Stereotypering in fotografie Moslimvrouwen met hoofddoek Literatuurscriptie
Auteur: A.G. Jansen Studentnummer: 9470085 Begeleider: dr. M. Häfner Universiteit Utrecht, Sociale Psychologie Vrij tracé (Mediapsychologie)
augustus 2007
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
The effective communicator does not do away with signs, conventions or even stereotypes, but combines and manipulates them in original ways to achieve new ends. (Morgan & Welton, 1992, p. 95-96)
© Foto titelpagina: Rogier Alleblas: "gezicht van Amsterdam, de Tweede Atjehstraat in beeld"
2
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Inhoudsopgave 1.
Inleiding en aanleiding
4
2.
Stereotypering en sociale psychologie
6
1. Stereotypen – pictures in our heads
6
2. Automatische activatie
9
3. Voorwaarden activatie
17
Historie als perspectief
24
1. Typologie
24
2. Compositie-fotografie
24
3. ‘De ander’ als fotografisch object
24
Beeldtaal als perspectief
26
1. Trucage
26
2. Pose
27
3. Object
28
4. Fotovocabulaire
29
5. Esthetiek
30
6. Syntax
30
7. Kleur
30
8. Sociale afstand
30
9. Contact
31
10. Groepen versus individuen
32
11. Fysionomie
32
Inhoud als perspectief
33
1. Moslims in de media
33
2. Kinderen
34
3. Arabische vrouwen
34
4. Dominante Stereotypen
35
Conclusie
39
1. Algemeen
39
2. Moslimvrouwen met hoofddoek
39
3.
4.
5.
6.
Literatuurlijst
41
Figuur 1: Facilitatiescores, Fazio, Jackson, Dunton en Williams
11
Figuur 2: Stimulusmateriaal Blair, Judd en Fallman
14
Figuur 3: Personeelsadvertentie ‘Werken bij het Rijk. Als je verder denkt.’
19
Figuur 4: Fotoserie Exactitudes, ´Allah´s girls´
28
3
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Stereotype beeldvorming in fotografie Moslimvrouwen met hoofddoek 1. Inleiding en aanleiding Alle mensen maken deel uit van verschillende sociale groepen in de samenleving. Iemand is bijvoorbeeld vrouw, maar tegelijkertijd ook zwart, lesbisch, hoogbegaafd en moslim. Van elk van deze sociale groepen bestaan stereotypen, maar sommige stereotypen zijn hardnekkiger en dominanter dan andere. Bij de activatie van deze stereotypen spelen visuele aspecten een grote rol.
In NRC Handelsblad van 17/18 december 2005 komt juriste Sultan Gün uitgebreid aan het woord over haar ervaringen met discriminatie bij sollicitaties vanwege haar hoofddoek (Elings, 2005). Bij het interview was een grote zwartwitfoto geplaatst. In de navolgende weken ontving de redactie hierop ruim 130 reacties, veel meer dan gemiddeld, waarin irritatie over haar standvastige wens een hoofddoek te dragen bij het uitoefenen van haar functie overheerste. Daarnaast ook opvallend veel reacties op haar uiterlijke presentatie, vooral in relatie tot haar hoofddoek (NRC Handelsblad, 2005): * ‘Kijkend naar de foto in de krant zijn wij allebei van mening dat haar voorkomen en uitstraling tegen haar werken’. * ‘Bovendien kan ik haar niet goed zien, want er mist een gedeelte van de natuurlijke uitstraling, waar haren (en nek) ook bij horen. Zij komt zo minder authentiek over.’ * ‘Ondernemingen zijn afhankelijk van de percepties van klanten en verlangen daarom een dresscode die een bepaalde neutraliteit uitdraagt.’ * ‘Generaties vrouwen hebben strijd moeten leveren om de huidige gelijkwaardige positie van de vrouw te realiseren. Zij beseft blijkbaar niet dat de hoofddoek/sluier daarom beledigend en aanstootgevend is voor veel Nederlandse vrouwen´. Zowel het interview als de foto en de uitgesproken reacties hebben mij op het spoor gebracht van het onderwerp stereotype beeldvorming van moslimvrouwen met hoofddoek in foto´s.
Als onderzoeksvraag voor deze literatuurscriptie formuleer ik dan ook: Welke visuele aspecten spelen een rol bij de stereotype beeldvorming van moslimvrouwen met hoofddoek in foto´s?
Voor ik deze vraag kan beantwoorden, onderzoek ik eerst wat stereotypen zijn en welke visuele aspecten hierbij een hoofdrol spelen. Hierbij gebruik ik vooral kennis uit de sociale psychologie en de sociale cognitie. Aan de orde komen de activatie van stereotypen van
4
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
sociale groepen, de rol van visuele kenmerken, en de relatie tussen individualiserende informatie en stereotypen. Daarnaast bieden andere perspectieven zicht op visuele aspecten van stereotypering. Allereerst ga ik kort in op de historische verbinding tussen foto´s en stereotypering. Daarna volgt een kort hoofdstuk over beeldtaal. Hierbij gebruik ik onder andere kennis uit de semiotiek en fotografische studies. Ten slotte ga ik na welke visuele aspecten de huidige media-stereotypen van moslimvrouwen kenmerken.
De context waarin een foto gepubliceerd wordt speelt uiteraard ook een rol bij het al dan niet bevestigen of veranderen van stereotypen1. In deze literatuurscriptie beperk ik me echter tot visuele kenmerken in foto´s.
1
Foto’s worden immers (bijna) altijd in context bekeken, bijvoorbeeld bij krantenartikelen. In hoeverre er stereotypering plaatsvindt, is dan ook afhankelijk van andere visuele en tekstuele elementen, zoals de kop van het artikel, onder- of bijschrift, aard of inhoud van de artikelen. 5
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
2. Stereotypering en sociale psychologie Doe je ogen dicht en neem even een moslimvrouw in gedachten. Hoe ziet zij eruit, welke kleren draagt zij, wat zijn haar karaktereigenschappen en wat is haar positie in de samenleving?
De kans is groot dat er nu een stereotiep beeld in je hoofd is ontstaan, waar een groot deel van alle Nederlandse moslimvrouwen niet aan zal voldoen. En de kans is groot dat dit beeld beïnvloed is door wat er in de krant en in andere media te zien is.
1. Stereotypen – pictures in our heads De term ‘stereotype’ is afkomstig uit de journalistiek, en was oorspronkelijk bedoeld voor een soort printplaat die reproductie van hetzelfde materiaal mogelijk maakte (Branston & Stafford, 2003; Enteman, 2003). De Amerikaanse columnist Walter Lippmann was de eerste die het als een psychologisch concept introduceerde in de sociale wetenschappen in zijn nog altijd actuele boek Public Opinion uit 1922 (Wigboldus, 2006). Lippmann definieerde stereotypes als ‘pictures in our heads’. De achterliggende gedachte is dat we de werkelijkheid nooit helemaal in al zijn facetten kunnen waarnemen en bevatten. Daarom maken we ‘mentale plaatjes’ die het proces van waarnemen en interpreteren vergemakkelijken. Deze mentale plaatjes zijn echter niet neutraal, maar sterk verbonden met culturele gewoonten en tradities. Lippmann formuleert het als volgt (, p. 99): For the most part we do not first see, and then define, we define first and then see. In the great blooming, buzzing confusion of the outer world we pick out what our culture has already defined for us, and we tend to perceive that which we have picked out in the form stereotyped for us by our culture.
Lippmann gebruikte het concept niet uitsluitend voor stereotypen over sociale groepen, maar had daar al wel oog voor. In relatie tot de bevestiging van stereotypen schreef hij bijvoorbeeld ´If what we are looking at corresponds successfully with what we anticipated, the stereotype is reinforced for the future, as it is in a man who knows in advance that the Japanese are cunning and has the bad luck to run across two dishonest Japanese (p. 99). Het waren echter sociaal-psychologen die het concept en het onderzoek naar stereotypering toegespitst hebben op sociale groepen. Een belangrijke reden vormde de Tweede Wereldoorlog, en ‘de wens om inzicht te krijgen in de oorzaken van haat en geweld tussen groepen’ (Kunda, 2001, p. 315).
6
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
De sociale psychologie kent sindsdien meer en minder omvattende definities van stereotypen. In zijn boek The Nature of Prejudice definieerde de Amerikaanse sociaalpsycholoog Gordon Allport stereotype als ´an exaggerated belief associated with a category´ (Kunda, 2001, p. 315). In deze definitie zie je duidelijk een oordeel terug: het gaat hier niet om accurate overtuigingen, maar om overdreven overtuigingen. ‘Alle moslimvrouwen worden onderdrukt´ kan bijvoorbeeld zo´n overtuiging zijn, behorend bij het stereotype van de moslimvrouw. Arondson, Wilson en Akert omschrijven stereotype als ´a generalization about a group of people in which identical characteristics are assigned to virtually all members of the group, regardless of actual variation among members’ (2005, p. 434). Deze definitie legt meer nadruk op het toekennen van karakteristieke kenmerken aan groepsleden. Dit kan zowel betrekking hebben op uiterlijke kenmerken (‘donkere ogen’), als op karaktertrekken (‘zorgzaam’). Nog specifieker vanuit de sociale cognitie worden stereotypen gedefinieerd als ‘cognitieve structuren die kennis, opvattingen en verwachtingen over een sociale groep bevatten’ (Hamilton & Sherman, in Kunda, 2001, p. 315). In relatie tot moslimvrouwen kan dit bijvoorbeeld zijn: •
‘Sommige moslimvrouwen dragen een hoofddoek’ (kennis, in dit geval ook over de variatie binnen de groepsleden)
•
‘Die hoofddoek is een teken van onderdrukking‘ (opvatting)
•
‘Een moslima met een hoofddoek gaat mij geen hand geven als ik me voorstel’ (verwachtingen).
Daarnaast bevatten stereotypen volgens Kunda niet alleen abstracte kennis, maar ook voorbeelden van mensen die tot die sociale groep behoren: ‘mijn nichtje de moslima’ en ‘die moslima die in Goede Tijden Slechte Tijden speelde’.
Sociale categorieën kunnen echter niet alleen gedachten oproepen, maar ook gevoelens. Zo noemt de Zweedse wetenschapster Anne Sofie Roald gevoelens van boosheid van westerse niet-moslims in relatie tot de hoofddoek van moslimvrouwen. Zij zouden ‘de strijd voor vrouwenrechten verraden, omdat zij hun eigen onderdrukking ondergaan door een hoofddoek te dragen’ (Roald, 2001, p. 255).
Niet alle wetenschappers zijn het erover eens of ‘gevoelens’ ook tot stereotypen behoren. Sommigen koppelen zowel (negatieve) stereotypen, als negatieve gevoelens en gedragspatronen aan het concept ‘vooroordelen’. Stereotypen zijn dan de cognitieve component, negatieve gevoelens de affectieve en discriminatie de gedragscomponent van vooroordelen (Arondson et al., 2005; European Commission, 2007). Fiske en Taylor drukken 7
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
het nog sterker uit: ‘Stereotypes are […] the cognitive culprits in prejudice and discrimination’ (1991, p. 199).
Het concept ´stereotype´ is binnen de sociale wetenschappen daarnaast nog sterk verbonden met concepten als ‘schema´ en ´concept´. Fiske en Taylor definiëren schema als ´a cognitive structure that represents knowledge about a concept or type of stimulus, including its attributes’ (1991, p. 98). Zij onderscheiden hierin onder andere ´persoonschema´s´ (kennis van individuen, met de focus op hun trekken en doelen), en ´rolschema´s´ (kennis van gedragingen die verwacht worden van personen in bepaalde sociale posities). Stereotypen zijn dan specifieke rolschema´s die van invloed zijn op de verwachtingen over mensen die in bepaalde sociale categorieën vallen. De wetenschappelijke kennis die geldt voor schema´s, geldt in veel gevallen ook voor stereotypen.
´Concept´ is nauw verwant aan zowel schema als stereotype. Kunda definieert ´concept´, als ´a mental representation of a category, that is, a class of objects that we believe belong together’ (Kunda, 2001, p. 16). Kunda geeft zelf in haar hoofdstuk over stereotypen aan dat een stereotype eigenlijk gezien kan worden als een ‘sociaal concept’, en dat veel van de verzamelde informatie over concepten ook geldt voor het concept ‘stereotype’2. Wat het concept ´stereotype´ uniek maakt, aldus Kunda, is dat de activatie van niet-sociale categorieën meestal duidelijk is (het zien van een appel activeert het concept ´appel´3), terwijl de activatie van stereotypen niet eenduidig optreedt. Want welk sociaal concept of stereotype activeer je bijvoorbeeld als Nebahat Albayrak4 op de televisie te zien is? Dat van de politicus, de allochtoon, de Turk, de moslim? Of ga je verfijnder te werk en maak je gebruik van een combinatie van twee sociale groepen waartoe iemand behoort: de vrouwelijke politicus, of de succesvolle allochtoon, of de Turkse moslima5?
Binnen de sociale psychologie is gelukkig veel kennis opgedaan over de werking van stereotypen en welke processen hierbij een rol spelen. Vooral vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw was er veel aandacht voor het proces van stereotypen. Vóór die tijd onderzochten sociaal-psychologen vooral welke kenmerken bij welke stereotypen hoorden,
2
Enigszins verwarrend is bijvoorbeeld dat ze in beide hoofdstukken als voorbeeld ´de advocaat´ aanhaalt, en bijbehorende eigenschappen opsomt zoals ´intelligent, agressief’ (p. 16/315). 3 Alhoewel een fotografe toch anders naar een appel zal kijken dan een botanicus. 4 Staatssecretaris Justitie in het kabinet Balkenende IV. 5 Dit combineren van twee groepen (of meer) wordt ´subtyperen´ genoemd. 8
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
en of de neiging tot stereotypering niet vooral een individuele karaktereigenschap was, sterk verbonden met de ‘autoritaire persoonlijkheid’ (Wigboldus, 2006). Hedendaags onderzoek gaat zowel over activatie, de bestendiging en de verandering van stereotypen. Maar ook over de effecten ervan op mensen die stereotyperen en op gestereotypeerde mensen. En welke cognitieve processen (bewust dan wel onbewust) hierbij een rol spelen.
2. Automatische activatie Activering van stereotypen gebeurt veelal automatisch (o.a. Bargh et al., 1996; Blair, Judd, & Fallman, 2004; Chen & Bargh, 1997; Fazio et al., 1995; Kunda, 2001). Een van de wijzen waarop automatische activatie optreedt, is via categorisatie. Je neemt mensen niet neutraal waar, maar je ziet vrouwen, of chirurgen, of vrouwelijke chirurgen. Dit geldt niet alleen bij daadwerkelijk contact, maar ook als je de krant leest en naar de foto´s kijkt. Dit proces van categorisatie, gevolgd door stereotypering, kan bijvoorbeeld alleen al optreden als er fysieke kenmerken aanwezig zijn die geassocieerd worden met een bepaalde sociale groep (Bargh et al., 1996). Huidskleur kan zo´n fysieke cue zijn, of soort haar, of de aan- of afwezigheid van mannelijke kenmerken als borsthaar of baardgroei. Volgens Fiske en Taylor is dit proces zelfs onafhankelijk van of de persoon meer of minder typisch voor de categorie is (Fiske & Taylor, 1991, p. 121). Andere auteurs, zoals Oliver, Jackson, Ndidi en Dangerfield, geven aan dat er steeds meer onderzoeken zijn waaruit blijkt dat stereotypering ook rechtstreeks kan optreden via fysieke kenmerken en dat het wel degelijk uitmaakt hoe kenmerkend zij zijn voor een sociale groep (2004). Ook als mensen niet tot een bepaalde sociale categorie horen, maar wél enkele kenmerken van de groep hebben, treedt stereotypering of subtypering op. Visueel waar te nemen fysieke kenmerken worden met andere woorden gezien als cultureel betekenisvol.
Door de relatie tussen fysieke cues en categorisatie is het aannemelijk dat juist bij foto´s automatische activatie van stereotypering kan optreden. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat in sommige sociaal-psychologische onderzoeken foto´s als stimulusmateriaal zijn gebruikt om de automatische activatie van stereotypen te meten. In veel van deze onderzoeken werd automatische activatie aangetoond door proefpersonen te ´primen´. Hiermee wordt bedoeld dat bij proefpersonen tijdelijk bepaalde kennisstructuren geactiveerd worden, zoals karaktertrekken of (delen van) stereotypen. Dit primen kan bijvoorbeeld door proefpersonen portret- of pasfoto´s van bepaalde sociale groepen te tonen. In veel (Amerikaanse)
9
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
onderzoeken naar subliminale6 perceptie en de activering van stereotypen zijn dat bijvoorbeeld pasfoto’s met gezichten van Amerikaanse mannen van Afrikaanse afkomst.
Enkele van deze (deel)experimenten, en de effecten van het gebruikte beeldmateriaal zal ik kort bespreken.
1. Activatie van agressie: Barg, Chen en Burrows (1996) Bargh, Chen en Burrows testen in een serie onderzoeken het effect van stereotype-activatie op sociaal gedrag. In een van hun experimenten tonen zij aan dat het (onbewust) waarnemen van een pasfoto van een Afrikaans-Amerikaanse man voldoende is om het concept ´agressie´ te activeren bij de toeschouwer. Hierbij wordt aangenomen dat de karaktertrek ´agressie´ deel uitmaakt van het stereotype van de Afrikaans-Amerikaanse man. Na deze priming kregen de proefpersonen een saaie computertaak, waarna ze na geruime tijd de melding van ´computerstoring´ kregen en de mededeling dat ze de taak moesten overdoen. De reactie van de proefpersoon op deze mededeling werd gefilmd en de mate van ´agressie´ beoordeeld (door een witte Amerikaan). Hieruit bleek dat de proefpersonen in de experimentele conditie met de foto´s van de zwarte Amerikaanse mannen agressiever reageerden dan de proefpersonen in de conditie met foto´s van witte Amerikaanse mannen. In het artikel werd de aard van de foto´s niet uitgebreid vermeld bij de beschrijving van het stimulusmateriaal. Het waren zwart-wit foto´s van ‘gezichten van jonge mannelijke Afrikaanse of witte Amerikanen’.
2. Activatie van agressie en overdracht: Chen en Bargh (1997) In een vergelijkbaar onderzoek tonen Chen en Bargh aan dat dit effect van subliminale perceptie via foto´s op de activatie van agressie ook optreedt bij een woordraadspelletje. Daarnaast tonen zij aan dat er zelfs ´overdracht´ van deze agressie plaatsvindt op een spelpartner die niet was blootgesteld aan de foto´s. Bij het beschrijven van de foto´s verwijzen Bargh en Chen naar Bargh, Chen & Burrows. Het is daarbij onduidelijk of ze dezelfde soort foto´s bedoelen, of dezelfde foto´s. Het beeldmateriaal wordt niet getoond.
6
Subliminale perceptie wil zeggen dat de stimulus (in dit geval een foto) door de kijker niet bewust wordt waargenomen, omdat de tijd waarop de foto zichtbaar is ultrakort is (afhankelijk van soort computerscherm dat gebruikt wordt). De foto wordt bovendien opgevolgd door een wel waarneembare neutrale stimulus, zoals een vierkant met een kruis erin en/of een aantal gekleurde cirkels op een grijs vlak (Bargh et al., 1996). 10
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
3. Foto´s en woorden combineren: Fazio, Jackson, Dunton en Williams (1995) Ook in dit experiment werd gebruik gemaakt van pasfoto´s als primer. Dit keer ging het echter niet om subliminale perceptie, maar werden proefpersonen juist geïnstrueerd om de gezichten op de pasfoto´s goed in zich op te nemen, omdat ze later ogenschijnlijk een geheugentaak zouden krijgen. Na een serie proeftests om proefpersonen vertrouwd te maken met de taak en om zogenaamde baseline scores te krijgen volgde de uiteindelijke test. Proefpersonen moesten het onthouden van gezichten combineren met het zo snel mogelijk indelen van bijvoeglijke naamwoorden: positieve woorden als ´aantrekkelijk´ in de categorie ´goed´ en negatieve woorden als ´vervelend´ in de categorie ´slecht´. Tegen de proefpersonen werd gezegd dat hiermee getest werd of de taak van het ´woordoordeel´ een autonome taak is, die uitgevoerd kan worden terwijl de proefpersoon de gezichten aan het onthouden is. In werkelijkheid betrof het een indirecte maat voor het meten van automatische stereotype-activatie via facilitatiescores. Aanname is dat witte proefpersonen na het zien van pasfoto´s van zwarte personen sneller een negatief woord indelen dan een positief woord. Voor zwarte proefpersonen geldt juist het omgekeerde: bij het zien van pasfoto´s van zwarte personen is hun reactiesnelheid bij het zien van een negatief woord trager dan bij het zien van een positief woord. Opvallend in de uitkomsten is verder dat bij zwarte proefpersonen het verschil in facilitatiescores tussen de ´goede´ en ´slechte´ woorden bij het zien van een foto van een witte proefpersoon groter is dan bij de witte proefpersonen.
Figuur 1: Facilitatiescores, Fazio, Jackson, Dunton en Williams
Bron: Kunda, 2001, p. 331. 11
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
In het artikel is de aard van de foto´s summier omschreven: Voor de proefserie stond aangegeven dat het zwart-wit jaarboekfoto’s betrof, met gezichten van mannelijke en vrouwelijke witte, zwarte en Aziatische Amerikanen. Voor de testserie stond beschreven dat het kleurenfoto´s waren van gezichten van mannelijke en vrouwelijke witte, zwarte en ‘overige’ Amerikanen.
4. Onderdrukken van stereotypen: Macrae, Bodenhausen, Milne en Jetten (1994) In dit experiment stond het onderdrukken van stereotypen van skinheads centraal. Hiervoor werd één foto van een mannelijke skinhead getoond aan de proefpersoon, met de opdracht om op basis hiervan een korte tekstpassage te schrijven met daarin een ‘typische dag uit het leven van de afgebeelde persoon’. In de experimentele conditie kregen de proefpersonen expliciete instructie om hierbij niet te stereotyperen. In de conctroleconditie kregen de proefpersonen geen instructie. In drie series van experimenten werd vervolgens de mate van stereotypering in de tekstpassage gemeten, plus achtereenvolgens: 1) de mate van stereotypering in een vergelijkbare taak gebaseerd op een nieuwe foto (zonder instructie om stereotypering te onderdrukken): expliciete maat voor stereotypering. 2) de mate van stereotypering in de tekstpassage plus plaats in de wachtkamer naast plek waar elk moment de skinhead kon komen te zitten (daar lag zijn rugzak): gedragsmaat voor stereotypering. 3) responsesnelheid stereotype woorden in een woordtaak waarbij proefpersonen voor de gepresenteerde woorden moesten aangeven of het een woord of non-woord betrof: impliciete maat voor stereotypering (gebaseerd op toegankelijkheid van de woorden). Uit alledrie de experimenten bleek dat juist de proefpersonen die in eerste instantie hun stereotypering hadden onderdrukt, in het volgende experiment stereotyper scoorden dan de proefpersonen in de controleconditie. De aard van de foto stond in het artikel niet verder beschreven dan ´kleurenfoto van mannelijke skinhead´. Geen voorbeeld in het artikel.
5. Categorie of gelaatstrek: Blair, Judd en Fallman (2004) In dit experiment werden portretfoto´s gebruikt om het verschil te onderzoeken tussen categorie-gebaseerde stereotypering en stereotypering op basis van gelaatstrekken. Het betrof foto´s van zowel mannelijke Afrikaanse Amerikanen als Europese Amerikanen (op basis van een eerdere test geselecteerd op de mate waarin ze snel en consistent in de juiste groep gecategoriseerd konden worden). Binnen elke groep varieerde echter de mate waarin de afgebeelde persoon manifeste Afrikaanse gelaatstrekken bezat.
12
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Alle proefpersonen kregen een stapel foto´s met persoonsbeschrijvingen, waarna ze moesten beoordelen in hoeverre de beschrijvingen daadwerkelijk bij de afgebeelde persoon hoorde. De vier experimenten varieerden op de volgende extra taken of instructies: 1) High versus low attention load Tegelijkertijd met de fotobeoordelingstaak kreeg een deel van de proefpersonen een extra taak: het tellen van het aantal keer dat een bepaalde serie letters op het computerscherm verscheen (op het t-shirt van de afgebeelde personen). Het resultaat was conform de verwachting: - als er sprake is van een taak die veel aandacht vraagt, is de mate van stereotypering op basis van categorie (´raciale stereotypering´) hoger; - de mate van stereotypering op basis van gelaatstrekken wordt niet beïnvloed door wel of geen extra taak (conclusie onderzoekers: dit soort stereotypering is efficiënt en treedt op zelfs als cognitieve capaciteit beperkt is). 2) Instructie onderdrukken stereotypering Een deel van de proefpersonen kreeg na de taakinstructie een aanvullende instructie, namelijk om stereotype beoordelingen bij de taak te vermijden. Deze instructie bleek wel van invloed op categorie-gebaseerde stereotypering, maar niet op gelaatstrekken. 3) Expliciete instructie onderdrukken raciale stereotypering versus stereotypering gelaatstrekken In dit derde experiment werd de instructie gevarieerd: geen instructie om stereotypering te onderdrukken, expliciete instructie om raciale stereotypering te onderdrukken en expliciete instructie om stereotypering op basis van gelaatstrekken te onderdrukken. Beide instructies om stereotypen te onderdrukken bleken effectief, raciale instructie iets beter. 4) Classificeren gelaatstrekken en onderdrukken stereotypering-gelaatstrekken In het vierde experiment kregen de proefpersonen twee taken. Allereerst moesten ze de foto´s beoordelen naar de mate waarin de geportretteerde Afrikaanse gelaatstrekken bezat. Daarna volgde de taak om op basis van de foto’s persoonsbeschrijvingen te beoordelen. Een deel van de proefpersonen kreeg expliciete instructie om stereotypering op basis van gelaatstrekken te onderdrukken. Hieruit bleek dat proefpersonen niet in staat waren om niet stereotiep te oordelen op grond van gelaatstrekken. De aard van de foto´s is in dit artikel redelijk uitgebreid beschreven. Het ging om hoofd-totschouderfoto´s, met neutrale gelaatsuitdrukkingen, zonder zichtbare accessoires als bril of piercing. Kleren waren digitaal gemanipuleerd, zodat ze allemaal een zwart t-shirt droegen. Ook was de aantrekkelijkheid van de foto´s gemeten, en altijd opgenomen als covariaat. De betreffende foto’s waren niet opgenomen in het artikel, maar wel terug te vinden op APA Online: 13
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Figuur 2: Stimulusmateriaal Blair, Judd en Fallman
Bron: Greer, 2005.
6. Context en automatische vooroordelen: Wittenbrink, Judd en Park (2001) In twee experimenten tonen Wittenbrink, Judd en Park aan dat de automatische activatie van vooroordelen (ook) contextafhankelijk is. Experiment 1: barbecue en groepsruzie In hun eerste experiment gebruikten ze audiovisueel materiaal. Respondenten kregen óf een korte videoclip van een familiebarbecue te zien (positief stereotype zwarte Amerikanen), óf een ruzie tussen twee straatgroepen (negatief stereotype). Zowel voorafgaand als ná het zien van de korte film kregen alle respondenten een zogenaamde Implicit Association Task (IAT-taak)7. Hierbij ging het om het indelen van voornamen van zwarte of witte Amerikanen, gecombineerd met het indelen van positieve en negatieve woorden. Ook hierbij is het uitgangspunt dat het (moeten) combineren van niet voor de hand liggende woorden (voornaam zwarte Amerikaan plus positief woord) de reactiesnelheid vertraagt. Afhankelijke variabele is dus de facilitatiescore (vergeleken met de baseline voorafgaand aan de presentatie van de film). Bij het uitvoeren van de experimentele IAT-test kregen de respondenten tussendoor nog korte fragmenten van de videoclips te zien.
7
Deze test van Greenwald is in 1998 ontworpen om de sterkte van automatische associaties tussen concepten te meten, via een computertest. Nu wordt hij vaak gebruikt om impliciete attitudes te meten, of vooroordelen tegen bepaalde groepen. De test bestaat uit vier soorten items die van elkaar onderscheiden moeten worden. Twee soorten items bestaan uit concepten. Het eerste onderzoek van Greenwald onderscheidde plaatjes van ´bloemen´ en ´insecten´. Maar dit kunnen bijvoorbeeld ook plaatjes van ´vrouwen´ en ´mannen´ zijn, of Arabische namen en niet-Arabische namen. De twee andere soorten items hebben betrekking op attributies die een waardeoordeel vertegenwoordigen, zoals ´plezierig´ of ´onplezierig´ (bij het meten van vooroordelen), maar dit kunnen ook kenmerken zijn die wel of niet bij een gestereotypeerde groep horen, zoals ´afhankelijk´ en ´onafhankelijk´ (bij het meten van stereotypen). De respondenten moeten zo snel mogelijk de items via twee toetsen op een toetsenbord indelen in de juiste categorie. Na een aantal testrondes, waarbij de respondenten vertrouwd raken met de items en de test, worden de twee soorten items aan elkaar gekoppeld. De toets voor de linkerhand moet worden ingedrukt voor zowel een van de concepten als voor een van de attributen. De toets voor de rechterhand voor de twee overige categorieën. Na weer een testronde vindt het eerste deel van de uiteindelijke test plaats. Hierna worden de linker- en rechtercategorieën gewisseld, evenals de combinaties van concept en attributie (in eerste instantie vinden vervolgens weer testrondes plaats). Interpretatie vindt plaats door reactiesnelheden met elkaar te vergelijken.
14
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Het resultaat bevestigde de verwachting dat een positieve context (familiebarbecue) de activatie van (negatieve) stereotypering teniet kan doen. In de ‘barbecue-conditie’ daalden de facilitatiescores zelfs (t.o.v. de ´baselines´ in eerste instantie ´n bias aantoonde). Experiment 2: kerk en straathoek Hun tweede experiment was een modificatie op het ‘evaluative priming paradigm’ van Fazio et al (1995), met als extra variabele nu ook de ´context´ (naast de ‘groepsvariabele’: zwart/wit). Alle respondenten moesten in plaats van voornamen foto´s indelen van zwarte of witte mannen. De evaluatieve woorden varieerden niet alleen qua valentie (positief of negatief), maar ook qua stereotype (horend bij het stereotype van hetzij witte, hetzij zwarte Amerikanen). Als voorbeelden worden genoemd ´opgeleid´ en ´hebberig´ voor de witte Amerikanen en ´atletisch´ en ´arm´ voor de zwarte Amerikanen. Het resultaat liet een effect zien van de context: bij de ´straatfoto´s was het effect vergelijkbaar met eerdere experimenten, zoals onder andere beschreven door Fazio. Bij de ´kerkfoto´s was géén bias te zien, sterker nog: het IAT-effect was sterker voor positieve woorden. De aard van de foto’s werd summier beschreven: 35 digitale pasfoto´s van jonge zwarte en witte mannen werden voorzien van een achtergrond: interieur van een kerk (positief stereotype zwarte Amerikanen), of straathoek met graffitimuur (negatief stereotype zwarte Amerikanen).
Foto´s als onderzoeksinstrument In al deze onderzoeken naar stereotypering worden de foto´s en filmfragmenten ingezet als middel om stereotypering en het effect op oordelen of gedrag aan te tonen. De visuele aspecten van deze middelen zelf staan niet ter discussie. Daarnaast vallen nog andere punten te concluderen
1. Beperkt soort foto´s In alle gevallen is er sprake van het gebruik van pasfoto´s. In het dagelijkse leven is de pasfoto in eerste instantie bedoeld om mensen te kunnen identificeren8, en categorisering ligt daarbij voor de hand. Het ‘genre’ van de pasfoto is daarbij historisch gezien nauw verweven met de zogenaamde ‘politiefoto´s´ van verdachten of gedetineerden (zie pagina 24). Er is veel (Amerikaans) onderzoek waaruit blijkt dat in nieuwsberichten criminaliteit vaak gekoppeld wordt aan zwarte Amerikanen (Harris & Lester, 2002; Oliver et al., 2004). Pasfoto´s met zwarte Afrikaanse Amerikanen worden hierdoor dus waarschijnlijk door het gebruik van pasfoto´s makkelijker geassocieerd met criminelen (dan witte mannen),
8
Dit heeft uiteraard consequenties voor de manier waarop je er als toeschouwer naar kijkt. 15
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
waardoor agressie sneller zou kunnen optreden. Deze factor is in de beschreven artikelen niet meegenomen. Uit de experimenten van Wittenbrink et al. blijkt echter al dat negatieve automatische associaties teniet gedaan kunnen worden als de foto een positieve context bevat. Het zou interessant zijn om na te gaan wat de effecten op stereotypering zijn bij foto´s die iets positiefs uitstralen, zoals succes, roem, ambitie, schoonheid of een hoge maatschappelijke positie (door bijvoorbeeld kleding, blik, make-up of het gebruikte cameraperspectief).
2. Beperkt soort sociale groepen Al deze experimenten maken gebruik van stereotypen die gemakkelijk te activeren zijn via zichtbare cues als ‘ras’ of etniciteit, sekse of kleding. De samenleving kenmerkt zich door een hoeveelheid aan verschillende sociale groepen, die lang niet allemaal visueel eenvoudig te herkennen zijn (slechthorenden bijvoorbeeld). Daarnaast geldt voor sommige sociale groepen dat de personen soms wel en soms niet herkenbaar zijn als lid van de betreffende groep. Bij moslimvrouwen geldt bijvoorbeeld dat een autochtone moslimvrouw nauwelijks herkenbaar is als moslim, tenzij ze een hoofddoek draagt. Tot nu toe ben ik geen enkel onderzoek tegengekomen waarbij foto´s van moslimvrouwen zijn gebruikt om aan te tonen: - in hoeverre de beschreven cognitieve processen ook geldig zijn voor andere dan de tot nu toe gebruikte sociale groepen; - in hoeverre er specifieke aspecten zijn bij stereotypering van moslimvrouwen, zoals de hoofddoek.
3. Ontbreken van voorbeelden stimulusmateriaal Het is mijns inziens een omissie dat bij de artikelen geen voorbeeldfoto´s vermeld staan, zeker omdat de beschrijvingen van de foto´s soms zo summier van aard zijn.
4. Categorisatie leidt tot activatie stereotypering, bij afwezigheid van context Op grond van de beschreven onderzoeken kun je concluderen dat bij gebruik van pasfoto’s categorisatie, en vervolgens activering van stereotypen, automatisch optreedt. Een pasfoto bevat over het algemeen weinig andere informatie dan categorie-informatie. Deze categorieinformatie roept dan blijkbaar een soort ´basisinformatie´ over de sociale groep op, ofwel een stereotype. Als de foto meer informatie bevat, zoals bij de experimenten van Wittenbrink et al., treedt deze (vaak negatieve) stereotypering niet op.
In bovenstaande voorbeelden zijn vooral pasfoto´s in experimenten gebruikt als middel om de activatie van stereotypen aan te tonen. Hoe kan de sociaal-psychologische kennis over
16
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
de activatie van stereotypen toegepast worden op andere afbeeldingen van personen in foto´s?
3. Voorwaarden activatie Fiske en Taylor geven een aantal voorwaarden waaronder (rol)schema´s worden gebruikt, die toepasbaar kunnen zijn voor fotografie (Fiske & Taylor, 1991).
Soort schema: sociale stereotypen favoriet Volgens Fiske en Taylor maken mensen eerder gebruik van sociale stereotypen (zoals ‘vrouw´ of ´dief’) dan van trekken (zoals ´onderdanig´ of ´sluw´). Stereotypen zouden ´informatiever, rijker en beter uitgewerkt zijn´, en dus handiger om de wereld beter te begrijpen (p. 143). Met rijker bedoelen ze dat stereotypen meer associaties genereren. Dit principe gebruiken fotografen in foto’s uiteraard ook, al is het alleen maar omdat één afbeelding soms een heel verhaal moet kunnen vertellen. De ‘associatieve kracht’ van stereotypen heeft dan tot gevolg dat de afgebeelde personen als vertegenwoordiging van een sociale groep gezien worden, en minder of in het geheel niet als individu.
Niveau: goed is goed genoeg Mensen zijn geneigd om te categoriseren op het makkelijkste en hoogste niveau, dat goed genoeg is voor het huidige doel. Zij maken dus liever onderscheid tussen ´vrouwen´ en ´mannen´, dan dat zij differentiëren naar bijvoorbeeld ´Koerdisch-Nederlandse helikopterpilote´ of ´gehandicapte deeltijdstudent´. Toegepast op fotografie zou je kunnen zeggen dat de categorisatie daarmee onder andere afhankelijk is van de aard van de foto. Zoals eerder al opgemerkt: pasfoto´s zijn bedoeld om te identificeren, en hierbij ligt classificatie op basis van uiterlijke kenmerken voor de hand (want andere informatie bevat de foto niet). Uit de experimenten van Wittenbrink et al. blijkt al dat wanneer de pasfoto´s vergezeld zijn van context, stereotypering op een andere wijze optreedt. Journalistieke foto´s hebben een narratief doel. Als contextuele cues ontbreken, of als de afgebeelde personen eenduidig zijn afgebeeld en de situatie niet complex lijkt, is het waarschijnlijk dat categorisatie en stereotypering optreedt. Bij een foto van een moslimvrouw met hoofddoek in een rommelige straat kan vrij eenvoudig en automatisch categorisatie en stereotypering optreden bij de toeschouwer. Als dezelfde vrouw te zien is terwijl ze een vergadering voorzit in een sjiek kantoor, terwijl op de achtergrond een jongeman de broodjes voor de lunchpauze neerzet, is categorisatie moeilijker.
17
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Toegankelijkheid: snelle waarneming Mensen maken eerder gebruik van kenmerken die snel waar te nemen zijn. Vaak, en in ieder geval bij foto´s, zijn deze kenmerken visueel van aard. Leeftijd, huidskleur of aantrekkelijkheid zijn op een foto makkelijker waar te nemen dan intelligentie of asielstatus. Onder andere omdat persfoto´s verondersteld worden om de werkelijkheid te laten zien, worden deze zichtbare elementen eerder als betekenisvol gezien. Een moslima met een hoofddoek is zeer snel en zonder veel moeite te herkennen als moslim, of als ‘allochtoon’. Fotografen maken, al dan niet onbewust, gebruik van dit soort principes. Een foto waaruit ‘de multiculturele samenleving’ naar voren moet komen is bij wijze van spreken ‘gebaat bij een moslima in beeld’. Zeker als in deze foto andere beeldelementen ermee gecontrasteerd worden, zoals een billboard met een detailfoto van een gelippenstifte mond (Foto: boekomslag Knipscheer & Kleber, 2005).
Eerste indruk telt De informatie die je als eerste ontvangt is vaak verantwoordelijk voor de ´inkleuring´ en eventueel interpretatie van de rest van de informatie. Stel dat je een persoonsbeschrijving hebt gekregen van iemand die je niet kent. Welk beeld roept de volgende beschrijving dan bij je op: ‘bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam’. En hoeveel anders is de indruk bij de volgende beschrijving: ‘sinds 1988 in Nederland wonende Iraanse vluchteling’. Terwijl beide beschrijvingen kloppen bij één en dezelfde persoon: de uit Iran afkomstige bijzonder hoogleraar Management van Diversiteit en Integratie Halleh Ghorashi. Zo is het ook bij foto´s. Maakt de Marokkaanse sollicitante die een foto bij haar sollicitatiebrief stuurt waarop zij is afgebeeld met hoofddoek evenveel kans als de autochtone sollicitante? De overheid nam dit in ieder geval mee in het thema ‘Gelijke rechten op de arbeidsmarkt’ van in haar arbeidsmarktcommunicatie.
18
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Figuur 3: Personeelsadvertentie ‘Werken bij het Rijk. Als je verder denkt.’
Toegankelijkheid: kracht van de herhaling Schema´s of stereotypen die recent of vaak gebruikt zijn, worden eerder geactiveerd.9 Als moslima´s in kranten steeds op dezelfde wijze staan afgebeeld, bijvoorbeeld vaak onherkenbaar of anoniem, vormen zich een soort ‘herkenbare plaatjes’ van moslima´s. Dit draagt bij aan stereotypering.
Saillante kenmerken: van het oog rechtstreeks naar het hoofd Waarschijnlijk het meest relevant in relatie tot fotografie is de voorwaarde ‘saillantie’. Mensen gebruiken informatie die in het oog springt, en activeren op basis daarvan stereotypen of schema´s die iemand van de anderen kan onderscheiden. Dit kan informatie in de context zijn. Zo zal een Turkse dame in een groep met verder alleen Nederlandse dames waarschijnlijk automatisch de categorie ´allochtoon´ (of ´Turk´) activeren, terwijl dezelfde dame op een conferentie in Turkije met louter Turkse mannen waarschijnlijk de categorie
9
Zo liep ik met mijn vijfjarige dochter naar een buurtfeest, waar een springkussen stond waarop een zeer gevarieerde groep kinderen vrolijk aan het springen was. Vanaf een afstand zei mijn dochter, die op de hoogte is van het onderwerp van mijn scriptie: “Kijk mama, moslima’s”. Toen mijn dochter eenmaal zelf aan het springen was, raakte ik in gesprek met iemand van buurtbeheer, die naar mijn dochter keek en zei: “ze valt wel op hé”. Ik keek naar haar kleren, haar leeftijd, haar manier van springen, maar had geen idee wat hij bedoelde. Na mijn verbaasde blik vervolgde hij: “ze is toch het enige blanke kindje hier”. 19
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
´vrouw´ zal activeren. Dit proces treedt niet alleen in de werkelijkheid op, maar ook en waarschijnlijk sterker als het om foto´s gaat waarop dezelfde mensen staan afgebeeld. Ten eerste omdat de fotograaf dit hoogstwaarschijnlijk met extra nadruk op de foto heeft gezet10. Naast kenmerken in de context kan het echter ook gaan om kennis of verwachtingen. Een autochtone moslima met hoofddoek valt eerder op dan een moslima van Marokkaanse afkomst, omdat je dit minder verwacht. Qua gedrag en gebeurtenissen gaat het om extremen: extreem positieve voorbeelden vallen op (‘Moeder Theresa’), net als extreem negatieve voorbeelden (‘Osama Bin Laden’). Van deze principes maken fotojournalisten dankbaar gebruik: de wielrenner die gewonnen heeft mag op de foto, maar ook de wielrenner die na een valpartij ongelukkig terecht komt. En de Marokkaanse ‘hangjongere’ die een vierjarig buurtkindje uit het water heeft gered mag op de foto met mevrouw de burgemeester. In het oog springend gedrag, ook op foto’s, heeft twee consequenties. De eerste is dat het gedrag toegeschreven wordt aan iemands karakter, en niet aan de omstandigheden11. Daarnaast is het zo dat die ‘karaktertrek’ stereotiep wordt ingekleurd. Zo kan volgens Fiske en Taylor een ‘opvallende man’ gezien worden als een prominente, goede leider, en een ‘opvallende vrouw’ als een indringer (1991, p. 250). Hogg noemt de mate waarin kenmerken gezien worden als saillant niet alleen een cognitief-perceptueel proces, maar ook een sociaal proces waarin als het ware wordt ´onderhandeld´ over saillante categorieën (2006, p. 119). Moslimvrouwen met hoofddoek vallen wij wijze van spreken niet op omdat ze perceptueel gezien opvallen, maar omdat de westerse norm is dat ze opvallen.
Fiske en Taylor noemen nog individuele voorwaarden die nauwelijks of geen relatie hebben met fotografie. Zo activeer je andere schema’s als je op een bepaalde manier afhankelijk bent (bijvoorbeeld een sollicitant bij een sollicitatiegesprek), of als je een bepaalde gemoedstoestand hebt (door een ‘roze bril’ kijk je bijvoorbeeld heel anders naar mensen).
Naast saillante kenmerken in de context kunnen ook inherente kenmerken van de stimulus voor extra aandacht zorgen, omdat ze zo uitgesproken zijn. ´Helder´ noemen Fiske en Taylor zo´n soort stimulus (naar Nisbett en Ross) ‘to the extent that it is “a. emotionally interesting, b. concrete and imagery-provoking, and c. proximate in a sensory, temporal of spatial way” (p. 254).
10
En bij wijze van spreken de elementen die hiervan afleiden niet in beeld brengt. Als in de groep Turkse mannen één man een fel pak aanheeft, toevallig in dezelfde kleurstelling als de kleding van de enige Turkse vrouw, zal de fotograaf deze man waarschijnlijk buiten de foto laten, zodat de vrouw blijft opvallen tussen de mannen. Als toeschouwer in de werkelijkheid zie je deze man uiteraard wel. 11 Dit verklaart ook de commotie rond de al eerder genoemde geportretteerden op de winnende World Press Photo 2006. 20
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Juist fotografie kan hiervoor zorgen, en waarschijnlijk niet voor niets beschrijven Fiske en Taylor vervolgens twee versies van ‘sponsor-een-kindreclame’: One version describes Felicia and her 12 brothers and sisters, orphaned and living off the sales of firewood they gather in the countryside and carry by hand into the big city. A photograph depicts her large, innocent eyes with long lashes and her brave upturned face; she is standing in a clean but ragged dress, surrounded by squalor. At this very moment, Felicia is hoping for help. Ten dollars will feed her for a month. Before you write your check, consider another version of the same ad. It merely states the statistics on world malnutrition and child neglect, listing 25 countries in which the program operates. The second appeal is rational, informative, abstract, and distant; your donation seems less likely (p. 254).
Illusory correlation: wat samen zichtbaar is, hoort bij elkaar Binnen het onderzoeksdomein stereotypering worden nog andere cognitieve mechanismen genoemd die stereotypering in de hand kunnen werken, en die een rol kunnen spelen in foto´s. Eén daarvan is ´illusory correlation´. Arondson formuleert ´illusory correlation´ als ‘the tendency to see relationships, or correlations, between events that are actually unrelated12’ (2005, p. 449). Zowel Arondson als bijvoorbeeld Hamilton, Dugan en Trolier geven aan dat dit verschijnsel gebaseerd kan zijn op de mate waarin twee verschijnselen of twee stimuli die tegelijk aanwezig zijn opvallen. Een stimulus kan bijvoorbeeld opvallen als hij niet vaak voorkomt (Hamilton, Dugan & Trolier, 1985). Ook opvallende uiterlijke kenmerken kunnen een rol spelen (Arondson, 2005). Als het om gedrag gaat valt volgens Hamilton et al. ongewenst gedrag meer op dan gewenst gedrag, omdat het minder vaak optreedt. Als mensen die tot een (opvallende) minderheidsgroep behoren dit (opvallende) ongewenste gedrag vertonen, zal dit (onbewust) worden gekoppeld in de informatieverwerkingsfase, waarna het makkelijker beschikbaar is in het geheugen. Door deze makkelijke beschikbaarheid, hebben mensen de neiging om de mate waarin de twee daadwerkelijk in de samenleving voorkomen te overschatten. Op basis van één (of enkele) voorbeelden generaliseren mensen zo naar de hele sociale groep. Als minder ‘opvallende’ mensen hetzelfde gedrag vertonen, treedt die koppeling niet op. Daarom kreeg de Engelse oud-politica Margareth Thatcher waarschijnlijk de bijnaam ´Iron lady´: haar mannelijke collega´s die hetzelfde gedrag vertoonden vielen minder op (zowel omdat mannen in de meerderheid waren, als omdat dit gedrag bij mannen minder opvalt).
12
Andere auteurs geven overigens aan dat het ook kan gaan om het overschatten van wel bestaande correlaties (Spears, Van der Pligt & Eiser, 1985; Hamilton, Dugan & Trolier, 1985). 21
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Het principe van het koppelen van opvallende informatie die tegelijk zichtbaar is treedt uiteraard ook op bij fotografie. Zo laten beroemdheden zich graag fotograferen terwijl zij zich inzetten voor minder bedeelden, waardoor zij een positief imago (kunnen) krijgen. En reclamemakers gebruiken beroemdheden of ´hippe modellen´ om producten een bepaalde uitstraling te geven. Dat deze associatie daadwerkelijk effect kan hebben tonen Carlston en Mae aan. Zij laten zien dat er een automatische associatie tussen emotioneel geladen symbolen en personen optreedt, zelfs als duidelijk is dat ze niet gerelateerd zijn. In één van hun experimenten lieten zij proefpersonen portretfoto´s (van studenten) zien met daarnaast abstracte tekeningen van symbolen. Zowel de valentie van de symbolen varieerde (positief/negatief) als de karaktertrekken die ermee gesuggereerd werden (als symbool van ´romantiek´ was bijvoorbeeld de roos gekozen). Na een tussentaak beoordeelden de respondenten de studenten op de foto´s (nu zonder het symbool erbij) op een aantal karaktertrekken. Hieruit bleek dat het symbool als een soort ´diagnostische cue´ wordt gezien voor het karakter van de afgebeelde personen. In een eerder experiment toonden zij overigens aan dat dit effect nog sterker is als er een indicatie is dat symbool en persoon bij elkaar horen (proefpersonen kregen te horen dat het symbool was uitgezocht door een goede vriend van de afgebeelde persoon). Als onderliggende mechanismen noemen Carlston en Mae zowel attributieprocessen als associatieprocessen13. In de inleiding is al aangegeven dat de hoofddoek een emotioneel beladen kledingstuk is, een symbool dat bijna letterlijk ´aan iemand vast zit´. Het is daarom zeer aannemelijk dat dit soort attributie- en associatieprocessen optreden als geportretteerde vrouwen een hoofddoek dragen.
Individualiteit: persoons- of groepsidentiteit geactiveerd? In de paragraaf over contextuele cues is al aangegeven dat mensen de neiging hebben om te stereotyperen als er geen andere informatie beschikbaar is. In relatie tot fotografie treedt stereotypering dus sneller op bij pasfoto´s. In veel andere fotografische genres is meer informatie in de foto aanwezig. Kunda geeft aan dat mensen individualiserende informatie betrekken bij hun informatieverwerking, maar dat ze dit niet systematisch doen en dat het aan voorwaarden gebonden is (2001, p. 352). Individualiserende informatie wordt eerder gebruikt als het stereotype relatief zwak is, terwijl de individualiserende informatie sterk is.
13
Bij beide experimenten maak ik overigens weer de kanttekening dat het om pasfoto´s ging, waarbij de enige ´diagnostische´ informatie het enkele symbool betrof (zoals bij Blair et al. de achtergrond van de portretfoto).
22
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Het stereotype van de moslimvrouw, zeker als zij een hoofddoek draagt, is sterk ontwikkeld; dat maakt het lastig om daar krachtige individualiserende informatie tegenover te zetten. Ook als individualiserende informatie aanwezig is en gebruikt wordt, beïnvloedt het stereotype via ´sluiproutes´ alsnog het informatieverwerkingsproces. Het stereotype beïnvloedt de interpretatie van de informatie al bij het waarnemen. Een foto van het ballen van een vuist kan gezien worden als ´krachtdadig´ bij een politicus, maar als ´agressief´ bij een bouwvakker. En diezelfde vuist kan in relatie gebracht worden met de situatie (hij ´doet´ agressief), maar ook met het karakter (hij ´is´ agressief). Als de informatie niet ambigue is, krijgt het stereotype weinig kans meer. De foto van de trotse Marokkaanse jongen samen met de peuter die uit het water redde, geeft weinig ruimte voor iets anders dan een heldendaad. Dezelfde Marokkaanse jongen die naast een gloednieuwe sportfiets staat en een beetje om zich heen lijkt te kijken geeft veel meer ruimte voor een stereotype interpretatie van de situatie.
De sociale psychologie biedt niet alleen veel aanknopingspunten voor de rol van stereotypering bij fotografie, maar ook een verklaring. Volgens de Social Identity Theory stereotyperen mensen niet alleen omdat ze nu eenmaal categoriseren, maar omdat die categorieën belangrijk voor hen zijn (Fiske & Taylor, 1991, p. 165). Groepsleden vergelijken hun groep hierbij met anderen op dimensies die hun eigenwaarde verhogen. Dit zorgt er volgens Fishman en Marvin voor dat de productie en reproductie van persfoto´s deels ideologisch van aard is14. Zij doelen op het creëen van ´photographic codes that mark cultural “others” not only as disctinct, but often as bizarre, primitive, sexualized, dehumanized, or otherwise lacking in moral quality’ (2003, p. 33). In de volgende hoofdstukken verschuift de focus naar perspectieven die deze fotografische codes blootleggen.
14
In tegenstelling tot bijvoorbeeld Haris en Lester, die aangeven dat stereotype beeldvorming een consequentie is van ´journalistieke professionals die lui, onwetend, of racistisch zijn´ (2002). 23
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
3. Historie als perspectief Het via fotografie weergeven van de ´ander´ kent in de geschiedenis van de fotografie of de ontwikkeling van bepaalde fotografische genres verschillende voorbeelden: 1. Typologie 2. Compositie-fotografie 3. ´De ander´ als fotografisch object
1.Typologie Aan het eind van de negentiende eeuw werd fotografie steeds vaker gebruikt om mensen op basis van uiterlijke kenmerken in te delen in verschillende ´types´. Achterliggende gedachte was dat ‘the surface reveals hidden depths´ (Henning, 2000, p. 221). Deze ontwikkeling stond niet op zichzelf, maar liep parallel met de opkomst en revival van populairwetenschappelijke stromingen als frenologie15 en fysiognomy16. Henning legt de verklaring voor de populariteit van het ‘typologiseren’ bij nieuwe technologische ontwikkelingen binnen het openbaar vervoer. Hierdoor nam het aantal sociale ontmoetingen die vooral visueel van aard waren sterk toe (zoals onbekenden die een tijd lang met elkaar in de trein zitten). Typologie vormt dan een middel om met de ‘anonimiteit van het stadsleven om te gaan’, omdat het een snelle methode is om de karakters van onbekenden in te schatten. Binnen deze ontwikkelingen is tevens de basis gelegd voor het aanleggen van politiearchieven met (vermeende) misdadigers volgens een vast stramien (Henning, 2000).
2. Compositie-fotografie Voortbordurend op het genre van de ´typologie´ ontwikkelde Galton de ‘compositie-foto´. Met behulp van ´ouderwetse´ doka-technieken werden gezichten van verschillende mensen met gemeenschappelijke lichamelijke kenmerken tot één fotoportret gesmeed. Hiermee kon volgens Galton een ´typologie´ worden vastgesteld van verschillende culturele groepen of sociale klassen. Het behoeft nauwelijks uitleg dat deze en bovenstaande ontwikkeling hebben bijgedragen aan een racistische visie op de samenleving. Galtons raciale classificatiesysteem is later gebruikt door de Nazis.
3. De ‘ander’ als fotografisch object De negentiende eeuw was een periode van Europese expansie, die ook in de fotografie zijn sporen heeft nagelaten. Volgens Ramamurthy heeft fotografie een rol gespeeld bij zowel de 15
Frenologen nemen als uitgangspunt dat de contouren van de schedel een indicatie vormen van het mentale functioneren van de hersenen (Henning, 2000, p. 221). 16 Binnen de fysiognomie is het uitgangspunt dat het karakter af te lezen is via de classificatie van kenmerken van hoofd en gezicht. Aanhangers zien een ´correspondence between the external and the internal man, the visible superficies and invisible contents´ (Henning, 2000, p. 221).
24
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
koloniale als economische uitbuiting van sociale groepen uit andere werelddelen. De ‘koloniale’ ongelijke machtsrelatie werd als het ware gerepresenteerd via de witte mannelijke fotograaf en zijn vrouwelijke model, die vaak op exotische, onderdanige en primitieve wijze werd geportretteerd (Ramamurthy, 2000, p. 188). In deze wijze van fotograferen werd het ´anders-zijn´ benadrukt. Hierdoor kon zowel de fotograaf als de kijker zijn of haar eigen superioriteit ervaren. Dit weergeven van de ´ander´ kent op commercieel gebied enkele opvallende genres: - exotische/koloniale postkaarten: Franse kolonisten die Algerijnse vrouwen op een exotische en (deels) gesluierde wijze portretteerden voor het thuisfront; - toerisme: binnen deze branche zijn beelden van exotische vrouwen en kinderen in traditionele kleding niet ongebruikelijk; vaak voorzien van ´onderdanige glimlach en halfverborgen gezichten (idem Ramaturthy, p. 188). - mode: de modefotografie kent een latente relatie met populair-wetenschappelijke antropologie. Ramaturthy zegt hierover ‘in de modefotografie zien we herhaaldelijk het gebruik van het harembeeld als voorbeeld van de koloniale fantasie en als tegengesteld aan de witte ‘norm’ (p. 195).
25
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
4. Beeldtaal als perspectief In de semiotiek is uitgebreid stilgestaan bij beeldtaal en de relatie tussen foto’s en werkelijkheid. Volgens socioloog en semioloog Barthes (1987) kan alle communicatie opgesplitst worden in twee niveau´s: denotatie en connotatie. Het niveau van denotatie heeft betrekking op de inhoud (de betekenis) van de communicatie; in het geval van de fotografie is dat de analogie van de werkelijkheid. Het niveau van de connotatie heeft betrekking op de interpretatie van de toeschouwer. Deze interpretatie hangt onder andere af van gedefinieerde en ongedefinieerde (onbewuste) maatschappelijke codes. Deze codes hebben te maken met cultuur, universele symboliek, maar bijvoorbeeld ook met stereotypen. Voor journalistieke fotografie líjkt alleen het niveau van denotatie te gelden, omdat een foto een soort van ‘mechanische analogie van de realiteit’ is (Barthes, 1987; Luebke, 1989; Branston, 2003). Luebke citeert Hall hierover als volgt: “News photos witness to the actuality of the event they represent. Photos of an event carry within them a meta-message: ‘this event really happened and this photo is the proof of it” (Luebke, 1989, p. 123). Tussen de realiteit en de foto zit alleen reductie in kleur, proportie, perspectief en dergelijke. Hierdoor lijkt een foto in eerste instantie objectief, maar ook fotografen interpreteren. Zij kadreren, kiezen voor zwart-wit of kleur, scherptediepte, kortom ze maken allerlei keuzes, zowel bij de opnames als bij de uiteindelijke selectie van het beeld. Hall noemt het zelfs een zeer ideologische procedure (Luebke, 1989, p. 123): …[T]he choice of this moment of an event as against that, of this person rather than that, of this angle rather than any other, indeed, the selection of this photographed incident to represent a whole complex chain of events and meanings.
Barthes geeft aan dat de connotatiecodes niet kunstmatig of natuurlijk zijn, maar eerder historisch en cultureel. Hierdoor is volgens hem het ´lezen´ van een foto altijd afhankelijk van de kennis van de kijker. Hij noemt als connotatiecodes: trucage, pose, object, fotovocabulaire, esthetiek en syntax. In de volgende paragrafen zal ik deze achtereenvolgens bespreken, soms aanvullen met wat andere auteurs hierover opmerkten en tevens de relatie met stereotypering aangeven.
1. Trucage Volgens Barthes wordt de geloofwaardigheid van de fotografie gebruikt om een boodschap te suggereren die alleen betekenissen bevat op het niveau van denotatie, terwijl het in werkelijkheid ook betekenissen bevat op het niveau van connotatie.
26
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Naast de connotatiecodes is er soms ook nog sprake van ´vervalsing´ van de werkelijkheid. Dit kan daadwerkelijke ´geschiedvervalsing´ zijn, maar ook min of meer onschuldige aanpassingen van de fotograaf. Deze kleine aanpassingen, bedoeld om de communicatieve kracht van de foto te versterken, kunnen echter bijdragen aan het ontstaan of de bevestiging van stereotypering. Lippmann gaf al in 1922 een voorbeeld uit de beginperiode van de fotografie (Lippmann, 1947, p. 13): M. de Pierrefeu tells of a photograher´s visit to Joffre17. The General was in his middle class office, before the worktable without papers, where he sat down to write his signature. Suddenly it was notices that there were no maps on the walls. But since according to popular ideas it is not possible to think of a general without maps, a few were places in position for the picture, and removed soon afterwards. Door digitale fotobewerkingsprogramma´s als Photoshop zijn mensen de laatste jaren steeds beter op de hoogte van het betrekkelijke waarheidsgehalte van foto´s. Het is echter de vraag of zij zich hier bij het kijken naar foto´s ook van bewust zijn.
2. Pose De interpretatie van een foto vindt deels plaats doordat de kijker de beschikking heeft over een zogenaamde ´voorraad´ aan stereotype houdingen, ontstaan in bepaalde culturen. Dit soort ´kant-en-klare beeldelementen´ sturen de betekenis van de afbeelding. Naast de al eerder genoemde ´harembeelden´ zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen. Bell bespreekt bijvoorbeeld enkele poses en gelaatsuitdrukkingen (zoals beschreven door Goffman), die onderdanigheid symboliseren. Eén daarvan is het hoofd licht naar voren of opzij kantelen, terwijl de geportretteerde de toeschouwer aankijkt (Bell, 2001, p. 30). In de verkiezingscampagne van de toenmalige Amerikaanse president Kennedy werd indertijd een foto gebruikt waarop Kennedy zijn ogen ten hemel geslagen heeft en de handen ineen. De boodschap die ontstaat is niet alleen de pose zelf (denotatie), maar ook ´biddende Kennedy´ (connotatie). Frappant is dat in de laatste verkiezingscampagne voor de TweedeKamerverkiezingen het CDA premier Balkenende op posters neerzette met een pose die vergelijkbaar was, maar dan zonder de biddende handen. Hier gold niet zozeer het bidden als connotatie, maar veeleer de associatie met een ander (invloedrijk) staatshoofd uit de wereldlijke geschiedenis.
In de fotoserie ´Exactitudes´ maken de fotograaf Arie Versluis en de styliste Ellie Uyttenbroek gebruik van zowel uniforme kledingkeuze als bepaalde houdingen. Zij fotograferen steeds op 17
M. de Pierrefeu was stafofficier van de Franse generaal Joseph Joffre, die onder andere in de Eerste Wereldoorlog verantwoordelijk was voor een aantal succesvolle veldslagen (www.firstworldwar.com/bio/joffre.htm). 27
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
soortgelijke wijze twaalf individuen uit een bepaalde sociale groep, waardoor ze bijna letterlijk als stereotypen gaan fungeren. Figuur 4: Fotoserie Exactitudes, ´Allah´s girls´
Bron: www.exactitudes.nl, © Versluis & Uyttenbroek18
3. Object Zoals eerder al aangegeven kunnen sommige objecten associaties oproepen, omdat ze symbolisch zijn. Dit kan tot stereotype associaties leiden. Carlston en Mae noemen bijvoorbeeld enkele onderzoeken waaruit blijkt dat mensen bepaalde karaktereigenschappen toekennen aan personen die in verband staan met die objecten. Brildragers worden als intelligenter gezien, atleten en verdachten met zwarte kleding als agressiever, sigaarrokers zouden meer zelfvertrouwen hebben en hondenbezitters de karaktertrekken die geassocieerd worden met hun hondenras (2007, p. 242).
18
Zie www.exactitudes.nl 28
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Vaak gebruikte culturele attributen in foto´s zijn volgens Van Leeuwen en Jewitt alle vormen van hoofdbedekking (2001, p. 95). Ze kunnen niet alleen verschillen tussen landen aangeven, zoals de Franse baret, maar ook verschillende religieuze groepen, zoals de keppel en de hoofddoek.
De hoofddoek Omdat de hoofddoek een centrale rol speelt in de onderzoeksvraag, ga ik hier nader op in. In de inleiding is al genoemd dat hoofddoekdraagsters door sommigen gezien worden als ´representanten van een “gevaarlijke en achterlijke religie” of als ongeëmancipeerde slachtoffers van diezelfde religie’ (Art.1, n.d.). Roald geeft aan dat de sluier in het westen verschillende connotaties heeft. Zo wordt een Christelijke non met een sluier gezien als toonbeeld van vredelievendheid en pure religiositeit. ‘Een gesluierde moslimvrouw wordt gezien als een symbool van vrouwenonderdrukking, of als iemand die met haar hoofddoek een politiek-religieus statement wil maken’ (2001, p. 254). Omdat de hoofddoek zo´n sterke associaties oproept, kan hij in foto´s bijna een ´iconografische betekenis krijgen´. Iconografische tekens hebben volgens Morgan en Welton krachtige en stabiele betekenissen (1992).
Deze betekenissen zijn overigens niet onveranderbaar, zo laat bijvoorbeeld Botman zien (2002, p. 7): […] images of veiled Muslim women in 19th century European orientalist representations were considered erotic. Today the dominant meaning of images of veiled Muslim women in Western culture is that of Islamic fundamentalism and female oppression.
4. Fotovocabulaire Fotografen gebruiken diverse fotografische technieken die de interpretatie van de kijker kunnen sturen. Zo kan onscherpte in de foto snelheid suggereren. Maar afhankelijk van het onderwerp kan onscherpte ook ´onbelangrijkheid´ betekenen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om achtergrondfiguren in een foto. Buikema, Meijer en Smelik geven aan dat de camerahoek bij kan dragen aan de interpretatie. Een lage camerahoek, dus als de fotograaf bij wijze van spreken knielt om een foto te maken, kan de geportretteerde ´dreigend, groot en machtig´ maken (1999, p. 71). Door een hoge camerahoek te gebruiken, lijkt iemand wat kleiner en minder machtig19. Uit diverse onderzoeken blijkt volgens Buikema et al. dat vrouwen vaker kleiner worden afgebeeld en 19
Buikema et al. geven in een later hoofdstuk aan dat deze camerastandpunten in filmtechnische termen en ´kikkerperspectief´ en ´vogelperspectief´ worden genoemd (1999, p. 153). 29
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
lager in beeld staan (p. 153). Deze portrettering draagt bij aan bestendiging van de stereotype rol van de vrouw als ondergeschikt aan de man.
5. Esthetiek De manier waarop een foto gepresenteerd wordt kan de interpretatie van het beeld beïnvloeden. Een kleine portretfoto is een pasfoto, bedoeld om iemand te kunnen identificeren. Een levensgroot portret in een museum, omlijst en achter glas geplaatst is moderne kunst.
6. Syntax Bij een serie foto´s krijgt de aaneenschakeling impliciet een betekenis. De foto´s worden niet meer gezien als losse elementen, maar als onderdelen uit de reeks.
In aanvulling op deze connotatieprocedures beschrijven sommige auteurs andere manieren waarop de beeldtaal gebruikt kan worden, die deels overlappen met die van Barthes.
7. Kleur Ook kleur kan symbolische associaties kan bevatten (Morgan & Welton, 1992; Beaumont, 1988). Sommige kleuren hebben een ´signaalwaarde’, die te maken heeft met hun perceptuele kenmerken. Zo zijn er passieve, rustige kleuren, zoals lichtblauw, en actieve, schreeuwende kleuren, zoals helderrood. Andere kleuren hebben een emotionele waarde, zoals rood/oranje symbolisch kan zijn voor gevaar, of angst. Deze kleuren kunnen een rol spelen bij stereotypering. Beaumont onderscheidt bijvoorbeeld ´vrouwelijke´ kleuren als pasteltinten, die vaak geassocieerd worden met tederheid of zorgzaamheid, en mannelijke kleuren (monochromatisch, zwart).
8. Sociale afstand Bell geeft aan hoe je door kadrering van foto´s sociale afstand kunt creëren ten opzichte van de kijker (Bell, 2001). Hij gebruikt hiervoor het model van Kress en Van Leeuwen, gebaseerd op de uitgangspunten van Edward Hall, die aangaf dat sociale relaties in interactie de letterlijke en figuurlijke afstand bepalen die mensen ten opzicht van anderen houden. De letterlijke afstanden corresponderen met verschillende blikvelden: -
Intiem: we zien alleen het hoofd of het gezicht
-
Persoonlijk, dichtbij: hoofd en schouders zichtbaar
-
Persoonlijk, ver: vanaf de taille tot het hoofd zichtbaar
-
Sociaal, dichtbij: de hele persoon ten voeten uit zichtbaar
30
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
-
Sociaal, ver: de hele persoon met ruimte eromheen
-
Publiek: torso van tenminste vier personen zichtbaar
Op basis hiervan beschrijft Bell een van de mogelijke variabelen van visuele representatie, namelijk ´sociale afstand´ met de volgende waarden: intiem, dichtbij persoonlijk, ver persoonlijk, dichtbij sociaal, ver sociaal, publiek (2001, p. 29). Later geeft hij aan dat als de (symbolische) afstand op de foto groot is, dit ten koste gaat van de individualiteit van de geportretteerden, omdat we als toeschouwer de individuele kenmerken van mensen minder goed kunnen zien.
9. Contact Interactie tussen toeschouwer en geportretteerde wordt onder andere bepaald door het ´gedrag´ van de geportretteerde. Kijkt zij de toeschouwer aan? Is zij afwerend door haar gezicht of deel van haar lichaam van de camera weg te draaien? Of zoekt zij juist toenadering door haar oogopslag of het uitsteken van een hand? Kress en Van Leeuwen, geparafraseerd in Bell (2001, p. 30), noemen dit ´image acts´: de mate waarin beelden van de toeschouwer iets vragen of iets aanbieden. Bell citeert hierbij Kress en Van Leeuwen als volgt (p. 30-31): There is … a fundamental difference between pictures from which represented participants look directly at the viewers eyes, and pictures in which this is not the case. When represented participants look at the viewer, vectors, formed by participants´ eyelines, connect the participants with the viewer. Contact is establisched, even if it is only on an imaginary level. In addition there may be a further vector, formed by a gesture in the same direction… This visual configuration has two related functions. In the first place it creates a visual form of direct address. It acknowledges the viewers explicitly, addressing them with a visual ´you´. In the second place it constitutes an ´image act´. The producer uses the image to do something to the viewer. It is for this reason that we have called this kind of image a ´demand´: the participant´s gaze (and the gesture, of present) demands something from the viewer, demands that the viewer enter into some kind of imaginary relation with him or her. De aard van de relatie is bijvoorbeeld af te leiden uit de gelaatsuitdrukking. Dit kan een warme verwantschap uitdrukken, bijvoorbeeld bij een lach. Maar ook een machtsrelatie, door bijvoorbeeld een starende koele en superieure blik. En vooral uit de reclame is de stereotype vrouwelijke verleidende blik bekend.
31
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
10. Groepen versus individuen Stereotypering kan optreden als mensen worden afgebeeld in groepen, in plaats van als individuen. Dit kan nog worden versterkt als ze vergelijkbare poses aannemen of vergelijkbaar gedrag vertonen, bijvoorbeeld door dezelfde kant uit te lopen of te kijken. Daarnaast kan een fotograaf groepsrelaties uitdrukken, waarbij de afgebeelde personen al dan niet onderdeel (mogen) uitmaken van de groep.
11. Fysionomie Door gebruik te maken van fysiologisch prominente kenmerken van mensen kunnen fotografen stereotypen activeren. Dit kan door visueel de nadruk te leggen op deze kenmerken op zich, maar ook door deze te contrasteren met personen met andere kenmerken. In beide gevallen is de consequentie dat het afgebeelde individu niet meer als individu gezien wordt, maar als ‘type’ (Van Leeuwen, 2001).
32
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
5. Inhoud als perspectief In de voorgaande pagina´s is vooral aan de hand van theoretische inzichten stilgestaan bij de manier waarop in foto´s stereotypering van moslimvrouwen met hoofddoek gestalte krijgt. In dit hoofdstuk staat de inhoud van de stereotype beeldvorming via de media centraal. Smelik, Buikema en Meijer onderscheiden drie niveaus binnen het proces van beeldvorming (1999, p. 6): 1.
de materialiteit: de concrete beelden en teksten
2.
het effect: de totstandkoming van mentale beelden, eventueel resulterend in gedrag
3.
de beïnvloeding: de mogelijke verandering van de mentale beeldvorming die dan op
Om te meten of er sprake is van stereotype beeldvorming in de media, wordt vaak gebruik gemaakt van inhoudsanalyse. Hierbij wordt een relatie verondersteld tussen de (stereotype) wijze waarop sociale groepen in de media naar voren komen, en de effecten die dit heeft op de gebruikers van deze media. In relatie tot de drie niveaus van Smelik et al. gaat inhoudsanalyse dus om het bestuderen van niveau 1, de materialiteit.
Verschillende auteurs hebben het belang onderstreept van het betrekken van beeldmateriaal in deze vorm van analyse. Lester heeft het hierbij over de ‘sterke communicatieve kracht’ van foto´s, omdat nieuwsfoto´s in kranten de eerste indruk van een verhaal bepalen, nog voordat het bijbehorende artikel gelezen is (Lester, 2006). Len-Ríos, Rodgers, Thorson en Yoon hebben het over ‘the most obvious symbol of representation in the newspaper: the news photo (2005, p. 156). Zij citeren Blackwood, die aangeeft dat mensen vaak de foto´s in kranten wel bekijken, zelfs als ze het artikel niet lezen. Toch heeft beeldvormingsonderzoek nauwelijks betrekking op het letterlijke beeld, bijvoorbeeld door foto´s als analyse-eenheid te nemen.
1. Moslims in de media Diverse onderzoeken hebben de representatie van moslims en de Islam in de media als onderwerp genomen, en de conclusie is dat beeldvorming en discourse in Westerse media over het algemeen negatief is (Ameli, Marandi, Ahmed, Kara & Merali, 2007, Ter Wal, 2002). Jackson legt de oorsprong van deze negatieve stereotypering van moslims en Arabieren in de verbanning van Ishmael en Hagar, zoals beschreven in de Bijbel (2003, p. 75)20. In het westen worden Arabieren vooral geassocieerd met mysterie, intrige en gevaar, en als vijand sinds de Kruistochten, vooral in fictionele vertellingen.
20
Volgens het Oude Testament zijn Arabieren afstammelingen van Ishmael, de zoon van Abraham en Hagar, een Egyptische slavin. Nadat hij samen met zijn vrouw Sarah, die lang onvruchtbaar was, een zoon kreeg, werden Hagar en Ishmael door Abraham verbannen naar de woestijn. 33
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
De Amerikaanse psycholoog dr. Richard Jackson Harris, geeft in zijn boek A cognitive psychology of mass communication een overzicht van heersende stereotypen van Arabieren. Dit overzicht heeft vooral betrekking op Amerikaanse media, en de stereotypen die zowel in nieuwsberichten naar voren komen, als in entertainment programma´s (Harris, 1994, p. 5860). Hij baseert zich vooral op onderzoek van de Amerikaanse professor massa communicatie Jack G. Shaheen naar Hollywood-stereotypen: 1) Terroristen, waarbij vooral Palestijnse mannen het in dit soort rollen moeten ontgelden. 2) Rijke oliesjeiks, met veelal negatieve karaktertrekken, zoals inhalig en losbandig. Vaak hebben zij hun rijkdom niet op een nette manier verdiend, en geven zij geld uit aan frivoliteiten als marmeren paleizen en grote wagenparken. Of ze kopen erg veel land op in Amerika en zetten dit vol met kitscherige huizen. 3) Sexual pervert, vaak geportretteerd in relatie tot Europese/Amerikaanse slavenhandel. 4) Bedoeïennomaden, ofwel ‘kamelenrijders met haviksneus’ (Jackson, 2003), die er slordig en onverzorgd uitzien, en een ascetisch leven in de woestijn leiden. Grapjes over kamelen, zand en tenten komen hierbij vaak voor. 5) Schurken, vooral in kindercartoons.
2. Kinderen Arabische kinderen, of kinderen met een Arabische achtergrond, zijn nagenoeg onzichtbaar op de Amerikaanse televisie, zelfs niet in kinderprogramma’s zoals Sesamstraat (Harris, 1994).
3. Arabische vrouwen Arabische vrouwen komen veel minder vaak in (Amerikaanse) media naar voren dan mannen. Deze onzichtbaarheid is wellicht de reden dat ze door de meeste auteurs ook niet meer dan in een korte paragraaf beschreven worden. Ook Harris wijdt er niet veel woorden aan, maar concludeert dat ze vaak in onderdrukte situaties en zeer stereotype rollen naar voren komen, zoals buikdanseres of lid van een harem. Ook Jackson maakt deze tweedeling: Arabische vrouwen zijn óf exotische buikdanseressen of ‘gezichtsloze creaturen gehuld in sluiers en jurken’. Hierbij wordt de sluier of de hoofddoek als ‘Arabische norm’ gepresenteerd, in plaats van een kledinggebruik of kledingvoorschrift dat karakteristiek is voor bepaalde Islamitische tradities. Shaheen geeft een iets gedifferentieerder maar net zo min rooskleurig beeld van de mediarepresentatie van Islamitische Arabische vrouwen. Zij worden in Hollywoodfilms ‘vernederd, gedemoniseerd en geërotiseerd’ (Shaheen, 2001, 2006). Hun representatie is dwangmatig en monotoon, en nagenoeg beperkt tot de volgende stereotype rollen:
34
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
1) Erotische ‘gebruiksvoorwerpen’, door representatie als rondborstige gesluierde buikdanseressen met wellustige blikken, op kussens rondhangende ‘wegwerpdames’ of schaarsgeklede haremvrouwen. 2) Onaantrekkelijke, zwaarlijvige achtergrondfiguren, die vooral bezig zijn met het sjouwen van spullen, bijvoorbeeld door een kruik op hun hoofd te dragen. 3) Homogene groep vrouwen in vormloze zwarte kleding, vaak zwijgzaam achter hun man aan lopend. 4) Toverachtige vamps, bezeten door de duivel. 5) Oorlogszuchtige strijders, gericht op het doden van Amerikanen of Westerlingen; populair hierbij is de bommengooister. En als het dan een keer voorkomt in films dat de Arabische dame echt verliefd is op een Westerse held, loopt het fataal met haar af.
Ook deze negatieve stereotypen worden niet afgewisseld door positieve en waarheidsgetrouwe beelden van bijvoorbeeld hardwerkende dokters, computerspecialistes of succesvolle elektriciens.
Ook de ‘Islam als religie’ komt hierdoor in de (Amerikaanse) media op een negatieve stereotype wijze naar voren. Kort gezegd komt het neer op: wreed en gewelddadig (Harris, 1994). Een van de manieren waarop dit tot stand komt is onder andere door de koppeling van oorlogszuchtige handelingen van terroristen met beelden van biddende moslims of moskeeën, of met Arabisch sprekende mensen, zowel in fictie als in nieuwsmedia (Ameli et al., 2007).
Tegenover deze eendimensionale en vaak negatieve karakters staan vervolgens weinig Arabische helden/heldinnen of gewone mensen ‘van vlees en bloed’. Beelden over de Arabische cultuur of samenleving zijn ook spaarzaam.
4. Dominante stereotypen Jackson legt een relatie tussen stereotypen van moslims in historische gebeurtenissen als de diverse olie-embargo´s, gijzelingen, de Libanese burgeroorlog, Golfoorlogen en het voortdurende Israëlisch-Palestijns conflict (2003). Hierdoor ontstonden volgens haar twee dominante visuele stereotypen in de nieuwsmedia: * de moslimman met tulband en traditionele mannenkleding zoals een lange jurk * de zwaar gesluierde moslimvrouw als symbool voor de bedreiging van het Westen
35
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het einde van de Koude Oorlog droegen hier in de jaren ‘90 indirect aan bij, omdat deze stereotypen voorzagen in een nieuw vijandbeeld (Jackson, 2003).
Het Europese Monitoring Centre on Racism and Xenofobia (Wenen) deed onderzoek naar racisme en culturele diversiteit in de Europese media) over de periode 1995-2000 (Ter Wal, 2002). Ook zij concludeerden dat in veel onderzoeken een stereotiep beeld van Moslims naar voren kwam. In de Nederlandse pers werden Moslims gezien als ´a fifth column in international conflicts and their problems were explained in terms of a homogeneous Islamic culture’ (p. 48). Als voorbeeld van anti-Islamisme noemt Ter Wal de depersonalisering van Moslims, door ze als collectiviteit te beschrijven.
Ameli et al. citeren Whitaker die concludeert dat er vier hardnekkige stereotype karaktertrekken van moslims zijn die in de Britse pers telkens weer in verschillende artikelen naar voren komen: intolerant, vrouwenhater, gewelddadig of gemeen, vreemd of anders. Ook citeren ze werk van Richardson, die een empirische studie deed naar de representatie van Britse Moslims in de geschreven pers. Richardson concludeerde: -
British Muslim communities are almost wholly absent from the news, excluded from all
but predominantly negative contexts; -
When British Muslims do appear, they are included only as participants in news
events, not as providers of informed commentary on news events; -
And therefore, that the issues and concerns of the communities are not being served
by the agendas of the broadsheet press. In haar drie jaar durende onderzoek in de jaren ’90 naar de representatie van Britse moslims kwam lector Elisabeth Poole (Media and Cultural Studies) tot de conclusie dat er sprake was van een paar centrale thema´s, aldus Ameli et al.: •
Moslims zijn een bedreiging voor de veiligheid in Groot-Brittanië vanwege hun
betrokkenheid bij illegale activiteiten: •
Moslims zijn een bedreiging voor Britse waarden en lokken daardoor debat over
integratie uit •
Er zijn inherente culturele verschillen tussen Moslims en het gastland die spanningen
creeren in interpersoonlijke relaties •
Moslims laten in toenemende mate hun aanwezigheid gelden in het publieke domein.
Uit de onderzoeken blijkt dat er in de pers vooral over Moslims gesproken wordt, en dat zij hieraan zelf nauwelijks deelnemen. Ameli et al. geven aan dat de afwezigheid van de verhalen van moslims in de Westerse mainstream media gezien kan worden in relatie tot de 36
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
‘muted group theory’ (2007). Dit houdt in dat groepen in de samenleving als het ware geen stem krijgen. Ze zijn of letterlijk stil aanwezig, of worden niet gehoord of moeten letterlijk of figuurlijk de taal van dominante groepen spreken. Als voorbeeld geven ze het woord ‘jihad’, dat in de Westerse pers een hele specifieke betekenis heeft en sterk verschilt van het concept zoals moslims zelf dit zien. Het andere voorbeeld heeft betrekking op de hoofddoek: door in het maatschappelijke debat in de media de kledingkeuze van moslimvrouwen als ‘anders’ te bestempelen dan die van Westerse vrouwen, wordt de toon in het debat een bepaalde richting op gezet. Het ‘verzwijgen’ van de stemmen van niet-dominante sociale groepen wordt onder andere door Luebke ook wel ´symbolic annihilition’ genoemd (1989, p. 122).
Bij de beschreven onderzoeken kunnen de volgende opmerkingen worden geplaatst: •
Het meeste onderzoek richt zich op Arabieren, waarbij in het midden wordt gelaten of
dit allemaal moslims zijn (Harris, 1994, Shaheen, 2001, 2006). •
Alhoewel de meeste onderzoeken spreken over ‘beelden van moslims’, zijn vaak
teksten onderzocht, soms film of televisie en weinig of geen foto´s. •
In de meeste publicaties waar in het algemeen gesproken wordt over moslims, blijkt
dat hiermee eigenlijk mannelijke moslims bedoeld wordt. •
Onderzoek naar beeldvorming van moslimvrouwen is schaars. Vaak worden de
vrouwen in een kleine subparagraaf genoemd, met veelvuldig een verwijzing naar hun exotische positie of in relatie tot onderdrukking en de hoofddoek. Er is voor zover bekend geen onderzoek gedaan naar de representatie van moslimvrouwen in nieuwsfoto´s.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat er in de Westerse media drie dominante stereotype visuele representaties van moslimvrouwen met hoofddoek zijn: -
de verleidelijke, beschikbare, seksuele ´haremvrouw´;
-
de gedepersonaliseerde, onderdrukte en vaak groepsgewijs afgebeelde (oudere) moslimvrouw;
-
de terroriste, die erop uit is de Westerse wereld te vernietigen.
Alle drie de representaties kenmerken zich door een zekere mate van de-individualisering. In de eerste representatie wordt zij ´geobjectiveerd´ door de (mannelijke) blik, in de tweede ´gedepersonaliseerd´ en nauwelijks een blik waardig, en in de derde representatie wordt zij ´gedemoniseerd’.
37
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
6. Conclusie Stereotypering van mensen in foto´s is een complex proces, waarbij veel verschillende factoren in interactie een rol spelen. Uit de literatuurstudie zijn de volgende visuele aspecten naar voren gekomen.
1. Algemeen - Fysieke en andere visuele kenmerken van geportretteerden op foto´s fungeren zowel indirect als rechtstreeks als belangrijke bron voor stereotypering. Indirect omdat geportretteerden via visuele cues worden ingedeeld in sociale groepen (waarna stereotypering via groepslidmaatschap optreedt). Direct omdat visuele cues soms ook rechtstreeks tot stereotypering kunnen leiden (bijvoorbeeld omdat een donkere huidskleur tot stereotype associaties leidt). Beide processen kunnen tegelijkertijd optreden. - Fotografen kunnen met behulp van verschillende fotografische technieken de visuele kenmerken van geportretteerden minder of meer nadruk geven en van context voorzien. Dit kan het proces van stereotypering versterken, maar ook temperen of zelfs teniet doen. - Kenmerken in de context kunnen stereotypering versterken als er in de context elementen aanwezig zijn die een (sterke) culturele betekenis hebben. Deze symbolische objecten kunnen ‘overdragen’ naar de geportretteerden, als toeschouwers hierin een relevante koppeling zien. - Stereotypering in foto´s treedt eerder op als in de foto groepslidmaatschap versterkt wordt, en de nadruk minder op individualiteit van de geportretteerden ligt. - Stereotypering kan afhankelijk zijn van het genre. Welk soort foto gebruikt wordt, kan van invloed zijn op de mate van categorisering of stereotypering. Bij de pasfoto ligt categorisering het meest voor de hand. - Stereotypering kan versterkt worden als in foto´s steeds hetzelfde verhaal wordt verteld, met representanten van sociale groepen in dezelfde (dominante/niet-dominante) rollen. Fotografen kunnen dit beïnvloeden door modelkeuze, enscenering, gebruik van rekwisieten, setting, kleurgebruik, compositie, perspectief, standpunt, beelduitsnede. Ook beïnvloeden zij dit door de wijze van portretteren van het model: pose, blik, handeling, rol.
2. Moslimvrouwen met hoofddoek - De hoofddoek is een prominente en voor sommige mensen emotioneel beladen visuele cue, die zowel voor de drager als voor de kijker groepslidmaatschap aangeeft. Hierdoor treedt bijna automatisch categorisatie op: ‘moslimvrouw’. Deze categorisatie kan versterkt,
38
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
getemperd of wellicht teniet gedaan worden als er op de foto andere prominente beeldelementen aanwezig zijn. - Er zijn op drie dominante stereotype visuele representaties van moslimvrouwen met hoofddoek: de ´haremvrouw´, de ´traditionele moslimvrouw´, de ´terroriste´. Bij foto´s die deels of helemaal aansluiten bij deze representaties zal stereotypering eerder optreden. - Stereotypering van moslimvrouwen treedt in foto´s eerder op als de combinatie van verschillende beeldelementen aansluit bij stereotype beeldvorming van moslimvrouwen: -
onzichtbaar maken: van achteren fotograferen, onscherpte,
-
ondergeschikt maken, vooral in relatie tot mannelijke moslims (vrouw poseert achter man)
-
met nadruk koppelen aan religie (religieuze handelingen, context van moskee)
-
stereotype rollen, bijvoorbeeld als moeder
-
huiselijk domein
Bij het doorbreken van stereotype beeldvorming (in één foto) kan het volgende geconcludeerd worden: - Er is een kans dat de betreffende moslimvrouw als a-typisch voor de groep gezien wordt, waardoor subtypering optreedt. - In het totale beeld kunnen visuele kenmerken die niet consistent zijn met het stereotype over het hoofd gezien worden, tenzij ze saillant gemaakt zijn.
Stereotypering van moslimvrouwen valt te doorbreken door ze vaak, in veel verschillende rollen, met en zonder hoofddoek en in alledaagse en bijzondere (positieve) situaties af te beelden.
39
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Literatuurlijst ALDE. (2007). ALDE Seminar 'Images of Muslim women in the media: between myth and reality'. Retrieved 14 juni, 2007, from http://www.alde.eu/index.php?id=42&tx_ttnews%5btt_news%5d=8492&tx_ttnews%5bbackPi d%5d=96&cHash=7302693e37 Ameli, S. R., Marandi, S. M., Ahmed, S., Kara, S., & Merali, A. (2007). British Muslims' expectations of the governement. The Britisch media and Muslim representation: the ideology of demonisation. Wembly: Islamic Human Rights Commission. Arondson, E., Wilson, T. D., & Akert, R. M. (2005). Social Psychology (5th ed.). New Yersey: Pearson Education Inc. Art.1 (n.d.). Webdossier anti-islamisme. Retrieved July 28, 2007, from http://www.art1.nl/?node=1237. Bargh, J. A., Chen, M., & Burrows, L. (1996). Automaticity of social behaviour: Direct effects of trait construct and stereotype activation on action. Journal of Personality and Social Psychology, 50, 869-878. Barthes, R. (1987). Images, music, text (5th ed.). London: Fontana Press. Beamont, M. (1988). Tekst in beeld. Toepassing met vorm en kleur. De Bilt: Cantecleer. Bell, P. (2001). Content analysis of visual images. In T. Van Leeuwen & C. Jewitt (Eds.), Handbook of visual analysis (pp. 10-34). London: Sage Publications Ltd. Blair, I. V., Judd, C. M., & Fallman, J. (2004). Tha automaticity of race and Afrocentric facial features in social judgements. Journal of Personality and Social Psychology, 87(6), 763-778. Botman, M. (2002). WIDE - Supporting Study. Representation and public information.Unpublished manuscript, Den Haag. Branston, G., & Stafford, R. (2003). The media students book. New York: Routledge. Buikema, R., Meijer, M. & Smelik, A. (1999). Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. Assen: Van Gorcum. Carlston, D. E. & Mae, L. (2007). Posing with the flag: Trait-specific effects of symbols on person perception. Journal of Experimental Social Psychologie, 43, 241-248. Chen, M., & Bargh, J. A. (1997). Nonconscious behavioral confirmation processes: The selffulfilling consequences of automatic stereotype activation. Journal of Experimental Social Psychology, 33, 541-560. Committee on the Elimination of Discrimination against Women. (2007). Thirty-seventh session 15 January-2 February 2007. Concluding comments of the Committee on the Elimination of Discrimination against Women: Netherlands. Retrieved April 19, 2007, from http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N07/243/92/PDF/N0724392.pdf?OpenElement
40
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Enteman, W. F. (2003). Stereotyping, prejudice and discrimination. In P. M. Lester & S. D. Ross (Eds.), Images that injure. Pictorial stereotypes in the media (pp. 15-21). Westport: Praeger Publishers. E-Quality. (2005). Factsheet Discriminatie en beeldvorming op de arbeidsmarkt. Den Haag: EQuality. European Commission. (2007). European handbook on equality data. Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities. Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010. COM (2006) 92., (2006). Europese Unie. (2007). Campagne ´Stop Discriminatie´. Retrieved June 2, 2007, from http://www.stop-discrimination.info/2613.0.html Fazio, R. H., Jackson, J. R., Dunton, B. C., & Williams, C. J. (1995). Variability in automatic activation as an unobtrusive measure of racial attitudes: A bona fide pipeline? Journal of Personality and Social Psychology, 69, 1013-1027. Fiske, S. T., & Taylor, S. E. (1991). Social cognition. New York: McGraw-Hill Inc. Greer, M. (2005, January). Automatic racial stereotyping appears based on facial features in addition to race. Retrieved July 22, 2007, from http://www.apa.org/monitor/jan05/stereotyping.html Hamilton, D.L., Dugan, P.M. & Trolier, T.K. The formation of stereotypic beliefs: Further evidence for disctinctiveness-based Illusory Correlation. Journal of Personality and Social Psychology, 48(1), 5-17. Harris, C. R., & Lester, P. M. (2002). Visual journalism. A guide for new media professionals. Boston: Allyn and Bacon. Henning, M. (2000). The subject as object: photography and the human body. In L. Wells (Ed.), Photography: A critical introduction (2nd ed.) (pp. 217-250). London: Routledge. Hogg, M.A. (2006). Social Identity Theory. In P.J. Burke (Ed.). Contemporary social psychological theories (pp. 111-132). Stanford: Stanford University Press. Jackson, N. B. (2003). Arabs and Arab Americans: Ancient Middle East conflict hits home. In P.M. Lester & S.D. Ross (Eds.), Images that injure. Pictorial stereotypes in the media (pp. 75-83). Westport: Praeger Publishers. Kunda, Z. (2001). Social cognition. Making sense of people. Cambridge/London: The MIT Press. Leeuwen, T. v. (2001). Semiotics and iconography. In T. v. Leeuwen & C. Jewitt (Eds.), Handbook of visual analysis (pp. 10-34). London: Sage Publications Ltd. Lippmann, W. (1947). Public Opinion (10th ed.). New York: The MacMillan Company. Luebke, B. F. (1989). Out of focus: Images of women and men in newspaper photographs. Sex Roles, 20(3/4), 121-133.
41
Literatuurscriptie Stereotypering in fotografie. Moslimvrouwen met hoofddoek.
Macrae, C. N., Bodenhausen, G. V., Milne, A. B., & Jetten, J. (1994). Out of mind but back in sight: Stereotypes on the rebound. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 808817. Morgan, J. & Welton, P. (1992). See what I mean? An introduction to visual communication (2nd ed.). London: Arnold.Oliver, M.B., Jackson II, R.L., Ndidi, N.M. & Dangerfield, C.L. (2004) The face of crime: viewers´ memory of race-related facial features of individuals pictured in the news. Journal of Communication, 54(1), 88-104. Ramamurthy, A. (2000). Construction of illusion: photography and commodity culture. In L. Wells (Ed.), Photography: A Critical Introduction (2nd ed.) (pp. 165-216). London: Routledge. Roald, A. S. (2001). Women in Islam. The western experience. London: Routledge. Schouten, E. (2007). World Press Photo 07. Den Haag: Sdu Uitgevers. Spears, R., Pligt, J. van der, Eiser, J.R. (1985). Illusory correlation in the perception of group attitudes. Journal of Personality and Social Psychology, 48(4), 863-875). Steenland, E. (2005). Stereotype change: effects of disconfirming information. Nieuwegein: Budde Ellinkwijk. Steenman, J. (2005). Blogocratie. Hoe weblogs burgers weer bij de politiek betrekken. Doctoraalscriptie, Universiteit Utrecht, Utrecht. Retrieved July 11, 2007, from http://www.minitrue.nl/blogocratie/ TNS NIPO. (2004). Nederlander ziet Moslim niet staan. Slechts veertien procent positief over Islam (28 juni 2004). Retrieved June 18, 2007, from http://www.tnsnipo.com/sub_ext.asp?c016&file=persvannipo%5cartikel_volkskrant_011105.htm Top, B. (2000). Tussen diversiteit en stereotiep. Persfotografie in de multiculturele samenleving. In G. Sterk (Ed.), Media en allochtonen: journalistiek in de multiculturele samenleving (pp.??). Den Haag: Sdu Uitgevers. Wal, J. t. (Ed.). (2002). Racism and cultural diversity in the mass media. An overview of research and examples of good practice in the EU Member States, 1995-2000. Vienna: European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER). Wigboldus, D. H. J. (2006). Virtuele stereotypen (inaugurele rede). Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Wittenbrink, B., Judd, C. M., & Park, B. (2001). Spontaneuous prejudice in context: Variability in automatically activated attitudes. Journal of Personality and Social Psychology, 81(5), 815827.
42