Sterk in leren!
jaarverslag 2012-2013
Inhoudsopgave
2
Voorwoord van de Voorzitter van de Raad van Toezicht 3 Voorwoord van de Voorzitter van het College van Bestuur 4 Instellingsgegevens 5 Besuur en organisatie 6 Organogram 7 Onze visie 8 Ambitie en resultaten 9 Thema 1: Hoogwaardig kindgericht onderwijs 10 Thema 2: Binden en boeien van medewerkers 13 Thema 3: Thuisnabij onderwijs en adequate zorg 14 Thema 4: maatschappelijk partner 15 Thema 5: Professioneel en lerende organisatie 16 Vedieping: 17 passend onderwijs 17 Opbrengst gericht werken 20 Onderzoekend leren 23 Integrale kind centra 25 Samenwerking SPOM en Pabo Groenewoud 30 Toezicht Inspectie 30 Krimp van de organisatie 31 Opbrengstgegevens van de scholen 31 Medezeggenschap 34 Medewerkers en kengetallen personeel 35 Scholing 37 Arbobeleid 37 Klachtenregeling 37 Financiën en kengetallen 39 Risico- en toekomstparagraaf 43 Materiële zaken 45 Mantelcontracten 46 De Mariaschool 47 De Wijzer 48 De Tweestroom 49 De Victorschool 50 De Octopus 51 De Mariënhof 52 St. Lambertusschool 53 t Klosterhhufke 54 De Kleurencirkel 55 t Geerke 56 De Kubus 57 De Leeuwenkuil 58 De Laak 59 De Dijk 60 De Appelhof 61 De kleine Kern 62 De Oversteek 63
Sterk in leren!
Voorwoord van de voorzitter Raad van Toezicht In het jaarverslag 2011-2012 heb ik met genoegen vastgesteld, dat SPOM goed op koers lag. Ook in dit schooljaar is opnieuw met veel energie en inzet uitvoering gegeven aan het in 2009 opgestelde 4-jarig koersplan “Sterk in leren” en een aanzet gegeven voor de volgende cyclus onder de benaming “Ieder zijn talent, samen het resultaat”. Met behoud van de 5 centrale thema’s is echter eerder sprake van een bijstelling dan van een drastische wijziging van koers. Die bijstelling is ook noodzakelijk vanwege de ook in deze regio voortgaande daling van leerlingaantallen en het daarmee samenhangende overheidsbeleid met betrekking tot het voortbestaan van kleine scholen, de steeds meer knellende financiële kaders en de toenemende druk op het personeel onder meer vanwege de op stapel staande invoering van passend onderwijs. In het afgelopen schooljaar is gestart met het traject Opbrengst Gericht Werken om de onderwijskundige kwaliteit naar een hoger plan te brengen. Daarbij zijn ambitieuze doelen gesteld die qua vakmanschap van zowel directeuren als van leraren het uiterste zullen vergen. In dat kader heeft de RvT zich ook laten voorlichten over het bij alle scholen in gebruik zijnde systeem Parnassys, dat veel inzicht geeft in de onderwijskundige prestaties van de scholen gedurende de hele loopbaan van de leerling (en) en daarmee mogelijkheden biedt tot het tijdig inzetten van verbeteracties en het uitwisselen van methodes en ervaringen. De RvT neemt ook steeds met belangstelling kennis van de bevindingen van de Onderwijsinspectie. De door de overheid opgelegde bezuinigingen zijn ook mede aanleiding geweest om intensief na te denken over een efficiëntere bedrijfsvoering en een effectievere managementstructuur. Beide onderwerpen hebben niet alleen geleid tot interessante theoretische beschouwingen, maar ook tot daadwerkelijke uitvoering en/ of een aanzet daartoe. De RvT wordt via een inzichtelijke managementrapportage vier keer per jaar geïnformeerd over de financiële stand van zaken, die wordt afgezet tegen de begroting. De definitieve jaarrekening wordt uitvoerig besproken met de accountant en getoetst aan de eerder vastgestelde meerjaren prognose. Op deze plaats zijn de felicitaties bestemd voor De Laak in Wamel, die voor hun samenwerkingsproject met de ZML school De Kom in Druten de landelijke Onderwijsprijs heeft gekregen. Ook De Kleurencirkel in Druten-Zuid heeft gelukkig kort na afloop van dit schooljaar alsnog de hoofdprijs gewonnen met het besluit van de Gemeente Druten om de school op te nemen in een nieuw te bouwen multifunctionele accommodatie. Voorts kan niet onvermeld blijven dat de met SPOM Onderwijs gelieerde stichtingen Peuterspeelzalen en Kindcentra in Druten in dit schooljaar een uitstekende start hebben gemaakt. Het is een uitdagend, maar geslaagd concept dat ook in West Maas & Waal navolging zal gaan krijgen. In het vorige jaarverslag heb ik met veel verdriet een alinea gewijd aan de in dat schooljaar naar buiten gekomen, ingrijpende zedenzaak op enkele van onze scholen. Deze zaak is begin 2013 weliswaar formeel afgesloten met een veroordelend vonnis, maar emotioneel is dat zeker niet het geval bij alle betrokkenen en met name de getroffen kinderen. Zij verdienen daarom nog steeds onze steun en dwingen tot voortdurende zorg en aandacht voor alle aan ons toevertrouwde leerlingen. Tot slot spreek ik mede namens mijn collega’s in de RvT onze grote waardering uit voor de inzet van de bestuurder, de staf, het management, de leraren en het ondersteunend personeel. U mag terecht trots zijn op SPOM. Jos Versteeg Voorzitter
3
Voorwoord van de voorzitter van het College van Bestuur Met dit jaarverslag legt het College van Bestuur verantwoording af aan de Raad van Toezicht, de onderwijsinspectie, de medewerkers, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, de medezeggenschapsraden van de scholen, de ouders en andere belanghebbenden van het primair onderwijs in het Land van Maas en Waal. In dit jaarverslag vindt u informatie over de onderwijsresultaten, over de financiële positie, over de kwaliteit van de huisvesting, maar ook over majeure onderwerpen die leidend waren voor de beleidsontwikkeling van SPOM. Dit keer kunt u algemene informatie over de hoofdthema’s lezen en daaronder leest u het commentaar op deze onderwerpen vanuit medewerkers van SPOM. Hoe kijken zij tegen deze ontwikkelingen aan? Wat is hun visie? Het schooljaar 2012-2013 is het jaar geweest waarin we de PLAN periode achter ons laten en overgaan naar de DO fase. Spannend! In de DO fase ontdekken we of onze plannen haalbaar, realistisch zijn. Of we overal aan gedacht hebben. Het driejarige traject Opbrengstgericht Werken is in de uitvoeringsfase. Het eerste jaar zit erop. Veel is geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering; leergroepen zijn gevormd, cursussen zijn gegeven, schoolfoto’s zijn gemaakt, data analyse is ingevoerd, ambities zijn geformuleerd. Veel is geïnvesteerd in groepsplannen, in de 1-zorgroute. Door het gebruik van ParnasSys zal op termijn de administratieve last af gaan nemen. Dat is nu nog niet het geval. De opbrengsten gaan geleidelijk aan omhoog. Niet spectaculair. Het gemiddelde van de Cito eindtoetsen is 0,5 hoger dan het jaar daarvoor. IKC de Kubus opende 13 augustus op feestelijke wijze haar deuren. De opening werd verricht door de wethouder, de heer Jac van Dongen. Het was een bijeenkomst waarin veel verwachtingen en ambities werden uitgesproken. Het eerste jaar zit erop. We mogen vaststellen dat het een succesvol jaar is geweest. De verschillende partijen werken goed samen. Ze zijn bereid bestaande aannames los te laten. De kinderopvang heeft een vliegende start gemaakt. Het eerste jaar is met een bescheiden positief resultaat afgesloten. Dat had niemand het eerste jaar verwacht. Trots zijn we op bs De Laak en SO De Kom die de nationale onderwijsprijs in de wacht sleepten voor het prachtige project waaraan beide scholen werken. Kinderen van de Laak werken samen met kinderen van De Kom. Een prachtig voorbeeld van passend onderwijs, van omgaan met verschillen. Na 12 jaar knokken voor een nieuwe brede school in Druten-Zuid lijkt de nieuwe school er dan toch te komen. De gemeenteraad heeft aan het college de opdracht gegeven om het hart van Druten-Zuid te renoveren. De Raad heeft zich ook expliciet uitgesproken voor het bouwen van een nieuwe school. SPOM heeft het voornemen om in Beneden-Leeuwen te starten met kinderopvang besproken met Catalpa en Stip en Stap. Dit is geheel in lijn met de kritische succesfactoren uit het nieuwe koersplan 2013-2017, namelijk zoveel mogelijk IKC’s realiseren in het werkgebied van SPOM. Veel tijd en energie is gestoken in het nieuwe koersplan, dat de titel “Ieder zijn talent, samen het resultaat” heeft meegekregen. De input van directeuren, GMR, Raad van Toezicht en medewerkers was daarbij heel erg belangrijk. Ook de medewerkers hebben op een inspirerende discussieavond hun bijdrage geleverd. Draagvlak en committment zijn voorwaardelijk voor succes.
4
SPOM heeft te maken met terugloop van het aantal leerlingen. De krimp is vrij fors. Zeker de komende jaren. Het gevolg is dat de scholen, zeker in de dorpen, kleiner worden, minder inkomsten hebben, te maken krijgen met leegstand en een kleiner team. Een breed samengestelde werkgroep van ouders, leerkrachten, directeuren, stafleden en bestuurder hebben de huidige organisatievorm van de scholen geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geleid tot een aantal aanbevelingen voor de toekomst; gaan werken met een kleiner management, scholen gaan clusteren, investeren in het vakmanschap, mobiliteit van directeuren bevorderen, de kwaliteit van de scholen zichtbaar maken, in gesprek gaan met de ouders van de 2 kleinste scholen. De aanbevelingen worden opgepakt in 2013-2014.
Sterk in leren!
De bedrijfsvoering van SPOM is onderwerp van gesprek. De huidige dienstverlening van het AK verloopt niet naar tevredenheid; te traag, te duur, te weinig geautomatiseerd. De vragen van SPOM zijn geleidelijk aan veranderd. De behoefte aan managementinformatie die real time beschikbaar is veel groter geworden. Om goed te kunnen sturen is het essentieel om te beschikken over actuele integrale meerjarenbegrotingen die uit het systeem gehaald kunnen worden. 2012 – 2013 is een jaar waarin we veel hebben bereikt. Op organisatieniveau, op schoolniveau, maar vooral ook op het niveau van de klas, de groep. Daar gaat het uiteindelijk om, de kinderen, die 8 jaar lang aan onze zorg worden toevertrouwd. Een enorme verantwoordelijkheid, maar ook een geweldige uitdaging. Helaas heeft de zedenzaak, die in 2011-2012 op drie van onze scholen speelde heel veel ouders verdriet gedaan. Kinderen zijn hierdoor beschadigd. Dat had niet mogen gebeuren. SPOM blijft alles doen wat nodig is om deze kinderen en hun ouders te ondersteunen. Daar hebben zij recht op. Dat is onze verantwoording. Tot slot wil ik alle medewerkers, ouders en kinderen bedanken. Samen werken we aan goed onderwijs, aan een fijne leeromgeving voor alle kinderen. Ik zie dat op al onze scholen met heel veel inzet en passie gewerkt wordt. Dank je wel! Marius Peters Bestuurder SPOM
Instellingsgegevens Katholiek Onderwijs
Plaats
14VI SBO De Dijk
Druten
04UY De Kleine Kern
Puiflijk Appeltern
10KS ‘t Geerke
03TH ‘t Klòsterhûfke
09PX De Kubus
06JD De Laak
06VA St. Lambertusschool
08LY De Leeuwenkuil
09LD Mariaschool
03UA Mariënhof
06ZB De Octopus
07CK De Oversteek
Deest
Druten
Wamel
Maasbommel
Beneden-Leeuwen
Boven-Leeuwen
Alphen
Horssen
2009
2010
2011
2012
300 63
275 60
249 58
212 56
94
120
558
157
114
429
229
177
172
106
107
562
147
109
401
225
167
171
109
111
578
162
106
394
203
151
168
105
123
584
151
100
345
186
125
147
Dreumel
311
304
308
274
Afferden
202
186
174
155
03WZ De Kleurencirkel
Druten
212
187
161
111
Openbaar onderwijs
03BY De Wijzer
Beneden-Leeuwen
04VI De Tweestroom
06SW St. Victorschool Interconfessioneel onderwijs
05ZR De Appelhof
Totaal
Altforst
Druten
62
410
132
3742
57
428
122
3614
55
428
107
3522
53
410
114
3251
5
Bestuur en organisatie Raad van Toezicht De Raad van Toezicht houdt toezicht op het functioneren van de organisatie in het algemeen en het College van Bestuur in het bijzonder. De organisatie bestaat uit 3 afzonderlijke stichtingen: SPOM Onderwijs, SPOM Peuterspeelzalen en SPOM Integrale Kindcentra. Aandachtspunten zijn daarbij met name de kwaliteit van de het geboden onderwijs en de opvang , maar ook de besteding van de beschikbare financiële middelen. De Raad van Toezicht bestaat uit 5 personen. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in de Statuten en in het Reglement Raad van Toezicht. De Raad heeft een zittingsperiode van vier jaar met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van vier jaar. De leden ontvangen een netto vergoeding voor hun taak van € 75 per bijgewoonde vergadering. Wij gaan uit van een zestal vergaderingen per jaar. Met ingang van 1 januari 2012 zijn de leden benoemd in een fictief dienstverband en worden de vergoedingen gebruteerd. Toezicht is mogelijk op basis van goede informatie. Om goed toezicht te kunnen houden op de organisatie toetst de Raad van Toezicht aan de hand van periodieke rapportages zoals opgenomen in het toezichtkader van SPOM de ijkpunten die aan het toezicht zijn gesteld. De Raad van Toezicht bestond in 2012/2013 uit de volgende leden: Dhr. mr. J.H. Versteeg, voorzitter Dhr. drs. P.T.H.J. Reinaerdts Dhr. drs. ing. W.J. Herckenrath Dhr. drs. H.C.M. den Biesen RA Dhr. G.P.M. Vodegel College van Bestuur Het College van Bestuur is verantwoordelijk voor de koers van de organisatie, voor het strategisch beleid, voor de kwaliteit van het onderwijs op de scholen en de opvang in de centra, het integraal meerjarenbeleid, voor de interne en externe communicatie en het behartigen van de belangen van de stichting. Het College van Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht van de Stichting SPOM heeft de keuze gemaakt voor een éénhoofdig College van Bestuur. De taken en verantwoordelijkheden van het College van Bestuur zijn vastgelegd in de Statuten en in het Bestuursreglement. De Raad van Toezicht en het College van Bestuur vergaderen gemiddeld 6 maal per jaar. De vergaderingen van het College van Bestuur zijn openbaar tenzij anders wordt besloten. De voorzitter van het College van Bestuur is dhr. M.W.J.J. Peters. De Stichting Primair Onderwijs Maas en Waal bestaat uit 17 basisscholen waarvan 1 school voor speciaal basisonderwijs, SBO De Dijk. De Stichting is een samenwerkingsbestuur met drie levensbeschouwelijke richtingen: algemeen christelijk, katholiek en openbaar en bestaat in deze vorm sinds 1 augustus 2003. De directeuren zijn integraal eindverantwoordelijk voor hun school en mede verantwoordelijk voor het realiseren van de in de jaarplanning aangegeven doelstellingen. Onderwijskundig zijn de scholen binnen de aangegeven kaders zelfstandig. De directeuren hebben een verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de beleidsontwikkeling van SPOM. Zij leggen verantwoording af aan het College van Bestuur, i.c. de bestuurder. De positie van de directeuren is vastgelegd in het managementstatuut. De directeuren vormen samen de directeurenraad. Deze raad adviseert het College van Bestuur.
6
Sterk in leren!
Stichting SPOM Onderwijs
Stichting SPOM Peuterspeelzalen
Raad van Toezicht
Raad van Toezicht
College van Bestuur
Secretariaat
College van Bestuur
GMR
Secretariaat
Staf
Coördinator peuterspeelzalen
Directeurenraad
Scholen
Staf
MR
Peuterspeelzalen
Stichting SPOM Integrale Kindcentra
Raad van Toezicht College van Bestuur
Secretariaat
Staf
Directeur IKC Teamleider Kinderopvang
Kinderdagopvang
BSO
7
Onze visie Bij het werken met kinderen vinden wij een aantal waarden leidend voor ons handelen. Het zijn waarden waaraan wij gezamenlijk veel belang hechten. Zij zijn het moreel kompas van onze organisatie, het zijn onze kernwaarden: STOER
Transparantie
Ontwikkelingsgerichtheid
Solidariteit
Eigenaarschap Resultaatgerichtheid
Wij zien het als onze gezamenlijke ambitie en opdracht om de kinderen, die op één van de SPOM scholen zitten, hoogwaardig kindgericht onderwijs aan te bieden dat past bij hun mogelijkheden en stijlen van leren. Uitgaan van verschillen in plaats van omgaan met verschillen is hierbij uitgangspunt. Onderwijs dat gericht is op de optimale ontwikkeling van de individuele mogelijkheden van ieder kind. Autonomie, relatie en competentie staan hierbij centraal. De scholen zorgen voor kennisoverdracht, maar zijn ook gericht op de persoonlijke ontwikkeling van ieder kind. Wij zien het als onze opdracht om de kinderen een rijke leeromgeving te bieden, waarbinnen ieder kind naar vermogen zelf sturing kan geven aan zijn eigen ontwikkeling en waarin de leerkracht in toenemende mate als coach optreedt. Kennisconstructie, onderzoekend leren in plaats van kennisoverdracht. De maatschappij verandert in hoog tempo, waardoor kennis snel veroudert en veel nieuwe kennis wordt aangeboden. Kennis is overal en kinderen leren binnen en buiten de school. De school is dan ook niet langer een geïsoleerde plaats waar kennis wordt overgedragen, maar zij moet zich richten op alle elementen van persoonlijke ontwikkeling en dient in open verbinding te staan tot de omgeving waarin ze functioneert. De school is meer dan een plek waar alleen maar geleerd wordt. Scholen worden in toenemende mate partner in een breed netwerk dat van wijk tot wijk en van dorp tot dorp verschilt. Heroriënteren op de plaats van de school binnen de wijk of het dorp is dan ook noodzakelijk.
Missie: ‘Een krachtige organisatie voor primair onderwijs met sterke scholen en een sterk bestuur’
Kernwaarden: Solidariteit - Transparantie - Ontwikkelingsgerichtheid Eigenaarschap - Resultaatgerichtheid
Centrale thema’s: 1. Hoogwaardig kindgericht onderwijs bieden 2. Binden en boeien van personeel
3. Thuisnabij onderwijs verzorgen met een adequate zorgstructuur 4. Maatschappelijk partner zijn
5. Samenwerken binnen een professionele lerende organisatie
8
Sterk in leren!
Ambitie en resultaten SPOM is een organisatie voor primair onderwijs in het Land van Maas en Waal en ziet het als haar ambitie en opdracht om de kinderen, die op één van de SPOM-scholen zitten, hoogwaardig kindgericht onderwijs aan te bieden dat past bij hun mogelijkheden en stijlen van leren. Uitgaan van verschillen in plaats van omgaan met verschillen is hierbij uitgangspunt. Onderwijs dat gericht is op de optimale ontwikkeling van ieder kind. Het koersplan ‘Sterk in leren’ bepaalt de richting van onze ontwikkelingen ook gedurende het afgelopen schooljaar. Het koersplan heeft een looptijd van vier jaar; 2009 – 2013. Het afgelopen schooljaar was het vierde en laatste uitvoeringsjaar. Veel is geïnvesteerd in het eigenaarschap en de verdere concretisering van dit strategisch beleidsplan in een bovenschools jaarplan. Steeds duidelijker wordt het koersplan de spil waar onze ontwikkelingen om draaien. Het is voor het management van de scholen het uitgangspunt bij het opstellen van jaarplan en schoolplan. Het koersplan plaatst de piketpaaltjes, geeft de ruimte aan waarbinnen de scholen hun eigen koers kunnen bepalen. Het koersplan is daarmee een werkdocument geworden. Het accent lag op het verbeteren van de opbrengsten en het afronden van de tweejarige gesprekscyclus door het voeren van beoordelingsgesprekken. Schoolleiders zijn getraind in het voeren van beoordelingsgesprekken. Beoordelingsformulieren met eenduidige scores zijn ontwikkeld. De geplande evaluatie moet leiden tot het aanscherpen van de beoordeling. Wat is de kern van het vak van leerkracht en hoe scoort de medewerker daarop? Veel van onze aandacht is gegaan naar het uitwerken van de nieuwe bestuursstructuur van SPOM in een personele Unie. Per 1 januari 2012 zijn de stichting SPOM Peuterspeelzalen en de stichting SPOM Integrale Kindcentra opgericht. Deze stichtingen vallen samen met de Stichting SPOM Onderwijs onder één personele unie. Elke stichting binnen de personele unie heeft een eigen Raad van Toezicht en een College van Bestuur. De Raad van Toezicht en het college van bestuur bestaan uit dezelfde personen. Het traject is formeel afgerond. De ervaringen zijn positief; korte lijnen, heldere structuur. Passend onderwijs; de scholen hebben de nulmeting bepaald met het instrument van Hoffmans en Heegsma. Op het niveau van het nieuwe samenwerkingsverband, met 34.500 kinderen, 25 besturen en 6 voormalige samenwerkingsverbanden is gewerkt aan de op te bouwen bestuurlijke structuur en aan de financiële consequenties. Wij krijgen te maken met minder inkomsten. Via verevening wordt dat “teveel” aan middelen in enkele jaren afgebouwd. Minder verwijzingen zorgen voor meer geld in het primair onderwijs. Het project Singapore Next, dat met name inzoomt op het vergroten van de 21st century skills en onderzoekend leren loopt nu 2 jaar op de Mariaschool in Boven-Leeuwen en twee andere basisscholen in het land. De evaluatie en het jaarverslag 2012/2013 evenals het jaarplan en actiepunten voor 2013-2014 staan beschreven in het ‘Jaarverslag Singapore Next’. Deze documenten zijn te vinden op het portaal van SPOM. Ging alles goed? Die vraag stelden we ons vorig jaar ook. Deze vraag blijft actueel. Het antwoord ook. Nee, zeker niet ging alles goed. Maar door kritisch naar ons eigen handelen te kijken, door elkaar daar op aan te spreken, door samen naar oplossingen te zoeken blijven we wel werken aan het verbeteren van de kwaliteit. Dat getuigt van LEF. Zonder lef is er geen ontwikkeling, blijven we voortgaan volgens de oude routines, terwijl kinderen in deze maatschappij juist vragen om eigentijds onderwijs dat hen uitdaagt tot verdere ontwikkeling. Het afgelopen schooljaar is binnen de vijf centrale thema’s uit het koersplan ingezet op de volgende thema’s.
9
Thema 1: Hoogwaardig kindgericht onderwijs Kwaliteitsbeleid SPOM heeft zijn kwaliteitsbeleid geformuleerd in de nota “Meten èn Weten”. Norm voor 2012/2013: gemiddeld minimaal scoren op het niveau dat van de school in deze referentiegroep verwacht mag worden. Als ondergrens wordt de ondergrens van de inspectie op de Cito Eindtoets, zonder correctie, gehanteerd. De ondergrens en hoger is voor SPOM nu nog voldoende. Voor de daarop volgende schooljaren heeft SPOM haar ambities bijgesteld en vertaald in een daarbij passende norm. Concreet betekent dit dat de gemiddelde scores van alle SPOM-scholen op de Cito Eindtoets in de komende twee jaar een stijgende lijn moeten laten zien en dat alle scholen van SPOM in het schooljaar 2013/2014 een score op de Cito eindtoets hebben die gemiddeld op het landelijk gemiddelde ligt en in het schooljaar 2014/2015 een score hebben die gemiddeld boven het landelijk gemiddelde ligt. Het spreekt voor zich dat ook als doelstelling geldt dat bij de Cito Eindtoets alle scholen boven de ondergrens van de inspectie scoren. In de loop van het schooljaar 2012/2013 zijn alle scholen aangesloten bij ParnasSys. Met ParnasSys hebben we een scherp beeld van de opbrengsten. Een onderwijskundig informatiesysteem, waarmee we tijdig kunnen reageren op tegenvallende resultaten. ParnasSys biedt overzicht en inzicht. Overzicht, omdat de situatie van het moment met een enkele muisklik helder in beeld is. Inzicht, omdat de geavanceerde overzichtenmodule de ontwikkelingspatronen op groeps- en schoolniveau laten zien. Bovenschools hebben we sinds kort de beschikking over Ultimview, een module uit ParnasSys, die de informatie geeft die nodig is om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. Kwantitatieve en kwalitatieve informatie worden gecombineerd en getoetst aan de geldende inspectienormen. Eventuele aandachtspunten worden direct gesignaleerd, zodat we in staat zijn te sturen waar en wanneer dat nodig is. Functiemix SPOM bracht in het kader van de functiemix de excellente leerkrachten in beeld en kende hen een LB-functie toe. De directeur heeft de toegevoegde waarde van de betreffende leerkracht voor de schoolontwikkeling aangegeven. De onafhankelijke sollicitatiecommissie toetste de voordracht van de directeur, waarmee voldaan wordt aan de gestelde criteria die het bestuur hanteert. Het was niet eenvoudig om aan de gestelde percentages te voldoen zonder concessies aan de kwaliteit te doen. Het ambitieniveau van de organisatie ligt hoog en in het voorafgaande schooljaar leek het alsof het ambitieniveau van het personeel achterbleef. Dit laatste bleek onder meer uit de achterblijvende ambitie om te solliciteren naar LB functies. Uit evaluatie is gebleken dat deze beperkte ambitie veroorzaakt wordt door de verwachte verhoogde werkdruk, de opleidingseis die gesteld wordt of het af te nemen HBO+ assessment. In het schooljaar 2012/2013 heeft SPOM, met behoud van de kwaliteitsnormen, een aantal eisen bijgesteld. De minimale werktijdfactor van 3 dagen is aangepast naar 2 dagen, de opleidingseis is veranderd van een afgeronde HBO+ opleiding naar “het gestart zijn” met een HBO+ opleiding. Dit heeft er toe geleid dat in het schooljaar 2012/2013 wel alle IB functies kwantitatief en kwalitatief voldoende zijn ingevuld.
10
Sterk in leren!
Innovatief leren Naast kennis vraagt onze maatschappij in de toekomst steeds meer om vaardigheden. We denken hierbij aan: samenwerkend problemen oplossen, ict-geletterdheid, kritisch denken, zelfsturing en creativiteit. Als SPOM organisatie onderkennen we het belang van deze ontwikkeling in een vroeg stadium. We willen onze kinderen daarop voorbereiden. Het enthousiasme en de betrokkenheid van leerkrachten, kinderen en ouders, voor het project Singapore Next, dat nu voor het tweede jaar draait op de Marisschool, is onverminderd groot. Veel vooruitgang is er geboekt met betrekking tot het eigen maken van het model ‘onderzoekend leren’, de kwaliteit van de onderzoeksvragen en het inrichten van het communicatieplatform. Daarnaast is er veel aandacht besteed een leerkrachtgedrag en leerkrachtvaardigheden. De sturings- en coaching vaardigheden zijn vergroot. Het derde en laatste jaar zullen vooral het uitwerken van de 21st Century Skills ‘Samenwerken en ICT-Bekwaamheid’, de samenwerking tussen de scholen en het gebruik van de nieuwe Office 365-omgeving centraal staan. Middels kennis constructief en onderzoekend leren, waarbij genoemde vaardigheden ontwikkeld worden, maken de kinderen zich de leerstof eigen. Dit vindt vooral plaats in de bovenbouw en tijdens de wereld oriënterende vakken. De meeste scholen geven aan deze werkwijze een eigen invulling. We zien allerlei initiatieven: De Tweestroom, de St. Lambertusschool en De Oversteek maken hiervoor gebruik van een digitale methode. De Appelhof en De Wijzer zijn bezig met IPC, (International Primary Curriculum) voor de creatieve en de zaakvakken. De Mariaschool, de Kleurencirkel, de St. Victorschool, ’t Geerke, De Laak en ’t Klòsterhûfke gebruiken geen methode voor wereldoriëntatie, maar werken vanuit het model “onderzoekend leren”, waarbij de laatste vier scholen zeer intensief met elkaar samenwerken. De Kubus heeft zijn natuuronderwijs op een andere wijze ingericht. Bs. Mariënhof is een proefschool voor een uitgever om een nieuwe (digitale) methode van wereldoriëntatie te testen. Naast al deze ontwikkelingen op de scholen is er binnen SPOM ook een groep ‘SPOMmers met Lef’ actief. Twaalf leerkrachten van verschillende scholen die meerdere keren per jaar bij elkaar komen om van elkaar te leren, kennis te delen en innovaties in de klas uit te proberen. Enkele initiatieven zijn: kennisconstructief / onderzoekend leren, gebruik van tablets in de klas, presenteren, thematisch lesgeven en projectonderwijs. Sport en bewegen SPOM werkt nauw samen met Actief Maas en Waal. Actief Maas en Waal zorgt ervoor dat de Maas- en Waalse jeugd goed en voldoende kan bewegen, spelen en sporten in een gezonde leefstijl. Actief Maas en Waal initieert, ondersteunt en combineert activiteiten daar waar wenselijk en mogelijk is. Deze werkzaamheden zijn gericht op kwaliteit en duurzaamheid. Samen met de gemeente Druten, West Maas en Waal, de onderwijsinstellingen, Trivium, Pax Christi College en welzijnsorganisatie Stichting Voormekaar trekt SPOM als convenantpartner de kar van Actief Maas en Waal. Daarnaast zijn natuurlijk de sportverenigingen en vele andere partijen belangrijke samenwerkingspartners. Het doel van deze samenwerking is het structureel en systematisch managen van sport- en beweeggedrag van de SPOM leerlingen om op deze wijze te komen tot kwalitatief goede sport- en beweegactiviteiten voor deze leeftijdsgroep en hiermee een wezenlijke bijdrage leveren aan een gezond leefpatroon en kwaliteit van leven.”. Bewegen, spelen, sporten is van grote betekenis voor de ontwikkeling van het opgroeiende kind. Dat wil zeggen de fysieke ontwikkeling (gezondheid), de mentale ontwikkeling (eigenwaarde), de sociale ontwikkeling (eigenwaarde in relatie met de ander, weerbaarheid) en de cognitieve ontwikkeling (kennis). Per 1 augustus 2013 is men er in geslaagd om het totaal aantal fte’s dat vanuit de ministeries ter beschikking wordt gesteld ook daadwerkelijk in te vullen. Voor SPOM betekent dit in totaal 5,67 fte aan combinatie
11
functionarissen voor sport en onderwijs. In het schooljaar 2012/2013 zijn de scholen begeleid en ondersteund bij het kiezen van een nieuwe methode bewegingsonderwijs, zijn er 2 workshops tijdens de SPOM dag verzorgd en is er kant en klare info beschikbaar gesteld ten behoeve van de aanschaf van een methode bewegingsonderwijs. Door de toename van nieuwe samenwerkingspartners (sportaanbieders) groeide de diversiteit van sport kennismakings-clinics en o.a. daardoor ook de kwaliteit van het grote aantal gymlessen dat hiermee werd ingevuld. Actief Maas en Waal brengt periodiek een nieuwsbrief uit met een compleet overzicht van alle activiteiten. Voor elke school is een activiteitenplan opgesteld. Dit plan is door de combinatiefunctionarissen met de directies en/of contactpersonen besproken. Hierin is per leeftijdsgroep te zien wanneer en welke activiteiten als maatwerk voor de scholen mogelijk zijn. Het naschoolse programma Kids Actief is zeer succesvol en inmiddels op meerdere scholen uitgevoerd; wekelijks en/of periodiek. Op het SPOM-portaal is voor alle leerkrachten ter ondersteuning een deel ingericht met een overzichtelijk aanbod van lessen en ook filmpjes op thema, leerlijnen, sportdagen waaronder de Koningspelen. Cultuur In de gemeente West Maas en Waal lag het accent in 2012/2013 op de discipline audio-visueel. De onderbouw heeft een film gemaakt van een sprookje. De middenbouw heeft een fotostrip gemaakt, waarbij het thema vrij was. De bovenbouw heeft een film/documentaire gemaakt waarbij het thema vrij was. In de gemeente Druten lag het accent op drama (middenbouw) en muziek (onder- en bovenbouw). Verder is er een subsidieaanvraag gedaan voor een combinatiefunctionaris voor 0,57 fte bij het Oranjefonds (Kinderen maken Muziek). Deze subsidie is toegekend en er loopt nu een project met als titel: Muzikaal West Maas en Waal. Dit project krijgt in 2014-2015 en 2015-2016 een vervolg. Hierin is ook een naschools aanbod opgenomen. De werkgroep Cultureel Schoolprogramma heeft een subsidieaanvraag bij de gemeente gedaan om aan te kunnen sluiten bij KultuurKonnekt in Tiel. Deze subsidie van € 2500,- is toegekend. Er wordt momenteel al intensief samengewerkt om een programma op maat voor alle scholen samen te stellen. De werkgroep Cultureel Schoolprogramma West Maas en Waal heeft een subsidieaanvraag bij de gemeente gedaan voor het project ‘Reizen in de Tijd’. Ook deze subsidie is toegekend, mits er in het gehele rivierengebied 25% van de scholen meedoet. Wanneer dit het geval is, zullen er projecten - geïntegreerd en vakoverstijgend - voor onze omgeving ontwikkeld worden. Dit wordt een digitale database die scholen naar eigen inzicht kunnen raadplegen en inzetten. Techniek Er is een werkgroep techniek waar 1 directeur/4 SPOM leerkrachten in vertegenwoordigd zijn. Bij deze werkgroep hebben zich aangesloten het kenniscentrum Bèta techniek, schoolbestuur Conexus uit Nijmegen, het Regionaal steunpunt VTB Nijmegen en Pax Christi. Doel is Wetenschap en Technologie, in samenwerking met culturele instellingen en het bedrijfsleven zichtbaar te maken in een concreet aanbod. Dat aanbod is gebaseerd op een win-win voor alle betrokken partners en het ontwikkelen van een netwerk van bedrijven en basisscholen in de regio Maas en Waal. Bedrijven wordt op deze wijze de mogelijkheid geboden te investeren in de medewerkers van de toekomst. Kinderen wordt de mogelijkheid geboden zich breder te oriënteren en te ontwikkelen, waarbij meer dan nu de interesse voor techniek wordt gewekt. Verder moet het komen tot duurzame samenwerking tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs op het gebied van Wetenschap en Techniek (W & T). Alle scholen hebben een techniekcoördinator en daarnaast zoeken alle scholen vrijwilligers om te helpen bij de W & T lessen.
12
Op het portaal staan concrete W & T lesideeën en er zijn door bijna alle scholen bezoeken aan het technisch practicum lokaal afgelegd. 1 School heeft deel genomen aan de First Lego League wedstrijd. 5 Scholen hebben nu met Mindstorm gewerkt en 8 scholen namen deel aan de techniekwedstrijd van Rivierenland.
Sterk in leren!
Er is een samenwerking gestart tussen de werkgroep W & T en de stichting Meerwaarde, hierbij geholpen door studenten van de hogeschool van Hal en Larenstein uit Wageningen. Er is een inventarisatie gemaakt op/van alle basisscholen. Uit de enquêteformulieren zijn o.a. de volgende conclusies getrokken: Alle scholen zijn geïnteresseerd in het aanbieden van W&T-onderwijs, zijn goed geïnformeerd over W&T en bieden, gemiddeld 45 minuten per week, W&T-onderwijs aan.
Thema 2: Binden en boeien van personeel Gesprekcyclus In het schooljaar 2012/2013 zijn de laatste beoordelingsgesprekken afgerond van de gesprekkencyclus. Ruim 85% van de medewerkers scoorde een voldoende of meer. Er is nog geen Personeels Informatie Systeem ingevoerd. Dit betekent dat een aantal relevante gegevens en rapportages met betrekking tot ontwikkeling niet of moeilijk aangeleverd kunnen worden. Door Deloitte heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de bedrijfsvoering en de processen. Het eindrapport is verschenen. De keuze voor Raet Online is gemaakt. Dit en volgende schooljaar wordt vooral gebruikt om Raet online in te richten voor financiële data, daarna wordt het verder ingericht als personeels-informatiesysteem, waarmee wij de ontwikkeling per medewerker zullen kunnen gaan volgen 30% van de directeuren is RDO erkend. Het lerarenregister is geopend , er is echter nog geen actief beleid op gevoerd om in te schrijven. Ambitiegesprekken raken steeds meer ingeburgerd. De scholen zijn zich bewust van het belang hiervan. Het begin is gemaakt. Ambitiegesprekken horen in iedere laag van de organisatie plaats te vinden. Bestuurderdirecteur, directeur-/teamleider/internbegeleider/leerkracht. De ambitiegesprekken voor directeur/ intern begeleider zijn inmiddels gestart. Verzuim In het schooljaar 2012/2013 heeft de GMR instemming verleend aan het nieuwe verzuimbeleid en verzuimprotocol. De medewerkers zijn geïnformeerd via een folder met beknopte informatie over het verzuimbeleid en de verwijzing naar het volledige beleidsplan. Hoewel is ingezet op een intensievere aanpak van het verzuim, is het ziekteverzuimpercentage in 2012/2013 gestegen t.o.v. het percentage van het voorafgaande schooljaar, maar blijft onder het landelijk gemiddelde. De stijging van het verzuimpercentage volgt een landelijke trend. De oorzaak van de stijging kan vooral worden gezocht in toenemende werkdruk door de krimp en daarmee samenhangende reorganisaties, de vergrijzing en passend onderwijs. De implementatie van het nieuwe verzuimbeleid waarbij ieders rol en verantwoordelijkheid duidelijk is en waarin de nadruk ligt op het in eigen regie nemen van de re-integratie ten behoeve van een duurzame terugkeer van de medewerker, moet op termijn gaan zorgen voor een daling van het verzuimpercentage. Wanneer een medewerker twee jaar ziek is, vraagt deze een WIA uitkering aan bij UWV(WIA= Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). UWV beoordeelt of de medewerker in aanmerking komt voor een uitkering wanneer de medewerker niet meer hetzelfde kan verdienen als voor de periode van ziekte. Als de medewerker helemaal niet meer kan werken, wordt een IVA uitkering toegekend (IVA=Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten). Wanneer een medewerker een deel van zijn vroegere inkomen kan verdienen maar minder dan 65%, volgt een WGA uitkering . (WGA= regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). De WGA uitkeringsgerechtigde heeft een aantal plichten, o.a. het zoeken naar passend werk. De controle op de naleving van die plichten ligt normaal gesproken bij UWV maar door de keuze voor het eigenrisicodrager schap komt deze verantwoordelijkheid bij SPOM te liggen.
13
Stichting SPOM is per 1 januari 2012 eigenrisicodrager voor de WGA uitkeringen. Daarmee komt het financiële risico van arbeidsongeschiktheid voor rekening van Stichting SPOM maar heeft de organisatie ook meer invloed op de naleving van de plichten van de (ex)medewerker met een WGA uitkering. SPOM heeft het financiële risico herverzekerd bij Loyalis. De keuze voor het WGA eigen risicodragerschap heeft tot gevolg dat SPOM ook na de eerste twee jaar van ziekte, gedurende 10 jaar (voor uitkeringsrechten die zijn ontstaan op of na 1 januari 2007) verantwoordelijk is voor re-integratie van (ex)medewerkers met een WGA uitkering. Stichting SPOM is conform de wet WIA (wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) gerechtigd maatregelen op te leggen indien de (ex-)medewerker zich niet houdt aan de verplichtingen op grond van de Wet WIA, de artikelen 27 tot en met 30, zoals het zoeken naar passend werk. Bij het opleggen van maatregelen geldt dat Stichting SPOM, in plaats van UWV, als zelfstandig bestuursorgaan optreedt. Stichting SPOM is daarbij gehouden aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat Stichting SPOM de beslissing tot een maatregeloplegging gedegen moet motiveren, gebonden is aan beslistermijnen en de medewerker in de gelegenheid moet stellen om bezwaar aan te tekenen tegen de opgelegde maatregel. Als eigenrisicodrager voor de WGA dient SPOM een maatregelenbeleid, alsmede een klachtenprocedure en een bezwaarreglement vast te stellen. Het beleid is opgesteld en is ter instemming voorgelegd aan de GMR. Mobiliteit Actief mobiliteitsbeleid heeft geleid tot diverse mutaties in het personeelsbestand. Eén teamleider is benoemd als directeur, één bouwcoördinator is leerkracht geworden, een combinatiefunctionaris Cultuur is benoemd, één teamleider is leerkracht geworden. 7 medewerkers zijn van werkplek veranderd. 4 medewerkers hebben de organisatie verlaten om elders hun loopbaan voort te zetten. 2 medewerkers namen deel aan een loopbaanoriëntatietraject met als doel zich te oriënteren op een baan buiten het basisonderwijs. 10 medewerkers hebben de organisatie verlaten in verband met het bereiken of bijna bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In het schooljaar was 1 medewerker gedeeltelijk gedetacheerd bij een andere werkgever.
Thema 3: Thuisnabij onderwijs en adequate zorg Passend onderwijs SPOM participeert binnen het samenwerkingsverband ‘Stromenland’ waarvan 34.500 kinderen deel uitmaken. Een gebied dat bestaat uit het land van Cuijk, Nijmegen, Beek Ubbergen, Groesbeek, het Land van Maas en Waal, Beuningen en Wijchen. Een agendacommissie van 5 bestuurders, waarvan ook de bestuurder van SPOM deel uitmaakt, bereidt de bijeenkomsten voor alle 26 bestuurders en 6 oude samenwerkingsverbanden voor. Het Ondersteuningsplan is een belangrijk document binnen de wet Passend Onderwijs. Het plan moet elke vier jaar opnieuw worden vastgesteld. Alle deelnemende schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband Stromenland PO 2507 geven hiermee invulling aan de ondersteuning die zij op hun scholen bieden. Het ondersteuningsplan is een belangrijke informatiebron voor ieder die wil weten hoe de ondersteuning in de scholen binnen Stromenland is geregeld. Dat kan gaan om fysieke voorzieningen maar ook om arrangementen. Het maakt inzichtelijk op welke wijze de scholen zich aan hun zorgplicht houden.
14
Verder beschrijft het plan hoe (ouders van) leerlingen toegang tot deze voorzieningen kunnen krijgen en welke procedures hiervoor gelden. Stromenland gaat in dit ondersteuningsplan uit van samenwerking in de regio met betrokken partners. Stromenland wil dat leerlingen een doorlopend passend onderwijsaanbod krijgen. Daarom is een goede aansluiting tussen het basisonderwijs/speciaal (basis)onderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs onontbeerlijk. De afstemming tussen primair, speciaal en voortgezet onderwijs is een doorlopend proces. Dit raakt ook aan de jeugdzorg en voor sommige leerlingen de AWBZ-zorg. De jeugdzorg valt vanaf 1 januari 2015 integraal onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Sterk in leren!
Ook bepaalde onderdelen van de AWBZ worden de komende jaren overgedragen aan de gemeenten. De veertien betrokken gemeenten binnen Stromenland en het (primair en voortgezet) onderwijs hebben elkaar in de afgelopen tijd daarom regelmatig ontmoet. Op bestuurlijk en uitvoerend niveau is steeds afstemming gezocht. Stromenland beschrijft in het ondersteuningsplan de wijze waarop het van start zal gaan. Vanuit deze startsituatie wil het samenwerkingsverband, sterk monitorend, zich verder ontwikkelen en verbeteren. Stromenland zal als lerende organisatie al werkende doorgronden hoe het nieuwe stelsel precies werkt. Alles hoeft niet onmiddellijk veranderd te worden. In de Weer Samen Naar School- en Regionaal Expertise Centra- verbanden, die de basis vormen van Stromenland, is de afgelopen jaren vooruitgelopen op de komst van de Wet Passend Onderwijs, waardoor al eerste stappen zijn gerealiseerd. Het geleidelijk gezamenlijk opdoen van ervaringen met het nieuwe stelsel en hierop inspelen, past ook bij het gegeven dat de bevoegdheden en vooral de middelen gefaseerd onze kant op komen. Gezien de wettelijke verplichting stelt het bestuur van Stromenland het ondersteuningsplan vast voor de periode 2014 – 2018. Maar de komende twee jaar (2014 – 2016) beschouwt het bestuur als een overgangsperiode. Het ondersteuningsplan is daarbij een groeidocument dat door uitwerking van de werkagenda nader gestalte krijgt. Door analyse van monitoringgegevens evalueert het bestuur dit ondersteuningsplan in 2016. Zo nodig formuleert het bestuur dan een nieuw plan.
Thema 4: Maatschappelijke partner Tussenschoolse opvang Sinds 2006 is SPOM wettelijk verantwoordelijk voor de organisatie van de Tussenschoolse Opvang (TSO). Spom heeft ervoor gekozen om de TSO te blijven uitvoeren met vrijwillige overblijfkrachten en vrijwillige overblijf coördinatoren. Hierdoor kunnen de kosten voor de ouders laag blijven en bied Spom aan de vrijwilligers een zinvolle en uitdagende taak. Inmiddels realiseren we met 190 vrijwillige, enthousiaste en deskundige overblijfkrachten de TSO binnen SPOM. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de scholing en ontwikkeling van het overblijven. Dit jaar is het laatste jaar dat er CFI-subsidie beschikbaar is geweest voor de scholing, in de komende jaren zullen de scholen hier zelf middelen voor reserveren. Het werken met vrijwilligers verdient de nodige aandacht om aan het gewenste kwaliteitsniveau te blijven werken. Het aantal kinderen dat gebruik maakt van de Tussen Schoolse Opvang blijft stabiel. Het is opvallend dat steeds meer jonge kleuters als vanzelfsprekend meerdere keren per week overblijven. Ouders vertrouwen op een goede, veilige en gezellige overblijfsituatie voor de kinderen. We bieden een toenemend divers aanbod dat, afgestemd is op de behoefte van de kinderen. Een belangrijke succesfactor voor een goed verloop van het overblijven is een juiste afstemming en samenwerking tussen de TSO, de directeur en het Team van de school en de ouders. Voor kinderen die bijzondere begeleiding of aandacht vragen is het belangrijk gebleken om problemen tijdig te signaleren en op te pakken. In de toekomst zal, ook in het verlengde van de implementatie van Passend Onderwijs, steeds meer aandacht nodig zijn voor de ontwikkeling van de deskundigheid van het overblijven. SPOM waardeert de inzet van de vrijwillige overblijfkrachten zeer. Ook dit schooljaar is opnieuw een prettige lunchpauze voor de leerkrachten en de kinderen gerealiseerd.
15
Brede scholen In toenemende mate vindt er een ontwikkeling plaats, dat peuteropvang, voor-, na- en tussen-schoolseopvang, buitenschoolse activiteiten en primair onderwijs zijn gehuisvest in één gebouw of in een cluster van nabijgelegen gebouwen. Als de bedrijfsvoering nog in handen is van meerdere, weliswaar samenwerkende organisaties, dan spreken wij over een brede school. Is de bedrijfsvoering in 1 hand, dan spreken wij van een Integraal Kind Centrum (IKC).Op diverse SPOM locaties is sprake van een brede school. Een ontwikkeling die zich verder door kan zetten, omdat er, als gevolg van leerlingen krimp, lokalen vrijkomen in de gebouwen van het primair onderwijs. Voorbeelden van na-schoolse activiteiten op de brede scholen binnen SPOM zijn onder andere de pleinspelen “Kids Actief” en muzieklessen georganiseerd door de combinatie - functionaris cultuur. IKC de Kubus, een initiatief van de Stichting SPOM, is m.i.v. 13 augustus 2012 in gebruik genomen. Het is een prachtig gebouw in het centrum van Druten. Dankzij de medewerking van de Gemeente Druten is het mogelijk geworden voor de stichting SPOM IKC om een eigen kindcentrum te bouwen. De peuterspeelzaal, de kinderopvang en basisschool de Kubus werken intensief samen onder de eindverantwoording van één directeur. Het kind van 0 tot 12 jaar staat centraal. Dat is het vertrekpunt. Alle medewerkers werken samen vanuit 1 pedagogische visie en stemmen de inhoud zoveel mogelijk op elkaar af.
Thema 5: Een professionele lerende organisatie Raad van Toezicht Het onderscheid tussen intern toezicht en bestuur is in de statuten neergelegd. De Raad van Toezicht (RvT) houdt deugdelijk en onafhankelijk intern toezicht op de verwezenlijking van de grondslag en de doelstellingen van de stichting. De afspraken liggen vast en worden uitgevoerd volgens de Code Goed Bestuur in het Primair Onderwijs. In het toezichts-kader genaamd: “Geen vertrouwen zonder dialoog”, is vastgelegd dat het toezicht zich, middels informatie en documentatie, vanuit het college van Bestuur richt op: Algemene zaken, Onderwijs, Personeel, Financiën, Materiële zaken en Communicatie. Naast bovengenoemde roldefinitie is ook rolbesef, rolneming en rolvastheid van wezenlijk belang wil het werken op basis van vertrouwen, een goede fundering hebben. Vertrouwen wordt omschreven als integriteit, onafhankelijkheid, eerlijkheid en transparantie. Innovatiefonds SPOM stelt jaarlijks een innovatiefonds van € 20.000 euro beschikbaar, waaruit scholen een bijdrage kunnen vragen voor innovatie en ontwikkeling. Hiertoe dienen zij een projectplan in dat door een onafhankelijke jury beoordeeld wordt. De innovatiegelden zijn in het schooljaar 2012-2103 toegekend aan: • De Kubus in Druten: “De natuur beleven.” • De Laak te Wamel in samenwerking met ’t Geerke te Puiflijk: “Kennisconstructie en ICT in samenwerkende teams” • De Oversteek te Dreumel: “Klasseplan: Weekkaarten en Groepsplannen maken.” • ’t Klòsterhûfke te Deest: “Woordenschat en wereldoriëntatie in een ICT leerrijke omgeving.” • Werkgroep:“SPOMmers met Lef; Innoverend leren in een ICT-leerrijke omgeving.”
16
Sterk in leren!
Onderwijskundige verdieping In deze verdiepingsparagraaf gaan we wat uitgebreider in op de theorie en de achtergronden van vier belangrijke onderwijskundige ontwikkelingen binnen SPOM. De alerte lezer zal merken, dat deze ontwikkelingen niet op zichzelf staan. SPOM staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Er is sprake van verbreding en verdieping. Verbreding in de zin dat het niet uitsluitend meer gaat, om de 4 t/m 12 jarige basisschoolleerling, maar ook om het 0 t/m 3 jarige kind, niet alleen maar om onderwijs, maar ook om voor-, na- en tussentijdse opvang en niet alleen om opvang, maar ook ontspanning, sport, cultuur, buitenschoolse activiteiten. Verdieping in de zin van, dat het niet alleen maar gaat om de normaal tot goed functionerende leerling in het regulier basisonderwijs, maar ook om de leerling, die veel extra zorg nodig heeft, het lichamelijk of verstandelijk gehandicapte of gedragsgestoorde kind. Het gaat niet alleen om het geven van instructie aan groepen, maar om het ontwikkelen van individuele kinderen, door het kind zelf te laten ontdekken en zelf te laten onderzoeken. Uitgaande van individuele talenten, kwaliteiten, mogelijkheden en interesses. Het gaat ook om het analyseren wat de leerling nog niet begrijpt of nog niet kan en welke op maat gemaakte actie daarop aansluit, zodat de resultaten zullen verbeteren.
Passend Onderwijs Passend onderwijs is de nieuwe manier waarop onderwijs aan leerlingen, die extra ondersteuning nodig hebben, wordt georganiseerd. Het gaat om zowel lichte als zware ondersteuning. Bijvoorbeeld extra begeleiding op school, aangepast lesmateriaal en hulpmiddelen of onderwijs op een speciale school. Passend onderwijs is dus geen schooltype; kinderen zitten niet ‘op’ passend onderwijs. Scholen werken met elkaar samen in samenwerkingsverbanden. De scholen in het samenwerkingsverband maken onderling afspraken over hoe ze ervoor zorgen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past. Passend onderwijs vervangt het oude systeem van de leerlinggebonden financiering en indicatiestelling voor speciaal onderwijs. Met de invoering van passend onderwijs wil men een aantal zaken oplossen. Een van die problemen is, dat steeds meer leerlingen, vooral leerlingen met ernstige gedragsproblemen, verwezen worden naar het speciaal onderwijs. Scholen en ouders vinden de indicatiestelling erg bureaucratisch en het is lastig om ondersteuning op maat te organiseren. Verder zijn er in het oude systeem teveel kinderen die thuiszitten. Zij zijn bijvoorbeeld van school verwijderd vanwege de problemen die ze hebben, of omdat er geen goede begeleiding voor ze is op school. Het doel van passend onderwijs is dat alle leerlingen, dus ook leerlingen die extra ondersteuning in de klas nodig hebben, een passende onderwijsplek krijgen. Uitgangspunt daarbij is: regulier als het kan, speciaal als het moet. Scholen die samenwerken in een samenwerkingsverband krijgen geld om het onderwijs te regelen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het samenwerkingsverband ontvangt het geld en besluit over de toewijzing van ondersteuning en geld naar de scholen. Hiervoor wordt het geld gebruikt dat nu in de rugzakjes zit en naar ambulante begeleiders gaat. Maar ook het geld voor ondersteuning op speciale scholen (cluster 3 en 4), het speciaal basisonderwijs, leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs gaat naar het samenwerkingsverband. De samenwerkende scholen maken een plan om ervoor te zorgen dat iedere leerling passend onderwijs krijgt. Passend onderwijs is er voor alle leerlingen in het basisonderwijs en speciaal onderwijs. In de praktijk gaat het vooral over leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Deze ondersteuning kan nodig zijn vanwege een verstandelijke beperking of een chronische ziekte. Maar ook voor leerlingen met een gedrags-
17
of leerstoornis is passend onderwijs natuurlijk erg belangrijk. Soms is het bij de start op school al duidelijk dat er extra ondersteuning nodig is, soms blijkt dat pas later. In het oude systeem was de ondersteuning voor leerlingen onderverdeeld in 4 clusters: cluster 1 voor leerlingen die blind of slechtziend zijn; cluster 2 voor leerlingen die doof of slechthorend zijn of ernstige spraaktaalmoeilijkheden hebben; cluster 3 voor leerlingen met een verstandelijke beperking, een lichamelijke beperking, of een chronische ziekte; cluster 4 voor leerlingen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen of een psychiatrisch probleem. Voor cluster 1 en 2 zal dat onderwijs de ondersteuning zelf gaan organiseren. Deze clusters maken geen deel uit van het nieuwe samenwerkingsverband. Cluster 3 en 4 wel. Voor alle andere leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben geldt de systematiek van regionale samenwerkingsverbanden. Schoolbesturen krijgen vanaf 1 augustus 2014, zoals gezegd, een nieuwe zorgplicht. Dit betekent dat de scholen ervoor moeten gaan zorgen dat iedere leerling, die extra ondersteuning nodig heeft, die bij hen ingeschreven staat of zich aanmeldt een passend onderwijsaanbod krijgt. Als de school deze ondersteuning zelf niet kan bieden en aangeeft dat het kind het beste naar een andere school kan gaan, moet de school/ het bestuur na overleg met de ouders zorgen dat er een school gevonden wordt die wel een passend aanbod kan doen. Momenteel moeten ouders in zo’n situatie nog vaak zelf naar een nieuwe school zoeken. Met de inwerkingtreding van passend onderwijs heeft de verwijzende school die verantwoordelijkheid. Voor de meeste leerlingen zal er door de invoering van passend onderwijs in de dagelijkse praktijk weinig veranderen. Wel verandert de organisatie van de ondersteuning op school, en worden er op termijn minder kinderen doorverwezen naar speciaal onderwijs. Het zogenaamde rugzakje vervalt per 1 augustus 2014. De school blijft verantwoordelijk voor het bieden van de ondersteuning die nodig is voor het kind. Er wordt op passend onderwijs niet bezuinigd. Eerder was er wel sprake van een bezuiniging van 300 miljoen, maar dat is teruggedraaid. Ook het budget voor de bestaande 70.000 plekken in het speciaal onderwijs blijft behouden. Het budget per samenwerkingsverband wordt gebaseerd op het totale leerlingenaantal en niet op het aantal leerlingen in een regio dat nu gebruik maakt van extra ondersteuning. Dit betekent dat regio’s waar nu veel leerlingen een rugzakje hebben of in het speciaal onderwijs zitten, er met de komst van passend onderwijs op achteruit zullen gaan qua budget en vice versa. Deze verandering, die de verevening wordt genoemd, zal geleidelijk worden doorgevoerd en pas van start gaan in het schooljaar 2015-2016.
18
Sterk in leren!
Commentaar van Marius Peters lid van de stichtingsraad van het samenwerkingsverband Stromenland Passend Onderwijs PO 2507 en bestuurder van SPOM: Bij Passend Onderwijs wordt teveel gedacht, teveel het accent gelegd op de kinderen die extra zorg nodig hebben, teveel accent op de zgn. thuiszitters. Passend onderwijs hoort er voor ieder kind te zijn. Ieder kind heeft recht op onderwijs dat uitdagend is, dat eigentijds is, dat past bij zijn stijl van leren enz. De afgelopen jaren is het basisonderwijs sterk verbeterd. Het vakmanschap is toegenomen. Opbrengstgericht werken is ingevoerd. De scholen van SPOM hebben veel geïnvesteerd in professionalisering, in het werken met groepsplannen, in didactische werkvormen. Daar hebben alle leerlingen profijt van. We zijn al beter in staat om leerlingen met een zorgvraag adequaat te begeleiden. Het is een hardnekkig misverstand dat gedacht wordt dat er heel veel leerlingen met hele specifieke zorgvragen op onze scholen zullen komen. Dit is absoluut niet het geval. Het gaat om enkele kinderen die als gevolg van het toegenomen vakmanschap op de eigen basisschool of een andere basisschool geholpen kunnen worden. Van die toegenomen kennis en vaardigheden profiteren alle kinderen, niet alleen de zorgleerlingen. Passend onderwijs gaat formeel van start op 1 augustus 2014. Schoolbesturen hebben dan een zorgplicht en de samenwerkingsverbanden krijgen het geld en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van passend onderwijs. SPOM is één van de 25 schoolbesturen voor primair onderwijs die samen met de scholen uit het land van Cuijk, Nijmegen, Beuningen, Wijchen, Groesbeek en Millingen het samenwerkingsverband “Stromenland” vormt. Een heel groot samenwerkingsverband van ca. 34.000 leerlingen met heel veel diversiteit. De voorbereidingen zijn in volle gang. De bestuurlijke structuur is gereed. Statuten zijn gepasseerd bij de notaris. De voorlopige ondersteuningsplanraad, die bestaat uit ouders en leraren, is geïnstalleerd. In het schooljaar 2012-2013 hebben we het volgende bereikt: • De bouwstenen voor het eerste ondersteuningsplan, dat op 1 mei 2014 klaar moet zijn, zijn uitgewerkt door een kerngroep van bestuurders, interne begeleiders, coördinatoren en directeuren. In het Ondersteuningsplan staat op welke manier alle leerlingen een passende plek op een school krijgen. • Het bestuur van het SWV is benoemd, de stichtingsraad waarin alle schoolbesturen vertegenwoordigd zijn, is geïnstalleerd. • De deelnemende besturen hebben elkaar beter leren kennen. De gezamenlijke wil om het onderwijs te verbeteren, om van elkaar te leren, om te denken in oplossingen en kansen is zichtbaar. Een hoopvol uitgangspunt. Solidariteit is een gezamenlijke kernwaarde. • Verevening betekent dat een samenwerkingsverband meer geld of minder geld zal krijgen. Dit is afhankelijk van het huidige budget. Voor “Stromenland” valt de verevening negatief uit. Wij krijgen op dit moment meer budget dan in de nieuwe situatie. De kwaliteit van de zorg op de scholen van SPOM is afgelopen jaar in kaart gebracht. SPOM heeft dat gedaan m.b.v. een digitaal instrument; genaamd Q3. Q3 is voor alle scholen in het nieuwe samenwerkingsverband ingevoerd om te kunnen vergelijken (benchmarken). Hieruit blijkt dat iedere SPOM school voorzieningen heeft getroffen voor kinderen die extra zorg nodig hebben. Het verschil tussen de scholen is echter aanzienlijk. Voor de scholen ligt er de opdracht om te zorgen dat ze de basiszorg zo spoedig mogelijk op orde hebben. Dit gaan de scholen beschrijven in het zgn. schoolondersteuningsprofiel. Dat profiel gaat iedere school opnemen in de schoolgids zodat ouders weten wat ze mogen verwachten. De MR van iedere school beoordeelt het schoolondersteuningsprofiel. Stap voor stap werken we aan Passend Onderwijs voor alle kinderen uit de regio. Het motto spreekt voor zich: ‘Regulier als het kan, speciaal als het moet’.
19
Opbrengstgericht werken Een school die opbrengstgericht werkt, zet zich planmatig in voor het verbeteren van de vorderingen van leerlingen. Dit gebeurt door hoge doelen te stellen, gericht hieraan te werken en leerlingen systematisch te volgen in hun vorderingen. Het blijkt te werken. Scholen die systematisch hun toetsgegevens analyseren en gebruiken hebben betere resultaten, zo blijkt uit onderzoek van de Inspectie PO. Maar het is niet eenvoudig, zeker niet om duurzame verbeteringen tot stand te brengen. Gericht werken aan hoge opbrengsten betekent in de eerste plaats goed onderwijs geven. Dat wil zeggen onderwijs door competente leraren die effectief instructie geven, hun onderwijsdoelen, inhouden en didactiek kunnen afstemmen op verschillen tussen leerlingen en voortdurend - dus niet alleen bij de toets - reflecteren op het effect van hun lessen. Opbrengstgerichtheid wil zeggen: het bewust, cyclisch en systematisch werken met als doel de grootst mogelijke opbrengst. Om de opbrengsten te verhogen is bewustwording een vereiste. Die opbrengsten hebben betrekking op leerprestaties, de sociaal-emotionele resultaten en de tevredenheid van ouders, leerlingen en het vervolgonderwijs. Met die doelen in het achterhoofd wordt het onderwijsproces vormgegeven. Daarna gaat de leerkracht naar de opbrengsten kijken en controleren of de gestelde doelen behaald zijn. De leerkracht analyseert de nieuwe gegevens. Aan de hand van deze analyse past hij het onderwijsproces of de doelen aan. Op deze manier is er dus steeds feedback over de kwaliteit van het onderwijs. Opbrengstgericht werken heeft hoge verwachtingen van de kinderen en gaat uit van doelgericht werken. Dat is van belang op alle niveaus binnen de school, dus niet alleen voor de leerkracht, maar ook voor het management. Op groepsniveau wordt opbrengstgericht gewerkt als leraren goed zicht hebben op de capaciteiten van hun leerlingen, hun mogelijkheden en beperkingen. Op basis van deze kennis hebben zij verwachtingen van de prestaties van hun leerlingen, stellen zij doelen en proberen zij uit iedere leerling te halen wat erin zit. Hoge verwachtingen zijn hierbij essentieel, evenals het geven van feedback aan de leerlingen over hun leerprestaties. Het goed kunnen analyseren van toets resultaten is een belangrijke vaardigheid van leraren. Dit vormt de basis voor het afstemmen van het onderwijs op het gebied van leertijd, leerstofaanbod (verwerkingsstof) en instructie. Leraren maken bewust en doelgericht keuzes uit deze afstemmingsmogelijkheden door middel van een groepsplan. Zij streven daarbij in de eerste plaats naar convergente differentiatie, dat wil zeggen dat zij proberen leerlingen zoveel mogelijk als groep bij elkaar te houden en differentiatie toepassen door bijvoorbeeld gebruik te maken van minimumprogramma’s en extra uitdagende programma’s. 20
Sterk in leren!
Goede scholen treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat de leerkrachten beschikken over de competenties voor opbrengstgericht werken. Hierbij gaat het niet om het aanleren van kunstjes, maar om de houding en overtuiging van de leerkracht. De leerkracht moet niet handelen door druk van buitenaf, maar vanuit een moreel besef. Een school is op schoolniveau opbrengstgericht als zij goed zicht heeft op de onderwijsresultaten van de leerlingen op de school als geheel. Om als school opbrengstgericht te kunnen werken op leerling niveau moet de school beschikken over een goed toets instrumentarium om de resultaten van leerlingen te volgen en zorgleerlingen te identificeren. Een goede analyse van het onderliggende probleem bij uitval is essentieel, zodat de zorg hier doelgericht op kan aansluiten. Tot slot is een goede evaluatie van de effecten van de zorg met het oog op het gestelde doel en het achterhalen van mogelijke oorzaken van tegenvallende resultaten essentieel. Bovendien is er sprake van een eenduidige en gedeelde visie over opbrengstgerichtheid. De schoolleiding stuurt hierop door doelen te stellen (bijvoorbeeld aan de hand van referentieniveaus), resultaten met het oog op deze doelen te analyseren en (verbeter)acties in brede zin te ondernemen om resultaten te verbeteren dan wel de kwaliteit ervan te handhaven. Leraren worden bovendien door de schoolleiding aangesproken op het realiseren van hoge opbrengsten. De school voorziet waar nodig in scholing en deskundigheidsbevordering. Op bovenschools niveau wordt opbrengstgericht gewerkt als het bestuur een actieve gesprekspartner voor de school is met betrekking tot de opbrengsten. Daarbij is het bestuur goed op de hoogte van de opbrengsten van de school en faciliteert en ondersteunt het de school om de prestaties van de leerlingen te verbeteren. Critici vragen zich af of opbrengstgericht werken wel een oplossing biedt voor de problemen van de toekomst. De toekomstige generatie groeit op in een tijd waarin de mondiale en sociale problemen de pan uit rijzen. Dat vraagt niet om hogere cijfers, maar om waarden gedreven onderwijs. Dat wil zeggen dat kinderen voorbereid worden op de complexe wereld en vanuit hun waarden in staat zijn om een waardevolle bijdrage te leveren aan de maatschappij. Het gaat om het aanleren van vaardigheden als zelfsturing, zelfvertrouwen en verantwoordelijkheid. Kort gezegd: waarden gedreven onderwijs bereidt kinderen voor op een waardevol en zinvol leven. Leerkrachten die opbrengstgericht werken zullen ongetwijfeld erkennen dat het bovenstaande belangrijk is, maar bij hen ligt de focus toch in de eerste plaats op de meetbare resultaten. Het is een misvatting als gedacht wordt dat het bij opbrengstgericht werken alleen maar gaat om cijfers en scores. Ook mensen die op deze wijze werken, erkennen dat kinderen veel meer leren dan gemeten kan worden. Maar dat sluit het gericht werken aan verbetering van de meetbare onderwijselementen niet uit.
Commentaar van Truus Gerritse en Roland Brans, directeur van respectievelijk bs. De Oversteek en bs. De Leeuwenkuil en beiden coördinator Opbrengst Gericht Werken binnen SPOM: De twee directeuren worden met name in het artikel getriggerd door de opmerkingen van critici van het “opbrengstgericht werken”, dat het niet om hoge cijfers in het onderwijs gaat, maar ook gezien de toekomstige uitdagingen, om meer waarden-gedreven onderwijs. Te meer omdat deze discussie ook op de eigen scholen werd en wordt gevoerd. Steeds meer leraren raken er van overtuigd dat opbrengst gericht werken niet alleen nodig is, maar ook, in termen van betere resultaten, succesvol kan zijn. Dat het goed analyseren van toets-resultaten inderdaad inzicht oplevert in het ontwikkelingsperspectief van de groep en dat het de basis kan zijn voor gerichte acties om betere resultaten te realiseren.
21
Wel is het zo, dat in de praktijk van dit moment, het opbrengstgericht werken veel tijd vergt, wat hier en daar ten koste gaat van de tijd die aan zaakvakken en creatieve vakken kan worden besteed. Door de beide directeuren wordt ingeschat dat het hier om een overgangssituatie gaat. De leraren moeten, zoals het artikel ook aangeeft, anders werken, een andere didaktiek toepassen en dat kost tijd en gewenning, voor de ene leraar wat meer dan voor de andere. Het inzicht dat het binnen opbrengstgericht werken vooral gaat om de tussentoetsen en niet zoals traditioneel altijd het geval is geweest, om de eindtoetsen, heeft ertoe geleid dat bij veel leraren de knop is omgegaan. In tegenstelling tot eindtoetsen zijn analyses van tussentoetsen aanleiding om werkwijzen aan te passen en gerichte acties te ondernemen en aldus prestaties te verbeteren. Als de knop eenmaal om is dan gaat het vaak hard. Toetsen zijn er niet om terug te kijken maar om vooruit te kijken. Essentieel voor het welslagen van opbrengstgericht werken op de scholen is het antwoord op de 3 belangrijke vragen bij het opbrengst gericht werken: Wat is een goede analyse? Wat is vervolgens een goede les? Hoe kan begeleiding en observatie door management, interne begeleiding en collega’s bijdragen aan een goede, d.w.z. op resultaatverbetering gerichte, les. Opbrengst gericht werken is een teaminspanning. Wordt eigen gemaakt door het houden van groepsgesprekken, het is een verandering in het systeemdenken. Beide directeuren zijn er van overtuigd dat na een overgangsperiode de meer creatieve vakken weer de tijd en de aandacht krijgen, die deze vakken verdienen, want daarin zijn zij het eens met de critici. Het zich eigen maken van zelfsturing, zelf ontdekken en onderzoeken, eigen verantwoordelijkheid dragen en creatief en vindingrijk zijn, zijn essentieel voor evenwichtige ontwikkeling van kinderen, zeker ook gezien de turbulente samenleving waarin zij terecht zullen komen. Opbrengst gericht werken hoeft, als de eerste gewenningsfase is gepasseerd, niet haaks te staan op meer waarde-georiënteerd onderwijs, hoeft niet haaks te staan op onderzoekend leren. Goede resultaten bij Taal en Rekenen, met name begrijpend lezen, dragen juist bij aan meer zelfstandig, onderzoekend en ontdekkend leren. Voor de leerlingen keert het evenwicht in cognitief en creatief leren weer terug. Voor leraren zal de voorbereidingstijd van lessen op termijn weer vergelijkbaar zijn met de tijd die men voorheen gewend was te besteden. Wat blijft is de extra tijd, die nodig is voor de administratieve taken achteraf om op basis daarvan goede analyses te kunnen maken. Een taakverzwaring dus. Aan het management de taak om hier compensatie voor te vinden. Zeer kritisch omgaan met het accepteren van de aanhoudende stroom van extra wensen uit de samenleving, die op het bordje van het basisonderwijs worden gelegd, is een eerste stap.
22
Sterk in leren!
Onderzoekend leren Onderzoekend leren is een werkvorm die kinderen aanspoort de wereld om zich heen op een actieve manier te onderzoeken en te ontdekken. Er wordt hierbij uitgegaan van de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen. Kinderen worden aangemoedigd om de wereld onderzoekend tegemoet te treden en antwoorden te vinden op hun vragen. Binnen Onderzoekend leren zijn kinderen, buiten de klassieke leermomenten om, actief bezig met hun leerproces. Ze leren ervaren wat voor hen belangrijk is, ontdekken en ontwikkelen hun talenten en leren deze benutten. Onderzoekend leren vergroot de kwaliteit van leren, doordat kinderen van en met elkaar leren en de zin van het leren ontdekken.
Binnen Onderzoekend leren wordt thematisch gewerkt. Deze werkwijze leert kinderen verbanden te zien, waardoor het leren meer betekenis krijgt. In plaats van het leren van losstaande feiten, kunnen kinderen het geleerde in een grotere context plaatsen. Onderzoekend leren stelt kinderen in staat zelf verbindingen te maken tussen eerder opgedane kennis en ervaringen en nieuwe informatie of vaardigheden. Het leert kinderen zelfstandig te denken en handelen, bevordert het nemen van initiatieven en leert kinderen plannen, uitvoeren en reflecteren. Onderzoekend leren sluit aan op het meervoudige intelligentie (MI) concept. Dit concept gaat er vanuit dat kinderen niet op één, maar op verschillende manieren intelligent kunnen zijn. Op basis van onderzoek zijn acht intelligenties geïdentificeerd. Deze zijn: verbaal-linguïstisch, logisch-mathematisch, visueel-ruimtelijk, muzikaal-ritmisch, lichamelijk-kinesthetisch, naturalistisch, interpersoonlijk en intra-persoonlijk. Ieder kind ontwikkelt zich in een aantal van deze intelligenties sterker dan in andere.
23
Het is van belang dat het kind de verschillende intelligenties zoveel mogelijk ontwikkelt en zich bewust wordt van zijn of haar eigen unieke intelligentiepatroon: zowel de sterke kanten, als de gebieden die nog verder ontwikkeld kunnen worden. Kinderen leren dat elke persoon uniek is en dat de kracht ligt in de gezamenlijke diversiteit. Tijdens Onderzoekend leren bestuderen de kinderen een onderwerp door samen te werken en te leren van hun eigen en elkaars intelligenties. Ze doen gezamenlijk onderzoek en presenteren hun bevindingen vanuit hun verschillende intelligenties. Wanneer kinderen bezig zijn met het proces van ontdekken en onderzoeken, het creëren van producten en het presenteren van bevindingen, gebruiken ze een aantal van hun intelligenties op een betekenisvolle manier en worden de verschillende intelligenties verder ontwikkeld. Er wordt binnen Onderzoekend leren tevens gebruik gemaakt van coöperatief leren. Deze werkvorm stimuleert de meervoudige intelligentie en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Coöperatieve werkvormen hebben altijd een dubbel doel: een inhoudelijk doel en een doel, gericht op het samenwerken van de kinderen. Het is een waardevolle werkwijze, omdat het kinderen uitdaagt tot actief en constructief leren. Het stimuleert hen actief informatie te verwerven, bewerken, toepassen of oefenen. Doordat de kinderen met elkaar over de onderwijsinhoud praten, hun gedachten onder woorden brengen en kennis en opvattingen uitwisselen, ondergaat het onderwerp een persoonlijke bewerking en krijgt het meer betekenis voor het kind. Tot slot benut coöperatief leren de verschillen tussen kinderen en hun unieke patroon van meervoudige intelligenties als kansen om van elkaar te leren. Onderzoekend leren bevordert en stimuleert het leren van en met elkaar. Er is sprake van samenwerkend, sociaal leren. Kinderen worden uitgedaagd om zaken samen te bespreken en ervaringen, kennis en materialen met anderen te delen. Ze gaan samen op zoek naar oplossingen of antwoorden op hun vragen en geven aan het eind van hun zoektocht een gezamenlijke presentatie. Onderzoekend leren stimuleert de creativiteit en originaliteit door de kinderen vrij te laten in het formuleren van onderzoeksvragen, het oplossen van vraagstukken en het presenteren van hun bevindingen. De kinderen worden gestimuleerd om hun eigen weg te vinden en creatief en op een originele manier te denken en te doen.
Commentaar van Marinus Janssen-Steenbergen: projectleider Singapore Next en kartrekker van het Onderzoekend Leren binnen SPOM: Het artikel legt in het kort duidelijk de theorie uit achter onderzoekend leren. Jammer alleen dat het verband van onderzoekend leren met de 21 century skills niet wordt gelegd. De theorie achter onderzoekend leren bestaat al langer, ook in de jaren zeventig werd er al gesproken over de voordelen van thematisch leren en het kind zelf laten onderzoeken, te laten ontdekken en een grotere verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen leerproces. De reden waarom het toen niet en nu wel succesvol is, is vooral dankzij de beschikbaarheid van internet, social media, e-mail mogelijkheden en het gebruik van de computer, bijvoorbeeld als presentatiemiddel. Veel kinderen hebben voor een deel de benodigde skills al van huis uit en ontwikkelen deze vaardigheden, niet alleen op school maar ook (vrijwillig) thuis en steeds meer, puur op basis van hun eigen nieuwsgierigheid. In de praktijk van het invoeren van onderzoekend leren ligt het probleem dus niet zo zeer bij de kinderen, maar bij de leraren. Leraren moeten worden geschoold in het goed begeleiden, coachen en sturen van dit proces.
24
Het lerarenteam van de Mariaschool werkt op landelijk niveau samen met twee andere scholen en werd in het schooljaar 2012/2013 voor het tweede jaar geschoold en getraind in het begeleiden van onderzoekend leren in de klas.
Sterk in leren!
In het eerste jaar zijn er een aantal plenaire bijeenkomsten georganiseerd en in het tweede jaar wordt het aldus geleerde, toegepast in de klas, vaak begeleid en geobserveerd door externe coaches. Dit zal ook in het derde jaar nog gebeuren, waarna in 2014/2015 de Mariaschool zelfstandig doorgaat. Met een achterstand van een jaar volgen 3 andere scholen binnen SPOM, De St. Victorschool, de Laak en ’t Geerke, een soortgelijk proces, profiterend van de ervaringen, die eerder op de Mariaschool zijn opgedaan. De omslag van het meer traditionele onderwijssysteem van instructie naar het begeleiden van onderzoekend leren vergt behalve veel tijd, onder meer door het zichzelf eigen maken van de 21 century skills, ook veel gewenning van de leraren. Het loslaten van de lesstof en de verantwoordelijkheid daarvoor veel meer neer leggen bij de kinderen wordt, voor de een meer dan de ander, vaak als lastig ervaren. Je verliest immers de controle, althans zo voelt het. Het enthousiasme van de leerlingen en in het verlengde daarvan van de ouders, maakt veel, zo niet alles goed en is overgeslagen op het team zelf, dat nu de eerste positieve resultaten ervaart. De vaardigheden van de kinderen, ook de sociale, zijn aantoonbaar toegenomen en de vereiste kennis, in termen van de door de inspectie vastgestelde einddoelen, is op peil gebleven. Daarnaast is er heel veel kennis opgedaan, die niet in de einddoelen zijn vastgelegd. Onderzoekend leren wordt toegepast in de zaakvakken, wereldoriëntatie en natuurkunde en soms worden er ook creatieve vakken bij betrokken. Opbrengst gericht werken wordt toegepast bij rekenen en taal. In die zin bestaat er geen tegenstelling tussen beide benaderingen, zeker niet vanuit de leerlingen gezien en de tijd die zij er voor nodig hebben. Overigens hebben Marinus en de bestuurder Marius Peters zitting in een werkgroep met de Inspectie waarin het Toetskader Inspectie 2020 wordt voorbereid en waarin serieus wordt nagedacht op welke wijze sociale en onderzoekende vaardigheden worden opgenomen.
Integraal Kindcentrum Een IKC is een voorziening waarin organisaties als onderwijs, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd. Het gaat om één fysieke locatie en een nieuwe organisatievorm. Een meer integrale en organische benadering van de ondersteuning van de ontwikkeling van het kind wordt als een grote meerwaarde gezien, voor het kind, de ouders en voor de samenleving. Een achterliggende gedachte van een integraal kindcentrum is de totale kindbenadering (whole child approach), waarbij naar verschillende aspecten van de ontwikkeling van het kind wordt gekeken: onder andere cognitieve ontwikkeling, lichamelijke ontwikkeling en gezondheid, sociaal-emotionele ontwikkeling en morele ontwikkeling. Er is ook samenhang tussen die ontwikkelingen. Uit onderzoek blijkt dat er drie factoren zijn die bepalen of kinderen zullen slagen op school: 1.verstandelijke vermogens, 2. motivatie om te leren, 3. sociaal-emotionele ontwikkeling. Gesteld wordt dat een sterke sociaal-emotionele ontwikkeling de basis is voor later schoolsucces. Jonge kinderen die een goede relatie ontwikkelen met ouders, familie en leraren, leren hoe ze moeten omgaan met anderen. Ze hebben ook meer zelfvertrouwen bij het leren. Werken vanuit een whole child approach betekent dat de schoolse, formele ‘ruimte’ eigenlijk niet genoeg is voor een volwaardige brede ontwikkeling van kinderen. ‘Om te voorzien in de nieuwe kennis- en leerbehoeften zijn in aanvulling op bestaande traditionele schoolse leerarrangementen andere leerarrangementen nodig waarbij schools en buitenschools leren nadrukkelijker met elkaar in verband worden gebracht’ 25
We willen kinderen, die de wereld vanuit hun eigen competenties met vertrouwen tegemoet zien en daarom is het nodig dat de schoolse omgeving versterkt wordt met krachtige omgevingen bijvoorbeeld op het gebied van sport, natuur- en milieueducatie en cultuureducatie. Deelname aan maatschappelijke activiteiten zoals sport, cultuur en het verenigingsleven, is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. The whole child approach betekent ook dat we anders aan kunnen kijken tegen leren en spelen. Kinderen ontwikkelen zich overal. Vaak zien we peuterspeelzalen en kinderopvang die bevreesd zijn dat kinderen te snel door bijvoorbeeld voor- en vroegschoolse programma’s in een schoolse sfeer worden betrokken. Voor jonge kinderen is spelen (imiteren, rollenspel, uitproberen, …) dé manier om te leren. Maar ook in het onderwijs wordt nagedacht over manieren van leren en hoe dat beter aan kan sluiten bij nieuwsgierigheid en persoonlijke motivatie. Het moderne onderwijs vraagt steeds meer om onderwijs op maat, om te differentiëren. Het formele leren, in een aanbodgerichte klassikale vorm kan een passieve houding uitlokken bij leerlingen. Dat heeft onderwijsvernieuwers ertoe gebracht om aandacht te vragen voor de overstap van ‘onderwijzen naar leren’. Opnieuw wordt de vraag gesteld ‘wat is leren?‘. Scholen gaan op zoek naar de passie en motivatie van leerlingen. De nieuwe benaderingen van leren richten zich op het vinden van krachtige leeromgevingen met een realistische context: kinderen construeren hun kennis en bouwen voort op eerdere (leer)ervaringen. De consequentie van deze benaderingen is dat leren niet ophoudt bij de muren van de school en dat bijvoorbeeld door toepassing van ICT leren overal kan plaatsvinden. Hierbij moet worden aangetekend dat niet alle leren op deze manier hoeft plaatst te vinden. Het gaat om een slimme mix, waarbij afhankelijk van de leerdoelen verschillende vormen van leren kunnen worden aangeboden (meer ‘schools’ en andere vormen). Aanbod op een schoolse wijze blijft belangrijk, want maar weinig kinderen zullen de regels van de democratie, enzymen, horsten en slenken, celdeling, tangens, sinus en cosinus uit zichzelf leren. En die kennis hebben ze later wel nodig. Het gaat om het combineren van vakken, waarbij kinderen meer en meer aangespoord worden om zelf te ondernemen, ontdekken en verbanden te leggen. In bijna alle scholen voor basisonderwijs wordt zelfstandig leren en werken bevorderd. De computer krijgt daar ook een belangrijke plaats in. Naast individueel werk zien scholen ook het belang van samenwerken in (coöperatief leren). Voor leerkrachten is het een zoektocht naar didactische werkvormen voor zelfstandig leren en samenwerkend leren, waarbij de uitbreiding van het didactisch repertoire van de leerkracht een belangrijke uitdaging is. Klassikaal en frontaal onderwijs wordt langzamerhand meer afgewisseld met meer individuele instructie en begeleiding, zelfstandig werken, projecten en taken, in groepjes of achter de computer. Klassikale instructie of uitleg blijft belangrijk, maar de ontwikkeling van kinderen kan beter op een individueel niveau worden ondersteund. Dat geldt eigenlijk voor alle kinderen; kinderen met achterstanden of hoogbegaafde kinderen vragen natuurlijk de meeste aandacht. Ook kinderen met een zorgbehoefte komen meer en meer in het regulier onderwijs. De beweging die gaande is, is die van groepsbenadering naar individu en van lineair naar concentrisch leren. Die benadering vraagt een andere benadering van leren, spelen en ontwikkeling en een andere voorziening voor kinderen. Er is meer aandacht voor jonge kinderen omdat uit onderzoek blijkt dat kwalitatief hoogwaardig pedagogisch aanbod op deze leeftijd positieve effecten kan hebben op korte en langere termijn. Elk kind in de leeftijd van nul tot twaalf jaar heeft recht op een samenhangend programma van opvang, educatie en opvoeding. Het geeft hem of haar betere ontwikkelingskansen. In het integraal kindcentrum gaat het primair om de vraag: ‘Bieden wij onderwijs en opvang waarmee kinderen over twintig jaar succesvol kunnen zijn in de samenleving?’. Dat is de wezenlijke vraag die ook de verkenning naar een meer samenhangende voorziening drijft. Het kan zijn dat een andere samenwerkingsvorm ook randvoorwaarden creëert voor andere manieren van leren en ontwikkelen.
26
Alle ouders willen het beste voor hun kinderen. Een belangrijke trend is wel dat ouders tegenwoordig veel taken met elkaar moeten combineren. Voor een deel van de ouders is het hebben van kinderen een soort permanent spitsuur. Ouders vinden het belangrijk om hun kinderen alle kansen te geven en stellen hoge eisen aan de voorzieningen (vanuit een consumptieve en kritische houding). Tegelijkertijd blijken relaties
Sterk in leren!
minder lang houdbaar: ouders zijn gescheiden en kinderen groeien op in één-oudergezinnen, co-ouderschap of gecombineerde gezinnen. Het halen en brengen van kinderen wordt vooral een probleem bij meerdere kinderen per gezin, die op verschillende locaties gehaald of gebracht moeten worden. Hier wordt soms ook aanpassing van de kant van kinderen gevraagd. Hun ouders wonen soms op verschillende plaatsen en ze moeten al jong met keuzeprocessen overweg kunnen. De meest gebruikelijke opvoedingsstijl, (stimuleren, grenzen stellen, maar met liefde en ruimte voor onderhandeling) vraagt van ouders een permanente alertheid, omdat de meeste kinderen worden opgevoed vanuit het ideaal van zelfverantwoordelijke zelfbepaling, waardoor kinderen op jonge leeftijd al inbreng in levens- en gezinsbeslissingen krijgen. Dat vraagt van kinderen tegelijkertijd dat ze leren omgaan met deze vorm van gelijkheid, dat ze worden uitgedaagd hun eigen keuzes te maken. Ook voor een leerkracht is dat ingewikkeld, omdat niet alle kinderen met dezelfde opvoedingsidealen worden opgevoed. Aan de andere kant van het spectrum zijn er ook ouders die wel het beste willen voor hun kinderen, maar niet weten hoe of niet gewend zijn om hun kinderen daarin te ondersteunen. Soms hebben ze het zelf te druk met de problemen van alledag. Er is ook een belangrijke groep gezinnen en ouders die extra aandacht en ondersteuning nodig hebben. Er is een groep kinderen die in huishoudens leven met een inkomen kleiner dan 120% van het sociaal minimum, waar de deelname aan vrije tijd en maatschappelijke activiteiten veel lager is dan bij niet-arme kinderen. Voor deze kinderen kan een brede school of een integraal kindcentrum een belangrijke plek van ontwikkeling en nieuwe ervaringen zijn. Scholen en leerkrachten zijn nog wel eens kritisch over de verantwoordelijkheidsvraag over de opvoeding van kinderen. Veel scholen klagen dat ze een deel van de opvoeding van de ouders moeten overnemen en dat ook de ouders pedagogische ondersteuning behoeven. Dit is overigens geen nieuw signaal. Het drukke leven van de ouders kan bij scholen ook niet altijd op veel begrip rekenen. Toch zijn er steeds meer scholen die accepteren dat zij een rol hebben in de opvoeding en bij de ouders verandert steeds meer de opvatting over opvang. Als kinderopvang meer biedt dan ‘opvang’ en de kinderen ook stimuleert in hun ontwikkeling, zijn ouders tevreden en geeft het hen een gerust gevoel. De versnippering van instellingen, met bijbehorende openingstijden en regeltjes, sluit niet meer aan bij de behoeften van ouders. Uiteindelijk zullen ouders kiezen voor service en kwaliteit: ze brengen hun kinderen naar een centrum waar ze de kinderen met een gerust hart de gehele dag kunnen onderbrengen. Ook nu al komt het voor dat ouders de kinderen een dorp verder brengen naar de opvang, omdat die in het eigen dorp niet aangeboden wordt. Dat brengt vreemde kind-stromen op gang. Het IKC sluit goed aan bij de wensen van ouders: een betere aansluiting tussen opvang en onderwijs, een aanbod van service en kwaliteit. Daarnaast sluit het IKC goed aan bij de Nederlandse hedendaagse opvoedingsidealen: kinderen wordt de ruimte geboden zich breed te ontplooien. Een belangrijke vraag is natuurlijk waarom de behoefte aan een integraal kind-centrum zich in dit tijdsgewricht lijkt te openbaren. Het samenvoegen van organisaties of het slim laten samenwerken van organisaties lijkt een volgende fase na de periode waarin het onderwijs op een welhaast industriële wijze werd georganiseerd, waarin de productie zo efficiënt mogelijk moest verlopen door taak- en arbeidsverdeling en schaalvergroting. De taakverdeling zien we terug in de vele verschillende instellingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van kinderen van nul tot twaalf jaar. ‘Onderwijs hier, opvang daar, zorg: weer een deur verder’. Maar er is ook een veel pragmatischer reden om de samenwerking op te zoeken. Er zijn regio’s in Nederland waar de demografische krimp heeft ingezet: ontgroening betekent dat er minder kinderen komen. Dat zet de instellingen onder druk, want krimp heeft financiële consequenties. Veel instellingen zijn alleen maar gewend aan groei en het is een omslag in het denken. Er zijn verschillende manieren om de krimp te hanteren. Je kunt harder gaan concurreren (profileren en reclame maken), samenwerken, clusteren of accepteren dat
27
alles minder wordt. Een IKC zoekt de samenwerking: voorzieningen worden geclusterd en tegelijk kijkt men goed naar de wensen van ouders. Als we vanuit het mensbeeld kijken naar de wenselijke organisatie (organisatiebeeld) voor kinderen van 0-12 jaar, dan zouden we graag een organisatie zien waarin het kind centraal staat. Het gaat dan om de realisatie van een organisatie waarin de vier O’s (opvoeding, onderwijs, ontspanning en opvang) in een zodanig geïntegreerd model of structuur zijn vormgegeven dat sprake is van maximale ontwikkeling van kinderen (de vijfde O). Dat betekent in dit geval dat de institutionele belangen (die historisch zijn gegroeid), naar de achtergrond worden geschoven en dat rond de ontwikkeling van het kind een meer natuurlijke, minder versnipperde ontwikkelingsruimte wordt gecreëerd, waarin – praktisch gesproken – opvang, ontspanning, opvoeding, onderwijs en ontwikkeling – in één verband opereren.
Reactie van Kees van der Velden, directeur IKC De Kubus in Druten: Het bovenstaande artikel schetst mogelijk een ideaalbeeld van een IKC. In eerste instantie is het IKC een antwoord op een maatschappelijke vraag: stem voorzieningen voor kinderen van 0 t/m 12 jaar zoveel mogelijk op elkaar af! De instellingen hebben allemaal een andere achtergrond, een andere doelstelling. De inhoudelijke afstemming kent daardoor nogal wat beperkingen. Ook is het niet in ons voordeel dat de wet- en regelgeving nog niet op zo’n integraal concept is afgestemd. In pedagogisch opzicht zijn er wel verbindingen mogelijk. In het hoe moeten we elkaar kunnen vinden. Dat is ook van groot belang als het bijvoorbeeld gaat om de afstemming en het gezamenlijk gebruik van de diverse ruimten. Een groot winstpunt is dat alle geledingen een centrale leiding hebben. De teamleiders van alle afdelingen en de directeur zetten gezamenlijk de lijnen uit. Men komt dan snel tot overeenstemming over de pedagogische aanpak, het integraal gebruik van de ruimten, qua organisatorische afstemming en qua samenwerking tussen de verschillende personeelsgroepen. Een integraal kindcentrum is vooral een plek waar kinderen van nul tot twaalf jaar de hele dag kunnen leren, spelen en zich kunnen ontwikkelen. Het aanbod bestaat uit onderwijs en kinderopvang. Het IKC sluit goed aan bij één van de Nederlandse hedendaagse opvoedingsidealen: kinderen wordt de ruimte geboden zich breed te ontplooien. Een integraal kindcentrum gaat een stap verder dan een brede school. Een brede school voorziet in verschillende voorzieningen voor kinderen; in een integraal kindcentrum werken deze gezamenlijk aan dezelfde doelen en in hetzelfde klimaat. Als we kijken naar de wenselijke organisatie voor kinderen van 0-12 jaar, dan zien we een organisatie waarin het kind centraal wordt gesteld. Dat betekent in dit geval dat de institutionele belangen, naar de achtergrond worden geschoven en dat rond de ontwikkeling van het kind een meer natuurlijke, minder gesegregeerde ontwikkelingsruimte wordt gecreëerd, waarin – praktisch gesproken – opvang, educatie, onderwijs en ontwikkeling – binnen één organisatie opereren. De samenwerking met andere partijen, vooral De Nieuwe Muziekschool en de combinatiefunctionarissen van SPOM, leidt tot een uitdagender en breder aanbod van velerlei activiteiten. Het Muziek=Klasse-project en het BSO-Actief-aanbod zijn daarvan reeds sprekende voorbeelden. Ook zijn de eerste stappen gezet v.w.b. het inzetten van personeelsleden in andere afdelingen. Gezamenlijk hebben we op het IKC een pedagogisch begrippenkader geformuleerd met de afspraak dat op 28
Sterk in leren!
instellingsniveau elk jaar één onderdeel wordt uitgediept en aan elkaar wordt gepresenteerd. De geformuleerde kaderelementen van de eerste gezamenlijke studiedag waren: D(e)ialoog: sociaal vaardig / elkaar ontmoeten / gemeenschapsvorming / samen op weg Klimaat: warmte / sfeer / vrolijkheid / met plezier naar ‘t IKC Uitdaging: speels / creativiteit / belevingswereld / ontdekken / ervaren / uitdagende activiteiten Begeleiding op maat: stapje voor stapje / eigen stappen / loslaten / zelfstandig Uniek: kindgericht / aandacht voor het totale kind / ontwikkeling kind staat centraal / talenten aanspreken / stimuleren tot groei / aandacht Structuur: veiligheid / structuur / geborgenheid / vertrouwen Met daarbij de volgende afspraken: •m en wil graag een open dialoog en transparantie •v an collega’s wordt verwacht: flexibiliteit, betrokkenheid, een onderzoekende houding en openstaan voor nieuwe ontwikkelingen • t evens gaat men uit van respect voor ieders eigenheid; binnen gezamenlijk bepaalde kaders wil men ruimte om zichzelf te mogen en kunnen zijn. Bij dit begrippenkader is een beeldelement ontwikkeld dat voor alle personeelsleden herkenbaar is en dat tevens leidraad is voor alle geledingen in de manier waarop men de instellingsdoelen vorm wil geven. Veel is al bereikt. Daar zijn we trots op. De ontwikkelrichting is duidelijk, de opdracht ook. Voor ons de boeiende opdracht om dit verder uit te werken en stap voor stap te realiseren.
29
Samenwerking SPOM en PABO Groenewoud De PABO heeft een Veldadviesraad (V.A.R.). De raad volgt de ontwikkelingen van de PABO Nijmegen en Arnhem kritisch en levert een bijdrage aan een juiste positionering en optimale afstemming van de mogelijkheden van de PABO op de vragen en behoeften uit het veld. De PABO biedt nascholingsmogelijkheden aan, die passen bij de schoolontwikkeling en bij de scholings behoefte van de leerkrachten o.a. in verband met de invoering van passend onderwijs en van de functiemix. De V.A.R is samengesteld uit de directies en opleidingscoördinatoren van beide PABO’s, algemeen directeuren/voorzitters van colleges van bestuur van de stichtingen voor PO uit het voedingsgebied van de PABO Arnhem/Nijmegen, de inspecteur voor PO, onderwijskundigen van de universiteit van N ijmegen, decanen van het VO uit de regio en van het ROC. Namens SPOM heeft de bestuurder zitting in de V.A.R. Eén medewerker van SPOM is via detachering verbonden aan de PABO als Regionaal Scholen Contact Persoon (RSCP). Zij begeleidt en coördineert de stage van studenten op de scholen van SPOM.
Toezicht inspectie In het schooljaar 2012/2013 heeft de Inspectie van het Onderwijs voor 10 scholen van SPOM; voor De Wijzer, Marienhof, De Tweestroom, De Appelhof, St. Lambertus, De Octopus, De Oversteek, De Mariaschool, De Kubus en SBO De Dijk, het basis arrangement vastgesteld. Dit betekent dat de inspectie geen aanwijzingen heeft dat er belangrijke tekortkomingen zijn in de kwaliteit van het onderwijs. De school krijgt basistoezicht, zolang de jaarlijkse analyse uitwijst dat er geen risico’s zijn. Het basisarrangement bestaat uit een jaarlijkse risicoanalyse en, eventueel, een onderzoek in het kader van het onderwijsverslag, themaonderzoeken, een vierjaarlijks bezoek of een onderzoek naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie. SBO de Dijk was een zwakke school. Bij een zwakke school intensiveert de inspectie het toezicht. Zwakke scholen moeten zo snel mogelijk verbeteren. De inspectie wil bovendien voorkomen dat de kwaliteit van het onderwijs op een zwakke school verslechtert en zeer zwak wordt. Hoofdzakelijk zat dat in het feit dat de school niet voor alle kinderen en niet op de wijze die de inspectie vraagt het ontwikkelingsperspectief in kaart had gebracht. Dat is verplicht in het sbo-onderwijs. De school is er in geslaagd om het onderwijs dusdanig te verbeteren dat ze in 2012-2013 basisarrangement heeft gekregen. De Kleurencirkel, De Kleine Kern, De Laak, St. Victor en ‘t Geerke hebben een basisarrangement met attendering gekregen. De inspectie wijst het bestuur er bij deze scholen op dat de opbrengsten van deze scholen onder de ondergrens liggen die de inspectie hanteert. Het bestuur wordt geadviseerd om voor deze vijf scholen maatregelen te nemen om de opbrengsten weer boven de ondergrens te krijgen. Bs.’t Klòsterhûfke heeft een basisarrangement met waarschuwing gekregen. De inspectie waarschuwt dat deze school voor het tweede opeenvolgende jaar de eindopbrengsten onder de ondergrens heeft liggen. De inspectie heeft het bestuur geadviseerd een plan van aanpak op te stellen. Het bestuur heeft dit advies overgenomen.
30
De Leeuwenkuil heeft in het schooljaar 2011-2012 het predicaat zwak gekregen. Met name het vakman schap van de leraren, de kwaliteit van de zorg, het werken met groepsplannen was onder de maat. De school heeft vervolgens een rapport op laten stellen door experts van de PO raad. Dat rapport was de opmaat voor een ambitieus plan van aanpak. Het team is intensief geschoold en is intensief gevolgd door de directie en een externe begeleider. De inspectie heeft in juni 2013 de tussenbalans opgemaakt. Het resultaat was substantieel beter. De school scoorde op alle indicatoren een voldoende. Einde schooljaar 2013-2014 stelt de inspectie formeel vast of de school zich voldoende verbeterd heeft en opnieuw een basisarrangement krijgt.
Sterk in leren!
De bestuurder en het staflid ict zitten in de klankbordgroep van de inspectie om na te denken op welke wijze innovatie een plaats kan krijgen in het schooltoezicht. Het gaat dan met name over het onderzoekend leren.
Krimp van de organisatie De leerlingenprognoses zijn opnieuw geactualiseerd. Geboortecijfers zijn opgevraagd bij beide gemeentes zodat vier jaar vooruit gekeken kan worden en de prognoses vergeleken kunnen worden met de geboorte cijfers om te kijken of een trend te ontdekken is. De jaarlijkse krimp op SPOM niveau is groter dan dat de prognoses weergaven. Een verwachte jaarlijkse krimp van gemiddeld 3% is in werkelijkheid t.o.v. 2012, 4,6% % geworden. In de gemeente West Maas en Waal is de krimp substantieel groter dan in de gemeente Druten. Om de personele gevolgen van de krimp op te kunnen vangen neemt SPOM de volgende maatregelen: 1. De integrale meerjarenbegroting is bijgesteld n.a.v. de nieuwe prognoses en loopt tot 2018. 2. De personele budgetten voor de scholen zijn vanaf 2012 – 2013 gebaseerd op het werkelijk aantal leerlingen en niet meer op het leerlingenaantal van het jaar daarvoor. Bij krimp levert dat een forse besparing op omdat de scholen minder personeel krijgen. Vanaf februari 2012 is hierover uitgebreid gecommuniceerd met de medewerkers. 3. Personeelszaken heeft veel gesprekken gevoerd met medewerkers die vervroegd uit zouden kunnen stromen of die zich afvragen of hun toekomst in het onderwijs ligt. Dit heeft tot gevolg gehad dat een aantal medewerkers gestopt is. 4. Al het boventallig personeel is voor het derde jaar in de Vervangingspool geplaatst. Als het lukt om deze medewerkers voor vervanging in te zetten dan kunnen de loonkosten gedeclareerd worden bij het vervangingsfonds en drukt dat niet op de personele lasten. De vervangingspool is tot het maximaal aantal plaatsen (=6%) bezet. 5. SPOM heeft voor het derde jaar een vacaturestop afgekondigd. 6. Voor de intern begeleiders is een traject in gang gezet dat er voor moet zorgen dat SPOM, middels beoordelingsgesprekken, ambitiegesprekken en mobiliteitsgesprekken, de boventallige intern begeleiders in beeld krijgt en vervolgens kan herplaatsen. 7. Binnen SPOM wordt nagedacht over een managementstructuur, die meer past bij een verminderend leerlingenaantal en een groter aantal kleine scholen.
De Opbrengstgegevens van de scholen Alle scholen van SPOM behalve SBO de Dijk nemen de Cito eindtoets af. In principe doen alle kinderen mee aan de toets. Er kunnen uitzonderingen zijn in het belang van het kind. Dit wordt dan van te voren afgestemd met de ouders. Nemen leerlingen niet deel aan de Cito eindtoets, omdat zij bijvoorbeeld te zwak zijn, dan tellen ze voor een vaste score mee ( 517). De Cito eindtoets corrigeert de uitslag van iedere school op basis van de populatie leerlingen. Met ingang van het schooljaar 2011-2012 geldt een nieuwe systematiek voor de beoordeling van de Cito eindtoets. De aangepaste systematiek maakt voor alle scholen gebruik van de ongecorrigeerde schoolscore. De onder- en bovengrens zijn afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school. Deze grenzen zijn afgeleid van het landelijk gemiddelde voor scholen met hetzelfde percentage gewichtenleerlingen. Op deze manier kunnen scholen met elkaar worden vergeleken. SPOM heeft een stevige ambitie geformuleerd en daarom zijn de volgende acties uitgezet: • Het driejarig traject OGW gaat zijn tweede jaar in. Scholingsbijeenkomsten voor directeuren, leerkrachten en IB’ers zijn gepland. • Leernetwerken en intervisiegroepen voor intern begeleiders zijn ingericht. • Op een aantal scholen loopt het project kansrijke combinatieklassen. Afgelopen schooljaar heeft oriëntatie op diverse organisatorische concepten plaatsgevonden. Dit wordt begeleid door BCO uit Venlo.
31
• Het werken met en implementeren van groepsplannen wordt geïntensiveerd. Dit wordt extern begeleid. • Methodes worden vervangen als ze onvoldoende inspelen op het werken met groepsplannen. • De software bij methodes wordt steeds vaker aangeschaft en intensiever gebruikt. Dit leidt wel tot grotere uitgaven bij OLP. • Er is veel aandacht voor nieuwe didactische werkvormen, die activerend en coöperatief zijn. Dit moet leiden tot een betere motivatie bij de kinderen en betere resultaten. • Kurzweil wordt ingezet om de leesresultaten van dyslectische kinderen te verbeteren en daardoor ook de opbrengsten bij o.a. begrijpend leen en wereldoriëntatie te verbeteren. • Klasseplan wordt op verschillende scholen ingevoerd. Klasseplan helpt de leerkrachten bij het maken van groepsplannen en weekkaarten. Klasseplan is een website waarmee online gewerkt wordt. Het gaat uit van het werken op drie niveaus in één groep. Dit sluit prima aan bij het handelingsgericht werken. Overzicht eindscores 2012-2013
2009-2010 2010-2011 2011-2012
School
norm
score
score
score
score
539,2
535,3
540,4
Obs De Appelhof
533,8
536,4
De Kleine Kern
533,8
535,3
t Klòsterhûfke
533,8
536,2
De Laak
533,8
533,6
t Geerke
De Kleurencirkel
De Kubus
St. Lambertusschool De Leeuwenkuil Mariaschool
Mariënhof
De Octopus
De Oversteek
De Tweestroom
St. Victorschool Obs De Wijzer
533,8
533,8
533,8 533,8 533,8 533,8
533,7
533,9
536,3
533,4
537,7 532,3 534,4
536,3
533,8
531,6
533,8
534,8
533,8
533,8
536,9
537
533,8 533,8
533,5
537,9
537,1 537,2
529,1
532,8
530,5
527,2
inspectie: landelijk ondergrens bovengrens gemiddelde 534
534,8
532,9
528,1
538,8
536,8
532,1
530,1
536,9
531,6
537
533,9
532,6
533,4
537,4
535,4
535,2
534,5
538,5
536,5
537,1
536,7
533
534,6
539,6
534,1 538,4 533,8
535
534,4
535,5
533,9
536,7
531,9
537,1
536,9
533,5
533,2
537,2
534,9
524,6
537,5
537,2
535,5
535,2
533,9
537,9
535,9
536
538,7
534
538
536
534,2
537,9
532
537,0
533,9
534,8
538,5 535,3
532,6
533,4 532,6
537,4 536,6
535,4 534,6
534,9
538,6
536,9
531,3
535,3
533,3
533,7
537,7
boven de bovengrens van de inspectie
boven de ondergrens van de inspectie
535,2
536,2
542,1
boven landelijk gemiddelde
onder de ondergrens van de inspectie
Kijkend naar de uitslagen van 2013 zien we het volgende: • Het gemiddelde op SPOM niveau is 0,6 gestegen t.o.v. het schooljaar 2011-2012.. • Vier scholen zitten boven de bovengrens, een mooie prestatie. • Vier scholen zitten boven het landelijk gemiddelde. 32
536
533,5
535,4
533,2
538
535,7
Sterk in leren!
•Z es scholen scoren onder de ondergrens van de inspectie, waarbij opgemerkt moet worden dat de berekening bij scholen met minder dan 10 leerlingen in groep 8 over de afgelopen drie jaar gaat en niet over 1 jaar. Voor de Kleine Kern betekent dat een gemiddelde van 534,9. Dat is exact op het landelijk gemiddelde. Formeel zijn het dus 5 scholen. • ‘t Klòsterhûfke scoort substantieel beter dan afgelopen jaar. Desondanks zijn we niet tevreden. Om die reden is besloten een schoolfoto te maken. ’t Klòsterhûfke heeft twee jaar achter elkaar onvol doende gescoord. Drie jaar achter elkaar betekent dat de school het predicaat zwak krijgt. • De scholen die onvoldoende scoren liggen met hun score redelijk dicht tegen de ondergrens aan (ca. 2 punten). • De Kleurencirkel is de uitzondering. Zij heeft een erg zwakke score. De school heeft een analyse laten maken en een verbeterplan opgesteld. • Bij de Cito-Eindtoets valt op dat Rekenen en Wiskunde (RW) uitstekend scoren, terwijl begrijpend lezen achterblijft. • Het SPOM-gemiddelde ligt op 534.9, het landelijke gemiddelde op534,7 een mooie score en conform plan OGW. Verdere analyse leert: • Op een aantal scholen is verbetering zichtbaar, op andere nog te weinig. • Het didactisch vakmanschap is door scholing en coaching verbeterd en nieuwe didactische werkvormen zijn geïntroduceerd. Maar verbetering is nog mogelijk en nodig. • In een aantal groepen is bij de leraren handelingsverlegenheid t.a.v. gedragsproblematiek. • Het signaleren, analyseren en diagnostiseren gaat steeds beter. • Dit vertalen in concrete groepsplannen is nog moeilijk. • Directeuren en teamleiders zijn geschoold in het beoordelen van de criteria voor een goede les. • Bij de toetsen valt op dat woordenschat, spelling van niet-werkwoorden en tempo lezen (in de bovenbouw) relatief zwak scoren. Acties die in het schooljaar 2012/2013 zijn gestart en doorlopen in het daarop volgend schooljaar: • Scholing van alle leraren in opbrengstgericht werken onder andere door het opzetten van leernetwerken. • Scholing van directeuren in opbrengstgericht of data gestuurd leiderschap. • Scholing van leerkrachten in het maken van groepsplannen en voor zorgleerlingen in het bepalen van een ontwikkelingsperspectief. • De intern begeleiders worden geschoold in gedrag, rekenen en taal. Interpretatie standaard score naar schooltype: Om een idee te geven wat de scores betekenen voor het Voortgezet Onderwijs wordt hieronder de inde ling zoals Cito die gemaakt heeft, weergegeven. De score alleen bepaalt niet de plaatsing in het VO. Het advies van de school en de wens van de ouders zijn minstens zo belangrijk.
33
Schooltype
standaardscore
Basisberoepsgerichte leerweg
501 – 523
Gemengde/ theoretische leerweg
530 – 536
Kaderberoepsgerichte leerweg
524 – 529
Havo
537 – 544
Vwo
545 – 550
Pax Christi hanteert eigen criteria, die over de hele linie iets lager liggen als hierboven aangegeven. De schoolverlaters van SBO De Dijk gingen naar de volgende schooltypen:
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
praktijkonderwijs
6
12
2
7
VMBO
7
9
11
18
22
14
25
VSO
Havo
Totaal
0
0
13
1
0
1
0
0
0
Medezeggenschap De bestuurder voert het overleg met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). De GMR werkt met een dagelijks bestuur (DB) van 6 personen, waarin 3 leerkrachten en 3 ouders zitting hebben. De overige 11 leden hebben zitting in één van de drie werkgroepen; onderwijs en communicatie, personeel en materieel en de werkgroep financieel. Deze werkgroepen worden voorgezeten door 2 leden uit het DB, een ouder en een leerkracht. De werkgroepen hebben een adviesfunctie. Het DB beslist. Het DB wordt geleid door een onafhankelijk voorzitter, mevr. Paola van der Linde. Het DB wordt ondersteund door een bezoldigd secretaris, in 2012 – 2013 mevr. Carla van Erp. In de GMR zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest: • Sociaal jaarverslag 2011-2012 • Jaarplan SPOM 2012/2013 • Begroting 2013 • Werving en selectie • WIA beleidsplan • Ziekteverzuimbeleid • Bovenschools formatieplan 2013-2014 • Passend Onderwijs • Zedenzaak en aanpassing gedragscode • Aanpassing functiehuis • Beleidsstuk Management SPOM • Risico scan • Opbrengst gericht werken
34
Er is instemming verleend aan: • GMR reglement • Verzuimbeleid, losgekoppeld van WGA deel • Bovenschools formatieplan 2013-2014 • Werving en selectiebeleid • Aanpassing functiehuis
Sterk in leren!
De GMR heeft positief advies gegeven over : • Begroting 2013 Dit jaar heeft het GMR DB tijdens een scholingsavond onder begeleiding van een extern adviseur gekeken naar de huidige structuur van de medezeggenschap en de verbeterpunten hierin. Het resultaat van deze brainstormsessie is tijdens de afsluitende GMR bijeenkomst van het schooljaar 2012/2013 voorgelegd aan de GMR leden en de bestuurder, namelijk het principe besluit om als GMR in een afgeslankte vorm verder te gaan. In welke vorm dit gaat gebeuren wordt in het schooljaar 2013-2014 verder uitgewerkt.
Medewerkers en kengetallen personeel Voor ons personeelsbeleid is ‘binden en boeien’ van medewerkers het belangrijkste uitgangspunt. Om dit te bereiken zijn de drie R’s erg belangrijk; Ruimte, Resultaten en Rekenschap. Ruimte aan de medewerkers geven om zich te kunnen ontwikkelen. Resultaten met elkaar afspreken, wat willen we bereiken met de leerlingen? Rekenschap betekent dat we niet alleen praten over de resultaten, het WAT maar ook over het proces, het HOE. Dit is een professionele manier van werken, een manier die ruimte laat voor eigen initiatieven en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Alleen medewerkers die met plezier hun werk doen en competent zijn kunnen dat onderwijs geven waar kinderen en ouders op mogen rekenen. De kwaliteit van de medewerkers bepaalt voor een belangrijk deel de kwaliteit van ons onderwijs. Dit staat centraal in ons beleid. Medewerkers ingedeeld naar geslacht: Opbouw personeel mannen
vrouwen
2007
82
270
352
totaal
2008
84
2009
272
356
84
273
357
2010
2011
82
82
263
2012
76
259
246
2013
73
242
345
341
322
315
2010
2011
2012
2013
Medewerkers ingedeeld naar leeftijdsgroepen: leeftijd
2007
tot 24
12
25-34
74
35-44
65
2008 14
70
70
45-54
125
120
59-66
12
16
55-59
64
66
2009 6
76
58
92
88
37
9
5
77
2
78
55
68
59
88
55
80
73
30
63
59
85
86
4
85
69
41
62
44
46
34% van de medewerkers is ouder dan 54 jaar. De komende 12 jaar stromen in totaal 108 medewerkers wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit. De komende 7 jaar 46. Medewerkers verdeeld naar gemiddelde (gewogen) leeftijd: onderwijs
1-10-2007
1-10-2008
1-10-2009
1-10-2010
1-10-2011
1-10-2012
1-10-2013
SBO
43,8
42,7
40,29
39,78
40,09
40,69
38,37
BO
40,61
40,96
41,16
41,52
41,57
42,36
42,66
35
Ziekteverzuimpercentages landelijk en op SPOM niveau: verzuimpercentage
Landelijk (alleen BO)
2008-2009
2009-2010
2010-2011
2011-2012
7,47
6,64
5,28
4,8
6
SPOM (gemiddeld)
6,28
6,6
6,44
2012/2013
Niet Bekend 6,41
In het schooljaar 2011-2012 is het verzuimbeleid aangepast. Door deelname aan het project Intensivering Aanpak Verzuim van Vervangingsfonds is een aantal adviezen geformuleerd die in het nieuwe verzuimbeleid zijn verwerkt. Het verzuimbeleid richt zich op actieve verzuimbegeleiding met duidelijkheid in rollen en verantwoordelijkheden. Door in een vroeg stadium een onderscheid te maken in ziekte en ziekte als gevolg van een functioneringsprobleem dat elk om een andere begeleiding vraagt, is het verzuimpercentage tot en met het schooljaar 2011-2012 gedaald. In 2012-2013 is het verzuimpercentage voor het eerst weer gestegen. Waarschijnlijk komt dat door de toenemende werkdruk en de vergrijzing van het personeel. Vanaf 1 januari 2007 heeft SPOM een contract met KB-Consult te Nijmegen. Dit arbo-contract op maat heeft de mogelijkheid om sneller en adequater actie te ondernemen m.b.t. ziekteverzuim en het voorkomen van verzuim. De leidinggevenden zijn directer betrokken bij de verzuimbegeleiding door de bedrijfsarts. Alle dienstverlening, re-integratiegesprekken, spreekuren en overleg met betrokkenen vinden in principe plaats in het kantoor van SPOM. De leidinggevende, in de meeste gevallen de directeur, is en blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van de re-integratie, de uitvoering. Het nieuwe verzuimbeleid voorziet in een nog actievere rol van leidinggevende en verzuimende medewerker, tijdens het re-integratieproces. Medewerkers die gebruik hebben gemaakt van de Bapo, verdeeld over de verschillende schooljaren: Jaar
2007-2008
Aantal Medewerkers
Totaal Verbruik In Fte
71
9,01
69
2008-2009
2009-2010
9,12
73
2010-2011
10,66
78
2011-2012
12,05
79
2012-2103
11,47
79
12,29
Ongeveer de helft van de BAPO-gerechtigden maakt van deze regeling gebruik. Een deel (in de meeste gevallen 1/3e deel) van de BAPO betalen de BAPO gerechtigden zelf. De rest betaalt de werkgever. Medewerkers die binnen SPOM van school veranderen, uitstromen, doorstromen of bij een andere organisatie zijn gedetacheerd:
Mobiliteit
Uitstroom
doorstroom
detachering
2011-2012
3
14
8
4
2010-2011 2012-2013
36
6 5
13 14
5 3
4 1
Elk schooljaar worden de medewerkers in de gelegenheid gesteld om zich mobiel op te stellen. Een kans om zich op een andere school verder te ontwikkelen. Ook dat past in de ambitie van SPOM om medewerkers te binden en te boeien. In onderstaand overzicht wordt onderscheid gemaakt tussen mobiliteit, uitstroom, doorstroom en detachering. Bij mobiliteit worden medewerkers op een andere school geplaatst in dezelfde functie. Bij doorstroom zijn medewerkers doorgestroomd in een andere functie hetzij op de eigen school of op een andere school. In het schooljaar waren vier medewerkers (geheel of gedeeltelijk) gedetacheerd bij een andere werkgever.
Sterk in leren!
Scholing Op organisatieniveau is in het kalenderjaar 2012 in totaal voor € 404.000 besteed, € 25.000 minder dan in 2011. De scholen hebben € 188.000 geïnvesteerd. Bovenschools is € 216.000 uitgegeven. De grootste uitgave heeft betrekking op de regionale onderwijsbegeleidingsdienst Marant namelijk € 136.000. De overige uitgaven waren onder meer voor Edux Onderwijs advies, BCO onderwijs advies, BNT Consult, Windesheim post HBO, Bureau Basisteam, APS IT advies, Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid, van Engelen, Interstu die NDO en CPS Consult. Daarnaast scholen de medewerkers binnen WSNS verband en in netwerkverband. Individuele scholingstrajecten worden zoveel mogelijk via de lerarenbeurs gefinancierd. Denk o.a. aan de HBO master voor rekenen, voor taal-lezen en voor gedragsspecialist.
Arbobeleid SPOM heeft een bovenschools Arbobeleidsplan vastgesteld. In deze notitie wordt het beleid van SPOM op de gebieden veiligheid, welzijn en gezondheid uitgewerkt. Het bovenschools beleidsplan is op schoolniveau vertaald, aangevuld tot een school specifiek beleidsplan. Iedere school geeft in een jaarplan aan op welke wijze zij werkt aan een goed schoolklimaat waarbij ze systematisch en gestructureerd werkt aan veiligheid, welzijn en gezondheid van medewerkers en kinderen. Dit plan wordt vastgesteld en verantwoord naar de MR van de eigen school. Bovenschools wordt gecontroleerd of alle scholen de acties uit het jaarplan uit voeren en of ze een geldige Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) hebben. Ook wordt gecontroleerd of alle scholen een gebruiksvergunning hebben en jaarlijks minstens 1 ontruimingsoefening houden, bij voorkeur in aanwezigheid van de brandweer. Ook wordt steeds meer aandacht geven aan de sociale veiligheid. Hulpmiddelen daarbij zijn het pest- en internetprotocol. Jaarlijks wordt er in elk team de Spom-gedragscode (of een gedeelte daarvan) besproken. Bovenschools wordt de jaarlijkse (na-)scholing van de bedrijfshulpverleners (BHV’ers) georganiseerd door de preventiemedewerker van SPOM. Hij monitort het jaarplan van elke school, de veiligheid van speeltoestellen, de logboeken, en de elektrische installaties. Het binnenklimaat en de energie-besparing van onze scholen krijgen ruime aandacht. Bijna alle scholen zijn sinds 2010 volledig voorzien van HR++-glas. Ook zijn diverse oude cv-installaties vroegtijdig vervangen, om daarmee het gasverbruik terug te dringen en onze bijdrage te leveren aan de terugdringing van de CO2-productie. Op 3 scholen en het Spomkantoor liggen zonnepanelen. Er zijn plannen om de daken van enkele scholen te verhuren aan een coöperatie t.b.v. zonnepanelen. Wij willen hier graag aan mee werken om daarmee een voorbeeld te zijn voor ouders en kinderen.
Klachtenregeling In de klachtenregeling ligt de procedure vast voor het behandelen van klachten van leerlingen, ouders en alle andere betrokkenen bij de school. SPOM ziet een klacht als een kans om zich te verbeteren. Iedere school heeft minimaal één contactpersoon die de klager informeert over de procedure en zo nodig doorverwijst naar de juiste (vertrouwens)persoon. Jaarlijks vindt in het eerste kwartaal van het kalenderjaar een gezamenlijke studiemiddag voor de contactpersonen plaats. De rol van de contactpersoon, de wijze van communiceren, taken en verantwoordelijkheden komen tijdens deze middag aan de orde, vaak aan de hand van een speciaal gekozen thema of ingebrachte casuïstiek. Leden van de vertrouwenscommissie van SPOM wonen deze bijeenkomst zo veel mogelijk bij. In de klachtenregeling is een stroomschema opgenomen dat aangeeft op welke manier en tot wie een klager zich in eerste instantie kan richten met zijn/haar klacht of zorg. Overigens staat het een ieder vrij om een klacht rechtstreeks in te dienen bij de bestuurder van SPOM of bij de landelijke klachtencommissie.SPOM heeft twee onafhankelijke vertrouwenspersonen aangesteld, die zijn geworven op basis van een profiel. Personeel en ouders worden jaarlijks onder andere door middel van de schoolgids op de hoogte gesteld van de klachtenregeling en op welke wijze zij de vertrouwenspersonen kunnen bereiken. De klachtenregeling is gepubliceerd op de website van SPOM en op de websites van de scholen. De vertrouwenspersonen van SPOM zijn mevrouw Goeman en de heer Bartholomeus.
37
De volgende klachten/adviesvragen zijn bij de vertrouwenspersonen binnengekomen in het schooljaar 2012/2013: • Klachten, vragen om advies bij de contactpersonen: aantal is niet geregistreerd. • Klachten, vragen om advies bij de vertrouwenspersonen: 5 maal. • Klachten, vragen om advies bij de bestuurder: 0 maal • Klachten bij de Landelijke Klachtencommissie: 0 maal. De vertrouwenspersonen zijn in totaal 5 maal benaderd. Twee maal ging het om een advies vanuit de school t.a.v. grensoverschrijdend gedrag van een leerling, één maal met een klacht van een ouder over het pedagogisch handelen van een leerkracht en twee maal met een vraag om advies door een leerkracht vanwege de zorg over de thuissituatie van een kind.
38
Sterk in leren!
FINANCIEN In dit hoofdstuk wordt kort toegelicht hoe de planning en control cyclus met betrekking tot de financiën binnen de stichting is ingericht. Daarnaast worden de jaarcijfers uit de jaarrekening 2012 toegelicht. Planning en control cyclus In april 2012 werd de concept jaarrekening 2012 aangeleverd door het College van Bestuur. Na controle door een onafhankelijk accountant werd de jaarrekening 2012 door de Raad van Toezicht goedgekeurd. Op SPOM niveau wordt met één geconsolideerde begroting gewerkt. De bestuurder stelt deze op. De integrale begroting bestaat uit een aantal deelbegrotingen: de bestuursbegroting, de begroting voor het bovenschools management, de begroting voor ICT en het CPO en een afzonderlijke begroting voor het Personeel en Organisatie. Daarnaast heeft iedere school een eigen schoolbegroting. In november wordt met iedere directeur afzonderlijk een begroting voor het volgend kalenderjaar opgesteld. Deze begroting dient sluitend te zijn. Door extra inzet van personeel of extra uitgaven voor groot onderhoud kan het resultaat negatief worden. Hiervoor is de goedkeuring van de bestuurder nodig. De geconsolideerde begroting wordt besproken met de GMR en vastgesteld door de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur zorgt na afloop van elk kwartaal voor een managementsrapportage, een zgn. MARAP, aan de Raad van Toezicht. Hierin wordt gerapporteerd over de stand van zaken van dat moment en de verwachting voor het eindresultaat. Aanpassen en bijstellen van de ingezette koers is daardoor mogelijk. Desgewenst kunnen maatregelen worden genomen. Personele lumpsum Met de invoering van de lumpsumbekostiging is ervoor gekozen om in afwijking van de landelijke gemiddelde personeelslast (GPL) een eigen GPL te hanteren voor de verschillende functies binnen de stichting. Dit om de beheersbaarheid van de werkelijke kosten te vergroten. Middels een periodieke rapportage worden de begrote fte’s afgezet tegen de werkelijke fte’s. Prestatiebox Met ingang van kalenderjaar 2012 is de prestatiebox ingevoerd. Via de prestatiebox worden gelden door de overheid verstrekt met een specifiek doel. Het zijn echter gewone lumpsummiddelen. Schoolbesturen behouden de volledige bestedingsvrijheid over deze middelen. De prestatiebox kent voor SPOM een viertal budgeten: middelen voor opbrengstgericht werken, professionalisering van leerkrachten en professionalisering van directeuren. Ook de subsidies ten behoeve van cultuureducatie worden uit deze box gefinancierd. Het beleid van SPOM is er op gericht om deze middelen volledig voor deze doeleinden aan te wenden. Het verbeteren van het onderwijs en daarmee de opbrengsten, met name op het gebied van taal, rekenen en lezen is het voornaamste doel dat SPOM zich hierbij gesteld heeft.
39
Jaarrekening 2012 Onderstaand worden de belangrijkste onderdelen uit de jaarrekening 2012 toegelicht. Het betreft de balans per 31-12-2012, de staat van baten en lasten voor 2012 (met vergelijkende cijfers), kengetallen en een investeringsoverzicht.
BALANS PER 31 DECEMBER 2012 NA RESULTAATBESTEMMING
40
Sterk in leren!
Door investeringen in materiële vaste activa, aankoop van obligaties (volgens de gestelde regels in het treasury statuut) en vorderingen op de gemeente in het kader van huisvesting is de liquiditeit afgenomen. Door het negatieve resultaat 2012 is de algemene reserve afgenomen.
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2012
Zowel de baten als de lasten zijn hoger dan begroot en heffen elkaar nagenoeg op met als gevolg een resultaat van € 257.000 negatief terwijl € 268.000 negatief was begroot. De gerealiseerde baten ten opzichte van de begrote baten zijn voornamelijk hoger vanwege hogere overheids- en gemeentelijke subsidies. De gerealiseerde lasten zijn voornamelijk hoger vanwege hogere indirecte personeelskosten.
41
Kengetallen De financiële kengetallen en streefwaarden (voor het primair onderwijs) staan hieronder weergegeven. Streefwaarde
31-12-2012
31-12-2011
31-12-2010
eigen =vermogen (excl.voorz.) balanstotaal x 100%
10 – 45
70,45%
67,51%
67,88%
Solvabiliteit B (excl. reserve onderhoud en reserve bapo)
Eigen vermogen (excl.voorz.) Balanstotaal x 100%
10 – 45
30,62%
31,28%
32,40%
Liquiditeit
vlottende activa
1,5
1,5
2,12
2,31
Rentabiliteit
kortlopende schulden resultaat totale baten x 100%
½-1½
-1,46%
-1,83%
-2,01%
Kapitalisatiefactor
Totale activa (-/- gebouwen) Totale baten
35%
35%
39%
41%
Kengetal
definitie
Solvabiliteit A
Bij de solvabiliteit gaat het erom in hoeverre een bevoegd gezag op lange termijn, ook in tijden van tegenspoed, aan haar verplichtingen kan voldoen. Dit blijkt uit de verhouding tussen eigen vermogen en het totaal van de passiva. Absolute normen voor solvabiliteit zijn moeilijk te geven. Beoordeling van het eigen vermogen kan niet los worden gezien van de beoordeling van de hoogte van de voorzieningen. Immers, wanneer die niet toereikend zijn om de toekomstige verplichtingen te dekken, zal aanvulling vanuit het eigen vermogen moeten plaatsvinden. Bij SPOM is er voor gekozen om in 2008 de voorziening onderhoud op te heffen. Daarnaast is per 01-01-2010 de voorziening BAPO opgeheven, waardoor de algemene reserve fors is toegenomen. Hierdoor is het totale eigen vermogen ook toegenomen. Onder solvabiliteit A is de huidige solvabiliteit berekend. Die is 67,51%. Om een juiste vergelijking met het landelijk gemiddelde te kunnen maken is onder solvabiliteit B de solvabiliteit berekend over het eigen vermogen exclusief de reserve onderhoud en reserve BAPO. Voorgaande jaren werd door de AOB (Algemene Onderwijs Bond) een ondergrens van 10% en een bovengrens van 45% aanbevolen. Kijkend naar solvabiliteit A ligt dit kengetal boven de streefwaarde. Het is echter reëel om naar solvabiliteit B te kijken. Dit kengetal ligt binnen de streefwaarde. Bij liquiditeit gaat het erom of het bevoegd gezag in staat is om op korte termijn aan haar verplichtingen te voldoen. Dit blijkt uit de verhouding tussen vlottende activa en de kortlopende schulden. Voor een goede liquiditeit moet dit getal minimaal boven de 1,5 liggen, omdat er geen andere activa zijn die op korte termijn in geld kunnen worden omgezet. Als indicator is de rentabiliteit een waardevol trendgegeven. Te grote positieve verschillen roepen vragen op inzake het bestedingspatroon. Negatieve verschillen duiden op een te ruim financieel management, met mogelijke consequenties voor de komende jaren. Sinds 2009 is de kapitalisatiefactor in het leven geroepen. De kapitalisatiefactor is de verhouding van het geïnvesteerd vermogen tot de gerealiseerde baten. Hierbij
42
Sterk in leren!
wordt het totaal van de debetzijde van de balans (minus de geactiveerde gebouwen) gedeeld door de totale baten. Nieuw is dat men in eerste instantie uitgaat van de kapitaalbehoefte en daarna wordt er gekeken naar de bepaling van de vermogensbehoefte, oftewel men kijkt in eerste instantie naar de debetzijde van de balans en niet naar de samenstelling van het vermogen (creditzijde van de balans). De samenstelling van het vermogen komt tot uitdrukking in de solvabiliteit, waarvoor de Commissie Don een ondergrens van 20% aanhoudt. Een hoge kapitalisatiefactor kan duiden op overkapitalisatie (spaargedrag) en een te lage kapitalisatiefactor kan duiden op een mogelijk te kort aan baten of een te lage waardering van de vaste activa. De signaleringsgrens / bovengrens voor de kapitalisatiefactor is 35 procent. Bij SPOM zijn de solvabiliteit (A en B), de liquiditeit en de rentabiliteit op een voldoende niveau. Op bestuursniveau is de integrale meerjarenbegroting geactualiseerd. We kijken telkens 6 jaar vooruit. Hieruit blijkt dat door de terugloop van het leerlingenaantal het aantal beschikbare fte’s daalt. Besloten is dat de aankomende 2 jaar t/m het schooljaar 2014-2015 maximaal € 250.000 per kalenderjaar verlies mag worden geleden. Gedurende deze periode moet orde op zaken worden gesteld en moeten inkomsten en uitgaven weer op elkaar aansluiten. De kapitalisatiefactor van SPOM ligt nog boven het niveau dat de commissie Don heeft vastgesteld. Gezien het feit dat de aankomende jaren een begroot verlies wordt geleden zal deze factor binnen afzienbare tijd dalen tot de gestelde factor van de commissie.
Risicoparagraaf en toekomstparagraaf Ontwikkelingen leerlingenaantallen De leerlingaantallen binnen de stichting SPOM zullen als gevolg van krimp de komende jaren verder dalen. Als Stichting hebben we die ontwikkeling aan zien komen. Daar anticiperen we op door het actualiseren van prognoses, door goed te kijken naar de leeftijdsopbouw van de medewerkers zodat we weten hoe de uitstroom verloopt en door het opstellen van een integrale meerjarenbegroting met een doorkijk naar de komende 6 jaar, welke jaarlijks geactualiseerd wordt.
In onderstaande tabel worden de werkelijke aantallen t/m 2012 (d.d. 1 oktober) en de prognoses tot en met 2017 weergegeven:
Aantal leerlingen 1-10
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
3.522
3406
3285
3153
3.062
2.979
2910
Bron: Pronexus (gemeente Druten en gemeente West Maas en Waal) De eigen schattingen, onder andere op basis van geboortes, zijn nog ca. 1,5 % lager. De Integrale Meer jaren Begroting (IMJB) is op die lagere cijfers gebaseerd. Het aantal leerlingen is zowel voor de bekostiging lumpsum personeel als lumpsum materieel de belangrijkste bekostigingsgrondslag. Duidelijk is dat de baten de komende jaren substantieel zullen afnemen.
43
Risico’s in de toekomst 1. De IMJB maakt duidelijk dat de organisatie de komende jaren flink zal moeten krimpen. SPOM kiest voor het afslanken van de organisatie door natuurlijk verloop, vervroegd uittreden, outplacement en herplaatsing. En niet voor een sociaal plan en reorganisatie. SPOM heeft de stellige overtuiging dat de krimp zonder gedwongen ontslagen gerealiseerd kan worden. 2. Het in balans brengen van baten en lasten, zowel op personeel als materieel gebied, vraagt de komende jaren alle aandacht van de bestuurder en de RvT, maar ook van de individuele scholen. De scholen zetten nog steeds teveel personeel in als we dit afzetten tegen de personele lumpsum. Uit het budget voor P&A beleid wordt een substantieel deel ingezet (ca 10%) voor personeel. Dat is ca. € 150.000. 3. In 2011 is gestart met de bouw van het integraal kindcentrum (IKC) de Kubus in Druten. Hiervoor is de stichting SPOM IKC opgericht. SPOM IKC financiert en exploiteert het kindcentrum. De onderwijsmiddelen van de stichting SPOM worden hiervoor niet aangewend. Als organisatiemodel is gekozen voor het model van Personele Unie. Het kindcentrum is op 13 augustus 2012 geopend. De economische crisis waarin ons land zich bevindt heeft ook gevolgen voor de exploitatie van de kinderopvang. 4. De functiemix zal veel van onze aandacht blijven vragen, met name om de kwaliteitsdoelstelling die beoogd wordt met de invoering van de functiemix te realiseren op alle SPOM scholen. We merken dat dat vooral op de kleine scholen een probleem is. 5. Alle scholen van SPOM oriënteren zich op de 21 Century Skills waarbij meer dan tot nu toe wordt uitgegaan van onderzoekend leren, creativiteit, ICT geletterdheid, samenwerkend leren e.a. In 2011 is de Mariaschool in Boven-Leeuwen gestart met het project Singapore Next, een ambitieus driejarig project waaraan landelijk drie basisscholen deelnemen. De scholen worden door allerlei professionele partijen begeleid. Cito, APS, APS IT, microsoft, ICT primair en Micro Eduweb. Het wordt steeds moeilijker om voldoende middelen voor innovatie te reserveren. Een aantal van deze partners is in economisch zwaar weer terecht gekomen, waardoor zij zijn afgehaakt of dreigen af te haken. Hiermee loopt het project continuïteit-risico’s. 6. De opbrengsten zijn al jaren wat te laag. De ondergrens halen is onvoldoende. De scholen van SPOM moeten gemiddeld het landelijk gemiddelde kunnen halen. De komende jaren staat opbrengstgericht werken hoog op de agenda van SPOM en van alle scholen. De deskundigheid van leerkrachten en directeuren moet verder verbeterd worden. De middelen uit de prestatiebox zullen hiervoor aangewend worden. We realiseren ons dat we veel van onze leerkrachten vragen, naast de invoering van passend onderwijs en het aanpassen van de schoolorganisaties als gevolg van de krimp. 7. De leegstand in de scholen leidt tot minder inkomsten maar creëert ook kansen voor integratie met peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en voor- en naschoolse opvang. Waar mogelijk zal SPOM hierop anticiperen. 8. De komende jaren zal de leefbaarheid in de kleine kernen hoog op de politieke agenda komen staan. De scholen in de kleine kernen gaan flink krimpen. Wat betekent dit voor de kwaliteit van het onderwijs op de korte en de langere termijn?
44
Sterk in leren!
Investeringen In onderstaand schema worden de daadwerkelijke investeringen afgezet tegen de voor 2012 begrote investeringen: Investeringen
Investeringen
Verschil
2012 begroot
2012 realisatie
realisatie-begroot
Gebouwen/verbouwingen
30.000
0
-30.000
Meubilair
74.200
97.185
22.985
Inventaris en apparatuur
156.300
6.701
-149.599
Leermethoden
184.900
103.024
-81.876
Hardware en randapp.
54.395
88.801
34.406
Overige mva
89.150
52.291
-36.859
588.945
348.002
-240.943
Categorie Terreinen
Totaal
We zien bij de meeste onderdelen een lagere daadwerkelijke investering dan in eerste instantie was begroot. Scholen zijn steeds meer bezig om bewust de keuzes te maken in hun investeringsbeleid, een investering welke nu wordt gedaan trekt gelijk een wissel op de komende jaren van de gebruiksduur. We zien een verschuiving bij de leermiddelen naar steeds meer digitale leermethoden. In tegenstelling tot de stoffelijke variant hiervan worden deze niet geactiveerd. In samenhang hiermee zien we wel een hogere investering dan begroot bij de hardware en randapparatuur. Voor verdere informatie van de diverse onderdelen verwijzen we naar het bestuursverslag in de jaarrekening 2012.
Materiële zaken SPOM heeft een parttime medewerker huisvesting en ARBO zaken (preventie medewerker) in dienst. Hij ondersteunt de scholen bij het aanvragen bij de gemeente van kredieten voor onderhoud en het adviseren, begeleiden en coördineren van onderhoud, verbouwingen en aanpassingen. Ook bij nieuwbouwprojecten. Duurzaamheid, milieu, klimaat en bewust omgaan met energie zijn aspecten die bij alle projecten een steeds grotere rol spelen. In de gemeente West Maas en Waal zijn alle 9 scholen van de stichting intussen aangepast of nieuw gebouwd. De schoolgebouwen zijn in goede staat en inpandig zodanig aangepast dat het mogelijk is geworden om eigentijds onderwijs aan te bieden; voldoende werkplekken onder andere voor ICT, spreekkamers en een teamkamer. De krimp van het aantal leerlingen is in de gemeente WM&W fors, ca. 4% per jaar. Dit heeft op termijn gevolgen voor de basisscholen in de kleine kernen. Kunnen deze blijven bestaan? De gemeente is onder leiding van bureau Future het gesprek over de toekomst aangegaan met alle betrokkenen, waaronder het onderwijs. Een prima initiatief. In een groot aantal sessies wil men komen tot een lange termijn visie. Een visie die op draagvlak bij de bevolking kan rekenen. Hoe moet een kwalitatief goed en betaalbaar voorzieningenniveau in de dorpen eruit komen zien?
45
Dit geldt ook voor de scholen. De onderwijskwaliteit is daarbij voor SPOM leidend. In het najaar van 2013 wordt de visie op de toekomst vastgesteld. In de gemeente Druten is afgelopen jaar een enorme stap gezet in het verbeteren van de huisvesting. • IKC de Kubus in Druten is eind juli 2012 opgeleverd. Een schitterend complex in het centrum van Druten is gerealiseerd. Een complex dat door zijn voorzieningen en flexibiliteit alle mogelijkheden biedt voor opvang, ontspanning, opvoeding en onderwijs, Het integraal kindcentrum huisvest een basisschool voor 560 kinderen, een peuterspeelzaal, dagopvang en BSO. Het kinderdagverblijf en de voor- en naschoolse opvang zijn gefinancierd door de stichting SPOM IKC, een autonome stichting naast de stichting SPOM. Het complex is op 13 augustus 2012 feestelijk in gebruik genomen. • Dat de nieuwbouw van bs. De Kleurencirkel in Druten-Zuid als onderdeel van de geplande brede school niet doorging en dat door de gemeente benodigde krediet niet beschikbaar is gesteld was een enorme domper voor de school en voor de wijk. De brede school was voor de revitalisering van de wijk een essentieel onderdeel. En de wijk en alle partners die bij de nieuwbouw betrokken zijn, voelden zich in de steek gelaten en hebben dat op allerlei manieren aan de gemeente laten weten. De gemeenteraad heeft het college vervolgens de opdracht gegeven om te onderzoeken of nieuwbouw op kleinere schaal haalbaar is. SPOM en de gemeente hebben in afwachting daarvan het noodzakelijke achterstallig onderhoud uitgevoerd, zodat de kinderen de komende jaren verantwoorde huisvesting zullen hebben. (Op het moment dat dit wordt geschreven is inmiddels bekend, dat er nieuw kan worden gebouwd)
Mantelcontracten SPOM heeft met een aantal bedrijven een mantelcontract afgesloten. De grootschaligheid van de organisatie creëert mogelijkheden voor het afsluiten van mantelcontracten, die leiden tot meer kwaliteit, betere service en lagere prijzen. Mantelcontracten zijn afgesloten voor de volgende diensten; arbozorg, administratie voor FA en PSA, verzekeringen, keuring van elektrische installaties, noodverlichting, inbraakinstallaties, copiers en printers, scholing van bedrijfshulpverlening, keuring van speeltoestellen en speellokalen, brandblussers en – haspels, levering van onderwijsleerpakketten (OLP), digitale schoolborden, beveiliging, ophalen van afval, mobiele telefoons en schilderwerk. Gas en elektriciteit worden gezamenlijk via Energie voor Scholen ingekocht. Spom overweegt een samenwerking aan te gaan met een bouwbedrijf, dat het volledig onderhoud van de scholen op zich neemt. Met dit bedrijf zullen prestatie afspraken gemaakt worden. Het doel is om daardoor de conditie van onze schoolgebouwen te optimaliseren.
46
De Mariaschool: “Innoverend leren in een ICT leerrijke omgeving” De Mariaschool is een middelgrote school met 186 kinderen in Boven Leeuwen. Het onderwijsgebouw is onderdeel van Kulturhus D’n Dulper, centraal gelegen in het dorp. De omgeving van de school kan als landelijk getypeerd worden. Rondom de school ligt een speelplaats die openbaar terrein is. Naast het onderwijs zijn de peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang, bibliotheek en alle (sport)verenigingen in d’n Dulper gesitueerd. Verder is er een steunpunt voor de zorg en een café in het pand. De Mariaschool heeft een duidelijke visie die we visualiseren door middel van ons visiehuis ‘Samen sterk onder één dak’. We omschrijven hier een manier van omgaan met ‘groei’. Planmatige ‘groei’ bevorderen is de kernopdracht van onze school. We begeleiden, sturen en volgen deze groei bij kinderen. Dit doen we door ook als school en als mens/ leerkracht te blijven groeien. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
186
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013
8
Gemiddelde groepsgrootte
25
Aantal personeelsleden op 01-08-2013
17: waarvan: 4 mannen en 13 vrouwen
Gemiddelde leeftijd
47
OP/OOP
15/2
Op de Mariaschool werken we ontwikkelingsgericht. In de groepen 1 t/m 4 staat leren vanuit spel centraal. In de groepen 5 t/m 8 staat het onderzoekend leren centraal. Vanuit het model ‘Onderzoekend leren’ maken kinderen zich de leerstof eigen. We zijn gestart met wereldoriëntatie – zaakvakken in de groepen 5 t/m 8. We werken vanuit thema’s waarbij het stellen van een goede onderzoeksvraag onze aandacht heeft. Door filmfragmenten in de klassen te maken en deze met de leerkrachten te bekijken en te evalueren komen we tot een gezamenlijk leerproces. Wat we merken is dat de rol van de leerkracht essentieel is binnen dit proces. Daarnaast is er tijdens studievergaderingen aandacht geweest voor samenwerken (doelen stellen), digitale geletterdheid (o.a. zoekgedrag), presentatievormen en de structuur van het onderzoek. Een ontwikkeling waar we trots op zijn en waar we ons de komende jaren verder in gaan ontwikkelen. De belangrijkste stappen en acties uit 2012/2013: • Het verbeteren van leerkrachtvaardigheden binnen het onderzoekend leren. Elke groep heeft 5 thema’s uitgevoerd volgens het model onderzoekend leren. • Het onderbouwteam heeft zich verder ontwikkeld in het begeleiden van spel. Door middel van opnames in de klas heeft individuele coaching van leerkrachten plaatsgevonden. De onderbouw is verder geschoold in het werken met de logboeken en de kinderdagboeken. • Het team is verder geschoold in het opbrengstgericht werken. Er hebben gerichte groepsbezoeken plaatsgevonden aan de hand van het directe instructiemodel. • Alle groepen hebben een eigen blog op de website van de school. Hier kunnen ouders/ verzorgers volgen wat er zoals in de groepen gebeurt. • Het draadloze netwerk is gerealiseerd.
47
De Wijzer: “Samen sterk en elk kind op zijn eigen wijze wijs’ Openbare basisschool De Wijzer is een kleine school met 114 leerlingen in het dorp Beneden Leeuwen. De Wijzer is de enige openbare basisschool in de gemeente West Maas en heeft daarmee een regionale functie. De populatie van de leerlingen op De Wijzer vormt een afspiegeling van de bevolking in Beneden Leeuwen. Wij hechten veel belang aan die diversiteit en vinden het waardevol dat kinderen al op jonge leeftijd van en met elkaar leren. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
114
Gemiddelde groepsgrootte
23 lln.
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
5
7.82
12: waarvan 2 mannen en 10 vrouwen 40
10 OP/ 2 OOP
We willen de leerlingen van de Wijzer uitdagen om hun persoonlijke mogelijkheden maximaal te ontwikkelen. Er wordt een goede basis gelegd voor de vakken taal, lezen en rekenen. Daarnaast wordt de persoonlijke gereedschapskist van elk kind gevuld met andere kennisgebieden en vaardigheden om zo goed mogelijk te kunnen functioneren in de toekomstige maatschappij. De leerlingen van allochtone afkomst krijgen speciale begeleiding van leerkrachten en vrijwilligers om de Nederlandse taal zo snel en goed mogelijk te leren. Naast het begeleiden en ondersteunen van leerlingen die zorg nodig hebben besteden we ook veel aandacht aan kinderen die uitdaging nodig hebben. Het coöperatief leren heeft een structurele plaats in het onderwijs. Verschillen mogen er zijn en zijn zichtbaar in het onderwijs. Er is een veilige omgeving waarin kinderen zich thuis voelen. Kinderen voelen zich gewaardeerd en het opdoen van succeservaringen is belangrijk. Zowel in de eigen klas als met de totale school worden ervaringen gedeeld en gevierd. Belangrijkste stappen en acties uit 2012/2013 • Borging van het coöperatief werken • Implementatie van een nieuwe taal/spelling methode “Taal in Beeld” • Implementatie begrijpend leesmethode “ nieuwsbegrip XL” • Oriëntatie op nieuwe rekenmethode • Oriëntatie onderzoekend leren in relatie met wereld oriëntatie. • Verder uitbouwen van passend aanbod voor NT2 leerlingen en hoogbegaafde leerlingen
48
De Tweestroom: “Samen ontwikkelen” De Tweestroom heeft een belangrijke functie in het dorpje Altforst met ongeveer 550 inwoners. Dit betekent dat we betrokken zijn bij wat er in onze gemeenschap gebeurt en dat ouders de school gemakkelijk binnen kunnen lopen. De school heeft 53 leerlingen en werkt met combinatiegroepen. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
53
Gemiddelde groepsgrootte
14 (inclusief instroomleerlingen)
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2013 (OP) Gemiddelde leeftijd OP/OOP
4
4,61
7: waarvan 3 mannen en 4 vrouwen
46
7/1
Wij vinden dat ieder kind zich op onze school thuis en veilig moet voelen, met duidelijkheid in regels. We benaderen de kinderen vanuit een positieve, respectvolle houding en geven hen mee dat zij voor ons belangrijk zijn. Dit geldt ook voor ouders. Laagdrempeligheid is een belangrijke waarde voor ons. Wij willen kinderen betekenisvol onderwijs aanbieden op cognitief, expressief en sociaal-emotioneel gebied. Goed onderwijs betekent voor ons dat wij streven naar hoge opbrengsten. Dit vraagt afstemming van instructie en aanbod op de verschillende ontwikkelingsbehoeften van kinderen; zeker binnen het werken met combinatiegroepen. Het is een belangrijke focus van onze verbeterplannen. Het team van onze school is met ingang van dit schooljaar samen gegaan met het schoolteam van De Kleine Kern uit Appeltern. De scholen hebben één directeur, één IB-er en één bouwcoördinator. De onderwijskundige schoolontwikkelpunten zijn van beide scholen in overeenstemming gebracht. Dit betekent een continue leren van en met elkaar en het gebruik maken van elkaars kwaliteiten. Belangrijkste stappen in 2012/2013 We hebben besloten – in afstemming met de voorzitter van het College van Bestuur – om met ingang van het schooljaar 2013-2014 de samenwerking met het team van De Kleine Kern om te zetten in het definitief samengaan van de twee schoolteams. Vijf belangrijke onderwerpen: • We gaan het schooljaar 2013 – 2014 met Kansrijke Combinatiegroepen beginnen om het omgaan met verschillen in de combinatiegroepen nog beter vorm te kunnen geven. Hiervoor zijn een tweetal bijeenkomsten geweest. • Binnen het opbrengstgericht werken is er scholing en begeleiding geweest om vanuit de opbrengsten goede interventies op groeps- en leerling-niveau toe te passen. • We hebben de scholing in het spelling- en woordenschatonderwijs een vervolg gegeven. • De implementatie van het IGDI-model als instructiemodel voor leerkrachten. • We hebben het leerlingvolgsysteem Zien (sociaal-emotionele ontwikkeling) voor een deel ingevoerd.
49
Sint Victorschool: “Betrokkenheid en zelfverantwoordelijkheid!” Wij hebben een beeld voor ogen van de Victorschool als een plek waar kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Hoogwaardig kindgericht onderwijs staat bij ons hoog in het vaandel. We vinden het belangrijk dat kinderen kennis en basisvaardigheden ontwikkelen die ze in de maatschappij nodig hebben. Betrokkenheid en zelfverantwoordelijkheid zijn kernwaarden bij ons. We willen ons onderwijs zó inrichten dat het uitdagend is, dat het de kinderen aanspreekt. Basisschool Sint Victor wil een school zijn waar de kinderen, leerkrachten en ouders leren van en met elkaar. Hierin zijn we allemaal verschillend en hebben we onze eigen kwaliteiten en behoeften. Daarbij willen we over de muren van de school heen kijken en netwerken we veel met scholen in de omgeving. Uiteindelijk is er één ding dat ons bindt: de zorg voor het onderwijs aan “onze kinderen”. Daar staan en gaan we samen voor! Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
155
Gemiddelde groepsgrootte
28
Aantal groepen in schooljaar 2012-2013 Aantal fte op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
50
6
8.78
11 waarvan 3 mannen en 8 vrouwen 44 jaar
2 interieurverzorgster en conciërge
De belangrijkste stappen en acties uit 2012/2013: • Werken in de combinatiegroep: Door de krimp moesten we van drie groepen twee combinatiegroepen maken. We hebben in kaart gebracht wat voorwaardelijk is om goed te kunnen werken in de combinatiegroep. Twee items staken er met kop en schouders boven uit: □ Hoe maken we er één groep van? □ Hoe zorgen we ervoor dat de structuur van de dag overzichtelijk en helder is voor de kinderen? • Thematisch werken: Met betekenisvolle thema’s leren de kinderen het antwoord te vinden op eigen onderzoeksvragen. Naast het vergaren van kennis staat ook het zich eigen maken van vaardigheden centraal waarvan wij denken dat ze die straks in de maatschappij nodig hebben. Dit zijn de zgn. 21st Century Skills. • Beredeneerd aanbod in de onderbouw • Tijdens de voorbereiding van een nieuw thema wordt in de onderbouw doelgerichter gewerkt. Eerst worden doelen geformuleerd die de leerkracht met de groep wil bereiken m.b.t. woordenschat, gecijferdheid, geletterdheid en spel. Daarna worden deze doelen vertaald in betekenisvolle activiteiten die in de spelhoek of tijdens de werkles worden uitgevoerd. • Rekenen: Implementatie van de methode Pluspunt. We zijn gestart met het uitwerken van de leerlijnen. Er zijn afspraken gemaakt m.b.t. automatiseren waarbij we ons interactieve werkvormen hebben eigen gemaakt. • We weten waar een goede rekenles aan voldoet. We handelen volgens het IGDI-model. De afkorting IGDI staat voor Interactief Gedifferentieerd Direct Instructiemodel • Technisch lezen en leesbevordering: De didactiek van het technisch lezen is onder de loep genomen. Dit heeft geresulteerd in een kwaliteitskaart: technisch lezen op de Victorschool. Hierin staat bijvoorbeeld vastgelegd: - hoe we eerder geleerde categorieën blijven onderhouden - hoe we de instructie op drie niveaus geven - hoe we feedback aan kinderen geven - hoe we de extra leestijd organiseren voor kinderen die dat nodig hebben - wat het aanbod is voor de sterke lezers • Sociaal emotioneel leerlingvolgsysteem Zien!: We hebben een begin gemaakt met het implementeren van: Zien! Alle kinderen zijn op de gebieden welbevinden en betrokkenheid in kaart gebracht. Om ouders en kinderen actief bij de welbevindingsgesprekken betrekken hebben we ze gevraagd om een vragenlijst m.b.t. het welbevinden in te vullen. We merkten dat de betrokkenheid van kinderen tijdens de gesprekken groter was nu ze zelf ook inbreng hadden.
b a s is s ch o o l
De Octopus: “Sfeervol verantwoordelijk voor hoge opbrengsten” Basisschool de Octopus is een school met ongeveer 147 leerlingen en staat in het hart van het mooie dorp Horssen. Het leerlingenaantal zal waarschijnlijk nog één jaar teruglopen. We zijn een school die met de kinderen hoge opbrengsten behaalt. Dit jaar hebben we onze opbrengsten voor lezen en spelling verhoogd. Wij vinden het belangrijk dat onze kinderen zich optimaal ontwikkelen naar hun mogelijkheden in een goede harmonische sfeer, waarin we open zijn en rekening houden met elkaar. We zijn tot de conclusie gekomen dat we hier meer handvatten voor nodig hebben. Daarom gaan we een methode voor sociaal emotionele ontwikkeling kiezen. We zijn van mening dat we samen verantwoordelijk zijn voor de sfeer. We hebben ontdekt dat we kinderen meer verantwoordelijkheid hierin moeten geven. Deze drie begrippen blijven voor ons belangrijk en zijn zichtbaar en voelbaar in de ontwikkelingen die we met de school maken. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
147
Gemiddelde groepsgrootte
26,7
Aantal groepen in schooljaar 2011-2012 Aantal FTE op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
6
8.9
12 waarvan 4 mannen en 8 vrouwen 47jaar
2 interieurverzorgsters en conciërge
Speerpunten in 2012/2013: • Leesverbetertraject: nieuwe digitale begrijpend leesmethode is gekozen en ingevoerd. • Aandacht voor het pedagogisch klimaat. We hebben besloten een nieuwe methode in te gaan voeren. • Spelling: analyseren van onze opbrengsten en instructies wat geresulteerd heeft tot hogere resultaten. • Toename van de inzet van de computers op school, zodat kinderen hun ICT vaardigheden uitbreiden en toepassen.
51
Mariënhof: “Elk kind kan optimaal functioneren en zich ontwikkelen binnen een veilig schoolklimaat met respect voor zichzelf, anderen en de omgeving.” Bs. Mariënhof is een dorpsschool midden in het dorp Alphen. Mariënhof neemt een belangrijke plaats in het dorp in, er is een grote betrokkenheid van ouders. Dit uit zich in een actieve ouderraad en medezeggenschapsraad, maar ook in het grote aantal hulpouders. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
125
Gemiddelde groepsgrootte
27
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal FTE op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2013 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
5 7
10: waarvan: 3 mannen en 7 vrouwen 47,3 3
We streven ernaar een school te zijn waar kinderen zich binnen een veilig schoolklimaat kunnen ontwikkelen tot evenwichtige en gelukkige mensen. Wij besteden veel aandacht aan de gestructureerde leeromgeving waar respect voor en vertrouwen in zichzelf, de ander en de omgeving essentieel is en duidelijkheid biedt aan kinderen. Een goede basis die nodig is om volwaardig in onze maatschappij te kunnen functioneren. De leerkracht speelt hierbij een belangrijke rol en doet dit door op te treden als leraar, als bemiddelaar of als ondersteuner. Wij werken niet alleen aan het vergroten van de kennis, maar richten ons ook op de sociale, emotionele en creatieve ontwikkeling van kinderen. Onze leerlingen gaan met plezier naar school en dat is binnen de school duidelijk te merken aan de sfeer. N.a.v. het bovenstaande heeft Mariënhof haar ankers als volgt geformuleerd: Eigenheid; Zelfstandigheid; Verantwoordelijkheid; Vaardigheid; Veiligheid. De belangrijkste stappen en acties uit 2012/2013: • Wij hebben ons het afgelopen jaar voornamelijk beziggehouden met de oriëntatie op een nieuw onderwijsconcept. We hebben gekozen voor Kansrijke Combinatiegroepen, dit traject gaat in 2013-2014 van start. Dit doen we samen met ‘De Kleine Kern’ en ‘De Tweestroom’ • We hebben het werken met groepsplannen uitgebreid naar het vakgebied spelling. Taal komt in 20132014 aan bod. • De aanschaf van ‘Rekensprint’. Een automatiseringsprogramma voor leerlingen vanaf midden groep 3. • Oriëntatie op een nieuwe methode geschiedenis en natuuronderwijs. Er wordt gewerkt met ‘Maandtaak’. • Invoeren van het observatie-instrument ‘Zien’ een expertsysteem dat de leerkracht helpt bij het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. • Er heeft scholing plaatsgevonden op het gebied van lezen, spelling en dyslexie. Dit is in samenhang gebeurd met het verder ontwikkelen van het werken met groepsplannen. N.a.v. deze bijeenkomsten zijn er werkafspraken gemaakt m.b.t. het vakgebied spelling, deze hebben ervoor gezorgd dat de resultaten in alle groepen verbeterd zijn. • Vorig schooljaar is Kurzweil aangeschaft. Er heeft training plaatsgevonden voor de betreffende leerkrachten en de IB’er.
52
Sint Lambertusschool: Veilig leren Zin in leren Samen leren Zelfstandig leren Het huidige schoolgebouw bestaat meer dan 30 jaar en ligt aan de rand van het dorp. Onze school wordt bezocht door ongeveer 100 leerlingen. Zij zijn doorgaans verdeeld over 4 tot 5 groepen. We proberen alle formatie die we hebben in te zetten om de klassen zo vaak mogelijk op te splitsen om daarmee extra aandacht te besteden aan onze sterkere/zwakkere leerlingen. De komende jaren zal het leerlingaantal iets afnemen. We vinden het belangrijk dat ouders mee praten/denken met de school. We houden 2x per jaar een klankbordavond. Dan praten we met alle ouders over het onderwijs op onze school. Daarnaast zijn er contactouders waarmee we 3x per jaar overleg hebben over alles wat met de school te maken heeft. Missie van onze school. We willen er voor zorgen dat de leerlingen die onze school bezoeken hoogwaardig, kindgericht onderwijs krijgen, en zich op onze school thuis, veilig en gelukkig voelen. Wij leren de kinderen dat zij zich sociaal gedragen, redzaam en tolerant zijn/worden en dat de kinderen zich geborgen voelen en vertrouwen uitstralen. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
100
Gemiddelde groepsgrootte
25
Aantal groepen in schooljaar 2012 - 2013 Aantal fte op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2013 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
4
6,6
12: waarvan 3 mannen en 9 vrouwen 48,1
10 / 2
Didactisch klimaat – er wordt uitgegaan van: De basisontwikkeling: Kinderen zijn nieuwsgierig, naar verwachting emotioneel vrij en hebben (voldoende) zelfvertrouwen. We werken dan naar een programma-gericht onderwijs. (opgesteld door hun leerkrachten). Alle leekrachten werken volgens het directe instructiemodel. De kinderen zijn verantwoordelijk voor hun eigen leren: ontdekken, onderzoeken, reflecteren, samenwerken en anderen helpen. De inzet van computers/communicatiemiddelen bij het leren. Aanbod van onderwijs op maat. Prestatie worden gevolgd via het leerlingvolgsysteem. (voor het sociaal-emotionele gebied het systeem van Memelink). Veranderende rol van leerkracht naar een coachende rol. De belangrijkste thema’s uit 2012 - 2013 • Techniek op school • Uitwisseling met collega school in Vlaanderen • Bekwaamheidsdossier • Passend onderwijs • Directe instructie • Social media • Groepsplannen • Implementeren nieuwe rekenmethode • Zoeken naar goede WO methode 53
‘t Klòsterhûfke: “Een school waar kinderen (en leerkrachten), zich kunnen, willen en durven ontwikkelen.” De naam ‘t Klòsterhûfke betekent kloostertuin. Dit komt van het voormalige klooster dat tot 1945 ongeveer stond op de plaats waar nu de gymzaal en de speelplaats zijn. De school staat in wat ooit de tuin van dat klooster was. In februari 1945 werd het klooster door een vliegende bom (V1) getroffen en is daarna afgebroken en nooit meer herbouwd De school ligt in Deest, een klein dorp, dat hoort bij de gemeente Druten. ’t Klòsterhûfke is de enige basisschool in het dorp en heeft zodoende een belangrijke functie in de dorpsgemeenschap. De komende jaren zal er een lichte stijging van het leerlingenaantal zijn, i.v.m. de bouw van nieuwe eengezinswoningen. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
123
Gemiddelde groepsgrootte
25
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
5
6.23
11: waarvan 11 vrouwen 40
geen
Dit schooljaar hebben we vooral gewerkt aan elementen die de opbrengsten versterken. Een belangrijk speerpunt hierbij is de ontwikkeling van het woordenschat onderwijs. Kinderen met onvoldoende woordkennis blijven op alle fronten achter. Ze begrijpen de leerstof en de leerkracht niet. Een goede taalontwikkeling is de basis voor verbetering van ons hele onderwijs en loopt , in alle groepen (1 t/m 8), als een rode draad door alle klassenactiviteiten en vakken heen. We werken met de aanpak van ‘Met Woorden in de Weer’. Alle groepen op onze school zijn combinatiegroepen. Een goed klassenmanagement is dan heel belangrijk. Het verder ontwikkelen van effectieve instructie is een ander belangrijk speerpunt. Het derde belangrijke speerpunt is het verder ontwikkelen van het handelingsgericht werken (opstellen van goede analyses, didactische groepsoverzichten en het uitvoeren van groepsplannen).
54
De belangrijkste ontwikkelingen en acties uit 2012/2013: • Borgen van het woordenschattraject ‘Met Woorden in de Weer’. Drie nieuwe leerkrachten hebben de training gevolgd. • HGW (handelingsgericht werken): we hebben de groepsplannen voor beginnende geletterdheid, lezen (aanvankelijk en technisch) en spelling geoptimaliseerd. Bij rekenen werken we met didactische groepsoverzichten en instructies voor aanpak 1, 2 en 3. M.n. het analyseren en evalueren heeft veel aandacht gekregen. • De stappen van het IDGI-model(interactieve, gedifferentieerde instructie), zijn vastgelegd in een kwaliteitskaart, ook voor groep ½. IGDI wordt toegepast bij lezen, spelling, rekenen en zoveel mogelijk tijdens kringen in groep 1-2. • Beginnende geletterdheid/gecijferdheid: In samenwerking met 3 andere scholen van SPOM hebben we aandacht gehad voor kennis van de leerlijnen, verfijnen van het groepsplan en de vertaling hiervan naar de praktijk. • Implementeren nieuwe rekenmethode Wereld in Getallen. • We hebben de keuze voor een nieuwe methode Engels gemaakt: Real English. • Identiteit: De visie is vastgesteld en gecommuniceerd met de ouders. We hebben een keuze gemaakt voor nieuwe leskisten passend bij onze visie.
De kleurencirkel: “Eenheid in diversiteit, diversiteit in eenheid” Veelkleurigheid Basisschool De Kleurencirkel staat in de kleurrijke wijk Druten-Zuid. De populatie van de school is een afspiegeling van de wijk. Wij willen als school diezelfde kleurrijkheid uitstralen. We willen dat onze leerlingen kunnen groeien in een kleurrijke, veilige en uitdagende omgeving, op weg naar een kleurrijke toekomst! Daarom bekent De Kleurencirkel kleur en geeft De Kleurencirkel kleur aan: Cultuur, identiteit, kwaliteit, samenwerking, onderwijsconcept. Centrale waarden waar wij als school voor staan zijn: Samenwerking, verbondenheid, openheid en respect. In de manier van werken op de school willen we nadrukkelijk inspelen op de verschillende behoeften van kinderen. Het aanbod van het onderwijs wordt afgestemd op de taal- en handelings behoeften van de leerlingen. De school biedt mogelijkheden voor zelfstandig leren en zelfstandig werken en een leeromgeving die uitdaagt tot actief leren, betekenisvol leren. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
111
Gemiddelde groepsgrootte
17
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2012
6
Aantal personeelsleden op 01-08-2012
12: waarvan 3 mannen en 9 vrouwen
OP/OOP
1
Gemiddelde leeftijd
46
De school biedt: passende zorg en een duidelijke zorgstructuur en –cultuur, een specifiek hulpaanbod voor specifieke leerbehoeften, een prominente rol voor de interne begeleiding, een convergente differentiatie, maximale integratie van ICT in het leeraanbod. De school is net zo kleurrijk als de verschillen in onze samenleving. We willen vorm geven aan een brede ontwikkeling van de kinderen, door aandacht te schenken aan zowel cognitieve ontwikkeling als sociaalemotionele ontwikkeling en meervoudige intelligentie. Pedagogisch optimisme is een belangrijke waarde op onze school. We denken en handelen in termen van kansen en mogelijkheden van kinderen. Leren doe je niet alleen, maar samen!
55
’t Geerke: “Hoofd, hart en handen” Basisschool ’t Geerke staat in het dorp Puiflijk. Nagenoeg alle kinderen uit Puiflijk komen naar onze school. Het dorp grenst aan de wijk ‘Druten Zuid’. Dat houdt in dat een groot deel van onze kinderen uit deze wijk komt. De school telt momenteel 212 leerlingen. Het gebouw dateert uit 1940 en is in 2011 grondig gerenoveerd. Bs. ’t Geerke heeft het karakter van een dorpsschool. We vinden het belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan. We streven ernaar een school te zijn met duidelijke regels die veiligheid en geborgenheid geven. Daarom zorgen we voor structuur, rust en een veilige omgeving. Aantal leerlingen op 1 oktober 2013
212
Gemiddelde groepsgrootte
29
Aantal groepen in schooljaar 2013-2014 Aantal FTE op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2013 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
8
10,8
17 waarvan: 14 vrouwen en 3 mannen 47
17 / 3
We maken gebruik van zgn. kapstokregels die zich richten op: •D e omgang met elkaar. •R ust in de school. Verder vinden we het belangrijk dat kinderen samenwerken, zelfstandig kunnen werken en keuzes kunnen maken. We richten onze aandacht vooral op de basisvaardigheden lezen, spellen en rekenen. We zijn ons echter ook bewust van het feit dat het steeds belangrijker wordt om de juiste onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen. Daarom zijn we in schooljaar 2012/2013 gestart met thematisch werken waar samenwerken en het stellen van een onderzoeksvraag centraal staan. In de groepen 1-2 werken we met de verschillende thema’s uit ‘kleuterplein’. De kleuters ontdekken en ervaren de wereld om hen heen. Kleuterplein is meer dan alleen taal en rekenen. Ook aan motoriek, wereldoriëntatie, muziek, voorbereidend schrijven en sociaal-emotionele ontwikkeling wordt spelenderwijs, maar gericht gewerkt.
56
De belangrijkste thema’s en acties uit 2012/2013: • Drie keer per jaar worden de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs vervangen door een thema waar door de hele school aan wordt gewerkt. • Invoeren van school breed lezen aan het begin van de dag. • Er is een vervolg gegeven aan de 1-zorgroute. Naast technisch lezen is nu ook spellen in dit traject op genomen. In 2013-2014 starten we met rekenen. • De verder implementatie van ParnasSys met onder andere het rapport, oudergesprekken en het werken met analyse vanuit ParnasSys om zo te komen tot verbetering van onderwijsresultaten en opbrengsten. • We hebben nagedacht over de gedragsregels en de gedragscode van SPOM. We hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop we dit met kinderen bespreken en hoe we ouders hierover zullen informeren. •E r is een nieuwe methode voor bewegingsonderwijs gekocht.
De Kubus: “Kinderopvang, peuterspeelzaal en basisschool” Integraal KindCentrum (IKC) De Kubus staat in het “oude” gedeelte van Druten, het centrum, en wordt aangemerkt als een groeischool. De meeste leerlingen wonen in het centrum van het dorp, maar ook leerlingen uit Druten-Zuid en de omliggende kerkdorpen bezoeken onze school. De Kubus is een katholieke school, die voor iedereen toegankelijk is. De ervaringen van een ieder worden gebruikt om “het leven uit te leggen, toe te lichten”. Langs de weg van de beleving stuiten we op wat ons ter harte gaat, wat goed is en wat niet, wat zin heeft en wat onzin is. Het begint niet aan de kant van de “leer”, maar met de erkenning dat wat kwetsbaar is, bescherming nodig heeft. Als richtinggevende kaders hanteren wij de volgende ontwikkelingspsychologische kenmerken: kinderen leren van nature graag en willen “omgevingsnabij” ontdekken, zijn van aard nieuwsgierig en leergierig, willen zelf van alles ondernemen en hebben sterk behoefte aan persoonlijke bevestiging. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
584
Gemiddelde groepsgrootte
26
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
24 32
49: waarvan 13 mannen en 36 vrouwen 42
43/6
Het afgelopen schooljaar is met succes gewerkt aan: • Het koppelen van spelbegeleiding in de hoeken aan de tussendoelen voor rekenen en taal (1 en 2). • De implementatie van de opzet van 4 techniekmiddagen (3 t/m 8), de koppeling van de techniekmaterialen aan het thematische opzetten en inroosteren van deze materialen in de inloopactiviteiten (1 t/m 4) • De implementatie van lekker lezen, een methode voor voortgezet technisch lezen, in de groepen 4 en 5 en het invoeren van deze methode in de groepen 6 en 7. • Het invoeren van opbrengstgericht werken (bij spelling, begrijpend lezen en rekenen) middels vooral de trendanalyses (1 t/m 8). • De implementatie van de nieuwe geschiedenismethode arges clou / tevens de verdere invulling v.w.b. meervoudige intelligentie en samenwerkend leren. • De implementatie van wig, een rekenmethode, in de groepen 3 t/m 7 en de invoering in groep 8. • Het aanmaken van een schoolprofiel t.b.v. passend onderwijs en de verdere vormgeving van de groepszorgplannen (gzp). • Een scholingstraject voor een nieuwe lees- en spellingsdidactiek voor 3 t/m 5. • De opzet en de invoering van de bonenstaakgroep voor de leerlingen uit de groepen 7 en 8, waarbij hoogbegaafde leerlingen extra ondersteuning, begeleiding krijgen. • Het verdelen van de rekenspelen van met sprongen vooruit (msv) over de instructieblokken en de inloopmomenten. • De “ aankleding” van het nieuwe schoolgebouw en de gezamenlijke uitwerking van het basismodel voor het pedagogisch beleidsplan (alle geledingen: kdv, psz, bso en school).
57
De Leeuwenkuil: “Hart voor kinderen, oog voor resultaat” Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
345
Gemiddelde groepsgrootte
27
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
14
18,4 + 1,5 (OOP) 32 50
27/5
Basisschool de Leeuwenkuil is een reguliere katholieke basisschool in Beneden-Leeuwen, die voor iedereen toegankelijk is. De school heeft een leerstofjaarklassensysteem. Afhankelijk van de spreiding van de leerlingaantallen zijn er combinatieklassen geformeerd. Onze school wil een school zijn ‘met hart voor kinderen en oog voor resultaat’. We willen resultaatgericht werken in een veilig pedagogisch klimaat. Anders gezegd: Wij willen dat de kinderen met plezier naar school gaan. Wij brengen de kinderen in een uitdagende leeromgeving waarin ze regelmatig samenwerken en zelfstandig en in verantwoordelijkheid kennis en ervaring opdoen. We hechten veel waarde aan structuur en sfeer binnen de school. Kernwaarden zijn: respect, vertrouwen, veiligheid en plezier. In mei 2012 heeft de onderwijsinspectie een kritisch rapport uitgebracht over de school met als eindoordeel zwak. De kritiek spitste zich toe op de didactiek van de lessen en de wisselvallige leerresultaten. Om die reden is onmiddellijk gestart met het opstellen van een plan van aanpak. De lessen werden beter door gebruik making van het IGDI-model (interactieve gedifferentieerde directe instructie) en het hanteren van coöperatieve werkvormen. Dit werd onder meer bereikt doordat directe feedback op de lessen werd gegeven. Bevindingen inspectie Aan het einde van het vorige schooljaar heeft de inspectie opnieuw een bezoek aan de school gebracht en een tussenrapportage opgesteld. De indicatoren die in het jaar daarvoor nog onvoldoende werden bevonden, waren nu allemaal voldoende: ‘Er is veel werk verzet om greep te krijgen op het onderwijsleerproces en de kwaliteit ervan te verbeteren. (..) Basisschool De Leeuwenkuil is erin geslaagd de tekortkomingen op te heffen die zijn geconstateerd in het kwaliteitsonderzoek van mei 2012.’. Ook de kwaliteit van het didactisch handelen is naar het oordeel van de inspecteur sterk verbeterd: ‘De uitleg is voldoende aansprekend, doelmatig en interactief. Het gebruik van denk- en leerstrategieën neemt tijdens de lessen een herkenbare plaats in. Mede door het geregeld inlassen van coöperatieve werkvormen betrekken de leerkrachten alle leerlingen voldoende bij de les’. Afgelopen schooljaar is met succes gewerkt aan: • Verbetering didactiek a.d.h.v. het IGDI-model • Invoering methode begrijpend lezen Nieuwsbegrip XL • Invoering nieuwe taalmethode Taalactief in groep 4, 5 en 6 • Afronding implementatie KIJK!; observatie- en registratiesysteem voor de kleutergroepen • Start implementatie Zien! leerlingvolgsysteem sociaal emotionele ontwikkeling • Verbeteren van de interne zorgstructuur
58
De Laak: “Een goede basis voor de toekomst” Basisschool De Laak ligt in het dorp Wamel in de gemeente West Maas en Waal. Het team van De Laak wil de kinderen een goede basis meegeven voor de toekomst. Deze dorpsschool biedt plaats aan de basisschoolkinderen uit Wamel en aan twee groepen van de ZML school De Kom uit Druten. Het gezamenlijk school zijn met twee scholen uit zich in het samen vorm geven aan schoolactiviteiten zoals Kinderboekenweek, Sinterklaas, Kerst etc. met als slogan “Samen wat kan en apart wat moet”. We hebben met dit project de Nationale Onderwijsprijs gewonnen. Kijkend naar de Laak gaan we uit van een aantal kernwaarden, die passen onder de 3 pijlers van adaptief onderwijs: Relatie, competentie en autonomie. Deze pijlers geven we vorm in ons onderwijs. Kijkend naar relatie is in de school te zien en te merken dat er energie gestoken wordt in het zich thuis laten voelen van kinderen. De pijler competentie geven we vorm door rekening te houden met de verschillen tussen kinderen en de leerstof op meerdere manieren aan te bieden. Daarnaast differentiëren we door te werken met een weektaak. De pijler autonomie krijgt onze aandacht bij het maken van groepsafspraken over hoe we om willen gaan met elkaar in de groep en in de school. We geven kinderen ruimte om hun werk van de weektaak te plannen en uit te voeren. Deze pijler zal in de komende jaren binnen het werken met projecten steeds explicieter aan de orde komen. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
151
Gemiddelde groepsgrootte
26.1
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal fte op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
6
8.96
14: waarvan 2 mannen en 12 vrouwen 45
13/1
In het schooljaar 2012 – 2013 hebben we ingezet op opbrengstgericht werken. We hebben onze groepsplannen gemaakt na een analyse van de toetsresultaten en vervolgens ons onderwijsaanbod kritisch bekeken en gepland. We werken ook met een groepsplan voor rekenen. In ons groepsoverzicht hebben we de basisvakken geïntegreerd. In de onderbouw werken we nu ook met een groepsplan beginnende geletterdheid. De andere stappen binnen de schoolontwikkeling in 2012 – 2013. • Implementatie van het leerlingvolgsysteem KIJK. • Scholing van de IB’er op de HGW cyclus en de kennis en vaardigheden toegepast in de groepsbesprekingen en leerling-besprekingen. • Een keuze gemaakt voor een nieuwe rekenmethode. • Scholing op leerlingvolgsysteem Zien en dit uitproberen in de praktijk • Opstellen van ons zorgprofiel. • Bij creatieve vakken blijven we inzetten op een breder aanbod van verschillende technieken. • Voor de zaakvakken hebben we ingezet op het werken met projecten. Binnen deze projecten willen we met de kinderen komen tot onderzoeksvragen. • Aanpak dyslexie afgestemd en het dyslexieprotocol afgestemd op De Laak. In het volgende schooljaar zal dat geïmplementeerd worden. 59
De Dijk: “Eruit halen wat er in zit” SBO De Dijk is een streekschool met als voedingsgebied de gemeenten West-Maas en Waal en Druten. Ook enkele leerlingen uit de gemeente Wijchen komen vanuit een aangrenzend samenwerkingsverband naar SBO De Dijk.. SBO De Dijk is sinds januari 2011 gevestigd in een geheel vernieuwd schoolgebouw met alle moderne voorzieningen. Visie van de school Nadrukkelijk rekening houden met de (on)mogelijkheden, de ontwikkeling en de draagkracht van elk kind met het motto “Eruit halen wat erin zit”. Elk kind helpen een reëel en positief beeld van zichzelf te ont wikkelen, zodat het met voldoende zelfvertrouwen in het leven staat. De belangrijkste stappen en acties uit 2012/2013: • Rekenonderwijs: In samenwerking met Marant zijn de leerkrachtvaardigheden dmv klassenconsultatie en werkvergaderingen/studiedagen uitgebreid. De resultaten zijn weergegeven in een kwaliteitskaart. • Er is gekozen voor de leerlijnen uit ‘ Passende Perspectieven’ van het SLO. • De leerlijnen zijn gekoppeld aan de referentieniveaus en staan in relatie tot de leerroutes • Sociaal - emotionele ontwikkeling: Het team heeft zich geschoold in het sociaal- emotionele leerling volgsysteem ZIEN • De leerkrachten vanaf JRK t/m bovenbouw 2 hebben voor alle kinderen de vragenlijsten van ZIEN ingevuld • Ontwikkelingsperspectief: Voor alle kinderen van kleuters t/m bovenbouw is een ontwikkelingsperspectief opgesteld • Alle groepsplannen zijn opgesteld binnen het geautomatiseerde LVS Parnassys • De groepsplannen zijn rechtstreeks gekoppeld aan de ontwikkelingsperspectieven • Alle betrokkenen: leerkracht, RT-er, AB-er, logopedist werken integraal aan de groepsplannen • Alle cycli met betrekking tot ontwikkelingsperspectief, toetsen en groepsplannen zijn vastgelegd in handleidingen en protocollen. • Inrichting: De buitenruimtes zijn ingericht en speelklaar gemaakt voor de leerlingen en de bibliotheek voor de leerlingen is ingericht. • De inrichting van het technieklokaal is met uitzondering van het afzuigsysteem afgerond en het koo katelier is ingericht in gebruik genomen • De cyclus rondom het ontwikkelingsperspectief is beschreven en uitgevoerd. • De onderwijsinspectie heeft het basisarrangement toegekend. • Algemeen: Via scholing tijdens teamvergaderingen is ParnasSys geïmplementeerd. • In samenwerking met Marant is het leesverbetertraject voor de JRK en OB1 verder geborgd. • In het kader van passend onderwijs is een ondersteuningsprofiel (Q3) opgesteld. • Aan het eind van schooljaar 2012/2013 is de managementstructuur veranderd.
60
Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
105
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013
8 groepen
Gemiddelde groepsgrootte
15 kinderen
Aantal fte op 01-08-2013
26,72
Aantal personeelsleden op 01-08-2013
35: waarvan 11 mannen en 24 vrouwen
Gemiddelde leeftijd OP/OOP
49 jaar
DE APPELHOF: “LEREN DOE JE SAMEN” Sinds 2011 heeft de school een eigenzinnige missie geformuleerd: De Appelhof is een openbare basisschool waar kinderen, in een veilig pedagogisch klimaat, met ouders als partner, gestimuleerd worden hun talenten te ontwikkelen om zo voorbereid te worden op hun toekomst. Op De Appelhof worden kinderen betrokken bij hun eigen leerproces. Ze leren hun nieuwsgierigheid en onderzoekende houding te ontwikkelen en vaardigheden te vergroten. Op De Appelhof helpen we de kinderen zelfstandige, evenwichtige en proactieve jongeren te worden, die met vertrouwen in het leven staan. Kinderen maken deel uit van de samenleving, daarom is het belangrijk dat zij een open, onbevooroordeelde houding ontwikkelen naar hun medemensen, moeite doen om elkaar te verstaan en daarmee in staat zijn om zichzelf en de ander te leren kennen en te waarderen. Vanuit deze missie zijn de volgende ambities geformuleerd: • Handelen volgens de zeven principes van goed leren en leven volgens Stephen Covey. • Invoering van het International Primary Curriculum (IPC). Dit curriculum is een thematisch curriculum, waarbij de zaakvakken, de creativiteitsvakken en ICT-geletterdheid in een internationale context worden aangeboden. In het schoolseizoen 2014-2015 wordt de invoering geëffectueerd. Op deze wijze speelt de school in op het ontwikkelen van vaardigheden die leerlingen nodig hebben om goed te kunnen functioneren in de 21e eeuw. • Invoering van het vak Engels als VVTO vanaf groep 1. Goede kennis van de Engelse taal is onmisbaar geworden. De Appelhof streeft ernaar om op zo vroeg mogelijke leeftijd daarmee te beginnen. • Internationalisering. De Appelhof gaat bewust contacten aan met andere scholen in Europa en daarbuiten. In het schooljaar 2013-2014 is het eerste contact aangegaan met scholen in Polen, Hongarije, Tsjechië, Zweden en Portugal. Hierdoor zal het van Engels en het vak burgerschap worden gepromoot. • In het kader van burgerschap maakt De Appelhof gebruik van een leerlingenraad. • Nadrukkelijk streeft De Appelhof ernaar om talenten van kinderen te ontwikkelen en in te zetten voor de school. Tevens zullen ook de talenten van de ouders meer en meer gebruikt gaan worden. Dit om ook het partnerschap met ouders te stimuleren. Lijst met de belangrijkste interventies uit het schooljaar 2013-2014: • Invoering van de technisch leesmethode “Estafette”. • Uitbouw van leerkrachtvaardigheden via het IGDI-model en “ Teach, like a champion” • Participatie in het internationale Comeniusproject “ Waste”. • Voorbereiding van het invoeren van het IPC schooljaar 2014-2015. Aantal leerlingen op 1 oktober 2013
418
Gemiddelde groepsgrootte
27
Aantal groepen in schooljaar 2013-2014 Aantal FTE op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
15
21,58
8 mannen en 24 vrouwen 29 personen/3 personen
61
De Kleine Kern: “Samen met elkaar voor iedereen!” De Kleine Kern is een basisschool in het dorp Appeltern, een dorp gelegen aan de Maas met ongeveer 800 inwoners. Ouders zijn betrokken zijn bij onze school en de activiteiten. De school heeft 56 leerlingen en werkt met combinatiegroepen. Wij vinden dat elk kind uniek is; met een eigen identiteit komend vanuit een eigen cultuur/gezin met een eigen levensbeschouwelijke achtergrond. Elk kind mag zich optimaal ontwikkelen binnen een veilig schoolklimaat met respect voor zichzelf, anderen en de omgeving. Wij willen het optimale met kinderen bereiken op cognitief, expressief en sociaal-emotioneel gebied. We vinden dat goede en opbrengstgerichte kwaliteitszorg de leerresultaten van kinderen positief zal vergroten. Optimale ontwikkeling van elk kind vraagt ook afstemming van instructie en aanbod op de ontwikkelingsbehoeften van elk kind; zeker binnen het werken met combinatiegroepen. Belangrijkste stappen in 2012/2013 We hebben besloten – in afstemming met de voorzitter van het College van Bestuur – om de samenwerking met het team van de Tweestroom om te zetten in het definitief samengaan van de twee schoolteams met ingang van het schooljaar 2013-2014. Vijf belangrijke onderwerpen: • We gaan het schooljaar 2013 – 2014 met Kansrijke Combinatiegroepen beginnen om het omgaan met verschillen in de combinatiegroepen nog beter vorm te kunnen geven. Hiervoor zijn tot nu toe een tweetal bijeenkomsten geweest. • Binnen het opbrengstgericht werken is er scholing en begeleiding geweest om vanuit de opbrengsten goede interventies op groeps- en leerling-niveau toe te passen. • We hebben de scholing in het spelling- en woordenschatonderwijs een vervolg gegeven. • De implementatie van het IGDI-model als instructiemodel voor leerkrachten. • We hebben het leerlingvolgsysteem Zien (sociaal-emotionele ontwikkeling) voor een deel ingevoerd. Aantal leerlingen op 1 oktober 2013
56
Gemiddelde groepsgrootte
15 (inclusief instroomleerlingen)
Aantal groepen in schooljaar 2012/2013 Aantal FTE op 01-08-2013
Aantal personeelsleden op 01-08-2013 (OP) Gemiddelde leeftijd OP/OOP
62
4
5,21
8: waarvan 2 mannen en 6 vrouwen
51,1
8/0
De oversteek: “School in de ochtend” en “School in de middag”. Basisschool de Oversteek is gesitueerd in een multi functioneel gebouw genaamd d’n Hoender. Naast de school hebben hier ook een bibliotheek, de BSO, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal, culturele verenigingen en een grote sportzaal een onderkomen gevonden. De school is verder omringd door een buitenzwembad, voetbalvelden en tennisbanen. Met veel plaatselijke ondernemers en bedrijven is de Dreumelse gemeenschap sterk met elkaar verbonden. De school werkt vanuit de visie dat er zes grote stenen zijn: Laat me thuis voelen, Zie nu mijn talenten, Leer me leren, Wees open en eerlijk naar mij, Daag me uit en gun me fouten, Waardeer wat ik kan. Om bovenstaande daadwerkelijk uit te kunnen dragen werkt de school met een duidelijke structuur van “School in de ochtend” en “School in de middag”. Kenmerkend voor school in de ochtend is de rust en de structuur. Alle groepen beginnen met lezen, daarna rekenen en vervolgens taal. Elke ochtend herhaalt zich dit. Aantal leerlingen op 1 oktober 2012
274
Gemiddelde groepsgrootte
26.6
Aantal groepen in schooljaar 2011-2012 Aantal FTE op 01-08-2012
Aantal personeelsleden op 01-08-2012 Gemiddelde leeftijd OP/OOP
11,5 14,4
23: waarvan 8 mannen en 15 vrouwen 51 jaar
OP 21 /OOP 2
Kenmerkend voor school in de middag is de beweging in het gebouw. Kinderen werken samen, overleggen rondom thema’s, projecten, creatieve vakken, techniek en de zaakvakken. In het schooljaar 2012/2013 hebben twee grote en een aantal kleinere thema’s centraal gestaan: • Het eerste implementatie jaar van de vreedzame school waarbij het team 6 thematische studiemiddagen met elkaar heeft gevolgd o.l.v. een gecertificeerde trainer • De school is zich meer gaan toeleggen op opbrengstgericht werken. De doelen worden per leervak, op kindniveau en leerkrachtniveau, gepland in Klasseplan. Hiermee is er een verbinding ontstaan tussen opbrengstgericht werken en handelingsgericht werken. • In de groepen 1 en 2 zijn de taaldoelen uitgewerkt en hier is een jaarplanning aan gekoppeld die ook is overgenomen in Klasseplan. Vanuit deze doelen worden de activiteiten gepland. • Voor de wereld oriënterende vakken werkt de school met Maandtaak. Toch is er binnen het team in toenemende mate behoefte aan meer onderzoekend leren. • Een aantal keren per jaar werken de groepen 1 t/m 4, samen met het kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal, aan een project dat gezamenlijk wordt afgesloten. • In het kader van partnership met ouders heeft de school een ouderavond georganiseerd waarbij het gebruik van social media centraal stond.
63
Sterk in leren!
Bronvermelding artikelen Het IKC artikel is afkomstig van de “Klankbordgroep Integraal Kindcentra” nov.2010 Passend onderwijs komt van het “Steunpunt Passend onderwijs” sept. 2012 Onderzoekend Leren komt uit het “Tijdschrift voor Lerarenopleiders” mrt. 2011 Opbrengstgericht werken komt van de “Inspectie van het Onderwijs | Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs” juni 2010