Ster in het Oosten Philip Dirk van Pallandt (1889-1979) was een sociaal bewogen mens die zich sterk betrokken voelde bij maatschappelijke vernieuwing en geestelijke ontwikkeling. Al vroeg had hij belangstelling voor het werk van Baden Powell en zijn padvindersbeweging en hij verdiepte zich tevens in de theosofie. In 1921 bracht Krishnamurti op uitnodiging van Van Pallandt een bezoek aan het landgoed Eerde. Bij deze gelegenheid bood Van Pallandt hem het landgoed aan. Na aarzelen besloot Krishnamurti (die geen persoonlijke eigendommen wilde hebben) op het aanbod in te gaan met dien verstande dat de bezittingen ondergebracht werden in de “Eerde Stichting”. Van Pallandt was inmiddels toegetreden tot de Theosofische Vereniging en de Orde van de Ster van het Oosten. Met de komst van Jiddu Krishnamurti (18951986) werd wereldgeschiedenis geschreven. In 1923 werd door baron van Pallandt het kasteel met de bijbehorende bossen, heide en akkers overgedragen aan de Orde van de Ster in het Oosten met Krishnamurti, Ommen 1936, op de fiets door het Sterkamp Krishnamurti als voorzitter van de in het leven geroepen Eerde Stichting. Hierdoor werd Ommen op de spirituele wereldkaart gezet. Om organisatorische redenen was het nog niet mogelijk om het congres van 1924 in Ommen te houden. Men week uit naar Arnhem, maar na afloop werd evenwel een driedaagse tentenkamp op Ommer grondgebied georganiseerd, het eerste Sterkamp. Die werd gehouden op het zogeheten Piakamp van de eerder genoemde Praktisch Idealisten Associatie, gelegen aan de noordkant van de huidige Beerzerweg, tussen Zeesse en Junne dicht bij de Vecht. De goedheid van Van Pallandt richting de Orde was overigens voor de Nederlandse Hervormde Gemeente in Ommen aanleiding om hem in 1926 niet meer voor te dragen als president-kerkvoogd, een functie die volgens traditie was toevertrouwd aan de eigenaar van Landgoed Eerde. Van Pallandt heeft dit nog wel bestreden, maar zonder succes. Volgens Van Pallandt was het lidmaatschap van de Theosofische Vereniging niet strijdig met het lidmaatschap van de kerk. Theosofie was geen godsdienst, maar een wijsbegeerte en is Krishnamurti een Boodschapper die de boodschap van Christus brengt.
Sterkampen In augustus 1925 werd voor het eerst een Sterkamp gehouden op de Besthmenerberg. In de bossen en op de heide werd het nieuw geestelijk wereldcentrum gesticht compleet met kampeerterrein, een winkel, een postkantoor, een bank, een kantine, een conferentiecentrum, radiofaciliteiten en nog veel meer om een comfortabel verblijf van enkele weken mogelijk te maken. De meeste bouwwerken waren in hout uitgevoerd. Ook werd een klein Amfitheater aangelegd voor de dagelijkse kampvuren. De Sterkampen waren goed voor duizenden bezoekers vanuit de hele wereld. Ze werden met speciale treinen naar Ommen vervoerd en afgezet aan de rand van Het kleine Amfithater het kamp. Direct na het Sterkamp van 1925 is ook het kasteel met bijgebouwen aangepast als administratie van de Orde met woongelegenheid voor de functionarissen. Op 3 augustus 1929 hield Krishnamurti op Eerde een belangrijke redevoering waarin hij afstand nam van de verwachting dat hij de nieuwe wereldleraar zou worden. Met deze toespraak bedankte hij ook voor het lidmaatschap van de Internationale Theosofische Vereniging. In vele landen bleven na de opheffing nog kantoren van de zogenaamde Star Publishing Trust bestaan, die voor de verbreding van Krishnamurti’s denkbeelden ijverden. Ook de Sterkampen werden nog jaarlijks georganiseerd. In augustus 1939 vond in Ommen het vijftiende en tevens laatste Sterkamp plaats. In 1940 werd wegens de oorlogsdreiging de bijeenkomst uitgesteld. De Orde van de Ster hield zich behalve het organiseren van de jaarlijkse Sterkampen ook met andere zaken bezig. Daarbij werd samengewerkt met de Edith-stichting, genoemd naar Van Pallandt’s moeder. De stichting richtte zich op projecten voor de bevolking in Ommen. Als eerste was dat de oprichting van de Edithschool aan de Koesteeg1, een kleuterschool voor Montessori-onderwijs met een woonhuis voor de leerkracht en een badhuis voor de Ommer bevolking. Met de bouw van tien rietgedekte woningen aan het Edith-Hof, toen bestemd voor gezinnen met lage inkomens zorgde Van Pallandt voor de eerste sociale woningbouw in Ommen. De Edithhof en de Edithschool waren een vertaling van de ideeën uit de Sterwereld naar de Ommer situatie.
Bezit weer terug Van Pallandt trouwde in 1928 met Willy Voorwijk. Krishnamurti had toen al voorgesteld om het bezit van Eerde aan hem terug te geven. In 1931 ging het kasteel en het landgoed bij notariële akte aan Van Pallandt terug. Hij vergoedde de verbouwingen die op het kasteel waren doorgevoerd. Al snel had Van Pallandt een nieuwe bestemming voor het kasteel. Hij verhuurde het kasteel aan het Internationaal Genootschap der Vrienden, de Quakers. De bossen tussen de weg Ommen-Den Ham en de spoorlijn werden verkocht aan Staatsbosbeheer. De gemeente Ommen werd in 1932 eigenaar van Huize Het Laar en het Laarbos. Bezittingen buiten de landgoederen zoals de Koeksebelt aan de Zwolseweg, Stekkenkamp aan de Zeesserweg, Huize Hei en Dennen en Huize Henan aan de Hammerweg werden eveneens afgestoten.
Erika 1940-1945 Tweede Wereldoorlog Na de inval van de Duitsers ontkwam het Sterkamp niet aan een opheffing. Het kamp met huisjes, barakken, , keukens en magazijnen midden in de bossen werd compleet overgedragen aan kampcommandant Werner Schwier. Kamp Erika deed vanaf 1941 dienst als gevangenenkamp voor gearresteerde Nederlanders. De gevangenen waren veelal zwarthandelaren en illegale slachters. De bewakers waren voornamelijk Amsterdamse werklozen, aangevuld met SS’ers die in Ommen een opleiding kregen tot kampbewaker. Mede door de afgelegen ligging van het kamp konden de bewakers ongehinderd hun gang gaan. Dwangarbeid, ziektes, ondervoeding, mishandeling en moord kostten veel levens. Vanaf mei 1943 werd Erika een opvoedingskamp, een Arbeitseinsatzlager voor landlopers en bedelaars, maar ook voor mensen die zich hadden onttrokken aan de arbeidsplicht in Duitsland. De bewakers traden nu iets minder hard op, hoewel er nog steeds werd geslagen en geschopt. Na de oorlog heeft Erica (toen geschreven me een c) dienst gedaan als bewaringskamp voor gearresteerde Nederlanders. Op 31 december 1946 werd het kamp gesloten.
Herdenkingsmonument Alle houten barakken uit de WO 2 periode zijn verdwenen. Nieuwe comfortabele accommodaties hebben het terrein ingenomen om vakantieplezier te bieden. Aan het begin van de toegangsweg naar het voormalige kamp Erika (aan de kant van de Hammerweg) onderaan de voet van de Besthmenerberg staat een herdenkingsmonument. Dit monument (veldkei, houten kruisje en koperen plaat) met zitbankje in de bossen kenmerkt zich door bescheidenheid. Gedachte daarbij is dat het niet gaat om de grootte of hoogte van het monument, maar om het herdenken. De Historische Kring Ommen organiseert in samenwerking met enkele oud-gevangenen hier jaarlijks een dodenherdenking. Op de gedenksteen bij het monument staat: ‘Nederland gedenk. Ter nagedachtenis aan hen die deze weg gingen naar het concentratiekamp Erika, waar tussen ’42 – ’45 talloze Nederlanders zijn vernederd, gemarteld en vermoord’. Herdenkingsmonument kamp Erika
Het monument is geadopteerd door de Openbare Basisschool Nieuwebrug. Zij zorgen er voor dat elk jaar het monument er netjes bij ligt. Op 4 mei 2006 is een informatiepaneel met de volgende tekst onthuld: ‘Herdenkings-monument Kamp Erika. Het gevangenenkamp Erika was van 1941 – 1945 een plek van ontberingen, pijn, vernedering en heel veel leed.
Kamp en conferentieoord De Besthmenerberg Na de Tweede Wereldoorlog kwam al gauw de vraag wat er met het prachtige stuk natuur op de Besthmenerberg zou gaan gebeuren. De Vrije Jeugdvorming, die ook tijdens de bezettingsjaren was stopgezet, had dringend behoefte aan recreatieterrein. Vele jeugdherbergen en kamphuizen van jeugdorganisaties werden in de oorlogsjaren vernield. Er was ruimte nodig voor het buitenleven. Een groot aantal bij de Nederlandse Jeugd Gemeenschap aangesloten jeugdorganisaties kwamen met plannen om van het voormalige „Sterkamp” een groot kamp en conferentieoord te maken. Vele besprekingen vonden plaats en het slot van al deze overleggingen was dat de Stichting „Jeugdkampen” het gehele terrein in gebruik zou nemen onder de naam: Kamp en conferentieoord De Besthmenerberg. Er werd met de herstelwerkzaamheden begonnen. Natuurlijk moet men aan een terrein, waarop honderden jeugdigen kamperen, andere eisen stellen dan aan een „Sterkamp.” Dit laatste was ondanks het kampkarakter toch luxueuzer ingericht. In plaats van één groot centraal kampvuur kwamen er meer kleine kampvuurplaatsen en voor de verschillende ver uiteen liggende kampterreinen werd de watervoorziening en de benodigde sanitaire inrichtingen verbeterd en uitgebreid. Een aantal kamphutten werd weer geheel hersteld.
Openluchttheater De grote centrale kampvuurplaats werd vervangen door een prachtig openluchttheater, dat aan 5000 jonge mensen plaats biedt. Het werd in snel tempo en met gebruikmaking van grote graafmachines gebouwd.
Het openluchttheater Bostheater
Pinksteren 1948 werd door de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (VCJC) voor het eerst gebruik gemaakt van kamp en theater met bijna 4500 kampdeelnemers. Pinkster ’48 heette het evenement. De Nederlandse Spoorwegen had de stopplaats aan de spoorlijn die vlak langs het kampterrein liep hersteld, zodat voor bijzondere gebeurtenissen de treinen konden stoppen. “Reeds ter gelegenheid van de officiële opening van het kamp en conferentieoord „De Besthmenerberg” waren de vele genodigden het er over eens dat het openluchttheater zijn weerga niet kent. Het is schitterend gelegen temidden van het prachtige hoge hout en de akoestiek is wonderbaarlijk. De ontwerper de heer J. Dekker uit Amsterdam heeft alle eer van zijn Het openluchttheater in 1948 werk”, schreef de Zwolsche Courant destijds. De belangstelling, zowel voor het kamp als voor het theater, was in het begin zeer groot. Honderden jongens en meisjes sloegen de tenten op. Ook buitenlandse gasten kwamen er. Een studentenkamp met 50 Amerikaanse deelnemers kon verwelkomd worden. Ook was er een kamp van „Internationaal Jeugdverkeer”. De Besthmenerberg was voor duizenden jongeren een ideaal kampverblijf met prachtige mogelijkheden zoals sport- en speelterreinen. Er waren „bivakkampen” met plek voor enkele honderden deelnemers. Ook werd een groot kinderkamp van het „Hoogovenbedrijf” met 1.800 deelnemers georganiseerd en een serie kampen met buitenlandse studenten, kwekelingen groepen en ook nog een internationaal Padvinderskamp. Het grote openluchttheater deed daarbij belangrijke diensten. Zo trad het Nederlands Volkstoneel op met een tweetal voorstellingen. “Voor Ommen en voor geheel Overijssel is de totstandkoming van dit prachtige kamp-centrum. De
Besthmenerberg met het schitterende openluchttheater is ongetwijfeld van grote betekenis. Voor Oost-Nederland is dit geheel een belangrijke aanwinst en zowel in opvoedkundig als cultureel opzicht zal de Stichting Jeugdkampen nog vele diensten kunnen bewijzen aan onze gehele nationale en internationale volkerengemeenschap!” meldde de Zwolsche Courant kort na de opening. Na Pinkster ’48 was Pinkster ’53 de volgende grote conferentie van de VCJC met bijna 2500 deelnemers en een warm weekeind. Tientallen bussen uit het gehele land brachten de conferentiegangers naar Ommen. De NS had iemand met een rode vlag gestuurd om de speciale Pinkstertrein te laten stoppen bij het stationnetje van de Besthmenerberg. In het openluchttheater werden de bijeenkomsten gehouden. De VPRO was er met een radiowagen om reportages te maken. Het was tevens de laatste Pinksterbijeenkomst. Financiële moeilijkheden staken een spaak in het wiel en kwam een einde aan de activiteiten van “Jeugdkampen”. Het campingterrein werd na de Jeugdkampen vervolgens nadien door de Staat in erfpacht uitgegeven de stichting Vakantievreugd, die opende op 11 juli 1953, nadat ook het openluchttheater opgeknapt was.
Padvinderij De Besthmenerberg heeft een aantal keren onderdak geboden aan de “Scout-In”, een weekend dat Scouting Nederland om de twee jaar in september organiseert voor alle vrijwilligers van 17 jaar en ouder. Van 1974 tot en met 1987 werd voor de Besthmenerberg gekozen omdat het eigen buitencentrum Gilwell Ada's Hoeve niet groot genoeg was en geen openluchttheater had dat groot genoeg was om meer dan 5000 deelnemers op één plek bij elkaar te brengen. In 1987 werd een speciale halte gemaakt langs het spoor om deelnemers per trein af te leveren. Het vervoer werd gedaan met dubbeldekkers die hiermee hun primeur hadden op het spoor langs Ommen. In 1966 vierde de Nederlandse Padvindster Gilde (NPG) de 10e Jubeldag op de Besthmenerberg gevierd met 7000 padvindsters. Deze werd bezocht door Olave Baden-Powell, Koningin Juliana en Gidsen en Padvindsters uit verschillende landen. Als 'Jubel'-goede daad werd een geldbedrag bijeen gebracht. Honderden kindertehuizen, kinderziekenhuizen en dergelijke in alle provincies kregen een groot bedrag om de jeugdbibliotheek aan te vullen.
Reinier Paping In de winter van 1963 werd een Elfstedentocht gereden met als winnaar Reinier Paping uit Ommen in de tijd van 10 uur 59 min. Er verschenen 9294 toerrijders aan de start waarvan er 69 de tocht volbrachten. Bij de wedstrijd starten er 568 waarvan er 57 werden geklasseerd. Reinier Paping was op de dag van zijn overwinning 31 jaar. Geboren in Dedemsvaart uit een gezin van negen kinderen, woonde Paping toen hij de hel van ’63 won in Ommen. Een zomerhuisje op Vakantievreugd was de basis van zijn voorbereidingen.
Brandtoren Op de top van de Besthmenerberg staat een hoge stalen uitzichttoren. Eerder stond op deze plek een houten brandtoren, die zomers als het erg droog was bemand werd door iemand van de bosbrandweer om in de omgeving met verrekijker sporen van brand te ontdekken. Was er alarm dan moest de dienstdoende zich met spoed verplaatsen naar de dichtstbijzijnde telefoon in de buurt om de brandweer te bellen want in de toren zelf was geen telefoon. Behalve een magistraal uitzicht over de bossen doet de uitkijktoren nu ook dienst als antenne voor het mobiele telefoonverkeer.
Bostheater Het openluchttheater is jaren nauwelijks gebruikt. Het lag er tot voor enkele jaren terug dan ook vervallen bij. De toenmalige burgemeester van Ommen, Arend ten Oever heeft zich ingezet om het openluchttheater weer nieuw leven in te blazen. Hiervoor is in 2009 de stichting Bostheater opgericht. Afgelopen jaren was er al regelmatig muziek, zang en voordrachten in dit theater te horen. Mede dankzij een forse subsidie van de provincie en de inzet van vrijwilligers kon het theater in 2013 flink worden opgeknapt. De zitplaatsen zijn aangepakt en de trappen veilig gemaakt. De toegangswegen zijn verhard en er is elektriciteit aangelegd. Daardoor kunnen de tribunes verlicht worden en kunnen artiesten gebruik maken van licht en geluid op het podium. De hoop is om vanaf 2014 grotere producties naar het theater te halen en vaker optredens te programmeren. Op die manier moet het theater veel meer naamsbekendheid krijgen. In het bostheater is plaats voor drieduizend bezoekers.
Marketing De naamsbekendheid van het merk Vechtdal is volgens onderzoek in 2013 gegroeid van 3 naar 5% of te wel een uitbreiding van 850.000 personen die het Vechtdal spontaan kunnen noemen als vakantiegebied. De gemeente Ommen trekt voor de promoting van het Vechtdal op met Hardenberg en Dalfsen. Met een toeristische Vechtdal Kompas vindt afstemming plaats over toeristische aangelegenheden. In 2013 heeft Ommen voor 46.547 euro bijgedragen voor een impuls van het toerisme van het totale subsidiebedrag van 130.000 euro voor de Vechtdal Marketing. De meeste recreatieve bedrijven in Ommen zijn hierbij aangesloten. De vrijetijdssector in Ommen is goed voor 1000 banen en dat is 11,7 procent ten opzichte van de totale werkgelegenheid in Ommen. De toerist levert de gemeente ook geld op via de toeristenbelasting. Voor elke overnachting in Ommen moet 87 eurocent per persoon aan de gemeente worden afgedragen. In 2013 was dat goed voor een totale opbrengst van 561.000 euro. Het aantal inwoners van Ommen bedroeg 17.330.
Moluks woonoord Buiten het terrein van de Besthmenerberg is van augustus 1952 tot mei 1961 een Moluks woonoord in gebruik geweest. Dit kamp heeft overigens niets te maken met kamp Erika. Het aantal bewoners van dit woonoord bestond op 1 december 1952 uit 120 personen, verdeeld over 26 gezinnen en drie alleenstaanden. Het enige wat vandaag de dag nog herinnert aan kamp Eerde, gelegen aan de weg tussen Ommen en Den Ham, is de beheerderswoning aan de Hammerweg 65. Voorts werd vorig jaar de grote ijzeren vlaggenmast naar boven gehaald, waar kampbewoners bijna dagelijks onder de wapperende vlag een saluut uitbrachten en binnenkort wellicht een passende bestemming krijgt. De ingang van kamp Eerde was gelegen tegenover de huidige Baron van Pallandtlaan. Iets deze zandweg op en dan rechts. De ligging van de weg maakt ook dat de beheerderswoning met de voordeur en kantoortje naar de vroegere kampweg uitkijkt. De houten barakken waren in ovale vorm gesitueerd in oostelijke richting. De geschiedenis van kamp Eerde stamt eigenlijk al uit 1935. Baron van Pallandt voldeed aan het verzoek van de “Centrale voor werkloozenzorg, gesticht op initiatief van den Raad van Ned. Kerken voor practisch Christendom” om een barakkenkamp te mogen bouwen als onderdak voor werkloze jongeren uit de grote steden. Behalve slaap- en wasruimte, een keuken was er een woning met kantoortje voor de kampcommandant, een sportveldje en een concertzaal “Het kunstmin” voor recreatiedoeleinden.
In de oorlogsjaren is op kamp Eerde een afdeling van de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) gevestigd geweest. De laatste jaar van de oorlog is kamp Eerde in gebruik bij de Hitlerjeugd. Na de oorlog (1940-1945) is het kamp korte tijd een selectiekamp geweest voor de schippers-internaten in Dieren, Dordrecht en Vlaardingen. Jongens die De woning van de kampcommandant op kamp Eerde interesse voor de scheepvaart hadden kwamen via de arbeidsbureaus eerst in het kamp in Eerde voor onderricht in bankwerken, timmeren en schilderen en herhalingsonderwijs in taal, rekenen en aardrijkskunde. Evenals voor de oorlog was de heer Willems tot zijn afscheid in 1947 commandant van het inmiddels tot “Rijkskamp voor de Sociale Jeugdzorg in Ommen” omgedoopte jeugdkamp. Als laatste hebben de barakken onderdak geboden aan de Internationale school tot dat ze werden gesloopt en opgeruimd. Tekst en foto’s : Harry Woertink