S u p p l e m e n t
b i j
N e u r o n
2 0 0 5 ; V o l
1 0 ( Nr 4)
Stereotypie bij schizofrene psychose
Verantwoordelijke uitgever: V Leclercq - Varenslaan, 6 - 1950 Kraainem
F H C C
Janss en, M D e H e r t, E D e B l e e k e r, M D ’ ha enens, H e l l ebuyc k, B S abbe, J H ul s e lm ans, D L e compt e, M e r t ens, J Peus k ens, F Vandendr i e ssche, B e r voe t s, M Wampe r s
Aanzet tot het schrijven van deze tekst was de overtuiging van Dr Paul Janssen dat psychose gekenmerkt wordt door een hyperdopaminerge toestand in het brein. Een verhoogd niveau van dopamine kan zich uiten door stereotyp gedrag en stereotype handelingen. Op basis van de experimenten van Mittenecker (1960), ontwikkelde hij een geïnformatiseerd toestel om op een gestandardiseerde wijze stereotypie te meten. Onderzoek met dit apparaat is bezig op verschillende plaatsen in de wereld.
©
RMN Editions
‘Als hij alleen aan pillen zou hebben gedacht, zouden er verschillende medicijnen nu niet zijn’* Dr. Paul Janssen, overleden
(* Cfr. recente reclame op radio voor pioniers van Vakature)
2 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
Op 11 november jongstleden is Dr. Paul Janssen plots in Rome overleden op
klus om samen aan John Kane (een gerenommeerde Amerikaanse schizo-
77-jarige leeftijd. Hij was een meester in de wereld van het geneesmiddelen-
frenie onderzoeker) de mysteries van de voetbalsport duidelijk te maken.
ontwerp en één van de meest beroemde Belgische wetenschappers. Uniek is dat hij de enige onderzoeker in de geschiedenis is van wie de WHO vijf ont-
Ondanks zijn grote wetenschappelijke ernst en eruditie was Dr Paul ook een
dekkingen heeft opgenomen in de “Lijst van essentiële geneesmiddelen”.
levensgenieter. Meermaals had ik het genoegen om met hem te tafelen. Ik herinner me Dr. Paul, op die en andere gelegenheden, ook als een “cau-
Dr. Paul Janssen werd in 1926 geboren als zoon van een Vlaamse huisarts.
seur”, een gedreven en boeiende verteller. Of het nu ging over geneeskun-
Hij groeide op in een tijd waarin de geneeskunde nog niet zoveel kon doen
de, medicijnen, geschiedenis, kunst, zijn bedrijf, Beerse en omstreken of
voor patiënten, zelfs al hadden ze er het nodige geld voor. Hij studeerde
wereldproblemen, over alles had hij een verhaal en ook een uitgesproken
geneeskunde en scheikunde in Leuven en Gent.
mening. Nooit vergat ik het verhaal over hoe het observeren van de psychi-
Precies 50 jaar geleden startte hij met geneesmiddelenonderzoek in het
sche gevolgen bij doping (amfetamines) gebruikende wielrenners aan de
bedrijf van zijn vader in Turnhout. Het was een bescheiden begin, met zeer
basis lag van de ontdekking en ontwikkeling van haloperidol (Haldol®).
beperkte financiële middelen, dat behoorlijk wat scepticisme bij buitenstaanders opwekte. Maar het geloof in zijn eigen vakbekwaamheid en die van zijn
Hij had een uitgesproken mening en overtuiging over allerlei medische
collega’s was onwankelbaar. “De mensen dachten dat mijn plan niet te ver-
zaken. Hij was ook direct en hij stak zijn overtuiging nooit onder stoelen of
wezenlijken was”, zei hij. “Ik was nog heel jong en mijn motivatie bestond er
banken. Hij was kritisch voor zichzelf, zijn eigen bedrijf en andere weten-
deels in dat ik iedereen wou laten zien dat ik gelijk had en zij niet.” Vier jaar
schappers. Desalniettemin stond hij open voor andere opinies en was hij
na de oprichting van het bedrijf kwam zijn eerste medicijn op de markt.
steeds, ik denk ook met enig genot, bereid om in discussie te gaan.
Sindsdien is Janssen Pharmaceutica (sinds 1961 deel van Johnson & Johnson) uitgegroeid tot één van de belangrijke bedrijven op het vlak van
Een anekdote illustreert zijn kritische en open geest. Zo was hij overtuigd dat
gezondheidszorg.
op farmacologische basis een bepaalde stof nooit een krachtig antipsychoticum kon zijn. Toen we als klinisch psychiater er niet in lukten om hem op
Dr. Paul Janssen was één van de productiefste onderzoekers naar nieuwe
andere gedachten te brengen, nam hij met plezier de uitdaging aan om ons
geneesmiddelen van de vorige eeuw. Op tal van ziektedomeinen
centrum te bezoeken om in dialoog te gaan met patiënten die hersteld waren
creëerde hij en zijn team innoverende producten, ondermeer op het vlak van
met dat medicijn. Patiënten hadden duidelijk meer overtuigingskracht dan
anesthesie, pijnbestrijding, schimmelziekten, gastro-intestinale stoornissen
de psychiater. Hij gaf toen een workshop over antipsychotica voor een groep
en psychiatrie.
van 30 langdurig zieke psychotische patiënten. Voor de deelnemende pati-
Hij was houder van meer dan 150 patenten als uitvinder van geneesmiddelen.
ënten was het een unieke ervaring die in het geheugen van velen is gegrift.
Wereldwijd ontving hij 22 eredoctoraten en meer dan 80 medische prijzen. Hij was auteur of co-auteur van meer dan 850 wetenschappelijke publicaties.
Dat brengt ons tot slot tot zijn grote interesse en aandacht voor de individuele
Dr. Paul Jansen heeft, samen met zijn onderzoekers, 77 geneesmiddelen op
patiënt en zijn persoonlijk lijden. Als onderzoeker was hij echt geïnteresseerd
de markt gebracht, hetgeen een absoluut wereldrecord is.
in mensen met psychotische stoornissen en was zijn ultieme betrachting bij het
Het mag duidelijk zijn dat zijn impact op wetenschappelijk en het klinische
ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen hun lot te verbeteren.
vlak enorm is. Binnen de psychiatrie ligt hij aan de oorsprong van een
De laatste jaren had hij zich teruggetrokken met een groep toegewijde mede-
tiental klassieke neuroleptica en het tweede generatie antipsychoticum
werkers in een villa in Vosselaar. Daar werkte hij gedreven voort aan de ont-
risperidone (Risperdal®).
wikkeling voor nieuwe medicijnen voor onder andere HIV en psychose. En uitspraken zoals “Ik blijf niet stilstaan bij mijn prestaties in het
Ik heb het geluk gehad Dr. Paul (zoals iedereen in zijn omgeving hem noem-
verleden”, en “Het verleden interesseert me maar matig. Ik ben meer geïn-
de) herhaaldelijk te kunnen ontmoeten. Ik vergeet nooit onze eerste ont-
teresseerd in het heden en vooral in de toekomst”, typeren hem en zijn zoek-
moeting als jonge psychiater op een congres in Washington. Bij toeval
tocht naar innovatieve methodes om mensen te helpen.
belandde ik op een etentje in Grand Central Station naast hem aan tafel.
Kortom door zijn overlijden hebben we niet alleen een geniale onderzoeker
Ondanks zijn indrukwekkende wetenschappelijke reputatie was Dr. Paul op
en pionier in het ontwikkelen van geneesmiddelen verloren, maar ook een
de eerste plaats een warme en erg toegankelijke man. Op een bijna vader-
groot man met een warm hart.
lijke manier lukte hij erin om een jonge psychiater op zijn gemak te stellen en de ganse avond was een boeiende dialoog over honderd en één onderwerpen. Naast ‘medicijnenmaker’ was hij ook steeds arts met een grote interesse voor het klinische werk en de individuele ervaringen van patiënten met
M a rc D e H e r t
psychose. De volgende dag zijn we samen naar de desastreuze match
Psychiater – psychotherapeut
België- Saoudi Arabie gaan kijken op de wereldbeker. Het was een moeilijke
UC St Jozef, Kortenberg & PSC St Alexius, Elsene
3 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
Stereotypie bij schizofrene psychose Stereotiep gedrag was een belangrijk element in de
stereotypieën aan: “uitingen die op dezelfde wijze
puur neurologisch kunnen zijn maar bij schizofrene
oorspronkelijke beschrijving van “dementia prae-
herhaald worden gedurende een lange periode. Ze
patiënten vaak zinvol zijn. Hij onderscheidt hou-
cox” (1) en schizofrenie (2). Deze ziektetekenen
zijn onderscheiden van de totale activiteit van de
dingsstereotypieën die door de patiënt spontaan
komen evenwel voor bij verschillende psychiatrische
persoon d.w.z. ze zijn automatisch, drukken geen
worden aangenomen en achteraf vaak als beteke-
en neurologische aandoeningen (Tabel 1).
stemming uit en zijn evenmin eigen aan een objec-
nisvol worden uitgelegd. Daarnaast zijn er bewe-
tief doel”. Zowel de oorsprong als de betekenis van
gingsstereotypieën die gaan van eenvoudig
Tabel 1: De voornaamste aandoeningen waarbij stereotypie geobserveerd wordt.
de stereotypieën zijn divers. Het kunnen restanten
‘neurologisch’ motorisch gedrag tot complexe hyper-
zijn van ooit zinvolle bewegingen of ze kunnen hun
kinesieën met een sterk symbolisch karakter. Deze
Psychiatrische aandoeningen
oorsprong hebben in een waanachtige wereld.
bewegingen kunnen of betekenen wat men verwacht
- Schizofrenie - Autisme - Obsessief-compulsieve stoornis - Verslaving
Neurologische aandoeningen - Letsels in de frontale kwab - Syndroom van Gilles de la Tourette - Ziekte van Parkinson - Dementie - Ziekte van Wilson
op basis van zijn kennis van verwante normale Bleuler (7) stelt dat bewegingen of handelingen
bewegingen, of net het tegenovergestelde, of kunnen
soms gestereotypeerd worden waarbij zeer ver-
verstoken zijn van elke psychologische betekenis.
schillende mechanismen een rol kunnen spelen. Soms kunnen katatone patiënten niet stoppen met
Kraus (8) definieert stereotypie als een herhaalde
een meermaals uitgevoerde beweging zoals het
doelloze beweging, handeling of reeks van hande-
wassen van het gelaat of het oplepelen van soep.
lingen. Het begrip kan ook ruimer gedefinieerd wor-
Zelden kenmerkt een sterk begeleidend affect een
den waarbij de term dan eveneens gebruikt wordt
handeling die zonder toedoen van de patiënt steeds
om te verwijzen naar steeds opnieuw ingenomen
herhaald wordt. Daarbij worden de handelingen in
lichaamshoudingen of posities van lichaamsdelen.
In de moderne psychiatrie wordt echter maar beperk-
de loop van de tijd ingekort of treedt er een ver-
Kenmerkend voor stereotypieën is het doelloze
te aandacht besteed aan het fenomeen mogelijk
schuiving op in de plaats. Op deze en andere wijzen
waardoor het volgens Kraus niet juist is om steeds
omdat een dominant post-Bleuleriaans paradigma
ontstaan bij katatone patiënten stereotypieën die
herhaalde bewegingen die wel een doel hebben tot
neurologische problemen afdeed als irrelevant voor
vaak jaren stand houden en die zowel voor de pati-
stereotypie te rekenen.
de stoornis (3, 4). Ook problemen met het adequaat
ënt als voor de verzorgers zinloos lijken. Aan gewo-
definiëren van stereotypie en het onderscheid met
ne handelingen kunnen veranderingen worden
Fish (10) definieert het begrip stereotiepe beweging
ongewilde bewegingen, maniërismen en dwanghan-
aangebracht die dan gestereotypeerd worden.
als een repetitieve niet-doelgerichte handeling die
delingen evenals het feit dat het wijdverspreide
Betreft de stereotypie de spraak, dan worden hele
op uniforme wijze wordt uitgevoerd. De stereotypie
gebruik van antipsychotica bewegingsstoornissen
woorden of zinnen die zinloos zijn in de context
kan betrekking hebben op een enkelvoudige bewe-
zowel maskeerde als induceerde, verminderden ver-
steeds herhaald, vaak met een opvallende even-
ging of op een gestereotypeerde of terugkerende uit-
moedelijk de belangstelling voor het fenomeen.
eens stereotiepe intonatie.
spraak. Soms kunnen de restanten van de
Dit heeft tot gevolg dat recent onderzoek naar ste-
Organische perseveratie die typisch optreedt bij
reotypie nagenoeg onbestaande is en dat er heel
afatische patiënten is volgens Bleuler iets totaal
wat verwarring bestaat over de inhoudelijke beteke-
anders. Deze patiënten slagen er niet in los te
In de Bush-Francis Catatonia Rating scale (11) wordt
nis van het concept.
komen van een woord dat ze net gehoord of uitge-
stereotypie gedefinieerd als repetitieve, niet-doelgerich-
sproken hebben en blijven het herhalen zelfs als ze
te motorische activiteiten (bv. spelen met de vingers,
iets anders willen zeggen. Hetzelfde kan gebeuren
herhaaldelijk aanraken enz.). De handelingen zijn in se
met eenvoudige handelingen of gedachten.
niet abnormaal maar worden excessief uitgevoerd.
betekenis duidelijk lijkt. De verschillende definities
Bij schizofrene patiënten kan stereotypie alle gebie-
DSM-III definieert de term “gestereotypeerde bewe-
die van het concept worden gegeven, blijken echter
den betreffen en zowel voorbijgaand zijn als jaren-
ging” in het kader van “stereotyped movement
op essentiële punten van elkaar te verschillen.
lang aanhouden. Bleuler onderscheidt bewegings-
disorders” om te verwijzen naar een vrijwillige,
Bovendien worden in de litteratuur de termen ste-
en houdingsstereotypieën, plaatsstereotypieën, en
korte of verlengde repetitieve beweging die vaak als
reotypie en perseveratie vaak door elkaar gebruikt.
stereotypie van de spraak.
aangenaam wordt ervaren. In DSM-III-R, wordt het
Jaspers (5) haalt de definitie van Kläsi (6) van
Mayer-Gross (8) stelt dat stereotypieën weliswaar
essentiële
oorspronkelijke doelgerichte handeling waaruit de
Wat is stereotypie?
stereotypie is ontstaan, nog worden onderscheiden.
Stereotypie is een term waarvan de inhoudelijke
4 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
kenmerk
van
“stereotype/habit
disorder” omschreven als het optreden van intenti-
De termen stereotypie en perseveratie worden in de
de proefpersonen na een geluidssignaal en
onele repetitieve handelingen die niet-functioneel
litteratuur ofwel als onderling verwisselbaar
een visuele cue willekeurig één van de negen
zijn en duidelijk interfereren met de normale acti-
gebruikt ofwel als onderscheiden begrippen waarbij
toetsen die op toevallige wijze over een paneel
viteiten of fysieke letsels kunnen veroorzaken. In
er dan vanuit wordt gegaan dat stereotypie ernsti-
verdeeld waren indrukken met de instructie dit
DSM-IV wordt de term “stereotype/habit disorder”
ger is dan perseveratie of gesteld wordt dat stereo-
zo willekeurig mogelijk te doen. Het al dan niet
vervangen door stereotiepe bewegingsstoornis. De
typie verwijst naar motorische handelingen en
optreden van stereotiepe antwoordpatronen
inhoudelijke definitie blijft nagenoeg ongewijzigd:
perseveratie eerder naar gedragsmatige conse-
wordt
het gaat om repetitieve, vaak ogenschijnlijk gedre-
quenties van een mentale toestand. Om dergelijke
Fourieranalyse. Schizofrene patiënten bleken
ven, en niet-functionele motorische handelingen die
veronderstellingen te vermijden definieert Ridley
de toetsen significant meer stereotiep in te
duidelijk interfereren met normale bezigheden of
(14) het onderscheid als volgt: stereotypie betreft de
drukken dan niet-zieke controlepersonen. In
leiden tot zelftoegebrachte lichamelijke verwondin-
excessieve productie van 1 bepaald type motor act
een recent onderzoek met dezelfde proefop-
gen. Het gedrag kan niet aan een dwanghandeling,
of mentale toestand, die noodzakelijkerwijs resul-
stelling (18) werden vergelijkbare resultaten
tic of de effecten van een middel of een somatische
teert in herhaling. Bij perseveratie zou het gaan om
bekomen: schizofrene patiënten bleken de taak
aandoening worden toegeschreven. Het gedrag
een beperking in de keuze van de mogelijke acties
significant meer stereotiep uit te voeren dan
houdt tenminste vier weken aan.
waardoor het gedrag wordt herhaald maar niet
controlepersonen.
bepaald
aan
de
hand
van
excessief is. 3. Reversal tasks: bij deze taken verandert de
Inhoudelijk vergelijkbare definities worden echter ook geformuleerd voor het begrip perseveratie. In tal
Deze begripsverwarring heeft tot gevolg dat stereo-
reactie/het antwoord dat als correct wordt
van studies die tot doel hebben stereotypie te onder-
typie/perseveratie in onderzoek op zeer verschillen-
beloond in de loop van het experiment. Dit
zoeken worden dan ook taken gebruikt die ook als
de manieren geoperationaliseerd wordt waarbij het
betekent dat proefpersonen hun antwoordstra-
maten van perseveratie kunnen worden gezien,
niet steeds duidelijk is wat exact wordt gemeten.
tegie moeten aanpassen. Schizofrene patiën-
zoals bv. de two-choice guessing task (zie verder). Zo definieert Crider (12) perseveratie als een contextu-
ten vertonen een verminderd vermogen om
Taken voor het evalueren van stereotypie/perseveratie
hun antwoordstrategie aan te passen wanneer
frene psychose kan perseveratie zowel eenvoudige
Bij de bespreking van de resultaten van de nu vol-
sommige schizofrene patiënten gepaard met
als complexe gedragingen omvatten.
gende onderzoeken wordt gekozen voor de term
perseveratieve antwoorden.
eel ongepaste en niet-doelbewuste herhaling van een respons of een gedragseenheid. Binnen schizo-
dit vereist wordt doordat de samenhang tussen respons en beloning verandert. Dit gaat bij
stereotypie of perseveratie in overeenstemming met Sandson en Albert (13) onderscheiden drie vormen
de term die in het betreffende onderzoek gehan-
Eén van de meest gebruikte reversal tasks bij
van perseveratie:
teerd wordt. Deze termen komen niet steeds over-
het bestuderen van perseveratief gedrag bij
een met de hoger vermelde definities.
schizofrene patiënten is de Wisconsin Card
-
continuous perseveration: betreft het onvermo-
Sorting Test (WCST, 19). In meerdere studies
gen een discrete respons te beëindigen 1. In het experiment van Hulstijn et al (15) die-
die gebruik maakten van deze test werd een
wordt herhaald;
nen schizofrene patiënten en controleperso-
abnormaal hoge frequentie perseveratieve fou-
waardoor deze respons zonder onderbreking -
-
recurrent perseveration, die twee vormen kan
nen eenvoudige L-vormige figuurtjes na te
ten vastgesteld bij schizofrene patiënten. In
aannemen:
tekenen. De figuurtjes worden geleidelijk gero-
een experiment van Abbruzzese et al (20) voer-
- de herhaling van een eerder geuite respons
teerd waardoor de meest efficiënte wijze om
den zowel schizofrene patiënten als niet-zieke
op een volgende stimulus (bv two-choice
die figuren te kopiëren, verandert in de loop
controlepersonen de WCST uit. Binnen de schi-
guessing task, zie verder) en
van een experimentele sessie. Schizofrene
zofrene populatie werden twee subgroepen
- de herhaalde intrusie van een initiële respons
patiënten blijken hun tekengedrag later aan te
onderscheiden nl. paranoïde en niet-paranoïde
in een daaropvolgende response-sequentie;
passen dan controlepersonen. Patiënten per-
patiënten. De schizofrene groep als geheel
stuck-in-set perseveration: wordt typisch
severeren m.a.w. in hun tekengedrag en gaan
maakte meer perseveratieve fouten op de
geoberveerd in “reversal tasks” waarbij de
niet over op een meer efficiënte manier om
WCST dan de controlepersonen. Bovendien
patiënt er niet in slaagt van respons modus
de figuren te kopiëren.
bleken paranoïde schizofrene patiënten meer
te veranderen na een verandering in de
2. Good et al (16) lieten schizofrene patiënten en
perseveratieve fouten te maken dan niet-para-
respons-outcome contingentie d.w.z. wanneer
niet-zieke controlepersonen een hypothethische
noïde patiënten. Deze resultaten bevestigen de
een reactie die aanvankelijk tot een positieve
stereotypietest uitvoeren met name een
bevindingen uit eerdere studies (21-25). Perry
outcome leidde dat nu niet meer doet. Een voor-
gecomputeriseerde versie van Mitteneckers
et al (26) evalueerden de prevalentie en klini-
beeld hiervan is Wisconsin Card Sorting Test.
(17) stereotypietest. Tijdens deze test moesten
sche correlaten van perseveratie bij schizofrene
5 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
patiënten aan de hand van de WCST en een
echter niet in overeenstemming met de theorie
cognitieve onderzoek. Bovendien is de gebruik-
maat voor perseveratie afgeleid van de
waarop het onderscheid tussen type I (geken-
te proefgroep klein en worden demente patiën-
Rorschach. Op beide taken gaven schizofrene
merkt door de aanwezigheid van positieve
ten gebruikt als controlegroep voor schizofrene
patiënten een hoog percentage perseveratieve
symptomen) en type II (gekenmerkt door de
patiënten met cognitieve beperkingen.
antwoorden. Schizofrene patiënten persevere-
aanwezigheid van vooral negatieve sympto-
ren dus in verschillende cognitieve tests en in
men) schizofrenie gebaseerd is.
vergelijking met niet-zieke controlepersonen.
5. Naast taken speciaal ontwikkeld voor het evalueren van stereotypie/perseveratie, werd ook
Stereotypie omvat immers de excessieve uit-
heel wat onderzoek gedaan naar perseveratie-
4. Guessing tasks: in een gistaak zijn correcte ant-
voering van bewegingen of abnormale moto-
ve spraak bij schizofrene patiënten.
woorden toevallig zodat er geen adequate ant-
riek en zou dan ook eerder als een positief
Andreasen (33) definieerde perseveratieve
woordstrategie kan worden ontwikkeld. In die
symptoom beschouwd kunnen worden. In
spraak als spraak waarin woorden, ideeën of
omstandigheden bestaat de strategie die het
meerdere studies werd perseveratie/stereoty-
onderwerpen persistent herhaald worden zoda-
minst inspanning vraagt uit het herhalen van
pie effectief geassocieerd met de ernst van
nig dat een patiënt die begint over een bepaald
dezelfde gok bij elke beurt. Hoewel niet-psychia-
positieve symptomen. Zo werd er geen verband
onderwerp of een bepaald woord gebruikt er
trische controlepersonen soms ook deze strate-
gevonden tussen het aantal perseveratieve fou-
continu op terug komt in de loop van het
gie hanteren zullen zij over het algemeen een
ten bij uitvoering van de WCST en de ernst van
gesprek. Dergelijke perseveratieve spraak zou
meer complexe responssequentie produceren
negatieve symptomen bij chronische patiënten
geobserveerd worden in 24% van de schizofre-
die het random karakter van de stimulus-
behandeld met antipsychotica (29, 30), noch
ne, 34% van de manische en 6% van de
sequentie benadert. Schizofrene patiënten daaren-
bij acute patiënten behandeld met antipsycho-
depressieve patiënten.
tegen genereren zeer eenvoudige gissequenties
tica (31), noch bij een groep met chronische en
die dan herhaald (gepersevereerd) worden.
acute patiënten in een medicatievrije periode
Manschreck et al (36) stelden vast dat perse-
(32). Andreasen (33, 34) stelde vast dat per-
veratie, geoperationaliseerd als de frequentie
Frith en Done (27) ontwikkelden een gistaak
severatieve spraak niet geassocieerd was met
van herhaalde woorden en van zinfragmenten
met twee mogelijke antwoorden (two-choice
spraakarmoede (= deficit sign) maar wel met
bestaande uit meerdere woorden, significant
guessing task). Proefpersonen krijgen een
metingen van “derailment”, onsamenhan-
meer voorkwam bij schizofrene patiënten dan
computerscherm te zien met twee vierkantjes.
gendheid, inhoudelijke spraakarmoede, en
bij patiënten met een bipolaire stoornis en niet-
Men vertelt de proefpersonen dat achter één
“illogicality”. Buchanan et al (35) stelden vast
zieke controlepersonen.
van de vierkantjes een kruis verborgen zit en
dat perseveratieve fouten in de WCST niet dif-
dat het hun taak is uit te vinden achter welk
ferentieerden tussen defectueuze en niet-
Een aantal studies evalueerden perseveratie
vierkant het kruis zit. Proefpersonen geven
defectueuze subtypes van schizofrenie.
aan de hand van de type/token ratio (TTR) i.e. de verhouding van het aantal verschillen-
door een druk op een linker- of rechterknop aan of ze denken dat het kruis zich respectie-
Positieve symptomen worden reeds lang in ver-
de woorden t.o.v. het totale aantal geprodu-
velijk achter het linker dan wel achter het rech-
band gebracht met dopaminerge hyperactiviteit
ceerde woorden. In een drietal studies werd
ter vierkant bevindt.
vermits herhaaldelijk gebruik van dopamine-
meer perseveratie vastgesteld bij schizofrene
agonisten een psychose kan induceren. Het
patiënten dan bij niet-zieke controlepersonen
Op basis van de resultaten van dit onderzoek
optreden van stereotiep gedrag bij dieren inge-
en patiënten met een lichamelijke aandoe-
werden de volgende conclusies geformuleerd:
spoten met amfetamine lag mee aan de basis
ning (37-39). Andere studies (40-42) vonden
- stereotypie is een kenmerk van schizofrenene
van de formulering van de “dopamine-hypothe-
dan weer geen verschillen tussen schizofrene
se” voor schizofrene psychose. In dierstudies
patiënten en verschilende controlegroepen.
- stereotypie lijkt in deze studie vooral geasso-
blijkt stereotypie geassocieerd met een hyper-
Meer consistente resultaten worden beko-
cieerd met Crow’s (28) type II schizofrenie
dopaminerge toestand. Op grond hiervan ver-
men wanneer men binnen de schizofrene
(negatieve symptomen, intellectuele beperking
wacht men dat stereotypie geassocieerd zou
populatie een onderscheid maakt tussen
en movement disorder);
worden met type I schizofrenie.
patiënten met en zonder formele denkstoor-
psychose;
- deze studie levert aanwijzingen dat stereotypie
nis. De TTR blijkt lager bij schizofrene patiën-
geen gevolg is van institutionalisatie en
De discrepantie tussen de bevindingen van
ten met formele denkstoornis dan bij
gebruik van antipsychotica.
Frith en Done (27) en deze van andere
schizofrene patiënten zonder formele denk-
In de studie van Frith en Done werd het optre-
onderzoekers moet vermoedelijk worden toe-
stoornis. Deze laatste groep verschilt niet van
den van stereotypie dus in verband gebracht
geschreven aan het feit dat het onderzoek van
normale controlepersonen en van patiënten
met negatieve symptomen. Deze bevinding is
Frith en Done vooraf gaat aan het moderne
met een bipolaire stoornis.
6 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
Verband met het dopaminerge systeem
door dopamine-agonisten zoals amfetamine, apo-
Toetsing gebeurde aan de hand van vier maten:
morphine en methylphenidate een sterk repetitief
-
De observatie dat dopamine-agonisten bij proefdieren
karakter hebben, werd frequent gerapporteerd.
stereotypie kunnen induceren lag mee aan de basis
Gekende voorbeelden zijn stereotype beweging
van de formulering van de dopamine-hypothese
(locomotion) en oor-snuit-hoofd-bewegingen bij
betreffende schizofrenie die aan de basis ligt van de
knaagdieren, perseveratief vlooien bij rhesus-apen
-
alternaties: LRLR of RLRL;
behandeling van deze stoornis met antipsychotica.
en het ondoelmatig en repetitief manipuleren van
-
perseveratie: RRRR of LLLL.
RR-informatie: mate van voorspelbaarheid van een respons op basis van de vorige respons;
-
SR-informatie: mate van voorspelbaarheid van de respons op basis van de stimulus;
objecten bij amfetamine-misbruikers. Bij dieren induceerden dopamine-agonisten verschillende vormen van motorische stereotypie.
Voor geen van de vier maten waren er significante Het anatomische substraat van perseveratie geïn-
verschillen tussen patiënten en controlepersonen, dit
duceerd door dopamine-agonisten is nog niet vol-
in tegenstelling tot de bevindingen van Frith en Done
Bij apen induceert amfetamine stereotiepe hoofd-
ledig
dat
(27). Er werd ook geen verband gevonden tussen de
bewegingen en repetitieve maar idiosyncratische
hyperdopaminerge activiteit in het dorsale en ven-
vier maten en de algemene densiteit van de dopa-
gedragssequenties (43, 44). Houdt de amfetami-
trale striatum aan de basis ligt van repetitieve
mine-D2-binding in de linker en rechter basale gan-
netoediening gedurende een langere periode aan
gedragspatronen die bij dieren worden uitgelokt
glia bij schizofrene patiënten of controlepersonen.
dan worden de gedragssequenties geleidelijk aan
door stimulerende middelen. Verscheidene studies
beperkter en meer zelf-destructief (45) hetgeen
(53-55) toonden aan dat micro-injecties met amfe-
Wel bleek er bij schizofrene patiënten een negatie-
gepaard gaat met een sterke afname in sociale
tamine in het striatum bij dieren kunnen leiden tot
ve correlatie te bestaan tussen de RR-informatie
interacties. Eichler et al (46) observeerden in ratten
stereotiep gedrag. Dit gedrag is dosis-afhankelijk:
(hoe lager deze waarde hoe meer stereotiep
een toename in snuffel- en likgedrag onder invloed
gematigde dosissen stimuleren doelgericht gedrag
gedrag) en een grotere dopaminebinding in de lin-
van amfetaminetoediening. Ratten die getraind
terwijl hogere dosissen aanleiding geven tot stereo-
ker hemisfeer. Bij schizofrene patiënten blijkt er dus
waren om in een bepaalde situatie tussen twee
typie (56). Stereotypie lijkt dan ook gerelateerd
een verband te bestaan tussen striatale dopamin-
alternatieve responsen om een beloning te krijgen,
aan stimulatie van de striatale dopaminerge syste-
erge asymmetrie en een maat van stereotypie. Dit
vertoonden een dosis-gerelateerde toename van
men. Bij uitbreiding zou overactiviteit van de
suggereert dat een beperking van de complexe
stereotiep switchgedrag onder invloed van amfeta-
striatale dopaminerge systemen eveneens het
informatieverwerking het gevolg kan zijn van een
mine-intoxicatie, zelfs wanneer dit betekende dat ze
substraat kunnen zijn van repetitief gedrag bij
verstoring van centrale neurochemische circuits.
minder beloning kregen (47-49).
mensen. Deze opvatting is consistent met
ontrafeld.
Wel
is
geweten
theorieën die postuleren dat dopaminerge afwij-
Betrokkenheid van het striatum bij perseveraties
Gecontroleerde studies van stereotypie geïndu-
kingen in de basale ganglia aan de basis liggen
in het kader van schizofrene psychose is con-
ceerd door dopamine-agonisten bij mensen zijn
van de schizofrene pathologie. De observatie
sistent met de associatie tussen perseveratie en
zeldzaam. De resultaten van de bestaande studies
dat stereotiep gedrag bij dieren geïnduceerd
verstoring van de doelbewuste motorische acti-
bevestigen de bevindingen gedaan in dierstudies.
kan worden door unilaterale dopaminerge mani-
viteit. Bij schizofrene patiënten kunnen verstorin-
pulaties (57) suggereert dat stereotypie gerela-
gen van doelbewuste (voluntary) motorische
In een experiment van Bilder et al (50) voeren schi-
teerd zou kunnen zijn aan asymmetrie in de
activiteiten simultaan optreden met ongewilde
zofrene patiënten een two-choice guessing task uit.
dopaminerge activiteit.
hyperkinesieën, waarvan men aanneemt dat ze
Het aantal perseveratieve antwoorden nam met
gedeeltelijk dopamine hyperactiviteit in het stria-
100% toe na infusie met methylphenidate. Ridley et
Dit werd bestudeerd door Pedro et al (58): 12 anti-
tum reflecteren. Recente auteurs associëren ste-
al (51) lieten vrijwilligers de two-choice guessing
psychoticanaïeve schizofrene patiënten en 15 niet-
reotypie dan ook met dopaminerge hyperactiviteit
task uitvoeren na toediening van fysiologisch water
zieke controle personen werden geëvalueerd op
terwijl perseveratie eerder met cognitieve disfunc-
of amfetamine. Amfetamine leidde tot een toename
stereotiep gedrag op basis van de two-choice gues-
ties in verband wordt gebracht.
van het aantal alternaties hetgeen geïnterpreteerd
sing task van Frith & Done (27). De mate van
kan worden als een toename van stereotiepe swit-
stereotypie werd dan gecorreleerd met in vivo stria-
ching. Dit patroon is analoog aan het antwoordpa-
tale dopamine-D2-receptorbinding zoals gemeten
troon dat bepaalde groepen psychotische patiënten
met PET. In deze studie werden twee hypothesen
Stereotiep gedrag is een belangrijk kenmerk van het
produceren op dezelfde taak (27, 52).
getoetst:
autistische syndroom. De stereotypieën treden dan
-
stereotiep gedrag is meer frequent bij schizo-
op samen met een verstoorde sociale interactie,
frene patiënten dan bij controlepersonen;
verstoorde communicatie en een verstoorde oriën-
bestaat er een verband tussen stereotiep gedrag
tatie t.o.v. de omgeving. Volgens Frith (59) reflecte-
en het dopaminerge systeem in het striatum.
ren dergelijke stereotypieën een verstoord
De resultaten van deze studies suggereren dat een dopaminerg mechanisme betrokken is bij diverse vormen van stereotypie. Dat gedragingen uitgelokt
-
7 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
Cognitief neuropsychologische formulering
evenwicht tussen de interne en externe bepaling
produceerden niet-zieke personen significant min-
Een geactiveerd schema oefent inhibitie uit op
van gedrag d.w.z. dat patronen die aanwezig zijn in
der stereotiep gedrag dan schizofrene patiënten.
potentieel competitieve schemata en hun output.
gegenereerde patronen worden opgelegd. Frith sug-
In experimenten zoals die van Schwartz (62) en
In twee situaties zal het supervisory system de con-
gereerde dat autistische kinderen geen betekenis-
Armitage et al (63) is het mogelijk dat proefperso-
trole van het contention-scheduling system overne-
volle gehelen kunnen extraheren uit de sensorische
nen geen verdere mogelijkheden meer exploreer-
men. Dit gebeurt in de eerste plaats wanneer er
input wat leidt tot stereotiep gedrag.
den, indien hen dit niet werd gevraagd, zodra ze
een sterke externe trigger de actuele handeling
een responssequentie hebben uitgevoerd die
dreigt te verstoren door het contention-scheduling
Dit onvermogen om betekenisvolle ervaringen te
beloond werd. In het experiment van Frith en Done
system te activeren. In situaties dus waarin weer-
construeren op basis van sensorische input ver-
(27) werd geen enkele respons specifiek beloond
stand moet worden geboden tegen afleiding.
toont een sterke overeenkomst met het “defective
zodat er geen reden was om vast te houden aan
Daarnaast komt het supervisory system tussen
filter” model van schizofrenie (60, 61) waarin
een bepaalde responssequentie en proefpersonen
wanneer een geactiveerd schema, dat echter irrele-
gesteld wordt dat patiënten niet in staat zijn rele-
waarschijnlijk meer geneigd waren op zoek te gaan
vant is voor de uit te voeren taak, geïnhibeerd moet
vante en irrelevante gebeurtenissen van elkaar te
naar een regel.
worden zodat doelbewust een nieuw, zwakker maar
de sensorische input genegeerd worden en intern
taak-relevant actieschema geselecteerd kan wor-
onderscheiden. Stereotiep gedrag zou dan gezien moeten worden als een coping mechanisme om
Men kan deze twee strategieën formuleren in ter-
den. Dit betekent dus dat er weerstand wordt gebo-
met die situatie om te gaan. Op grond daarvan ver-
men van automatische en gecontroleerde proces-
den tegen perseveratie.
wacht men dat stereotiep gedrag meer voorkomt bij
sen (64). Bij het zoeken naar regels zou het dan
chronische patiënten die tijd hebben gehad om
gaan om een gecontroleerd proces, terwijl het pro-
Een beperking van het supervisory system heeft
zulke strategie te ontwikkelen. Deze verwachting
ces waarbij beloonde gedragssequenties meer fre-
dan ook weinig invloed op automatische processen
wordt niet bevestigd door de resultaten van het
quent worden uitgevoerd op stereotiepe wijze
in routine situaties. Een beperking van het super-
onderzoek van Frith en Done (27) dat wel een aan-
automatisch zou zijn. Deze theorie vertoont een dui-
visory system leidt echter tot perseveratieve hande-
tal methodologische problemen kent (zie hoger).
delijke overeenkomst met het model van Shallice
lingen in situaties waarin gecontroleerde verwerking
(65, 66) ter verklaring van perseveratie.
noodzakelijk is met het oog op het genereren van een nieuwe respons.
Dit model stelt dus dat stereotypie een gevolg is van een afwijkende informatieverwerking. Dit zou even-
Het cognitief model van Shallice (65, 66) ziet per-
wel betekenen dat stereotiep gedrag niet zou
severatie als de standaardprocedure die ontstaat bij
In dit model ontstaat perseveratie dus tengevolge
mogen voorkomen bij niet-zieke controleperso-
het falen van gecontroleerde informatieverwerking.
van een beperking van het supervisory system waardoor er op het niveau van het contention-sche-
nen/mensen. Dit is echter wel het geval. In dit model onderscheidt men twee cognitieve
duling system herhaalde selectie van een vooraf
Schwartz (62) ontlokten stereotiep gedrag aan stu-
modi bij de selectie van handelings- of gedachten-
geactiveerd schema plaatsvindt.
denten. De studenten moesten 2 knoppen elk vier
sequenties:
keer indrukken in een willekeurige volgorde om een
-
een low-level contention-scheduling system en
In verschillende neuropsychologische studies (67-
beloning te krijgen. Er waren dus 70 responsse-
-
een higher-level supervisory system.
69) werd vastgesteld dat perseveratie bij schizofrene patiënten gerelateerd is aan frontale en
quentie die een beloning opleverden. In dit paradigma ontwikkelden de proefpersonen stereotiep
Het contention-scheduling system zorgt voor de
striatale afwijkingen. Zowel een onvermogen om
gedrag hoewel de beloningscontinguïteit dit niet ver-
coördinatie tussen verschillende actie-schemata
een plan te genereren, zoals wordt geobserveerd
eiste. Stereotype responssequenties traden evenwel
(een voorbeeld van een actieschema is bv. het
bij patiënten met frontale letsels, als een onver-
niet op wanneer de proefpersonen gevraagd werd
lezen van woorden). Deze actie-schemata worden
mogen een plan uit te voeren, zoals geobserveerd
de regel te achterhalen die bepaalde wanneer ze
automatisch geactiveerd door externe stimuli
bij parkinson-patiënten met striatale letsels, kun-
beloond werden. Gelijkaardige resultaten werden
en zijn opgebouwd uit een reeks gecoördineerde
nen dan ook aan de basis liggen van perseveratie
eerder geobserveerd door Armitage et al (63). In
actiesequenties. Meerdere van zulke actie-schemata
bij schizofrene patiënten. Uit een experiment uitge-
hun experiment werden niet-zieke controlepersonen
kunnen simultaan actief zijn. Dit systeem kan doel-
voerd door Lanser et al (70) bleek dat perseveratie
en schizofrene patiënten beloond wanneer ze in
treffende operaties uitvoeren in veeleisende situaties
bij schizofrene patiënten verklaard kan worden door
een willekeurige volgorde aan negen hendels trok-
op voorwaarde dat de geschikte schemata voldoen-
een onvermogen een plan uit te voeren.
ken. Beide groepen proefpersonen ontwikkelden
de gespecificeerd zijn door omgevingsinput. In die
stereotiepe antwoordpatronen. Kregen de proefper-
omstandigheden gebeurt de schemaselectie min of
De vergelijkende studies die hoger werden vermeld,
sonen evenwel de opdracht zoveel mogelijk manie-
meer automatisch op basis van aangeleerde associ-
bevestigen dat schizofrene patiënten een toename
ren te zoeken om een beloning te krijgen dan
aties tussen externe stimuli en specifieke schemata.
aan perseveratie vertonen in taken die vereisen dat
8 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
cognitieve resources worden gemobiliseerd met het
elkaar gebruikt wat voor heel wat verwarring zorgt.
oog op het genereren van nieuwe responsen in
Stereotypie in de enge motorische betekenis werd
combinatie met de inhibitie van alternatieve
vroeger veel gezien maar komt nu minder fre-
responsen die irrelevant zijn voor de uitvoering van
quent voor. Onderzoek naar stereotypie is dan
de taak. Schizofrenie werd inderdaad herhaaldelijk
ook zeer beperkt en ook in klinische schalen
in verband gebracht met een gebrek aan interne
gebruikt voor het evalueren van schizofrene
inhibitie. Perseveratie treedt dan op in omstandig-
patiënten komt stereotypie niet voor. Dit roept
heden waarin de patiënt onvoldoende cognitieve
vragen op temeer omdat uit psychologische
capaciteiten kan bundelen voor gecontroleerde
onderzoek blijkt dat perseveratie bij schizofrene
informatieverwerking.
patiënten wel een probleem blijft en dat typische en atypische antipsychotica een differentiële
Onderliggende hersenstructuren
invloed hebben op de prestatie op taken die
Fouten bij gecontroleerde verwerking bij schizofre-
Het concept perseveratie is dus wel actueel binnen
nie zijn geassocieerd met frontale corticale disfunc-
de cognitieve psychologie en roept vragen op over
ties. Zo vertonen schizofrene patiënten in
planning, geheugenproblemen, action- en self-
vergelijking met controlepersonen een verminderde
monitoring wat nieuwe mogelijkheden voor onder-
prefrontale doorbloeding en/of metabolisme in ver-
zoek opent.
gelijking met andere corticale gebieden bij uitvoe-
perseveratie meten zoals de WCST.
→
ring van de WCST (22, 23, 25, 71), een moeilijke versie van de CPT (72), de Chicago word fluency
test (73) en de “Tower of London“-taak (65, 74). Schizofrene patiënten vertonen daarentegen over het algemeen een normaal niveau van prefrontale activiteit in taken die de identificatie van duidelijk te onderscheiden stimuli vereisen (22, 23, 71) en in bepaalde vigilantietaken (22). Een andere observatie die wijst op de rol van de frontale cortex bij het optreden van stereotiep gedrag is de vaststelling dat perseveratief gedrag bij schizofrene patiënten vergelijkbaar is aan dit van patiënten met een gekende frontale pathologie (75). Weinberger et al (23) toonden bovendien aan dat er een negatieve correlatie bestaat tussen het percentage perseveratie dat optreedt tijdens de WCST en prefrontale bloedtoevoer. Het is dan ook mogelijk dat hypofrontaliteit als reactie op capaciteit vereisende taken ervoor zorgt dat perseveratie optreedt.
Conclusie Hoewel stereotypie een term is waarvan men aanneemt de inhoudelijke betekenis te kennen, blijkt het in de praktijk erg moeilijk een sluitende definitie te geven van dit concept. In de litteratuur worden de termen stereotypie en perseveratie dan ook door
9 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
Referenties
30.
Morrison-Stewart SL, Williamson PC, Corning WC,
1.
Kraepelin E. Dementia praecox and paraphrenia.
Kutcher SP, Snow WG, Merskey H. Frontal and non-
Huntington: Krieger; 1919.
frontal lobe neuropsychological test performance and
2.
Bleuler E. Dementia praecox or the group of schizophre-
clinical symptomatology in schizophrenia.
nias. New York: International University Press; 1950.
Psychological Medicine 1992;22:353-9.
3.
4.
functioning and positieve and negative symptoms in
differentially affect stereotypy and locomotion in the rat.
schizophrenia. Schizophrenia Research 1991;5:123-34.
Crider A. Motor disturbances in schizophrenia.
32.
Jaspers K. General Psychopathology (translation origi33.
Wolkin A, Sanfilipo M, Wolf AP, Angrist B, Brodie JD, chronic schizophrenia. Arch Gen Psychiatry 1992;49:959-65.
discrete subregion of the striatum.
Andreasen NC. Thought, Language and communication
Kläsi J. Über die Bedeutung und Entstehung der
evaluation of their reliability. Arch Gen Psychiatry
7.
Bleuler E. Lehrbuch der Psychiatrie. Berlin Heidelberg:
11.
34.
disorders II: Diagnostic significance. Arch Gen
Mayer-Gross W, Slater E, Roth M. Clinical Psychiatry.
Psychiatry 1979;36:1325-30. 35.
ments in deficit vs non-deficit forms of schizophrenia.
Fish F. Fish’s Clinical Psychopathology. Bristol:Wright; 1974.
Arch Gen Psychiatry 1994;51:804-11.
13.
Crider A. Perseveration in schizophrenia. Schizophrenia
of spoken language. Psychological Monographs 1944;56:19-38.
Sandson J, Albert ML. Varieties of perseveration.
38.
14. 15.
Ridley RM. The psychology of perseverative and stereo-
schizophrenic speech as a measure of social deviance.
Hulstijn, W, Jogems-Kosterman BJM, Van Hoof JJM,
Annals of the New York Academy of Sciences
Sabbe BGC. Planningsstoornissen bij schizofrenie:
1964;105:861-89.
nieuwe grafische onderzoeksmethoden. Tijdschrift voor
40.
16.
nics and normals. Journal of Speech and hearing
sented at Int. Congress of Schizophrenia Research.
Research 1962;5:76-8. 42.
Mittenecker E. Die informationstheoretische Auswertung des Zeigeversuchs bei Psychotikern und Neurotikern. Z. exp. Angew. Psychol 1960;7:392-400.
18.
19.
22.
24.
27.
28.
1977;81:1-66. 65.
Shallice T. From Neuropsychology to mental structure. Cambridge: Cambridge University Press; 1988.
66.
Shallice T, Burgess P. Higher-order cognitive impair-
schizophrenic and normal subjects. Annals of the New
ments and frontal lobe lesions in man. In: Levin HS,
York Academy of sciences 1964;105:845-60.
Eisenberg HM, Benton AL (Eds). Frontal lobe function
Kjellberg B, Randrup A. Stereotypy with selective sti-
and dysfunction. New York: Oxford University Press;
spp. Pharmakopsychiatrie und
Parkinson’s disease: neural basis and the role of dopa-
Neuropsychopharmakologie 1972;5:1-12.
mine. In: Willner P, Scheel-Kruger J (Eds). The mesolim-
Ellison G, Nielsen EB, Lyon M. Animal model of psycho-
bic dopamine system: From motication to action. Wiley,
Heaton RK.Wisconsin Card SortingTest Manual. 44.
1991. pp 125-38. 67.
Robbins TW. Cognitive deficits in schizophrenia and
Abbruzzese M, Ferri S, Scarone S. Performance on the
sis: hallucinatory behaviours in monkeys during the late
Wisconsin Card Sorting Test in schizophrenia:
stage of continuous amphetamine intoxication. Journal
Perseveration in clinical subtypes. Psychiatry Research
of Psychiatric Research 1980;16:13-22.
Neuropsychological evidence for frontostriatal dysfunc-
Ellinwood EH, Kilbey MM. Amphetamine stereotypy: the
tion in schizophrenia. Psychological Medicine
45.
Chicester; 1991. pp 497-528. 68.
Elliott R, McKenna PJ, Robbins TW, Sahakian BJ.
Fey ET.The performance of young schizophrenics and
influence of environmental factors and prepotent beha-
young normals on theWisconsin Card SortingTest. Journal
vioural patterns on its topography and development.
of Consulting and Clinical Psychology 1951;15:311-9.
Biological Psychiatry 1975;10:3-13.
L, Owen AM, Robbins TW. Frontal-striatal cognitive
Eichler AJ, Antelman SM, Black CA. Amphetamine ste-
deficits in patients with chronic schizophrenia. Brain
Berman KF, Zec RF, Weinberger DR. Physiologic dys-
46.
function of dorsolateral prefrontal cortex in schizophre-
reotypy is not a homogeneous phenomenon: Sniffing
nia. II. Role of Neuroleptic treatment, attention, and
and licking show distincr profiles of sensitisation and
1995;25:619-30. 69.
Pantelis C, Barnes TR, Nelson HE, Tanner S, Weatherley
1997;120:1823-43. 70.
Lanser MG, Berger HJC, Ellenbroek BA, Cools AR,
tolerance. Psychopharmacology 1980;68:287-90.
Zitman FG. Perseveration in schizophrenia: failure to
Evenden JL, Robbins TW. Increased response swit-
generate a plan and relationship with the psychomo-
function of dorsolateral prefrontal cortex in schizophre-
ching, perseveration and perseverative switching follo-
tor poverty subsyndrome. Psychiatry Research
nia: I. Regional cerebral blood flow evidence. Arch Gen
wing, d-amphetamine in the rat. Psychopharmacology
Psychiatry 1986;43:114-24.
1983;80:67-73.
Weinberger DR, Berman KF, Zec RF. Physiologic dys-
47.
2002;112:13-26. 71.
Weinberger DR, Berman KF. Physiologic dysfunction of
Evenden JL, Robbins TW. Dissociable effects of amfe-
dorsolateral prefrontal cortex in schizophrenia. III. A
Grant I, Zisook S. The generalized pattern of neuro-
tamine, chlordiazepoxide and alpha-flupenthixol on
new cohort and evidencefor a monoaminergic mecha-
psychological deficits in outpatients with chronic schi-
choice and rate of reinforcement in the rat.
zophrenia with heterogoneous Wisconsin Card Sorting
Psychopharmacology 1983;79:180-6.
Braff DL, Heaton R, Kuck J, Cullum M, Moranville J,
48.
49.
nism. Arch Gen Psychiatry 1988;45:609-15. 72.
Buchsbaum MS, Neuchterlein KH, Haier RJ, Wu J,
Evenden JL, Robbins TW. Effects of unilateral 6-hydro-
Sicotte N, et al. Glucose metabolic rate in normals and
Rubin P, Holm S, Madsen PL, Friberg L, Videbech P, et
xydopamine lesions of the caudate-putamen on skilled
schizophrenics during the continuous performance test
al. Regional cerebral blood flow distribution in newly
forepaw use in the rat. Behaviour and brain research
assessed by positron emission tomography, British
diagnosed schizophrenia and schizophreniform disor-
1984;14:6. 50.
Bilder RM, Lieberman JA, Kim Y, Alvir JM, Reiter G.
Journal of Psychiatry 1990;156:216-27. 73.
Lewis SW, Ford RA, Syed GM, Reveley AM, Toone BK.
Perry W, Braff DL. A multimethod approach to asses-
Methylphenidate and neuroleptic effects on oral word
A controlled study of 99mTc-HMPAO single-photon
sing perseverations in schizophrenia patients.
production in schizophrenia. Neuropsychiatry, neuro-
emission imaging in schronic schizophrenia.
Schizophrenia Research 1998;33:69-77.
psychology and behavioural neurology 1992;5:262-71.
Frith CD, Done DJ. Stereotyped responding by schi-
51.
Ridley RM, Baker HF, Frith CD, Dowdy J, Crow TJ.
Psychological Medicine 1992;22:27-35. 74.
Andreasen NC, Rezai K, Alliger R, Swayze VW, Flaum
zophrenic patients on a two-choice guessing task.
Stereotyped responding on a two-choice guessing task
M, et al. Hypofrontality in neuroleptic-naïve patients and
Psychological Medicine 1983;13:779-86.
by marmosets and humans treated with amphetamine.
in patients with chronic schizophrenia. Arch Gen
Crow TJ. Molecular pathology of schizophrenia: more
Psychopharmacology 1988;95:560-4.
than one disease process? BMJ 1980;280:66-8. 29.
human information processing. Psychological Review
ceerde licentiaatsverhandeling. 2004.
der. Psychiatry Research 1994;53:57-75. 26.
Schneider W, Shiffrin RM. Controlled and automatic
amphetamine-treated primate monkeys. Cercopithecus
Test results. Arch Gen Psychiatry 1991;48:891-8. 25.
1964;20:225-30. 64.
hand van het Stereotypy Test Apparatus. Niet-gepubli-
mental effort. Arch Gen Psychiatry 1986;43:126-35. 23.
Armitage SG, Brown CR, Denny MR. Stereotypy of response in schizophrenics. Journal of Clinical Psychology
mulation of certain items of behaviour observed in
1996;64:27-33. 21.
of experimental psychology and genetics 1982;111:23-59. 63.
Van Tendeloo L. Onderzoek naar stereotypie aan de
Psychological Assessment Resources, Odessa, FL. 1981. 20.
43.
Salzinger K, Portnoy S, Feldman R. Verbal behavior of
Schwartz B. Reinforcement-induced behavioural stereotypy: how not to teach people to discover rates. Journal
Feldstein S, Jaffe J. Vocabulary diversity in schizophre-
tes in patients with first-episode psychosis. Poster preColorado Springs, 2003 March 29-April 2. 17.
41.
Cromwell RL. Stimulus redundancy and schizophrenia. Journal of Nervous and Mental Disease 1968;146:360-75.
62.
1954;72:665-73.
Good K, Wadhwa D, Choo S, Lewi P, Kopala L, Janssen PAJ. An exploration of stereotypy and cognitive correla-
abnormal and social psychology 1964;68:562-6. 61.
Lorenz M, Cobb S. Language patterns in psychotic and psychoneurotic subjects. Arch Neurology Psychiatry
Psychiatrie 2002;44:739-45.
Payne RW, Caird WK, Laverty SG. Overinclusive thinking and delusions in schizophrenic patients. Journal of
Hammer M, Salzinger K. Some formal characteristics of
typed behaviour. Progress in Neurobiology 1994;44:221-31.
Frith CD. The cognitive neuropsychology of schizophrenia. Exeter: BPCC Wheatons Ltd; 1992.
60.
Seth G, Beloff, H. Language impairment in a group of schizophrenics. Br J Med Psychology 1959;32:288-93.
39.
Pedro BM, Pilowsky LS, Costa DC, Hemsley DR, Ell PJ,
basal ganglia. Psychological Medicine 1994;24:423-9. 59.
Fairbanks H. The quantitative differentiation of samples
Bulletin 1997;23:63-74. Neuropsychologia 1984;22:715-32.
1980;5:461-514. 58.
Manschreck TC, Maher BA, Hoover TM, Ames D. Repetition in schizophrenic speech 1985;28:255-68.
37.
Pycock CJ.. Turning behaviour in animals. Neuroscience
zophrenia and dopamine D2 receptor binding in the
Breier A, Carpenter WT Jr. Neuropsychological impair-
Scandinavica 1996;93:129-36.
1974;11:1-10. 57.
Verhoeff NP, Kerwin RW, Gray NS. Stereotypy, schi-
Kraus G. Leerboek der Psychiatrie. Leiden: H.E.
36.
Randrup A, Munkvad I. Pharmacology and physiology of stereotyped behaviour. Journal of Psychiatric Research
Buchanan RW, Strauss ME, Kirkpatrick B, Holstein C,
Stenfert Kroese; 1968.
scale and standardized examination. Acta Psychiatrica 12.
Andreasen NC. Thought, Language and communication
Springer-Verlag; 1943, 1979.
Bush G, Fink M, Petrides G, et al. Catatonia. I. Rating
Psychopharmacology 1988;95:556-9. 56.
1979;36:1315-21.
Stereotypien. Berlin: Karger; 1922.
Kelley AE, Lang CG, Gauthier AM. Induction of oral stereotypy following amphetamine microinjections into a
6.
London: Cassell and company LTD; 1954. pp. 236-49.
Physiological Psychology 1984;12:159-62. 55.
Rotrosen J. Negative symptoms and hypofrontality in
disorders I: Clinical assessment, definition of terms and
10.
Staton DA, Solomon PR. Microinjections of d-ampheta-
1985;147:221-32.
181-2, 273-4, 394-5.
9.
Psychological Medicine 1968;13:779-86. 54.
ness: a conflict of paradigms. Br J Psychiatry
nal work, 1923). Manchester: University Press; 1963. pp.
8.
renic patients on a two-choice guessing task.
mine into the nucleus accumbens and caudate-putamen
Behavioral and brain sciences 1991;14:22-2. 5.
Fog R, Randrup A, Pakkenberg H. Neuroleptic schizoph-
Addington J, Addington D, Maticka-Tyndale E. Cognitive
Rogers D. The motor disorders of severe psychiatric ill-
31.
Journal of Psychiatric Research 1986;20:137-50. 53.
52.
Lyon N, Mejsholm B, Lyon M. Stereotyped responding
Psychiatry 1992;49:943-58. 75.
Levin S. Frontal lobe dysfunction in schizophrenia-II.
Liddle PF, Morris DL. Schizophrenic syndromes and
by schizophrenic outpatients: Cross-cultural confirma-
Impairment of psychological and brain functions.
frontal lobe performance. Br J Psychiatry 1991;158:340-5.
tion of perseverative switching on a two-choice task.
Journal of Psychiatric Research 1984;18:57-72.
10 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
11 Suppl. Neuron • Vol 10 • Nr 4 • 2005
The work of the Discussion Board in Antipsychotic Treatment is supported by an unrestricted educational grant from Janssen-Cilag & Organon.