijlage 2 Toelichting bij de Staat van bedrijfsactiviteiten 1. Richtafstandenlijsten De tabellen zijn een selectie uit de lijsten zoals deze door het VNG is opgenomen in 'Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, editie 2009'. De lijst is gescreend op ruimtelijke wenselijkheid voor de specifieke bestemming waaraan de lijst gekoppeld is. 2. Hoofdindeling Lijst 1 (aanwezig bij dit bestemmingsplan) gaat uit van bedrijfsactiviteiten, gerangschikt naar SBI-codes van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Voor elke activiteit zijn milieuaspecten en richtafstanden vermeld, rekening houdend met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties. Bij activiteiten kunnen daarnaast specifieke opslagen en installaties voorkomen. Lijst 2 (niet aanwezig bij dit bestemmingsplan), te vinden in 'Bedrijven en milieuzonering', bevat milieuaspecten en richtafstanden voor deze opslagen en installaties. 3. Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar De lijsten vermelden richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn weergegeven in afstandsklassen (zie hierna). De richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen zijn afgeleid van: in Nederland aanvaarde normen voor de emissies door milieubelastende activiteiten; in Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor de immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen; ervaringen en waarnemingen met betrekking tot de omvang en schadelijkheid van emissies door activiteiten. De activiteiten zijn zodanig gedefinieerd en geclusterd dat er in het licht van de soorten miliuebelasting (geur, stof, geluid, gevaar) sprake is van een zekere uniformiteit. In de praktijk zal binnen een activiteit variatie in de milieubelasting voorkomen. In de tabel is de grootste afstand voor geur, stof, geluid en gevaar vermeld. Deze grootste afstand is bepalend voor de indeling in de milieucategorie. De volgende tabel geeft inzicht in het verband tussen de afstand en de milieucategorie: milieucategorie
richtafstand
1
10 m
2
30 m
3.1
50 m
3.2
100 m
4.1
200 m
4.2
300 m
5.1
500 m
5.2
700 m 182 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
5.3
1.000 m
6
1.500 m
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen. Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs-/activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor de potentiële hinder, gevaar of schade. 4. Geluid: continu (C) en zonering (Z) Bij bepaalde activiteiten is na de afstand voor geluid de letter C van 'continu' aangegeven. Hiermee is aangegeven dat bij de betreffende milieubelastende activiteiten de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf zijn. Voorts is bij bepaalde activiteiten na de afstand voor geluid de letter Z van 'zonering' opgenomen. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke maate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder (vroeger ook wel A-inrichtingen genoemd) en die als zodanig zijn aagewezein in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunnignen besluit milieubeheer. Indien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan voorkomen of in het bestemmingsplan zijn toegestaan, moet in dat plan een geluidszone worden opgenomen. 5. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V) In de kolom 'gevaar' is een richtafstand aagnegeven, die bije en gemiddelde activiteit van dat type aangehouden kan worden. Het betreft alle gevaarsaspecten, inclusief brandgevaar en stofexplosies. Als de letter R van 'risico' is aangegeven, kunnen activiteiten onder de werking van het Besluit exteren veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan vallen. Voor deze activiteiten dit altijd te worden nagegaan of het Bevi van toepassing is. Voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is, is de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze activiteiten dient altijd te worden getoetst ana de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit. 6. Milieucategorie: divers (D) Bij de bepaling van de richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen is uitgegaan van een 'gemiddeld' moderne activiteit met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Bij alle activiteiten dient daarom rekening te worden gehouden me teen zekere variatie. Voor activiteiten met een grote variatie in productieprocessen is de letter D van 'divers' opgenomen. Deze activiteiten kunnen een groter variatie in milieubelasting vertonen. Dit dient per geval nader te worden bezien. 7. Index voor verkeersaantrekkende werking: goederenvervoer (G) en personenvervoer (P) 183 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
Naast de genoemde milieuaspecten kan ook de verkeersaantrekkende werking van belang zijn voor de toelaatbaarheid van de activiteit op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden, maar is weergegeven met een kwalitatieve index die loopt van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis: 1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking; 2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking; 3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen goederenveroer (G) en personenvervoer (P) De index voor verkeersaantrekkende werking is van belang in combinatie met de verkeersontsluiting van en naar de inrichting. Het kan een indicator zijn voor eventuele verkeers- en parkeerhinder in de omgeving. 8. Overige aandachtspunten: visuele hinder, bodemverontreiniging (B) en luchtverontreiniging (L) Het aspect visueel hinder is een indicator voor de visuele inpasbaarheid van activiteiten. Zo hebben hoge omvangrijke bedrijfsbouwwerken index 3 en kleine(re) kantoorgebouwen index 1. De bepaling van de index is subjectief en niet eenduidig. Het betreft slechts een signaalfunctie. De index voor bodemverontreiniging (B) kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare inrichtinge op gevoelige gronden, zoals bodembeschermingsgebieden. Deze index is opgenomen als een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft, bijvoorbeeld door calamiteiten, incidenten of 'sluimerende' lekkages. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot woningen (of andere gevoelige locaties) in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar delucht in planologisch opzicht relevant zijn. Denk aan neerslag van geëmitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen enflora; bijvoorbeeld verzurende stoffen op natuurgebieden en zware metalen op groentes. Bij het gebruik van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor met de afstand tot woningen. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de letter L van 'luchtverontreiniging' opgenomen. 9. Gebruikte afkortingen De volgende afkortingen worden in de lijsten gebruikt, in aanvulling op de hiervoor genoemde en verklaarde afkortingen: -
:
niet van toepassing of niet relevant
<
:
kleiner dan
>
:
groter
=
:
gelijk aan
cat.
:
categorie
e.d.
:
en dergelijke
kl.
:
klasse
n.e.g.
:
niet elders genoemd
o.c.
:
opslagcapaciteit
p.c.
:
productiecapaciteit
p.o.
:
productieoppervlak 184 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"
b.o.
:
bedrijfsoppervlak
v.c.
:
verwerkingscapaciteit
u
:
uur
d
:
dag
w
:
week
j
:
jaar
185 vastgesteld bestemmingsplan "Steverinkstraat bij 39 - 2009"