Debat Kerntakendiscussie deel 1 – 19 januari 2011
Programma 1 – Inwoners
Stelling 1 Alle inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop ze invulling geven aan hun leven.
Iedereen is zelf verantwoordelijk voor het invullen van zijn leven. De gemeente moet niet bepalen wat iemand moet doen. De inwoners zijn verantwoordelijk voor hun eigen leven, maar de gemeente moet wel faciliteren en dus ondersteunen. Alleen in uiterste gevallen moet de gemeente ondersteunen. Kwetsbare groepen kunnen niet voor zichzelf zorgen en moeten ondersteund worden. De zwakkeren in de samenleving zijn deels verantwoordelijk voor het invullen van hun leven, maar de overheid en de gemeenschap moeten ondersteunen. Mensen met een beperking moeten in staat gesteld worden om zelf een keuze te maken. Daar zijn systemen voor. Het is een utopie om te denken dat iedereen zelf invulling kan geven aan zijn leven. Soms is een steuntje in de rug nodig. In eerste instantie is iedereen zelf verantwoordelijk, want je wilt toch niet dat de overheid jouw leven bepaalt! Maar de overheid moet wel voor kwetsbare groepen zorgen en een steuntje in de rug geven. Dus een beperkte taak voor de overheid. Het is belangrijk dat de gemeente bepaalde zaken faciliteert, maar de gemeente moet die niet zelf uitvoeren.
Stelling 2 De gemeente is niet verantwoordelijk voor het opvoeden en opgroeien van kinderen.
Dit is een taak voor de ouders, maar de gemeente is verantwoordelijk voor bepaalde zaken, bijvoorbeeld de onderwijshuisvesting. Je moet kijken naar de omstandigheden waaronder kinderen opgroeien. Soms moet de overheid ondersteunen (voorbeeld: vroegschoolse opvang). Het is een taak voor de ouders, maar sommige wettelijke taken liggen bij de overheid. De gemeente moet faciliteren, maar diverse instellingen moeten de ouders ondersteunen via de signaleringsfunctie. De gemeente moet randvoorwaarden bieden (voorbeeld: onderwijs/veilig buitenspelen); daarbinnen zijn de ouders verantwoordelijk. De gemeente moet dus geen activiteiten voor kinderen organiseren. In reactie op de laatste opmerking: maar niet alle ouders kunnen dat betalen en dus moet de overheid inspringen. De gemeente moet de wettelijke taken uitvoeren.
De gemeente moet faciliteren. Vrijwilligers hebben een belangrijke functie. Er moeten geen beroepskrachten ingehuurd worden. Sommige taken moeten professioneel ingevuld worden. Er moeten kwaliteitseisen gesteld worden aan vrijwilligers. De gemeente moet structuur bieden maar zich niet met gezinnen bemoeien.
Stelling 3 Het Wmo-beleid moet zich beperken tot de wettelijke taakstelling.
Wij staan achter het huidige Wmo-beleid van de gemeente. De uitvoering van het Wmo-beleid moet binnen het rijksbudget blijven. Dat betekent dat er ook bezuinigd moet worden op de Wmo. Bij de uitvoering van het Wmo-beleid moet maatwerk geleverd worden. Vrijwilligers zijn belangrijk voor de samenleving. Dus meer doen dan alleen de wettelijke taken. Minder geld betekent niet dat er minder vrijwilligers zijn. Het uiten van waardering in de richting van vrijwilligers is een taak van de organisaties/instellingen. Het uiten van waardering in de richting van vrijwilligers moet namens de gemeenschap gebeuren. De overheid moet dicht bij de inwoners staan en niet groot en anoniem zijn. De overheid moet de vrijwilligers ondersteunen. In het kader van de KTD moeten we kijken of we iets kunnen schrappen. Binnen de Wmo zijn andere keuzes mogelijk. We moeten kritisch naar de Wmo kijken. Vanuit de Wmo kan de gemeente soms een verschil maken. We moeten oppassen dat we niet teveel bezuinigen. We moeten in ieder geval het rijksgeld inzetten. De Wmo heeft een wettelijk kader. We vergeten dat er ook groepen zijn die te trots zijn om gebruik te maken van voorzieningen.
Stelling 4 Collectieve voorzieningen moeten voor duurdere individuele voorzieningen gaan.
Je moet altijd individuele afwegingen kunnen blijven maken. Je moet individuele afwegingen kunnen blijven maken, maar als er bezuinigd moet worden dan een voorkeur voor collectieve voorzieningen. Individuele voorzieningen zijn niet per definitie duurder. Een voorkeur voor maatwerk, maar op = op. Belangrijk om te weten hoeveel mensen voorzieningen nodig hebben tegen zo laag mogelijke kosten. Maatwerk is belangrijk, maar het is de taak van de gemeente om daar goed naar te kijken. Het aspect ‘kwaliteit’ moet onderdeel uitmaken van de discussie. Onderzoeken of collectieve voorzieningen kwaliteit bieden. Collectief is niet per definitie slecht. Maatschappelijke prioriteiten stellen. Individuele voorzieningen kun je effectief maken. Individuele voorzieningen lijken goedkoper.
Programma 2 – Werk en Inkomen
Stelling 1 De rijksnorm voor uitkeringen op basis van de Wet Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen aan Gemeenten (BUIG) moet bepalend zijn voor het gemeentelijk beleid.
De rijksnorm moet bepalend zijn. De gemeente moet niet aan inkomenspolitiek doen. De middelen moeten gericht zijn op uitstroom en meedoen aan de maatschappij. Het belang van uitkeringsgerechtigden staat voorop. Soms is het nodig om af te wijken van de norm en dus zijn uitzonderingen mogelijk. Veel mensen krijgen onterecht een uitkering, dus streng zijn aan de poort (inkomenstoets) en strenger handhaven. Een uitkering moet het laatste vangnet zijn. Als je de rijksnorm neemt, dan word je soms ook gedwongen om minder uit te geven. De uitstroom moet de incentive zijn. Er moet samenhang zijn binnen het systeem. De rijksnorm en de uitstroom sluiten elkaar niet uit. Als er minder geld beschikbaar komt, dan moeten er keuzes gemaakt worden. Het college moet de vrijheid hebben om te kiezen. De overheid moet het laatste vangnet zijn. Wij kiezen niet voor het geld maar voor de mensen. Als de rijksnorm aangevuld wordt vanuit de algemene middelen dan gaat dat ten koste van andere zaken. De rijksnorm is prima, maar het college gaat hier niet creatief mee om. Het moet mogelijk zijn om via een creatief denkproces met minder geld toch de doelen te bereiken. De rijksnorm is bepalend, maar de overheid kan daarvan afwijken als dat nodig is.
Stelling 2 Aanvullende bijzondere bijstand en armoederegelingen moeten worden beperkt tot de allerarmsten.
Het minimabeleid moet ruimhartig zijn. Het is belangrijk dat mensen meedoen aan de maatschappij. Aanvullende voorzieningen zijn denkbaar, maar hier moeten voorwaarden aan gesteld worden. Het beleid moet gericht zijn op participatie. Individuele voorzieningen zijn denkbaar. Onderzoeken welke armoederegelingen geschrapt kunnen worden, c.q. noodzakelijk zijn. Deze regeling handhaven. 25 mln bezuinigen betekent versoberen, dus ook naar deze regeling kijken. Collectief kan een tandje minder, bijvoorbeeld terug naar 100% bijstandsnorm. Bezuinigen kan ook aan de inkomstenkant, bijvoorbeeld via de OZB en het heffen van parkeergeld. Als uitgangspunt is de stelling niet verkeerd, maar het gaat om maatwerk en dat vraagt om een strikte toepassing. Nu krijgt modaal diverse subsidies.
Programma 3 – Leefbaarheid
Stelling 1 Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte moet beperkt worden tot een minimum.
Het niveau kan omlaag. Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor hun directe omgeving. Ook de mogelijkheden van een maatschappelijke stage benutten. De kwaliteit van de openbare ruimte draagt bij aan onder meer de veiligheid. Een minimaal niveau kan bijdragen aan onveilige (verkeers-) situaties. Dus geen minimaal niveau. Op deelterreinen moet differentiatie mogelijk zijn. Inwoners betalen belasting voor onder meer het onderhoud van de openbare ruimte. Het voorzieningenniveau is al teruggebracht. De gemeente profileert zich als een aantrekkelijke en toeristisch recreatief aantrekkelijke gemeente. Het onderhoudsniveau moet daarop afgestemd zijn. De veiligheid mag niet in het geding komen, maar het onderhoudsniveau moet minimaal zijn. Inwoners moeten groen in hun directe woonomgeving kunnen ‘adopteren’. Dat draagt ook bij aan de sociale cohesie in de wijken.
Stelling 2 De gemeente moet een zeer actieve rol spelen op het gebied van milieu en duurzaamheid.
In een tijd van bezuinigingen moet je overal naar kijken. De overheid moet uitvoering geven aan beleid en maatregelen die in gang gezet zijn. (Rijks-)overheidssubsidies moeten gebruikt worden. Op rijksniveau wordt veel gedaan. Op het gebied van overheidscommunicatie kan meer digitaal, zodat er minder papier wordt verbruikt. Selectief langetermijndoelstellingen vaststellen. Bij aanbouw/nieuwbouw gemeentehuis moet energielabel A het uitgangspunt zijn. De gemeente moet milieuorganisaties die drijven op vrijwilligers faciliteren en blijven subsidiëren. De gemeente moet zich beperken tot het wettelijk minimum.
Stelling 3 De gemeente moet woningbouwprojecten blijven financieren.
Iedereen heeft recht op fatsoenlijk wonen. Het bestaande beleid moet voortgezet worden. T.a.v. de onrendabele top moet actief meegedaan worden met de corporaties (sociale woningbouw). 30% sociale huurwoningen is een streefcijfer en komt voort uit regionaal beleid. Dit moet per project bekeken worden. De gemeente heeft een regierol. Er moet meer marktwerking zijn. Het gaat hier om een verantwoordelijkheid van de markt. De gemeente is verantwoordelijk voor het tegengaan van een scheve bevolkingsopbouw. Woningbouw kun je niet aan de markt overlaten.
Het is geen taak van de gemeente om woningbouw te financieren. Omdat de markt bijna geen sociale woningen bouwt, wordt de gemeente gedwongen om te sturen, maar dat hoeft niet altijd via geld. De gemeente kan de regie voeren over de ruimtelijke ordening. Via randvoorwaarden kan meegedacht worden met de corporaties. Dit moet regionaal bekeken worden. Deze gemeente is bijna volgebouwd. Er kan alleen maar in de hoogte worden gebouwd en dat is niet mooi. Als de markt dit niet doet, dan moet de gemeente het ook niet doen.
Stelling 4 De gemeente moet verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van culturele instellingen, sportverenigingen en wijkgebouwen.
De voorzieningen moeten in stand gehouden worden, maar er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de instellingen. Die moeten levensvatbaar zijn. De gemeente moet een goed aanbod aanbieden, maar verenigingen moeten wel bestaansrecht hebben. We geven nu al het minimale. Er gaat geen stuiver subsidie van af. We moeten kijken waar het minder en functioneler kan. We kunnen niet zonder voorzieningen, maar er zijn grenzen. De gemeente is er verantwoordelijk voor dat iedereen op een prettige manier kan deelnemen. Deze verantwoordelijkheid is geen taak van de gemeente. De gemeente is medeverantwoordelijk en stelt randvoorwaarden. Er moet gekeken worden naar levensvatbaarheid. Vrijwilligers hebben hier een belangrijke rol. Dat geldt ook voor het beheer van bijvoorbeeld wijkgebouwen (eventueel met subsidie van de gemeente). Met een kleine financiële ondersteuning van de gemeente. Instellingen moeten kijken naar samenwerkingsmogelijkheden. Kritisch kijken of instellingen levensvatbaar zijn. Efficiënt en doelmatig zijn hier kernbegrippen. De gemeente moet faciliteren.
Stelling 5 De gemeente moet lokale evenementen zoals de Vlietdagen blijven subsidiëren.
Deze evenementen maken de gemeente tot wat hij is: toeristisch recreatief aantrekkelijk. Ze dragen bij aan het sociale welzijn. Als er een keuze is tussen dergelijke evenementen en culturele evenementen, dan is de keuze snel gemaakt. De evenementen moeten levensvatbaar zijn. Uitgangspunt: per evenement bekijken wat de toegevoegde waarde is. Op voorhand moeten geen evenementen uitgesloten worden. Het logisch dat in het kader van bezuinigingen eerst deze feestjes aangepakt worden.
De subsidie per evenement kan minder, maar moet wel in stand blijven. De lokale veteranendag wordt zeer gewaardeerd. Ook bezuinigen op de stedenbanden.
Stelling 6 Leidschendam-Voorburg is één gemeente, met één bibliotheek, één theater, één museum, één kinderboerderij en één zwembad.
Vreemd uitgangspunt. Het gaat om kostendekkendheid en voldoen aan de behoefte. Moeilijk om keuzes te maken. Het gaan in eerste instantie om de hoogte van de uitgaven. Daarna kan naar de aantallen gekeken worden. Bereid om naar de uitgaven van deze voorzieningen te kijken (voorbeeld: budget kinderboerderijen terugschroeven, maar kwaliteit verhogen). Dit is teveel van het goede. We hebben nu een mooi voorzieningenniveau. Er kan geen financiële afweging gemaakt worden, want de raad kent de cijfers niet. We ontkomen er niet aan om hierop te bezuinigen, maar dan wel op basis van cijfers en draagvlak. Bij andere programma’s bezuinigen ten gunste van deze voorzieningen. Het voorzieningenniveau van Stompwijk moet gehandhaafd worden. Rekening houden met de 3 kernen.
Deel 2 – 26 januari 2011.
Programma 4 – Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling
Stelling 1 De gemeente moet zich beperken tot de wettelijke taak met betrekking tot het opstellen van een structuurvisie en bestemmingsplannen en daarbij het opstellen van kaders voor (leef)klimaat, woonvoorkeuren, werkgelegenheid e.d. aan de markt overlaten.
Alleen voor kwetsbare gebieden zoals de Herenstraat, moeten aanvullende kaders opgesteld worden. De rest kan aan de markt worden overgelaten. Bezuinigingen duren niet eeuwig, dus op dit terrein is onder deze omstandigheden een bezuiniging mogelijk. Via bestemmingsplannen worden de meeste zaken geregeld. De gemeente moet een regierol houden want er is sturing en visie nodig. Ook de sociale doelgroepen moeten aan bod komen, dus doelgroepenbeleid is belangrijk. Branchering kan aan de markt worden overgelaten. Aandacht voor het leefklimaat is belangrijk. Ook in economisch mindere tijden moet de gemeente beleid maken. De uitvoering daarvan kan aan de markt worden overgelaten. De raad stelt bestemmingsplannen vast. Een fractie kan tegenstemmen als de 30%-norm niet gehaald wordt.
Niet alles moet aan de markt worden overgelaten, want dan wordt de gemeente volgebouwd. De structuurvisie is de basis voor het ruimtelijk beleid. Er ligt nu teveel macht bij de projectontwikkelaars. De gemeente moet meer beleid maken en strakker de regie voeren. Het is niet goed om alles aan de macht over te laten.
Stelling 2 De gemeente moet alle ruimtelijke projecten heroverwegen.
Eens met de stelling want er is nu veel leegstand in de gemeente. We bouwen dus eigenlijk voor leegstand. Projecten waar geen overeenstemming over is (Mariënpark, Marcellus Emantslaan, Schakenbosch) moeten heroverwogen worden. Hier kan bezuinigd worden. Voorbeeld: de Randweg Stompwijk schrappen. Bestaande besluiten moeten uitgevoerd worden want de overheid moet zich een betrouwbare partner tonen. Voor eerder genoemde projecten is al budget vrijgemaakt. De gemeente moet aan de hand van een toetsingskader durven heroverwegen en dit vervolgens uitleggen aan de inwoners. Bekijk welke projecten nog beïnvloedbaar zijn, maar voer onomkeerbare besluiten uit. Niet tornen aan besluiten die niet teruggedraaid kunnen worden; andere besluiten heroverwegen. Temporiseren. Daarbij realiseren dat de gemeente vaak opdrachtgever is. Heroverwegen besluiten draagt niet bij aan de lokale economie.
Stelling 3 De gemeente moet alleen investeren in de nieuwe infrastructurele projecten die in het coalitieakkoord zijn genoemd.
Het coalitieakkoord is niet uitputtend. Omwille van bijvoorbeeld de veiligheid moeten nieuwe projecten uitgevoerd worden. De gemeente is wettelijk verplicht om gevaarlijke situaties aan te pakken. Die vallen buiten de scope van de stelling. Verder geen nieuwe investeringen doen of anders investeerders zoeken. Projecten moeten soberder of in zijn geheel niet uitgevoerd worden. Ook op projecten uit het coalitieakkoord kan bezuinigd worden. Wél OV-projecten en fietspaden uitvoeren, maar bezuinigen op overige projecten. Leefbaarheid en veiligheid staan voorop, maar kijken naar mogelijkheden flexibiliteit.
Stelling 4 Ongevallencijfers moeten het enige instrument zijn voor aanpassingen van voorzieningen in het openbaar gebied.
Niet verstandig om eerst ongevallen af te wachten en daarna pas maatregelen te treffen. Gevaarlijke situaties kun je vooraf inschatten. Dat geldt ook voor nieuwe projecten. Belangrijk om waarde te hechten aan wat wijkbewoners aangeven en dat toetsen aan verkeersdeskundigheid en verkeerscijfers. Eens met vorige uitspraak: in de wijken zitten de mensen die weten wat er leeft. Een relatie leggen met economie en leefbaarheid. Bij signalen uit de wijk eerst onderzoeken of er echt een probleem is. Uitgangspunt is dat er in deze gemeente geen black spots zijn.
Stelling 5 Ondernemers zijn geheel verantwoordelijk voor de revitalisering en herontwikkeling van hun winkelgebieden, kantoorlocaties en bedrijfsterreinen.
Het is belangrijk dat ondernemers investeren. De overheid moet investeren in randvoorwaarden. De gemeente gaat over de openbare ruimte, maar kan ondernemers ter wille zijn. De gemeente heeft een sturende rol. Tegen deze stelling. Als de gemeente niets doet, dan ontstaat er veel leegstand. De gemeente moet partijen bij elkaar brengen. Het is de taak van de gemeente om de openbare ruimte op een goed niveau te houden. Het is interessant om te weten wat het minimumniveau is en te onderzoeken of een ander niveau mogelijk is. De gemeente heeft een belangrijke rol bij het beperken van doorlooptijden bij het aanvragen van vergunningen e.d. Dat kan een bezuinigingsslag opleveren. De gemeente moet sturend optreden bij leegstand.
Programma 5 – Handhaving en Veiligheid
Stelling 1 Inwoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid.
Stelling wordt deels onderschreven, maar wat zijn bronnen van onveiligheid? Bedrijven, inwoners en gemeente zijn gezamenlijk verantwoordelijk. De gemeente moet een minimumniveau leveren. In additionele gevallen zijn ook de inwoners verantwoordelijk. De gemeente is niet altijd als vanzelfsprekend verantwoordelijk. In aanvulling op dit standpunt: er is vaak sprake van gevoelens van onveiligheid. Het is mede de taak van inwoners en bedrijven om daar wat aan te doen. De gemeentelijke taken moeten gehandhaafd en gefaciliteerd worden. T.a.v. de gevoelens van onveiligheid: onderzoeken wat objectief meetbaar is en aandacht besteden aan preventie. Inwoners moeten zelf ook actie ondernemen. Eerlijk aangeven dat gevoelens van onveiligheid niet opgelost kunnen worden door de politiek. Een goed politieapparaat speelt een grote rol bij het realiseren van veiligheid door de overheid.
Een goed politieapparaat is een basisvoorwaarde. In het voorbeeld van overlast van jongeren hebben ouders en scholen ook een rol. De gemeente moet dergelijke problemen oplossen. De overheid is verantwoordelijk voor de veiligheid want dat is belangrijk voor inwoners.
Stelling 2 De gemeente moet niet als toezichthouder optreden omdat inwoners en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het gebruik van hun eigendommen.
De overheid moet zo min mogelijk optreden en zich beperken tot wettelijke taken. Het is niet duidelijk waar wettelijke taken beginnen en eindigen. Wat kun je met beperkte capaciteit doen? De wijkplatforms moeten meer verantwoordelijkheid krijgen want zij zijn de ogen en oren van de wijk. Hier ligt een bezuinigingsmogelijkheid omdat de overheid minder verantwoordelijkheid neemt en zich minder actief opstelt. Handhaven blijft een taak van de gemeente. We moeten creatief naar de problemen kijken. Het is belangrijk dat er toezicht blijft.
Stelling 3 Het minimale wettelijke niveau moet bepalend zijn voor het bouw- en woningtoezicht en het milieutoezicht.
Wat zijn de kosten van het bovenwettelijke niveau? Als de cijfers bekend zijn, kan een afweging gemaakt worden. Er moet niet bezuinigd worden op het gebied van milieutoezicht. Misschien moeten we op dit gebied zelfs meer doen. Goed kijken welke schade ontstaat als er niet actief toezicht wordt uitgeoefend. Het is belangrijk om reserve capaciteit t.b.v. toezicht te houden. Het minimale niveau moet bepalend zijn. Belangrijk om een overzicht te krijgen van het huidige toezicht. De Veiligheidsregio is op de hoogte van alle vergunningplichtige bedrijven. Het is niet nodig om kritischer te zijn, maar het is wel belangrijk om te beschikken over cijfermateriaal.
Programma 6 – Bestuur
Stelling 1 Communicatie en burgerparticipatie moeten beperkt worden tot wettelijke eisen inzake inspraak.
Niet de communicatie beperken, maar wel de kosten. Minder aandacht voor participatie, maar wel zorgen voor een goed toegankelijk digitaal systeem.
Dit is een onderdeel waarop bezuinigd kan worden. Het gaat niet alleen om geld; het gaat erom dat je inwoners serieus neemt. In de afgelopen jaren zijn veel problemen geweest op het gebied van communicatie. De gemeente moet actief zijn in betrekken van inwoners bij het beleid. De gemeente moet contact houden met inwoners, dus meer doen dan wettelijke taken. Als de inspraak aan de voorkant goed geregeld is, dan voorkomt dat procedures achteraf. Communicatie kan efficiënter. Speelt een grote rol in het gemeentelijk beleid. Ook investeren in sociale media.
Stelling 2 Alle tarieven voor leges en voorzieningen (parkeerontheffing, afvalstoffenheffing, paspoort enz.) moeten kostendekkend worden.
Kostendekkende tarieven hoeven niet te leiden tot lastenverzwaring van inwoners. Het proces kan efficiënter ingericht worden. Mee eens dat proces efficiënter kan, maar ook doortrekken naar parkeertarieven. Er is een verschil met voorzieningen, dus dat is lastig. Kostendekkend moet mogelijk zijn voor diensten met uitzondering van parkeertarieven. Betaald parkeren invoeren. In principe kostendekkend, maar dat moet geen vrijbrief zijn om inefficiënt te werken, dus proces herzien. Niet uit het oog verliezen dat voor inwoners de gedwongen winkelnering geldt. Voorkomen moet worden dat L-V tot de 25 duurste gemeentes gaat behoren. Het doel is: een goede gemeente zijn, dus kostendekkende tarieven is een goed uitgangspunt. Nader bepalen wat een kostendekkend tarief is.
Stelling 3 Er komt één servicecentrum
Eén servicecentrum is prima, maar dan wel met ruimere openingstijden. Meer digitaliseren. Eén servicecentrum met meerdere servicepunten. Meerdere servicecentra met beperkte openingstijden. Bij een hoog niveau van digitaliseren is de gedachte van één servicecentrum met meerdere servicepunten het overwegen waard. Als op de grens van Voorburg en Leidschendam één gemeentehuis wordt gebouwd, kan worden volstaan met één servicecentrum. Het in stand houden van meerdere servicepunten is financieel onaantrekkelijk, dus één servicecentrum.
Stelling 4 Kostenbesparing is de enige drijfveer voor het zoeken van samenwerking of het uitbesteden van werkzaamheden.
Het gaat om kwaliteit en gebruik maken van elkaars kennis. Geen doel op zich; het gaat om de plaats in de regio. Samenwerking/uitbesteden kan vooruitlopen op een besparing zijn.
Stelling 5 Er moet geen externe inhuur mee plaatsvinden door college en raad.
Goed kijken wanneer inhuur nodig is. Het kan voorkomen dat expertise niet in huis is. Dan moet ook gekeken worden naar aanvullende scholing van medewerkers. Ook mogelijkheden van samenwerking met andere gemeenten onderzoeken. Inhuur alleen in specifieke gevallen. Nee, tenzij het niet anders kan. Samenwerking met andere gemeenten zoeken. Inhuur bij andere gemeente is een interessante optie. In sommige gevallen niet huiverig zijn om in te huren. En wat als deze vraag door een andere gemeente aan ons wordt gesteld? Stelling is geen doel op zich, maar er moet wel gekeken worden waar er bezuinigd kan worden. Tegen langdurige externe inhuur.