Jaargang 23|Nummer 4|Augustus 2012
Het Midden-Oosten Revisited
De Grote Reis naar Israël en Jordanië Iran, land van vele gezichten Mensenrechten in het nauw Orgaan van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen
Inhoud
Inhoudsopgave Interview “Gedeelde belangen en een iets minder hoge toon”
Opinie 4
Verander, maar democratiseer met 16 mate Thijs van Rijn
Maarten Rood
“Better the devil we know” Rik van der Vlugt
Ingezonden stukken Iran, land van vele gezichten
26
Mensenrechten in het nauw 10
Carolien Roelants
The Haqqani Network: From Crimi- 12 nals to Terrorists
33
Max van Tongeren
Rijk zijn en (bijna) niks doen, is dat eerlijk?
37
Edwin van der Velden
Danny Turk
Vierhonderd jaar betrekkingen tussen Nederland & Turkije
24
Esther Crone
Assad, Aurelianus en oorlogen in Syrië
35
Reisverslag De Grote Reis naar Israël en Jordanië
21
Robert de Heij en Jos Moesman
Stijn Vennik
Column Beschouwing Soedan versus Zuid-Soedan: een escalerende broederstrijd
7
Kavish Sewnandan
Twee Cyprussen, één eiland
18
Thijs Voets
Afghanistan tien jaar na dato
29
Floortje van Gameren
Recensie Obama in de polder Jurgen Rinkel
2
ATLAS - Augustus 2012
31
Chris Wensink
15
Oskar ter Mors Jurgen Rinkel
28 39
Redactioneel
Colofon ATLAS is het onafhankelijke orgaan van de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen.
Geachte lezer,
H
Lay-out Jurgen Rinkel Maarten Rood
et Midden-Oosten is niet alleen de regio van de revoluties en de olierijkdom, maar ook de bestemming van de Grote Reis van de SIB. Israël en Jordanië werden bezocht, en traditiegetrouw wijdt de ATLAS dan ook een nummer aan het reisgebied. Zoals in het reisverslag te lezen is, verschillen de beide landen veel. De overeenkomst was dat er veel te zien was. In het nummer wordt dan ook verder aandacht besteed aan het Israëlisch-Palestijns conflict, maar alle facetten van de regio worden meegenomen. De olierijkdom in de verschillende Golfstaten brengt de burgers van de landen veel goeds, maar verleidt de heersende families tot rare hobby’s. Turkije daarentegen, wil zich met de sterke economie profileren als regionale supermacht. De vierhonderd jaar oude band met Nederland kenmerkt zich door handel. De laatste jaren wordt deze alleen maar belangrijker.
Redactie Floortje van Gameren, Jos Moesman, Oskar ter Mors, Thijs van Rijn, Jurgen Rinkel, Maarten Rood, Kavish Sewnandan, Max van Tongeren, Edwin van der Velden, Rik van der Vlugt, Thijs Voets, Chris Wensink
Verder zijn er de verslagen over twee landen, Cyprus en Zuid-Soedan. Het eiland in de Levant is één land, maar de Grieks- en Turks-Cyprioten hebben op nationaal niveau geen echt contact. Het ziet er niet naar uit dat dat gaat veranderen, maar vergeleken met de problemen vroeger is de huidige situatie een verbetering. Zuid-Soedan heeft zich vorig jaar daadwerkelijk afgescheiden van Soedan, maar blijft er paradoxaal veel meer mee verbonden door olie en oorlog.
Gastschrijvers Esther Crone, Robert de Heij, Carolien Roelants, Danny Turk, Stijn Vennik
Misschien wel de twee belangrijkste spelers in het Midden-Oosten, Iran en de VS, kunnen natuurlijk niet ontbreken. NRC-buitenlandredacteur Carolien Roelants schrijft over het alledaagse Iran, waar mensen, zoals in de rest van de wereld, vrezen voor de wankelende economie. Opmerkelijk is de steun van de bevolking voor het nucleair programma. De VS is daar natuurlijk op tegen, en in een interview legt Marianne van Leeuwen, bijzonder hoogleraar Moderne Trans-Atlantische betrekkingen bij de UvA uit, hoe de VS op de Arabische revoluties zou kunnen reageren. Een hedendaagse kruistocht zou in elk geval onverstandig zijn, zo toont een geschiedkundige column. Als voorbereiding op de komende verkiezingen brengen twee andere columns u alvast in kiesstemming.
Hoofdredactie Thijs van Rijn Maarten Rood Eindredactie Floortje van Gameren Thijs van Rijn Thijs Voets
Redactieadres SIB t.n.v. redactie ATLAS Kaiserstraat 25 Postbus 439 2300 AK Leiden Tel.: 071-5277559 Fax: 071-5277985 E-mail:
[email protected] De redactie heeft het recht ingezonden artikelen te weigeren, dan wel in te korten. De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor de inhoud van het geschrevene. Bron foto voorzijde: http://naturalearth.springercarto.com/ ne3_data/gallery/middle_east3.jpg
Namens de redactie wensen wij u veel leesplezier, Thijs van Rijn Maarten Rood Hoofdredactie
Afbeeldingen waarbij geen bron vermeld staat, zijn afkomstig van Wikipedia of van Flickr.
ATLAS - Augustus 2012
3
Interview
“Gedeelde belangen en een iets minder hoge toon” De relatie tussen de VS en het Midden-Oosten na de Arabische Lente Door Maarten Rood Dat de Arabische Lente het Midden-Oosten op zijn kop heeft gezet, behoeft geen uitleg. Wat het betekent voor de Verenigde Staten, een van de belangrijkste spelers in de regio, is minder duidelijk. Dit interview met Marianne van Leeuwen gaat op dieper op deze vraag in.
O
p 11 februari 2011 maakt vicepresident Suleiman bekend dat president Hosni Mubarak aftreedt na een presidentschap van 21 jaar. De Verenigde Staten hebben hun steun voor Mubarak, een van hun belangrijkste bondgenoten in de War on Terror, dan al teruggetrokken. Mubarak was niet de enige dictator die door de VS in het zadel werd gehouden. De reactionaire regimes in Saoedi-Arabië, Jordanië en de golfstaten zijn nog steeds aan de macht en bevriend met het Witte Huis. Het is dubbel dat de Verenigde Staten aan de ene kant het belang van vrijheid van meningsuiting en eerlijke verkiezingen propageert, maar aan de andere kant ondersteuning blijft bieden aan regimes als de Saoedi’s – die een heel ander idee van behoorlijk bestuur hebben. “Op zich is daar niets nieuws aan. In de Tweede Wereldoorlog werkten de Amerikanen en de Russen ook samen tegen nazi-Duitsland. In de praktijk gaan belangen uiteindelijk voor normen en waarden, hoe hoogstaand die laatsten ook mogen zijn,” aldus Marianne van Leeuwen, hoogleraar Trans-Atlantische betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd op dit onderwerp. Zij kan het weten, aangezien ze zich binnen haar vakgebied heeft gespecialiseerd in normen en waarden binnen deze betrekkingen en in hoeverre deze idealen ook in praktijk worden gebracht. Dat blijkt lelijk tegen te vallen. Niet alleen de VS, ook Europese staten, gingen en gaan in zee met dubieuze figuren als Hosni Mubarak, Muammar Gaddafi en de voormalige leider van Pakistan, Musharraf.
4
ATLAS - Augustus 2012
Secretary of State, Hillary Clinton en Mohamed Morsi, de nieuwe president van Egypte. Vrijwel direct na Morsi’s verkiezing tot president kreeg de Egyptenaar een Amerikaanse diplomatieke missie over de vloer Wat drijft de VS in zee te gaan met deze reactionaire regimes en hoe kijkt men in Amerika hier nu op terug na de Arabische Lente?
“Het draait allemaal om de Amerikaanse belangen in de regio. Worden deze belangen gedeeld door een reactionair regime dan zien de Amerikanen het regime opeens als gematigd in plaats van autoritair. Deze gedeelde belangen zijn in drie categorieën in te delen: grondstoffen (vooral olie), geopolitiek (de veiligheid van Israël en de Amerikaanse bases in de Perzische Golf ) en de War on Terror. Deze laatste kun je als opvolger van de Koude Oorlog beschouwen: de landen in het Midden-Oosten die nu bondgenoten zijn tegen het internationale terrorisme waren ook al bondgenoten tegen de communisten. Dat de Arabische Lente voormalige bondgenoten als Mubarak de macht heeft ontnomen, is een tijdelijke klap voor de Amerikanen, maar verandert niet hun werkwijze. Ze proberen vooral het beste van de nieu-
Interview we situatie te maken door relaties aan te knopen met de nieuwe bestuurders. Hierbij kijken ze niet terug op eerdere relaties met ‘foute’ regimes.” Ook nu de nieuwe regeringen veelal een moslimbroederschapachtergrond hebben?
“Ja, de Obama-regering is niet geschrokken van de verkiezing van Morsi als nieuwe president in Egypte. Ze gaan er gewoon zorgvuldig mee om. Ze kunnen in principe ook geen openlijke kritiek uiten aangezien de verkiezingen in Egypte zonder tekenen van fraude zijn verlopen. De moslimbroeders hebben maar met een miniem verschil gewonnen. Je moet niet vergeten dat het geloof een veel belangrijkere rol in de regio speelt dan bij ons. De bevolking is er veel serieuzer mee bezig en wil dan ook geloofsinvloed in de politiek. Wat dat betreft lijkt het Midden-Oosten wel wat op de VS, waar het geloof ook nog steeds een belangrijke rol speelt.
In de praktijk gaan belangen uiteindelijk voor normen en waarden, hoe hoogstaand die ook mogen zijn De politieke en maatschappelijke opvattingen van veel moslimbroeders zijn vanuit westers oogpunt gezien heel behoudend. Wel gebruiken moslimbroeders zelden geweld om hun doelstellingen te bereiken. Dat onderscheidt ze dan in gunstige zin van Al Qaida-achtigen. Maar daar staat weer tegenover dat ze meesters zijn in het heimelijk oppositie voeren, met twee gezichten: een net gezicht voor de zittende machthebbers en de openbaarheid, en een heel veel minder vriendelijk gezicht in eigen kring. Inmiddels lijkt er sprake te zijn van modernistische stromingen onder jongeren binnen de moslimbroederschap in Egypte. Of die de overhand gaan krijgen is onduidelijk.” Hoeveel krediet hebben de VS bij deze nieuwe regeringen?
“Dankzij de invallen van de Bush-regering minder dan voorheen, maar nog wel genoeg om relaties aan te gaan. Wat opviel tijdens de Arabische Lente was dat deze specifiek op de eigen binnenlandse politiek ge-
richt was: er waren geen protesten tegen de Amerikanen of het Westen in het algemeen.” Zien de Amerikanen de Arabische Lente dan als kans of toch als een bedreiging?
“Bij alle stromingen in de VS heerst er vooral onzekerheid. Ze (en wij ook) hebben geen idee welke kant het opgaat. Ze beseffen namelijk dat ze het maar in zeer kleine mate kunnen beïnvloeden. Voorbeelden als Syrië en Libië tonen aan dat de Amerikanen ‘machteloos’ zijn in de regio waar zoveel belangen spelen. Bovendien heeft het electoraat geen enkele zin in nog een oorlog. Oorlog kost geld en mensen, ook aan Amerikaanse zijde. De Obama-regering heeft beter door dat de VS minder machtig is in de wereld dan voorgaande regeringen dachten.” Maakt het voor het Midden-Oosten dan uit wie er verkozen wordt bij de eerstvolgende Amerikaanse verkiezingen?
“Het maakt uit, maar de president van de VS heeft veel minder invloed in het Midden-Oosten dan we veronderstellen. Allereerst zorgt de electorale cyclus in de VS ervoor dat er maar een kleine periode is binnen de ambtstermijn om actief en innovatief Midden-Oostenbeleid te realiseren. Op het moment dat de meeste presidenten (en hun staf ) gekozen worden, hebben ze geen idee wat het Midden-Oosten inhoudt. Na het tweede jaar moet een president maar hopen dat hij een goedgezind Congres tegenover zich heeft. In het vierde jaar zijn presidenten vooral bezig met het niet begaan van blunders. Er is dus maar een kleine tijdspanne, na jaar één en voor jaar drie dat een president echt wat kan doen in het Midden-Oosten.” Dus eigenlijk kunnen de Amerikanen niet zoveel veranderen aan de problematiek in het Midden-Oosten?
“Nee, dat is een verkeerde conclusie. De Amerikanen kunnen wel degelijk een constructieve bijdrage leveren aan het Midden-Oosten, maar niet op de oude manier. Ze zullen ten eerste veel selectiever moeten worden wat betreft hun doelen. Ten tweede, ze zullen veel meer moeten doen met internationale samenwerking. Obama begreep dat en ging dus ook meteen bij al zijn bondgenoten langs. Dus ja, op de Obama-manier kunnen de Amerikanen meer bereiken op een heilzame wijze en tegelijkertijd winnen aan moreel gezag. Een kanttekening hierbij is dat de Amerikanen vooral hameren op eerlijke en vrije verkiezingen. Ik betwijfel
ATLAS - Augustus 2012
5
Interview of dat voldoende is om het Midden-Oosten te democratiseren. De Arabische Lente was voornamelijk het werk van relatief hoogopgeleide werkloze jongeren. Verandert er niks aan hun economische positie dan zijn zij terug bij af. De opstelling van de Amerikanen is goed bedoeld, maar enigszins kortzichtig.” Wat betreft internationale samenwerking; wat is de rol van de VS binnen de NAVO ten opzichte van de Arabische Lente?
“Ook binnen de NAVO zullen de Amerikanen meer gaan rekenen op hun bondgenoten. Dat zag je al tijdens de militaire operatie in Libië: het waren Franse en Britse vliegtuigen die Gaddafi’s troepen bestookten, niet Amerikaanse. De rol van de VS is verschoven naar leiderschap vanaf de achterbank. De Amerikanen vinden wel dat Europa te weinig doet binnen de NAVO. Duitsland deed bijvoorbeeld niet mee aan de acties in Libië, wat de Amerikanen furieus maakte. Bij heel grote belangen handelt de VS ook gewoon zonder de EU.” Zoals?
“Als het om de veiligheid van Israël gaat bijvoorbeeld. Israël en de VS hebben historisch en cultureel gezien een sterke band. Israël speelt daardoor een rol in het beleid van de VS: het is de Amerikanen om de veiligheid van de Israëli’s in de regio te doen. Binnen de VS is er daarnaast een sterke pro-Israëllobby, maar de invloed van die lobby speelt vooral tijdens de verkiezingen. Je als presidentiële kandidaat afzetten tegen Israël is electoraal erg onhandig. Dan word je door de lobbies meteen weggezet als een antisemiet. Kritiek op Israël wordt gezien als een slechte eigenschap. Ook Obama heeft wat dat betreft bakzijl gehaald.” Met de veiligheid van Israël zijn we terug bij de gedeelde belangen. Een van de andere belangen van de VS in de regio is de War on Terror. Hoe relevant is die nog voor de Amerikaanse politiek en bevolking?
“Die is zeker nog relevant, maar de Amerikanen hebben na elf jaar wel door dat ze het internationale terrorisme niet met militaire middelen à la Afghanistan kunnen bestrijden. De geest is echter met de invasie van Afghanistan uit de fles en het is maar de vraag of ze deze geest weer terug kunnen krijgen. Hoewel de Al Qaida-top grotendeels uitgespeeld is, leeft het gedachtegoed van Al Qaida voort. Dat zorgt voor nieuwe brandhaarden in Jemen, Somalië en de Sahel (bijvoorbeeld Mali).
6
ATLAS - Augustus 2012
De rol van de VS is verschoven naar leiderschap vanaf de achterbank Je kunt je wel de vraag stellen in hoeverre je nog van terrorisme kunt spreken. Terrorisme wordt zo onderhand een containerbegrip, waardoor er verkeerd wordt gereageerd op veel van de problematiek. Het merendeel van de conflicten is geen terrorisme, maar zijn burgeroorlogen, stammenstrijd of warlordisme waarbij gegrepen wordt naar ‘terroristisch’ gedachtegoed.” Ten slotte, wat weet de gewone Amerikaan, de Average Joe, eigenlijk van de ‘gedeelde belangen’ in het MiddenOosten?
“Ze begrijpen de grote lijnen, hoewel dat natuurlijk niet opgaat voor alle Amerikanen. Amerikanen zijn er ook niet zo mee bezig aangezien de meeste kranten en tv-zenders er niet of nauwelijks over berichten. Amerika heeft veel meer binnenland dan Nederland en dus ook meer binnenlands nieuws. Er is een kleine laag van de bevolking die echt weet waar het over gaat; ik denk dat de gemiddelde Nederlander er meer over kan vertellen. Tenminste, zolang er geen Amerikanen bij dood gaan.” Marianne van Leeuwen (1951) is bijzonder hoogleraar Moderne Trans-Atlantische betrekkingen bij de UvA. Van Leeuwen werkt sinds 2003 bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Zij is daar betrokken bij de vervaardiging van fenomeen- en trendanalyses over dreigingen voor de nationale veiligheid, zoals radicalisering en onderscheiden vormen van terrorisme.
Beschouwing
Soedan versus Zuid-Soedan: een escalerende broederstrijd Door Kavish Sewnandan Op 9 juli 2011 werd een nieuw land geboren: Zuid-Soedan scheidde zich na decennia van gewapende strijd af van Soedan. De afscheiding werd in een referendum door ruim 99% van de Zuid-Soedanese bevolking goedgekeurd. Kort na de onafhankelijkheid laaide het geweld tussen de twee landen weer op.
I
n een periode van ruim 22 jaar guerrillastrijd hebben ongeveer 1,5 miljoen Soedanezen het leven verloren en hebben meer dan vier miljoen mensen hun huizen moeten verlaten vanwege het oplaaiende geweld (BBC News Africa 2012). Het geweld tussen de twee landen kent een lange geschiedenis, waarbij sociaaletnische en economische factoren een grote rol speelden. Waar komen deze spanningen vandaan en wat voor rol speelden de regeringen van Soedan en Zuid-Soedan hierin? Wat was de reden voor het zuiden om zich af te scheiden van het noorden en was dit achteraf wel verstandig? De conflicten lijken steeds meer uit de hand te lopen. Zo voerde Soedan afgelopen mei bombardementen uit op Zuid-Soedanees grondgebied langs de olierijke grens en drongen ZuidSoedanese troepen regelmatig Soedanees grondgebied binnen (NOS Nieuws 2012). Geschiedenis gekenmerkt door religieus-etnische spanningen In 1956 werd Soedan onafhankelijk van EgyptischBritse overheersing. Het land was etnisch erg verdeeld, wat niet lang na de onafhankelijkheid tot interne spanningen leidde. In het noorden woonden voornamelijk moslims, terwijl in het zuiden natuurgodsdiensten en christelijke gemeenschappen de meerderheid vormden. Leiders in het zuiden beschuldigden de regering in het noorden ervan dat zij het gehele land een islamitische identiteit wilde opleggen. In 1955, vlak voor de onafhankelijkheid, liepen generaals uit het zuiden over naar diverse guerrillabewegingen om hun eisen kracht bij te zetten. Dit leidde tot felle conflicten tussen het regeringsleger uit Khartoem, de hoofdstad van het huidige (Noord-)Soedan en de toenmalige separatistische beweging Anya Nya (BBC News Africa 2012). Deze gevechten leidden in 1972 uiteindelijk tot een akkoord,
Zuid-Soedan, met het betwiste Abyei (www.bbc.co.uk) waarin werd bepaald dat de Zuid-Soedanese gebieden een zekere mate van autonomie kregen toegewezen. Dit akkoord was voor de meeste inwoners en leiders uit het zuiden niet voldoende, omdat het voor noorden veel invloed bleef behouden (Zantingh 2011). Als gevolg van de sterke ontevredenheid over dit akkoord, ontstonden er wederom gevechten. In 1983 laaide het geweld tussen het regeringsleger en het zojuist opgerichte Soedanese Volksbevrijdingsleger op. Deze strijd duurde tot 2005 en was zeer gewelddadig. In deze periode vielen ruim twee miljoen slachtoffers en raakten meer dan vier miljoen mensen ontheemd (Zantingh 2011). In 2005 werd er dan eindelijk een vredesovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst voorzag in een referendum over onafhankelijkheid voor het zuiden in 2011, en in de tussentijd zou een semiautonome regering het zuiden leiden. In januari 2011 koos een overweldigende meerderheid voor onafhankelijkheid van het zuiden. Op 9 juli 2011 was het dan zover: de onafhankelijkheidsceremonie werd door de eerste Zuid-Soedanese president Salva Kiir en de Soedanese president Bashir gezamenlijk bijgewoond (Zantingh 2011). Economische factoren: spanningen om oliereserves Een belangrijk conflict tussen beide landen gaat over oliereserves die zich in het grensgebied bevinden. De
ATLAS - Augustus 2012
7
Beschouwing meeste olievoorraden bevinden zich in Zuid-Soedan, maar dat land dient die olie op weg naar de haven in Port Soedan door (Noord-)Soedanese pijpleidingen te pompen (Klis 2012). Tevens zijn er nog enkele olierijke gebieden die door beide landen worden geclaimd. Enkele van deze regio’s zijn Heglig en Abyei, waar voortdurend schermutselingen plaatsvinden tussen milities van beide landen. De druk op deze olievelden wordt ook nog eens verhoogd, omdat er in het gebied nog altijd ruim een half miljoen Zuid-Soedanese vluchtelingen wonen die geen beschermde status hebben. Veel van deze vluchtelingen vechten in deze regio’s in rebellenbewegingen voor afscheiding van Soedan. Door deze gevechten, waarbij de territoriale integriteit van beide landen voortdurend wordt geschonden, komt het vredesplan van de Afrikaanse Unie steeds meer op losse schroeven te staan (Klis 2012). Afgelopen mei ontstond er een conflict over Heglig, een olierijke grensstreek. De beschuldigingen van beide landen gaan over en weer en het is in de meeste gevallen niet vast te stellen wat er bij een betreffende schermutseling precies is gebeurd en wie erbij zijn betrokken. Zo bezette Zuid-Soedan kortgeleden tien dagen lang de betreffende regio, in reactie op bombardementen die zouden zijn uitgevoerd door Soedan (Remie 2012). Soedan heeft naar eigen zeggen grote belangen bij de oliereserves die in het zuiden liggen. Analisten bevestigen deze stelling en concluderen dat de verminderde productie uit Heglig inderdaad zwaar op de Soedanese economie drukt, die al in een diepe crisis zat na de splitsing vorig jaar. Volgens economen is Soedan sinds het geweld in deze regio ruim zevenhonderd miljoen dollar aan olie-inkomsten misgelopen, waardoor de economie steeds meer in de problemen dreigt te komen (Remie 2012). Internationale druk om de vijandigheden op te lossen is er wel degelijk. Onder leiding van de oud-president van Zuid-Afrika, Thabo Mbeki, werden in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba bemiddelingsgesprekken gevoerd om de conflicten op een zo vreedzaam mogelijke manier op te lossen. De oud-president had de leiders van beide landen, de Soedanese president Bashir en de Zuid-Soedanese president Salva Kiir, bereid gevonden om de vredesonderhandelingen te starten. Op deze manier konden de voortdurende conflicten over olievoorraden in het grensgebied op een diplomatieke wijze worden opgelost ( Van den Dool 2012). Dit onderhandelingsproces leidde tot een reeks beloftes van beide landen, maar of deze worden gerealiseerd, blijft lastig te controleren. De Veiligheidsraad van de
8
ATLAS - Augustus 2012
Verenigde Naties verlengde kortgeleden alsnog het mandaat van de ruim vierduizend man tellende vredesmacht in Abyei. De Raad stelde wel als voorwaarde dat het Noord-Soedanese leger zich uit de betwiste gebieden zou terugtrekken, nadat begin mei ruim zevenhonderd Zuid-Soedanese politieagenten de grensregio al hadden verlaten (Van den Dool 2012). Motieven tot militair ingrijpen en beperkingen Vanuit het perspectief van de president van Soedan is grootschalig militair ingrijpen wellicht voordelig. De strijd tegen een gemeenschappelijke vijand kan zijn verdeelde natie verenigen en zijn eigen populariteit verhogen. Ook zijn de olievoorraden in het zuiden voor de Soedanese economie, zoals eerder beschreven, van onmiskenbaar groot belang. Tevens begint het Soedanese volk steeds meer zijn geduld te verliezen, omdat er maar geen einde aan de conflicten lijkt te komen. Bashir heeft echter te maken met enkele militaire beperkingen die een grootschalige campagne in de weg staan. Zo worstelt Soedan niet alleen met rebellen in het zuiden, maar ook in de regio Darfur en het gebied rondom de Blauwe Nijl. Deze gevechten kosten veel manschappen en mede hierdoor verloor Soedan enkele strategische, olierijke gebieden aan Zuid-Soedan. Hiertoe behoorde tevens de gewilde regio Heglig (Copnall 2012). Ook heeft Soedan te maken met zogenoemde ‘command and control’ problemen, wat wil zeggen dat lokale militaire leiders beslissingen nemen, zonder dat daarover overleg is gevoerd. Hierdoor wordt de centrale legerleiding verrast met berichtgeving over lokale militaire operaties, waar zijzelf niets van afweten of waar zij gebrekkig over zijn geïnformeerd (Copnall 2012).
Ondanks de potentiële oliewelvaart, is ZuidSoedan een van de minst ontwikkelde landen ter wereld Als we kijken vanuit het perspectief van de president van Zuid-Soedan, Salva Kiir, dan is grootschalig militair ingrijpen wellicht ook voordelig. Het zou immers de eenheid in de nieuwe staat kunnen aanwakkeren als er wordt gevochten tegen een gemeenschappelijke
Beschouwing vijand. Het land heeft de olievoorraden nodig om de jonge natie op te bouwen en de economie draaiende te houden. Zit het land in een gunstige positie? Het antwoord is nee. Net als Soedan kampt het land met de eerdergenoemde ‘command and control’ problemen en daarbij is het leger van de jonge natie minder goed georganiseerd (Copnall 2012). Het land kampt ook met diverse interne spanningen, zoals stammen die elkaar continu bevechten om land of vee (Van der Ploeg 2011). Tevens mist het leger van Zuid-Soedan stootkracht, vooral in de lucht. Dit in tegenstelling tot het leger van Soedan, dat veel beter is uitgerust (Copnall 2012).
Conclusie We hebben kunnen lezen dat de afscheiding van Zuid-Soedan voornamelijk zijn wortels had in religieus-etnische spanningen. In het noorden was de islam de dominante religie, terwijl in de zuidelijke gebieden voornamelijk aanhangers van het animisme en christendom leefden. De zuidelijke provincies voelden zich door de regering in het noorden voortdurend achtergesteld en begonnen te rebelleren tegen de oplegging van een islamitische identiteit. Op 9 juli 2011 was de afscheiding van het zuiden een feit en werd Salva Kiir de eerste president van een nieuwe, fragiele staat (BBC News Africa 2012).
Hoe staat Zuid-Soedan ervoor? Zuid-Soedan staat er wellicht minder rooskleurig voor dan de internationale gemeenschap denkt. De oorzaken hiervoor zijn een eenzijdige economie en een interne stammenstrijd. Het land kende een lange traditie waarbij de economie grotendeels afhankelijk was van landbouw en veeteelt. In een periode van een halve eeuw is deze afhankelijkheid bijna geheel verschoven naar olie. In het land bevindt zich ongeveer 75 procent van alle voormalige olievelden, voor de splitsing van beide landen. Echter, de raffinaderijen bevinden zich in Soedan, evenals de haven om de olie te kunnen exporteren (BBC News Africa 2012). Dit vergroot de afhankelijkheid van Soedan aanzienlijk en kenmerkt het belang van een goede diplomatieke relatie tussen beide landen. Ondanks de potentiële oliewelvaart, is ZuidSoedan een van de minst ontwikkelde landen ter wereld. Voor de onafhankelijkheid werd er vanuit Khartoem weinig in het zuiden geïnvesteerd en dat valt terug te zien aan een zeer gebrekkige infrastructuur en weinig stedelijke bebouwing. Echter, sinds het akkoord van 2005 valt er een lichte toename aan investeringen waar te nemen (BBC News Africa 2012).
Al snel ontstonden er spanningen rondom de olievelden in het grensgebied, waar beide landen aanspraak op maakten. Deze olievelden zijn van onmiskenbaar belang voor beide landen, vanwege hun eenzijdige economieën. Bij deze conflicten wordt de territoriale integriteit van beide landen voortdurend geschonden (Klis 2012). Vredesonderhandelingen onder leiding van de oud-president van Zuid-Afrika, Thabo Mbeki, hebben tot nu toe weinig zin gehad en het is maar de vraag of deze onderhandelingen wel haalbaar zijn (Van den Dool 2012).
Een ander probleem betreft de oplopende, interne spanningen waar Zuid-Soedan mee te maken heeft. Evenals Soedan is het land verdeeld in diverse stammen die met elkaar concurreren om vee en landbouwgrond. Dit leidt vaak tot gevechten en grote vluchtelingenstromen. Begin januari vielen er ongeveer drieduizend doden bij een strijd tussen twee rivaliserende stammen, en als gevolg hiervan sloegen nog eens duizenden mensen op de vlucht (Boon 2012). Het geweld laaide in januari zodanig op, dat de Verenigde Naties een actie op touw zette om de vele vluchtelingen van voedsel en onderdak te voorzien. Tevens was de Amerikaanse regering bereid om het land van militaire steun te voorzien om de binnenlandse orde te handhaven (Zom 2012).
Soedan.” www.nrc.nl.
Op dit moment staat Zuid-Soedan er niet zo rooskleurig voor. Het land kampt met veel interne spanningen, waarbij stammen elkaar bestrijden om vee en landbouwgrond. Deze twisten hebben al aan duizenden mensen het leven gekost en grote interne vluchtelingenstromen op gang gebracht (Boon 2012). Salva Kiir wacht dus een belangrijke taak om van zijn jonge, fragiele staat een eenheid te smeden en de banden met Soedan te verbeteren in het belang van zijn land. Bronnen
- Boon, L. 2012. “Drieduizend doden bij etnisch geweld Zuid-
- Copnall, J. 2012. “Is war between the Sudans inevitable?” www. bbc.co.uk.
- Klis, H. 2012. “Soedan bereid tot terugtrekking uit betwiste grensgebied Abyei.” www.nrc.nl.
- Remie, M. 2012. “Soedan pompt weer olie op uit de grond van Heglig.” www.nrc.nl.
- Van den Dool, P. 2012. “Soedan en Zuid-Soedan hervatten vredesonderhandelingen.” www.nrc.nl.
- Van der Ploeg, P. 2011. “VN: afgelopen jaar meer dan 2.300 slachtoffers bij geweld Zuid-Soedan.” www.nrc.nl. - NOS Nieuws. 2012. www.nos.nl (6 juni 2012).
- Zantingh, P. 2011. “Soedan en Zuid-Soedan: geschiedenis en toekomst.” www.nrc.nl.
- Zom, D.J. 2012. “VN starten hulpactie Zuid-Soedan.” www.nrc.nl.
ATLAS - Augustus 2012
9
Ingezonden
Iran, land van vele gezichten Door Carolien Roelants Voor veel mensen geldt Iran als een land van boze baardmensen en een gevaar voor de wereldvrede. Maar wie in Teheran de bus naar Isfahan neemt, ontmoet een heel ander Iran als de bijrijder opstaat en alle passagiers maant hun gordels vast te maken. Daarna komt hij langs om te checken en mierzoete gebakjes uit te delen.
D
at is Iran, óók een land als alle andere. De trein van Yazd naar Teheran is een moderne dubbeldekker met een speelfilm op het televisiescherm. Alleen wordt een reiziger die om zijn Engels te oefenen op twee westerlingen naast een alleen-reizende Iraanse vrouw is gaan zitten, door de conducteur boos naar zijn plaats terugverwezen. Hij was in overtreding van de openbare zedelijkheid. Technomuziek blaast uit een muziekwinkel in de hoofdstad Teheran. Rijen verboden boeken liggen gewoon op de stoep te koop uitgestald. De Farsi-vertaling van Nabokovs Lolita, maar ook de werken van Osho, vroeger bekend als de Bhagwan. Streng verboden, want een concurrerende ideologie van de islamitische leer die in Iran aan de macht is. De verkoper staat er ontspannen bij. In de bermen van de doorgaande wegen door Teheran staan de bloemen in het gelid. De plantsoenendienst heeft afgelopen voorjaar een offensief van nieuwe boompjes uitgevoerd. Maar de vrolijke straatbeelden verhullen een andere, somberder werkelijkheid. Een hoteleigenaar in Yazd geeft een gratis maaltijd weg uit erkentelijkheid voor de moed van de westerse bezoeker die ondanks alle Israëlische en Amerikaanse dreigementen met oorlog toch nog naar de islamitische republiek heeft durven te komen. Buitenlandse toeristen zijn de afgelopen paar jaar haast uitgestorven. Eind jaren negentig, na het aan de macht komen van de hervormingsgezinde president Khatami, brak Iran door als bijzonder en vriendelijk vakantieland. Zelfs Amerikaanse groepen logeerden in de spaarzame vijfsterrenhotels en toerden naar Isfahan en het mausoleum van de grote middeleeuwse dichter Hafez in Shiraz. Maar die tijd is voorbij. Khatami’s opvolger als president, Mahmoud Ahmadinejad, heeft veel mensen schrik aangejaagd door de
10
ATLAS - Augustus 2012
uitspraak van de grondlegger van de islamitische republiek, ayatollah Khomeiny, te herhalen dat Israël van de aardbodem moet worden weggevaagd. Hij zei er niet bij dat Iran dat ging doen. Maar de Israëlische premier Netanyahu koppelt Ahmadinejads woorden aan de verdenking dat Iran een kernwapen ontwikkelt en waarschuwt voor een tweede Holocaust, ditmaal een nucleaire. Af en aan speculeren internationale media en analisten nu over een Israëlische aanval op de Iraanse nucleaire installaties. Het omstreden Iraanse nucleaire programma bepaalt de buitenlandse blik op Iran. Maar het bepaalt ook toenemend het dagelijks leven van de Iraanse burgers. Sancties van de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Europese Unie om het Iraanse bewind te dwingen concessies te doen, knijpen de economie af. De Iraanse olie-export, de belangrijkste geldbron van de overheid, is de afgelopen maanden teruggelopen van 2,5 naar 1,3 miljoen vaten per dag. Het scheelt de regering volgens een ruwe schatting een kleine honderd miljoen dollar per dag. De Amerikaanse regering spant zich in de laatste belangrijke afnemers, waaronder India en China, er ook toe te brengen minder Iraanse olie af te nemen. Maar ook moeten fabrieken sluiten of mensen ontslaan, omdat reserveonderdelen uit het buitenland niet meer verkrijgbaar zijn of veel duurder zijn geworden en grondstoffen eveneens snel in prijs stijgen. In Teheran sombert de eigenaar van een meubelzaak dat hij steeds minder klanten binnenkrijgt. Overal staan winkels leeg. De werkloosheid is inmiddels tot boven de vijftien procent gestegen en blijft stijgen, terwijl het dagelijks leven duurder wordt. De inflatie bedraagt nu officieel 22 procent. Maar volgens officieuze statistieken zijn de voedselprijzen het afgelopen jaar gemiddeld 38 procent gestegen en neemt het tempo van de geldontwaarding snel toe. Er zijn geen tekenen dat de Iraanse burgers zich weer opmaken de straat op te gaan om te protesteren tegen hun regime, zoals ze in 2009 massaal deden toen Ahmadinejad naar hun mening door fraude met de stemmen als president was herkozen. Iedereen wordt door de sancties getroffen: de secretaresse wier oranje
Ingezonden
Een omstreden kwestie: heeft Iran recht op een nucleair programma? (www.sfexaminer.com) nagellak een kwart duurder is geworden tot en met de fabrieksdirecteur die niet meer met vakantie naar het buitenland kan omdat de koers van de rial tegenover de dollar zo veel is gedaald. Maar de doorgaande repressie vormt een haast onoverkomelijke barrière voor nieuw protest. “In Iran zijn de maatschappelijke organisaties als motor voor verandering vernietigd. De activisten zitten gevangen of ze moesten het land uit vluchten of ze zitten geïsoleerd thuis en zijn niet actief. De onderdrukking mist haar uitwerking niet. Het zal jaren duren om de organisatie weer op te bouwen die voor elke democratisering nodig is”, zei de prominente Iraanse mensenrechtenactiviste Shadi Sadr onlangs. Sadr zelf woont in ballingschap in Londen. Bovendien heeft het nucleaire programma, voor zover vreedzaam, brede steun onder de bevolking. Het regime heeft erin gehamerd dat Iran het recht heeft voor zijn energiebehoeften en medische doeleinden kernreactors te bouwen en alles wat erbij hoort, en dat vindt weerklank. Het nucleaire non-proliferatieverdrag, dat door Iran is ondertekend, verbiedt de lidstaten niet in dat kader uranium te verrijken. Dat is het onderdeel van het Iraanse programma dat op zo veel internationaal verzet stuit. Iran verrijkt nu onder toezicht van internationale inspecteurs uranium tot twintig procent, wat niet geschikt is voor een kernwapen, maar het zou met relatief beperkte moeite tot negentig procent voor een atoombom kunnen gaan verrijken. Dan zou het wél het non-proliferatieverdrag moeten opzeggen en
de inspecteurs er uit moeten gooien. Stiekem kan het niet. Werkt Iran aan een kernwapen? De Amerikaanse regering gaat ervan uit dat de autoriteiten alles klaarzetten, zodat ze als de nood aan de man komt binnen enkele maanden een atoombom in elkaar kunnen schroeven. Het is formeel in overeenstemming met de fatwa, islamitisch decreet, van opperste leider ayatollah Ali Khamenei die een atoomwapen in strijd met de islam heeft verklaard. De onderhandelingen met de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties plus Duitsland (P5+1) over een oplossing van de controverse schieten intussen niet op. De P5+1 eisen dat Iran ophoudt met verrijken tot twintig procent en een nieuwe verrijkingsfabriek sluit. Iran vindt de tegenprestaties – vliegtuigonderdelen en technische hulp voor de oude reactor in Teheran – ver beneden de maat. Het wil verlichting van de sancties. Daar is dus voorlopig geen sprake van. De Iraanse burgers gaan een nog somberder toekomst tegemoet. Carolien Roelants is MiddenOostenredacteur bij NRC Handelsblad. Ze heeft herhaalde malen Iran bezocht, het meest recentelijk afgelopen maart.
ATLAS - Augustus 2012
11
Ingezonden
The Haqqani Network: From Criminals to Terrorists By Danny Turk They are the Afghan Corleone family, a ruthless crime family that built an empire out of kidnapping, extortion, smuggling and trucking. They defend their home region of North Waziristan (in the ‘nonexisting’ border region of Pakistan and Afghanistan) with roadside bombs and with the help of their militia force of at least 5.000 fighters. They are able to attack the American Embassy in Kabul, yet are invited in the peace talks between the Taliban and the United States. This most deadly insurgent group in Afghanistan is known by officials as the Haqqani Network.
I
n 1987, Texan Representative Charlie Wilson, the congressman responsible for the armament of the mujahedeen in their fight against the Soviet forces in Afghanistan, traveled to eastern Afghanistan to meet the prominent mujahedeen, commander Jalaluddin Haqqani. Haqqani is a Pashtun tribal leader who took up arms against the Soviets and quickly earned a reputation of brilliance and bravery. Milt Bearden, former chief of the CIA station in Islamabad, ones said: “Haqqani was tactically and strategically proficient, and his men were fiercely loyal to him. He was a born fighter” (Dreazen 2011, 1). And fighting is something that Haqqani, his family and his network still do today. After, and in fact already during the Soviet war in Afghanistan, Jalaluddin Haqqani established in the town of Miram Shah in North Waziristan. It was in this same region, after Daud Khan overthrew the last Afghan king in 1973, where Haqqani and many of his future followers received military training from the Pakistani Interservices Intelligence (ISI). Pakistan who preferred to have an Islamic neighbor, rather than an Afghan nationalist government, supported the antiDaud movement. The Soviet invasion of Afghanistan in 1979 following the assassination of Daud, led to the return of these exiled mujahedeen fighters. During their struggle against the Soviets, Haqqani, and other mujahedeen factions, used North Waziristan as their base from which they operated, and it was also in this place that help from the ISI, CIA and the Saudis came in, and was distributed to support the insurgency.
12
ATLAS - Augustus 2012
When the Soviets withdrew from Afghanistan, Jalaluddin had a substantial power base not just in North Waziristan, but also in the Loya-Paktia region, east of Kabul (Dressler 2010, 9). But its main command and control, training and logistical facilities remained in Miram Shah, which population increased drastically during the war. From this town Haqqani created an administration that included courts, tax offices, religious schools and security forces. The Network was funded by donations from Gulf States and al-Qaeda (a strong relationship between Haqqani and Osama Bin Laden was forged during the war against the Soviets), but also from taxation in the areas under Haqqani’s control. Later on, especially after 2001, the Haqqani Network started to get revenue from more criminal activities such as smuggling, kidnapping, extortion and protection payments from NGO’s for reconstruction and development projects (Dressler 2010, 9).
In 1995, Haqqani decided to join the Taliban movement and became one of its principal commanders While Haqqani was stabilizing his increasing power base in eastern Afghanistan, the one-eyed cleric Mullah Omar was advancing from Kandahar towards Kabul with his Taliban movement. When the Taliban reached Paktia in 1995, Haqqani decided to join the Taliban movement and became one of its principal commanders during the battles outside Kabul in 1996 against his former mujahedeen ally Ahmed Massoud, leader of the Northern Alliance. In September 1996, the Taliban captured Kabul, but the following year the Northern Alliance struck back and defeated the Taliban in the northern town of Mazar-e Sharif. Haqqani immediately sent his own troops to reinforce the Taliban around Kabul (Rashid 2001,
Ingezonden 93-4). When the Taliban finally reached victory in the Afghan civil war in 1999, Haqqani was rewarded for his support with the post of Minister of Borders and Tribal affairs. Despite Haqqani’s loyalty to Omar, his network remained an independent power base in North Waziristan (Dressler 2010, 9). The post-2001 Haqqani Transition During the two years of peace and stability in Afghanistan after 1999, Haqqani built hospitals and schools in the areas under his control (Dreazen 2011, 3). In October 2001 all this changed when the United States together with the Northern Alliance invaded Afghanistan, as a consequence of the 9/11 attacks on the United States. The Haqqani forces had to be devoted to fight against both the Americans and the new Afghan government. This however, didn’t need to happen. Haqqani wasn’t as dogmatic as Mullah Omar or Osama Bin Laden. However, the Bush administration did associate Haqqani with these dogmatic leaders and made Haqqani their number three target (Dreazen 2011,3). His number three place on the list was due to the radical change the Haqqani Network went through after Haqqani passed command of the Network to his son Sirajuddin Haqqani. The Network transformed into a more radical Islamic force and held close ties with radicalized Muslims in Pakistan and Saudi Arabia. Under command of his son, the Network started to have a great aversion for a political settlement of the conflict. In October 2001 the Haqqanis, just as the Taliban and other Afghan militant groups were surprised by the swift military successes of the Americans and their Afghan allies. In the days after the invasion the entire Haqqani clan fled to their home base in Miram Shah where they were under the protection of the Pakistani ISI (Dressler 2010, 10). From here they needed to revive the Network to sustain an insurgency against the American and ISAF forces. This proved to be more difficult than previously expected; Sirajuddin Haqqani was not as respected by the population in eastern Afghanistan, in the way his father was. Therefore, after 2001 the Haqqanis could only control the population of Paktia through military strength, manipulation and extortion. As a consequence, the Haqqani Network began to rely on foreign jihadist fighters to bolster their ranks. Despite the initial weakness of the Network, it did play an important role during the famous battle of Tora Bora in December 2001. The elder Haqqani, in one of his last acts before turning over command to his son, helped the surrounded Osama Bin Laden and the
other al-Qaeda top leaders escape through the Network’s system of guesthouses and shelters (Dreazen 2010, 3). After this feat of action, the Network kept a relatively low profile in the mountainous region of North Waziristan.
The Haqqani Network began to rely on foreign jihadist fighters to bolster their ranks Even though the Haqqani Network was initially not involved in the Afghan insurgency, they did play an important role in facilitating foreign jihadists and created strong links not just with the Taliban and al-Qaeda but also with the Quetta Shura Taliban (QST), Lashkar-e-Taiba (LeT) and Jaish-e-Mohammed ( JeM), while engaging other Afghan militant groups such as the Hizb-I Islami Gulbuddin (HiG) led by the former Haqqani ally Hekmatyar. It was through the Haqqani Network that these terrorist groups were able to execute attacks against the Americans, ISAF and Afghan forces (Dressler 2010, 15). While all these groups have suffered major losses as a consequence of the successful American counterinsurgency strategy implemented especially after 2008, the Haqqani Network, because of its low profile, has remained intact and in fact gained in strength over time. In recent years they have become the jihadist champion against the American and ISAF allies in Afghanistan. The Haqqani Insurgency and American Counterinsurgency After the American invasion, Mullah Omar named Jalaluddin Haqqani regional commander of the East, but effective command was taken over by Haqqani’s son. However, between 2002 and 2004 he was unable to play any role in the insurgency due to the lack of an effective centralized command structure. But from 2005 onwards, with the aid of the Pakistani ISI and donations from Saudi benefactors, the Haqqanis were able to expand their control into eastern Afghanistan. This was not due to the Network’s military strength, but mainly because of the ineffectiveness of the new Afghan government officials which alienated much of the Afghan population. To consolidate their power in Khost and Loya-Paktia, they assassinated governors ATLAS - Augustus 2012
13
Ingezonden and tribal leaders who opposed them. The Haqqani control of the border region and safe havens in other parts of eastern Afghanistan, has led to an influx of foreign fighters and suicide bombers in Kabul. This enabled the Haqqani Network to launch a series of spectacular high-profile suicide attacks on key Afghan politicians (Dressler 2011, 11).
Network. Since the Network, although transferred into a militant jihadist force, still depends on territorial possessions to generate income in their mafia-like organizational structure, their safe haven in North Waziristan needs to be attacked as well. For years, Americans officials have urged Pakistan to move against the Haqqani Network in North Waziristan, but until now, the Americans have failed to coerce the Pakistani government into action. Knowing that the Americans will downsize their forces after 2014 and considering the overstretch of Pakistani resources, it is highly unlikely that they will move against their own valuable proxy organization in Afghanistan. Furthermore, considering the deteriorated relation between Pakistan and the United States and the increase of Chinese military aid to Pakistan, there is no incentive for Pakistan to abandon their important proxy ally. So far the Americans have failed to make the Pakistani government ‘an offer it can’t refuse’. Sources
- Dreazen, Y.J. 2011. “The New Enemy in Afghanistan.” National Journal, 7-16.
- Dressler, J.A. 2010. ������������������������������������������ “The Haqqani Network. From Pakistan to Afghanistan.” Afghanistan Report 6.
- Dressler, J.A. 2012. “The Haqqani Network. A Strategic Threat.” Afghanistan Report 9.
The Haqqani Network finds protection in the border area of Afghanistan and Pakistan (www. longwarjournal.org) From 2008 onwards the Network was responsible for several attacks like the attacks on the Serena Hotel and the Indian Embassy. The attack that gave the Haqqani Network worldwide notoriety was the assault by seven Haqqani members on the American embassy in Kabul and the ISAF headquarters next door on September the thirteenth in 2011. A week later they even managed to assassinate the former Afghan president Rabbani who was responsible for the reconciliation talks with the Taliban (Nordland 2011). To counter the increasing threat, the Americans have deployed an additional 5,400 troops in eastern Afghanistan. This effort, as part of their nationwide surge in troop levels, brings the American total in eastern Afghanistan nowadays up to 37,000 forces. Combined with the increased Afghan army, a six fold increase in Special Operations and drone strikes, have severely damaged the Haqqani Network’s ability to carry out operations in Kabul and in eastern Afghanistan (Schmitt 2011). Still, more is needed to defeat the Haqqani
14
ATLAS - Augustus 2012
- Mazzetti, M. 2011. “Brutal Haqqani Crime Clan Bedevils U.S. in Afghanistan.” The New York Times (September 24, 2011).
- Nordland, R. 2011. “Attacks on Foreigners in Capital get Afghan
Faction’s Message Across.” The New York Times (October 30, 2011).
- Rashid, A. 2001. Taliban. Islam, Oil and the New Great Game in Central Asia. London: I.B. Tauris Publishers.
- Schmitt, E. 2010. “Taliban Fighters Appear Blunted in Afghanistan.” The New York Times (December 26, 2010).
Danny Turk is masterstudent International Relations aan Webster University. Hij volgt dit jaar een master Militaire geschiedenis aan de UvA. Binnen de SIB zit Danny in de Acquisitiecommissie en de CIA (Commissie Inhoudelijke Activiteiten).
Column
Winnaars, verliezers en levertraan Chris Wensink
D
e val van het kabinet-Rutte zou wel eens niet zo geweldig kunnen uitpakken als menigeen schijnt te willen geloven. De verkiezingen in september lijken de meest gefragmenteerde en gepolariseerde Tweede Kamer ooit op te gaan leveren. De kloof tussen winnaars en verliezers van de globalisering, die dwars door vroegere ideologische families heen loopt, dreigt het parlement te verlammen. De beëindiging van de Catshuisonderhandelingen door Geert Wilders kan verrassend eenvoudig verklaard worden. Verregaande bezuinigingen en vooral hervormingen die de economie verder openen zijn met name pijnlijk voor de verliezers, die door PVV en ook SP worden vertegenwoordigd. Zo bezien was het afzwaaien van Wilders niet meer dan voor de hand liggend, wat je er verder ook van mag vinden. Ja, hoogopgeleiden die profiteren van meer internationale concurrentie kijken heel anders tegen flexibilisering van de arbeidsmarkt en hogere reiskosten aan dan laaggeschoolden wier baan misschien op de tocht komt te staan en van wie de koopkracht afneemt. Voor D66- en GroenLinks-stemmers mogen dergelijke maatregelen voor de hand liggen; voor Henk & Ingrid uit Venlo en voor Harry & Manon uit Oss hebben ze veel weg van levertraan, om met Schinkel te spreken. Misschien goed voor de volksgezondheid, maar erg vies om te moeten slikken. De uitholling van democratische rechten als gevolg van steeds verdere integratie in de haperende Europese Unie en het daarmee gepaard gaande overmaken van miljarden euro’s naar ‘probleemlanden’ is ook al niet behulpzaam voor het politieke midden. En hoewel het European Stability Mechanism een noodzakelijk kwaad lijkt, zullen ook Stef Blok, Diederik Samsom en Sybrand van Haersma Buma wellicht niet overlopen van enthousiasme over de democratische legitimiteit ervan. Het was fraaier geweest om in een democratisch debat te besluiten over het (niet) aangaan van de transferunie met Zuid-Europese landen in plaats van dit nu, veertien jaar na dato, met de revolver op tafel te moeten doen. De toenmalige fractievoorzitter van regeringspartij VVD, Frits Bolkestein, heeft zich in soortgelijke bewoordingen uitgelaten.
Streng zijn waar het moet, gunnen waar het kan
Volgens de voorzitter van het CDA, Ruth Peetoom, ‘ligt de toekomst in het midden’. Dat zou mooi zijn, maar even lekker een centrumkabinet vormen wordt na de verkiezingen waarschijnlijk nog lastiger dan na de vorige. Niet alleen vanwege het aantal partijen dat daarvoor nodig kan zijn, maar ook vanwege de hete adem van PVV en SP die zij daarbij in hun nek voelen. Natuurlijk kan men hopen dat op enig moment in de toekomst de electorale uitdunning van het midden als vanzelf zal keren. Of dat verliezerspartijen, als ze mogen delen in de macht, een redelijker toon gaan aanslaan. De in mijn ogen legitieme poging van VVD en CDA om de PVV te pacificeren werpt wat dat betreft echter een donkere schaduw vooruit. Een conventionele wijsheid uit de politicologie (Meguid) is dat gevestigde partijen op drie manieren kunnen omgaan met het discours van alternatieve partijen: negeren, overnemen of bestrijden. Aangezien het lange jaar 2002 heeft laten zien dat de gevestigde partijen niet langer in staat zijn het politieke debat te domineren met hun traditionele thema’s moeten zij schijnbaar kiezen tussen de twee andere opties.
Zo’n zwart-witkeuze komt niet overeen met de verbindende rol die centrumpartijen moeten spelen als zij de ‘toekomst’ willen hebben. Daarom zullen VVD, PvdA en CDA elk op hun eigen manier een balans moeten vinden tussen thema’s die zij aan de winnaars van de globalisering gunnen en thema’s waarop zij zich voegen naar de wensen van ongeruste en sceptische kiezers. Streng zijn (lees: levertraan) waar het moet, gunnen waar het kan. Euro’s overmaken naar probleemlanden met als argument het landsbelang wordt al snel een stuk geloofwaardiger wanneer de regering over het algemeen een kritische houding aanneemt ten aanzien van de Europese Unie. Het voeren van een serieuze internationale politiek hoeft het verbeteren van de veiligheid in eigen land niet in de weg te staan. En het verwerpen van xenofobie betekent niet dat per se niks gedaan kan worden aan specifieke problemen die zich voordoen met de komst van Oost-Europese arbeiders. Levertraan werkt wellicht alleen wanneer vergezeld van veel liefde en begrip. ATLAS - Augustus 2012
15
Opinie
Verander, maar democratiseer met mate Door Thijs van Rijn Democratie en een verbetering van de levensomstandigheden hoeven niet samen te gaan. Vaak zitten ze zelfs elkaar in de weg. Het snel omvormen van ontwikkelingslanden, waaronder de meeste Arabische landen nog steeds geschaard kunnen worden, in succesvolle democratieën zou ironisch genoeg een negatieve invloed op hun welvaart kunnen hebben.
W
at er precies gebeurde vorig jaar, is nog steeds onduidelijk. Niet alle feiten van de Arabische Lente of hoe men het fenomeen ook wil noemen zijn bekend en wat er is kan verschillend geïnterpreteerd worden. Wat wel vaststaat is dat sinds begin vorig jaar vier heersers vertrokken zijn: Zine El Abidine Ben Ali van Tunesië (14 januari), Hosni Moebarak van Egypte (11 februari), Moammar Kadhafi van Libië (20 oktober) en Ali Abdullah Saleh van Jemen (27 februari 2012). Zelfs de data van aftreden zijn moeilijk te geven nu de eerste vluchtte, de tweede aftrad, de derde gedood werd en de vierde feitelijk nog steeds veel macht heeft. Het vallen en opstaan naar een democratischer land, ofwel de democratische transitie, is begonnen met verschillende verkiezingen (in aantocht) in alle vier de landen. De snelheid en nauwkeurigheid waarmee deze worden georganiseerd is verbazingwekkend voor landen die decennia onder autoritaire regimes hebben geleefd. Het gevaar zit hem erin dat de wereld denkt dat met democratie de welvaart komt en alle mensen blij worden nu ze mogen zeggen wat ze willen. Ondertussen kan men zich weer gaan richten op belangrijker zaken, zoals afgelopen zomer de Olympische Spelen. De voorwaarden voor welvaart Het is onduidelijk of democratie noodzakelijk of zelfs maar nuttig is voor welvaart. Tunesië werd het Zwitserland van Afrika genoemd en Libië had in 2010 een economisch groeipercentage van 4,2%. De Human Development Index, een index waarin factoren als het inkomen van, de gezondheid van en het onderwijs voor de bevolking worden gewogen, plaatste Libië boven democratieën als Zuid-Afrika en het gemiddelde van de wereld (UNDP 2012). Dat alle westerse democratieën ook min of meer rijk zijn, heeft waarschijnlijk
16
ATLAS - Augustus 2012
andere oorzaken dan democratie, waarvan de meest cynische uiteraard het onder de duim houden van de rest van de wereld is. Erg belangrijk is het soort democratie in een land: volgens Leftwich (2000, 171) hebben developmental states, een subgroep van ontwikkelingslanden, bepaalde eigenschappen die inherent aan de geschiedenis en wezen van de staat verbonden zijn. Kortom: je hebt ze, of je hebt ze niet. Het bezit van een of meer van deze eigenschappen is een voorwaarde voor welvaart.
Het is onduidelijk of democratie noodzakelijk of zelfs maar nuttig is voor welvaart Een sterke militaire of politieke elite, die niet haar eigen belang, maar het nationale belang vooropstelt, is noodzakelijk om de autonomie van de staat te beschermen. Met duidelijke doelen voor ogen is het immers gemakkelijker beleid te voeren, de corruptie te beperken en buitenlands geld aan te trekken. Een bureaucratie is hierbij onmisbaar, omdat die vaak achter de schermen het institutionele systeem heeft opgebouwd waarbinnen gewerkt moet worden. Libië is met deze voorwaarden vrij kansloos: het dunbevolkte woestijnland werd geleid door een persoon, niet door een systeem. En de persoon is dood. Het land is relatief jong en bij elkaar geraapt uit verschillende voormalige onafhankelijke landjes. Hetzelfde geldt voor Jemen, een land dat pas ontstond in 1990 en sindsdien samen met Somalië strijdt om de grootste failed state van de wereld te zijn. Terwijl het noorden een uitvalsbasis lijkt te worden voor terroristische groeperingen wil de ZuidJemenitische Beweging onafhankelijkheid van het zuiden. Egypte en Tunesië hebben een grotere kans te slagen. Egypte heeft, ook toen het door de Britten gekoloniseerd was, een vrij grote mate van autonomie gekend en daardoor een stabiele bureaucratie en elite ontwikkeld. Moebarak mag nu wel veroordeeld zijn, hij
Opinie is dertig jaar zonder al te veel problemen president geweest. Het leger slaagt er op dit moment min of meer in de rust te bewaren. Tunesië kreeg het voor elkaar delen van het bedrijfsleven, zoals de bouw en de luchtvaart, ondergeschikt te maken aan de nationale belangen. Het grootste probleem voor beide landen na de revolutie is de economische afhankelijkheid van het buitenland. Niet alleen het toerisme, maar ook de voedselvoorziening en investeringen hebben de afgelopen jaren klappen opgelopen. Verschillende soorten democratie Zoals blijkt hoeven developmental states helemaal niet democratisch te zijn om goed te functioneren. In zekere zin is de combinatie van democratie en ontwikkeling lastig. Democratie, gericht op consensus en stabiliteit, is behoudend van aard, terwijl ontwikkeling een moeilijk en drastisch proces is dat niet alleen de economische fundamenten van een land verandert, maar ook de maatschappelijke (Leftwich 2000, 174). Leftwich onderscheidt vier vormen van democratieën.
De verkiezingsuitslagen in de Arabische landen zijn nog te vers om het succes ervan te voorspellen en in welke van de vier categorieën de landen in de toekomst gaan vallen hangt deels van toeval af. Het feit dat drie partijen in Tunesië in staat zijn geweest een coalitie te sluiten lijkt hoopgevender dan het lange militaire bewind in Egypte, maar wrang genoeg zijn de militairen vermoedelijk wel de meest bekwame mensen om het land te besturen, nu zij ervaring hebben. Het scheelt dat beide landen een vrij homogene en hoogopgeleide bevolking hebben. Etnische en sociaaleconomische verschillen zijn hierdoor een stuk kleiner dan in Libië en Jemen. Terwijl groepen in de laatste twee landen moeten onderhandelen over hoe de staatsstructuren en de macht voor verschillende groepen moeten worden georganiseerd, hoeven ze binnen de eerste twee ‘slechts’ overeenstemming te vinden over het te voeren sociaaleconomisch beleid.
De verkiezingsuitslagen in de Arabische landen zijn nog te vers om het succes ervan te voorspellen De door één partij gedomineerde democratie en de democratie waarbij geregeerd wordt door coalities leiden tot economische groei, aangezien het bestuur een dominante, leidende rol kan hebben. Bij landen met een dominante partij moet overigens eerder gedacht worden aan Zweden, waar de sociaaldemocraten decennia regeerden, en niet aan China. De democratie gebaseerd op klassencompromissen en de democratie alwaar partijen elkaar steeds beurtelings afwisselen zijn in het algemeen niet geschikt voor economische groei. Bij de eerste zouden sociaaleconomische veranderingen leiden tot onrust onder verschillende economische klassen en dus zal om de rust te bewaren er geen beleid gevoerd worden. De afwisselingen in het bestuur door vaak radicale partijen bij de tweede leiden tot zwalkend beleid dat, als het überhaupt al zou functioneren, bij een volgende wisseling weer wordt vervangen (Leftwich 2000, 176). Het type democratie dat een staat heeft wordt bepaald aan de hand van politieke en sociaaleconomische factoren. Zoals te zien is een land het meest gebaat bij een stabiele politieke situatie.
Was het maar zo simpel (www.degroene.nl) Democratie is niet onder alle omstandigheden het hoogst haalbare. Als verschillende belangen moeten worden afgewogen en blijkt dat democratie ten koste gaat van economische groei of van de levensomstandigheden, dan is het wellicht wenselijker even te wachten met verandering. Van de vier landen lijken Egypte en Tunesië het meest in staat niet alleen democratisch maar ook economisch gezonde landen te worden, maar het willen forceren van democratisering kan slecht aflopen. Bronnen
- Leftwich, A. 2000. States of Development: on the Primacy of Politics in Development. Cambridge: Polity Press.
- United Nations Development Programme (UNDP). 2012. “Libyan Arab Jamahiriya: Country Profile: Human Development Indicators.” hdr.undp.org (7 juli 2012).
ATLAS - Augustus 2012
17
Beschouwing
Twee Cyprussen, één eiland Door Thijs Voets Zeventig kilometer ten zuiden van Turkije en 105 kilometer ten westen van Syrië ligt het eiland Cyprus. Hoewel het Turks EU-lidmaatschap nog ver weg is, is haar zuiderbuur al acht jaar lid van de Europese Unie, en hanteert hij zelfs al de euro. Cultureel en politiek wordt hij dan ook tot Europa gerekend. 68 procent van de bevolking beschouwt zichzelf een (Cypriotische) Griek, spreekt Grieks en is lid van de Grieks-orthodoxe Kerk van Cyprus. De rest van Cyprus woont op hetzelfde eiland, maar aan de andere kant van de muur.
E
én van de redenen van Turkijes moeilijke pad naar de Europese Unie, is het Cypriotische vraagstuk. In 1960 werd Cyprus, een onderdeel van het Britse wereldrijk, onafhankelijk. Sinds 1955 streefde de Ethniki Organosis Kyprion Agoniston ( Nationale Organisatie van Cypriotische Strijders, EOKA), een paramilitaire organisatie, naar enosis: aansluiting bij Griekenland. Deze guerrillastrijders richtten zich niet alleen tegen de koloniale troepen op het eiland, maar ook tegen Britse beambten en politieofficieren. Toen in hetzelfde jaar gouverneur Sir John Harding (1896 – 1989) besloot om de nieuwe politierekruten voor het grootste gedeelte uit de Turks-Cypriotische gemeenschap te halen, begon de organisatie zich ook op deze gemeenschap te wreken. Het gevolg was de oprichting van een aparte Turkse paramilitaire organisatie, die streefde naar taksim; het in stand houden van Britse heerschappij over het eiland, om het later in twee aparte stukken te delen. Het geweld eindigde toen in 1959 in Zurich Grieks-Cypriotische en TurksCypriotische vertegenwoordigers een compromis sloten. Een jaar later is het eiland onafhankelijk, en de Grieksorthodoxe aartsbisschop Makarios III (1913 – 1977) wordt gekozen als eerste president. De vrede is echter van korte duur. Al snel klagen veel Griekse Cyprioten over de complexe wetten om de Turks-Cypriotische medeburgers te beschermen. Deze zouden obstakels zijn voor een efficiënte overheid, en daarom introduceert Makarios een plan om deze wetten te simplificeren of de speciale rechten van de Turkse bevolking in te dammen. Wanneer Turkse Cyprioten hiertegen be
18
ATLAS - Augustus 2012
ginnen te demonstreren, breekt er opnieuw geweld uit. Makarios ontslaat alle Turkse ambtenaren (van lage ambtenaren tot de vicepresident). Om het geweld te stoppen, grijpt de Verenigde Naties in en installeert ze in 1964 een vredesmissie op het eiland. Tussen de twee volken plaatst ze een lange, bewaakte grens, de zogenaamde ‘groene lijn’. Tien jaar lang werd op deze manier de vrede (min of meer) bewaard. Makarios had inmiddels zijn droom naar ‘enosis’ laten varen en probeerde beide etnische groepen bij elkaar te houden. Zijn beleid werd door de junta in Griekenland echter gezien als communistisch, wat hem de spotnaam ‘de rode priester’ opleverde. Bang voor een hernieuwing van het geweld, stuurde de Cypriotische president een open brief aan de junta in Athene met de eis alle Griekse officieren gelegerd in Cyprus terug te sturen. De junta antwoordde op 15 juli 1974 met een coup d’etat. Makarios werd vervangen door Nikos Sampson (1935 -2001), een journalist en EOKA-lid.
Het enige dat deze mensen gemeen hebben, is dat ze op hetzelfde eiland wonen Nadat Turkije had gefaald om de Britse overheid te overtuigen van een gezamenlijke interventie, besloot het land zelf het recht in eigen handen te nemen en lanceerde ze een invasie tegen haar zuiderbuur. Veertig procent van het eiland werd door de Turkse troepen bezet. Als gevolg van de invasie vluchtten GrieksCyprioten naar het zuiden, en Turks-Cyprioten naar het noorden, waar deze groepen bescherming genoten. Hoewel Turkije meende enkel in te grijpen om de Turks-Cypriotische bevolking te beschermen tegen de gevolgen van de staatsgreep, veroordeelde de Verenigde Naties de invasie omdat Turkije niet de “previous states of affairs’ herstelde, maar een groot deel van het land bezette. Hedendaags Cyprus Tot op de dag van vandaag is Cyprus verdeeld tus-
Beschouwing
Het wapen rechts is van Cyprus, links van Noord-Cyprus. Hoewel de twee volken veel van elkaar verschillen, lijken hun nationale symbolen angstvallig veel op elkaar sen de ‘officiële’ Republiek Cyprus en de Turkse Republiek Noord-Cyprus, dat alleen door Turkije wordt erkend. Om die reden is het noorden van het eiland economisch bijna geheel afhankelijk van Turkije, en is het BNP per capita in ‘Zuid’-Cyprus 28.961,04 dollar, bijna twee keer zo hoog als dat van het noorden (14.703,00 dollar) (IMF 2012; Devlet Planlama Orgutu 2010). Jongere Grieks-Cyprioten zien er dan ook weinig in om weer samen te gaan met het noorden; immers, ze zitten bij de EU en de euro en zij hebben weinig te winnen met een hereniging (The Economist 2011). De ‘groene lijn’ van de Verenigde Naties gaat nog steeds dwars door het eiland en zelfs door de hoofdstad Nicosia. Voor hen stond deze muur er altijd al. Daarentegen zijn de ouderen aan beide kanten nog steeds verbitterd. Velen van hen moesten hun huizen ontvluchten. Nu open grensverkeer tussen het noorden en het zuiden weer mogelijk is, vinden zij de huizen van hun jeugd bewoond door vreemdelingen die zelf ook niet meer weg willen (of kunnen) (NOS Nieuws 2009). Wonderen zijn echter nog de wereld niet uit. De ‘hereniging’ tussen Oost- en West-Duitsland schokte de hele wereld, waarom kan hetzelfde dan niet met Cyprus? Vooralsnog ziet het er niet naar uit. De DuitsDuitse grens scheidde een volk met dezelfde cultuur en dezelfde taal. De ‘groene lijn’ scheidt een gebied met
aan de ene kant bijna alleen maar christelijk-orthodoxe Grieken en aan de andere kant alleen maar soennitische Turken. Het enige dat deze mensen gemeen hebben, is dat ze op hetzelfde eiland wonen. Een kans op vrede In 2004 was er dan toch hoop voor het eiland en de Verenigde Naties. Beide regeringen zouden, in samenwerking met de VN, referenda houden onder de bevolking. Het referendum ging over het ‘Plan-Annan’, een plan van Kofi Annan (1938) om een nieuwe staat te vormen en het eiland te herenigingen. Zo zou de nieuwe republiek twee deelstaten bevatten die onder één federale overheid zouden komen te staan. Deze overheid zou weinig zeggenschap hebben en geleid worden door vier Grieks-Cyprioten en twee Turks-Cyprioten. Ook zouden er een Senaat en een Huis van Afgevaardigden worden ingesteld, die samen een tweekamerstelsel zouden vormen. De senaat zou voor de helft uit Grieks-Cyprioten bestaan, en voor de helft uit Turks-
Het wederzijds wantrouwen zorgt ervoor dat beide partijen geen deal durven te sluiten die voor beide kanten eerlijk is ATLAS - Augustus 2012
19
Beschouwing Cyprioten. Het Huis van Afgevaardigden zou evenredig zijn aan absolute inwonertallen. Daarnaast zouden Griekenland en Turkije recht krijgen om een beperkte troepenmacht op het eiland te installeren. Het zogenaamde “recht op terugkeer” van de verdreven Cyprioten tijdens de Turkse invasie zou zeer worden beperkt. Niet helemaal verrassend werd het plan verworpen. Om het plan legitimiteit te verschaffen moest het aan beide kanten van de groene lijn worden goedgekeurd. De Turks-Cyprioten keurden het plan met 65 procent goed (87 procent opkomst) terwijl de Grieks-Cyprioten het plan met 76 procent afkeurden (88 procent opkomst) (Papadakis 2006).
Een grensovergang naar het noorden in de hoofdstad van beide staten, Nicosia (Dick Elbers) Ondanks dat de Turks-Cyprioten een minderheid zouden worden in een nieuw land, was de mogelijke toetreding tot de Europese Unie samen met het Griekse deel economisch zeer aantrekkelijk. Het noorden zou niet langer van Turkije afhankelijk zijn en uit zijn isolement worden gehaald. De Grieks-Cyprioten hadden echter economisch niets te winnen; bondgenoot Griekenland zorgde er in de EU toch voor dat Cyprus in ieder geval toegelaten werd. In ruil voor het toelaten van Cyprus tot de EU, zou Griekenland de toetreding van diverse Oost-Europese landen niet vetoën (Papadakis 2006). Daarnaast vond de meerderheid van de Grieks-Cypriotische gemeenschap dat hun Turkse medeburgers te veel politieke macht (de helft van de zetels in de Senaat) zouden verkrijgen; zij vormden immers nog steeds een minderheid op het eiland. De verdere toekomst De banden tussen de beide Cyprussen verbeteren de
20
ATLAS - Augustus 2012
laatste tijd langzaamaan. Onder begeleiding van de VN worden nog steeds gesprekken tussen beide presidenten georganiseerd en de grens oversteken is vergemakkelijkt. Toch zal er niet snel een oplossing komen. Frustraties over het verleden, het verschil in taal en cultuur en het wederzijds wantrouwen zorgen ervoor dat beide partijen geen deal durven te sluiten die voor beide kanten eerlijk is. Als Turkije nog tot de Europese Unie wil toetreden, zal de druk voor dit land nog het grootst zijn. Om de kansen om toe te treden tot de Europese Unie te vergroten, zal het land Cyprus moeten erkennen, oftewel: ophouden de Turkse Noord-Cypriotische Republiek te steunen. Ankara is genoodzaakt om de Turks-Cyprioten en de Grieks-Cyprioten met elkaar te laten samengaan, maar tegelijkertijd haar eigen volk te beschermen en zich te mengen in de politiek van het eiland. Iets waar de Grieks-Cyprioten niet van gediend zijn. Hoewel de meerderheid van hen enosis niet meer aanhangt, zijn ze nog steeds bang om nog meer zeggenschap aan Ankara of aan de Turks-Cypriotische gemeenschap te verliezen. Zowel ‘Noord’ als ‘Zuid’-Cyprus, evenals Ankara, heeft belang bij een vreedzame oplossing. Het conflict zal worden opgelost, maar dan moeten eerst enorme economische, politieke en vooral culture bruggen worden gebouwd. Uiteindelijk zal blijken wie de langste adem heeft; de geïsoleerde Turks-Cyprioten, de Grieks-Cyprioten die nu, net zoals Griekenland, economische tegenspoed tegemoet gaan, of Ankara en haar wens om zich bij de rest van Europa te voegen. Bronnen
- Papadakis, Y. 2006. Divided Cyprus – Modernity, History and an island in conflict.
- Carter, D. 2008. “British personnel who died on active service in Cyprus.” www.britains-smallwars.com.
- Devlet Planlama Orgutu (State Planning Organisation). 2010. “Gross National Product (2005-2010).” www.devplan.org.
- Internationaal Monetair Fonds. 2012. “World Economic Outlook Database, April 2012.” www.imf.org
- The Economist. 2010. “A Mediterranean quagmire.” www.economist.com.
- The Economist. 2011. “Sad island story.” www.economist.com. NOS Video. 2009. “Verdeling op Cyprus.” www.nos.nl.
Reisverslag
De Grote Reis naar Israël en Jordanië Door Robert de Heij en Jos Moesman Op maandag 18 juni vertrok een delegatie van SIBLeiden, bestaande uit negentien leden, naar Israël en Jordanië. De groep verzamelde zich in alle vroegte op Leiden Centraal om zo op Schiphol ruim de tijd te hebben voor het inchecken en de paspoortcontrole. Na aankomst op vluchthaven Ben Gurion te Tel Aviv was de Grote Reis 2012 echt begonnen.
onder andere Eritrea die weinig tot geen toekomstperspectief hebben. Het vreemdelingenbeleid is achtergebleven, omdat de overheid andere prioriteiten heeft. Wel zijn er dan organisaties die zich met die problemen bezighouden.
I
sraël is een bijzonder land. De Grote Reis bood de kans een blik te werpen op de diverse problemen die er spelen, waar het Israël-Palestinaconflict maar een onderdeel van is. De bezoeken aan de organisaties in Tel Aviv waren een inleiding op de scherpe contrasten in het land, en waar we in Jeruzalem nog meer over leerden. Bij Tel Aviv University vertelden studenten over de dienstplicht, en hoe dat als rode draad door de maatschappij loopt. In hun ogen vormt de dienstplicht je als mens en helpt je een band op te bouwen met de medemens, vooral omdat elke generatie haar eigen oorlogs- of conflictverhaal heeft. Toch is het wennen aan de vele militairen op straat, die vaak een indrukwekkend wapen bij zich dragen.
Het is wennen aan de vele militairen op straat, die vaak een indrukwekkend wapen bij zich dragen Magen David Adom (MDA), de Rode Ster van David en IsraAID laten de humanitaire kant van Israël zien. MDA verzorgt de nationale ambulancedienst, en kan een beroep doen op veel getrainde vrijwilligers als ‘first responders’. Zij kunnen al hulp bieden terwijl de ambulance onderweg is. IsraAID werkt in rampgebieden overal ter wereld, zoals in Haïti na de aardbeving en bij de ramp in Japan in maart vorig jaar. Dit goede werk staat in schril contrast met de issues in Israël zelf, waar nauwelijks oplossingen voor bedacht worden. Tijdens een rondleiding door de slechte wijken van Tel Aviv ontmoetten we vluchtelingen uit
De Rotskoepel en de Al Aqsa-moskee (Jos Moesman) Wat op de achtergrond speelt bij diverse instanties, is de afhankelijkheid van donors of sponsors. MDA rijdt met ambulances rond die afkomstig zijn vanuit Amerika tot aan Hong Kong. Bij Tel Aviv University hebben diverse donateurs hun naam verbonden aan bepaalde collecties of zelfs gebouwen. Bijvoorbeeld het Cymbalista Jewish Heritage Center op de campus, gedoneerd aan de universiteit door oud-bestuursvoorzitter Norbert Cymbalista en zijn vrouw. Ook in Jeruzalem spelen donors een speciale rol. Holocaustmuseum Yad Vashem zou er niet zijn zonder de hulp van welvarende en invloedrijke personen of families. Een bezoek aan dit museum is bijna onbeschrijflijk. We leren op school over de gruweldaden, hebben verhalen gehoord of bepaalde plaatsen bezocht. Om al die verschillende facetten in één overzicht samengebundeld te zien is simpelweg overweldigend. Aan de andere kant vergt de soms niet-aflatende stroom van gekleurde informatievoorziening enig geduld. Bijvoorbeeld tijdens het voorlichtingsfilmpje over de geschiedenis en het ontstaan van de Knesset, het Israëlische ATLAS - Augustus 2012
21
Reisverslag parlement gevestigd in Jeruzalem. De rondleiding door het gebouw was leerzaam, zeker de achtergrondschets bij de Onafhankelijkheidsverklaring. Volgens onze gids was er veel verdeeldheid onder de opstellers van het document. Bij de Jeruzalem Post hoorden we dat deze verschillen nog steeds bestaan. Ook werd verteld over de diverse problemen die spelen binnen de Israëlische maatschappij. De segregatie van (ultra)orthodoxen is een van de belangrijkste uitdagingen van het land. Dankzij hun spectaculaire groei zijn bepaalde privileges, zoals het niet betalen van belasting, nauwelijks houdbaar. Deze en andere tegenstellingen leiden ertoe dat de regering, die kan rekenen op 94 van de 120 zetels in de Knesset, bepaalde wetgeving er toch niet doorkrijgt. Naast de dreiging van binnen is er altijd de dreiging van buitenaf. Iran, Syrië en de ontwikkelingen in de Sinaï, wegens het machtsvacuüm in Egypte, zijn van grotere zorg dan de zoveelste beschietingen vanuit Gaza op Sderot. Het Israel/Palestine Center for Research and Information (IPCRI) denkt daar anders over. Met diverse projecten probeert het IPCRI awareness te creëren onder zowel Israëli’s als Palestijnen, om tot een oplossing te komen in het conflict tussen Israël en Palestina. Ook het International Committee of the Red Cross (ICRC) reikt haar hand naar de problemen in Israël. Zonder een politieke agenda eropna te houden, wat schaars is in het Midden-Oosten, probeert het ICRC zowel de Palestijnen als de Israëli’s te helpen. Naast de organisaties en instanties was er ruimte voor cultuur. Op onze laatste dag in Tel Aviv maakten we een stadstour door het nabijgelegen Jaffa. Daarna reisden we door naar Jeruzalem. Jeruzalem is een brok eeuwenoude historie, vol bezienswaardigheden en heiligdommen. Kerken, synagogen en moskeeën wisselen elkaar af. Wie de smalle winkelstraten, waar je de meest kitscherige snuisterijen kan kopen, even achter zich wil laten door ergens links- of rechtsaf te slaan, stuit onverwacht op een volgende bezienswaardigheid of heiligdom. Hoogtepunten zijn de Heilig Grafkerk, de Klaagmuur, de Tempelberg met de Rotskoepel en de Al Aqsa-moskee. De Tempelberg is vanwege het gebed op vrijdag en de sabbat op zaterdag niet toegankelijk voor publiek – buiten moslims. Het conflict tussen joden en moslims over deze heilige plaats is, mede door de verder aangescherpte beveiliging, het meest voelbaar. Buiten Jeruzalem ligt de Olijfberg, waar ook tal van kerken en gedenktekens ons herinneren aan de (bijbelse) historie en met als extra bonus een verbluffend uitzicht over de Heilige Stad.
22
ATLAS - Augustus 2012
De Westelijke Jordaanoever Hoewel het conflict tussen de Israëli’s en de Palestijnen in Jeruzalem merkbaar is, is het nog duidelijker zichtbaar op de Westelijke Jordaanoever. Op de Westbank bezochten we Hebron en Bethlehem. Hoewel een groot deel van het gebied onder controle staat van het Israëlische leger, was het bijzonder om nu eens Palestijns gebied te bezoeken. Onze bus moest langs meerdere checkpoints, maar de controle was opvallend genoeg vrij beperkt en zodoende konden we vlot doorrijden naar Hebron. In Hebron werden we ontvangen door onze Palestijnse gids Walid, die ons een zeer indrukwekkende rondleiding gaf door de stad. Op het eerste gezicht lijkt Hebron een levendige, gezellige marktstad, maar al snel waren de gevolgen van het conflict pijnlijk duidelijk te zien. Sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever in de jaren zestig heeft zich in Hebron een Joodse gemeenschap gevestigd, die in verschillende enclaves middenin de stad woont. Om haar te beschermen tegen de Palestijnse meerderheid zijn er soms absurde veiligheidsmaatregelen genomen. Zo worden de Joodse kolonisten (niet meer dan vierhonderd man) permanent beschermd door tweeduizend militairen. De gevolgen voor de stad zijn groot: verspreid over Hebron staan talloze wachtposten, zijn verschillende straten gebarricadeerd, bevinden zich controlepoortjes voor openbare gebouwen en zijn huizen afgezet met prikkeldraad.
Het klooster van Petra (Jos Moesman) We kregen de gelegenheid om een Palestijns gezin te bezoeken, wiens huis slechts luttele meters van een Joodse enclave stond. Direct naast het huis stond een wachtpost van het Israëlische leger. Een van de bewoners vertelde dat ze regelmatig last hadden van kolo-
Reisverslag nisten die hun huis binnen kwamen vallen en dat bij een van deze invallen zijn moeder en broer waren vermoord. Na deze indrukwekkende verhalen bezochten we de niet minder dan imposant te noemen moskee van Hebron. Temeer omdat in hetzelfde gebouw ook een synagoge aanwezig is. Beide delen van het gebouw zijn echter hermetisch van elkaar afgesloten en contact tussen de bezoekers van de moskee en de synagoge is nagenoeg non-existent. Ons bezoek aan Bethlehem had een heel ander karakter, met uiteraard een bezoek aan de Geboortekerk, de plek waar Jezus Christus het levenslicht zou hebben gezien. Verder hebben we een bezoek gebracht aan de plaats waar de herders door de aartsengel Gabriël over de geboorte van Jezus zouden zijn geïnformeerd.
Anders dan de nogal schuchtere Israëli’s zijn de Jordaniërs oprecht in je geïnteresseerd De volgende dag stond de reis naar Jordanië op de planning, waar we een week zouden verblijven. De rit ging prima en de grenscontrole viel ontzettend mee. Dat kon overigens niet gezegd worden van de terugreis, waar we een keer of zes onze paspoorten moesten laten zien. Zelf dan nog werden we, vergeleken met de Palestijnse reizigers, als vips behandeld. Jordanië Jordanië bleek toch wel behoorlijk te verschillen van Israël. Het is allemaal een stuk chaotischer en minder goed georganiseerd: de lokale bevolking spreekt nauwelijks Engels, Amman kenmerkt zich door continu vastlopend verkeer, straatnamen zijn pas recent ingevoerd (wat de nodige problemen oplevert met taxiritten). Er rijden wel bussen, maar er is in de verste verte geen bushalte te bekennen. Het stratenpatroon van Amman vereist een studie op zich. Dit wordt wel echter ruimschoots goedgemaakt door de erg vriendelijke en behulpzame Jordaniërs. Anders dan de nogal schuchtere Israëli’s zijn de Jordaniërs oprecht in je geïnteresseerd. “Where are you from?” werd ons meerdere malen per dag gevraagd. Enkelen van ons zijn zelfs door een oude man uitgenodigd om op zijn kosten in zijn stamkoffiehuis wat te drinken. In Amman hebben we onder meer verschillende VNinstanties bezocht, waaronder de United Nations De-
velopment Programme (UNDP), de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) en de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA). ������������������������������������������ Ook de Nederlandse ambassade en de University of Jordan werden aangedaan. Zeker onvergetelijk was ons bezoek aan Petra. De wandeltocht door de kloof en de uit rotsen gehakte ruïnes waren schitterend. Petra is bijzonder groot. We werden dan ook, na een uurtje of twee, drie door onze Nederlandstalige gids ‘losgelaten’ om zelf Petra verder te ontdekken. Sommigen zijn langzaam weer richting ingang teruggelopen, anderen zijn nog flink bergopwaarts gegaan om onder meer het klooster Ad Deir te bezoeken, wat ondanks de vermoeidheid en de hitte zeker de moeite waard was. Een andere must-see stond ons de volgende dag te wachten: de Dode Zee. We hebben bij een resort een dagje heerlijk liggen zonnen en bij het zwembad gezeten. De Dode Zee was ook een ervaring op zich. Het water is werkelijk extreem zout en blijft nadat je al drijvende rond hebt liggen dobberen lekker op je huid plakken. Douchen na een bad in de Dode Zee is dan ook geen overdaad! De volgende dag na het bezoek aan de Dode Zee stond de reis terug naar Israël op de planning. Na een dus vervelend lange controleprocedure aan de Israëlische kant van de grens bracht een busje ons rechtsreeks weer naar Tel Aviv. De volgende dag stonden onze laatste activiteiten op het programma. In de ochtend brachten we een bezoek aan het Jaffa Institute, een naschoolse opvang voor kansarme kinderen die meestal in de arme buitenwijken van de stad leven. Als laatste bezochten we ‘s avonds de Nederlandse ambassade. Deze was gelegen in de zakenwijk van Tel Aviv met moderne, indrukwekkende hoogbouw. We werden daar zeer gastvrij verwelkomd door de ambassadeur en vier andere medewerkers. De ambassadeur vertelde openhartig en boeiend over de relaties die beide landen met elkaar hebben. Verder waren ook leden van de SPIL aanwezig, die juist net aan hun reis door Israël begonnen waren. Na het ambassadebezoek hadden we nog een lange nacht op het vliegveld voor de boeg, omdat om pas half zes ‘s ochtends ons vliegtuig zou vertrekken richting Schiphol. Hiermee zat de reis er helaas weer op. Samen met alle deelnemers kunnen we stellen dat we achttien fantastische en zeer indrukwekkende dagen hebben beleefd. Kortom, een reis om nooit meer te vergeten!
ATLAS - Augustus 2012
23
Ingezonden
Vierhonderd jaar betrekkingen tussen Nederland & Turkije Door Esther Crone In 2012 vinden er verschillende festiviteiten plaats om te vieren dat er vierhonderd jaar internationale betrekkingen zijn tussen Nederland en Turkije. Inmiddels zijn de betrekkingen uitgebreid naar intensief handelscontact, is Turkije een van de populairste vakantiebestemmingen van de Nederlanders, en wonen er bijna vierhonderdduizend mensen met Turkse afkomst in Nederland. Maar hoe zijn deze banden ontstaan, en verlopen?
I
n 1612 kreeg Cornelis Haga, officieel afgezant van de Republiek der Nederlanden, als eerste rechten om te handelen in het Ottomaanse Rijk. Daarvoor was het officieel niet toegestaan voor Nederlanders om op het grondgebied van het Ottomaanse rijk te handelen. De basis voor de banden tussen Nederland en Turkije zijn echter gelegd tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De handelsbanden begonnen met een handelsbrug tussen Nederland en Turkije, vanuit een handelskantoor in Antwerpen. Dit kantoor is na de verovering van Antwerpen door de Spanjaarden verhuisd naar de noordelijke Nederlanden. Er kwamen bij dit kantoor handelaren met verschillende achtergronden, naast Turks ook bijvoorbeeld Grieks of Armeens. In de volksmond sprak men over ‘Turken’.
Nederland had bij verschillende havens een exclusief handelsrecht
In de lakenindustrie was de relatie met de regio rondom Turkije belangrijk, vooral in de 17e en begin 18e eeuw. Er werd uit Griekenland en Turkije ruwe katoen gehaald. Deze katoen werd vervolgens in Nederland bewerkt tot lakens. De lakens werden weer in schepen geladen en richting West-Azië gebracht. Deze handel wordt de ‘Levantse Handel’ genoemd, aangezien de handel zich afspeelt in de Levant (het gebied ten oosten van de Middellandse Zee). Nederland had bij verschillende havens een exclusief handelsrecht.
24
ATLAS - Augustus 2012
In de 21e eeuw is er nog steeds intensief handelscontact tussen de twee landen. Nederland exporteert in 2011 voor circa vijf miljard euro aan goederen naar Turkije, en dit getal stijgt jaarlijks. Daarmee is Nederland, binnen Europa, een van de landen die het meest investeert in Turkije. De import in 2011 bedroeg circa twee miljard euro, ook dat bedrag stijgt jaarlijks. De producten die Nederland exporteert naar Turkije zijn voornamelijk machines, onder andere voor de landbouw, en chemische producten. Het grootste importproduct (dertig procent van alle import) is kleding. Politieke betrekkingen De basis voor de politieke banden tussen Nederland en Turkije zijn gelegd door Willem van Oranje. Nederland had er belang bij om goede banden te hebben met Turkije. Turkije was in die tijd namelijk een sterke bondgenoot in de strijd tegen Spanje. Tegelijkertijd had Turkije op dat moment belang bij een bondgenootschap met Nederland. Nederland was aan het eind van de 16e eeuw een van de sterkste zeemachten, en kon daarmee voorkomen dat de Spanjaarden de heerschappij in de Middellandse Zee overnamen. Vanaf dat moment had Nederland intensieve banden met het Ottomaanse Rijk. Toen het rijk in 1923 ophield te bestaan en overging in de Turkse Republiek, is er een vriendschapsverdrag gesloten tussen de twee landen. De contacten zijn voortgezet, en tot op heden zijn er nauwe banden. De staatshoofden van beide landen bezoeken elkaar regelmatig. Ook zijn er verscheidene diplomatieke contacten, en meerdere consulaten over en weer. Een punt dat op de korte termijn tot politieke spanningen kan leiden tussen Nederland en Turkije is de toetreding van Turkije tot de EU. Op dit moment neemt Nederland hierover een neutraal standpunt in. Maar bij de Nederlandse politieke partijen verschillen de standpunten over de kwestie sterk. De meeste partijen stellen dat Turkije eerst aan alle EU-eisen moet voldoen, voordat er kan worden bekeken of toetreding een mogelijkheid is. Er zijn echter een aantal partijen die zich duidelijk tegen de toetreding van Turkije hebben uitgesproken. Mochten die partijen samen een
Ingezonden
400 jaar betrekkingen heeft beide landen gelukkig meer gebracht dan dit logo (www.nltr400.nl) meerderheid vormen in Nederland, dan kunnen ze daarmee verhinderen dat Turkije toetreedt, aangezien voor toetreding een unanieme goedkeuring van alle huidige EU-lidstaten nodig is. Emigratie Vanaf het begin van de contacten hebben Nederlanders zich in Turkije gevestigd, en vice versa. In de jaren ‘60 van de 20e eeuw kwam er echter een immigrantenstroom vanuit Turkije naar Nederland. Het ging hier om mensen die naar Nederland werden gehaald om hier tijdelijk in de industrie te werken. In Nederland was namelijk een tekort aan arbeidskrachten, vooral voor laagopgeleid werk. Het idee van tijdelijke arbeidsmigratie was dat de arbeiders na een aantal jaren werken weer terug zouden gaan naar hun land van herkomst. In de praktijk bleek echter dat veel van de immigranten in Nederland wilden blijven, en niet van plan waren om terug te gaan naar Turkije. Hierdoor ontstond er een grote groep mensen in Nederland met een Turkse afkomst, die later groter werd door gezinshereniging en huwelijksmigratie. Deze grote groep mensen, samen met werknemers uit Marokko en andere landen in Zuid-Europa, heeft veel invloed gehad op de cultuur in Nederland. Ook in het politieke klimaat is dit terug te vinden. Sinds het begin van de 21e eeuw valt te constateren dat er nu ook jongeren van wie de ouders uit Turkije kwamen maar die zelf een Nederlandse nationaliteit hebben (de zogenaamde tweedegeneratieallochtonen),
na hun opleiding teruggaan naar Turkije om daar hun toekomst op te bouwen. Kortom, de geschiedenis van de banden tussen Nederland en Turkije beslaat al vier eeuwen. Het politieke landschap is echter veranderd, en hierdoor kunnen zich problemen voordoen die de relatie onder druk kunnen zetten. Het zal voor de komende tijd zeker een uitdaging zijn om deze betrekkingen op een goede manier voort te zetten. Bronnen
- Agentschap NL. “Handel met Turkije.” www.agentschapnl.nl.
- Anoniem. “Vierde eeuwfeest: Nederlands-Turkse betrekkingen.” www.mevlana800.info.
- Ministerie van Buitenlandse zaken. “Nederland en Turkije, 400 jaar diplomatieke betrekkingen.” www.minbuza.nl.
- Amsterdams Museum. 2012. “De kamer van de Levantse handel.” amsterdammuseum.nl.
- NLTR400. 2012. “Relatie Turkije – Nederland.” www.nltr400.nl.
- Slot, B.J. 1989. “De Griekse textielhandelaars en de Nederlandse Levanthandel in de tweedehelft van de achttiende eeuw.” www. historischcentrumoverijssel.nl.
- Universiteit Leiden. “Samenvatting.” media.leidenuniv.nl.
Anoniem. “Vierde eeuwfeest: Nederlands-Turkse betrekkingen.” www.mevlana800.info.
Esther Crone is derdejaarsstudent criminologie. Binnen de SIB is ze penningmeester van de lustrumcommissie en almanakcommissie.
ATLAS - Augustus 2012
25
Opinie
“Better the devil we know” Het Arabisch-Israëlisch conflict tijdens de Arabische Lente Door Rik van der Vlugt Voor maar bijna honderd jaar botert het niet zo lekker tussen de Arabieren en hun Joodse buren. Wederzijdse irritaties zorgen zo af en toe voor een conflict, maar dat is niets noemenswaardig. Immers, je hebt altijd de internationale gemeenschap die daadkrachtig erop toeziet dat het allemaal wel leuk blijft.
E
lke zin hierboven wordt gekenmerkt door eufemisme of sarcasme; het Arabisch- Israëlisch conflict is in werkelijkheid vrij ernstig en diepgeworteld. Echter, sommige analisten menen dat de Arabische Lente de deur naar een vreedzaam MiddenOosten op een kier heeft gezet. Zo stellen ze dat de val van Bashar Al-Assad, de president van Syrië, ervoor zou zorgen dat Iran geïsoleerd wordt en dat Hamas en Hezbollah daardoor moeilijker gesteund kunnen worden door Iran. Genoeg reden om de oppositie in Syrië te steunen, toch? Zo simpel is het echter niet, want zowel de Arabische Lente als de Israëlische politiek is complex. “Moving not forward, but backwards” Op 23 november 2011 sprak president Netanyahu het parlement toe waarbij hij aandacht besteedde aan de Arabische Lente. Het toont vlijmscherp de visie van Netanyahu aan wat betreft de huidige situatie in het Midden-Oosten: “The Middle East is no place for the naïve. […] the chances are that an Islamist wave will wash over the Arab countries, an anti-West, anti-liberal, anti-Israel and ultimately an anti-democratic wave. They are moving, but they are not moving forward towards progress, they are going backwards. I decided to determine our policy according to reality and not to wishful thinking. […] I do not base Israel’s policy on illusion […] I will not ignore reality, I will not ignore the dangers, I will not ignore history, I will not ignore the present or give up on any of our security requirements that have increased because of the recent crises and not diminished. Israel is facing a period of regional instability and uncertainty. This is certainly not the time to listen to
26
ATLAS - Augustus 2012
those who said then and now, time and time again, to act according to our wishes and desires. […] We must always try to shape our reality, but we have a responsibility never to ignore reality. The reality is not simple. […] Israel will continue to work to stabilize and strengthen the peace with Egypt, which is a strategic interest of both countries. Israel will continue to work towards stabilizing and strengthening the peace with Jordan.”
Het beleid van Netanyahu houdt dan ook rekening met de valkuilen in de tuin van de Arabische Lente Israël volgt onder leiding van Netanyahu een beleid dat zich niet baseert op illusies, een beleid dat niet naïef is, maar kijkt naar de werkelijkheid. Hij stelt dat er instabiliteit heerst in de regio en dat Israël moet werken om vrede met Egypte en Jordanië te stabiliseren. Het beleid van Netanyahu houdt dan ook rekening met de valkuilen in de tuin van de Arabische Lente. Israël is erg kritisch over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en zijn beleid is dan ook niet bepaald progressief. De diverse eigenschappen van het beleid zijn te begrijpen als je kijkt naar de ontwikkelingen in Syrië en Egypte. De onzekerheid van Egypte en Syrië Hoewel de protesten in Syrië inmiddels al meer dan een jaar duren, is het nog volledig onduidelijk hoe de opstand zal eindigen. Er zijn twee scenario’s te bedenken, eentje mét Assad, en eentje zonder. Beide scenario’s geven een grote mate van onzekerheid, want wat zal er gebeuren als Assad valt? Als we ervan uitgaan dat de oppositie wint en dat er een democratisch gekozen regering komt, dan is het maar de vraag welk beleid zij zal voeren jegens Israël. Het is niet aannemelijk dat een regering gekozen door de burgers erg positief zal zijn over Israëls politiek jegens de Golan-
Opinie vlakte, tegen de Palestijnen of tegen de Arabieren in het algemeen. Daarnaast is het ook onduidelijk wat hun opvatting over Iran zal zijn. Enige steun van Israël zal door de Syrische burger gezien worden als een poging om invloed uit te oefenen en het Midden-Oosten naar zijn hand te zetten. Aan de andere kant is het ook niet duidelijk wat voor buitenlandbeleid Assad zal gaan voeren als hij aan de macht blijft; vrijwel de gehele wereld is een uitgesproken tegenstander van zijn regime. Echter, Assad heeft nooit de militaire macht gehad om Israël aan te vallen. De Israëliërs handhaven dan ook een politiek van ‘better the devil we know’, ze hebben liever Assad van wie ze weten wat ze kunnen verwachten dan een nieuwe regering die zeer waarschijnlijk tegen Israël zal zijn.
en het openbreken van de Gaza-blokkade. Daarnaast heeft Egypte recentelijk toenadering gezocht tot Iran waardoor het land zich afzet tegen Israël.
Hoewel de protesten in Syrië inmiddels al meer dan een jaar duren, is het nog volledig onduidelijk hoe de opstand zal eindigen Iets dat revoluties in hun algemeen – en die binnen de Arabische Lente in het bijzonder – met elkaar gemeen hebben, is de grote mate van onzekerheid. Het is volledig onduidelijk welke wegen de Arabische revoluties zullen bewandelen. Daarom zijn de gevolgen voor het Arabisch-Israëlische conflict ook nog niet geheel duidelijk. De onzekerheid van de Arabische Lente in combinatie met de politiek van Israël zorgt ervoor dat er weinig perspectieven ontstaan voor een positieve ontwikkeling in het Arabisch-Israëlische conflict. Zo��� als Netanyahu stelt: “The Middle East is no place for the naïve”. Bronnen
- Black, I. 2011. Egypt protests: Israel fears unrest may threaten peace treaty. The Guardian.
- Cleveland, W.L. en M. Buntin. 2009. A History of the Modern Middle East. Boulder: Westview Press.
- Horesh, R. 2012. Israël hedges its bets on Syria, Al Jazeera.
- Netanyahu. “PM Netanyahu’s 40 Signatures Speech.” www.pmo. gov.il (15 juni 2012).
- Ravid, B. 2011. Netanyahu: Arab Spring pushing Mideast backward, not forward. Haaretz.
Israëlische richtingwijzer naar de hoofdsteden van Irak, Israël, Jordanië en Syrië Deze politiek lijkt gerechtvaardigd als je kijkt naar Egypte. In 1979 eindigde de Arabisch-Israëlische oorlog tussen Israël en Egypte. Ruim dertig jaar later braken er protesten uit in Egypte en ontstond er angst in Israël voor een einde van het vredesakkoord. Dit is niet onlogisch, omdat het aantal conflicten tussen Egypte en Israël toeneemt: zie bijvoorbeeld de grensconflicten ATLAS - Augustus 2012
27
Column
De tiende kruistocht Oskar ter Mors
M
et het oog op de Grote Reis richting het Heilige Land, is het de hoogste tijd om een woord te weiden aan het fenomeen ‘kruistocht’. De oplettende lezer is het waarschijnlijk opgevallen dat de titel weinig met kruistochten an sich te maken heeft. Er zijn immers maar negen ‘echte’ kruistochten richting het Midden-Oosten vertrokken. De tiende kruistocht is de naam die, al dan niet terecht, wordt gegeven aan de worsteling tussen de Verenigde Staten en de verschillende terroristische groeperingen die in het Midden-Oosten geworteld zijn. De naam is minder vergezocht dan op het eerste gezicht lijkt. George W. Bush verklaarde al op 11 september dat hij de strijd tegen de terroristen zag als een kruistocht: “this crusade, this war on terrorism is going to take a while”. De uitspraak zorgde vooral in het Midden-Oosten voor veel commotie. Het woord kruistocht wordt daar immers nog altijd geassocieerd met binnenvallende imperialistische westerlingen, die een spoor van dood en vernieling achter zich laten. Bijgevolg worden de gebeurtenissen in het Midden-Oosten van het afgelopen decennium soms wel aangeduid als de ‘tiende kruistocht’. De vraag of deze aanduiding terecht is of niet, wil ik hier in het midden laten. Ik wil namelijk liever de aandacht vestigen op wat er algemeen bekend is over de kruistochten en het misbruik dat sommige personen en organisaties daarvan maken.
Wat waren de kruistochten nu eigenlijk?
Wat waren de kruistochten nu eigenlijk? Het kortst mogelijke antwoord op die vraag is: ‘gecompliceerd’. Het woord omvat een breed scala van religieus gemotiveerde militaire expedities, gedurende vier eeuwen, verspreid over drie continenten. Laten we ons voor het gemak maar beperken tot de kruistochten naar het Heilige Land. Dan nog hebben we het over negen tochten. De kruisvaarders werden niet alleen gemotiveerd door een religieuze bevlogenheid, maar ook door overbevolking in Europa. Ridders konden hun vaardigheden in dienst stellen van het geloof en tegelijkertijd een domein in het Heilige Land verwerven. Boeren en stedelingen stelden hun zielenheil veilig maar hoopten in Jeruzalem ook een beter leven te vinden. Helaas houden de meeste mensen niet van ingewikkelde verhalen. De kruistochten worden zodoende versimpeld en misbruikt voor politieke doeleinden. Zo is er de Britse organisatie Muslims against Crusades. Deze groep begon met demonstreren tegen het onrecht dat moslims is aangedaan tijdens de kruistochten. Ze koppelen dit gedachtegoed echter aan de overtuiging dat de sharia in het Verenigd Koninkrijk boven door mensen gemaakte wetten zou moeten staan. Aan de andere kant van het spectrum hebben we Anders Breivik. Deze Noorse rechts-extremist vreest juist de veronderstelde opmars van de islam in Europa. Iedereen die gelooft in een multiculturele samenleving heult volgens hem met de vijand, en moet daarom worden uitgeschakeld. Hij ziet zichzelf als een tempelier, Europa’s strijder tegen het islamitische gevaar. Het manifest dat hij voor zijn terreurdaden publiceerde, is voor een belangrijk deel gemodelleerd naar de Laus Novae militiae, een werk waarin de orde der tempeliers wordt geprezen en aangespoord. En dit zijn dan nog maar de meest bekende voorbeelden. Wie het internet doorzoekt, zal bij de term ‘crusades’ de meest huiveringwekkende blogs, columns en forumdiscussies tegenkomen. Wat kunnen we hieraan doen? Ten eerste zullen we moeten inzien dat ons eigen beeld van de kruistochten ook niet vrij is van vooroordelen. Wanneer christelijke organisaties in het kader van een ‘reconciliation walk’ , gewapend met shirts met de opdruk ‘sorry’ het tracé van de eerste kruistocht nalopen, gebruiken we het verleden ook voor onze eigen doeleinden: de eigen tolerantie benadrukken door te dwepen met de intolerantie van onze voorvaderen. Veel populaire kruistochtfilms vertellen het verhaal van een held die opstaat tegen onderdrukking. Zo rechtvaardigen we met de kruistochten onze multiculturele samenleving: erg politiek correct. Het heeft bovendien niets met de historische werkelijkheid te maken. Laten we dan ook altijd kritische vragen blijven stellen: wat waren de kruistochten? Laten we ons beeld van het fenomeen constant nuanceren. En laten we ons vooral duidelijk uitspreken wanneer men het verleden misbruikt voor politieke doeleinden. Niet alleen wanneer het gaat om verboden organisaties en terroristen, maar ook dichter bij huis.
28
ATLAS - Augustus 2012
Beschouwing
Afghanistan tien jaar na dato Door Floortje van Gameren Afghanistan, een land dat aan het herstellen is van zijn wonden. Sinds de Amerikaanse invasie van 2001 is het land het slachtoffer van zelfmoordterroristen, guerilla-strijders, bernbommen, NAVO-soldaten, drugshandel en algehele chaos. Dat het land tien roerige jaren door heeft gemaakt, mag een understatement genoemd worden.
O
fficieel eindigde de oorlog in Afghanistan in 2004 met het aanstellen van een democratische regering en een nieuwe grondwet. Het geweld stopte na 2004 echter niet, sterker nog, het nam zelfs toe. Vanaf 2009 winnen de taliban weer aan terrein mede doordat de regering in Kabul een politiek voert waarbij ‘verzoening’ een grote rol speelt. Meer concreet betekent dit dat de regering de taliban als gesprekspartners verwelkomt. Het gevolg is minder positief dan vooraf gedacht. Veel talibanstrijders zijn overgelopen van de strijdzijde naar de regeerzijde en zijn binnen een paar jaar opgeklommen naar hoge posities binnen de overheid. Deze oudstrijders zijn hun verleden nog niet vergeten, sterker nog ze streven nog steeds naar meer macht voor de taliban (Parvani 2011). De toenemende macht van de taliban die gepaard gaat met onrust en verdeeldheid bemoeilijkt het herstel en maakt dat een groot deel van de bevolking voor zijn overleving is aangewezen op buitenlandse hulporganisaties. De chaos en het geweld wordt niet alleen veroorzaakt door de taliban maar ook door de geallieerde troepen. In maart van dit jaar vonden een aantal betogingen plaats in Afghanistan tegen de VS uit protest tegen een koranverbranding uitgevoerd door Amerikaanse militairen. Bij demonstraties die daarop volgden kwamen minstens dertig Afghanen om het leven. Uit wraak vermoordden Afghaanse soldaten zes westerse militairen. Enkele weken later schoot een Amerikaanse militair zestien Afghanen, onder wie negen kinderen, dood. Deze incidenten zijn maar een greep uit het aantal misdragingen gepleegd door soldaten van beide zijden waar uiteindelijk de Afghaanse burger de dupe van is (Zantingh 2012). Het wederzijdse wantrouwen zorgt voor stagnatie van het vredesproces en zo blijft het land hangen in zijn middeleeuwse staat.
Bezuinigingen, fraude en corruptie President Obama kondigde begin dit jaar aan de Amerikaanse troepen in versneld tempo uit Afghanistan terug te halen. De Franse president Hollande voert het tempo nog hoger op en wil uiterlijk eind 2012 alle Franse troepen thuis hebben. Deze aankondigingen zeggen veel over de impopulariteit van de oorlog in Afghanistan. De VS en Europa willen zo snel mogelijk een punt zetten achter de oorlog in Afghanistan.
Het Westen mist politiek, mentaal en financieel de veerkracht om de missie vol te houden De reden hiervoor is niet dat de operatie geslaagd is, maar omdat het Westen politiek, mentaal en financieel de veerkracht mist om de missie vol te houden. Ruim tien jaar na de aanslagen van 11 september betalen de Amerikanen letterlijk de rekening. Enorme bezuinigingen zijn noodzakelijk omdat de staatsschuld een zorgwekkend niveau heeft bereikt, mede als gevolg van de onder de vorige president George W. Bush begonnen peperdure oorlog. In Europa, dat gebukt gaat onder een schuldencrisis, kalft het draagvlak onder de missie ook snel af (Vermeulen 2011). In maart kwam, via een uitgelekt rapport van de NAVO naar buiten, dat Afghaanse politiemensen en militairen samenwerken met de taliban. Het Afghaanse leger, dat juist de taak heeft de veiligheid te bewaren en de werkzaamheden van de westerse troepen over te nemen, kampt met corruptie en desertie. Daarnaast heeft de regering van president Hamid Karzai zich schuldig gemaakt aan verkiezingsfraude en de vele krijgsheren in de regering zijn vooral bezig met hun eigen tribale zaakjes (NOS 2009). Ondertussen speelt Pakistan een duistere rol. Het zegt een bondgenoot te zijn in strijd tegen het terrorisme en de radicale islam, maar er zijn genoeg aanwijzingen te vinden dat het land in werkelijkheid de taliban steunt.
ATLAS - Augustus 2012
29
Beschouwing Afghan Star Ondanks het toenemende geweld zijn er sinds 2001 ook gebeurtenissen gaande die de ontwikkeling van democratie en meer vrijheden voor de burgers stimuleren. In de tijd vóór 2001 werden de media streng gecontroleerd door de taliban, maar na de inval van de Amerikanen zijn de beperkingen geleidelijk opgeheven. Vrijheid van meningsuiting van de pers is in 2004 in de grondwet opgenomen en censuur is verboden. Hier moet wel de kanttekening bijgeplaatst worden dat het belasteren van personen of produceren van materiaal dat in strijd is met de principes van de islam nog steeds verboden is. Desalniettemin heeft de toename van de mediavrijheid voor grote veranderingen gezorgd. Eén daarvan was Afghan Star, de Afghaanse versie van talentenshow Idols.
Natuurlijk werd er voor een deel etnisch gestemd, maar niet helemaal. Elk jaar kwam de winnaar namelijk van een andere stam. Dit opende ook deuren voor vrouwen, die in de tijden van de taliban zwaar onderdrukt werden. Alleen al door zichzelf te presenteren en te strijden tegen mannen, gaven de vrouwelijke deelnemers van Afghan Star een belangrijk voorbeeld aan vrouwen en meisjes in het publiek (Schneider 2011).
Het land blijft door het geweld en het wantrouwen hangen in een middeleeuwse staat Niemand had kunnen vermoeden dat meer dan tien jaar na de start van missie Enduring Freedom nog steeds westerse militairen in Afghanistan gelegerd zouden zijn. De strijd tegen de taliban is nog niet gewonnen en met de veiligheidssituatie in het land gaat het alleen maar slechter. Onder Afghaanse burgers groeit de weerzin tegen de eigen corrupte regering en de westerse aanwezigheid is een voedingsbodem voor de taliban. In het Westen is iedereen wel een beetje klaar met de oorlog, die aan duizenden NAVO-militairen het leven heeft gekost.
Afghan Star is een hit onder de Afghaanse jeugd (pulmyears.wordpress.com) Vanaf 2006 startte Tolo Television, ook wel bekend als de ‘Afghaanse MTV’, met het uitzenden van het programma. De reacties onder de bevolking waren wisselend. Ouderen veroordeelden de talentenshow als normenvervaging, losbandigheid en westers imperialisme, terwijl het programma onder jongeren juist razend populair werd. De impact van het programma was groot doordat het voor iedereen toegankelijk was. Het ging er niet om van welke stam de kandidaat kwam, maar of hij of zij talent had, een haast revolutionair gegeven in een stammenmaatschappij. Daarnaast kregen de burgers ook het recht om mee te beslissen over wie uiteindelijk de winnaar zou zijn. Via sms konden de kijkers hun stem geven aan hun favoriete kandidaat opdat deze zou winnen.
30
ATLAS - Augustus 2012
De afgelopen tien jaar was Afghanistan het toneel van oorlog en ellende, maar ook dat van een maatschappij die aan een langzaam proces is begonnen van bewustwording van de rechten van haar burgers. Er zal nog een hele tijd overheen gaan voordat Afghanistan losgeweekt is van de normen en waarden die het land ontwikkeld heeft tijdens de jarenlange onderdrukking van de taliban. Al met al kan er wel gesteld worden dat een begin voor een betere toekomst gemaakt is. Bronnen
- NOS. 2009. “BBC: Fraude bij verkiezingen Afghanistan.” www. nos.nl/artikel (16 juni 2012).
- Parvani, H. 2011. “Gaat de geschiedenis zich herhalen in Afghanistan?” www.volkskrant.nl (15 juni 2012).
- Schneider, C. 2011. “Meer interesse in traditionele cultuur door Afghaanse Idols.” www.trouw.nl (16 juni 2012).
- Vermeulen, G. 2011. “10 jaar oorlog in Afghanistan, wat is er bereikt?” www.eenvandaag.nl (14 juni 2012).
- Zantingh, P. 2012. “Schietende Amerikaanse militair ging Afghaanse huizen binnen.” www.nrc.nl (15 juni 2012).
Recensie
Obama in de polder Door Jurgen Rinkel Johan Fretz heeft een ambitie: premier van Nederland worden. Maar zit Nederland daarop te wachten?
J
ohan Fretz (1985) studeerde aan de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie. Na zijn studie te hebben afgerond stond hij als cabaretier en acteur op de planken. In 2010 nam Fretz deel aan een manifestatie op het Malieveld, waarbij hij zich uitsprak over de bezuinigingen op kunst en cultuur die door het kabinet-Rutte waren voorgenomen. Hij uitte niet alleen zijn onvrede over die bezuinigen, maar ook over de cultuursector en, in het algemeen, het Nederlandse maatschappelijke en politieke klimaat. Door deze speech stond Fretz plotsklaps in de belangstelling van verschillende media, en vroeg de Volkskrant hem als columnist. Maar Fretz kijkt verder, getuige Fretz 2025, zijn debuutroman. Het verhaal begint in 2012, een verkiezingsjaar. De hoofdpersoon, een zekere Johannes Daniël Christophorus - kortweg Johan - Fretz, is een kind van een Nederlandse vader en een Surinaamse moeder. Na zijn afstuderen aan de kunstacademie heeft hij bij een demonstratie tegen de bezuinigingen op kunst en cultuur op het Malieveld in Den Haag een betoog gehouden, dat een onverwachte golf van opwinding en ontroering teweeg bracht. Daarmee was hij direct opgevallen en werd hij iemand om in de gaten te houden. Tot dusver loopt het leven van de fictieve figuur Johan Fretz synchroon met dat van zijn gelijknamige schepper. Dat verandert wanneer Johan door De Socialen - de tegenhanger van de PvdA - benaderd wordt om als speechschrijver op te treden voor hun lijsttrekker Jack Levi, een man die het midden houdt tussen Job Cohen en Ad Melkert, en wie ook hetzelfde lot beschoren lijkt als deze twee voormalige leiders van de sociaaldemocraten. Na enige twijfel aanvaardt hij het aanbod en komt zo als kunstenaar terecht in de wereld die politiek heet. Die wereld blijkt hem zwaar tegen te vallen en hij verlaat haar teleurgesteld. Voor even. 2025 Want verweven met deze verhaallijn, is daar het verhaal van het jaar 2025. Johan Fretz heeft zich dat jaar
Het leven van elke jongeling is min of meer hetzelfde, en zo ook elke roman die daarover verhaalt (www.dejaap.nl) na een opvallend optreden in het nog steeds bestaande De Wereld Draait Door als kandidaat-premier beschikbaar gesteld voor de verkiezingen die dat jaar moeten worden gehouden. Zijn campagne en de daaropvolgende verkiezingsnacht vormen de kern van het boek. We zien hoe Fretz met zijn retorische gaven, die van ongeveer hetzelfde niveau als die van Barack Obama zijn, in de peilingen omhoogschiet, totdat uiteindelijk de verkiezingsavond en -nacht aanbreekt. De uitslagen druppelen vanuit het hele land binnen. De spanning is te snijden. Zal Fretz de nieuwe premier van Nederland worden?
ATLAS - Augustus 2012
31
Recensie In literair opzicht is dit boek alles behalve uitzonderlijk te noemen. Het is voor een groot deel een typische ontwikkelingsroman, zoals het gros van de debuten in de Nederlandse literatuur is. Tussen zijn pogingen door om iets voor Nederland te kunnen betekenen, zien we Fretz met vallen en opstaan opgroeien en zijn plaats in de wereld vinden. Daarbij is niets nieuws onder de zon, zo bevestigt hij feitelijk zelf op pagina 23: “Het leven van jonge mensen in een stad als Amsterdam is een zichzelf eindeloos herhalende ketting van gebeurtenissen en ervaring, waarbij enkel de hoofdrolspelers telkens door jongere exemplaren worden ingehaald.” Of, om even kort door de bocht te gaan, het leven van elke jongeling is min of meer hetzelfde, en zo ook elke roman die daarover verhaalt. Bijzonder wordt het pas als de schrijver vooruitkijkt. Over het leven in 2025 wordt weinig vertelt, wel zien we dat er nog steeds een sterke polarisatie bestaat, waar Fretz het antwoord op denkt te zijn en hij is niet de enige die dat denkt. Een gebrek aan bescheidenheid kan hem dan ook zeker niet verweten worden. Dat hoeft natuurlijk geen probleem te zijn: Joop den Uyl wist op zijn twintigste ook al dat hij minister-president wilde worden, al was hij wel zo verstandig dit alleen aan zijn verloofde op te biechten(Van der Horst 2007, 331) Maar met Fretz’ hoogmoed is iets geks aan de hand: zij wordt overschaduwd door zijn twijfelachtige houding in zijn jaren van adolescentie. Daarmee wordt hij als premierkandidaat uiteindelijk niet geloofwaardig.
Het doel van de jeune premier, is het bijeenbrengen van de verdeelde bevolking
Ergens is dat jammer. Zijn ideeën over politiek en maatschappij zijn zeker de moeite van het overdenken waard. Uit zijn speech op het Malieveld (overigens in een naar beter verlangende kwaliteit terug te vinden op YouTube) blijkt dat het hem niet zozeer om beleid te doen is. En ook in Fretz 2025 laat hij dat aan anderen over. Waar het hem om gaat is een visie waarin hij de Nederlandse bevolking die door talloze kloven verdeeld is bijeen kan brengen. In Fretz’ beleving wordt Nederland geleid door een generatie babyboomers die zich in hun oude ideologieën van sociaaldemocratie en liberalisme hebben teruggetrokken. Het doel van de
32
ATLAS - Augustus 2012
jeune premier, zoals Fretz zich enigszins spottend laat noemen, is het bijeen brengen van al die mensen. Niet met technocratisch beleid, maar met, ik zei het al eerder, een visie. Obama Zoals gezegd doen de retorische gaven van - zowel de fictieve als de werkelijke - Fretz niet onder voor die van Barack Obama. Maar ook Fretz’ afkomst - half Surinaams, half Nederlands - doet denken aan die van de 44e president van de Verenigde Staten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Obama meerdere keren genoemd wordt. Het lijkt er een beetje op dat Fretz een soort ‘Obama in de polder’ wil zijn. Ook Obama wilde president worden van een door en door verdeeld land en ook hij (al dan niet uitgewerkt tot op de laatste komma) had een visie: Yes we can..Het bleek genoeg voor de overwinning. Dat wil echter niet zeggen dat Obama beleidsmatig geen ideeën had en ook niet dat Fretz die niet heeft - al wordt daar in Fretz 2025 slechts naar gerefereerd. Van een uitwerking komt het niet. Hoe dienen we Johan Fretz nu te beschouwen? Slechts als een romancier? Of zit er werkelijk meer achter dan dat? Als we op interviews bij Pauw & Witteman en die in de Volkskrant af moeten gaan, is het laatste het geval. Maar, zoals hierboven betoogd, heeft Fretz zich met dit boek al op voorhand ongeloofwaardig gemaakt als potentieel premier. Daarnaast is het haast naïef te denken dat in het huidige systeem een nieuweling zomaar even premier kan worden. Dat zou Fortuyn niet gelukt zijn, het zal Wilders nooit lukken, en Fretz zal waarschijnlijk hetzelfde lot ondergaan. Wellicht kan hij zijn geluk beter als cabaretier beproeven of als romancier, want talentloos is Fretz zeker niet. Bronnen
- Fretz, J. 2012. Fretz 2025. Antwerpen: Lebowski Achievers.
- Van der Horst, H. 2007. Onze premiers (1902-2002). Hun weg naar de top. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep.
Opinie
Mensenrechten in het nauw Door Max van Tongeren Ruim een jaar na de ‘Arabische Lente’ is het Midden-Oosten verre van een oase van rust. Dagelijks verschijnt er in de media berichtgeving over (burger)oorlogen, protesten en schending van de mensenrechten. Dit artikel is een uiteenzetting van de situatie in Tunesië en Syrië en betoogt verder waarom de mensenrechtensituatie in het MiddenOosten niet om over naar huis te schrijven is.
M
ensenrechten zijn de fundamentele rechten en vrijheden die alle mensen zouden moeten hebben (Encyclo). Zouden ja. Want waar mensenrechten in de Nederlandse samenleving bijna als vanzelfsprekend worden ervaren, ligt dit in het Midden-Oosten toch echt heel anders. Ter illustratie de ontwikkeling van de mensenrechten in Tunesië. Op 17 december 2010 bracht één man het ultieme offer om zijn stem te laten horen, hij stak zichzelf in brand als vorm van protest (Volkskrant 2011). Dit leidde tot de val van het regime van Zine al-Abidine Ben Ali, toenmalig president van Tunesië. De 26-jarige Tunesiër die zichzelf in brand stak, deed denken aan de zelfverbrandingen door boeddhistische monniken aan het eind van de jaren ‘60 in Vietnam, destijds naar aanleiding van de Amerikaanse oorlogsvoering in de regio. Als een lopend vuurtje verspreidden de beelden zich via sociale media. Het was overigens niet een opzichzelfstaand incident, later bleek dat vele landgenoten hem voorgegaan waren in de zelfverbranding. Na een zeer onrustig jaar, is er inmiddels een nieuwe regering aangetreden die democratische hervormingen beloofde door het herschrijven van de grondwet. Er bestaan echter nog steeds grote spanningen tussen het islamitische deel en het seculiere deel van de bevolking. Deze maand werd Ben Ali tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor het laten doden van demonstranten (NOS 2012). Saillant detail in deze kwestie is dat Ben Ali veroordeeld was in afwezigheid, aangezien hij sinds vorig jaar in Saoedi-Arabië bivakkeert. Met het verdwijnen van Ben Ali is de mensenrechtensituatie in Tunesië echter niet naar een gewenst niveau gebracht. Zo vond er onlangs een demonstratie plaats om de vakbondsfederatie UGTT een hart onder
Tijdens de Arabische Lente waren dit soort massademonstraties een dagelijks fenomeen de riem te steken, enkele duizenden burgers namen hieraan deel. Opvallend veel vrouwen gingen de straat op, dit deden zij omdat ze bang waren dat hun rechten en vrijheden zouden worden ingeperkt. Met leuzen als “De bevolking wil de val van het regime” en “Werk, vrijheid, nationale waardigheid”, probeerden de demonstranten hun onvrede te uiten. De protesten waren een reactie op acties van het regime, die waarschijnlijk achter de vernieling van vakbondskantoren zaten. Kortom: de oude leider van het land is onder grote druk vanuit de bevolking opgestapt en zijn plaatsvervanger gaat eigenlijk gewoon door met het onderdrukken van de inwoners van Tunesië (NRC 2011). Syrië Problemen rondom de mensenrechten bestaan niet alleen in Tunesië. De situatie in Syrië is zelfs nog een paar gradaties erger dan die in Tunesië. Voordat de Arabische Lente begon was Assad al tien jaar aan de macht in Syrië, waar hij het regime van zijn vader voortzette, hetzij in een iets mildere houding tegenover de burgers en de buurlanden. Hij speelde in de periode 2000-2004 zelfs een voortrekkersrol in de poging de vredesonderhandelingen tussen de Israëliërs en de Palestijnen weer te heropenen. Bij de inval in Irak stelde Assad zich relatief neutraal op tegenover de Ameri-
ATLAS - Augustus 2012
33
Opinie kanen (isgeschiedenis.nl 2012). Sinds de Arabische Lente is de stemming echter helemaal omgeslagen en regeert hij met harde hand. In Syrië blijkt de situatie zo schrijnend te zijn, dat organisaties die opkomen voor het behoud van mensenrechten, hun activiteiten opschorten om de veiligheid van de eigen werknemers te kunnen garanderen, er zijn namelijk al meerdere malen werknemers van organisaties beschoten. Langzamerhand verdwijnt ook de steun voor de regering van Assad, hetgeen resulteert in misdaden tegen de mensheid. De VN bericht dat er nu toch echt wel sprake is van een burgeroorlog: “We kunnen nu wel spreken van een burgeroorlog. De Syrische regering is op diverse plekken de controle kwijtgeraakt over grote gebieden aan oppositieleden. Door grof geweld in te zetten probeert het regime van Assad de macht terug te winnen” (NRC 2012). Ook het Syrische Vrije Leger is in opspraak geraakt door het bombarderen van zwaarbeveiligde woonwijken met mortiergranaten. Volgens Human Rights Watch maken de oppositionele strijdkrachten, die vechten tegen de troepen van Assad, zichzelf ook schuldig aan het kidnappen, martelen en executeren van tegenstanders. In een rapport van 13 juni jongstleden schrijft Amnesty International: “Syrië pleegt momenteel misdaden tegen de menselijkheid met vergeldingsacties tegen verdachten van steun aan de opstandelingen”. Verderop in het rapport geeft men te kennen: “Dit alarmerende nieuwe bewijs van een georganiseerde en systematische schending van de rechten en misstanden onderstreept de dringende behoefte aan gedecideerd internationaal ingrijpen” (NRC, 2012). Het beste wordt de ernst van de misdaden tegen de mensheid en de verwaarlozing van mensenrechten misschien wel geschetst door de situatie waarin het Rode Kruis zich bevindt. Ten eerste zijn er niet genoeg middelen om iedereen van voedsel en medicijnen te voorzien. Ten tweede respecteren de milities van Assad de eerste Geneefse Conventie niet, waarin staat dat in tijden van oorlog, hulpverleners waar ook ter wereld, niet aangevallen dienen te worden (Oxfam Novib). De bovenstaande quote is niet alleen verontrustend voor de betrokkenen in Syrië en diegenen die streven mensenrechten overal ter wereld te verdedigen, het legt ook een grote druk op de internationale gemeenschap en hint op een mogelijk ingrijpen. Bij de schendingen
34
ATLAS - Augustus 2012
zou het onder andere gaan om het voeren van oorlog tegen de eigen bevolking en het vernietigen van willekeurige huizen in woonwijken. In de internationale politiek is een grote meerderheid voor steun aan de onderdrukte bevolking, maar tot op heden heeft Rusland een veto afgegeven voor het inzetten van een internationale troepenmacht in Syrië.
De huidige mensenrechtensituatie in het MiddenOosten is schrijnend, onwenselijk en onmenselijk
De grote vraag is ook wat de gevolgen zouden zijn van nog een gewapend conflict in de regio, welke effecten dat heeft op de relatie tussen het Westen en het Midden-Oosten in het algemeen, en specifieker op de relatie tussen Israël en de rest van het Midden-Oosten. In een ‘best case scenario’ brengt deze crisis veranderingen teweeg die bijdragen aan een langdurige vrede in het Midden-Oosten. In een ‘worst case scenario’ zou dit conflict echter kunnen leiden tot een lang slepend militair conflict, waarbij, je moet er niet aan denken, massavernietigingswapens zouden kunnen worden gebruikt, hetgeen zou kunnen leiden tot een wederzijdse vernietiging. In dit artikel zijn maar twee landen in het MiddenOosten met elkaar vergeleken en hoewel er grote verschillen zijn tussen de landen (ook tussen diegene die niet beschreven zijn), is één ding wel duidelijk: er valt nog een hoop te verbeteren op het gebied van mensenrechten. Wat daarbij de beste manier van aanpak is, blijft een moeilijke, contextafhankelijke vraag, maar het moge duidelijk zijn dat de huidige mensenrechtensituatie in het Midden-Oosten schrijnend, onwenselijk en onmenselijk is. Bronnen
- Coevert, A. 2012. “VN-waarnemers opzettelijk beschoten in Syrië.” www.nrc.nl (12 juni 2012).
- Encyclo. “Mensenrechten.” (9 juni 2012).
- Karimi, F. 2009. “Neem Geneefse Conventies weer serieus.” www.oxfamnovib.nl (11 juni 2012)
- Klis, H. 2011. “Het jaar van de Arabische Lente, deel een: Tunesië.” www.nrc.nl (12 juni 2012)
- Seegers, J. 2012. “Hevige gevechten in Damascus – ‘oppositie Syrie schendt mensenrechten’.” www.nrc.nl (7 juni 2012).
- Springers, R. 2012. “Familie Assad.” www.isgeschiedenis.nl (13 juni 2012).
Ingezonden
Assad, Aurelianus en oorlogen in Syrië Door Stijn Vennik De burgeroorlog in Syrië duurt nu al langer dan een jaar en heeft al aan meer dan vijftienduizend mensen het leven gekost. Dat het conflict zo bloedig is komt niet in de laatste plaats door de gewelddadige manier waarop de Syrische president Bashar al-Assad de opstand probeert te onderdrukken. Met deze tactiek lijkt Assad zichzelf echter alleen nog maar meer in de problemen te brengen, en hij kan dan ook nog wel wat leren van de Romeinse keizer Aurelianus.
executeren was nota bene de verrader die hem naar binnen had geholpen. Dit zorgde voor veel woede bij de soldaten, die hem aan zijn woord wilden houden. Aurelianus zou als volgt gereageerd hebben: “ik heb inderdaad gezegd dat er geen hond in leven zou worden gelaten, nu, dood alle honden dus maar”(Watson Aurelian, 71). Of dit waar is of niet, hij wist de soldaten in elk geval onder controle te houden.
L
ucius Domitius Aurelianus was keizer van het Romeinse Rijk tussen 270 en 275. Het is geen naam die de meeste mensen bekend in de oren zal klinken, terwijl hij toch echt de man was die van het Romeinse Rijk weer een eenheid maakte. In de jaren voor zijn troonsbestijging was het Romeinse rijk in feite in drie delen verdeeld. Naast het deel wat door de keizer in Rome werd bestuurd was er ook nog het zogenaamde Gallische rijk, wat de noordwestelijke provincies omvatte, en het Palmyreense rijk, wat bestond uit de Aziatische provincies en bestuurd werd vanuit de rijke handelsstad Palmyra. Een stad die toevalligerwijs lag in het midden van het huidige Syrië. Dat Aurelianus tijdens zijn korte bewind deze twee deelrijken weer aan het centrale gezag wist te onderwerpen was een behoorlijke prestatie (Potter Empire at Bay; 268269, 276). In dit artikel zal het gaan over zijn eigen Syrische oorlog: de oorlog met Zenobia, de koningin van Palmyra. Het zal ook gaan over zijn mildheid tegenover zijn vijanden, wat een belangrijke rol speelde bij zijn uiteindelijke overwinning. Geen hond in leven laten Het begin van de veldtocht tegen Zenobia verliep uiterst voorspoedig. Een van de onderbevelhebbers van Aurelianus slaagde er binnen korte tijd in het door Zenobia geannexeerde Egypte te heroveren, terwijl Aurelianus zelf ondertussen met zijn leger Anatolië binnentrok. De eerste stad die zich tegen hem verzette was Tyana, in het midden van Anatolië. Aurelianus was woedend dat de burgers zich tegen hem durfden te verzetten, en hij zwoer dat hij geen hond in leven zou laten als hij de stad eenmaal had veroverd. Toen hij met hulp van een verrader de stad wist in te nemen, had hij zich echter bedacht. In plaats van iedereen te vermoorden spaarde hij de stad. De enige die hij liet
Links is keizer Aurelianus te zien, rechts de god Sol die een vijand vertrapt Het opmerkelijke hieraan was dat het toen bepaald geen gewoonte was om een opstandige stad te sparen. In de oudheid keek men immers in tegenstelling tot vandaag de dag niet op een massaslachting meer of minder. Het lijkt er dan ook op dat de handelswijze van Aurelianus eerder pragmatisch dan vredelievend was. Hij hoopte door het sparen van de stad een precedent te zetten: door de milde behandeling van Tyana zouden andere steden eerder geneigd zijn om zich over te geven (Watson Aurelian, 71). Het bleek uiterst effectief: in Klein-Azië hoefde hij verder geen strijd meer te leveren. In een andere rede zou Aurelianus tegen zijn soldaten hebben gezegd dat plundering van steden ervoor zou zorgen dat de bewoners de Romeinen niet meer zouden vertrouwen. Aangezien het de Romeinen erom te doen was de steden van Palmyra te bevrijden, zou hun werk daarmee in feite teniet zijn gedaan (Hartmann Teilreich, 389). Of Aurelianus dit echt gezegd heeft of niet, het geeft wel goed de motivatie weer die hij voor zijn mildheid had. Een snelle campagne De eerste grote slag tussen de legers van Aurelianus en Zenobia vond plaats bij Antiochië, wat toen de ATLAS - Augustus 2012
35
Ingezonden
grootste stad van Syrië was (tegenwoordig ligt het in het meest zuidelijke uitsteeksel van Turkije), en het leger van Zenobia verloor. De Palmyreners waren gedwongen om zich naar het zuiden terug te trekken, en Aurelianus kon ongehinderd Antiochië binnentrekken (Downey Aurelian’s Victory over Zenobia, 66-67). Ook hier en in andere Syrische steden spaarde hij de inwoners. Dit verklaart voor een belangrijk deel waarom de burgers niet terneergeslagen waren over de nederlaag van Palmyra. Integendeel, in de meeste steden ontving de plaatselijke bevolking Aurelianus met grote vreugde. Na een nieuwe overwinning in de buurt van de stad Emesa (het huidige Homs) was de invloedssfeer van Zenobia beperkt tot Palmyra. Uiteindelijk sloegen de Romeinen het beleg voor Palmyra zelf. Zenobia slaagde er tijdens het beleg in om uit de stad te ontsnappen, maar bij de Eufraat haalden Romeinse ruiters haar in en namen haar gevangen. Ook haar leven zou gespaard worden (Hartmann Teilreich, 415-417). Toen de inwoners van Palmyra zagen dat hun koningin gevangen wasgaven ze zich in de zomer van 272 uiteindelijk over. De campagne had al met al maar een half jaar geduurd. Het snelle handelen van Aurelianus en zijn leger had dan ook een belangrijk aandeel in de zege, en dat was niet mogelijk geweest als de steden zich in reactie op de clementie van Aurelianus niet zo snel hadden overgegeven (Hartmann Teilreich, 388).
over zich heen laten gaan. Maar ook hier gedroeg hij zich vrij coulant tegenover zijn verslagen tegenstanders (Watson Aurelian, 78). Toen de stad vervolgens een tweede keer in opstand kwam en Aurelianus Palmyra opnieuw innam was hij minder genadig: de stad werd geplunderd en zou nooit meer zo welvarend worden als vroeger (Potter Empire at Bay, 272). Maar het is goed mogelijk dat zelfs toen de inwoners van de stad gespaard zijn gebleven (Watson Aurelian, 81-82). Toen en nu Aurelianus sloeg een Syrische opstand binnen enkele maanden neer, waarbij hij om pragmatische redenen een voor die tijd opmerkelijke clementie aan zijn vijanden toonde. Doordat hij de ambtenaren die met Zenobia hadden samengewerkt eveneens spaarde bleef de bestuursstructuur van het gebied redelijk intact (Hartmann Teilreich, 389). Anno 2012 probeert Assad met veel geweld een Syrische opstand te onderdrukken, wat nu al meer dan een jaar niet lukt en al voor vele doden aan beide kanten heeft gezorgd. Kort geleden kwamen zelfs de minister van defensie en zijn onderminister, de zwager van Assad, om bij een bomaanslag tijdens een vergadering om het leven. Bovendien bestaat er tegenwoordig ook een internationale gemeenschap, en die is zeer verontwaardigd over de houding van het Syrische regime. En hoewel China en Rusland vooralsnog hun veto uitspreken voor militair ingrijpen worden zelfs zij steeds bezorgder over al het geweld. Het zou dan ook voor Assad zelf beter zijn om meer naar een vreedzame oplossing toe te werken. Als hij dat niet wil doen om meer slachtoffers te voorkomen, dan toch in elk geval net als Aurelianus om pragmatische redenen. Stijn Vennik heeft dit jaar zijn bachelor geschiedenis gehaald. Komend jaar begint hij met een research master geschiedenis in Leiden. Zijn interesse ligt vooral bij het Romeinse Rijk.
Al wat er over is van Palmyra Palmyra kwam er niet zo goed vanaf als de andere steden: het droeg immers de hoofdverantwoordelijkheid voor de opstand, en Aurelianus kon dat niet zomaar
36
ATLAS - Augustus 2012
Opinie
Rijk zijn en (bijna) niks doen, is dat eerlijk? Door Edwin van der Velden Hebben de mensen die in rijke landen zoals Qatar, Koeweit, Bahrain en Saoedi-Arabië zijn geboren, en veel gratis extra’s van hun overheid krijgen, dat verdient? Is het eerlijk dat ze al die gratis extra’s krijgen?
N
atuurlijk is het eerlijk, ze hebben het toch allemaal gekregen door geboren te worden in een woestijn vol met zwart goud? En ze hebben ook het geluk dat de westerse economieën nog steeds zijn gebaseerd op gas en olie. Ik weet natuurlijk dat niet alle burgers rijk zijn, maar de burgers van Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrain en Qatar hebben het in het algemeen goed. Maar zoals in bijna alle landen hebben hun royals het nog veel beter. Al de olierijke Arabische landen hebben een koninklijke familie. Families die flink worden gesubsidieerd door de staat. Heel veel hebben een flinke investering in de gas- en oliemaatschappij van hun eigen land. Veel van die families hebben ook veel prinsen en dus krijgen al die prinsen die miljoenen in inkomen. Wat doen ze ermee vraag je je af ? Sommigen hebben hun eigen verzameling van antieke en nieuwe auto’s. De rijke royal Hamad Bin Hamdan Al Nahyan uit Abu Dhabi, de Verenigde Arabische Emiraten, heeft er zo veel dat hij zijn eigen museum heeft geopend om zijn dure collectie met het publiek te delen. Hij heeft ook zijn eigen naam in de woestijn laten maken, zodat je zijn naam vanuit de ruimte kan lezen (Zap 2012). Auto’s De koninklijke familie van Qatar koopt ook ‘custommade’ luxe-auto’s met welbekende merken die honderdduizenden tot miljoenen euro kosten. Twee van die, een Koenigsegg CCXR en Lamborghini Murcielago waren ‘per ongeluk’ op een verkeerde plek in Londen geparkeerd. En als men Londen goed kent, weet je dat de politie daar streng is in parkeren zonder te betalen. Die twee auto’s kregen ‘clamps’, ook al zijn de auto’s honderdduizenden euro’s waard. Gelukkig waren dat alleen hun vakantieauto’s (Sinclair 2012).
Het Islamitisch Kunst Museum in Qatar (www. aboutqatar.info) Ze moeten toch de petrodollars gebruiken? Maar dat is eigenlijk niet de enige manier hoe ze hun geld uitgeven. Veel van de royals regelen hun eigen geldzaken nog niet eens zelf, ze huren tientallen specialisten om hun geld te investeren in de buitenland. Meestal investeren ze in Europa en de Verenigde Staten. Dit maakt dat ze ook van hun investering kunnen leven. De Qatarese koninklijke familie stopt bijvoorbeeld veel geld in Qatar holdings. Dit is een investeringsbedrijf dat miljarden euro’s in de buitenland investeert om weer meer geld te verdienen (Sinclair 2012). Tegenwoordig kopen rijke Arabieren ook onderzeeschepen van een Nederlands bedrijf, U-boat Worx. Deze kosten ongeveer 730.000,00 euro of meer maar dan kan je zes uur lang genieten van de oceaan. Met al dat woestijnzand zullen ze zeker iets anders willen beleven. Net zoals een dure diepe duik willen nemen om een paar vissen te zien (McGinley 2011). Geen belastingen Maar laten we nu over de gewone burgers praten. Mensen die door hun burgerstatus veel aangeboden krijgen door de staat. Veel van die ‘extras’, door alleen een burger te zijn. Qatar, een klein rijk land, heeft heel veel voordelen. Als jij een burger van Qatar bent, dan
ATLAS - Augustus 2012
37
Opinie
Voor een koninklijke naam in het zand moet je naast schatrijk ook knotsgek zijn (www.global-report.com) hoef je geen belasting te betalen, en is elektriciteit, gezondheidszorg en onderwijs ook gratis. Verder hoeven ze niet eens voor hun begrafenis te betalen, de staat betaalt dat ook voor hen. Qatari’s kunnen ook genieten van hun musea, allemaal gratis entree. Een nieuwe museum van hen, het Islamitische Kunst Museum met een collectie met een waarde van meer dan een miljard euro, is ook gratis. “Cradle to grave”, zegt een adviseur van Qatars royals als hij een descriptie moet geven over het Qatarese voordeelsysteem (Simon 2012). In Koeweit geven ze ook veel voordelen aan hun volk. Hun overheid leent geld zonder rente zodat Koeweiti een huis kunnen kopen. Ze krijgen ook ‘normale’ voordelen zoals gratis gezondheidszorg en onderwijs. Soms neemt de overheid ook de schuld van een Koeweits burger over en haar parlementsleden proberen altijd de voordelen van de burgers te verhogen (Calderwood 2011).
In Qatar komt 94% van de werkende arbeiders uit het buitenland Net zoals elk land moeten er sommige mensen zijn die flink moeten doorwerken. Velen hebben zeker gehoord van de honderdduizenden werkers die vanuit Bangladesh en andere arme landen in bijvoorbeeld Qatar, Koeweit of de Verenigde Arabische Emiraten werken. In Qatar komt 94% van de werkende arbeiders uit het buitenland (Simon 2012). Veel mensen denken dat het niet eerlijk is dat zij niet even rijk zijn als de gemid-
38
ATLAS - Augustus 2012
delde bevolking. Maar ze zijn ook geen burgers van de rijke Arabische staten. Ze zijn gastarbeiders, en rijke landen hebben die gastarbeiders nodig om al die grote projecten te kunnen bouwen. Dus in totaal zijn er veel burgers van de golfstaten die flink worden geholpen door hun staat. Met Qatar als goed exemplaar daarvan waar bijna alles gratis is – zo lang je een burger bent. Er zijn ook Arabieren die echt voor hun geld hebben gewerkt, maar die doen meestal financiële investeringen rond de wereld, en velen hebben die baan voor hun koninklijke families. Zo rijk zijn blijft eerlijk, zo lang iedereen in de staat ook een beetje van de rijkdom die een rijke staat heeft kan genieten. Bronnen
- McGinley, S. 2011. “Dutch firm targets super-rich Arabs with $1m submarines.” www.arabianbusiness.com (13 juni 2012). - Calderwood, J. 2011. “Kuwait gives each citizen Dh13,000 and free food.” www.thenational.ae (16 december 2012).
- Simon, B. 2012. “Qatar:A tiny country asserts powerful influence.” www.cbsnews.com (13 juni 2012).
- Sinclair, L. 2012. “Harrods’ New Owners, The Qatari Royal Family, See Luxury Cars Clamped Outside Exclusive Store.” news. sky.com (13 juni 2012).
- Zap, C. 2012. “Man’s name in sand visible from space.” news.yahoo.com (13 juni 2012).
Column
Een kwestie van kiezen Jurgen Rinkel
12
september 2012. Het is weer eens zover. Voor de vierde keer in tien jaar tijd mogen Harry en Joke naar de stembus. Zoals elke keer gaan ze samen, zoals elke keer naar het stembureau in het gemeentehuis. Harry is de eerste om zijn stempas te tonen en het stembiljet in ontvangst te nemen. Hij loopt met het nog lege biljet in zijn hand naar het stemhokje en vouwt het biljet open. Hij ziet de lange lijsten met namen, waarvan de meeste hem niets zeggen. Natuurlijk, de namen van de meeste lijsttrekkers kent hij, die waren de afgelopen weken niet van de beeldbuis weg te slaan, maar voor de rest heeft hij eigenlijk geen flauw idee. Harry heeft lang nagedacht over wat hij gaat stemmen. Het was moeilijk, net als de vorige keer. Vroeger was dat niet zo, vroeger was het makkelijk. De eerste keer dat hij mocht stemmen was in ‘71. Net als zijn vader en moeder al jaren deden, had Harry toen op de Katholieke Volkspartij gestemd. Ze waren thuis katholiek, dus stemde je KVP en die zorgde er wel voor dat het goed kwam. Zo simpel was het toen. En nadat de KVP met de ARP en de CHU het CDA had gevormd, had Harry altijd op die partij gestemd. Tot twee jaar geleden. Joke, wist hij, had nooit op die partijen gestemd. Zij kwam ook uit een katholiek nest, maar behoorde tot de weinigen uit die gemeenschap die op de Partij van de Arbeid stemde. Harry had dat eigenlijk maar niets gevonden. Voor de oude Drees had hij altijd respect gehad, maar die Den Uyl, die Joke zo mateloos bewonderde, had hij altijd een vreemde en vooral een gevaarlijke kerel gevonden. In het begin van hun huwelijk hadden ze daar nog wel eens stevige discussies over gevoerd, maar het werd nooit iets dat tussen hen in was komen te staan. Gelukkig. De laatste jaren was er iets veranderd, de vanzelfsprekendheid was verdwenen. Bij de vorige verkiezingen hadden ze opeens allebei wat anders gestemd. Harry was gaan twijfelen aan de christendemocraten, die al zoveel jaren de dienst uitmaakten, terwijl hij het alleen maar slechter zag worden. En Joke keerde de sociaaldemocraten de rug toe, om haar stem aan Geert Wilders te geven. Wilders! Harry was er wel even van geschrokken toen ze het zei. Tegelijkertijd had hij toen zelf niet geweten wiens naam hij rood zou gaan kleuren. Bovendien moest hij toegeven dat er wel iets in zat, in die gedachte om het na steeds weer diezelfde partijen eens een ander te laten proberen.
Als het maar gewoon weer beter wordt
Terwijl hij het potlood pakt, denkt hij even aan zijn kleindochter, die net vorige week drie geworden is. Hij hoopt dat zij het beter zal krijgen dan hij. Hij heeft tot zijn pensioen vorig jaar in de bouw gewerkt. Daar heeft hij alles achteruit zien gaan. Vele bedrijven waren failliet gegaan, bij andere vielen talloze ontslagen. Op de bouwterreinen begon Pools langzaam een tweede taal te worden. En nu is het nog maar de vraag of zijn door jarenlang werken opgebouwd pensioentje nog wel veilig is. Het ergste is misschien nog wel dat al die gestudeerde lui in hun nette pakken die op tv spreken over hoe het wél zou moeten, geen idee lijken te hebben wat er nou werkelijk aan de hand is. Hoe het water sommigen bij hen in het dorp tot de lippen staat. En maar praten over Europa zus, en immigratie zo. Over hervormingen en over financiële degelijkheid. Dat maakt hem allemaal niet uit. Als het maar gewoon weer beter wordt. Maar daar heeft hij een hard hoofd in. Dan ziet Harry hoe Joke haar stemhokje verlaat en het biljet in de daarvoor bestemde bus deponeert. Daarop kleurt hij een hokje op zijn eigen biljet rood en volgt haar voorbeeld.
ATLAS - Augustus 2012
39
Leidse Studentenvereniging voor i n t e r n at i o n a l e betrekkingen D utch united nations student association
! e d i W ld
r o W
B I S e d j i b Schrijf je in TLAS vier A e d g j i r k en ! s i t a r g r a maal per ja