Steeds ergens anders De organisatie en de operaties van de Nederlandse militaire speciale eenheden
Steeds ergens anders De organisatie en de operaties van de Nederlandse militaire speciale eenheden
Dr. Michiel de Weger
Breda, december 2011 Publicatie van de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie
Nederlandse Defensie Academie (NLDA) Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) Postbus 90002 4800 PA Breda © 2011 Vormgeving Eric Franken, bureau Multimedia NLDA Druk Bureau Repro, FBD Breda Voor het opnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de auteurs te wenden. De meningen en opvattingen die in deze publicatie worden uitgesproken zijn en blijven voor de verantwoordelijkheid van de desbetreffende auteurs. Zij geven niet noodzakelijk de mening van de minister van Defensie weer. ISBN 978-90-889-2049-3
Afkortingenlijst ANA AOR AVP BBE-M BSB DA FAC FLT FP GROM IED IFOR ISAF JCO KCT KL KMar MA MarSOF MIVD MLP MSE NAVO NEO OEF RPG SAS SEAL SFIR SFOR SFTG SOF SR TF-55 TFU TIC UAV UIM VIP VN
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Afghan National Army Area of responsibility Amfibisch verkenningspeloton Bijzondere Bijstandseenheid - Mariniers Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten Direct action Forward air control Field Liaison Team Force protection Grupa Reagowania Operacyjino Mobilnego Improvised explosive device Implementation Force International Security Assistance Force Joint Commissioned Observer Korps Commandotroepen Koninklijke Landmacht Koninklijke Marechaussee Military assistance Maritieme Special Operations Forces Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst Mountain Leader Peloton Militaire speciale eenheden Noordatlantische Verdragsorganisatie Non-combattant evacuation operations Operatie Enduring Freedom Rocket-propelled grenade Special Air Service Sea, Air and Land Stabilisation Force Iraq Stabilisation Force Special Forces Task Group Special operations forces Special reconnaissance Task Force-55 Task Force Uruzgan Troops in contact Unmanned aerial vehicle Unit Interventie Mariniers Very important person Verenigde Naties
Inhoudsopgave 1 Inleiding.........................................................................................................................................5 1.1 Achtergrond...............................................................................................................................5 1.2 Doelstelling.............................................................................................................................. 6 1.3 Afbakening................................................................................................................................ 6 1.4 Verantwoording.........................................................................................................................7 2 Hoe speciale eenheden te onderzoeken.........................................................................................11 2.1 Organisatie van speciale eenheden.............................................................................................11 2.2 Operaties van speciale eenheden............................................................................................... 13 3 Nederlandse militaire speciale eenheden.....................................................................................27 3.1 Het Korps Commandotroepen................................................................................................... 27 3.2 De maritieme special operations forces..................................................................................... 31 3.3 De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten..............................................................................36 4 Nederlandse militaire speciale operaties...................................................................................... 41 4.1 Operaties waar weinig over bekend is (1991-2010)........................................................................ 41 4.2 Speciale operaties op zee (1990-2010)......................................................................................... 51 4.3 Bewaking en beveiliging (1994-2010).......................................................................................... 57 4.4 Voormalig Joegoslavië (1994-2002)............................................................................................60 4.5 Albanië (1997-2002).................................................................................................................. 72 4.6 Irak (2003-2005)....................................................................................................................... 74 4.7 Evacuaties van burgers (2004 en 2006).......................................................................................80 5 Militaire speciale operaties in Afghanistan...................................................................................83 5.1 Bewaking en beveiliging (2002-2010)..........................................................................................83 5.2 Kaboel (januari 2002 – augustus 2003).......................................................................................86 5.3 Baghlan en Balkh: Field Liaison Teams (2004-2006)................................................................... 102 5.4 Kandahar (april 2005-april 2006)............................................................................................. 104 5.5 Uruzgan: Viper (maart 2006 – november 2007).......................................................................... 109 5.6 Uruzgan: Operational Mentor and Liaison Teams (2007-2008)....................................................138 5.7 Uruzgan: Task Force 55 (maart 2009-september 2010).................................................................139 6 Conclusies.................................................................................................................................. 149 Literatuur.......................................................................................................................................155 Bijlage A – Bijkomende activiteiten................................................................................................171
1 Inleiding 1.1 Achtergrond Over de Nederlandse militaire speciale eenheden (MSE) is niet veel gepubliceerd. De vaak onherkenbaar gemaakte mannen van deze eenheden zijn wel met enige regelmaat in de media te zien. Dat ons land verschillende MSE heeft, weten waarschijnlijk niet zo veel Nederlanders. De bekendste is wellicht de speciale eenheid van de Koninklijke Landmacht (KL): het Korps Commandotroepen (KCT). Maar ook de Koninklijke Marine heeft, als deel van het Korps Mariniers, maritieme special operations forces: de MarSOF. Als derde MSE bestaat er binnen de Koninklijke Marechaussee (KMar) de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB). Buiten de krijgsmacht is ongetwijfeld slechts weinig bekend over hoe de MSE zijn georganiseerd en over hun werk. Met enige regelmaat zijn in kranten, tijdschriften en vakbladen artikelen te lezen over de zware selectie en opleiding en het vormende effect daarvan bij deze militairen. Ook wordt wel relatief veel geschreven over deelname van MSE in oefeningen. Een volledig beeld over de organisatie en de operationele inzet van de MSE kan uit deze korte artikelen echter niet worden verkregen. Boeken over de Nederlandse MSE en hun operaties in het buitenland zijn er nog niet. Scripties zijn de enige wat omvangrijkere, niet-geschiedkundige wetenschappelijke werken. In hét standaardwerk over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht vanaf de Korea-oorlog, Klep en Van Gils (2005), staat slechts een klein aantal, korte vermeldingen van de bijdrage van de MSE. De meest recente en uitgebreide publicatie is Krijger en Elands (1997), maar hierin staat vrij weinig over de inzet van de commando’s voor operaties. Blok (2007) is een fotoboek, met name over de selectie en training van het KCT. Verreweg de langste tekst over een Nederlandse speciale operatie is nota bene van een Duitser (Wohlgethan (2008)), die zijn herinneringen publiceerde over de tijd dat hij met de Nederlandse commando’s in Kaboel werkte. Over binnenlandse inzet van (Nederlandse) MSE zijn wel uitgebreidere geschriften gepubliceerd. Ter vergelijking, in het buitenland verschijnen meer algemene boeken over MSE-organisaties en hun werkzaamheden, bij-
Bijvoorbeeld Traa (2007), Borgsteede (2006-II), Derix (2002), Tigt (2004), De Bie (2003), Van der Wal (2002), Twigt (2000), Van Wiggen (2000-II). Hilckmann (2009), PC 2 Pel Marsof (2009), Strijbosch (2009), Oefening Rock Leader … (2008), UIM neemt deel … (2008), Hofman (2007), Steep ascent (2007), Borgsteede (2006-I), N-Specops (2006), PC 1Pel UIM (2008), Zuur (2006), Trainingsofficier BBE (2005), Van Putten (2005I), Zuur (2005), Autumn Waves 2004 (2004), Black Tulip 2004 gaat weer joint (2004), Margés (2003), Oefening ‘Black Tulip’… (2003), Bijzondere bijstandseenheid, oefening Black Tulip 2001 (2001), Verslag van oefening Albian Strike… (2001), Suilen (2001), Ex. Spring training … (2000), Van Twigt (1999). Meusen en Haspels (2007), Van Eijndhoven (2004), Derksen en De Bruine (2003), Ragetlie (2003), De Ridder (2002) en Janssen (2000). Thompson (2009), Van der Spek (2009), Timmermans (2006), Hufnagl (2002), Metzner en Friedrich (2002), Scholzen (2000), Hufnagl (1999), Micheletti (1999-I). Interessant is ook het samenwerkingsverband van West-Europese landen (Atlas) om als dat nodig is hulp van anti-terreureenheden uit partnerlanden te krijgen. Zie: UIM neemt deel … (2008). Bessette (2010), Bahmanyar (2008), Finlan (2008), Pushies (2007), Sünkler (2007), Tucker en Lamb (2007), Durant, Hartov en Johnson (2006), Kiras (2006), Smith (2006), Bahmanyar (2005-I en II), Couch (2005), Fowler (2005), Schumacher (2005), Jennings (2004), Robinson (2004), Scholzen (2004), Sievert (2004), Bahmanyar (2003), Bostock (2003), Carney en Schemmer (2003), Dunnigan (2003), Jordan (2003), Ryan (2003), Allen (2002), Cerasini (2002), Schauer (2002), De Taillon (2001), Micheletti (1999-II), Pushies (1999), McRaven (1995), Chinnery (1994), Nadel en Wright (1994).
voorbeeld hun operaties in Irak en Afghanistan. In tegenstelling tot de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk worden in Nederland ook geen boeken uitgegeven waarin (ex-)leden van MSE beschrijven dat zij in vele landen voor operaties zijn ingezet en wat zij daar hebben meegemaakt. Her en der worden in Nederlandse media en vakbladen de activiteiten en ontwikkeling van buitenlandse MSE-organisaties vermeld. Al deze buitenlandse publicaties, net als computer- en videogames, dragen waarschijnlijk wel bij aan het beeld dat in Nederland over ‘onze commando’s’ bestaat. Over de Nederlandse MSE en hun operaties wordt in deze bronnen echter weinig vermeld.
1.2 Doelstelling Het doel van dit boek is om een groot deel van de onbekendheid van de Nederlandse MSE weg te nemen. Dit maakt het mogelijk om ook over dit deel van de krijgsmacht meer met feiten onderbouwd te kunnen discussiëren, zowel binnen als buiten Defensie. Bovendien legt het een basis voor verder wetenschappelijk onderzoek. De beëindiging van de zeer intensieve operaties van de MSE in de Afghaanse provincie Uruzgan en het feit dat deze eenheden nu twee decennia lang zijn ingezet in de nieuwe soorten conflicten die de periode na het einde van de Koude Oorlog kenmerken vormden de aanleiding om nu deze organisaties en hun werk diepergaand te onderzoeken. In hoofdstuk twee wordt op basis van de beschikbare (wetenschappelijke) literatuur over MSE aangegeven hoe de organisatie en de operaties van dit soort eenheden kunnen worden beschreven en geanalyseerd. In hoofdstuk drie worden vervolgens de (huidige) organisatie van Nederlandse MSE behandeld, in de hoofdstukken vier en vijf wat er over hun operaties sinds het einde van de Koude Oorlog bekend is.
1.3 Afbakening Binnen het onderzoeksveld is een aantal beperkingen aangebracht. Ten eerste, er wordt niet (diep) ingegaan op niet-krijgswetenschappelijke aspecten, zoals medische, bedrijfskundige en psychologische vraagstukken. De nadruk van dit onderzoek ligt op militair-operationele aspecten.10 De organisatie van
Blehm (2010), Stanton (2009), Couch (2008), Neville (2008), Ryan (2007), Briscoe ea (2006-I en II), Micheletti (2006), Rothstein (2006), Bodansky (2004), Ryan (2004), Stewart (2004), Micheletti (2003). Bijvoorbeeld voor andere operaties: Ecuador/Peru – Homza (2004), El Salvador – Terzian (2001), Somalië – Celeski (2002), Suez-kanaal – Eshel (2000). ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ Blaber (2008), Fury (2008), Bravedy (2007), Ely (2007), Luttrell en Robinson (2007), Attenori en Halberstadt (2006), Naylor (2005), Anonymous (2004), Haney (2002), Horsefall (2002), McNab (1993). �������������������� Cohen (2008) is een personal account uit een Israëlische speciale eenheid. In Denemarken publiceerde het dagblad Politiken in september 2009 de herinneringen van een Jaeger-commando, Thomas Rathsack: Jaeger – i krig med eliten. Maylor (2010) is door een lid van de Australische SOF geschreven. Infanterie (2008-II), Van Wiggen (2005), Jellema (2004), Kroon (2003), De Vries (2003), Brantz (2002), Van Loon (2002), Boom (2001), Van Hoogstraten en Steketee (2001), Tabak (2001), Tabak (1998 I en II), Allen Holmes (1997), Tangney (1997), Tabak (1997), Tabak en Katz (1996), Katz (1994 I en II). Bijvoorbeeld (hoofdstukken uit) Spencer (2009), Baser c.s. (2007), Horn en Balasevicus (2007), Bar en Ben-Ari (2005), Last en Horn (2005), Britt, Stetz en Bliese (2004), Heffner en Gade (2003), Kreim (2001), Finlayson en Briscoe (2000), Kirby, Harrell en Sloan (2000). 10 In twee artikelen over het optreden van de Nederlandse SOF zijn operationele evaluaties te vinden: Full spectrum …(2008) en Van Wiggen (2007). Hierin worden conclusies getrokken over het belang van mobiliteit, onvoorspelbaarheid, vakkundigheid, training en samenwerking. Tot dit zeer gedetailleerde niveau zullen de analyses in dit boek niet gaan; daarvoor is te weinig gedetailleerde informatie in open bronnen beschikbaar.
de MSE wordt behandeld voor zo ver dit van belang is om hun operationele inzet en mogelijkheden te begrijpen. Ten tweede, alleen de huidige organisatie van de Nederlandse MSE wordt beschreven. Aan de ontwikkeling van hun organisaties in de afgelopen decennia wordt niet gestructureerd aandacht besteed.11 Ten derde, de nadruk ligt op na 2000 gepubliceerde wetenschappelijke literatuur. Slechts een paar boeken van voor die tijd worden meegenomen. Als ook literatuur van voor 2000 had moeten worden gezocht en bestudeerd dan zou dit veel meer tijd hebben gekost.12 Ten vierde, juridische aspecten van het werk van MSE worden buiten beschouwing gelaten.13 Dit vergt specialistische kennis die ik niet bezit. Tot slot, er wordt geen uitgebreide vergelijking met buitenlandse MSE uitgevoerd. Hoewel dit interessante inzichten zou kunnen bieden, bijvoorbeeld om te bezien of landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hun MSE meer en voor meer speciale operaties gebruiken dan Nederland, zou dit een behoorlijke extra onderzoeksinspanning vergen. Wel worden zijn in de volgende hoofdstukken ter vergelijking tekstkaders opgenomen met beschrijvingen van buitenlandse MSE en hun operaties. (Ook zijn een niet-uitgevoerde Nederlandse operatie en definities van manieren van optreden van MSE opgenomen in tekstkaders.)
1.4 Verantwoording Openbare informatie
Dit boek is gebaseerd op openbare bronnen. Zo is uitvoerig gezocht in bibliotheken, databanken, media-archieven, vakbladen en op internet. Openbare informatie mag ik als wetenschapper in dienst van Defensie naar eigen inzicht en onder eigen verantwoordelijkheid publiceren. Uit contacten met collega’s verkregen informatie is geclassificeerd en dus niet opgenomen. Betrouwbaarheid
Een deel van de in dit boek weergegeven informatie is gebaseerd op slechts één bron. ����������������� Sommige bronnen, zoals Commandant 103 … (2008 I en II), Full spectrum …(2008), Wohlgethan (2008), Better no bombs … (2007), Commandant 104 … ���������� (2007) en DTF-acties … (2007), vormen de basis van meerdere pagina’s in dit boek. Uiteraard maakt het feit dat slechts één bron beschikbaar is de informatie minder betrouwbaar. Gezien het gevoelige karakter van speciale operaties is het echter niet verwonderlijk dat niet veel openbare bronnen beschikbaar zijn.
11 Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, afzonderlijk deel van de Nederlandse Defensieacademie, werkt aan een boek over het KCT sinds het einde van de Koude Oorlog. 12 Zo is bijvoorbeeld Kelly (1989) op de rol van de SOF in de Koude Oorlog gericht. Gray (1996), pp. 187-232, is een poging de rol van SOF in de post-Koude Oorlog-periode te formuleren, maar is nog op te weinig ervaringen daarin gebaseerd. 13 Zie bijvoorbeeld Breau in Last en Horn (2005), pp. 85-103.
Wat de betrouwbaarheid wel verhoogt is het gebruik van een groot aantal door de MSE zelf en kort na de betreffende operatie geschreven artikelen. Een groot deel daarvan is afkomstig uit bladen van de speciale eenheden of de krijgsmacht zelf. Het is niet uit te sluiten dat auteurs hun eigen acties niet geheel naar waarheid weergeven, maar omdat zij voor (directe) collega’s schreven zijn dit toch betrekkelijk betrouwbare publicaties. Ook interviews van MSE-leidinggevenden aan journalisten zijn een belangrijke bron gebleken. Ervan uitgaande dat geïnterviewden juist werden weergegeven is ook dit een betrekkelijk betrouwbare bron. De betrouwbaarheid van de gevonden informatie had kunnen worden vergroot als ook in archieven onderzoek was verricht en interviews waren gehouden over de MSE en hun inzet (triangulatie). Gezien de gevoeligheid van het werk van de MSE is daar niet voor gekozen. Bovendien zou het teveel inspanning vergen om zo alle operaties na het einde van de Koude Oorlog te onderzoeken. Ook was het de bedoeling een eerste, grotere studie naar de MSE te verrichten; hierna kunnen specifieke operaties alsnog met gebruikmaking van andersoortige bronnen diepgaand worden onderzocht. Gezien het soort werk dat de MSE verrichten moet ervan worden uitgegaan dat door geheimhouding dit boek geen volledig beeld geeft van deze eenheden en hun operaties. Waarschijnlijk zullen ook niet al hun activiteiten binnen operaties in dit boek vermeld staan. Hoe precies werd opgetreden behoort zelfs geheel geheim te blijven. Het is ook mogelijk dat juist over bepaalde soorten operaties of acties niets of veel minder bekend is en dit boek dus een enigszins vertekend beeld van deze eenheden geeft. Verwacht kan worden dat het juist politiek gevoelige operaties zijn waarover minder gepubliceerd is, maar ook dit is onzeker. Omdat waarschijnlijk toch niet alle operaties, activiteiten en gedetailleerde informatie daarover zijn achterhaald moet met de nodige voorzichtigheid met conclusies worden omgegaan. Hebben operaties plaatsgevonden?
Het werk van de MSE, meer specifiek of zij bepaalde operaties hebben uitgevoerd, blijft met geheimzinnigheid omgeven. In de hoofdstukken vier en vijf is daarom voor het al dan niet aannemelijk maken van het bestaan van operaties een grens getrokken. Een operatie wordt geacht te hebben plaatsgevonden als dit uit een militaire of overheidsbron blijkt, inclusief teksten die duidelijk gebaseerd zijn op een interview met een militair – dus niet alleen direct aangehaalde woorden. Een operatie wordt ook geacht plaats te hebben gevonden als meerdere andere bronnen deze vermelden en het plaatsvinden daarvan door het Nederlandse ministerie van Defensie niet wordt tegengesproken. Waar bronnen elkaar tegenspreken over het bestaan van een operatie of details van een actie tijdens een uitzending staat alleen niet-betwiste informatie in de hoofdtekst. In voetnoten wordt verwezen naar de verschillende, elkaar tegensprekende bronnen. Bij beschrijvingen van individuele acties staat in de hoofdtekst zoveel mogelijk elkaar niet uitsluitende detailinformatie. Gebruik van bronteksten
Bronteksten zijn direct overgenomen. Als daarin bijvoorbeeld gesproken wordt van ‘Taliban’ of ’opstandelingen’ is niet onderzocht of dit correcte benamingen zijn. Voor dit boek is niet beoordeeld of in de gevonden openbare bronnen geheime of gevoelige informatie staat.
Tegenlezers
In de latere fases van het onderzoek hebben twaalf personen voorlopige versies van dit boek gelezen en van commentaar voorzien. Met hun reacties heb ik de tekst aanzienlijk kunnen verbeteren. Ongeveer de helft van hen heeft een achtergrond binnen of rondom de MSE. Niet alleen hebben zij mij op kleine fouten in de beschrijvingen van de organisatie en de operaties van de MSE kunnen wijzen. Van groot belang was dat zij mij aanmoedigden verder te gaan met mijn onderzoek en aangaven zich te kunnen vinden in mijn inschatting van het karakter van specifieke operaties, het gebruik en de positie van de Nederlandse MSE. Volgens hen ontbreekt in dit boek geen onverantwoord groot deel van de inzet van deze eenheden; de getrokken conclusies zijn op voldoende informatie gebaseerd. Afkortingen en benamingen
In dit boek worden niet altijd de door de MSE of binnen de hele krijgsmacht gebruikte afkortingen gebruikt. Gekozen is voor afkortingen van ‘één-letter-combinaties’, geen afkortingen die bestaan uit meerdere delen van meerdere letters. Zo wordt het Amfibisch Verkenningspeloton niet als AMFVERKPEL, maar als AVP afgekort. Alleen waar dit de duidelijkheid vergroot worden langere afkortingen gebruikt. Om verwarring te voorkomen wordt de Koninklijke Marechaussee wel afgekort tot KMar, maar het Korps Mariniers niet tot Kmarns, zoals dat binnen Defensie wel vaak wordt gedaan. De Maritieme special operations forces worden afgekort tot MarSOF, zoals zij ook zichzelf aanduiden, en niet MSOF, omdat MarSOF duidelijker weergeeft dat het hier om maritieme eenheden gaat. In dit boek worden de namen van de eenheden gebruikt zoals deze indertijd waren. Zo wordt in operaties op de Balkan in de jaren 1990 geschreven over inzet van de Bijzondere Bijstandseenheid - Mariniers (BBEM), de laatste jaren in Afghanistan over de Unit Interventie Mariniers (UIM). Strikt genomen mogen beide namen alleen worden gebruikt voor optreden binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In veel bronnen worden echter ook voor operaties in het buitenland deze twee namen gebruikt. Ook omdat het dezelfde eenheden zijn die in binnen- en buitenland worden ingezet is hier besloten toch deze namen te gebruiken. In sommige bronteksten staan soms volledige namen van leden van de Nederlandse MSE genoemd (vooral auteurs), maar in andere gevallen staan om hun persoonlijke veiligheid te beschermen alleen voornamen (militairen die bij een actie betrokken waren, bijvoorbeeld ‘Bart’ of ‘Maurice’) of functiebenamingen vermeld (bijvoorbeeld ‘compagniescommandant’). In dit boek zijn de benamingen uit de bronteksten overgenomen. Opname BSB
In deze studie wordt soms van MSE, soms van special operation forces (SOF) gesproken. Met SOF worden het KCT en de MarSOF bedoeld, zoals dit ook in de literatuur (en binnen Defensie) gebruikelijk is. Tot de MSE hoort ook de BSB; de marechaussees in deze eenheid hebben een militaire status en hun brigade is binnen de KMar (en Defensie als geheel) ook speciaal. De BSB voert net als de SOF in het buitenland operaties uit, inclusief beveiligingstaken en training van buitenlandse eenheden dat (soms) ook door SOF wordt gedaan. In landen zoals Frankrijk maken aan de BSB vergelijkbare (gendarmerie)eenheden wel formeel deel uit van de militaire SOF-organisatie. Nog een reden om de BSB in deze studie mee te nemen is dat
hun werk binnen Nederland, net als dat van de UIM overigens, veel lijkt op de verschillende hoofdtaken van de SOF in het buitenland: kleinschalige offensieve acties (arrestaties) en inlichtingen verzamelen (observatie) – met als verschil uiteraard dat in Nederland het gevaar van de kant van de ‘ tegenstander’ (veel) kleiner is.
2 Hoe speciale eenheden te onderzoeken Hoe kunnen de organisatie en inzet van de Nederlandse MSE worden onderzocht? In de twee paragrafen van dit hoofdstuk worden, hoofdzakelijk op basis van literatuur over dit soort eenheden, perspectieven beschreven die in de volgende hoofdstukken zullen worden gebruikt om het werk en de opbouw van de speciale eenheden te karakteriseren.
2.1 Organisatie van speciale eenheden Algemene beschrijving
Betrekkelijk voor de hand liggend is te beschrijven hoe het KCT, de MarSOF en de BSB zelf zijn intern georganiseerd, welke taken en welke soorten personeel zij hebben, hoe ze werven, selecteren, opleiden en trainen en over welk materieel deze eenheden beschikken.14 Special of specialised?
Gebruikmakend van de literatuur over dit soort eenheden kunnen de MSE op verschillende manieren worden gekarakteriseerd. Zo spreken Lindley-French en Algieri (2004) van special forces, die in het geheim kunnen optreden, en specialised forces, die dat niet kunnen. In de eerste categorie plaatsen zij voor Nederland het KCT en MarSOF. In de tweede groep staan het Korps Mariniers en de Luchtmobiele Brigade van de KL.15 Recruteringspercentage
In Last en Horn (2005), pp. 6-7, wordt een tabel gepresenteerd met daarin MSE en andere militaire eenheden, ingedeeld op basis van de slagingskans van rekruten bij deze eenheden. Op basis hiervan worden vier soorten onderscheiden. De kans dat een ‘volwassen militair’ slaagt voor een infanterieopleiding wordt op 90% geschat. Bij parachutisten-commando’s is dit 75%. Bij eenheden als de Amerikaanse Rangers16 haalt 50% met succes het einde van de opleiding. Bij speciale eenheden zoals de Britse Special Air Service (SAS) slaagt 25%. De grootste uitval vindt plaats bij (contraterrorisme) eenheden die bedoeld zijn om gijzelaars te bevrijden, zoals de Canadese Joint Task Force-2.17 Hier slaag slechts 10-15%.
14 Heesters (2010) onderzocht de opzet van geschiedkundige studies van militaire korpsen. Daarin wordt met name ingegaan op organisatiestructuur, taken, personeel, training, materieel en operaties (p. 16). Heesters voegt daar voor zijn studie naar de BSB zelf nog samenwerkingspartners en aansturing aan toe. 15 In een bijlage staat een overzicht van beide soorten eenheden in alle Europese landen. ‘Special forces’ is een term die niet binnen de Noordatlantische Verdragsorganisatie (NAVO) wordt gebruikt. Deze term is van Amerikaanse herkomst, waar ze wordt gebruikt voor SOF van de verschillende krijgsmachtdelen – NATO special forces (2010), p. 9. De Wijk (2005), p. 216, berekende dat binnen de NAVO slechts 3.000 tot 5.000 SOF-militairen zijn. Ook Gompert en Smith (2006), p. 3, bevat een overzicht van SOF in NAVO-landen. Bij Nederland wordt slechts ‘1 SF battalion’ vermeld. 16 Bedoeld worden de US Army Rangers. Dit is een lichte infanterie eenheid met speciale operaties competenties. In de Amerikaanse geschiedenis speelden zij vooral een rol in verkenningen en overvallen. Nu behoren zij tot de Amerikaanse SOF. 17 Deze eenheid bestaat uit militairen en is ook deel van de Canadese krijgsmacht. Deze eenheid is bedoeld voor zowel binnen- als buitenlandse operaties.
10
11
De Britse Special Air Service
De Amerikaanse SEAL’s
Deze eenheid, het best met het Nederlandse KCT en wat betreft binnenlandse terrorismebestrijding met de UIM te vergelijken, is volgens velen ten minste een van de beste SOF in de wereld. Ze bestaat uit ongeveer 700 militairen, waarvan eenderde operator is. Deze zijn georganiseerd in 4 squadrons die bestaan uit 4 groepen van 16 man. Meestal worden ze ingezet in teams van 4 militairen en patrouilles van 8. De SAS heeft ook een eigen hoofdkwartier staf, een onderzoeksafdeling, een planning en inlichtingengroep, een trainingsgroep en verschillende toegevoegde ondersteunende specialisten (medici, chauffeurs, koks, explosieven experts en genisten).
Deze eenheid met wereldwijd grote naamsbekendheid werd in 1962 opgericht en is de jongste SOFeenheid van de Amerikaanse krijgsmacht. Ze vervult rollen zoals de Nederlandse MarSOF. Naast de SEAL’s heeft de Amerikaanse marine teams om hen te vervoeren en Special Boat Sections, vergelijkbaar met MarSOF’s AVP. SEAL’s kunnen optreden in meren, rivieren, moerassen en zeeën, maar ook op het land. De SOF van de Amerikaanse marine bestaan uit ongeveer 4.000 militairen, waarvan de helft SEAL’s. Een peloton bestaat uit 16 man, waaronder 2 officieren. Deze worden vaak in twee groepen van 8 ingezet.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de SAS aanvankelijk afgeschaft. In 1952 werd ze heropgericht om in de jungle van Maleisië tegen lokale opstandelingen en Indonesische infiltraties te vechten. Sindsdien zijn ze waarschijnlijk in meer oorlogen en conflicten ingezet dan elke andere SOF-eenheid in de wereld. Zo zijn de volgende operaties bekend: Oman (1958-59), Borneo (1963-66), Aden (1964-67), Noord-Ierland (1969-94), Oman (1970-1976), Londen (gijzeling in Iraanse ambassade, 1980), Gambia (1981), Falkland-eilanden (1982), gevangenisopstand in het Verenigd Koninkrijk (1987), Gibraltar (1988), Colombia (1989), Golfoorlog (1990-1991), Bosnië-Herzegovina (1994-1995), Peru (1997), Perzische Golf (1998), Albanië (1998), Kosovo (1999), Sierra Leone (2000), Afghanistan (2001), Irak (2003-04, Afghanistan (2005) en in het Verenigd Koninkrijk (bescherming van de G8-Top in Gleneagles en rond Londen na de bomaanslagen daar, 2005).
Bekend is dat de SEAL’s zijn ingezet in de Vietnam-oorlog (1961-1973), Cambodja (1975), El Salvador en Honduras (1981-1986), Grenada (1983), in Libanon (1983-1984), de Perzische Golf (1987-1990), in Panama (1989), de Filipijnen (1990), de Golfoorlog (1990-1991), Colombia, Afghanistan en Irak. Bron: Ryan (2008), pp. 198-199, Nadel en Wright (1994), pp. 60-76, 128-148 en 201-216.
2.2 Operaties van speciale eenheden Om de operaties van de Nederlandse MSE te karakteriseren kunnen ook verschillende perspectieven worden gebruikt.
Bron: Ryan (2008), pp. 177-180, Tabak en Katz (1996).
Personele bijdrage Tiers
In Horn en Balasevicus (2007), p. 30, wordt op basis van het percentage rekruten dat de selectie voor eenheden haalt ook gesproken van drie soorten SOF. Tier 1 eenheden, zoals de Duitse Grenzschutzgruppe9 of de Canadese Joint Task Force-2, hebben een selectieratio van 10-15%. Tier 2, zoals de Sea, Air and Land (SEAL)-eenheid van de Amerikaanse marine en de Britse SAS, rekruteren 20-30%. Tier 3, zoals de Amerikaanse Rangers, gaan met 40-45% het minst ver in het afwijzen van kandidaten. Kleur
In Last en Horn (2005), p. 6, wordt nog een tweede typologie gebruikt. Speciale operaties ondersteunende infanterieeenheden worden door de auteurs ‘bruine’ eenheden genoemd. De Rangers en SAS zijn ‘groene’ eenheden, Contraterrorisme eenheden als Joint Task Force-2 noemen zij ‘zwart’. Er zijn ook ‘blauwe’ speciale eenheden: militaire eenheden die samenwerken met de politie voor de binnenlandse veiligheid, binnenlands contraterrorisme en in het buitenland handhaven van de rechtsorde.
12
Onderzocht kan worden hoe groot de personele bijdrage van de speciale eenheden aan verschillende Nederlandse militaire uitzendingen was. Dit kan worden vergeleken met de personele inzet van de hele Nederlandse krijgsmacht. Gekozen is voor een vrij arbitraire classificatie. Als de MSE tot 10% van het ingezette Nederlandse militaire personeel leveren wordt gesproken van een ‘kleine’ bijdrage. Een grotere bijdrage, tot ongeveer de helft, wordt ’aanzienlijk’ genoemd. Daarboven is ‘groot’. Kwalitatieve bijdrage
Op basis van algemene beschrijvingen van militaire operaties kan worden ingeschat hoe groot de kwalitatieve bijdrage van de MSE hieraan was. Dit zal in de volgende hoofdstukken worden uitgedrukt in de categorieën klein, aanzienlijk en groot, waarbij dezelfde gradaties zullen worden aangehouden als bij de personele inzet (tot 10% van het effect, tot 50% en daar substantieel boven). Om dit te bepalen zal met name worden gekeken of de MSE veel of belangrijke activiteiten ondernemen. Zo kunnen ze cruciale inlichtingen vergaren, contacten onderhouden met lokale machthebbers, eigen very important persons (VIP’s) beschermen tijdens aanslagen, beslissende gevechtsacties uitvoeren, leiders van de tegenstander uitschakelen, logistieke aanvoerlijnen verstoren of grote aantallen wapens of explosieven in handen krijgen. Ook kan het zo zijn dat de MSE vele, zware gevechten leveren of als enige Nederlandse eenheid in een deel van het operatiegebied komen. Een belangrijke bijdrage aan kan ook worden geleverd door het opleiden van grote of speciale eenheden, die zelf weer een bovengemiddelde rol in een conflict kunnen spelen, zoals lokale MSE. Nadruk in de analyse ligt in het daadwerkelijk uitvoeren van acties. Zo wordt de aanwezig-
13
heid van een MarSOF-team op een oorlogsschip tijdens een operatie alleen niet als een daadwerkelijke bijdrage gezien, maar de overmeestering van de bemanning van een vaartuig van de ‘tegenstander’ wel. Resultaten
Een ander perspectief op de operaties is het verzamelen van gegevens over hun resultaten. Zo is Carney en Schemmer (2003) een beschrijving van elf Amerikaanse SOF-operaties: de poging in 1980 gegijzelden uit de ambassade in Teheran te bevrijden, de bijdrage aan de invasie van Grenada in 1983 (operatie Urgent Fury), de deelname in de invasie van Panama in 1989 (Just Cause), hun inzet in Desert Storm: de bevrijding van Koeweit in 1991, de operatie in Somalië (Task Force Ranger, 1993), in operatie Allied Force van de Noordatlantische Verdragsorganisatie (NAVO) tegen Servië om Kosovo te bevrijden (1999), in Operatie Enduring Freedom (OEF) in Afghanistan in 2001-2002 en tot slot, een groep ‘andere’18 operaties in de periode 19802003. Wat deze studie relevant maakt is het overzicht (p. 284) van gesneuvelde Amerikaanse SOF-operators en gewone militairen in deze operaties. Wat opvalt is dat in sommige operaties het percentage SOF-dodelijke slachtoffers heel hoog ligt: rond de 50%. In Operatie Desert One en in de ‘kleinere operaties’ waren alleen SOF actief, dus vielen alleen SOF-doden (8 en 36). Voor de bevrijding van Koeweit, de invasie van Irak en de strijd om Kosovo werden tot een paar honderdduizend reguliere militairen ingezet. Van de respectievelijk 147, 191 en 2 Amerikaanse doden was achtereenvolgens ‘slechts’ 17% (25), 3% (6) en 0% van de SOF afkomstig. In de andere operaties en conflicten ligt het percentage SOF-doden erg hoog. In Grenada waren dat er 9 van de 19 (47%), in Panama 11 van de 23 (48%), in Somalië 18 van de 29 (62%). Carney en Schemmer berekenen dat het totaal aantal Amerikaanse militaire gesneuvelden in deze operaties (465) 31% (146) SOF-operators betrof.19
18 Kleinere operaties in 17 andere landen. 19 Micheletti (2006), pp. 198-199, noemt 26 namen van gesneuvelde Amerikaanse SOF-operators in Irak in 2003-2005. De uitzending van het Nederlandse radio-programma Argos van 14 mei 2004 ging over de vraag hoeveel Amerikaanse SOF om medische redenen uitvielen tijdens operaties Irak en Afghanistan en schatte dit op een totaal van ongeveer 2.000. Maalderink c.s. (1982) bevat een lijst met 79 sinds 1942 Nederlandse gesneuvelde commando’s. In Nederlands-Indië komen er tussen 1946 en 1949 de meeste om: 52. Op www. korpscommandotroepen.nl is een actueler overzicht te vinden. Daar wordt ook onderscheid gemaakt naar gevallenen in oorlogstijd en dienstongevallen. Volgens de website (bezocht op 11 januari 2011), zijn na Nederlands-Indië tot 2009 geen doden gevallen. Korporaal Van de Rijdt sneuvelt in Uruzgan, Afghanistan, in 2009. Tussen 1980 en 2006 zijn geen dodelijke dienstongevallen te betreuren geweest, maar in 2006 en 2007 was er elk jaar één.
14
Het mislukken van Operatie Eagle Claw Enkele dagen na de gijzeling van 67 personen in de Amerikaanse ambassade in Teheran kreeg de Amerikaanse anti-terreureenheid Delta Force de opdracht een plan te maken hen te bevrijden. De eenheid was nog geen week geleden operationeel geworden. Terwijl Delta de eigen trainingen en recrutering opvoerde werd door een kleine groep in Washington, in nauw overleg met de politieke en militaire leiding, twee maanden aan een plan gewerkt. Dit hield in dat SOF per parachute zouden landen en voertuigen zouden kapen om naar het ambassadeterrein te komen. Met de bevrijde diplomaten zou naar het vliegveld worden gereden om te wachten op vliegtuigen die hen kwamen ophalen. Het plan werd verworpen, omdat het na de landing moeilijk, zo niet onmogelijk, werd geacht met de bevrijde gijzelaars het land weer te verlaten. Uiteindelijk werd ervoor gekozen om in Iran een verlaten vliegveld te bezetten, met vliegtuigen daarheen te gaan en daarvandaan de SOF met helikopters naar Teheran te vliegen. In de vliegtuigen zou onder andere brandstof worden vervoerd om de helikopters bij te tanken voor het ongeveer 400 kilometer lange tweede vluchtdeel. De 92 Delta Force-commando´s zouden iets ten zuidoosten van Teheran worden afgezet, waar ze een nacht konden rusten en daarna met door de Central Intelligence Agency aangeleverde vrachtwagens op weg gaan naar het ambassadeterrein. Boven de stad zouden twee Amerikaanse vliegtuigen ervoor moeten zorgen dat de Iraniërs geen land- of luchtaanval op de ambassade inzetten. De SOF zouden met explosieven een gat blazen in de omheining van het terrein en daarna in drie groepen door het complex trekken. Mocht het niet mogelijk blijken de palen te verwijderen die de Iraniërs juist om een helikopterlanding te voorkomen hadden geplaatst, dan zouden de bevrijde gijzelaars met de trucks naar een dichtbij gelegen voetbalstadion worden vervoerd. Helikopters zouden de SOF en de gijzelaars ophalen en doorvliegen naar een tweede, in de tussentijd door Rangers ingenomen vliegveld, Manzariyah, ongeveer vijftig kilometer ten zuidoosten van de stad. Daarvandaan zou naar het eiland Masirah voor de kust van Oman worden gevlogen. Het plan werd door de Amerikaanse president Carter persoonlijk goedgekeurd. Vier maanden nadat de gijzeling was begonnen werd op basis van satellietopnamen voor de heenvlucht een vliegveld ten zuiden van de stad Tabas gekozen. Een klein team voerde daar vanuit Egypte met een verticaal landend en stijgend vliegtuig een korte verkenning uit en plaatste infrarood lichten op de grond om de landingsbaan te markeren. De Central Intelligence Agency slaagde er in spionnen in Teheran te krijgen. Op verschillende plaatsen in Amerika oefende Delta in totaal 92 keer de bevrijding van de gijzelaars. Uit verschillende bronnen kon worden opgemaakt in welke gebouwen op het ambassadeterrein deze zich bevonden. Op een vliegveld in Arizona was het complex nagebouwd, waarop werd geoefend en verschillende aanvals- en extractietaktieken uitgeprobeerd. Inmiddels waren ook Amerikaanse SOF Iran binnengekomen, om daar de landingsplaats dicht bij Teheran op te zetten en de omgeving van de ambassade te verkennen.
15
In totaal namen zes verschillende eenheden, van vier krijgsmachtdelen, aan de operatie deel. De missie werd zeven keer voorgeoefend, maar nooit met alle deelnemers samen. Tot op het laatst werden militairen aan de missie toegevoegd, was er discussie of bepaalde eenheden wel mee zouden gaan en was niet iedereen ervan overtuigd dat ze door zou gaan. Het begin van de operatie, de vlucht vanuit Oman verliep goed, maar op het eerste vliegveld in Iran bleek bij aankomst een zandstorm te woeden. Bovendien was er in de twee voorafgaande weken een centimeters dikke laag zacht zand op het vliegveld gekomen, waardoor de vliegtuigen en helikopters moeilijk konden taxiën en verschillende banden kapot gingen. Doordat ze door twee andere zandstormen moesten vliegen kwamen de helikopters erg laat aan. Een Iraanse vrachtwagen vol met benzine, die toevallig over de weg naast het vliegveld kwam aanrijden, werd door de Amerikanen in brand geschoten.
Amerikaanse SOF in Panama (1989) In 1989 vielen de Verenigde Staten Panama binnen om daar de militaire en politieke leider, Manuel Noriega, af te zetten. Zijn in toenemende mate onvoorspelbare en vijandige opstelling vormde de aanleiding om in dit voor de VS van strategisch belang zijnde land militair in te grijpen. SOF speelden een belangrijke rol in de invasie. Drie SEAL-pelotons landden in de vroege ochtend van 19 december vlak bij het vliegveld van Paitilla. Ze positioneerden zich bij de landingsbaan om te wachten op Norriega als hij, zoals te verwachten viel, met zijn privé-vliegtuig zou proberen te ontsnappen. Een SEAL-team ging de hangar in waar het vliegtuig moest staan. Ze werden door bewakers opgemerkt en er ontstond een vuurgevecht. Te hulp schietende teams wisten de Panamese militairen terug te drijven. Uiteindelijk werden ze door eenheden van de Rangers afgelost. In totaal vielen bij deze actie vier doden en acht gewonden.
Drie uur nadat het eerste vliegtuig was geland arriveerden de helikopters. Eén daarvan bleek later een technisch mankement in een hydraulisch systeem te hebben, waardoor verder gebruik te gevaarlijk werd gevonden. Tijdens de vlucht had een andere tijdens een zware zandstorm een noodlanding moeten maken. De piloot van het toestel dat de gestrande bemanning kort hierna oppikte besloot, toen hij in nog een zandstorm terecht kwam, terug te keren. Hierdoor waren nog slechts vijf helikopters beschikbaar om slechts een deel van de Delta-teams verder te vliegen. Hun commandant vond het onverantwoord om zijn opdracht met minder mannen uit te voeren. De hele missie werd afgeblazen. Tijdens het bijtanken van de helikopters voor de terugvlucht, terwijl rondvliegend zand het zicht heel beperkt maakte, werd een helikopter door een zware windvlaag opgetild en raakte een transportvliegtuig. In de explosie en brand die volgden kwamen acht Amerikanen om.
Een Delta-team had een andere opdracht: de bevrijding van een Amerikaanse zakenman en oppositieleider in Panama, Muse, uit de zwaar bewaakte Modelo-gevangenis (Operatie Acid Gambit). De SOF bouwden een model van de gevangenis op de Amerikaanse luchtmachtbasis Eglin in Florida. Daarop oefenden zij hun plan. Op 19 december liepen in burger geklede commando’s onopgemerkt om de gevangenis heen om te kijken waar de bewakers stonden en met deze informatie het aanvalsplan af te maken. De volgende dag namen deze scherpschutters posities in op de heuvels rondom het complex. Rond het middaguur ging een aanvalsteam per helikopter op weg naar de gevangenis. Andere Amerikaanse gevechtshelikopters en ~vliegtuigen vlogen in de omgeving rond. Enkele helikopters beschoten het hoofdgebouw, waarop de Panamezen gevechtsposities innamen en een helikopter wisten neer te schieten. De SOF-snipers20 schoten een aantal bewakers dood. Het aanvalsteam wist in alle commotie op het dak van de gevangenis te landen, de gevangenis in te gaan en binnen een paar minuten de deur naar de cel van Muse open te blazen. De Amerikaan kreeg een helm en kogelwerend vest en werd meegevoerd naar de helikopter. Deze steeg snel op, maar werd door Panamese militairen zo ernstig geraakt dat een noodlanding moest worden uitgevoerd. Ondanks enkele gewonden konden de Delta’s met Muse wegkomen en verderop een verdedigende positie innemen. Een gevechtshelikopter schoot te hulp. Na enige tijd kwamen reguliere grondeenheden met pantserwagens aan en brachten de SOF en Muse in veiligheid.
Carney en Schemmer (2003), pp. 66-95 en McKinney and Ryan (2001), pp. 44-83.
Lamb en Cinnamond (2010) beschrijven andere resultaten van operaties van speciale eenheden. Het is een artikel over SOF-operaties in Afghanistan. De auteurs deden onderzoek naar de betrokkenheid van speciale eenheden bij incidenten waarbij meer dan tien burgerslachtoffers vielen. Vermeld staan de datum, district en provincie, de schattingen van het aantal burgerslachtoffers (laagste en hoogste schatting), de soorten betrokken militaire eenheden en type incident (grondgevecht, konvooi of luchtaanval). Zo blijken Amerikaanse SOF in de periode 2006-2009 betrokken bij 8 van de 19 incidenten met meer dan 10 civiele slachtoffers. Bij een actie vielen mogelijk 92 civiele doden (p. 44). Lamb en Cinnamond verzamelden ook gegevens over gevallen waarbij SOF huizen binnenvielen en meer dan vijf burgerslachtoffers te betreuren waren. Ook hier staan datum, lokatie, geschatte aantallen slachtoffers en het soort betrokken militaire eenheden vermeld. Ze becijferden dat Amerikaanse SOF in die periode 6 van de 11 dodelijkste invallen uitvoerden. Bij een actie vielen zelfs zestien burgerdoden (p. 45). Naast de eigen doden en burgerslachtoffers zullen in de komende hoofdstukken ook eigen gewonden, uitgeschakelde tegenstanders (gedood, gewond of gearresteerd) en van de tegenstander afgenomen goederen, zoals wapens, explosieven en geld, worden vermeld.
Bron: Stilwell (2007), pp. 29-31 en McKinney en Ryan (2001), pp. 117-118. 20
Werkwijze
Van den As (2007), pp. 11-12, beschrijft dat SOF drie werkwijzen kennen: overt (openlijk), covert (verdekt) en discrete (terughoudend). In het kader hieronder staan zijn definities en de in dit boek gehanteerde operationalisering daarvan weergegeven. 20 Binnen de reguliere krijgsmacht bestaan schutters lange afstand. Deze lijken in veel opzichten op de snipers van de SOF. Snipers kunnen echter geheel zelfstandig en in vijandig gebied opereren. Zie: De waarde van … (2005).
16
17
Drie manieren van optreden
De drie hoofdtaken
Overt. ‘Zien en gezien mogen worden. Bijvoorbeeld het uitvoeren van gemotoriseerde patrouilles en het inwinnen van informatie bij de bevolking’. Onder openlijk optreden zullen in de analyses van de operaties van de Nederlandse MSE in de hoofdstukken vier en vijf ook gevallen worden geschaard waarbij de militairen wel (proberen) een doel ongezien (te) naderen, maar zij, als eenmaal (gevechts)contact met de tegenstander is, niet nadrukkelijk proberen ongezien weg te komen.
Direct action. Hiermee worden kleinschalige offensieve acties bedoeld. Te denken valt aans raids, hinderlagen of aanvallen in gebied dat onder controle staat van de tegenstander om specifieke en belangrijke doelen, zoals hoogwaardige personen of materialen, uit te schakelen of in bezit te krijgen. In deze studie wordt ook forward air control tot deze hoofdtaak gerekend.
Covert. ‘Optreden zonder gezien te worden. Het is in dit geval niet per se een geheim dat’ SOF ‘bij een operatie betrokken zijn, maar ze zijn niet waarneembaar’. Voor covert optreden moet gedurende de hele actie wel worden geprobeerd ongezien te blijven. ‘Niet gezien worden’ wordt in deze studie letterlijk opgevat: verscholen opstellingen. Wanneer een SOF-operator in burgerkleding of in het uniform van een reguliere militaire eenheid, maar zichtbaar rondrijdt dan is dit overt optreden. Discrete. ‘Betrokkenheid van’ SOF ‘is niet bekend en niet aantoonbaar. Bijvoorbeeld het opsporen en aanhouden van een oorlogsmisdadiger door’ SOF, ‘terwijl het voor de buitenwereld lijkt alsof hij toevallig door de lokale politie is opgepakt’. Bron: Van den As (2007), pp. 11-12.
Covert en discrete optreden zijn specialer dan overt-activiteiten. Reguliere eenheden treden immers ook zichtbaar op. Hoofdactiviteiten
In de literatuur worden vaak drie hoofdactiviteiten van SOF genoemd: direct action (DA, directe actie), military assistance (MA, militaire assistentie) en special reconnaissance (SR, speciale verkenningen). In het kader hieronder staan de in dit boek gehanteerde definities van de SOF-hoofdtaken.
Military assistance, inclusief unconventional warfare en foreign internal defence. Dit ������������������������������ is het opleiden, trainen, ondersteunen, adviseren of assisteren van bondgenoten, zowel reguliere eenheden als guerilla’s of opstandelingen. Ook hulp aan andere veiligheidsorganisaties, zoals de politie, zal in het vervolg van deze studie tot MA worden gerekend. Special reconnaissance. Doel hiervan is het verkrijgen van belangrijke, specifieke en tijdgebonden (time-sensitive) inlichtingen. Met tijdgebonden informatie worden inlichtingen bedoeld waarvan mag worden verwacht dat deze niet lang bruikbaar zullen zijn, bijvoorbeeld de locatie van een persoon, voertuig of groep tegenstanders. In het vervolg van dit boek zal van special reconnaissance worden gesproken als van ten minste twee van de drie hier genoemde criteria (‘belangrijke’ etc) sprake is. Bron: NATO special forces (2010), p. 11, Robertsen (2007), pp. 22-23, Volgens Van den As (2007), p. 11, Gompert en Smith (2006), p. 2, Jones (2006), p. 23, Modigs (2003/2004), p. 44-45, Fitzsimmons (2003), pp. 207-210, Ragetlie (2003), pp. 12-13 en 17-18, Brantz (2002), p. 9.
Om te bepalen of van een van de SOF-hoofdtaken sprake is, zoals in de hoofdstukken vier en vijf zal worden gedaan, is het niet voldoende alleen naar het aanvankelijke doel van een actie te kijken. Zo kan een eenheid op pad gaan voor een SR- of MA-operatie, maar al voordat zij hieraan kan beginnen in reguliere gevechten verzeild raken. Van belang is ook uit bronnen vast te kunnen stellen dat daadwerkelijk bepaalde taken zijn uitgevoerd, niet dat de betreffende MSE slechts als opdracht had om dit indien nodig te doen. Bijkomende activiteiten
Verder kan worden onderzocht of de MSE bijkomende activiteiten (collateral activities) hebben uitgevoerd.21 In de komende hoofdstukken zullen civil affairs, contraterrorisme, counterdrug, countermine, contraproliferatie, Field Liaison Team (FLT), force protection (FP), humanitaire hulp, Joint Commissioned Observers (JCO), non-combattant evacuation operations (NEO) en psychologische operaties nog vaker ter sprake komen. De in deze studie gehanteerde definities van deze werkzaamheden en andere in de literatuur genoemde ‘ bijkomende activiteiten’ van SOF staan in bijlage B. Belangrijk om te beseffen is dat hoofd- en andere activiteiten elkaar niet uitsluiten. Zo is SR in het kader van een contraproliferatie-operatie heel goed denkbaar, bijvoorbeeld als een MSE in een land een nucleaire fabriek zou observeren. Tijdens een NEO kan FP worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het beschermen van de Nederlandse ambassade ter plaatse. Nog een voorbeeld: het trainen van een buitenlandse MSE om in eigen land beter terroristen te kunnen arresteren is aan te duiden als MA én contraterrorisme. 21 Modigs (2003/2004), p. 44-45, Brantz (2002), p. 9, Dekker (1997), pp. 41-43.
18
19
In tegenstelling tot de hoofdactiviteiten (DA, MA en SR) zijn veel van de bijkomende activiteiten niet het exclusieve werkterrein van de MSE. Reguliere delen van de krijgsmacht richten zich bijvoorbeeld ook op countermine, FP, humanitaire hulp en psychological operations. Niveau van optreden
Onderzocht kan worden op welk niveau van militair optreden de MSE werden ingezet. In de literatuur staat dat SOF het meest speciaal worden gebruikt als zij op strategisch niveau worden ingezet.22 In onderstaand kader worden de verschillende niveaus van optreden genoemd en gedefinieerd.
Niveaus van militair optreden • (Militair) strategisch optreden vindt plaats op het niveau van alle militaire middelen van een land of bondgenootschap. • Het optreden op operationeel niveau heeft betrekking op een specifieke campagnedoelstelling en vindt plaats in een specifiek operatiegebied. • Tactisch optreden omvat gevechten en andere vormen van militair optreden die bijdragen om een campagnedoelstelling te halen. Bron: Nederlandse Defensie Doctrine (2005), pp. 17-20.
Grondbeginselen
In de volgende hoofdstukken wordt onderzocht in hoeverre de Nederlandse speciale eenheden de grondbeginselen van SOF-optreden zoals beschreven door McRaven (1995) toepasten. Deze auteur bestudeerde acht krijgshistorische speciale operaties. De eerste is de Duitse aanval met een storm detachment van Flieger-Jaeger parachutisten op het Belgische fort Eben Emael in mei 1940. De tweede casus is de Italiaanse aanval van december 1941 op de haven van Alexandrië in het huidige Egypte. Zes Italiaanse marineduikers brachten met drie manned torpedoes twee Britse slagschepen en een kruiser tot zinken. In maart 1942 overvielen en vernietigden Britse commando’s de marinereparatiewerven en onderzeebootbunkers in de Franse kustplaats Saint-Nazaire. De vierde casus is de bevrijding van de door de nieuwe Italiaanse regering gevangen genomen Benito Mussolini, door Duitse elite militairen, inclusief SS, parachutisten en een speciaal luchtmacht squadron. De Italiaanse fascistenleider werd in september 1943 bevrijd uit een zwaar bewaakt hotel op de top van de berg Gran Sasso. In september 1943 brachten Britse mini-onderzeeërs zoveel schade toe aan het in de haven van het Noorse Trondheim gelegen Duitse slagschip de Tirpitz dat dit schip de rest van de oorlog niet meer werd gebruikt. De zesde casus die McRaven analyseert is de raid van Amerikaanse Rangers op het Japanse militaire gevangenenkamp bij de Filipijnse stad Cabanuatuan. In totaal werden 510 gevangenen bevrijd. Hierop volgt een hoofdstuk over de bevrijding van Amerikaanse prisoners of war in november 1970 uit de ver in Noord-Vietnam gelegen Son Tay-citadel. Deze raid werd uitgevoerd door Amerikaanse SOF. Tot slot behandelt McRaven de bevrijding van gijzelaars uit een gekaapt vliegtuig in Entebbe in juli 1976 door een Israëlische militaire contraterrorisme-eenheid, de Sayeret Matkal, paratroopers en infanterie.
Zoals in Nederlandse Defensie Doctrine (2005), p. 19, zelf al wordt aangegeven: SOF-optreden kan op verschillende niveaus plaatsvinden of effect hebben. Als voorbeeld kan worden gekeken naar de uitschakeling van bunkers of raketten. Zouden SOF een commandobunker voor aansturing van gevechten in een dorp uitschakelen, dan lijkt sprake van optreden op ‘slechts’ tactisch niveau. Een aanval op een nationale of bondgenootschappelijke commandobunker van de tegenstander is bedoeld om een strategisch effect te hebben: mogelijk wordt bij succes de hele loop van het betreffende conflict beïnvloed. Hetzelfde geldt voor de bescherming of juist uitschakeling van militaire commandanten: het niveau waarop deze leiding geven bepaalt of sprake is van een strategisch, operationeel of tactisch niveau van SOF-optreden. Ook MA kan op de drie niveaus worden uitgevoerd, bijvoorbeeld training van eenheden van respectievelijk nationaal, regionaal of lokaal belang.
De bevrijding van Mussolini (1943)
In de hoofdstukken vier en vijf worden verschillende operaties van de Nederlandse MSE beschreven en geanalyseerd. Daarin zal bijvoorbeeld de inzet van MSE met effect op de situatie in heel of een groot deel van Afghanistan of zelfs met internationale implicaties als ‘strategisch’ worden bestempeld. Activiteiten met effect in slechts één provincie of een in omvang vergelijkbaar gebied zijn dan van operationeel niveau. Een lokaal gevecht, zonder gevolgen voor de tegenstanders in de regio of daarbuiten, is dan ‘tactisch’. DA, MA en SR kunnen op alle drie niveaus plaatsvinden. Bij de analyse van de inzet zal ervan worden uitgegaan dat gebruik van de MSE op strategisch niveau specialer is dan operationeel, operationeel specialer dan tactisch.
Door de vieze vliegtuigramen konden de commando’s nauwelijks naar buiten kijken. Hun aanvoerder, Skorzeny, klom gedurende de vlucht van een uur regelmatig naar de cockpit om met de piloot hun positie te bepalen. Al een paar minuten na vertrek zag hij dat de twee toestellen die voor hem waren opgestegen niet voor hem vlogen; pas later werd Skorzeny verteld dat deze op de landingsbaan toch in bomkraters waren gereden en verongelukt. Grote wolkenbanken bemoeilijkten ook het zicht vanuit de cockpit. Door een met zijn mes gemaakt gat in de canvas huid van het toestel zag de aanvoerder dat zijn toestel boven een dorpje vlakbij het hotel vloog. Hij zag de lift naar het hotel waarmee de Duitse parachutisten die een uur geleden uit Rome over land waren vertrokken omhoog zouden moeten. Ook zag hij het gebied dat op basis van luchtverkenningen was gekozen om op te landen. Dit was lang niet zo vlak als het op de van drie kilometer hoogte genomen foto’s had geleken.
Duitse commando’s en para’s wachtten op 12 september 1943 op het het Italiaanse vliegveld Practica di Mare op de start van hun operatie. De zweefvliegtuigen die daar vroeg in de ochtend zouden komen om hen naar Gran Sasso te vliegen arriveerden pas om 11.00 uur. De generaal van de Italiaanse Carabinieri die in de operatie mee zou gaan was ook te laat en moest door de Duitsers in de stad Rome worden opgehaald. Uiteindelijk stegen de vliegtuigen pas om 13.00 uur op. De piloten van de zweefvliegtuigen hadden nadrukkelijk opdracht gekregen alleen te landen als er vlak terrein beschikbaar was rondom het hotel. Vlak voor het vertrek bombardeerden Geallieerde vliegtuigen het vliegveld, waarbij de zweefvliegtuigen niet werden geraakt en de landingsbaan slechts beperkte schade opliep.
22 Bijvoorbeeld Tucker en Lamb (2007), p. 205.
20
21
Skorzeny gaf opdracht om toch een steile landing te maken. De piloot wist het toestel, gebruikmakend van een rem-parachute, ongehavend op nog geen vijftig meter van het hotel op de grond te zetten. De Duitse commando’s sprongen uit het toestel en renden naar het hotel. Skorzeny had opdracht gegeven alleen te schieten als op hen geschoten werd. De Italiaanse generaal Soleti voor hem uit duwend liep ook Skorzeny die kant op. Daarbij passeerde de groep een totaal verraste bewaker en drong een gebouwtje binnen waarin twee Italiaanse militairen communicatieapparatuur bedienden. Skorzeny trapte de stoelen onder hen vandaan en sloeg met zijn geweer de radio kapot. De groep ging verder in de richting van het hotel. Hiervoor moest een bijna vier meter hoge muur naar het terras worden beklommen. Terwijl Skorzeny omhoog werd geduwd en net met zijn hoofd over het terras kon kijken, zag hij Mussolini vanuit een raam op de tweede verdieping naar buiten kijken. Hij riep hem toe bij het raam weg te gaan. Kort hierop begonnen vier andere zweefvliegtuigen hun afdaling, maar bleek ook dat toestel acht door een luchtzak tegen een berg was gevlogen. De eerste groep stormde de hal van het hotel binnen, waar zich meerdere zwaar bewapende Carabinieri bevonden. Terwijl zij hun wapens omhoog brachten en richtten om te vuren stapte generaal Soleti naar voren en werd herkend door de officier die leiding had. De Italianen lieten hun wapens zakken. Zonder te aarzelen stormden de Duitsers door naar de tweede verdieping en Mussolini’s kamer. Skorzeny dwong de twee Italiaanse officieren die de leider bewaakten tegen de muur te gaan staan en daarna de kamer te verlaten. Hij liet weten dat Hitler hem had gestuurd om de leider te bevrijden. Terwijl hij dit deed verschenen enkele Duitse commando’s voor het raam van de kamer; gezien de drukte in de hal van het hotel had het hen beter geleken via de gevel naar boven te gaan. Binnen drie of vier minuten na hun landing hadden de Duitse commando’s Mussolini bevrijd en het hotel onder controle. Enige minuten later arriveerden ook de parachutisten die over land naar Gran Sasso waren gekomen. Verschillende opties werden doorgenomen om Il Duce veilig naar Rome te krijgen. Plan A, het sturen van een vliegtuig naar het nabijgelegen door Italianen gecontroleerde vliegveld, kon niet doorgaan omdat de radio-operator geen contact kon krijgen met Rome om het vliegtuig te sturen. Plan B, het gebruik van een meegevlogen tweezitsverbindings- en verkenningstoestel, kon niet doorgaan omdat dit bij de landing op het nabijgelegen vliegveld zijn landingsgestel beschadigd had. Een andere rondcirkelende Storch kreeg opdracht de commando’s aan boord te nemen en naast het hotel te landen. Binnen enkele minuten maakten Duitsers en Italianen samen een landingsbaan vrij van grotere stenen en andere obstakels. Hoewel in het toestel alleen voor de piloot en Mussolini zitplaatsen waren, klom ook Skorzeny aan boord, omdat hij het zijn plicht vond Il Duce persoonlijk tot in Rome te brengen, wat onlangs de overbelading lukte. Bron: McRaven (1995), pp. 182-188.
De casus die McRaven behandelt zijn allemaal gevallen van DA. De auteur leidt uit de acties zes grondbeginselen af die voor de uitvoering van SOF-operaties zouden moeten worden gehanteerd.23 Vanwege hun kleine aantal militairen zullen zij op de plaats waar zij optreden altijd moeten zorgen ‘relatieve superioriteit’ te krijgen ten opzichte van de daar aanwezige tegenstander. Dit kan met een simpel plan, dat geheim wordt gehouden en herhaaldelijk en realistisch wordt voorgeoefend, en uitgevoerd met verrassing, snelheid en doeltreffendheid (purpose) (p. 11). Met het herhaaldelijk en realistisch oefenen doelt McRaven op het voor een specifieke opdracht ten minste één, maar liefst twee keer de volledige operatie vooraf te oefenen, inclusief alle transport- en andere ondersteunende eenheden. Dit is nodig om zwakke punten in het plan te ‘ontmaskeren’ en is wat anders dan het vaak trainen op basisvaardigheden, zoals het vechten in huizen en gebouwen, wat tegenwoordig veel door MSE wordt gedaan. McRaven geeft aan dat de ‘echte’ speciale operaties zoveel ‘van de standaardscenario’s afwijken dat nieuwe uitrusting en taktieken … moeten worden gebruikt’ (pp. 15-16). Zo konden de Duitse Flieger-Jaeger zich een half jaar voorbereiden (p. 36-39), de Italiaanse marineduikers enkele maanden (pp. 85-87), de Britse commando’s bij Saint-Nazaire precies één maand (p. 125), de Duitse bevrijders van Mussolini bijna twee maanden (pp. 169-181), de bemanning van de Britse mini-onderzeeërs anderhalf jaar (p. 215), de Amerikaanse Rangers drie dagen (pp. 256-263), de Amerikaanse SOF voor Son Tay twee maanden (pp. 303-307), de Israëli’s maar twee dagen (pp. 339-353). In de komende hoofdstukken wordt bezien in hoeverre de principes van McRaven te herkennen zijn in het optreden van de Nederlandse MSE.
De Italiaanse aanval in de haven van Alexandrië (1941) Vroeg in de avond van 18 december 1941 kwam de Italiaanse onderzeeër Scire bij de haven van Alexandrië, in Egypte, aan om met zes duikers die drie torpedo’s bemanden een aanval uit te voeren op in de haven gelegen Britse schepen. Twee kilometer van het doel steeg de boot tot net onder het oppervlak, waarbij alleen de toren boven het water uitstak. Om negen uur vertrokken de mini-onderzeeërs éénvoor-één nagenoeg geruisloos richting de haven. Een paar kilometer verderop besloten de duikers te pauseren; aan de oppervlakte aten ze wat en namen zelfs een paar slokken cognac. Na de tocht te hebben voortgezet bereikten ze het voor de havenmonding gespannen anti-duikboten net. De duikers stegen naar de oppervlakte en keken de haven in. Daar zagen en hoorden ze mannen op de pieren. Een motorboot voer vlak langs. Hoewel de duikers voorbereid waren om het net door te knippen, bleek dat op het laatste moment niet nodig. Om drie destroyers binnen te laten openden de Britten het net. De Italianen glipten mee, maar werden door de golven van de drie schepen uitelkaar gedreven. Elk ging dus apart op zijn doel af. Het eerste team bereikte iets na twee uur ’s nachts zijn doel: de Vailant. Vijftig meter ervoor was nog wel een anti-torpedo net gespannen. Omdat zijn pak al uren lekte en de bestuurder door het koude water begon te onderkoelen, stuurde hij zijn torpedo over het net heen. Hij stuurde tegen het schip aan en volgde de kiel naar beneden. Om onduidelijke reden begon de torpedo vol met water te lopen en zonk
23 Grondbeginselen zijn een ‘advies over de beste wijze van inzet’ van militaire eenheden, gebaseerd op onderzoek en praktijkervaring (Nederlandse Defensie Doctrine (2005), p. 13). Van Wiggen (1999), pp. 8-9, noemt als grondbeginselen van speciale operaties: verrassing, snelheid, doelgerichtheid, geheimhouding, inlichtingenbronnen op de hoogste niveaus, gedetailleerde voorbereiding en eenvoud.
22
23
snel. Op de bodem, zeventien meter onder de oppervlakte, realiseerden de twee duikers zich dat ze van het schip waren afgedreven. Met grote krachtsinspanning probeerden ze de torpedo richting de Vailant te duwen. Eén van hen voelde zich zo zwak worden dat hij naar de oppervlakte wilde. Hij verloor zijn bewustzijn. Toen hij bijkwam dreef hij bij het schip. Hij deed zijn uitrusting af en zwom naar een boei. Ondertussen was zijn partner naar boven gekomen om hem te zoeken. Toen deze hem niet zag dook hij weer naar de torpedo. Veertig minuten lang trok hij aan het gevaarte, totdat deze uiteindelijk toch onder de kiel van het schip lag. De uitputting nabij stelde hij de tijd voor de ontploffing in en zwom naar de oppervlakte. Bijna onmiddellijk werd hij door de Britten opgemerkt en beschoten. Ze dwongen hem naar de boei te zwemmen waar hij en zijn partner door een motorboot werden opgepikt. Na met een tolk aan de andere kant van de haven te zijn ondervraagd werden de twee naar de Vailant gebracht. Daar werden ze eerst opgesloten. Pas toen een van hen rum en sigaretten werden gebracht, tien minuten voordat de torpedo zou ontploffen, zag hij op de hemden van zijn bewakers de naam van de Vailant staan. Onmiddellijk vroeg hij de commandant te mogen spreken. Een paar minuten later zei hij hem dat het schip zou worden opgeblazen, maar omdat de Italiaan weigerde te vertelen waar de torpedo lag, werd hij weer opgesloten. Een enorme explosie tilde het hele schip uit het water, waarna het zonk. Met grote moeite wist de Italiaan uit zijn hut en aan dek te komen. Een paar tellen later ontplofte het tweede Britse schip: de Queen Elizabeth. Het tweede team had minder problemen gekend. Na de haven in te zijn gegaan hadden ze wel flinke schokken gevoeld door de dieptebommen die de Britten preventief en willekeurig in het water gooiden. Ook werden de duikers bijna door de drie destroyers overvaren. Zonder veel moeilijkheden zaten de explosieven om kwart over drie ´s nachts onder het schip vast. De twee Italianen stegen naar de oppervlakte en begonnen aan hun ontsnappingsplan. Ze gingen verderop aan land, op zoek naar een boot om daarmee naar een klaarliggende Italiaanse onderzeeër te komen. Dit lukte niet, want ze werden door de Egyptische politie vanwege verdachte gedrag opgepakt. In de cel kwamen ze er achter dat ze het verkeerde schip hadden opgeblazen; niet het vliegdekschip Eagle dat hun doel was. Het derde team kende een vergelijkbaar verloop van hun operatie. Het wist ondanks de schokken van de dieptebommen de haven in te komen, maar had moeite het juiste schip te vinden. Bijna klaar om de explosieven scherp te stellen kwamen de Italianen er achter dat ze onder een onbekend, klein schip aan het werk waren. Weer terug aan de oppervlakte, misselijk door de kou en de pure zuurstof die ze al urenlang moesten inademen, vonden de duikers alsnog hun doelwit en plaatsten zonder veel moeite de explosieven en legden mijnen rondom de olietanker. De Italianen gingen aan land en de stad in, waar ze bij een controlepost van de Egyptische politie werden gearresteerd.
gijzelingen of kapingen in de jaren 1970/1980. In zijn boek zoekt hij naar theorieën die een verklaring kunnen bieden (pp. 16-34 en 58-82).24 De auteur besteedt verder hoofdstukken aan de Britse luchtaanval op de Duitse Möhne-, Edersee- en Sorpe-dammen in mei 1943 (pp. 35-57) en de campagne van de SAS in Normandië in 1944 (pp. 83-111). Volgens Kiras is de bijdrage van SOF in langere conflicten niet uit individuele, kleine acties te verklaren (pp. 11-15). Zelfs een actie op strategisch niveau zou niet voldoende zijn om conflicten beslissend te beïnvloeden. Kiras concludeert (p. 112) dat de bijdrage van SOF aan oorlogen en campagnes ligt in het moreel en materieel uitputten van de tegenstander. Individuele acties zijn niet doorslaggevend (p. 115), maar door steeds en op onverwachte plaatsen, waar dit het meest pijn doet, toe te slaan worden de wilskracht en de voorzieningen van de tegenstander langzaam verzwakt, totdat strategische verlamming optreedt en de tegenstander niet meer wil of kan optreden.
Beëindiging van een vliegtuigkaping in Mogadishu (1977) In oktober 1977 kaapten terroristen van de Rote Armee Fraktion een Lufthansa-toestel tijdens een vlucht boven de Middellandse Zee. Ze dwongen het toestel terug te vliegen naar Rome om te tanken. Daarna vlogen ze naar Cyprus, Dubai en uiteindelijk Mogadishu. Vanaf Cyprus werd het toestel achtervolgd door een vliegtuig met daarin een eenheid van de Duitse anti-terrorisme-eenheid Grenzschutz ‑gruppe-9. De kapers hadden een deadline gesteld om hun eisen in te willigen: een ruil van de gegijzelde passagiers voor een groep gevangengenomen terroristen. De deadline was kwart voor drie. Veertig minuten daarvoor staken Somalische soldaten vuren aan op de landingsbaan voor het Lufthansa-toestel. Twee kapers snelden naar de cockpit om te zien wat er aan de hand was. Tegelijkertijd namen de Somalische authoriteiten via de radio contact op met de kapers om te praten over de ruil van gevangenen en gegijzelden. De Grenzschutzgruppe-9 maakte van het moment gebruik om over de landingsbaan naar het toestel te rennen. Gebruikmakend van speciale ladders met rubberen omhulsel en rubberen laarzen klommen ze binnen seconden geruisloos op de vleugels. Met nog 38 minuten te gaan bliezen de politiemannen de deuren naar de cabine open en gooiden ze speciale granaten naar binnen. Ze renden naar binnen, riepen tegen de passagiers te duiken, en schoten op de kapers. Eén daarvan werd wel dodelijk geraakt, maar wist nog twee granaten te gooien. Door de vliegtuigstoelen was het effect minimaal. In de actie werden alle passagiers ongedeerd bevrijd, bijna alle terroristen gedood en een gearresteerd. Bron: Stilwell (2007), pp. 18-19.
Bron: McRaven (1995), pp. 87-98.
Strategische verlamming
Als laatste perspectief op de operaties van de Nederlandse MSE kan ook worden onderzocht in hoeverre zij bijdroegen aan wat Kiras (2006) de strategische verlamming van de tegenstander noemt. De auteur stelt de vraag hoe deze kleine eenheden op strategisch niveau effecten kunnen bereiken. De suggestie dat zij dat doen is volgens hem gebaseerd op de commando raids in de Tweede Wereldoorlog en acties tegen 24
24 Kiras maakt voor zijn theorievorming gebruik van Fuller’s eenheid van de grondbeginselen van oorlogsvoering (p. 18), Warden’s vijf ringen model van de tegenstander (p. 25: leiders, organische levensbehoeften (organic essentials), infrastructuur, bevolking en ingezette strijdkrachten) en Boyd’s OODA-loop (p. 29). Dit is de cyclus van observe, orient, decide, act. Deze OODA-loop van de tegenstander kan door SOF worden verstoord.
25
3 Nederlandse militaire speciale eenheden Hoe zijn de Nederlandse MSE georganiseerd? Aan de hand van de perspectieven die staan in paragraaf 2.1 worden in de volgende paragrafen achtereenvolgens het KCT, de MarSOF en de BSB behandeld. Ingegaan wordt op de interne organisatie, taken, opleiding en training, en materieel. In een aparte paragraaf wordt geanalyseerd of de eenheid special is, wat het recruteringspercentage is, tot welke tier zij behoord en welke ‘kleur’ zij heeft. In de analyse wordt ook, op basis van paragraaf 2.2, aangegeven op welke soort hoofd- en bijkomende taken de MSE zich voorbereid.
3.1 Het Korps Commandotroepen Organisatie
Deze MSE is gelegerd in Roosendaal, Noord-Brabant. In totaal bestaat het KCT uit 540 militairen.25 Het korps bestaat uit twee delen: inzetbare eenheden, en staf en ondersteuning. Het KCT telt vier identieke compagnieën met elk zeven ploegen van acht man. Als alle functies gevuld zijn, zijn er dus 224 commando’s. De bedoeling is aan elke compagnie een achtste ploeg, speciaal voor het observeren van de effecten van optreden, toe te voegen.26 In iedere ploeg zitten twee medisch opgeleiden, twee springstofexperts en twee scherpschutters. De ploegcommandant en zijn plaatsvervanger zijn doorgaans de verbindingsmensen van de ploeg. De kleinste inzetbare eenheid is een sectie van vier man.27 Naast de compagnieën beschikt het KCT over stafsecties (S1 tot en met S6)28 en een verzorging- en instructiecompagnie. Deze laatste twee verzorgen opleidingen, logistiek en verbindingen. Een kenniscentrum speciale operaties maakt ook deel uit van de staf van het KCT. In dit centrum worden operationeel beleid, plannen en doctrine ontwikkeld.29 Het KCT heeft een vaarschool in de gemeente Raamsdonk, Brabant, waarvan ook het Korps Mariniers en het Korps Landelijke Politie Diensten gebruik maken.30 In Breda bevindt zich een centrum voor parachuteopleidingen, inclusief een windtunnel.31 Het KCT beschikt sinds 1994 over een beperkt aantal forward air control (FAC)-ers die vanaf de grond piloten kunnen aansturen bij het leveren van luchtsteun aan eigen grondtroepen, het bestoken van andere doelwitten of high value targets. Het KCT heeft een bureau voor Air support-zaken.32 Het korps werkt met name in het buitenland.33 Het KCT heeft als ambitie en taak om altijd
25 26 27 28
29 30 31 32 33
26
Power point presentatie van Cobelens: www.dtic.mil/ndia/2005solic/cobelens, benaderd 11-12-2009. Het Korps Commandotroepen anno 2009, www.dutchdefencepress.com, 4 juni 2009, bezocht 2 november 2009. Van Oosbree (2000), p. 7. Binnen militaire staven wordt een nummering gehanteerd voor de verschillende ‘afdelingen’. Zo staat 1 voor personeel, 2 voor inlichtingen, 3 voor huidige operaties, 4 voor logistiek, 5 voor plannen, 6 voor communicatie (- en informatiesystemen), 7 voor evaluatie en oefeningen, 8 voor financiën en 9 voor Civil-Military Cooperation. Studie samenwerking KMarns-KCT-11AMB, Ministerie van Defensie, www.defensie.nl/_.../generaldownloadHandler.ashx?.../Studie_ KMARNS...KCT..., benaderd 1 september 2009. Geneste (2004). Operationeel parachutespringen (2007), p. 21 en Twigt (2002), p. 6 KCT integration of … (2007). Van Wiggen (2002), p. 19, beschrijft dat het KCT ook in het binnenland werkte: ze droeg bij aan de militaire bijstand ten tijde van de Mond- en Klauwzeer uitbraak (zie hiervoor ook Van Beek (2001)) en droeg bij aan de verhoogde beveiliging van militaire objecten. In 1993 en 1995 werd in Limburg geholpen bij de overstromingen van de Maas (Krijger en Elands (1997), pp. 174-175), Maas buiten de oevers… (1994) en Watersnood treft Limburg … (1995). Het plaatsvervangend hoofd … (2005), p. 10, beschrijft dat medio 2001 KCT ploegen zijn opgeleid om de BBE-M/UIM voor contraterrorisme in Nederland te kunnen ondersteunen.
27
twee operaties van minimaal vier ploegen met ondersteuning, voor een periode van drie jaar te kunnen uitvoeren. Daarbij gaat het om landoptreden en contraterrorisme-operaties in een vijandige omgeving.34 Personeel
Het KCT rekruteert zowel uit de krijgsmacht als direct uit de burgermaatschappij.35 De profielschets van een commando omvat de persoonseigenschappen doorzettingsvermogen, discipline, teamgeest, incasseringsvermogen, gevechtsbereidheid, initiatief, zelfstandigheid, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheidsbesef en agressiviteit.36 Omdat het KCT moeite had genoeg personeel te vinden, is het selectieproces aangepast, zonder de kwaliteitseisen te verlagen. Om een leegloop van ervaren mensen te voorkomen werd een premie ingevoerd voor personeelsleden die hun contract verlengen.37 In 2008 werd het salaris van de laagste commando-rangen, sergeant en korporaal, met dertig procent verhoogd. Officieren gingen twintig procent meer verdienen. Dit alles om het aantrekkelijker te maken commando te worden.38 Sinds enkele jaren start het selectieproces met zestien kennismakingsdagen per jaar. Hiervoor schrijven zich ongeveer zeshonderd man in. De minimumleeftijd is negentien jaar. Voor de driedaagse kennismaking wordt ook geselecteerd op lengte, gewicht, schoolopleiding en het ontbreken van hoogte- en watervrees. Het is een driedaags programma dat bestaat uit lange dagen met militaire en fysieke activiteiten. Aan het eind wordt iedere deelnemer in een persoonlijk gesprek verteld of hij mag solliciteren voor een opleiding bij het KCT. Andere adviezen die kunnen worden gegeven zijn dat het beter is nog een jaar te wachten, op een andere plek binnen de krijgsmacht zich aan te melden of geheel af te zien van een functie bij Defensie. De werving en selectie worden geleid door een bureau van vier KCT-ers. Het nieuwe recruteringsproces levert zowel meer aanmeldingen als minder afvallers tijdens de opleiding op. Na het dieptepunt van zes nieuwe KCT-ers en een lichting met zeven, begonnen in september 2007 61 cursisten, waarvan er in december twintig de eindstreep haalden.39 In 2008 had het korps nog honderd open staande vacatures. Het was beleid om personeel dat 35 wordt in de regel het korps te laten verlaten.40 Midden 2008 haalden 20 van de 50 man de eindstreep van de elementaire commando opleiding.41 In december 2008 slaagden 14 van de 51 deelnemers.42 In juli 2010 slaagden 19 van de 56.43 Opleiding en training
De basisopleiding die elke commando moet volgen bestaat uit een algemene vooropleiding van acht weken, de elementaire commando opleiding van acht weken en de voortgezette commando opleiding van twaalf maanden. In eerstgenoemde krijgen zowel militairen als uit de ‘burgermaatschappij’ afkomstige kandidaten militaire basiskennis en -vaardigheden. In de elementaire commando opleiding worden deelnemers fysiek en mentaal op de proef gesteld. Ze leren omgaan met kaart en kompas. Velddienst en snelmarsen zijn onderdeel van de opleiding. Af en toe worden lessen gegeven op de kazerne in Roosen34 Studie samenwerking KMarns-KCT-11AMB, Ministerie van Defensie, www.defensie.nl/_.../generaldownloadHandler.ashx?.../Studie_ KMARNS...KCT..., benaderd 1 september 2009. 35 Voor een uitgebreid onderzoek naar rekrutering en opleiding van burgers: zie Meusen en Haspels (2007). 36 Van Wiggen (2000-II), p. 12. 37 Het Korps Commandotroepen anno 2009, www.dutchdefencepress.com, 4 juni 2009, bezocht 2 november 2009. 38 Commando’s gaan meer verdienen, persbericht ministerie van Defensie, 4 augustus 2008. 39 Infanterie (2008-I) en Commando’s klaar voor groei, BN/De Stem, 15 december 2007. 40 Olof van Joolen, Te weinig actiehelden in patatgeneratie, Algemeen Dagblad, 14 mei 2008. 41 ‘Ik ben doorgegaan … (2008), p. 15. 42 Groene baretten uitgereikt, bericht van 12 december 2008 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010. 43 Van der Klei (2010), p. 17 en Nieuwe commando’s doorstaan afmatting, bericht van 9 juli 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010.
28
daal. De laatste twee weken bestaan uit een tactische eindoefening, inclusief infiltraties en verkenningen. In de laatste vijf dagen moeten de deelnemers, hoofdzakelijk te voet, tweehonderd kilometer afleggen. Hierna ontvangen de kandidaten de groene commandobaret. In het derde en langste deel van de opleiding wordt in cursussen een groot aantal onderwerpen behandeld, waaronder ‘optreden in bergachtig terrein’, DA (hinderlaag en overvallen) en twee weken ‘speciale operaties in verstedelijkt gebied’.44 Alle ploegen van het KCT krijgen een basisopleiding voor het optreden in binnenwateren. Getraind wordt op het oversteken van al dan niet stromende watervlaktes met de eigen uitrusting en waterdichte pakken en zakken. In een vervolgopleiding wordt alle KCT-ers het gebruik van kajaks aangeleerd, het combat swimming aan het wateroppervlak, en het verkennen en beklimmen van objecten vanuit het water. Geoefend wordt ook met alle gemotoriseerde vaartuigen. Een deel van de commando’s krijgt een gespecialiseerde opleiding: het toegankelijk maken van een waterrijk gebied of object en het zelfstandig uitvoeren van alle soorten speciale operaties in een waterrijk gebied. De bedoeling is dat elke KCT-compagnie een ploeg heeft met deze specialisatie. Eerst wordt een tien weken durende duikersopleiding gevolgd. Hierna wordt het militair en civiel klein vaarbewijs gehaald, gevolgd door tien weken tactische opleidingen. Er is een speciale module voor contraterrorisme-optreden in waterrijk gebied. De opleidingen worden ten dele gevolgd bij de Defensie Duikschool, de Defensie Vaarschool en het KCT Trainingscentrum Waterrijk Gebied. Laatstgenoemde heeft ook contact met de MarSOF.45 Sinds 1993 traint het KCT op parachutespringen vanaf grote hoogten: tot 35.000 voet. Als hoog uit een vliegtuig wordt gesprongen en de parachute hoog wordt geopend (high altitude, high opening) kan afhankelijk van de windsnelheid tot 75 kilometer verder worden geland. Tandemsprongen en het meenemen van extra materieel (bundle operations) zijn ook mogelijk.46 Sinds 1997 kunnen KCT-ers een aanvullende opleiding en training krijgen in contraterrorisme. Daarbij gaat het met name om speciale kennis en vaardigheden in tactiek en schieten. Om de grote vraag naar contraterrorisme-inzet aan te kunnen werd door het KCT een nieuw inzetsysteem ingevoerd. Elke compagnie kent een opwerkfase en accentperiode voor te voorziene operaties, dus de reguliere taken. Hierna volgen twee dezelfde fasen voor niet te voorziene inzet: opwerken en beschikbaar voor acties. Bijzonder aan contraterrorisme-operaties is dat operators zich ongemerkt naar het doel en weer terug naar ‘eigen’ gebied moeten kunnen verplaatsen. De hele tijd moet rekening worden gehouden met zware tegenstand. Een contraterrorisme-taakeenheid bestaat uit een aanvalselement, snipers en een on scene commander-groep. Zo’n taakeenheid moet onder andere personen gevangen kunnen nemen of anderen, gijzelaars, kunnen bevrijden. De eenheid kan optreden in gebouwen, vliegtuigen, voertuigen en treinen. Teams worden zo nodig door andere eenheden ondersteund met korte en/of lange afstand luchttransport, gevechtstoestellen, geneeskundige en logistieke capaciteit, extra verbindingen en gebiedsbeveiliging. De contraterrorisme-opleiding bestaat uit een module theorie, voortgezette schietopleiding en aanhoudings- en confrontatietechnieken. Hierna volgen het binnendringen van objecten en het vechten in kleine ruimten (close quarter battle). Anderen volgen scherpschuttertraining voor stedelijke gebieden. In de derde module worden snipers en aanvallers getraind voor gijzelingssituaties in bussen, voertuigen, 44 De commando-opleiding, www.mindef.nl, bezocht op 4 augustus 2010. 45 OWG … (2007). 46 Operationeel parachutespringen (2007), pp. 20-21. Zie ook Koenen (2009, Twigt (2002) en Swillens (2001). Zie Meeuwsen (2007) voor een medische beschrijving. Daarin staat overigens dat 50 en theoretisch gezien 120 kilometer verder kan worden geland.
29
vliegtuigen, treinen en vaartuigen. Geleerd wordt ook om bij brand en in chemische, biologische, radiologische en nucleaire situaties te kunnen werken. In de vierde module wordt de samenwerking met ondersteunende eenheden geoefend. 47 Recentelijk is in de basisopleiding van het KCT ook een twee weken durende module voor het SOF-optreden in bebouwd gebied toegevoegd.48 Sinds 1999 worden kikvorsmannen opgeleid. Dit is deel van een zes maanden durende opleiding van waterploegen, die ook bestaat uit het leren werken met 600 pk power-boten van zeven meter lang, werkboten en de rubberen slaughboat, alsook kano- en duikmedische instructie.49 Het KCT leidt ook op voor werken in de bergen en bij lage temperaturen, om daar te kunnen overleven en vechten.50 Het KCT kan boven de 2000 meter activiteiten uitvoeren. Daaronder vallen het inrichten van observatieposten, gevecht, medische verzorging, scherpschieten met hoogteverschil, reddingsacties uitvoeren, skiën en rots- en ijsklimmen.51 Het korps krijgt jungletraining in Suriname, Gabon en Belize, en skitraining in Noorwegen. Ook wordt geoefend in het binnendringen van gekaapte cruiseschepen of vliegtuigen.52 Materieel
Het KCT beschikt over telelenzen, thermische kledij, explosieven en radio’s.53 Het korps beschikt over DAF viertons trucks en Mercedes-Benz-jeeps.54 In 2010 werden vierwieler motoren (quads) aangeschaft en direct in Afghanistan ingezet voor snipers, FAC’s, waarnemers, bevoorrading en eventueel gewondenvervoer.55 Het KCT beschikt over snelle boten.56 Het korps gebruikt 5 tot 6 meter lange kano’s, waarop tot 320 kilogram kan worden meegevoerd.57 Het KCT beschikt over de SIVA-24 duikuitrusting, waarbij adem chemisch wordt gereinigd en opnieuw gebruikt, zodat geen bellenspoor ontstaat.58 Verder beschikt het korps over met global positioning system uitgeruste onbemande parachutesystemen, zogenaamde ‘autonome valschermen’.59 In 2010 werd het oude persoonlijke wapen, de Diemaco C8A1 GD vervangen door de Heckler&Koch 416-pistoolmitrailleur. Het nieuwe wapen kan alle soorten 5.56 millimeter munitie verschieten, ook als die nat is geworden. Op het wapen passen alle gangbare typen laser-, lichtmodules en geluidsdempers. Desgewenst kan een kortere loop worden aangebracht, bijvoorbeeld voor gevechten in stedelijk gebied.60 Geschoten wordt ook met het Glock 17 pistool, het FN Herstal P90 pistoolmitrailleur kaliber 5.7 milimeter De P90 is bedoeld voor het optreden binnen bebouwing en gebouwen, en inzet voor afstanden tot 100 meter. Op het wapen kunnen gelijktijdig een zaklamp, IR laseraanwijzer en een richtkijker worden geplaatst. Op 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
30
Contra Terreur (CT) (2007). SF operator worden is een speciaal vak apart, www.dutchdefencepress.com, 6 juni 2009, bezocht 24 november 2009. Twigt (2001). Van der Wal (2002). Optreden bergachtig terrein … (2007). Traa (2007) en De Fretes (2001). Traa (2007). Zie voor een uitgebreide beschrijving van de uitrusting van een KCT-er in Afghanistan (Kandahar) Van Bruggen en Staarman (2006/2007). Hoed (2006). Voor een uitgebreide beschrijving voor de jeep en de veranderingen daarin in de loop der jaren: Staarman en Van Bruggen (2007/2008). Hierin staat ook dat iedere KCT-ploeg de wagen naar eigen wensen indeelt. Quad voor de kieren van Afghanistan, Defensiekrant, 24 juni 2010, p. 7. Technische gegevens staan in De groene baret (2010). Laverkcie (2007). Peppie spul (2000). Twigt (2001). Operationeel parachutespringen (2007), p. 21. Nieuw persoonlijk wapen KCT, Defensiekrant, 22 juli 2010.
het wapen past tevens een geluidsdemper. Het KCT gebruikt ook de FN Minimi-para. Snipers beschikken over de Accuracy International Arctic Warfare Magnum 8.6/70mm voorzien van een kijker, waarmee tot 800 meter tegenstanders kunnen worden uitgeschakeld. Het korps beschikt verder over flash-bang granaten,61 die bedoeld zijn om opponenten, bijvoorbeeld gijzelnemers, tijdelijk te verdoven en verblinden. Het KCT (en de MarSOF) heeft binoculaire richtkijkers die compatibel zijn met de monoculaire, normale richtkijkers op hun wapen.62 Het Barrett lange afstandsgeweer is bedoeld om materieel van de tegenstander uit te schakelen. Het geweer heeft een .50 inch kaliber en kan worden gebruikt om raketinstallaties, vliegtuigen en radarinstallaties te beschadigen of te vernietigen. Verder heeft het korps een semiautomatisch geweer met pantserdoorborende brandmunitie. Dit is tot 1800 meter afstand te gebruiken. Daarnaast wordt een lange afstand geweer gebruikt tegen personen, zoals commandanten van de tegenstander, personeel van radioen radarinstallaties en wachtposten. Dit geweer werkt tot 1000 meter, heeft 7.62 milimeter kogels en is voorzien van een geluidsdemper. Het Mossberg shotgun 12 gauge63 kan worden gebruikt voor het binnendringen van gebouwen, maar ook tegen gepantserde ruiten en voertuigen. De Mossberg kan ook granaten met traangas verschieten. Veel basaler is het ‘commando-mes’. Dit is bedoeld om mee te kappen, villen en snijden. Het kan niet als bajonet op een wapen worden geplaatst. Het mes heeft een lemmet van 19,5 centimeter. Verder beschikt het KCT in ieder geval ook over oefengeweren met verschillende kleuren verfpatronen.64 Analyse
Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het KCT behoort tot de special forces, omdat het covert kan optreden. De slagingskans van rekruten lijkt 30-35% te zijn. Dit is vergelijkbaar met tier 2-eenheden als de Britse SAS en de Amerikaanse SEAL’s. Uit de genoemde taken, opleiding en trainingen kan worden geconcludeerd dat het KCT een ‘groene’ MSE is, gericht op speciale operaties in het buitenland, inclusief contraterrorisme. Het korps kan in ieder geval overt en covert optreden en leidt op voor SR, DA en contraterrorisme.
3.2 De maritieme special operations forces Binnen het Korps Mariniers bestaat de MarSOF. Deze organisatie is in de afgelopen paar jaar ontstaan uit het samengaan van drie eenheden: de UIM (voorheen BBE-M), het AVP en het Mountain Leader Peloton (MLP). Met de vorming van MarSOF veranderde veel. In de opzet van MarSOF zijn de oude delen nog wel enigszins te herkennen. In deze paragraaf wordt zowel het nieuwe MarSOF beschreven als aanvullende informatie gegeven over UIM, AVP en MLP zoals deze vroeger afzonderlijk bestonden. Dit laatste maakt het ook beter mogelijk hun inzet in minder recente operaties te begrijpen. Organisatie
In 2008 zijn het AVP en het MLP samengegaan in de Maritieme Speciale Operaties Compagnie, met als thuisbasis Den Helder. Samen met de UIM worden ze nu MarSOF genoemd. MarSOF kan op land, maar 61 62 63 64
Van Oosbree (2000), p. 8, en Gielen (2000). Voor de P-90, zie: Materieel bekeken … (2001). Meer aandacht voor kwaliteit materiaal!, in: XRcise, te vinden op www.vbmnov.nl, benaderd 22 juli 2010. Dit is een zwaar kaliber, enkel schotsgeweer met een lange loop. Gielen (2000).
31
uiteraard ook in maritieme situaties optreden, bijvoorbeeld het aan boord gaan van schepen en SR vanuit onderzeeërs door kikvorsmannen.65 De commandant van de Maritieme Speciale Operaties Compagnie stelt dat zijn mensen hetzelfde kunnen als het KCT, plus maritieme specialisaties.66 Het is de bedoeling dat de UIM op termijn volledig uitwisselbaar worden met de andere MarSOF-eenheden.67 De Maritieme Speciale Operaties Compagnie bestaat uit negen teams, verdeeld over drie pelotons, beschikbaar voor operaties in het buitenland. Het eerste en tweede peloton heeft kikvors als specialisatie (voorheen het AVP), het derde mountain leaders (voorheen het MLP). Elk team bestaat uit zes personen, in tegenstelling tot de acht bij het KCT. Hiervoor is gekozen omdat vaak vanaf schepen zal worden gewerkt, inclusief onderzeeboten, waar beperkte ruimte is. De Maritieme Speciale Operaties Compagnie bestaat dus uit 54 militairen. Mariniers die bij de compagnie werken krijgen extra salaris/beloningen.68 Voordat ze daar komen zijn ze al gemiddeld drie jaar bij het Korps Mariniers.69
MarSOF volgt vrijevaltraining in Tsjechië (Klatovy).77 Met de Britten wordt getraind in Belize, met het Franse Vreemdelingenlegioen in Frans-Guyana.78
Opleiding en training
Unit Interventie Mariniers
Van januari tot december 2009 vond de eerste MarSOF-opleiding plaats. De 42 weken durende opleiding is een combinatie van de eerdere opleidingen voor de UIM, AVP, MLP en SOF-operator. Na de opleiding zijn de cursisten zowel verkenner, UIM-operator als specialist in maritieme en landgeoriënteerde speciale operaties. De opleiding bestaat uit verschillende modules, waarbij per persoon wordt bepaald welke modules moeten worden gevolgd. De eerste module is Marinier Verkenner (11 weken), waarna de klimopleiding (2 weken), rubberbootbestuurder en demolitiespecialist (4 weken), Basis Maritieme Module (8 weken) en de UIM-opleiding (17 weken) volgen.70
De UIM bestaat uit 15 teams, waarvan er in de regel altijd 10 ter beschikking staan aan Justitie voor binnenlandse inzet (in overleg kunnen er meer ter beschikking worden gesteld voor operaties in het buitenland).84 In totaal bestaat de eenheid uit ongeveer 130 man. 30% van de mariniers die zich aanmelden halen na selectie en opleidingen de eindstreep.85 De UIM kan gebouwen binnendringen door ramen, door sponningen van toegangsdeuren uit het verband te drukken, deuren open te zagen of door met explosieven een complete zijmuur uit een huis te blazen.86 De UIM oefent ook op het binnendringen panden in chemische, biologsche, radiologische en nucleaire situaties.87 Plaatsing bij de UIM is voor drie jaar.88
Materieel
MarSOF beschikt over sneeuwscooters.79 Verder heeft men het operationeel valscherm Multi Mission System BT-80. Hiermee kan met uitrusting of tandem-passagier worden gesprongen.80 MarSOF heeft verder de beschikking over kleine gemotoriseerde rubberboten en tweepersoons onderwaterscooters.81 Ook zijn er grotere rubberboten (landing craft rubber motorised) en snelle boten (rigid inflatable boats), die vervangen zullen worden door de fast raiding, interception, and special forces craft.82 MarSOF – en het KCT - beschikken over de AN/PRC-117F radio, waarmee een beveiligde verbinding via de satelliet mogelijk is. Deze kan ook worden gebruikt voor het aanvragen van luchtsteun.83
Het Korps Mariniers heeft een Kenniscentrum Militair Optreden onder Extreme Omstandigheden, waar opleidingen worden gegeven voor optreden in de jungle, in de bergen (werken op hoogte) en Arctische omstandigheden. Hier worden aan de MarSOF, het KCT, de Lucht Mobiele Brigade en gewone mariniers opleidingen gegeven.71 Zowel MarSOF als het KCT volgen duiktrainingen bij de Duik- en Demonteerschool van de Koninklijke Marine in Den Helder.72 Beide krijgen opleidingen in het parachutespringen bij de Defensie Para School en na een succesvolle opleiding hetzelfde brevet uitgereikt.73 MarSOF heeft FAC-ers en laser operators. Deze worden in Schaarsbergen, de Peel, de Marnewaard en de Ardennen opgeleid en getraind, onder andere met Nederlandse F-16’s, Duitse Tornado’s en Franse Mirages.74 Kikvorsmannen, maar ook andere MarSOF-militairen, kunnen onder water uit onderzeeërs wegzwemmen en weer terugkeren.75 MarSOF-leden worden opgeleid voor parachutesprongen vanaf grote hoogte en voor lange afstanden.76
65 MSO en UIM … (2008). 66 C-MSO (2009-IV), p. 80. Overigens werden tussen 1976 en 2000 mariniers bij het KCT als commando opgeleid. Eind jaren 1990 werden zo twee keer per jaar vijftig mariniers opgeleid. Zie: Geneste (2000), pp. 247-249. 67 C-MSO (2009-I), p. 25. 68 Compagniescommandant MSO-CIE (2008). 69 Van Loon (1999-II), p. 14. 70 PC 1 Pel M-squadron (2010). 71 Springer (2009). 72 Oosthoek (2009), Marineblad (2007). 73 C-MSO (2009-II). Zie voor de Defensie Para School en de precieze opleidingseisen voor SOF: Defensie Para School, www.mindef.nl, bezocht op 4 augustus 2010. 74 Van Velzen en Abma (2007). Een laser operator kan alleen een doel aanstralen, niet met de piloot communiceren. Een FAC-er kan dat laatste wel. 75 Gelijns (2007) en Borgsteede (2006-II). 76 Laverkcie (2007). Bluetrack-80, Multi mission system.
32
77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88
Accelerated Freefall … (2009). Van Loon (1999-II), p. 14. 12 sneeuwscooters voor de Special Forces van het Korps Mariniers, persbericht ministerie van Defensie, 2 maart 2007 en Laverkcie (2007). Accelerated Freefall … (2009). Laverkcie (2007). Medium inflatable boats en Diver propulsion device van het merk Stidd. Zie voor deze laatste: Strijbosch (2008). Brief van 10 februari 2009 van de staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer, op www.defensie.nl, bezocht op 11 januari 2011, Laverkcie (2007) en Zuur (2006). Van den As (2007), p. 13. Marineblad (2007). Marine geeft kijkje door bril van elitekorps, Dagblad van het Noorden, 8 mei 2009. Zie voor oudere cijfers over delen van de procedure: Selectieweek BBE-opleiding (2000), Trainingsofficier BBE (2005), p. 40 en Zuur (2005), p. 59. Hofman (2007), p. 13. NBC voor BBE (2006). Berts (2001), p. 26.
33
De Poolse Grupa Reagowania Operacyjino Mobilnego (GROM) De GROM is de Poolse MSE, met taken die in Nederland door zowel MarSOF als BSB worden uitgevoerd. Ze werd in 1991 opgericht. Leden van de eenheid worden, anders dan bij de UIM, zowel uit de SOF van de Poolse landmacht als uit de SOF van de Poolse marine gerekruteerd. De eenheid bestaat uit ongeveer 250 militairen, plus ondersteuning. Bij de GROM dienen ook vrouwen, die in binnen- en buitenland inlichtingen verzamelen en observaties uitvoeren. De militairen moeten ten minste een buitenlandse taal spreken, terwijl 75% van hen ook een medische kwalificaties heeft. De GROM treedt veelal op met uit vier personen bestaande aanvalsteams, maar heeft ook gespecialiseerde ondersteuningsteams, bijvoorbeeld voor het gebruik van explosieven. In de ondersteunende eenheden, waarvoor de fysieke eisen lager zijn, dienen veel oudere of gewond geraakte GROM-leden. De afgelopen twintig jaar heeft de GROM een uitstekende internationale reputatie opgebouwd. Zo nam zij in 1994 deel aan de door de Verenigde Staten geleide invasie van Haïti, waar ze voor VIP-bewaking en bevrijding van gijzelaars zorgde. In 1995 beschermde ze de Paus tijdens zijn bezoek aan Polen. In 1998 arresteerde ze een oorlogsmisdadiger in Bosnië-Herzegovina. Tijdens de invasie van Irak in 2003 was de GROM met Amerikaanse, Britse en Australische maritieme SOF actief in de haven van Umm Qasr. Daar doorzocht ze gebouwen en schepen, trad op tegen snipers en maakte explosieven onschadelijk, verzorgde FP, voerde op het water overt en covert patrouilles uit, verrichtte tactische verkenningen en leverde nabijgevechten in de stad. Bron: Ryan (2008), pp. 151-152.
of met een kajak of rubberboot daarheen peddelen. Ze werden getraind in het opblazen van hindernissen en het man-tegen-man gevecht. In geval van een grote amfibische landing zouden ze weken tevoren het gebied ingaan om de omgeving waar te nemen, militaire bewegingen te noteren, installaties te fotograferen, grondmonsters te nemen en als het moest ‘schildwachten’ van de tegenstander uit te schakelen. Na de landing zouden ze verder landinwaarts in worden ingezet voor sabotage, bijvoorbeeld van brandstof- en munitiedepots, raketlocaties, radarstations en commandoposten. Kikvorsmannen moesten ten minste drie uur achter elkaar met zuurstofapparatuur kunnen duiken.93 Het AVP gebruikte waarschijnlijk het Heckler&Koch P11 7.62 millimeter onderwater pistool. Hiermee konden vijf pijltjes (darts) worden afgeschoten uit voor het water afgesloten buisjes. Onder water kon hiermee tussen de 10 en 15 meter gericht worden geschoten, boven water zelfs 30 meter.94 Mountain Leaders Peloton
Het MLP had als primaire taak de ondersteuning van maritieme en amfibische operaties.95 De opleiding voor het MLP bestond voor 70% uit lange afstandsverkenningen. De negen maanden durende basiscursus werd gevolgd bij de Royal Marines in het Verenigd Koninkrijk. Nog enkele jaren geleden waren er te weinig aanmeldingen om de formatie te vullen. Ook was vergrijzing een probleem.96 Het MLP kon vanuit zee, gebruikmakend van quad cams (metalen veren die in spleten en scheuren van de rots kunnen worden gezet) tegen rotsen opklimmen. Binnen teams waren ook snipers ingedeeld. Deze hadden zogenaamde ghilly suits.97 Snipers konden dagenlang op een plek wachten op hun doel. In andere gevallen werd alleen gerapporteerd wat werd waargenomen.98 Eind 2010 bestond het MLP uit een stafelement en vier SOF-teams. Elk team werd geleid door een mountain-leader en omvatte verder een medic, een verbindingsspecialist, een explosievenspecialist en een sniper. De MLP-teams specialiseerden zich in optreden in bergen, hooggebergte en winterse omstandigheden.99 Analyse
Amfibisch Verkenningspeloton
Het AVP bestond uit ongeveer 30 man. Alle militairen in het AVP werden opgeleid als kikvorsman.89 Ze werden gerekruteerd uit het Korps Mariniers en eerst zwaar medisch, psychologisch en op belastingvermogen getest. Twee keer per jaar begonnen ongeveer tien man aan de opleiding voor het AVP. In de regel waren deze geselecteerden al parachutist, mountain leader of commando. Eerst kreeg men acht weken duikopleiding, gevolgd door een achttien weken durende specialistische opleiding. Geoefend werd op het benaderen van objecten vanuit zee, het aan boord komen van schepen of platforms met een op een uitschuifbare stok bevestigde haak (hook-on pole) of door een anker omhoog te schieten. Gewerkt werd met ultra high frequency en very high frequency radio’s, plus de onder water te gebruiken Cougar. Ook landoptreden werd geoefend: obstacle crossing, close target recconnaissance, agent contact en de inrichting van observatieposten. Niet meer dan 60% slaagde voor de opleiding.90 Ze konden worden ingezet voor antiterreur, verkenningen en sabotage.91 De kikvorsmannen kregen ook koudweer- en hoogtetrainingen, en hadden de beschikking over kajaks, sneeuwscooters en mini-onderzeeërs.92 Ze konden enkele kilometers uit de kust door een helikopter in het water worden gedropt, met een parachute aankomen of vanuit een onderzeeboot vertrekken. Met wapens en uitrusting konden ze ongemerkt onder water naar het strand zwemmen 89 90 91 92
34
Derksen en De Bruine (2003), p. 18. Margés (2002). Oosthoek (2009). Kikvorsmannen van het Korps Mariniers, www.defensie.nl, bezocht op 4 augustus 2010.
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat de MarSOF tot wat Lindley-French en Algieri (2004) special forces noemen mogen worden gerekend. Voor de opleiding bij het Korps Mariniers slaagt ongeveer 55%.100 Wordt dit ´opgeteld bij´ de slaagkans voor de UIM- (30%) en de AVP-opleiding zelf (60%) dan resulteert dit in 16,5% en 33%. De UIM kan zich wat dit betreft vergelijken met tier 1 MSE zoals de Canadese Joint Task Force-2. De AVP zit dan ongeveer op de zelfde slagingskansen als tier 2-eenheden als de SAS en de SEAL’s. Wat betreft hun taken is de UIM een ‘zwarte’ speciale eenheid. Maritieme Speciale Operaties Compagnie is een ‘groene’ MSE met een maritieme specialisatie, zoals de SEAL’s. Naast overt zijn alle MarSOF-eenheden ook in staat om covert op te treden. Het AVP en het MLP bereidden zich voor op de hoofdtaken SR en DA. Met de nieuwe, gezamenlijke basisopleiding moeten alle MarSOF-eenheden, niet zoals vroeger alleen de UIM, ook tot contraterrorisme in staat worden geacht.
93 Van Loon (1999-II). 94 Cutshaw (2003), p. 46. 95 Het plaatsvervangend hoofd … (2005), p. 9. 96 PC MLVERKPEL (2006). 97 Dit zijn pakken met reepjes stof die zeer goed camoufleren. 98 Van Loon (1999-II). 99 PC 3-Pel (2010), pp. 88-89. 100 In juli 2010 slaagden 92 van de 156 man voor de basisopleiding: Nieuwe mariniers klaar voor het echte werk, www.defensie.nl, bezocht 30 juli 2010.
35
3.3 De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten Organisatie
De derde Nederlandse militaire eenheid die tot de MSE kan worden gerekend is de BSB van de KMar. Deze in 1975 opgerichte eenheid heeft inmiddels vier taken. De BSB beveiligt personen, transporten en vluchten van civiele luchtvaartmaatschappijen (airmarshalls). Daarnaast verricht zij arrestaties, observaties101 en ‘bijzondere opdrachten’, bijvoorbeeld voor de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst. Ze verricht dit werk als deel van de politietaken van de KMar, zoals beschreven in artikel 6 van de Politiewet, maar voor een deel, in het buitenland, ook voor de minister van Defensie.102 BSB-ers worden opgeleid onder verantwoordelijkheid van het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMar in Apeldoorn, maar de opleiding vindt bij de brigade zelf plaats. De BSB wordt geleid door een commandant. Deze heeft een plaatsvervanger en de eenheid kent een ‘brigadeadjudant’.103 De BSB is gelegerd op de voormalige vliegbasis Soesterberg, bij Utrecht. Daar zal ook nieuwbouw voor de brigade plaatsvinden.104 In het voorjaar van 2010 was de BSB uitgegroeid tot 405 man, van wie 330 operationeel, met een jaarbudget van 20 miljoen euro. De technische afdeling van de BSB, specialisten in het plaatsen van volgsystemen bij (terreur)verdachten, in opdracht van Justitie en inlichtingendiensten, groeide het snelst: een verzesvoudiging in vijf jaar.105 Taken
Personeel van de BSB moet binnen 48 uur klaar kunnen staan om in het buitenland te worden ingezet.106 BSB’ers worden in het buitenland, wereldwijd, voor kortere of langere tijd ingezet voor beveiligingstaken van zowel civiele als militaire very important persons (VIP’s). Dat kan zijn in landen waar Nederland vredesoperaties uitvoert, maar de BSB wordt ook regelmatig op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken ingezet in andere landen.107 De BSB brigade verzorgt met vier teams ook de beveiliging van een beperkt aantal Nederlandse diplomatieke posten waar een grotere behoefte aan beveiliging bestaat.108 De brigade oefende samen met pathfinders van de Lucht Mobiele Brigade en helikopters van de Koninklijke Luchtmacht op de ondersteuning van NEO’s in het buitenland.109 De BSB levert sinds 2005 ook de zogenaamde airmarshalls. Deze vliegen mee met civiele vliegtuigen om indien nodig tegen terroristen op te treden. Ze werden getraind in Israël, maar inmiddels heeft de BSB ook een eigen, interne opleiding. Daarvoor staat in Soesterberg ook een speciaal oefenvliegtuig. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding bepaalt welke vluchten moeten worden beveiligd. De gezagvoerder van het vliegtuig blijft altijd eindverantwoordelijk.110 De airmarshalls worden ingezet op vooraf vastgestelde vluchten. Deze vluchten worden gekozen op basis van een risicoanalyse, waarin onder andere wordt gekeken naar de bestemming, 101 Van Nieuwenhuizen (2010) is misschien de enige publicatie over het observatieteam van de BSB. Onduidelijk is of dit ook buiten Nederland wordt ingezet. In het artikel van Carola Houtekamer en Freek Schravesande, Zwetende bovenlip, friemelende handen: de jagers van Schiphol, NRC-next, 22 juli 2010, staat het werk van observanten beschreven, maar er staat niet dat deze deel van de BSB zijn. 102 De Weger (2006), p. 85. BSB bewaakt ook transporten van De Nederlansche Bank: BSB: waakzaam en daadkrachtig (2010), p. 19. 103 De commandant is een luitenant-kolonel. Een brigadeadjudant is een soort adviseur en vertegenwoordiger van het personeel, met name de onderofficieren. 104 Beleidsvoornemen BSB KMar, DIR P&O/2007/17194, 07 maart 2007, te vinden op www.vbmnov/website/images/stories/07.00309_bckmar_beleidsvoornemen_bsb_kmar.pdf, benaderd 28 augustus 2009. 105 Snel, slim, onzichtbaar BSB, De Telegraaf, 6 maart 2010. 106 Van Nieuwenhuizen (2010), p. 31. 107 Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, Jaarverslag 2008, p. 80. 108 BSB beveiligt ambassades, bericht van 8 februari 2010 geplaatst op www.marechausseecontact.nl, bezocht op 16 november 2010. 109 Monique van Rijen-Bos, BSB, Pathfinders en luchtmacht beoefenen evacuatie, Defensiekrant, 18 september 2008, p. 4. 110 Airmarshal… (2008).
36
passagiers en of hoogwaardigheidsbekleders aan boord zullen zijn. De airmarshalls zijn uitgerust met de Glock 26, net iets kleiner dan het gewone dienstpistool. Het heeft een in hoge mate vervormende kogel, die het lichaam van een getroffene niet verlaat en het vliegtuig niet beschadigt.111
De Franse Groupe d’Íntervention Gendarmerie Nationale Dit is een speciale eenheid van de Franse Gendarmerie, vergelijkbaar met de BSB in Nederland, maar met ook de functie van binnenlandse terrorismebestrijding zoals de UIM. De eenheid werd in 1974 opgericht en is een van de meest gebruikte politiële MSE in de wereld. Ze bestaat uit slechts 87 man, maar voerde tussen 1974 en 1985 650 operaties uit, bevrijdde 500 gegijzelden, arresteerde 1.000 personen en doodde tientallen terroristen. Eén van de bekendste operaties van de groep is de bestorming van een gekaapt Air France toestel in Marseille in 1994. Algerijnse terroristen hadden het toestel in Algiers onder controle gekregen en gaven opdracht met de 173 passagiers naar Marseille te vliegen. Daar werden de passagiers ongedeerd bevrijd. De vier terroristen werden tijdens de actie doodgeschoten, negen gendarmes raakten gewond. Later werd ontdekt dat de terroristen van plan waren het toestel door te laten vliegen naar Parijs, om het daar in het centrum van de stad te laten neerstorten. Bekend is dat de groep ook werd ingezet in Djibouti, Libanon, Nieuw-Caledonië, Soedan en op de Comorren. Ze trainen regelmatig in de Alpen, woestijnen en steden. De groep krijgt onder andere opleidingen voor parachutespringen, ongewapend gevecht, snel rijden, scherpschieten, duiken en bergbeklimmen. Bron: Ryan (2008), pp. 117-118.
Personeel en opleiding
Na een gewone functie als wachtmeester van de KMar van minimaal twee jaar is het mogelijk om te solliciteren bij de BSB. Kandidaten krijgen een zware psychische en lichamelijke keuring.112 BSB werft sinds 2005 naast uit de KMar en de rest van de krijgsmacht ook uit de burgermaatschappij. In de praktijk blijkt echter dat heel weinig burgers de selecties doorstaan. Van de duizenden aanmeldingen zou er in 2005 niet een burger door de keuring zijn gekomen.113 Anders dan bij MarSOF en het KCT werken bij de BSB ook vrouwen in operationele functies.114 Vanaf 2001 zijn enkele vrouwen bij de brigade in dienst, vanaf 2006 bij de afdelingen ‘beveiliging’ en observatie. In 2002 werd de eerste vrouwelijke officier actief.115 In 2010 was zes procent van de medewerkers van de BSB vrouw, dus ongeveer 24 personen.116 BSB-ers worden in
111 Jan Salden, Airmarshalls: snel en met dodelijke precisie, BN/De Stem, 25 augustus 2006. 112 Werken bij de Marechaussee, op www.defensie.nl, bezocht op 14 oktober 2010. 113 Roy Klopper, Burgers massaal afgekeurd voor BSB, Telegraaf, 11 januari 2006. 114 Roy Klopper, Veertig vrouwen op wervingsdag van ‘vechtbrigade’, Telegraaf, 14 maart 2006. 115 Timmermans (2006), p. 28. 116 Snel, slim, onzichtbaar BSB, De Telegraaf, 6 maart 2010.
37
negen maanden opgeleid tot opsporingsambtenaar.117 Daarnaast krijgen zij een eigen opleiding van 22 weken. Deze omvat onder meer autorijden, schieten, persoonsbeveiliging, duiken, het beklimmen en binnendringen van gebouwen, omgaan met explosieven, zelfverdediging en observatie.118 In de opleiding is ook aandacht voor vormende aspecten als stresshantering, mentale weerbaarheid en doorzettingsvermogen.119 BSB had in ieder geval tot 2005 een personeelstekort doordat leden overstappen naar particuliere beveiligingsbedrijven en het Korps Landelijke Politiediensten.120 Om personeel langer in dienst te kunnen houden werden onbepaalde tijdcontracten aangeboden.121 Werk bij de BSB kent binnen de politiewereld een relatief zware belasting. Bij verkenningen moet langdurig in dezelfde houding worden gezeten. Voor beveiligingstaken moet lang met een kogelvrij vest worden gestaan of een bonk122 of schild worden gedragen.123 Pas na een periode als persoonsbeveiliger, waarvoor iedereen wordt getraind, kan worden overgegaan naar de eenheden voor observatie of arrestatie.124 Ook in het buitenland wordt standaard, tenzij de commandant anders beslist, met doorgeladen wapen gewerkt.125 Sinds haar oprichting in 1975 is nog geen enkele BSB’er in actie gedood.126 In het voorjaar van 2008 waren er geen vacatures meer.127 In 2005 mochten van de honderd kandidaten na de keuring gemiddeld vijftien personen naar de opleiding, waarvan er tien de eindstreep halen.128 Uit 2010 is bekend dat in de basisopleiding van de BSB tien procent van de deelnemers af viel.129
speedboten om de duikers te vervoeren.134 BSB-ers trainen ook op werken op grote hoogte, om bijvoorbeeld actievoerders in licht- en radiomasten te kunnen benaderen en arresteren.135 Analyse
De BSB is een MSE, maar slechts ten dele vergelijkbaar met SOF. De brigade kan ongezien operaties uitvoeren, dus is, in termen van de internationale literatuur die werd verzameld voor hoofdstuk twee, een special force. Van alle rekruten doorstaat 65-90% de basisopleiding, waardoor de eenheid buiten de tier 1, 2, 3-indeling lijkt te vallen. Wat betreft taken is het duidelijk een ‘blauwe’, politiële MSE-organisatie. De brigade bereidt zich vooral voor om overt en covert contraterrorisme-, counterdrug- en FP-taken uit te voeren. Onder dit laatste kunnen de bewaking van personen, ambassades en vliegtuigen worden gerekend. De BSB voert in tegenstelling tot het KCT, maar net als de UIM, een aanzienlijk deel van haar werk in Nederland uit. Haar observatie- en arrestatietaken kunnen, hoewel zij een politieel karakter hebben, lijken op wat in SOF-terminologie SR en DA wordt genoemd.
Materieel
De brigade beschikt over camera’s, bakens en volgapparatuur voor observaties en achtervolgingen.130 De brigade beschikt ook over mobiele radarsets.131 BSB beschikt over het Glock 17 pistool, de machinepistolen Heckler&Koch MP5 en MP9, de FN P90, de Diemaco C7 en C8, diverse scherpschuttersgeweren, onder andere de SR-25 om op middellange afstand sluipschutters uit te schakelen, en lichte machinegeweren, zoals de FN Minimi. De BSB beschikt over diverse types voertuigen, zoals Volvo’s, Skoda’s, BMW’s, Mercedessen en Toyota’s, zowel met als zonder bepantsering, zowel voertuigen voor op wegen als terreinwagens.132 De brigade heeft in totaal 140 voertuigen.133 BSB heeft een sectie met duikers, een nevenfunctie die ook bestaat bij de arrestatieteams van de Nederlandse politie. De duikers ondersteunen de rest van het arrestatieteam of andere delen van de BSB, bijvoorbeeld om de huid van een schip te onderzoeken op de aanwezigheid van drugs. Ze worden bij de Koninklijke Marine en de KL opgeleid. BSB heeft twee open 117 Roy Klopper, Burgers massaal afgekeurd voor BSB, Telegraaf, 11 januari 2006. 118 Oosthoek (2005). 119 Persoonsbeveiliging, op www.defensie.nl, bezocht op 14 oktober 2010. 120 Anti-terreurbrigade zit niet te wachten op macho’s, Dagblad van het Noorden, 18 maart 2005. Roy Klopper, Grote leegloop bij antiterreureenheid, De Telegraaf, 22 februari 2005. 121 Oosthoek (2005). 122 Dit is een ijzeren staaf met handvaten die vooral wordt gebruikt om deuren mee in te beuken. 123 Arborisico’s in de branche – politie, TNO Arbeid, Hoofddorp, december 2001, p. 8. 124 De Ridder (2002), p. 11. 125 Persbericht ministerie van Defensie, Bewapening marechaussee in operatiegebieden, 13 maart 2006. 126 Alleen in Antenori en Halberstadt (2006), pp. 245-249, staat een lijst met 46 namen van Amerikaanse commando’s die in operaties werden gedood – vooral in Afghanistan. 127 Olof van Joolen, Te weinig actiehelden in patatgeneratie, Algemeen Dagblad, 14 mei 2008. 128 Jack Oosthoek, Macho’s niet welkom: geweldbeheersing voorop bij BSB Marechaussee, Defensiekrant, 17 februari 2005. 129 Heesters (2010), p. 56. 130 Memorie van toelichting bij de wijziging van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten, 10-11-2005, p. 48, www.bureaujansen.nl/documenten/nieuwewivmemorie.pdf, benaderd 28 augustus 2009. 131 Oosthoek (2005). 132 Wapedia.mobi/nl/brigade_speciale_beveiligingsopdrachten, benaderd 28 augustus 2009. Ook Heesters (2010), p. 58. 133 Bart Olmer, Geheime missies van de BSB, Telegraaf, 9 oktober 2005.
38
134 Marechaussee contact (2001) en BSB duikt onder, Markrant, 26 januari 2002, pp. 1 en 4. 135 Marechaussee contact (2003).
39
4 Nederlandse militaire speciale operaties Welke speciale operaties hebben de Nederlandse MSE uitgevoerd? Hoe werden ze uitgevoerd? Dit hoofdstuk beschrijft de inzet van de MSE buiten Nederland, van 1990 tot eind 2010, met uitzondering van de operaties in Afghanistan, die in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan bod komen. Voor zover deze deel uitmaakten van een grotere Nederlandse of internationale (militaire) operatie wordt daar eerst kort op ingegaan. Het werk van de BSB, MarSOF-operaties op zee en NEO’s worden in aparte paragrafen weergegeven, omdat deze duidelijk verschillen van de (omvangrijkere) landoperaties. Na de beschrijvingen volgt een analyse. Daarin worden de operaties of activiteiten geduid in termen van de in paragraaf 2.2 gevonden typeringen: personele en kwalitatieve bijdrage, resultaat, manier van optreden, hoofd- en bijkomende taken, niveau van optreden, toepassing van grondbeginselen en het richten op strategische verlamming. Soms is niet genoeg informatie beschikbaar om alle vragen te beantwoorden en staat alleen vermeld wat wel kan worden geconcludeerd. Om de analyses niet te uitvoerig te maken en storende herhalingen te vermijden staan in de regel alleen de conclusies weergegeven. Alleen bij minder voor de hand liggende uitkomsten wordt uitleg gegeven.
4.1 Operaties waar weinig over bekend is (1991-2010) In deze paragraaf worden operaties en activiteiten van de MSE besproken waarvan gezien de bronnen waarin ze worden vermeld wel kan worden aangenomen dat zij hebben plaatsgevonden, maar waarover weinig informatie bekend is. De verschillende gevallen worden hieronder in chronologische volgorde (op beginjaar) beschreven. Commando’s in Noord-Irak (1991)
Na de Golfoorlog van 1991 riep de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) op om de hulpverlening aan de Koerdische vluchtelingen in Noord-Irak actief te steunen. Operatie Provide Comfort diende ter bescherming van hulporganisaties en vluchtelingen. In Noord-Irak werd door militairen uit verschillende landen een veilig gebied gecreëerd. In april 1991 besloot de Nederlandse regering 400 mariniers en 600 KL-militairen te sturen. De Koninklijke Luchtmacht en KMar leverden kleine bijdragen. Ook de Explosieven Opruimingsdienst leverde eenheden. De KL-eenheid bestond met name uit genie. Omdat de veiligheidssituatie sterk verbeterde werd al eind juni 1991 het grootste deel van de mariniers teruggetrokken.136 Zes KCT-ers van de 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie verzorgden twee maanden lang met een zogenaamde ‘chirps-sounder’ de lange afstand verbindingen met de legerleiding in Nederland.137 Uit deze beschrijvingen kan worden opgemaakt dat de bijdrage van het KCT aan de bredere Nederlandse militaire inzet zowel kwantitatief als kwalitatief klein was. Het korps werd overt ingezet. Daarbij ging het om een ondersteunende taak, die volgens de in hoofdstuk twee weergegeven literatuur niet tot speciaal optreden kan worden gerekend. De verbindingen met ‘Nederland’ waren van operationeel belang voor het hele militaire contingent.
136 Klep en Van Gils (2005), pp. 271-273. 137 Krijger �������������������������������������������������������� en Elands (1997), p. 138, The Iraqi six (1991), The Iraqi Six back … (1991) en 2e Golfoorlog … (2003), p. 31, (waarin op de foto overigens zeven personen te zien zijn). Korte vermelding in De Graaf (1991), p. 15.
40
41
Britse Special Boat Service in de Eerste Golfoorlog (1991) Voor de start van de Eerste Golfoorlog had de Special Boat Section, een eenheid vergelijkbaar met de Nederlandse MarSOF en vooral het AVP, als opdracht de Irakese elektronische communicatienetwerken die werden gebruikt voor contact tussen de (militaire) leiding in Bagdad en de in het land geplaatste en mobiele eenheden van het Irakese leger te vernietigen. Een groep van 36 SOF werd met helikopters 95 kilometer ten zuiden van Bagdad gebracht. De helikopters wachtten op een landingsveld op hun terugkomst. De groep splitste zich in verschillende teams. Eén team ging op pad om de glasvezelkabels te zoeken, uit te graven en explosieven aan te brengen, terwijl een ander de helikopters en het andere team beveiligde. Binnen anderhalf uur zat iedereen weer in de helikopters op weg richting de grens met SaoediArabië. Een enorme explosie achter hen maakte duidelijk dat hun missie was geslaagd. Bron: Stillwell (2007), pp. 43-44.
Cambodja (1992-1993)
In oktober 1991 besloot de Veiligheidsraad van de VN-mandaat te verlenen voor een militaire operatie om toe te zien op de naleving van het staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen en het mijnenvrij maken van vitale gebieden in Cambodja. In maart 1992 startte een tweede internationale operatie. Deze had ook als taak toe te zien op de terugkeer van vluchtelingen en het vertrek van alle buitenlandse, niet tot de VN behorende eenheden. Vanaf juni 1992 werd toezicht gehouden op de demobilisatie van de Cambodjaanse conflictpartijen. Vanaf oktober richtte de VN-macht zich op de organisatie van de eerste, vrije verkiezingen in mei 1993. De Nederlandse regering besloot in januari 1992 explosievenopruimers te sturen. In maart 1992 ging men akkoord met het sturen van een bataljon van het Korps Mariniers, transportvliegtuigen en helikopters. Ook werden ondersteunende eenheden gestuurd. Van de grootste eenheid, de mariniers, werden drie verschillende rotaties uitgezonden. In oktober 1993 vertrok de laatste rotatie uit het land. Tot in 1998 waren Nederlandse mijnenbestrijders in Cambodja actief.138 De BBE-M werd in Cambodja gebruikt voor de bescherming van de reguliere Nederlandse militaire eenheden die in het land voor de VN dienden. De eenheid ‘kon’ worden gebruikt voor het onschadelijk maken van gijzelnemers, rebellen en terroristen.139 In de eerste en derde rotatie van het detachement van het Korps Mariniers in Cambodja in 1992 en 1993 was telkens een half peloton kikvorsmannen of eenheden van het AVP ingedeeld.140 138 Klep en Van Gils (2005), pp. 289-297. 139 Gomperts (2005), pp. 181 en 188. De auteur schrijft over een ex-marinier die in oktober 2003 zijn ex-vrouw, haar broer en voormalige schoonouders dood schoot, die als als deel van de ‘speciale antiterreurbrigade van het korps mariniers’ in Bosnië-Herzegovina en Cambodja had gediend. De inzet in Cambodja wordt ook genoemd in Charles Sanders, Eric O. vocht in geheime missies, De Telegraaf, 15 juni 2004 en Ferdi Schrooten, (geen titel), Amersfoortse courant, 16 juni 2004. Gomperts (2005), p. 188, meldt als enige dat de marinier in Bosnië-Herzegovina en Cambodja participeerde in ‘extreem gewelddadige acties’. 140 Werkgroep 50 jaar kikvorsmannen … (2009), p. 58 en 63.
42
Uit deze toch beperkte informatie kan worden opgemaakt dat de BBE-M en/of het AVP indertijd in kwantitatief opzicht slechts een kleine bijdrage aan de hele operatie in Cambodja leverden. Er is sprake van aanwezigheid voor DA, contraterrorisme en FP-taken, maar over het daadwerkelijk gebruik van de eenheden is niets bekend.
Amerikaanse special forces in Haïti (1994-1995) In de jaren 1993-1995 droeg het Nederlandse Korps Mariniers bij aan de VN-operatie op het Caribische eiland Haïti. Van inzet van MarSOF of andere Nederlandse MSE is niets bekend, maar van de Amerikaanse wel. In juli 1994 gaf de VN Veiligheidsraad toestemming voor een door de Verenigde Staten geleide invasie van het eiland om de gekozen president Aristide, die drie jaar daarvoor door een militaire coup was afgezet, weer aan de macht te brengen. De inval begon in september 1994. Volgens het plan zouden de SOF eerst belangrijke overheidsgebouwen bezetten en daarna het platteland veiligstellen. In de nacht van 17 september verkenden SEALs landingsplaatsen voor de Amerikaanse mariniers. Ondertussen gingen Rangers, SEALs en SOF-luchttransport aan boord van het vliegdekschip USS America. Vlak voor de aanval werd ingezet gaf de Haïtiaanse militaire leiding aan zich niet te zullen verzetten. Beveiligd en gestuurd door SEALs landden de Amerikaanse mariniers. Infanterie-eenheden volgden en bezetten de hoofdstad, Port-au-Prince. Hierop trokken SOF steeds verder het land in. In een psychological operations-campagne met leaflets, radio-uitzendingen en luidspeakers onder helikopters werd de bevolking duidelijk gemaakt dat het beter was dat ze zich niet zouden verzetten. Tot een VN-vredesmacht in maart 1995 begon te arriveren fungeerden de SOF tot in de kleinste dorpjes als het tijdelijke, feitelijk gezag door in een grote verscheidenheid van geschillen op te treden als politie en rechter. Bron: Bessette (2010), pp. 75-80.
Voormalig Joegoslavië: commando-activiteiten (1995-2001)
In de literatuur zijn enkele losse vermeldingen te vinden van KCT-activiteiten in Bosnië-Herzegovina (verder in dit hoofdstuk zal worden ingegaan op operaties in dit land in de periode 1994-2000, waarover veel meer bekend is). Zo wordt vermeld dat het korps sluipschutters uitschakelde.141 In september 1995 was ten minste één Nederlandse SOF-sniper actief.142 Ten minste één KCT-er, dezelfde militair die als FAC-er actief was tijdens de val van de enclave Srebrenica, was in oktober 1995 gedetacheerd bij de Britse SAS en voerde met hen ‘door heel voormalig Joegoslavië gevechtsacties’ uit.143 Een militaire bron meldt dat het KCT van 141 Van Wiggen (1999), p. 8. 142 Stilwell (2007), p. 76. Hier is een foto te zien van een Nederlandse SOF-sniper die geheel gecamoufleerd vanuit een schuilplaats in een bosachtige omgeving door de telelens op zijn geweer kijkt (‘keeps a watch’). In het onderschrift staat dat dit in Bosnië-Herzogovina en in september 1995 is, dus een paar maanden na de val van de Dutchbatt-enclave Srebrenica, maar voordat de ondersteuning van de Implementation Force (IFOR) eind december 1995 begon. De enige bekende Nederlandse gevechtsacties in deze periode, door het Korps Mariniers, KL-mortieropsporingsradars en Koninklijke Luchtmacht vonden plaats rondom de hoofdstad Serajevo en de daar gelegen berg Igman (Klep en Van Gils (2005), p. 320), maar het is niet duidelijk of de inzet van KCT hiermee te maken had. 143 Reddende engel, De Telegraaf, 25 juni 2005. Hierin wordt letterlijk een oud-onderofficier van het KCT aangehaald. Zie voor IFOR Klep en Van Gils (2005), pp. 359-386.
43
1999 of 2000 tot en met 2001 in Bosnië-Herzegovina ‘andere’ opdrachten uitvoerde voor het Combined Joint Special Task Force-hoofdkwartier in Sarajevo,144 maar geeft niet aan wat dit inhield. Uit deze summiere beschrijvingen kan niet meer worden geconcludeerd dan dat het hier indertijd om covert (de sniper) en DA-optreden (gevechtsacties met de SAS) lijkt te zijn gegaan. Honduras (1998)
Eind oktober en begin november 1998 werden Honduras, Nicaragua, El Salvador en Guatemala zwaar getroffen door de orkaan Mitch. Deze veroorzaakte op grote schaal overstromingen, modderstromen en aardverschuivingen. In totaal verloren bijna 25.000 mensen het leven en raakten ongeveer twee miljoen mensen dakloos. Enkele dagen na de ramp kwam een internationale hulpverleningsactie op gang. Ook Amerikaanse, Britse, Franse, Mexicaanse en Nederlandse militairen werden ingezet. Een Nederlands fregat en een marinierseenheid, aangevuld met vier KCT-ers, die in de buurt op oefening waren, schoten als eerste te hulp. Daarna werden door Defensie ook drie vliegtuigen, een noodhulpverkenningsteam en een extra marinierscompagnie naar Honduras gestuurd.145 Binnen de totale hulpoperatie leverde het KCT kwantitatief en waarschijnlijk ook kwalitatief gezien een kleine bijdrage. Sprake is van een vrij toevallige inzet van SOF voor overt humanitaire hulptaken. Ook in september 1999 hielpen 4 sergeanten van het KCT bij de wederopbouw van 2 dorpjes in Honduras die waren getroffen door een orkaan. Zij volgden een training in de jungle van Belize toen de orkaan passeerde en werden naar het getroffen gebied gestuurd.146 Duidelijk is dat ook dit kleinschalig overt humanitaire hulp op tactisch niveau betrof.
Plan om Bouterse af te zetten (1986) Op verzoek van enkele Surinaamse ministers liet de Nederlandse regering eind 1986 een plan uitwerken om de Surinaamse legerleider Desi Bouterse te arresteren. Dit werd in 2010 door verschillende Nederlandse oud-ministers bevestigd. Het plan werd nooit uitgevoerd, omdat de risico’s op Nederlandse en Surinaamse slachtoffers te groot werd gevonden, maar vormt wel een goede illustratie van het soort operaties dat de Nederlandse MSE kan uitvoeren. In het plan werd ervan uitgegaan dat in totaal 850 mariniers en 16 helikopters zouden worden ingezet in Suriname. Zij moetsen onder andere de luchthaven Zanderij bij Paramaribo innemen. Ook zouden er mariniers in de hoofdstad worden gedropt. Een speciale eenheid van het korps had als opdracht Bouterse te arresteren op een van de schuiladressen die een Amerikaanse inlichtingendienst had weten te achterhalen. Als dit alles gelukt was zouden de mariniers een maand in het land blijven tot de situatie weer stabiel was en de veiligheid van de in het land aanwezige Nederlandse staatsburgers weer was gewaarborgd. In 2010 zei de Nederlandse oud-minister van Defensie Van Eekelen opgelucht te zijn geweest dat het plan in 1987 van tafel ging. Hij zag indertijd ‘die aanval op Zanderij niet zitten’. Bron: Frank van Kolfschooten, Nederland wilde Bouterse afzetten met invasie, De Volkskrant, 20 november 2010.
Suriname (1998 en 2007)
In ieder geval vóór 1998 trainde het KCT Surinaamse veiligheidsorganisaties in dat land.147 In oktober 2007 waren instructeurs van de BSB en van arrestatieteams van de politie in Paramaribo om daar aan Surinaamse collega’s ‘de nieuwste technieken en procedures bij aanhouding van vuurwapengevaarlijke verdachten’ te leren.148 Uit de gevonden informatie kan slechts worden opgemaakt dat KCT en BSB als enige Nederlandse militaire eenheden actief waren. Het ging om overt inzet van het type MA. Het doel van de trainingen van het KCT en de BSB is uit de bronnen niet te achterhalen, in het eerste geval is niet bekend wie werden getraind. Het trainen van Surinaamse veiligheidsorganisaties kan worden gezien als gebruik van de MSE op strategisch niveau: het ondersteunen van de Surinaamse overheid om met arrestaties en gevechtsacties waar nodig het overheidsgezag in het hele land te doen gelden.
144 Van Wiggen (2002), p. 18. 145 Beschrijving Operatie Mitch / Operatie Tellar op www.nimh.nl, bezocht op 26 juli 2010. 146 Siwalette (1999). 147 Dekker (1997), p. 43. 148 John van den Heuvel, Nederland helpt Bouterse-jagers, De Telegraaf, 26 oktober 2007. Hierin bevestigt de Surinaamse minister van Justitie deze Nederlandse steun.
44
Kosovo-vredesmacht (1999)
Na de Kosovo-oorlog kreeg de NAVO de leiding over een vredesmacht, Kosovo Force, die in juni 1999 het gebied binnen trok. De vredesmacht was verantwoordelijk voor de handhaving van het staakt-het-vuren en het scheppen van de voorwaarden waaronder de vluchtelingen konden terugkeren naar hun land. De Nederlandse krijgsmacht leverde tot augustus verschillende bijdragen aan Kosovo Force: een deel van het hoofdkwartier, een staf voor het eigen contingent, marechaussees, een mortieropsporingsradarbatterij, rijdende en veldartillerie, een geniehulpbataljon, helikopters en ondersteunende eenheden. In totaal werden 4.179 militairen ingezet.149 In 1999 voerden Nederlandse SOF FP en verkenningen uit in het inmiddels bevrijde Kosovo.150 Uit deze summiere informatie kan alleen worden opgemaakt dat een kwantitatief kleine bijdrage werd geleverd aan de grotere (Nederlandse) militaire operatie in Kosovo. In de gevonden bronnen wordt gesproken van FP. Aangezien dat dit een betrekkelijk gangbaar militair begrip is mag worden aangenomen dat dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Of de verkenningen ‘speciaal’ waren en dus als SR moeten worden gezien is onduidelijk. 149 Klep en Van Gils (2005), p. 412-422. 150 Steven Ramdharie, Commando’s wensen harde actie, De Volkskrant, 3 november 2003, Het plaatsvervangend hoofd … (2005), p. 8, en Brocades Zaalberg (2006), p. 357. In de beschrijving van Kosovo Force op www.nimh.nl, bezocht op 26 juli 2010, staat dat vier FACers samen met ‘een Duitse verkenningseenheid’ op 12 juni 1999 als eerste Nederlanders Kosovo introkken. Er staat niet bij of dit SOF waren. In augustus 1999 wordt gesproken van een eenheid van twintig Nederlandse militairen die tijdelijk voor verkenningen en FP voor een relocatie van de Nederlandse reguliere eenheden wordt ingezet. Ook hier staat niet letterlijk dat dit SOF waren.
45
(Hooggebergte van) Afghanistan (2003-2007)
De Britse SAS in de Kosovo-oorlog Als reactie op de etnische zuiveringen door Serviërs in Kosovo dreigde de NAVO in 1999 met oorlog tegen Servië. Toen Servië niet stopte vielen geallieerde vliegtuigen doelen in Kosovo en Servië aan. Het weer maakte onverwacht veilige en precieze bombardementen moeilijk. Veel vluchten werden afgelast of afgebroken omdat het risico van nevenschade te groot was. Bovendien werden de planners van luchtaanvallen overladen met informatie van vliegtuigen, onbemande vliegtuigen, satellieten en grondsensoren. Het duurde zo lang om deze te verwerken dat de doelen in die tijd vaak al waren verplaatst.
Andere bronnen suggereren dat MarSOF en/of het KCT naast de in hoofdstuk vijf beschreven operaties in Afghanistan actief was, maar precieze plaats of periode worden niet genoemd, terwijl elke bron een andere tijdsperiode noemt.153 Nederlandse SOF waren in 2003 in het zuiden van het land actief.154 De BBE-M zou volgens een aangehaalde, anonieme militaire bron in een artikel uit 2004 toen al verschillende runs in het Afghaanse hooggebergte hebben uitgevoerd.155 Midden 2007 worden door een Nederlandse publicist, naast inzet in Uruzgan en Kandahar, ook nog operaties ‘along the Afghan-Pakistan border’ genoemd.156
Amerikaanse SOF in Afghanistan (2001)
Om deze problemen op te lossen werd door de NAVO gevraagd om hulp van de SAS. Een aantal teams werd naar het gebied gebracht en onmiddellijk ingezet. Groepen van vier man zochten in Kosovo en Servië naar waardevolle doelen voor luchtbombardementen. In Kosovo werden SAS-teams aan het Kosovo Bevrijdingsleger toegevoegd om hen te trainen en te ondersteunen in hun strijd tegen de Serviërs. Deze samenwerking leverde de NAVO ook veel betrouwbare en belangrijke inlichtingen op. Zo vertelden de Kosovaren dat maar een kleine groep bruggen in het gebied sterk genoeg was om moderne tanks te kunnen dragen. De NAVO gebruikte deze informatie om de routes voor een invasie over land te bepalen. Toen deze in juni 1999 begon lagen kleine SAS-teams op bergruggen rond de wegen waarover de NAVO binnentrok, om ervoor te zorgen dat de Serviërs de colonnes niet overvielen. Hierna bleef de SAS in Kosovo om Servische oorlogsmisdadigers op te sporen en op te pakken.
Al in de namiddag van 11 september 2001 vond binnen het Amerikaanse Special Operations Command het eerste overleg plaats over een aanval in Afghanistan op Al-Qaida en de Taliban. Omdat conventionele opties voor de Amerikaanse krijgsmacht op dat moment niet uitvoerbaar waren werd gekozen om de SOF op verschillende plaatsen in Afghanistan te laten infiltreren, contact te leggen met leiders van de tegenstanders van de Taliban (de ‘Noordelijke Alliantie’), hun vertrouwen te winnen, uit te rusten en te trainen. In het plan hoopte men vanaf het voorjaar van 2002 met de nieuwe bondgenoten op te kunnen trekken. Ondanks dat generaals uit de reguliere krijgsmacht de uitvoerbaarheid van dit plan ernstig in twijfel trokken, besloot de commandant Central Command, die verantwoordelijk is voor de Amerikaanse strijdkrachten in het Midden-Oosten (in brede zin), generaal Franks, zijn akkoord te geven.
Bron: Ryan (2008), pp. 36-37.
In Afghanistan zelf waren voor de Amerikaanse SOF geen bases beschikbaar. De Central Intelligence Agency kreeg de opdracht alternatieven te zoeken. De keuze viel op een verlaten Sovjet-luchtmachtbasis in het naburige Oezbekistan, Karshi Kandabad of simpelweg ‘K2’ genoemd, slechts 150 kilometer ten noorden van de Afghaanse grens. Ook kan vanaf plaatsen in Pakistan worden opgetreden. In de loop van september kwamen de eerste Amerikaanse kwartiermakers aan op K2, vanaf medio oktober de eerste SOF-teams. Al in september stuurde de Central Intelligence Agency teams Noord-Afghanistan in om contact te maken met leiders van de Noordelijke Alliantie en de komst van de SOF voor te bereiden.
Eritrea en Ethiopië (2001)
Van 1998 tot 2000 voerden de Afrikaanse landen Ethiopië en Eritrea een grensoorlog. In juni van 2000 werd een staakt-het-vuren overeengekomen. De Veiligheidsraad van de VN besloot in juli 2000 om 100 militaire waarnemers naar het gebied te sturen. In september 2000 nam de VN de beslissing om een troepenmacht van 4.200 militairen (United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea) in het grensgebied te stationeren om toezicht te houden op het staakt-het-vuren en toe te zien op de terugtrekking van het Ethiopische leger uit Eritrea. Ook werd een gedemilitairiseerde zone ingesteld. In oktober 2000 besloot de Nederlandse regering een bataljon mariniers, twee staven, transport- en gevechtshelikopters, marechaussees, explosievenopruimers en andere ondersteunende eenheden te sturen. In juni 2001 keerden de meeste Nederlandse eenheden terug. De explosievenopruimers bleven tot in 2003 om opleidingen te verzorgen en leiding te geven aan lokale collega’s.151 In 2001 waren SOF actief in Eritrea en Ethiopië.152 Onduidelijk is wat zij deden.
151 Klep en Van Gils (2005), p. 424-432. 152 Redactie (2002), p. 20.
46
De eerste gevechtsactie vond plaats in de nacht van 19 oktober 2001. Ongeveer 200 Amerikaanse Rangers landden met een parachute op een vliegstrip ten zuidwesten van Kandahar. Meer dan veertig Taliban-strijders werden gedood, waarna de Amerikanen zich terugtrokken. Dezelfde nacht werden twee SOF-teams vanaf K2 per helikopter naar Mazar-e-Sharif en Bagram gevlogen om contact te maken
153 Het Nederlandse ministerie van Defensie heeft in diverse brieven aan de Tweede Kamer ontkend een bijdrage te hebben geleverd aan de strijd in het zuiden van Afghanistan in 2001 en 2002. Dit wordt wel genoemd in een serie van zes uitzendingen (17-10-2007, 19-102007, 23-11-2007, 9-5-2008, 16-5-2008, 20-5-2008) van Argos. 154 Wohlgethan (2010), p. 215. Auteur noemt het KCT of MarSOF niet, maar spreekt van een Nederlandse bijdrage aan OEF, waaraan ook Amerikaanse, Britse en enkele Canadese eenheden zouden deelnemen. 155 Colijn (2004). 156 Joris Janssen Lok, Special forces spending feast, www.aviationweek.com, 24 juli 2007, benaderd 19 juli 2010.
47
met respectievelijk de krijgsheren Dostum en Fahim. Na enige dagen wisten de SOF Dostum te overtuigen hen een verkenning van de vijandelijke opstellingen te laten uitvoeren. Deze bleken te bestaan uit loopgravenstelsels, tanks en luchtdoelgeschut. De SOF dirigeerden vanaf 22 oktober vanaf hogergelegen punten aanvallen van Amerikaanse luchtstrijdkrachten, waarna de 2.000 man sterke militie van Dostum met cavalerie-charges te paard de Taliban-stellingen onder de voet liep. In drie weken tijd werden zo een groot gebied veroverd, meer dan 2.500 tegenstanders gedood, 50 pantservoertuigen uitgeschakeld en 3,500 strijders gevangen genomen. De stad Mazar-e-Sharif kon zonder noemenswaardige gevechten worden ingenomen, nadat de SOF op 9 november bij een nabijgelegen pas zware luchtbombardementen op Taliban-posities lieten uitvoeren.
lende kanten te horen dat hij met een snelle tegenaanval van de Taliban uit Kandahar rekening moest houden. Inderdaad vertrok nog die dag een konvooi met 80 vrachtwagens, enkele pantservoertuigen en ongeveer 500 strijders om Karzai en de bevolking van Tarin Kowt ‘een les te leren die ze niet meer zouden vergeten’. Veel van Karzai’s militieleden vluchtten. De Amerikaanse SOF trokken zo snel mogelijk de bergen in om daarvandaan te proberen met luchtsteun de aanval af te slaan. Op 18 november 2001, om 7 uur ’s ochtends, bezetten de SOF hun posten op enkele bergruggen, waarvandaan zij uitstekend zicht hadden op de route van Kandahar naar Tarin Kowt. Tegen elf uur die ochtend was de strijd beslist. Met diverse luchtaanvallen werden alle voertuigen uitgeschakeld. Onder de Taliban waren bijna geen overlevenden.
Het tweede team, dat bestond uit elf operators en enkele FAC-ers, maakte contact met een van de generaals van krijgsheer Fahim. Deze vroeg hen waartoe zij instaat waren. De dag erna gingen zij naar het 50 kilometer ten noorden van de hoofdstad Kaboel gelegen vliegveld Bagram, dat bezaaid lag met Russische vliegtuigwrakken en de grens vormde tussen de Noordelijke Alliantie en de Taliban. De SOF keken met verbazing door hun verrekijkers naar de Taliban. Deze bleken zich ook daar defensief te hebben opgesteld, met meer dan 50 tanks, pantserwagens, luchtdoelgeschut, loopgraven, bunkers en honderden strijders. Het team begon onmiddellijk met het aanvragen en dirigeren van luchtsteun. Drie weken lang voerden Amerikaanse vliegtuigen aanvallen uit. De stellingen van de Taliban werden compleet vernietigd. Hierna zette Fahim op 11 november met zijn strijdmacht de opmars naar Kaboel in. De SOF-teams splitsten zich op en trokken met de voorhoedes richting de stad, waar paniek uitbrak. Taliban- en Al-Qaida-strijders vluchtten weg. Op 13 november trokken de Amerikanen samen met de milities van Fahim zonder te hoeven vechten de stad binnen.
De dagen daarop zette Karzai de opmars naar het zuiden in, in de richting van Kandahar. Zijn aanhang was gegroeid tot 800 man. Op 2 december openden zij de aanval op de brug bij Sayd Alim Kalay, ie ze moesten oversteken om Kandahar te bereiken. De Taliban bleken ondanks aanhoudende, door de SOF geleide luchtaanvallen in staat om twee dagen lang Karzai en de Amerikanen tegen te houden, zelfs meerdere tegenaanvallen te doen. Op 5 december landde een Amerikaanse bom per ongeluk tussen de SOF, wat resulteerde in 3 Amerikaanse doden en tientallen gewonden; met dezelfde helikopters om Amerikanen te evacueren werd een nieuw team aangevoerd om te strijd voort te zetten. Karzai wist echter door onderhandelingen te bereiken dat de Taliban zich overgaven; zowel bij de brug als in de hele stad Kandahar. Op 9 december 2001 trok de militie van Karzai de stad in. Op 22 december werd Karzai benoemd tot voorlopige leider van Afghanistan. Op dat moment jaagden Amerikaanse SOF (en SOF uit diverse andere landen) met veel minder succes in het onherbergzame berggebied in het oosten van het land op Al-Qaida-leider Osama bin Laden.
Ondertussen waren vanaf 19 oktober meer Amerikaanse SOF-teams in Afghanistan geïnfiltreerd. Een team landde op 25 oktober in de buurt van Taloqan en wist met de troepen van krijgsheer Baryoli op 27 november de stad Kunduz in te nemen. Op 31 oktober startte een team met als opdracht met krijgsheer Khalili de stad Bamian in te nemen, wat op 11 november gebeurde en waarbij de Taliban enorme verliezen leed. De dag daarop werd een team naar Ismael Khan bij Herat gestuurd. Door alle verliezen was de Taliban slecht gemotiveerd en kon deze stad al de volgende dag en zonder veel problemen worden ingenomen.
Bron: Krijgsgeschiedenis en de grondbeginselen van het gevecht… (2008), pp. 25-28 en Stewart (2004), pp. 3-23.
Na deze successen in het noorden besloot de commandant van de Amerikaanse SOF in Afghanistan, kolonel Mulholland, het momentum te gebruiken om de strijd naar het zuiden te verleggen. Daar waren echter minder milities bereid tegen de Taliban te vechten. Bovendien gold Kandahar als Talibanbolwerk en werd daar op een veel hardnekkigere en fanatiekere tegenstand gerekend. De Central Intelligence Agency had wel contact met één leider die had aangegeven tegen de Taiban te willen vechten: Hamid Karzai. Deze beschikte over een kleine strijdmacht, aanvankelijk niet meer dan 35 man, in Uruzgan. Omdat het onduidelijk was of hij meer mannen kon vinden om zich aan te sluiten was Mulholland terughoudend en wachtten de Amerikanen aanvankelijk af. Uiteindelijk werd op 12 november vanuit Pakistan een team naar Uruzgan gevlogen. In de nachten daarop leverden de Amerikanen met diverse droppings materieel aan Karzai’s groep. Op 17 november besloot de leider te proberen de stad Tarin Kowt in te nemen. Dit lukte, maar Karzai kreeg van verschil-
48
West-Afrika (2005-2010)
Sinds 2005 nam de MarSOF met een aantal staffunctionarissen deel aan de jaarlijkse door de Amerikaanse SOF geleide Flintlock-trainingen van West-Afrikaanse militaire eenheden.157 Midden 2008 nam voor het eerst een heel MarSOF-team samen met de SOF van de Amerikaanse mariniers deel aan een andere oefening en training in Mauretanië: Silent Warrior. Doel daarvan was om de geoefendheid en getraindheid van militaire eenheden van Mauretanië op een hoger niveau te brengen. Deze zouden dan beter in staat zijn het land veilig en stabiel te houden; met name ook om te zorgen dat moslim fundamentalisten daar ‘geen voet aan de grond kunnen krijgen zoals in de jaren negentig in Afghanistan is gebeurd’. Bedoeling was om nog hetzelfde jaar deel te nemen aan nog een oefening in Mauretanië, maar na de militaire staatsgreep in het land werd besloten de oefening te verplaatsen naar het naburige Mali. Eind 2008 waren militairen van MarSOF daar al aanwezig.158 Een MarSOF-team nam in 2009 samen met Amerikaanse en Duitse collega’s in Mali deel aan een oefening in het kader van het Trans Sahara Counterterrorism Partnership. Dit is deel van een meerjarig Amerikaans interdepartementaal regeringsprogramma om in West-Afrika terroristische organisaties te bestrijden (zie het kader hieronder). Tijdens de oefening werd door de Nederlanders ook 157 N-Specops (2010). 158 C-MSO (2008).
49
een Malinees contraterrorisme-peloton getraind. De training richtte zich op het plannen en uitvoeren van DA, inclusief lange afstandspatrouilles, surveillance en verkenningen.159 Van april tot juni 2010 namen Nederlandse SOF-teams deel aan de oefening Flintlock 2010. Een MarSOFteam was actief in de Senegalese stad Thies, een KCT-team in Goa in Mali en een aantal officieren in een coördinatiecentrum in de hoofdstad van Burkina Faso; Ouagadougou. In Senegal trainden tien man van de MarSOF samen met een bataljon Amerikaanse mariniers en een Spaanse maritieme SOF-eenheid en 120 man van SOF-eenheden uit Senegal en Mali. De Nederlanders verzorgden de trainingen in nabijgevecht, patrouilles, voortbewegen in stedelijk gebied, afdaling uit helikopters en parachutespringen. Het KCT werkte met negen man in Mali samen met SOF van het Amerikaanse leger en de Duitse SOF: het Kommando Spezialkräfte. Ze trainden 140 Malinese en Nigeriaanse militairen, vooral in contact drills: gevechtsacties. De veertig Nigerianen bleken al eerder door de Amerikaanse SEAL’s getraind te zijn. Omdat de Malinese militaire basis vrij toegankelijk en het land zelf als minder stabiel werd ingeschat, moesten de commando’s ’s avonds wachtlopen. Het KCT had drie eigen voertuigen laten invliegen en gaf trainingen in mobiliteit. Aan Flintlock 2010 droegen ook nog militaire eenheden uit Marokko, Mauretanië, Nigeria en Tsjaad bij. De Nederlandse SOF konden naast het vier of vijf weken durende trainingsprogramma, inclusief een 48 uur durende eindoefening, ook zelf nog met hun Europese en de 600 aanwezige Amerikaanse SOF-collega’s trainen.160
Het Amerikaanse interdepartementale Trans-Sahara-programma (2005-2015/2020) De Flintlock-trainingen in West-Afrika zijn deel van een lange termijn programma van de Amerikaanse overheid. Het programma Trans-Sahara Counter Terrorist Initiative omvat civiele en militaire elementen. Het werd in 2005 gestart, als opvolger van het in 2002 ingezette Pan Sahel Initiatief om MSE uit Mali, Mauretanië, Niger en Chad te trainen. Het nieuwe programma loopt tot 2015 of zelfs 2020. Per jaar mag 100 miljoen dollar worden besteed. Doelstelling is om de capaciteiten van de landen van Noord-Afrika (nu: Algerije, Burkina Faso, Libië, Marokko, Tunesië, Tsjaad, Mauretanië, Niger, Nigeria en Senegal) om op hun hele grondgebied effectief gezag uit te oefenen te versterken en het daarmee voor aan AlQaida-gelieerde organisaties onmogelijk te maken er een ideologische of fysieke basis te vinden. Het civiele deel van het programma richt zich onder andere op versterking van democratisch bestuur. Er wordt ontwikkelingshulp gegeven om het lokale onderwijs te verbeteren. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt bij de verbetering van de beveiliging van vliegvelden. Het ministerie van Financiën richt zich op het toezicht op financiële transacties.
Uit deze beschrijvingen blijkt dat de MSE als enige Nederlandse militairen in deze activiteiten deelnamen, dus een grote bijdrage leverden. Daarbij ging het om overt MA. Deze assistentie van de diverse Afrikaanse, nationale MSE kan worden gezien als een strategisch gebruik van de Nederlandse eenheden.
Het militaire aandeel in het programma heet OEF-Trans-Sahara. In 2005 begonnen alle Amerikaanse SOF-eenheden trainingen met bestaande Noord-Afrikaanse partners. In 2006 werd door de Amerikaanse SOF een analyse uitgevoerd welke antiterrorisme-eenheden de landen in het gebied nodig zouden hebben. Ook begonnen de Amerikanen advies te geven over civil affairs, informatie-operaties, trainingen en infrastructuur.
Analyse
Bron: Bessette (2010), pp. 166-167, en www.globalsecurity.org.
Uit de hierboven beschreven operaties kunnen, ondanks dat hierover weinig bekend is, enkele conclusies worden getrokken. In de helft van de gevallen werd een kwantitatief kleine bijdrage aan de omvangrijkere Nederlandse militaire aanwezigheid geleverd (Noord-Irak, Cambodja, Kosovo, Honduras). Van een kwalitatief kleine bijdrage was sprake in Noord-Irak en Honduras. Als enige werd bijgedragen in Suriname, West-Afrika en (het hooggebergte van) Afghanistan – en dus een kwalitatief grote bijdrage geleverd. In deze onbekendere gevallen van inzet van de MSE speelden deze eenheden dus in de helft van de gevallen een grote rol – wat in de operaties die in de rest van dit hoofdstuk zullen worden besproken niet het geval zal blijken te zijn. In beperkte mate is sprake van speciale inzet: veelal wordt overt opgetreden (Suriname, Noord-Irak, Honduras, West-Afrika), van DA is weinig (commando-activiteiten in voormalig Joegoslavië) en van SR geen sprake, terwijl in twee operaties andere dan de MSE-hoofdtaken worden uitgevoerd (FP in Kosovo en humanitaire hulp in Honduras). Wel worden de MSE veel op strategisch (Suriname, WestAfrika) en operationeel niveau (Noord-Irak) ingezet. Alleen de inzet in Honduras vond op tactisch niveau plaats. 159 PC 2 Pel Marsof (2009), p. 102. 160 Mariniers oefenen gijzeling Al Qaida, Het Parool, 15 september 2010, N-Specops (2010), C-MSO (2010-I) en Thuis in Afrika, Defensiekrant, 8 juli 2010. In mei 2010 namen Nederlandse SOF mogelijk deel aan zes medical civil affairs patrols (MEDCAP’s), een tocht om medische hulp te verlenen in afgelegen gebieden en daarmee de lokale bevolking aan de overheid te binden, in het noorden van Senegal. Zie: www. africom.mil, benaderd 30 juni 2010. Er staat niet letterlijk dat het hier SOF betrof, maar gesproken wordt van ‘Dutch doctors and communication specialists’. Wel vond de patrouille plaats onder het commando van het Amerikaanse Africa Command Joint Special Operations Task Force. In Thuis in Afrika, Defensiekrant, 8 juli 2010, wordt de MEDCAP ook genoemd, inclusief deelname van een Nederlandse majoor-arts. Ook hier staat niet bij dat dit een SOF-militair was.
50
4.2 Speciale operaties op zee (1990-2010) Ook op zee werd de afgelopen twee decennia een groot aantal kleinschalige operaties uitgevoerd. Zo lijkt het gezien het aantal bronnen en/of de militaire herkomst van de informatie vrij zeker dat de volgende inzet heeft plaatsgevonden. Over de wijze van optreden staat in slechts enkele bronnen iets vermeld. Perzische Golf (1990-1998)
Na de Iraakse invasie van Koeweit in augustus 1990 stelde de Veiligheidsraad van de VN een embargo tegen Irak in. Een groot aantal landen, waaronder Nederland, stuurde schepen om dit af te dwingen. Nederland stuurde fregatten, mijnenjagers en patrouillevliegtuigen.161 De BBE-M trainde vanaf november 1990 met twee militairen het marinepersoneel dat aan boord van koopvaardijschepen zou moeten gaan om inspecties uit te voeren.162 In februari 1991 leverde ze boardingteams voor Nederlandese fregatten in de Perzische Golf.163 Het embargo tegen Irak werd een decennium lang gehandhaafd. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en een wisselend aantal andere landen leverden schepen voor de Multinational
161 Klep en Van Gils (2005), pp. 263-268. 162 Verver (1991), pp. 9, 20 en 21. 163 Geneste (2000), p. 14.
51
Interception Force. Nederland leverde ook in de periode 1996-2000 jaarlijks een fregat. In 1997 namen ook een Nederlands bevoorradingsschip en een Orion-maritiem patrouillevliegtuig deel. In 1999 en 2000 werden weer Nederlandse Orions in het gebied ingezet. De fregatten hadden als taak om vrachtschepen te ondervragen over hun lading en bestemming. Indien nodig werd een boardingteam aan boord gebracht om de gegeven informatie met eigen ogen te controleren.164 De BBE-M beschermde in 1998 inspectieteams van de Koninklijke Marine die schepen doorzochten in de Perzische Golf.165 Analyse
Uit deze vermeldingen kan enkel worden opgemaakt dat de SOF een kwantitatief kleine bijdrage aan de grotere militaire operaties leverden – op een Nederlands fregat varen ongeveer 150-200 militairen.166 De SOF werden overt en in ieder geval voor FP ingezet. De bescherming van eigen inspectieteams moet worden gerekend tot optreden op strategisch niveau: een beschieting van deze teams zou snel als een diplomatiek incident zijn geïnterpreteerd. Adriatische Zee (1992-1996)
Na de start van het conflict in Joegoslavië stelde de Veiligheidsraad van de VN in september 1991 een wapenembargo voor heel Joegoslavië en in mei 1992 een handelsembargo tegen Servië en Montenegro in. Schepen en vliegtuigen van de NAVO en de West-Europese Unie begonnen in juli 1991 met het observeren van het scheepvaartverkeer op de Adriatische Zee richting Joegoslavië. In verschillende operaties werd het embargo tot juni 1996 gehandhaafd. Nederland stelde in deze periode fregatten, patrouillevliegtuigen en twee keer een onderzeeboot ter beschikking.167 De BBE-M leverde van 1992 tot en met 1996 in het kader van de zeeblokkade op de Adriatische Zee voor het voormalig Joegoslavië beschermingseenheden (guardteams) voor militairen die vanaf Nederlandse oorlogsschepen inspecties uitvoerden op verdachte schepen. Later werden deze vervangen door BBE-Mboardingteams, die zelf bij de andere schepen aan boord gingen.168 Op 1 mei 1994 ging de BBE-M aan boord van een Maltese olietanker, die, begeleid door Servische patrouilleboten, ineens van de opgegeven koers afweek en zich op volle kracht richting de territoriale wateren van Servië-Montenegro bewoog.169 Analyse
De BBE-M vormde slechts een klein deel van de grotere Nederlandse militaire aanwezigheid. De beschikbare informatie geeft geen aanleiding te moeten concluderen dat hun kwalitatieve bijdrage groter was. Wel werd ten minste één boot onder controle gebracht. Ook hier is sprake van overt optreden en FP. Het daadwerkelijk aan boord gaan van een Servische olietanker kan, gezien het politieke karakter van de grote en de in het land waarschijnlijk hoognodige lading, als DA op strategisch niveau worden bestem164 Beschrijving van de Multinational Interception Force op de website www.nimh.nl, bezocht op 26 juli 2010. 165 Dertig jaar… (2003), p. 8 en Berts (2001), p. 25. 166 Volgens het Jaarboek van de Koninklijke marine (2008) heeft een Luchtverdedigings- en commando-fregat 202 bemanningsleden, een Multipurpose-fregat 154 (pp. 211 en 213). 167 Klep en Van Gils (2005), pp. 322-326. In Vogels (2001), p. 14, wordt gesteld dat de boardingteams vanaf het begin grotendeels uit leden van de BBE-M bestonden. 168 Dertig jaar… (2003), p. 7, Jaarboek van de Koninklijke marine 1995, p. 252, Jaarboek van de Koninklijke marine 1996, p. 276. Voor ARBOaspecten van boarding-operaties: zie Mercx (2003). Klep en Van Gils (2005), p. 324, laat een foto zien van de BBE-M die in september 1994 oefent voor de boarding van een schip. Er staat niet bij of dit op de Adriatische Zee is of niet. 169 Http://www.werkenbijdemarine.nl/vervolg.php?pageID=220, bezocht 13 januari 2010. Zie ook: Colijn (2004).
52
peld. Omdat slechts één daadwerkelijke actie bekend is kan niet worden geconcludeerd dat sprake was van ‘strategische verlamming’ van de tegenstander. Arabisch schiereiland (2002-2006)
Een dag na de terroristische aanslagen van ‘9/11’ riep de Veiligheidsraad van de VN op om het terrorisme te bestrijden. De NAVO nam begin oktober 2001 de beslissing rond het Arabisch schiereiland te gaan patrouilleren om daar opererende terroristische groeperingen en wapentransporten te signaleren. Ook zouden escorte- en beveiligingstaken worden uigevoerd. Dit deel van OEF startte voor Nederland in december 2001 met het vertrek van een fregat. Later werden naast een nieuw fregat ook onderzeeboten gestuurd. In juni 2003 werd deze operatie beëindigd.170 In 2002 werd door de BBE-M in het kader van OEF ook als guardteam vanaf schepen gewerkt.171 In 2002 werd de BBE-M weer ingezet als guardteam voor inspecties in de Perzische Golf.172 Van april tot en met juni 2002 waren BBE-teams aan boord van de fregatten Van Amstel en Philips van Almonde om ingezet te worden als terroristen zich tegen een boarding zouden verzetten.173 Tussen oktober 2002 en april 2003 was de UIM met twee guardteams van zes man aan boord van het fregat Van Nes, dat in het kader van OEF rondom het Arabisch schiereiland voer.174 Nederlandse SOF namen in 2003-2004 in de Perzische Golf deel aan de Combined Task Force Horn of Africa.175 In 2004 leverde de BBE-M een boardingteam voor OEF.176 In het najaar van 2004 was de BBE-M aanwezig op de Hr.Ms. Tjerk Hiddes tijdens patrouilles rondom het Arabisch schiereiland. In ieder geval in de eerste drie maanden werden de mariniers niet daadwerkelijk ingezet.177 In 2005 leverde MarSOF twee guardteams.178 Van december 2005 tot mei 2006 werden twee guardteams geleverd door het AVP.179 In 2006 waren MarSOF guardteams gestationeerd aan boord van Nederlandse schepen die deel uitmaakten van Combined Task Force-150, in de wateren rond het Arabisch schiereiland.180 Zo voer de Hr. Ms. De Zeven Provinciën in het kader van OEF het eerste half jaar met aan boord een guard- en een boardingteam. Beide bestonden uit zes mariniers, maar alleen het eerste uit MarSOF-leden. De taakverdeling tussen de twee teams was dat het guardteam als eerste de verdachte boot benaderd, aan boord gaat en veiligstelt. Dit terwijl vanaf het fregat het geheel met boordwapens van dichtbij in de gaten werd gehouden om het guardteam te beveiligen. Het boardingteam ging na veiligstelling aan boord om te helpen de boot te doorzoeken en de bemanning te fouilleren. Als ‘alles en iedereen’ was gecontroleerd werd de bemanning op een centraal punt bij elkaar gezet om hen goed in de gaten te kunnen houden. De kapitein werd ondervraagd, alle scheepspapieren bestudeerd, de bemanningsleden met behulp van 170 Klep en Van Gils (2005), pp. 443-447. 171 Jaarboek van de Koninklijke marine 2002, p. 276. 172 Dertig jaar… (2003), p. 8 en Afdeling Operaties (2002), p. 6. 173 Klep en Van Gils (2005), p. 445. De BBE-M wordt niet genoemd, maar er staat ‘een beveiligingsteam van het Korps Mariniers’. Omdat expliciet van een opposed boarding wordt gesproken kan worden aangenomen dat dit de BBE-M betrof. 174 Hoefsmit, Pranger en Hartman (2003), p. 99. 175 Presentatie kolonel Ruud Hardenbol, <proceedings.ndia.org/8880/hardenbol.pdf>, bezocht 5 juni 2009. 176 Jaarboek van de Koninklijke marine 2004, p. 259. 177 Het echte werk blijft uit op ‘de Hiddes’, De Volkskrant, 24 december 2004. 178 Jaarboek van de Koninklijke marine 2005, p. 208. 179 Jaarboek van de Koninklijke marine 2006, p. 191. Ook: Werkgroep 50 jaar kikvorsmannen … (2009), p. 86. 180 Hoofd Sectie 3… (2006), p. 61.
53
paspoort of monsterboekje geïdentificeerd en door de Nederlanders gefotografeerd. De zo verzamelde informatie werd zo snel mogelijk doorgegeven aan de betreffende hoofdkwartieren. Na terugkeer op het fregat volgde een debriefing met alle betrokkenen. In een half jaar tijd werden 38 boten benaderd, waarvan bij een onbekend aantal daadwerkelijk aan boord werd gegaan.181 Uit deze periode zijn een zestal boardings door MarSOF-leden bekend. Op 19 december 2005 ging het guardteam met een tolk en de commandant van het fregat aan boord van een dhow. Op 6 april 2006 werden een vissersboot en drie skiffs doorzocht.182 Begin maart 2006 werd een actie uitgevoerd op een vissersbootje, dat niet reageerde op een oproep van de Hr. Ms. De Zeven Provinciën. Op de dhow werden geen verdachte zaken aangetroffen.183 Analyse
De MarSOF leverde in ieder geval kwantitatief gezien een kleine bijdrage aan een grotere Nederlandse operatie. Bronnen maken niet duidelijk of haar kwalitatieve bijdrage groter was. Eén boot van de ‘tegenstander’ werd onder controle gebracht. Uit de beschikbare informatie kan verder worden geconcludeerd dan dat het hier ging om overt optreden, DA (boarding van de dhow), FP (bescherming van inspectieteams) en contraterrorisme. Omdat geen belangrijke leiders werden tegengehouden en geen politiek gevoelige personen of objecten werden beschermd, moet in dit geval worden gesproken van een inzet op tactisch niveau. Van strategische verlamming van de tegenstander lijkt geen sprake te zijn geweest. Anti-piraterij bij Somalië (2008-2010)
In het kader van OEF vonden voor het eerst operaties plaats tegen de piraterij voor de kust van Somalië, die daar in de loop der jaren was ontstaan door een combinatie van een ontbrekend overheidsgezag, de oorlogen die het land teisterden, de armoede, overbevissing en criminele organisaties. Jaren later, in 2008, ontving de Nederlandse regering het verzoek om voedselhulptransportschepen van het VN World Food Program door de wateren bij Somalië te escorteren. Eind 2008 gaf de Europese Unie gehoor aan een VN-oproep om de piraterij in internationaal verband te gaan bestrijden. Dit resulteerde in december 2008 in de start van Operatie Atalanta. Deze zou schepen van het World Food Program, schepen voor de bevoorrading van de VN-missie in Somalië en de commerciële scheepvaart in het gebied gaan beschermen. Ook zou worden geprobeerd piraterij te voorkomen. Nederland stelde een fregat ter beschikking aan Atalanta. In februari 2009 zette ook de NAVO haar Middellandse Zee- eskader van vijf schepen, dat een reis naar Azië op het programma had staan, in om voor Somalië piraterij te ‘verstoren en te bestrijden’ (Operatie Allied Protector). Van het eskader maakte ook een Nederlands fregat deel uit: de Hr. Ms. De Zeven Provinciën.184 Een MarSOF-operatie waar meer over bekend is, is de beveiliging van schepen voor het VN World Food Program. De UIM beschermde van maart tot en met juni 2008 13 voedseltransportschepen bij Somalië, waarvoor een team van zes man naar het fregat Evertsen werd gevlogen, toen dat schip al in Heraklion,
181 Schelkers e.a. (2006), pp. 98-99. 182 Schelkers e.a. (2006), pp. 18 en 67. Een dhow is een traditionele Arabische, houten zeilboot met een of twee zeilen en in staat om enkele tientallen personen aan boord te hebben. Een skiff is een duidelijk kleinere platbodem, al dan niet uitgerust met een zeil. 183 Task Force 150 laat zich zien, bericht van 7 maart 2006 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010. 184 Beschrijving ‘maritieme antipiraterij operaties Somalië’, www.nimh.nl, bijgewerkt tot 12 april 2010, bezocht op 26 juli 2010.
54
Griekenland was.185 Ook werden een schip van het United Nations Development Program en een Nederlands cruiseschip (de Prinsendam, van Mombassa naar Salah, Oman) tegen mogelijke overvallen beveiligd. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) had vooraf de dreiging van piraten als laag ingeschat. De UIM nam met enkele leden van het guardteam van het Nederlandse fregat, de Evertsen, vuurposities in aan de voor-, achter- en zijkanten van het te beveiligen schip. Op het dak van de brug werd een bivak ingericht. Drie keer per dag werd door de Evertsen een bootje gestuurd om te bevoorraden. Om indruk te maken op de bemanning werd de UIM altijd per helikopter naar het te beschermen schip gevlogen en daalde ze af langs een touw. Aan boord van de Evertsen leidde de UIM schutters van het schip op in nabijgevecht. Het guardteam van het fregat werd getraind in wapenvaardigheid, procedures en awareness.186 Ook tussen 13 oktober en 14 december 2008 was de UIM, aan boord gegaan in Djibouti, met een team van zes man actief voor de kust van Somalië. Samen met twee leden van de bemanning van het fregat De Ruyter vormden ze een FP-team. Dit ging aan boord van snelle boten, zogenaamde rigid hull inflatable boats, wanneer het te beschermen schip van het World Food Program een haven naderde. Ze bleven bij het schip tot dat de lokale beveiliging hun taak overnam. In totaal werden 8 World Food Program- en 3 andere escortes uitgevoerd. Eerstgenoemde verliep zonder incidenten. Ook voor deze operatie had de MIVD vooraf de dreiging op het Nederlandse fregat en de te begeleiden schepen als laag ingeschat.187 Uit 2009 en 2010 is ook relatief veel bekend over maritieme MarSOF-activiteiten. Midden 2009 was zij aanwezig op Nederlandse oorlogsschepen in de Golf van Aden en voor de kust van Somalië.188 In april 2009 arresteerde MarSOF negen piraten in de Golf van Aden.189 Nederlandse SOF redden in 2009 20 Jemenitische gijzelaars van piraten in de Golf van Aden. Zeven piraten werden korte tijd vastgehouden.190 Midden maart 2010 hielp ‘de speciale eenheid van het Korps Mariniers’ bij het aanhouden van piraten voor de kust van Somalië. Met twee snelle motorboten voeren zij vanaf de Hr. Ms. Tromp naar twee boten met daarop zeven mannen. De boten werden geënterd, waarna de uitrusting van de piraten in beslag werd genomen. Zo werden een grote hoeveelheid wapens, waaronder 6 AK-47-machinegeweren, munitie, een raketwerper met 4 raketten, diverse ladders en satelliettelefoons aangetroffen. De verdachten zijn na een verhoor op korte afstand van de kust in een van de boten weer vrijgelaten. Met het Goalkeeper-antiraketkanon van de Tromp werd het andere schip vernietigd.191 De volgende dag werden met twee snelle boten drie skiffs gedwongen te stoppen. Hierbij werden vanuit een helikopter en de snelle boten van de MarSOF waarschuwingsschoten afgevuurd. Eénmaal aan boord werden ladders en wapens aangetroffen. Deze werden in beslag genomen, twee boten werden door de Tromp vernietigd.192
185 Nooitrust en Rijkers (2009), p. 15. Op 19 juni 2008 vertrok het team weer (p. 55). 186 Houben (2004) en Ministerie van Defensie, Eindevaluatie inzet Hr. Ms. Evertsen voor escorte van World Food Program zeetransporten nabij Somalië, 17 maart – 30 juni 2008, 23 september 2008. 187 Ministerie van Defensie, Eindevaluatie inzet Hr. Ms. De Ruyter voor escorte van World Food Program zeetransporten nabij Somalië, 22 oktober – 22 december 2008. Ook: Koninklijke Marine (2009). 188 Verkerk (2009). 189 Marine geeft kijkje door bril van elitekorps, Dagblad van het Noorden, 8 mei 2009. 190 Rustenburg Herout-Herald, 24 april 2009, p. 5. Piraterijtop in New York, De Volkskrant, 20 april 2009. 191 Defensiekrant, 18 maart 2010 en Hr. Ms. Tromp ontwapent piraten, bericht van 16 maart 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010. Ook vermeld in Voorwoord Commandant Korps Mariniers (2010), pp. 4-5. 192 Fregat pakt opnieuw Somalische piraten, bericht van 17 maart 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010.
55
Op 5 april 2010 bevrijdde een UIM-team de 15-koppige bemanning van het Duitse containerschip Taipan 500 zeemijlen uit de kust van Somalië. Deze waren door piraten overvallen, maar wisten zichzelf in een veilige ruimte op te sluiten. Het UIM-team daalde via de fast rope methode, dus snel en langs een touw uit een Lynx-helikopter af op het schip. De boordschutters van de Hr. Ms. Tromp en de Lynx namen de brug, waar de piraten zich hadden verschanst, onder vuur. Het UIM-team drong daarna de brug binnen en hield de tien piraten aan. Eén van de mariniers liep – niet door de piraten – lichte verwondingen op.193
sing, snelheid en doeltreffendheid. Van herhaaldelijk en realistisch vooroefenen van deze specifieke actie blijkt echter niets uit de teksten. In deze operatie(s) van de MarSOF is de ‘strategische verlamming’ van de tegenstander uit Kiras (2006) enigszins te herkennen. Er werd in ieder geval vaak en op onverwachte plaatsen opgetreden. Of dit ook was waar dit ‘het meeste pijn’ zou doen is niet duidelijk; de thuisbases en infrastructuur van de piraten in Somalië – voor zo ver aanwezig, werden niet aangepakt.
4.3 Bewaking en beveiliging (1994-2010) Begin juli 2010 ging de UIM aan boord van een vissersboot. Tijdens een verkenning van een Lynx-helikopter van de Hr. Ms. De Zeven Provinciën was de boot gesignaleerd en als verdacht aangemerkt. Vanuit de lucht werden de vissers geobserveerd en werd vastgesteld dat het geen piraten betrof. Hierna werden twee kleine snelle boten naar de vissers gestuurd. Op een daarvan was een UIM-team aanwezig. Na toestemming van de bemanning werd aan boord gegaan en een aantal gesprekken gevoerd. Na afloop daarvan werden de vissers voorzien van eten en drinken en zetten deze hun reis voort. 194 In augustus 2010 vertrok de Hr. Ms. Amsterdam naar de wateren bij Somalië met wederom een UIMguardteam aan boord.195 In september 2010 onderschepten twee snelle boten met MarSOF-leden vanaf de Amsterdam een van piraterij verdachte boot. Daar werden vier Somalische piraten met voor piraterij bestemd materieel aangetroffen, waaronder een grote hoeveelheid brandstof. De verdachten werden nabij een Somalisch strand afgezet. Hun boot werd vernietigd.196 Begin november 2010 werd een MarSOF-team in een Lynx-helikopter richting enkele boten met piraten gevlogen; na het afvuren van waarschuwingsschoten zetten deze koers naar het strand waar zij hun voertuigen achterlieten.197 Eind november 2010 dwongen MarSOF-leden met twee snelle boten een bootje met 7 piraten, ladders en vaten brandstof, met waarschuwingsschoten en gericht vuur op de motoren tot overgave.198 Analyse
Uit deze beschrijvingen kan worden geconcludeerd dat de MarSOF in kwantitatief opzicht een kleine bijdrage aan de Nederlandse militaire inzet leverde. Kwalitatief was haar bijdrage aanzienlijk; zij trad ondersteund door en vanaf de fregatten vaak en daadwerkelijk tegen piraten op. In totaal werden 35 gijzelaars bevrijd, 44 piraten gestopt, 4 piratenboten vernietigd en grote hoeveelheden wapens en ander materiaal in beslag genomen, terwijl bij MarSOF slechts één militair zichzelf blesseerde. De uitgevoerde activiteiten zijn als overt, DA tegen piraten, dus criminelen, en FP (bescherming schepen) te bestempelen. Aangezien ‘gewone’ piraten werden overmeesterd was sprake van tactisch optreden. De bescherming van World Food Program-schepen kan echter worden gezien als een inzet op strategisch niveau: een groot deel van de lokale bevolking was van deze voedselvoorziening afhankelijk, maar ook had een kaping van dit specifieke schip internationale politieke gevolgen gehad. Ook de bevrijding van de bemanning van de Taipan kan, gezien de relatie met Duitsland, als inzet op strategisch niveau worden gezien. In deze actie kunnen de grondbeginselen van het verkrijgen van relatieve superioriteit worden herkend: een simpel plan, waarvan in ieder geval de timing voor de piraten onbekend, dus geheim was, dat werd uitgevoerd met verras193 Hr. Ms. Tromp ontzet bemanning gekaapt schip. www.mindef.nl, bericht geplaatst 5 april 2010, bezocht 7 april 2010. 194 Weekoverzicht Defensie-operaties, 15 juli 2010. 195 Verkerk (2010), p. 5. 196 Hr. Ms. Amsterdam ontwapent piraten, bericht van 23 september 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010. 197 Weekoverzicht Defensie-operaties, 11 november 2010. 198 Hr. Ms. Amsterdam stopt wederom piraten, persbericht ministerie van Defensie, 24 november 2010.
56
Deze paragraaf behandelt wat naast de hieronder nog beschreven inzet in Libanon en Syrië bekend is van het werk in het buitenland van de BSB. Van de drie Nederlandse MSE wordt in de literatuur over deze brigade nog het minst geschreven. In de gevonden bronnen staat weinig over haar activiteiten, maar met een enkele uitzondering alleen waar en wanneer ze plaatsvonden. De van de BSB bekende activiteiten staan hier per taakveld weergegeven. De activiteiten worden ook per veld geanalyseerd. Beveiliging ambassades (1994-2009)
Tussen 1994 en 1999, onduidelijk is wanneer precies, was de BSB ook actief in Jemen.199 Vanaf 1996 beveiligde de brigade de Nederlandse ambassade in Paramaribo, Suriname.200 BSB beveiligde in 1997 vier maanden de Nederlandse ambassadeur in Kigali, Rwanda. Ook werd een evacuatieplan opgesteld.201 De BSB beschermde in 1997 vier maanden lang de Nederlandse ambassadeur in Kinshasa, Congo. Ook werd een evacuatieplan opgesteld.202 Van eind 1996 tot begin 2000 werden zeven BSB’ers ingezet om de opnieuw geopende Nederlandse ambassade in Algiers te bewaken. Niet alleen werd het ambassadeterrein bewaakt, maar ook ging BSB steeds mee met personeel dat de compound verliet. Alle verplaatsingen dienden tevoren te worden doorgegeven, zodat routes en locaties verkend konden worden. BSB’ers werden twee maanden uitgezonden en mochten gedurende die periode een keer vier dagen naar Nederland terug. De extra beveiliging van de ambassade kostte één miljoen gulden per jaar.203 Ook tussen 2001 en 2007 werd deze ambassade tijdelijk of permanent door de BSB beveiligd.204 Tussen 16 oktober en 15 december 2006 waren twee BSB’ers met civiele 4WD’s in Kinshasa om de Nederlandse ambassade daar te beveiligen.205 Ook het KCT was in 2006 in Kinshasa: als forward element van een NEO-taakgroep. Uiteindelijk werd geen NEO uitgevoerd.206 In 2007 werden drie Nederlandse ambassades door BSB beveiligd.207 In juni 2008 vluchtte de Zimbabwaanse oppositieleider en presidentskandidaat Tsvangirai na bedreigingen de Nederlandse ambassade in Harare in. Binnen vierentwintig uur was een team van BSB-beveiligers ter plaatse om hem voor 199 Heesters (2010), p. 46. 200 Timmermans (2006), p. 29. Timmermans is een oud-commandant van de BSB. 201 Van Loon (1998) en Jaarverslag van de Koninklijke Marechaussee 1997, p. 18. 202 Marechaussee verdubbelt elite-team BSB, Trouw, 7 juli 1997. BSB van Koninklijke Marechaussee komt om in werk, Eindhovens Dagblad, 21 juli 1997, Van Loon (1998), Jaarverslag van de Koninklijke Marechaussee 1997. 203 Steven Ramdharie, Bewaking Milosevic typisch klus voor elite-eenheid BSB, De Volkskrant, 3 juli 2001, Marechaussee verdubbelt elite-team BSB, Trouw, 7 juli 1997, kort nieuws binnen- en buitenland, Eindhovens Dagblad, 5 november 1996 en Marechaussee voor vierde jaar belast met diplomatiebeveiliging in Algiers, Markrant, nr. 628, 4 februari 2000, Van Loon (1998). Ramdharie beschrijft dat ‘bevestigd nog ontkend’ wordt of de BSB in 2001 Milosevic vanuit Bosnië (Tuzla) naar Nederland (vliegbasis Eindhoven) heeft begeleid. 204 Op www.linkedin.com staat het curriculum vitae van oud-BSB’er Remco Heijnen, waarin hij schrijft dat hij in zijn periode bij de BSB, tussen september 2001 en december 2007, onder andere beveiligingsmanagement op de Nederlandse ambassade in Algiers uitvoerde. Site bezocht op 8 januari 2010. 205 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 31 031 X, nr. 1, p. 118. 206 Het Korps Commandotroepen anno 2009, www.dutchdefencepress.com, 4 juni 2009, bezocht 2 november 2009, Van Westerhoven en Van Oosbree (2008). 207 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, nr. 529, p. 1138.
57
acht weken te beveiligen.208 Op dinsdag 13 oktober 2009 werden twee BSB’ers met hun auto in Islamabad, Pakistan, door de politie staande gehouden en na een controle na een half uur doorgelaten. In hun wagen lagen twee pistolen, vier magazijnen, vier granaten en zes kogelvrije vesten. De twee maakten deel uit van de beveiliging van de Nederlandse ambassade in de stad.209 Analyse De bewaking van Nederlandse ambassades werd los van militaire operaties en alleen door de BSB verricht. Uit deze groep korte vermeldingen kan in ieder geval worden geconcludeerd dat de BSB in ieder geval overt Nederlandse diplomaten beveiligde (FP). Omdat een aanslag op deze VIP’s politieke gevolgen zou hebben gehad is sprake van strategische inzet.
Franse speciale eenheden in Rwanda (1994) Na het uitbreken van de genocide door Hutu’s in Rwanda in 1994 besloot de Franse regering speciale eenheden te sturen om in dat land voor Tutsi’s en vluchtelingen een veilig gebied te creeëren. Op 17 juni werd het �������������������������������������������������������������������������������� Commandement des Opérations Spéciales������������������������������������������� en de Franse Gendarmerie opdracht gegeven zich gereed te maken voor Operatie Turquoise. In totaal werden 150 militairen ingezet, waaronder para’s, lange afstand verkenners en eenheden van de GIGN. Ze werden vervoerd met vliegtuigen en helikopters.
Tijdens de Kosovo-crisis van 1999 bewaakte de BSB ministers die de Balkan bezochten.212 De BSB begeleidde (waarschijnlijk in 2001) een van de Lockerbie-verdachten van Kamp Zeist terug naar Libië.213 In 2003 verzorgde de BSB persoonsbeveiliging voor verschillende autoriteiten in onder andere Bosnië-Herzegovina en Irak. Voor het werk in laatstgenoemd land werden speciale gepantserde voertuigen ingevlogen.214 In januari 2004 was de BSB na het schietincident van Eric O. bij de Nederlandse mariniers in Irak; eerst om de daar aanwezige marechaussees tegen de mariniers te beschermen en daarna met een persoon die deel uitmaakte van een KMar-team van tien tot twaalf personen dat uit Nederland werd ingevlogen om het incident te onderzoeken.215 In april 2004 leverde de BSB een persoonlijk beveiliger, een wachtmeester, voor de nieuw aangestelde politiementor van het tijdelijke, geallieerde gezag, de Coalition Provisional Authorities: een kolonel van de KMar. Half mei van dat jaar waren 8 BSB-ers met 2 gepantserde voertuigen beschikbaar om de kolonel en de politiek adviseur van de Nederlandse militaire missie in Zuid-Irak te beschermen tijdens hun vele tochten buiten de Nederlandse kampen. Begin juni waren nog twee auto’s en drie VIP-beveiligers van BSB ter plaatse. In september haalde Defensie het BSB-team weg voor inzet elders. Buitenlandse Zaken ging niet akkoord met bewaking door reguliere militairen, wat er in resulteerde dat de politiek adviseur hierna niet meer buiten het Nederlandse kamp kwam.216 De BSB verzorgde in ieder geval in 2005 de persoonsbeveiliging van hooggeplaatste militairen in Irak.217 Zij beveiligde in 2005 of 2006 in Soedan political advisors van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.218 Bekend is ook dat de brigade in Ethiopië persoonsbewaking uitvoerde, zoals in 2007 werd gemeld, maar onbekend is wanneer dit gebeurde.219 Analyse
De Franse eenheden werden ingevlogen naar Goma, in Zaïre. Daarvandaan staken veertig commando’s met hun voertuigen de grens over naar de Rwandese plaats Cuangugu. In kleine teams werd de omgeving van de steden in het zuidwesten van het land verkend. Vanuit hun voertuigen openden de Fransen verschillende keren het vuur op Tutsi- en Rwandese legereenheden. Andere teams konden ongestoord doorrijden tot vlak voor de hoofdstad Kigali. Op 28 juni waren alle teams in Goma aangekomen en kon in Rwanda een groot gebied worden gecontroleerd. De teams vormden een front tegenover de Tutsi-eenheden om hun opmars definitief tot staan te brengen. Bevoorraad door vliegtuigen en ondersteund door helikopters wisten de MSE deze lijn te houden tot ze op 20 juli door Franse mariniers werden afgelost. Begin augustus vertrokken de laatste speciale eenheden uit het gebied.
Het grootste deel van het werk maakte deel uit van grotere Nederlandse militaire operaties (BosniëHerzegovina, Kosovo, Irak, Ethiopië en Soedan). Alleen de vluchten vanuit Chili en naar Libië stonden daar los van. Alleen in die uitzonderlijke gevallen kan worden gesteld dat de BSB als enige, dus een grote bijdrage leverde aan een Nederlandse militaire operatie. De persoonsbeveiliging door de brigade moet als overt en FP-optreden worden bestempeld. In de meeste gevallen ging het om bescherming van politieke of ambtelijke VIP’s en kan dus worden gesproken van inzet op strategisch niveau. In een geval betrof de bescherming een crimineel (Appie A.), in het andere de bewaking van een terrorist (Lockerbie-verdachte), dus contraterrorisme. Airmarshalls (2005-2010)
Bron: Micheletti (1999-II), 17-19.
VIP-bescherming (1994-2007) In november 1994 haalde de BSB met acht man de hoofdverdachte van een overval op de Albert Heijn in Oosterbeek, Appie A., op uit Chili. Zij vlogen mee met een reguliere, commerciële vliegmaatschappij.210 Ten tijde van de tweede NAVO-vredesmacht in Bosnië-Herzegovina, de Stabilisation Force (SFOR), die startte in 1996, trad de BSB op als bodyguard van autoriteiten die de Nederlandse troepen bezochten.211 208 Heesters (2010), p. 59. 209 Caspar Naber, Rel Pakistan na arrestatie marechaussee, Algemeen Dagblad, 15 november 2009. 210 Acht man naar Chili voor halen verdachte, het Parool, 1 november 1994 en Steven Ramdharie, Bewaking Milosevic typisch klus voor elite-eenheid BSB, De Volkskrant, 3 juli 2001. 211 Van Loon (1998).
58
Sinds 2005 levert de BSB airmarshalls: gewapende toezichthouders tijdens terreurrisicovluchten in de burgerluchtvaart.220 In 2006 kwamen drie airmarshalls in actie toen twaalf islamitisch uitziende personen aan
212 Allard Besse en Peter de Knegt, ‘Criminelen en VIPs bepalen onze werktijden’, Algemeen Dagblad, 26 juli 1999. 213 Bart Olmer, Geheime missies van de BSB, Telegraaf, 9 oktober 2005. 214 Persoonsbeveiliging, Markrant, nr. 792, 31 januari 2004. 215 Jan Hoedeman en Theo Koelé, Het zwijgpatroon, De Volkskrant, 21 mei 2007 en Geheime delegatie vertrekt naar Irak, De Telegraaf, 15 januari 2004. Eric O. werd voor schending van dienstvoorschriften en dood door schuld aangeklaagd, maar vrijgesproken. 216 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 199-200 en 258. 217 Anti-terreurbrigade zit niet te wachten op macho’s, Dagblad van het Noorden, 18 maart 2005. 218 Timmermans (2006), p. 30. 219 Morsink (2007), p. 101. 220 Timmermans (2006), p. 30.
59
boord van een vliegtuig van Northwest Airlines voor onrust zorgden onder de bemanning en passagiers.221 Over de werkzaamheden van de airmarshalls in de jaren 2007-2010 is niets bekend. Analyse
De BSB deed als enige militaire eenheid dit werk en leverde hieraan dus een grote bijdrage. Deze activiteiten kunnen worden getypeerd als overt gebruik van MSE voor FP. De enige bekende actie, in 2006, kan worden gekwalificeerd als contraterrorisme, waaraan de BSB als enige bijdroeg. Van covert activiteiten is geen sprake, omdat de airmarshalls eenmaal in actie duidelijk voor hun medepassagiers te onderkennen zijn. Gezien de politieke lading van aanslagen op of kapingen van vliegtuigen mag ook van inzet op strategisch niveau worden gesproken. Griekenland
Eén inzet van de BSB in het buitenland maakt geen deel uit van een grotere groep activiteiten. Van 1 september tot en met 20 oktober 2010 namen twee BSB-ers met een snelle boot samen met andere marechaussees deel aan operatie Poseidon van de Europese grensbewakingsorganisatie FRONTEX. Vanaf het eiland Samos werd geprobeerd vaartuigen en jetski’s te onderscheppen waarmee illegalen vanuit Turkije probeerden naar Griekenland over te steken.222
4.4 Voormalig Joegoslavië (1994-2002) Uitgebreidere beschrijvingen zijn beschikbaar van Nederlandse speciale operaties in voormalig Joegoslavië.223 Deze staan hieronder samengevat. Ze geven een beter, meer gedetailleerd beeld van het werk van de Nederlandse MSE, al is er minder over bekend dan over de operaties in Afghanistan, zoals in het volgende hoofdstuk duidelijk zal worden. Desalniettemin zal geprobeerd worden uit wat wel bekend is conclusies te trekken over het soort werkzaamheden dat de MSE verrichtten en hoe de zij optraden op de Balkan.
4.4.1 Dutchbat (1994-1995) Veilige gebieden
Na het uiteenvallen van Joegoslavië in 1991 brak in april 1992 in Bosnië-Herzegovina een burgeroorlog uit. In de maand daarvoor besloot de Veiligheidsraad van de VN een vredesmacht naar voormalig Joegoslavië te sturen. Deze had naast een civiele en een politiecomponent ook een militair deel. In juni 1992 werd besloten VN-militaire eenheden naar Bosnië-Herzegovina te sturen. Ondanks dit vond een hevige strijd plaats, waarin vooral de Bosnische Kroaten terrein verloren en de Bosnische Moslims door de Bosnische Serviërs werden teruggedrongen. In april en mei 1993 riep de VN-Veiligheidsraad zes Moslim-enclaves tot ‘veilig gebied’ uit. Vanaf het voorjaar van 1992 leverde Nederland al diverse militaire bijdragen aan de 221 Jan Salden, Airmarshalls: snel en met dodelijke precisie, BN/De Stem, 25 augustus 2006. 222 Deelname Koninklijke Marechaussee … (2010), KMar ondersteunt … (2010), p. 4, Marechaussee pakt mensensmokkelaars op Samos, bericht van 29 september 2010 op www.nu.nl, bezocht op 16 november 2010. Onduidelijk is hoeveel andere KMar-medewerkers in die maanden voor Poseidon werden ingezet, maar in november en december waren dat er 14. In totaal zette Frontex 175 mensen in – zie: Patrouilleren aan de achterdeur… (2010). 223 In deze periode nemen individuele MSE-militairen deel aan andere, kleinere operaties. In 1991, 1992 of 1993 fungeerden officieren en onder-officieren van het KCT als monitor in de European Community Monitor Mission en de Donau-blokkade van de West-Europese Unie – in: Haat, bloed en wraak … (1993). Zie voor beschrijvingen van deze en Europese missies Klep en Van Gils (2005), pp. 283-286 en 322326.
60
VN-vredesmacht, waaronder militairen voor staven, een verbindings-, een transport- en een logistiekbataljon. In september 1993 bood de Nederlandse minister van Defensie een luchtmobiel infanteriebataljon aan. In november 1993 ging de Nederlandse regering akkoord om het bataljon (Dutchbat) naar de safe haven Srebrenica te sturen. Uiteindelijk waren drie rotaties van ongeveer 800 Nederlandse militairen in het gebied werkzaam. Dutchbat moest ervoor zorgen dat de door Bosnisch Servische eenheden omsingelde enclave een veilige en gedemilitairiseerde zone bleef.224 Commando’s in Srebrenica
Het KCT had indertijd vier ploegen van zes man in Srebrenica.225 Waarschijnlijk bereidde het KCT de komst van de eerste Dutchbat-eenheid voor met het uitvoeren van verkenningen.226 Van alle drie de Dutchbat-rotaties maakte een peloton van het KCT deel uit. Deze hadden verkenningen als taak. Daarnaast waren er nog ‘enkele’ andere commando’s in Srebrenica actief. Hun belangrijkste taak bestond uit het onderhouden van contacten met strijdende partijen en de hulpverleningsorganisaties. De KCT-pelotons zelf brachten de enclave in kaart, verkenden nieuwe routes en vergaarden informatie over de bevolking en strijdende partijen. Ze lokaliseerden munitiedepots en smokkelroutes en waren bezig met de ‘voorbereiding die moest leiden tot het aanhouden en ontwapenen van gewapende strijders die zich in de enclave ophielden’. Soms werden tijdelijke observatieposten ingericht. De commando’s legden Bosnische Serviërs die de enclave in kwamen op video vast. Deze beelden konden worden gebruikt in onderhandelingen. De commando’s bewaakten explosievenopruimers. Bij patrouilles in onbekend terrein kwamen ze ‘regelmatig’ onder vuur te liggen of werden ze door moslimstrijders geïntimideerd.227 Commando’s leverden ook een deel van de staf van Dutchbat.228 Van Op 18 februari 1995 liep een luitenant van het KCT op een antipersoneelsmijn: hij verloor zijn linker onderbeen. Naast dit alles zorgden de commando’s voor de begeleiding en bescherming van de vele civiele en militaire autoriteiten die in de enclave op bezoek kwamen.229 KCT-ers kregen een cursus persoonsbeveiliging bij de Britse SAS en traden daarna op als bodyguard voor (militaire) VIP’s.230 Voor het bezoek van kroonprins Willem-Alexander in maart 1995 volgden de commando’s een spoedopleiding VIP-beveiliging bij de BSB. Ze beveiligden verder de besprekingen tussen Bosnische moslims en Serviërs op de compound in Potocari. Ze deden dienst als quick reaction force, een groep militairen die klaar staat om waar nodig snel te hulp te schieten, die werd ingezet voor de beveiliging van konvooien of om belaagde burgers of VN-militairen te ontzetten.231 Het KCT speelde ‘een centrale rol’ in het verzamelen van informatie voor Dutchbat. De meest gebruikelijke methode was het uitvoeren van patrouilles in gebieden waarop observatieposten van het bataljon geen zicht hadden. Doordat de Bosnische-Serven de toevoer van benzine beperkten werden de commando’s tijdens Dutchbat III gedwongen steeds vaker te voet, in plaats van met jeeps te patrouilleren.232 Commando’s betrokken langere tijd, ook ’s nachts, observatieposten om smokkelroutes in en rond de enclave van Srebrenica
224 Klep en Van Gils (2005), pp. 298-311. 225 Dekker en Krijger (1997), p. 158. Zie voor een algemene beschrijving ook Jansen c.s. (1995), p. 69. 226 Nederlands bataljon voor VN-macht Bosnië, Trouw, 8 september 1993. 227 Krijger en Elands (1997), pp. 164-170. 228 Dutchbat brengt rust … (1994). Sectie 5 is voor het maken van plannen. In Tabak (1996) staat communicatie. 229 Krijger en Elands (1997), p. 168. In Dijkema (1996), p. 63, staat dat tijdens Dutchbat III zeven bezoeken werden beveiligd. 230 Van Loon (II), 1995, p. 15. 231 Krijger en Elands (1997), pp. 168-169. 232 Dijkema (1996), pp. 62-63.
61
in kaart te brengen.233 Volgens sommige KCT-ers hadden zij tijdens hun verblijf in Srebrenica bijna geen contact met de lokale bevolking. Dit was voor hun werk zelf niet nodig, maar men hield ook voor de eigen veiligheid afstand.234 Patrouille in de heuvels
In de literatuur is een beschrijving van een patrouille van de commando’s terug te vinden. Deze beschrijving begint met de vermelding dat vijftien KCT-ers, na twee dagen voorbereiding en een uitgebreide briefing over het doel, op een zondag in zes jeeps vanuit hun kamp in Potocari richting Bukovica reden. Dat deel van de enclave Srebrenica werd door de posten van de reguliere Nederlandse eenheden niet geobserveerd. Om duidelijk te maken dat Dutchbat ook daar de controle had was besloten daar een patrouille uit te voeren. De groep splitste zich bij een kruising op. Een team bleef achter als back-up voor de teams die verder gingen. Vijf man gingen via de zuidzijde een heuvel op; niet over de paden, maar uiterst behoedzaam dwars door de bossen en akkers. Hun speciale bergschoenen kwamen op de gladde en steile heuvelranden goed van pas. Waakzaamheid was geboden in dit grensgebied tussen Serviërs en moslims. De twee mitrailleuse à gaz-schutters,235 twee sergeanten, moesten scherp blijven waarnemen. Na een uur klimmen en dalen werd de rand van het dorpje Bukovica bereikt. Meteen klonk van alle kanten geschreeuw. Op de heuveltop begonnen mannen te rennen. De Nederlanders klommen door, aan alle kanten door schreeuwende dorpsbewoners omgeven. De patrouille mocht zelf geen huiszoekingen doen, maar moest daarvoor de VN-politie en VN-waarnemers laten komen. Ook verdachten moesten aan de politie worden opgeleverd. Na enige rusttijd klommen de commando’s verder, naar de bunker op de heuveltop waaruit de gewapende moslimmannen vluchtten. In het dal werden vuurtjes aangestoken; met rookwolken probeerden de moslims het zicht van de op de tegenover gelegen heuvel geplaatste waarnemers van het KCT te belemmeren. Plotseling vielen er schoten. De patrouille ging in dekking en de commandant gaf opdracht de wapens door te laden. De moslims die ongewapend de bunker verlieten riepen dat vanuit de Servische stellingen verderop werd geschoten. De Nederlanders wisten niet of ze hen moesten geloven. Ondertussen werd ook de tweede patrouillegroep, die via een omweg aangekomen dezelfde heuvel beklom, onder vuur genomen. De commando’s zochten dekking bij een grote boom en probeerden te zien wat er gebeurde. Door de invallende duisternis werd dit snel moeilijker. Omdat de commando’s niet over nachtkijkers beschikten werd de actie afgeblazen. Desalniettemin concludeerden ze dat een succes was behaald: men had immers de Serviërs laten zien dat het Dutchbat ernst was om de moslims te ontwapenen.236 Majoor in de staf
In de staf van Dutchbat was een majoor van het KCT geplaatst. Een verslag geeft een impressie van zijn werk, dat van de andere commando’s en de omstandigheden waarin zij moesten werken. Zo is een foto te zien waarop de majoor naast de ‘president’ van de enclave Srebrenica staat terwijl hij een massale demonstratie toespreekt. De Nederlander ‘houdt een oogje in het zeil’. Vermeld wordt dat hij ook onderhandelingen met de moslimstrijders in en de Bosnische Serven buiten de enclave voerde, zoals over het doorlaten van Nederlandse konvooien met brandstof en militairen, plaatsing van observatieposten en roadblocks, beschietingen en de mogelijkheid met strijders door de enclave te trekken. De majoor wordt in het verslag 233 Jellema (1996), p. 159. 234 Veranderd? Nee!... (1994). 235 De mitrailleuse à gaz van de Belgische firma FN Herstal, beter bekend als de MAG. Dit is een middelzware, volautomatische mitrailleur. Vaak wordt deze op een voertuig gemonteerd. In de praktijk gebruiken militairen vaak alleen de afkorting als naam. 236 108 Cotrcie … (1994) en Tabak (1996), pp. 94-103.
62
‘een onderhandelaar van formaat’ genoemt. Aan zijn contacten liet hij weten altijd eerlijk te zullen zijn, ook als hij slecht nieuws zou moeten brengen. Voor zijn functie had hij ‘links en rechts’ wat opleidingen gevolgd, maar zelf vond hij dat het aangaan van de confrontatie met de lokale leiders niet te leren viel. Van groot belang was om precies te weten waar alle plaatsen in het gebied lagen. Eén van zijn contacten vertelde hij als het gesprek stil viel over de tijd dat hij met eskimo’s in Alaska leefde. Een andere lokale leider bleek ‘helemaal bezeten’ van special forces en het optreden van het KCT in de enclave ‘geweldig’ te vinden. ‘De moslims weten af en toe niet meer hoe ze het hebben, want ze zien overal patrouilles.’De majoor genoot naar eigen zeggen het vertrouwen van de lokale leiders, vanwege zijn mensenkennis en de bereidheid te allen tijde waar dan ook met hen te praten. Zo kwam hij ver achter de Servische linies, waar ze nog nooit een VN-militair hadden gezien. De majoor ging dan zonder helm en scherfvest, want ‘anders wordt je niet geaccepteerd. Als je je in handen van de Serviërs geeft, moet je ook op hun bescherming vertrouwen.’ Andere keren werd het te gevaarlijk gevonden om Servisch gebied in te gaan, vanwege de kans gegijzeld te worden. De majoor was te gast op nagenoeg alle bruiloften van moslims in de enclave.237
Britse SAS in Gorazde (1994) Niet ver van Srebrenica werd de Britse SAS ingezet om de door de Bosnische Serviërs omsingelde moslim-stad Gorazde te helpen beschermen. Toen de commando’s daar in het voorjaar van 1994 aankwamen schrokken ze van de situatie. De stad was zwaar beschadigd door de constante artilleriebeschietingen van de belegeraars. De moslim-bevolking werd ook continu door Bosnisch-Servische snipers beschoten. Op weg naar de stad, bij het passeren van controleposten, voelde de SAS-ers de vijandigheid van de Serviërs. Ze wisten overigens niet wie ze de enclave binnenlieten. Het SAS-team van zeven man was geheel gekleed en uitgerust als gewone Britse militairen. In de stad aangekomen richtten ze een observatiepost in bovenop het zwaar beschadigde Hotel Gradina, vanwaar ze goed overzicht over de stad en de omliggende heuvels hadden. Hun hoofdkwartier plaatsten ze in wat zij dachten dat het veiligste gebouw van de stad moest zijn: een bank. Als deel van hun standaardaanpak startten ze patrouilles langs de Servische posities, om te zien of deze werden uitgebreid en grote veranderingen door te geven aan het VN-hoofdkwartier. De Serviërs waren hier niet van gediend en openden meermalen vuur op de commando’s. Als antwoord riepen de SAS-ers steeds luchtaanvallen in. De situatie werd steed vijandiger. Op 15 april 1994 werd een SAS-patrouille beschoten en raakten twee militairen zwaar gewond. De SAS onderhandelde met de Serviërs om de gewonden met helikopters te laten evacueren. Hierna, een commando weigerde te worden weggehaald, vroegen de Britten nog meer luchtaanvallen op Servische tanks en artillerie aan. Door een mankement kon een Britse piloot twee keer niet daadwerkelijk bombarderen. Toen hij voor de derde keer over vloog werd hij door een Servische luchtdoelraket geraakt. Hij gebruikte zijn schietstoel en kwam in Gorazde zelf terecht.
237 Tabak (1996), pp. 46-51.
63
Ondertussen werden de commando’s door een menigte moslims belaagd. De lokale bevolking was boos; ze vonden dat de commando’s hen niet genoeg beschermden. De situatie was dermate bedreigend dat een SAS-officier toestemming vroeg aan zijn superieur om het gebied te verlaten. Hij wilde niet vechten met de mensen die hij eigenlijk moest beschermen. Het verzoek werd afgewezen. De SAS-officier belde hierop rechtstreeks met de Britse generaal die alle VN-troepen in Bosnië-Herzegovina leidde en kreeg van hem wel akkoord. Omdat het onmogelijk was met een helikopter in Gorazde te landen moesten de commando’s naar een van tevoren bepaalde evacuatielocatie in een verderop gelegen vallei zien te komen. Ze besloten ’s nachts te proberen, met de piloot, een gewonde én hun Bosnische tolk, ongezien voor moslims én Serviërs, de enclave uit te komen. Dwars door de bossen ging de groep op weg. Goed op tijdschema bereikten ze de heuvels, waarvan sommige hellingen bijna recht omhoog liepen. Voor de in bergklimmen getrainde SAS-ers was dit geen probleem, maar wel voor hun gewonde collega, de piloot en de tolk. Met grote moeite en veel tijdsverlies kwamen ze boven. Ondertussen waren de Serviërs weer begonnen de stad te beschieten en zagen ze ook in het terrein voor hen veel lichten en vuurtjes van Servische militaire posten en patrouilles. De Britten moesten zich lange tijd schuil houden; een Servische patrouille passeerde pal voor hen. De SAS-ers beseften dat ze zoveel tijd hadden verloren dat ze niet voor zonsopgang op de afgesproken plaats zouden komen. Ze begonnen zich te realiseren dat piloten waarschijnlijk bij daglicht niet over Servisch gebied zouden durven vliegen. Mogelijk zou zelfs geen helikopter worden gestuurd, omdat niemand geloofde dat ze onopgemerkt door de Serviërs de evacuatieplaats zouden halen. Wederom belden ze de Britse generaal, die er persoonlijk voor zorgde dat een Franse Puma-helikopter op weg werd gestuurd. Deze kwam een paar minuten voor zonsopgang aan. Niet lang daarna waren de Britten veilig terug. Terwijl ze Franse piloten bedankten werden ze op de kogelgaten in de Puma gewezen: in hun vreugde uit vijandig gebied te zijn gered hadden ze van de Servische beschieting van de helikopter niets gemerkt.
T-55-tanks. Granaten sloegen vlakbij in. Zonder dat zij dit wisten werkten ze samen met een FAC-er van de Lucht Mobiele Brigade. De commando’s deden tijdens de overrompeling van de enclave verder hetzelfde als de andere Nederlandse militairen: ‘het zo goed en zo kwaad als het ging assisteren bij de opvang van de vluchtelingenstroom en het begeleiden van konvooien.’240 Analyse
Wat kan uit de tijd in Srebrenica worden geconcludeerd over de inzet en het optreden van de Nederlandse MSE? Aan de Dutchbat-operatie leverde het KCT een kleine personele bijdrage. In kwalitatief opzicht was hun bijdrage ook beperkt. Hoewel zij veel verkenningen uitvoerden, ook aan de randen van en buiten de enclave, hebben zij geen daadwerkelijke acties direct tegen tegenstanders uitgevoerd. De uiteindelijke inzet van FAC-ers bij een van de weinige luchtbombardementen was niet van beslissende invloed, omdat deze de val van de enclave niet konden voorkomen. Het enige bekende directe resultaat van de inzet is dat één KCT-er een onderbeen verloor. Er werd in ieder geval overt gewerkt; van covert en discrete optreden zijn geen duidelijke beschrijvingen gevonden. Van de drie hoofdtaken van de MSE werden vooral betrekkelijk speciale verkenningen (SR) uitgevoerd; ten minste een deel van de verrichte verkenningen kan wel als belangrijk en specifiek (nieuwe routes, vidoebeelden van strijders), maar niet als tijdgebonden worden bestempeld. Daarnaast lijkt sprake te zijn geweest van inzet als JCO of FLT: het contacten onderhouden met lokale partijen en het verzamelen van inlichtingen over hen. Het FAC-werk tijdens de val van Srebrenica kan onder DA worden geschaard. De bescherming van VIP’s, maar ook van konvooien en explosievenopruimers, mag als FP worden bestempeld. Het korps werd vooral op operationeel niveau ingezet. De verkenningen, contacten met lokale partijen en het optreden als FAC beïnvloedden de situatie in de enclave en omstreken, maar niet die in heel Bosnië-Herzegovina en vonden dus op operationeel niveau plaats. Van lokaal, dus tactisch effect lijkt in ieder geval tijdens de beschreven patrouille sprake te zijn geweest, waar een vaste bunker met een beperkt bereik werd bezocht.
4.4.2 Implementation en Stabilization Force (1995-1998) Bron: Ryan (2008), pp. 32-35.
Na het Dayton-akkoord
Ook de derde rotatie in Srebrenica, Dutchbat 3, onder leiding van luitenant-kolonel Karremans, had de beschikking over een KCT-peloton. Vanaf februari waren daarbij drie Britse SOF-operators als JCO in de enclave aanwezig. Zij werkten voor de commandant UNPROFOR, dus niet voor Karremans. Dutchbat wist niet wat hun opdracht in Srebrenica was.238 Terwijl de Nederlandse SOF door Dutchbat 1 en 2 werden gebruikt om buiten de enclave te patrouilleren en te rapporteren over de situatie daar, gaf Karremans hen opdracht alleen daarbinnen te werken.239 Tijdens de inname van Srebrenica, op 11 juli 1995, stuurden KCT-FAC-ers twee Nederlandse F-16’s bij hun aanvallen op Servische tanks. Dit was de eerste keer dat de commando’s dit in een echte operatie deden. De Nederlanders lagen 12 uur lang onder vuur van Servische
In december 1995 ondertekenden de strijdende partijen in de burgeroorlog in Bosnië-Herzegovina een vredesakkoord (Dayton-akkoord). De dag daarna, op 15 december 1995, besloot de Veiligheidsraad van de VN tot de oprichting van een nieuwe vredesmacht: de Implementation Force (IFOR). Deze bestond uit 60.000 militairen uit verschillende NAVO-landen. Een jaar later werd IFOR opgevolgd door de kleinere NAVO SFOR-operatie, die bestond uit 32.000 militairen. IFOR en SFOR hadden als taak toe te zien op de handhaving van het staakt-het-vuren, de afbakening van een grens en de instelling van een gedemilitariseerde zone tussen de strijdende partijen, en op de kantonnering van de lokale militairen en hun wapens. IFOR en SFOR moesten ook orde en rust in het gebied brengen en zo de uitvoering van het civiele deel van de VN-operatie in het gebied mogelijk maken. Vanaf februari 1996 leverde Nederland militairen voor de hoofdkwartieren van de NAVO-vredesmacht, van eind december 1995 tot en met april 2004 een gemechaniseerd infanteriebataljon met ondersteunende eenheden. Aanvankelijk bestond dit uit 866 militairen.
238 Wiebes (2003), p. 209, schrijft dat de Britse SAS als JCO’s in Srebrenica waren gestationeerd met als ‘primair’ doel in de gaten te houden of er niets ‘illegaals’ gebeurde tussen Dutchbat en het leger van Bosnië-Herzegovina. De SAS zette volgens Wiebes de Nederlandse commando’s aan om hotspots te onderzoeken en met de lokale bevolking te praten, wat ze tot dat moment niet deden. Ryan (2003), p. 166, schrijft dat SAS FAC-ers tijdens de val van de enclave Srebrenica ook luchtaanvallen stuurden. 239 De Vin (2008), p. 12.
240 KCT integration of … (2007), p. 44, ‘Bom onder ons allemaal gelegd’, De Telegraaf, 16 juni 2004, Derix (2002), p. 21, Krijger en Elands (1997), pp. 164-170 en Van Wiggen (1998). Aanvankelijk werd vaak gemeld dat alle FAC-ers van de Luchtmobiele Brigade onder de psychische druk waren bezweken. Later kreeg één van hen eerherstel. Zie voor een uitgebreide beschrijving Karskens (2005-I). Bij de drie Nederlandse FAC-ers zat ook een SAS’er in dezelfde ‘bunker’, die zwaar werden beschoten door de Serviërs en ook een voltreffer te verduren kreeg. Zie: Vervolging Britse commando wegens prijzen Dutchbat, Amersfoortse Courant, 1 augustus 2002.
De val van Srebrenica
64
65
Het werd tot eind 1997 uitgebreid tot 1.035 en daarna geleidelijk ingekrompen tot 550 militairen in de periode 2001-2004. Hiernaast werden logistieke en transportbataljons, mortiercompagnieën, mortieropsporingsbatterijen, fregatten, explosievenopruimers, helikopters, elektronische oorlogsvoeringscompagnieën241, verbindingseenheden en medische voorzieningen ter beschikking gesteld aan de NAVO.242 Implemenation Force
In december 1995 waren al vijf KCT-ers met de overige Nederlandse kwartiermakers naar Bosnië vertrokken om de komst van de hoofdmacht voor te bereiden.243 Het KCT verzorgde vooraf verkenningen in het gebied en onderhandelde met plaatselijke groeperingen over de naleving van de bepalingen van het Dayton-vredesakkoord.244 Tot april 1996 was het KCT aanwezig met vijf ploegen (veertig man), terwijl zeventien andere commando’s een staf- en verbindingselement vormden. De veertig voerden verkenningen uit, fungeerden als quick reaction force, beveiligden de Explosieven Opruimingsdienst en werden sporadisch ook weer als VIP-beveiligers ingezet.245 In het kader van IFOR spoorde het KCT in 1996 verdachte kampen en andere objecten op.246 Het tweede KCT-detachement voor IFOR spoorde militaire complexen op en bracht deze in kaart. Ook werden controles gehouden op zware wapens. Met de Genie en de Explosieven Opruimingsdienst werden tal van verkenningen in het gebied uitgevoerd. Het KCT beveiligde bezoekende VIP’s. Tot eind augustus 1996 was het detachement gelegerd in Santici, daarna in Busovaca.247 Vanaf de tweede helft van april 1996 werd de aanwezigheid gereduceerd tot twee ploegen en 25 man. Ook deze nieuwe ploegen spoorden militaire complexen op en brachten deze in kaart. Ze beveiligden de Explosieven Opruimingsdienst en hielden toezicht op de door de voormalige strijdende partijen ingeleverde wapens. Daarnaast begeleidde men weer regelmatig bezoekende hoge militaire en politieke gasten. Routes werden verkend en in kaart gebracht. De wegen werden van een classificatie voorzien om aan te geven welke soorten voertuigen erop konden rijden. Ook werd gekeken waar mijnen lagen. In de eerste plaats werden alleen de wegen gebruikt die de lokale bevolking durfde te gebruiken. Als de wegen niet werden vertrouwd of een nieuwe route moest worden verkend dan vroegen de KCT-ers een militair van de plaatselijke militie om met hen mee te gaan als gids.248 Geleidelijk nam het ‘gewone’ militaire bataljon de verkennings- en bewakingstaken over. Eind april 1996 werd de KCT-aanwezigheid teruggebracht tot twee commandoteams. In juni vertrokken ook zij.249 Patrouille van de Bravo-groep
De Bravo-groep van de KCT-eenheid in Bosnië-Herzegovina vertrok eind 1995 of begin 1996 ’s ochtends vroeg voor een patrouille door het gebied dat door het Nederlandse bataljon onder controle moest worden gehouden. Twee open jeeps met elk vier commando’s gingen op pad. In elke jeep stond een man rechtop achter de mitrailleur. De militairen achterin droegen onder hun helm een bivak-muts tegen de strenge kou. De patrouille had als ruime opdracht te verkennen wat er gebeurde in de zone die de strij241 In deze vorm van oorlogsvoering gaat het om het gebruiken van elektronische middelen om de tegenstander aan te vallen, te beperken of juist te verdedigen tegen een dergelijke aanpak door de tegenstander van de eigen eenheid. 242 Klep en Van Gils (2005), pp. 359-386. 243 Op weg naar vrede? (1996). 244 Krijger en Elands (1997), p. 173, Dekker en Krijger (1997), p. 158. 245 Op weg naar vrede? (1996) en Krijger en Elands (1997), pp. 173-174. 246 Van der Hoeven (1996). 247 IFOR (1996). 248 IFOR-missie tot nu toe … (1996), Op weg naar vrede? (1996) en Krijger en Elands (1997), pp. 173-174. 249 Klep en Van Gils (2005), p. 364. korte vermelding in Van Twigt (1997), p. 31.
66
dende partijen binnenkort zouden moeten verlaten en in het gebied wijd rondom die zone. De patrouille keek naar de bedrijvigheid van de bevolking om te zien of deze vertrouwen had in een bestendige vrede. De commando’s keken naar de uitrusting van de militairen die over straat liepen om daaruit hun paraatheid in te schatten. Ze hadden echter vooral aandacht voor bussen en halfopen vrachtwagens. Daaruit probeerde men op te maken of troepenverplaatsingen plaatsvonden en of door de strijdende partijen materieel werd verplaatst. Tijdens de patrouille concentreerden de KCT-ers zich vooral op moslim-gebieden. Er waren aanwijzingen dat de Kroaten en de Serviërs zich vrij goed aan de afspraken over terugtrekking hielden. De moslims zouden minder haast maken. Zo bleek tijdens de patrouille dat de schietbaan aan de rand van de zone nog volop in gebruik was door moslim-strijders. In het kamp even verderop bleken ook meer strijders naar binnen dan naar buiten te gaan. Ook op de top van een berg, een strategische plek waar de partijen gescheiden door een mijnenveld tegenover elkaar stonden, maakten de Bosnische regeringstroepen (‘de moslims’) nog geen aanstalten om te vertrekken. De commando’s zagen dat het er nog ‘barstte’ van de mortierinstellingen, die zorgvuldig met verrekijkers geobserveerd werden. Achter de frontlinie namen de Nederlanders ‘een kijkje’ bij een voormalig klooster, waar volgens eerdere waarnemingen nog fundamentalistische Mudjahedin-strijders zouden rondhangen. Ook zij zouden rond deze tijd vertrokken moeten zijn. Tijdens de patrouille groetten veel burgers en militairen de commando’s vriendelijk. Ze reageerden er nauwelijks op, zo geconcentreerd was men aan het werk. Men had ook niet de gewoonte ‘handje-schuddend voorwaarts’ te gaan.250 Verkenning naar Vitez
In dezelfde periode (eind 1995 tot midden 1996) verkenden acht commando’s de omgeving van de plaats Vitez. Het verslag van deze verkenning vermeldt dat het doel was om een fabriekscomplex te bezoeken, waarvan werd vermoed dat er munitie werd gemaakt. De plaatselijke autoriteiten hadden geen informatie over de activiteiten daar willen geven, waarop werd besloten het KCT bij het complex te laten gaan kijken. Omdat bekend was dat in het gebied mijnen lagen, werden commando’s te voet vooruit gestuurd om de weg te verkennen. ‘Ieder blaadje of takje’ op de weg werd ‘minutieus’ onderzocht voordat de volgende stap werd gezet. De met een mitrailleur uitgeruste jeeps die de twee verkenners volgden kwamen een paar keer vast te zitten in de modder. De moeilijk begaanbare weg naar de fabriek bleek dood te lopen. Een bord met daarop de tekst ‘mines’ belette de groep de heuveltop te beklimen die zicht bood op het fabrieksterrein. Zoals ‘meestal’ het geval was bleken de kaarten die de commando’s hadden gekregen verouderd. De groep maakte rechtsomkeert en reed door diepe plassen en onder overhangende takken terug. Een uitgestorven dorpje, dat vooral aan de randen zwaar was beschadigd door mortiervuur, bleek wel goed uitzicht op de fabriek te bieden. Op het terrein liepen opvallend veel militairen. Een van de commando’s herkende van een afstand een aantal hulzen van tankmunitie. Vrachtwagens reden af en aan. De commando’s ontdekten roosters waar rook uit kwam, wat hen deed vermoeden dat het complex ook ondergrondse werkplaatsen had. Nadat de fabriek nog vanuit een andere positie in kaart was gebracht reden de commando’s naar een groep bunkers die men eerder was gepasseerd. Toen zij hun voertuigen het pad naar de bunkers opreden werden ze door Kroatische militairen gewenkt en duidelijk gemaakt dat zij geen bezwaar hadden dat de Nederlanders een kijkje kwamen nemen. De meeste bunkers bleken leeg te zijn. Een magazijn was geraakt door een voltreffer. Overal lagen handgranaten, sommige verroest. Achter het hek van het complex stond een aanhanger met daarop in grote letters de woorden ‘explozive’ en ‘TNT’. De commando’s concludeerden dat de Kroaten zelf het terrein niet durfden op te gaan. Zelf vonden zij dat 250 Gerard van Gils, Commando’s in Bosnië: geen macho maar voelspriet, De Stem, 16 januari 1996.
67
ook te gevaarlijk. Besloten werd de lokatie te melden, zodat later specialisten van IFOR langs konden gaan waarvoor al de ‘buizen, gebouwen en opslagtanks’ op het terrein dienden. Met een rondrit door Vitez besloten de commando’s hun patrouille.251 Stabilisation Force
In december 1996 werd IFOR vervangen door een nieuwe NAVO-vredesmacht: SFOR. Nederland leverde hiervoor een bataljon, dat werd ondersteund door 18 commando’s. Twee daarvan waren werkzaam op het SFOR-hoofdkwartier in Sarajevo. De anderen verrichtten dezelfde werkzaamheden als hun voorgangers.252 In 1997 is het KCT voor SFOR actief in Busovaca. Het zijn voor hen betrekkelijk rustige tijden. Om scherp te blijven worden regelmatig patrouilles te voet en per voertuig uitgevoerd. Hiermee zorgt men goed bekend te zijn met het terrein en contact te houden met de bevolking. Regelmatig worden beveiligingsopdrachten uitgevoerd als er VIP’s op bezoek komen. Ook zijn er nog steeds twee KCT-ers bij de internationale staf in Sarajevo werkzaam.253 In de derde SFOR-rotatie zat een eenheid van het KCT. In mei 1998 kreeg SFOR 4 ook een KCT-peloton mee. Deze rotatie verbleef tot november 1998 in Bosnië-Herzegovina.254
aan de voorbereiding en aanhouding hebben gewerkt, onder leiding van de toenmalige luitenant-kolonel der mariniers Cammaert. De militairen gingen na wat de twee Bosnische Kroaten elke dag deden, waar ze sliepen en met wie ze praatten. Minister van Defensie Voorhoeve werd hierover en detail geïnformeerd. Begin december 1997 lichtte hij minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo in over de plannen. Ook met minister-president Kok werd de kwestie besproken: allen stemden in met de aanstaande arrestatie. Britse, Franse en Amerikaanse diplomaten werden van de plannen op de hoogte gesteld. NAVO-bevelhebber generaal Clark had al eerder zijn akkoord gegeven. De eerste arrestatiepoging werd afgeblazen, omdat een van de verdachten niet zoals gebruikelijk ’s avonds naar het café ging, waar hij door de SOF werd verwacht. De tweede poging slaagde wel. Midden december werd een verdachte dronken bij zijn huis opgepakt. De arrestatie van de ander vergde aanzienlijk meer inspanning. Een Nederlandse SOF-operator stond een avond lang onopgemerkt in de tuin van de verdachte. Na middernacht werd met explosieven een balkondeur open geblazen en op de eerste verdieping een slaapkamer binnengedrongen. Vlatko Kupreskic, de verdachte, kon naar de kalashnikov naast zijn bed grijpen en schoot op de Nederlanders. Bij een operator ketste een kogel af op het wapen dat hij op zijn buik droeg.258 De Nederlanders schoten terug: Kupreskic werd in arm, been en borst geraakt. Met een klaarstaande wagen werd de verdachte weggevoerd.259
Analyse
Wat kan uit deze beschrijving van de werkzaamheden van het KCT tijdens SFOR en IFOR worden geconcludeerd? De bijdrage van het KCT aan de hele Nederlandse operatie lijkt kwantitatief en kwalitatief klein te zijn geweest. Uit de beschrijvingen kan alleen overt optreden worden geconstateerd. Mogelijk werd een deel van de verkenningen wel covert gedaan, maar uit de teksten blijkt dit niet. Van de drie hoofdtaken van speciale operaties lijkt alleen sprake te zijn geweest van SR, waarbij ook hier moet worden opgemerkt dat wel belangrijke en specifieke informatie werd gezocht (‘verdachte kampen en objecten’, fundamentalisten, fabriekscomplex), maar dat deze informatie weinig tijdgebonden was. Daarnaast kunnen wat betreft andere werkzaamheden ook in deze periode alleen FP-taken worden herkend (bescherming van VIP’s). Dit kan worden gezien als inzet op strategisch niveau, vanwege de politieke lading als de VIP’s iets zou overkomen, terwijl de vele verkenningen met name in het Nederlandse operatiegebied, dus op operationeel niveau plaatsvonden.
4.4.3 Arrestatie van oorlogsmisdadigers (1997) De operatie
Nederlandse SOF werden in Bosnië-Herzegovina ook ingezet om twee verdachten van oorlogsmisdaden op te sporen en te arresteren. De BBE-M verrichtte de daadwerkelijke aanhouding.255 De SOF werkten ook in burger.256 De actie werd in de omgeving van Bosnië-Herzegovina voorbereid, mogelijk met oefeningen op een Grieks eiland. Voor de actie zelf werden de eenheden het land ingevlogen en direct daarna weer uit het land weggehaald. De Nederlanders werkten samen met Amerikaanse en Britse SOF.257 Ook de Koninklijke Luchtmacht leverde een bijdrage. In totaal zouden zo´n honderd Nederlandse militairen
251 Bouwmeester e.a. (1996), pp. 38-40. 252 Krijger en Elands (1997), pp. 173-174. Korte vermelding in Van Twigt (1997), p. 31. 253 Bosnië (1997). 254 Klep en Van Gils (2005), pp. 369-370, Brouwer e.a. (1998) en Bergsma e.a. (1999), p. i. 255 Dertig jaar… (2003), p. 8 en Van Oosbree (2000), p. 9, Klep en Van Gils (2005), p. 369. 256 Van Wiggen (2002), p. 18. 257 Teun Lagas, Geheimzinnig commando trainde voor Bosnië, Trouw, 19 december 1997.
68
Analyse
De SOF leverden zowel kwantitatief als kwalitatief een grote bijdrage aan deze actie. Twee verdachten werden door de speciale eenheden gearresteerd. Er is duidelijk sprake van covert optreden. Vooraf werden speciale verkenningen (SR) uitgevoerd, de actie zelf kan als DA worden bestempeld. Deze werd tot op de hoogste politieke en militaire niveaus voorbesproken en lokte ook direct politieke reacties uit. Dit geeft aan dat inzet op strategisch niveau plaatsvond. Bijna alle grondbeginselen van speciale operaties om relatieve superioriteit te verkrijgen zijn in deze operatie te herkennen, mogelijk ook het vooroefenen voor deze specifieke situatie.
4.4.4 Joint commissioned observers (1997-2000) In het Dayton-vredesakkoord stond dat in Bosnië-Herzegovina JCO’s zouden worden ingezet en wat hun status en taak zou zijn. Al in 1997 waren JCO’s met Nederlandse SOF in Bosnië actief.260 Toen IFOR in 1998 Bosnië binnentrok werd deze taak door de SAS en het KCT uitgevoerd. Toen de reguliere militaire eenheden van IFOR zich gevestigd hadden trokken de JCO’s naar de hot spots in het gebied. Na IFOR 1 namen Australische, Amerikaanse en Nieuw-Zeelandse SOF de JCO-taken over. Toen de reguliere militaire eenheden later in omvang waren gereduceerd, werd, om de militaire commandant te kunnen blijven voorzien van
258 Dit was marinier Eric O., zoals werd vermeld in de uitzending van Netwerk op 11 april 2006. Eerder wijdde Argos een uitzending aan deze operatie: 31 maart 2006. 259 Banning en De Koning (2005), pp. 154-155. Volgens sommige berichten was de operatie, Amber Star, een gezamenlijke Amerikaanse, Britse, Duitse, Franse en Nederlandse onderneming om meer oorlogsmisdadigers in Bosnië te arresteren. Bij de arrestatie van de twee zouden Amerikaanse militairen bij de planning hebben geholpen en gidsen en chauffeurs voor de Nederlandse SOF hebben geleverd. Zie: Richard J. Newman, Hunting war criminals: the first account of secret U.S. missions in Bosnia, World Report, 7-6-1998. ����������������������� Zie ook: Smith (2006), pp. 195-196. 260 Het plaatsvervangend hoofd… (2005), p. 8. Zie voor de voorbereidingen van een KCT JCO-team: Buser (1998). In Van Twigt (1997), p. 31, staat kort vermeld dat zowel tijdens IFOR als SFOR Nederlandse SOF als JCO actief waren.
69
genoeg lokale informatie, de JCO-groep juist uitgebreid.261 Vanaf 1998 leverde het KCT een JCO-team. In 1999 waren negen commando’s actief: met terreinwagens, zonder namen en rangonderscheidingstekens op hun uniform en zonder groene baret. Vanaf 2000 leverde Nederland twee teams: 1 door het KCT en 1 afwisselend gevuld door het KCT en (het AVP van) het Korps Mariniers.262 MarSOF leverde vanaf september 2000 twee teams en enkele kaderleden voor de staf in Banja Luka.263 MarSOF
De JCO’s van het Korps Mariniers verplaatsten zich in ‘luchtig’ militair tenue, zonder rang- en onderscheidingstekens en slechts bewapend met een pistool en een dolk, met een vierwiel aangedreven burgervoertuig door hun verantwoordelijkheidsgebied (area of responsibility (AOR)). Ze onderzochten of het Dayton-akkoord werd nageleefd, maar ook of er criminele activiteiten plaatsvonden, wat de invloed was van lokale politieke partijen en ‘hoe het zat met de drie C’s’: corruptie, chantage en connecties. Contacten werden met of zonder tolk met alle lagen van de bevolking gelegd. Er werden interviews gehouden met plaatselijke bestuurders, politici en militaire leiders. Er werd ‘gekletst’ met lokale boeren en gerepatrieerde vluchtelingen. Met VN-hulpverleners trokken de MarSOF het gebied in en markeerden en passant niet-ontplofte granaten.264 Het werk als JCO in Bosnië-Herzegovina hield ook het vergaren van inlichtingen in.265 Analyse
Uit deze informatie blijkt dat de inzet van enkele teams kwantitatief een kleine bijdrage leverde aan de veel omvangrijkere Nederlandse reguliere militaire operatie in Bosnië-Herzegovina. Uit de beschrijvingen blijkt niet dat de SOF daar van (veel) grotere invloed waren dan op basis van hun getalsmatige aanwezigheid mag worden verwacht. Er werd in ieder geval ook overt werd opgetreden: weliswaar waren de SOF in hun burgervoertuigen niet als dusdanig en niet van afstand of direct als militairen herkenbaar, maar van onzichtbaar optreden was geen sprake. De JCO’s verzamelden informatie, maar uit de gevonden bronnen blijkt dat deze weliswaar belangrijk, maar niet vaak specifiek en tijdgebonden was, zodat niet van SR kan worden gesproken uit. De teams leverden een bescheiden bijdrage aan countermine en criminaliteitsbestrijding. Met hun optreden door heel het conflictgebied, inclusief de hotspots, leverden zij effecten op strategisch niveau.
4.4.5 Macedonië (2001-2002) Etnische spanningen
Na het uiteenvallen van Joegoslavië werd ook Macedonië in 1991 een onafhankelijk land. De burgeroorlog in en rond Bosnië-Herzegovina (1991-1995), ten noorden van Macedonië, en de crisis in het ten oosten gelegen Kosovo (1998-1999) sloegen niet naar het land over. Wel waren er spanningen tussen etnisch Albane261 Joint commissioned observers (2000). In 1999 of 2000 moet ook Marco Kroon als JCO vanuit het KCT naar Bosnië-Herzegovina zijn gestuurd. Zie Staarman en Van Bruggen (2009), p. 264. Vermeld staat ook (p. 265) dat Kroon, ndat hij commando was geworden, als pelotonscommandant van een reguliere eenheid in 2003 in Bosnië-Herzegovina met zijn peloton blocking positions innam bij de arrestatie van een oorlogsmisdadiger. Gezien het feit dat hij een reguliere eenheid leidde is deze activiteit hier niet als speciale operatie beschouwd. 262 Van de korpscommandant (2000) en Contco 08 boek … (1999), p. 13. Korte vermelding in Janssen (2000), pp. 37-38, Jaarboek van de Koninklijke marine 2001, p. 277. 263 Jaarboek van de Koninklijke marine 2000, p. 268. 264 Kikvorsmannen Korps mariniers… (2004), p. 162. 265 Janssen (2000), pp. 37-38.
70
zen en etnisch Slavische bevolkingsgroepen. In de tweede helft van 2000 barstte een golf van geweld los. Etnische Albanezen vielen vooral politiekantoren aan, georganiseerd door een paramilitaire organisatie, de Macedonische tak van het Kosovo Bevrijdingsleger, dat met manschappen, wapens en andere middelen werd gesteund vanuit Kosovo en Albanië. De Macedonische autoriteiten besloten na een periode van terughoudendheid de eigen paramilitaire politie en het leger in te zetten om het verzet in de gebieden met een Albanese meerderheid te breken. In juli 2001 werd een staakt-het-vuren overeengekomen. De NAVO werd gevraagd de wapens van het Kosovo Bevrijdingsleger in te zamelen. Ook de Veiligheidsraad van de VN sprak zich in september 2001 voor een beperkte NAVO-troepenmacht uit. Vier bataljons vormden de kern van de operatie Essential Harvest met als doel het inzamelen, opslaan en vernietigen van niet-toegestane wapens. De Nederlandse regering besloot in augustus een versterkte compagnie van de Lucht Mobiele Brigade van 148 militairen en enkele stafofficieren te sturen. De compagnie vertrok eind augustus en keerde begin oktober 2001 al terug. De NAVO besloot in het verlengde van deze Task Force Harvest een tweede eenheid in Macedonië te stationeren. Deze Task Force Fox voerde operatie Amber Fox uit, met als doel de Macedonische autoriteiten te ondersteunen bij de beveiliging van waarnemers van de Europese Unie en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Met uitzondering van de verkiezingsperiode was deze alleen werkzaam in de voormalige crisisgebieden in het noordwesten van het land. Task Force Fox moest ook inlichtingen verzamelen. Nederland leverde tussen juni en december 2002 ongeveer 300 militairen aan deze operatie. Naast een staf bestond deze vooral uit verbindings- ondersteunende eenheden.266 Twee operaties
Op 26 augustus 2001 vertrok een KCT-compagnie met een deel van het commandoverbindingspeloton naar Macedonië voor operatie Essential Harvest. De commando’s droegen bij aan de inzamelingsacties van wapens. Men was paraat als quick reaction force en leverde FP. Tussen de eigenlijke werkzaamheden door werd veel zelf getraind, geoefend met de Lucht Mobiele Brigade, voorlichting over het korps gegeven en werden voor de brigade sportactiviteiten georganiseerd. Op 27 september 2001 werd de operatie afgesloten.267 Van eind juni tot eind september 2002 leverde het KCT drie FLT’s van drie of vier man voor Task Force Fox. Zij hadden als taak het indien nodig ondersteunen van of leiden van een NEO van de Europese Unie-waarnemers. Bovendien was men verantwoordelijk voor het inwinnen van informatie voor de NAVO. De teams waren werkzaam in de Radusa-vallei (in Kumanovo), in de hoofdstad (Skopje) en later in de in het zuiden gelegen plaats Bitula. De groep in Skopje stuurde zeven andere teams aan.268 De FLT’s hadden ook als taak om inlichtingen te verzamelen ten noorden en ten westen van Skopje, waar eerder gevechten waren tussen het Macedonische leger en groepen van etnische Albanezen.269 Nederland leverde vier militairen voor de zeven man sterke J3-FLT-staf die de FLT’s van de verschillende landen in het veld aan te sturen. Onduidelijk is echter of dit ook KCT-ers waren. Wel is bekend dat Neder266 Klep en Van Gils (2005), pp. 433-440. 267 Task force harvest (2001). Korte vermelding in Colijn (2004). 268 Royakkers (2002), ‘We moeten klaarstaan’… (2002) en Verhoog en Jacobs (2002), p. 85. Het Korps Mariniers had in 2002 ook twee FLT’s in Amber Fox, zoals vermeld staat in het Jaarboek van de Koninklijke Marine (2002), p. 264, maar hier staat niet bij dat deze werden geleverd door de MarSOF. 269 Derix (2002), p. 21.
71
landse FLT’s op 9 juli 2002 konvooien begeleidden, op 23 augustus bij Zerovjane een roadblock monitoorden, op 31 augustus vrijgelaten Macedonische gijzelaars naar Skopje brachten, op 15 september ingreep toen een woedende menigte in Palatica een verkiezingsbureau binnendrong, op 17 september weer een konvooi begeleidde, vanaf een onbekende startdatum tot 18 september 2 uur ’s-nachts patrouilleerde in het door de verkiezingen onrustige gebied en nog op 26 september naar een explosie in Skopje werd gestuurd – dit bleek ‘slechts’ een auto-ongeluk te betreffen.270 Analyse
Hoe kunnen de operaties in Macedonië, op basis van de in hoofdstuk twee van dit boek uit de literatuur verzamelde typologieën, worden aangeduid? In beide leverde het KCT een kwantitatief en kwalitatief kleine bijdrage aan de hele Nederlandse inzet. Aangenomen mag worden dat het KCT veelal overt optrad (inzamelingsacties, konvooien begeleiden, ‘woedende menigte’, monitoren, patrouilleren, FP), al mag niet uitgesloten worden dat een deel van het verzamelen van inlichtingen ook onopgemerkt plaatsvond. Uit de teksten kan niet worden opgemaakt dat het hier om belangrijke, specifieke en tijdgebonden informatie, dus SR-taken, ging. Wel was sprake van FLT, FP en de voorbereiding, maar geen daadwerkelijke uitvoering van een NEO. Omdat inzet over een groot deel van het land plaatsvond, inclusief etnische spanningsgebieden, en gezien het politieke karakter van een eventuele NEO van internationale waarnemers, mag worden gesproken van inzet op strategisch niveau.
4.5 Albanië (1997-2002) De Nederlandse SOF waren ook actief in Albanie, dat grenst aan het voormalige Joegoslavië. Een deel van de veiligheidsproblemen in het land vond haar oorzaak in het uiteenvallen van haar buurland, een ander deel stond daar los van. Evacuatie (1997)
Na de ineenstorting van een financieel ‘piramidespel’ in januari 1997 braken in Albanië tegen de overheid gerichte protesten, demonstraties en onlusten uit. Meer dan de helft van de Albanese families raakte hun in het spel ingelegde ‘toch al karige vermogens’ kwijt. Uiteindelijk leidde de onvrede tot een massale volksopstand en totale anarchie, waarin legereenheden werden verdreven, winkels, banken en wapendepots werden geplunderd, criminelen uit gevangenissen vrijgelaten en milities en bendes lokaal de macht grepen. Duizenden buitenlanders sloegen op de vlucht. In maart vonden in ieder geval ook Duitse en Amerikaanse militaire operaties plaats om burgers te evacueren (operaties Libelle en Silver Wake). De Veiligheidsraad van de VN gaf eind maart toestemming voor een door de Italianen geleide militaire interventie om de rust in het land te herstellen: operatie Alba. Op verzoek van de Turkse marine gaf de Nederlandse regering in maart 1997 de Hr. Ms. Karel Doorman opdracht te assisteren bij de evacuatie van Turkse burgers. Ook werden ‘veertien mariniers’ ingezet. De evacués werden vanaf het strand bij de havenstad Dürres naar het Turkse fregat Ada Tepe gebracht.271 Uit twee andere bronnen is bekend dat de
270 ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� Annink e.a. ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� (2002). Hoewel het niet expliciet staat vermeld is, omdat het boek de Nederlandse missie beschrijft, aangenomen dat alleen het werk van de Nederlandse FLT’s staat beschreven. 271 http://en.wikipedia.org/wiki/1997_rebellion_in_Albania, bezocht 26 juli 2010 en de beschrijving van de Albanese Piramidespelcrisis op www.nimh.nl, bezocht op 26 juli 2010.
72
BBE-M in 1997 een bijdrage aan deze NEO leverde.272 Aangenomen mag worden dat dit alle of een deel van de veertien mariniers waren. Ondersteuning waarnemers (2002)
Albanië kreeg (hierna) hulp uit het buitenland. Vanaf maart 1997 tot maart 2002 was de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in het land om de inspanningen van de vele daar actieve internationale organisaties te coördineren. Zo werd geholpen bij de democratisering van het politiek bestel, het opzetten van een onafhankelijke pers, het respecteren van mensenrechten, toezicht gehouden bij parlementsverkiezingen en werden waarnemers geplaatst aan de grens met Joegoslavië. De Nederlandse krijgsmacht leverde enkele officieren.273 In Albanië werden in 2002 drie teams van elk drie man Nederlandse SOF als FLT ingezet om de internationale waarnemers in het land te ondersteunen, informatie te vergaren over de situatie in spanningsgebieden en bij te dragen aan de zichtbaarheid van de internationale gemeenschap.274 Allied Harbour (1999)
Om een einde te maken aan de militaire acties en etnische zuiveringen door Joegoslavische militaire en politie-eenheden en ongeregelde milities in het naastgelegen Kosovo startte de NAVO in maart 1994 luchtaanvallen op doelen in Kosovo en Joegoslavië. NAVO-schepen blokkeerden Joegoslavische havens. Nederland leverde gevechtsvliegtuigen, een patrouillevliegtuig, fregatten, een onderzeeboot en mijnenjagers. De oorlog eindigde in juni nadat het Joegoslavisch leger zich had teruggetrokken. Tijdens en voor de oorlog ontvluchtten veel Kosovaren hun land. De NAVO startte in april 1999 Operatie Allied Harbour om in Albanië bescherming en hulp aan vluchtelingen te bieden. De operatie eindigde in juli van hetzelfde jaar. Nederland leverde een bataljonshoofdkwartier en een beveiligingscompagnie van het Korps Mariniers, een transportcompagnie van de KL, een amfibisch transportschip, Chinook-helikopters, een medische eenheid en marechaussees.275 Van april tot juli 1999 was een onbekend aantal kikvorsteams van MarSOF in Albanië om daar het Nederlandse contingentscommando276 van de NAVO-operatie Allied Harbour te ondersteunen en te beschermen. De thuisbasis was de havenstad Durres. Ze voerden in de omgeving enkele dagen durende verkenningen uit. Daarnaast werd nauw samengewerkt met de MIVD.277 Analyse
In Albanië waren de Nederlandse SOF dus meermalen actief. In alle gevallen leverden ze in kwantitatief opzicht een kleine bijdrage. Alleen met de eerste actie, de NEO, was sprake van een kwalitatief aanzienlijke inzet. In de andere twee gevallen geeft de gevonden informatie geen aanleiding aan te nemen dat hun rol (veel) groter was. Het enige bekende resultaat is de redding van een onbekend aantal Turkse burgers. Inzet voor een NEO vindt normaal gesproken overt plaats, omdat de te evacueren burgers zich niet ‘onzichtbaar’ kunnen maken of worden gemaakt. De FLT-inzet was in ieder geval overt - onduidelijk 272 Dertig jaar… (2003), p. 7 en Geneste (2000), p.15. 273 Klep en Van Gils (2005), pp. 396-397. 274 Afdeling Operaties (2002), p. 26. 275 Klep en Van Gils (2005), pp. 403-411. 276 Een contingentscommando is een kleine, nationale staf die afstemt tussen het ministerie van Defensie in Den Haag en de staf van de militaire eenheid in het inzetsgebied. 277 Kikvorsmannen Korps mariniers… (2004), p. 160. In die tijd heette de MIVD nog de Militaire Inlichtingendienst. Voor deze studie is het belangrijk om te beseffen dat de Nederlandse inlichtingendiensten geen gewapende eenheden hebben om in te zetten. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Amerikaanse Central Intelligence Agency – zie: Koch (2003). De MSE vervullen in zekere zin die functie.
73
is of inlichtingen heimelijk werden verzameld. Omdat niet beschrijven staat welke soort informatie werd verzameld – was het ‘belangrijk, specifiek en tijdgebonden’?, mag niet worden geconcludeerd dat sprake was van SR. Gezien het politieke karakter van het eventueel omkomen van buitenlandse burgers, kan ook alleen de NEO als inzet op strategisch niveau worden gezien. De inzet als FLT en de verkenningen rondom Durres kunnen in het betreffend gebied, dus op operationeel niveau, effect hebben gehad.
4.6 Irak (2003-2005) Stabilisatiemacht
Op 20 maart 2003 viel een Amerikaans-Britse troepenmacht Irak aan met als doel een einde te maken aan de dreiging van het gebruik van massavernietigingswapens die ook volgens de Veiligheidsraad van de VN (resolutie 1441 van 8 november 2002) van het land uitging. Binnen een maand was Irak verslagen en geheel ingenomen. Midden oktober 2003 gaf de Veiligheidsraad het mandaat aan een internationale troepenmacht, Stabilization Force Iraq (SFIR) met als doel de openbare orde te handhaven, het opleiden en uitrusten van Irakese veiligheidsorganisaties en het herstel van openbare nutsvoorzieningen en de infrastructuur. De Nederlandse regering besloot al op 6 mei 2003 om een bataljon van het Korps Mariniers naar de zuidelijke provincie Al Muthanna te sturen. Dit werd ondersteund door eenheden van de Genie, helikopters, een National Support Element en een veldhospitaal. Op 1 augustus werd daar het bevel overgenomen van de Amerikanen. Tot april 2005 verbleven vijf rotaties in het gebied, waarvan de eerste twee door het Korps Mariniers en de laatste drie door de KL werden geleverd. De Nederlandse krijgsmacht was ook in andere delen van het land actief: voor trainingen en transport.278
Australische SAS in de Irak-oorlog (2003) De Australische SAS, het best vergelijkbaar met de Britse naamgenoot en in Nederland het KCT, was al voor de invasie in Irak begon in de regio aanwezig. In de eerste fase had zij als taak om lanceerinstallaties van Irakese Scud’s (tactische, ballistische raketten) te zoeken en deze zelf aan te vallen of met luchtaanvallen te laten vernietigen. Diep in de woestijn moesten ze kou (tot -5 graden Celsius), sterke wind, zand, regen en modder trotseren.
militairen buiten en vochten in het complex tot er geen tegenstand meer was. Pas hierna riepen ze een luchtaanval in om de instalatie te vernietigen. De groep van tachtig Ausralische SAS-ers die actief was in de woestijn in het westen van Irak vond uiteindelijk geen Scud’s, maar liet wel in de eerste week al 46 ton aan explosieven op doelen gooien. Ze waren in totaal 42 dagen in het land en vochten met meer dan 2.000 Irakese militairen – zonder eigen slachtoffers. Terwijl conventionele landeenheden van de coalitie tegen Irak nog niet aan hun aanval waren begonnen was de Australische SAS dichter bij Bagdad dan welke andere SOF-eenheid dan ook. Met helikopters werden ze de 600 kilometer Irak in gevlogen. De volgende dag werden verschillende Irakese eenheden op pad gestuurd om hen te vinden. Dit resulteerde in een lang vuurgevecht. De Australiërs werden met ten minste zes voeruigen aangevallen, die ze beschoten met antitank raketten, zware machinegeweren en granaatwerpers. Uiteindelijk maakte een luchtaanval een einde aan de strijd. Een ander doel was een belangrijk verkeersplein, waar de Irakese snelweg nummer 10 en autoroute 1 aansluiten op de snelweg naar het zuiden. De kruising was ook van belang vanwege twee nabij gelegen vliegvelden: Qasir Amij en Qasir Amij-Zuid. De Australiërs beschoten de Irakese troepen bij het verkeersplein eerst van een afstand en lieten luchtaanvallen uitvoeren. Hierna vielen ze zelf direct aan. De meeste Irakezen bleken echter al gevlucht. Met de snelwegen tussen Ramadi en Ar Rutba in handen konden de SOF voorkomen dat Bagdad werd bevoorraad en Irakese leiders zouden ontsnappen. Het volgende doel van de Australiërs was de luchtmachtbasis Al-Asad, de op een na grootste van het land. Deze lag 180 kilometer ten westen van Bagdad. Op de basis waren drie Irakese luchtmacht squadrons gelegerd en vlakbij lag een grote wapenopslagplaats. Op 16 april 2003 viel de SAS aan. Terwijl ze naderbij kwamen werden ze door Irakese eenheden in met machinegeweren uitgeruste sport utility vehicles aangevallen. Ondanks een duidelijke overmacht wisten de Australiërs de Iraki’s te verslaan. Ze namen de vliegbasis in en zuiverden daar alle gebouwen. Na de nodige reparaties aan het gebombardeerde terrein konden ze een eigen, Australisch Hercules-transportvliegtuig ontvangen. Bron: Ryan (2008), pp. 68-69 en Stilwell (2007), pp. 157-161.
De Australiërs wisten de Irakese grenswachten te passeren, maar kwamen al snel Irakese troepen tegen, gingen een vuurgevecht aan en namen de groep gevangen. Omdat SOF-eenheden geen gevangenen kunnen meenemen, gaven ze de gewonde Irakezen medische hulp en lieten ze de groep gaan. Met de helikopters werden andere teams diep in het land afgezet. De Irakezen hadden hun les uit de Eerste Golfoorlog geleerd en zetten direct eenheden in om op de SOF te jagen. Ook dit resulteerde in verschillende gevechten, waarvan de meeste door de Australiërs werden gewonnen. Eén van de doelen van de SAS was een militair radiodoorgeefstation. Dit bleek zwaar te worden verdedigd, wat ook het belang van het object aangaf. De Australiërs vielen aan, versloegen de Irakese
278 Klep en Van Gils (2005), pp. 468-480.
74
75
Provincie Al Muthanna
Zowel het MLP als het AVP was actief in de operatie van het Korps Mariniers, dat de eerste twee rotaties leverde voor de Nederlandse militaire operatie in het zuiden van Irak, als onderdeel van SFIR.279 Midden november 2003 kwam het AVP van het Korps Mariniers aan in de Irakese provincie Al Muthanna. Tot begin januari 2004 werden veel verkenningen uitgevoerd in het zuiden van de provincie, omdat er vermoedens waren dat smokkelaars en terroristen daar de grens met Saoedi-Arabië overstaken. In de woestijn werden meerdere operaties uitgevoerd, onder andere Sandstorm en Deep Purple. Het verkenningspeloton was de eerste eenheid die langere tijd in het zuiden verbleef. Tijdens de operaties werd informatie verzameld over lokaties waar criminele activiteiten werden vermoed (named areas of interest), maar ook over de leefwijzen van bedoeïenen, terreingesteldheid en mogelijke smokkelroutes. Er werd veel met bedoeïenen gesproken. Geconcludeerd werd dat criminelen moeilijk te vinden waren en dat er waarschijnlijk minder aanwezig waren dan gedacht. Van half december 2003 tot begin januari 2004 werd Operation Desert Eagle uitgevoerd. Hiervoor voerde het peloton nog meer verkenningen uit. Uiteindelijk werd samen met speciaal voor dit doel uit Nederland ingevlogen versterkingen van het KCT, in totaal 70-75 commando’s,280 en observatie door Britse vliegtuigen in het gebied dagen lang naar afwijkende activiteiten gezocht. Dit bleek onmogelijk. Meer informatie werd verkregen uit de contacten met bedoeïenen. Het peloton voerde per helikopter en over land verkenningen uit, net als knock, talk & search operaties.281 In de tweede helft van de uitzending werd bijgedragen aan de officiersopleiding van het Iraqi Civil Defence Corps. De andere sectie van het AVP monitorde de Irakese grenspolitie en verzamelde informatie voor de Nederlandse militaire inlichtingendienst.282 Woestijnoperatie
De hierboven genoemde tijdelijke versterking door het KCT werd in korte tijd georganiseerd. Nadat het korps werd benaderd en de benodigde planningsactiviteiten was binnen een week een verkenningsgroep in het gebied om te overleggen over de inzet. Uitrusting, voertuigen, munitie en overige logistieke middelen werden na het vertrek van de eerste commando’s naar Irak gevlogen. De hoofdmacht arriveerde enkele dagen later en trok via de weg verder naar het Nederlandse kamp in As Samawah. Het merendeel van de SF-ploegen werd door Chinook-helikopters van de Koninklijke Luchtmacht met voertuigen en al ’s nachts in het operatiegebied neergezet en later weer opgepikt. Begin 2004 keerden de meeste KCT-ers terug naar Nederland. De rest bleef enkele weken langer om de trainingen van het Iraqi Civil Defence Corps te verzorgen totdat adequate aflossing arriveerde. Uiteindelijk werd door de Nederlandse commando’s in de verschillende woestijnacties geen enkele terrorismeverdachte aangehouden.283 Wel vonden zij aanwijzin279 Jaarboek van de Koninklijke marine 2004, pp. 259-260. Frans Peeters, Stofhappen in de woestijn en hondsdolle vossen afschieten, Parool, 1 oktober 2003, interviewt een adjudant van het Korps Mariniers, die in Irak de functie van Hoofd Interne Veiligheid vervult. Ook zou hij ‘lid’ zijn van de BBE-M. Eerder was de man met het korps in Haïti geweest. De functie van Hoofd Interne Veiligheid is waarschijnlijk echter deel van het gewone detachement van de mariniers. Uit de tekst kan ook niet duidelijk worden opgemaakt dat de man als deel van de BBE-M in Haïti was. Niet uitgesloten kan worden dat de man na deel te hebben uitgemaakt van de BBE-M als regulier militair naar Haïti en Irak is uitgezonden. In Charles Sanders, Eric O. vocht in geheieme missies, De Telegraaf, 15 juni 2004, staat dat deze marinier met de BBE-M in Noord-Irak, Cambodja en Haïti zou zijn ingezet om in het geheim de reguliere Nederlandse troepen te beschermen. Dit is de enige bron die Nederlandse SOF-inzet in Noord-Irak en Haïti meldt. 280 Riekelt Pasterkamp, Stuurman en boegbeeld tegelijk, Reformatorisch Dagblad, 13 december 2003. Ook Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), p. 139. 281 Hierbij wordt een huis doorzocht nadat is aangeklopt en met de bewoner is gesproken. Dit in tegenstelling tot het direkt binnendringen. 282 Van Dijk (2004). 283 Commando’s weer terug uit Irak, Trouw, 21 januari 2004.
76
gen voor intensieve smokkelactiviteiten, voornamelijk van drugs. De commando’s vonden zelf de wijze waarop zij waren ingezet weinig effectief. Ze klaagden omdat ze geen lijst van gezochte Iraki’s hadden gekregen. Ze hadden vooraf te weinig informatie gekregen over het zuidelijk deel van de provincie. Omdat niet efficiënt was gezocht kon niet met zekerheid worden gezegd dat er geen terroristische activiteiten in het gebied plaatsvonden.284 Een deel van de versterking door het KCT werd hiernaast ingezet als quick reaction force: tien commando’s en tien mariniers werden achter de hand gehouden om bij calamiteiten snel met een Chinook-helikopter te kunnen worden ingezet.285 Analyse
Uit bovenstaande beschrijvingen kan worden opgemaakt dat de Nederlandse SOF een in kwantitatief en kwalitatief opzicht betrekkelijk kleine bijdrage aan de hele Nederlandse missie in Al Muthana leverden. Ze traden niet vaak daadwerkelijk en tegen belangrijke doelen op. Uitzondering was de verkenningsoperatie in de woestijn in het zuiden, inclusief de versterking door het KCT. Dit was bijna exclusief een SOF-operatie, maar uit de beschrijvingen blijkt dat de verkenningen geen directe resultaten opleverden. De SOF traden vooral overt op: in principe zichtbaar. Uitzondering daarop is wellicht de nachtelijke tocht naar de woestijn in het zuiden van de provincie, wat waarschijnlijk bedoeld was om eventuele tegenstanders te verrassen. De verkenningen kunnen niet als SR worden gekwalificeerd. Er werd wel naar voor de veiligheidssituatie belangrijke informatie (smokkel, terroristen) gezocht, maar niet specifiek en tijdgebonden. Van de hoofdtaken van MSE lijkt alleen van MA (opleiden en monitoren Irakese veiligheidsorganisaties) sprake te zijn geweest. Daarnaast zijn contraterrorisme en criminaliteitsbestrijdingstaken te herkennen. De verkenningen in het zuiden en de monitoring van grenspolitie kunnen als SOF-inzet op strategisch niveau worden bestempeld, want een effectieve controle op smokkel en in- en uitreizende tegenstanders (‘terroristen’) zou de veiligheidssituatie in een groter deel van Irak dan alleen Al Muthana positief beïnvloeden. Field Liaison Teams
Tijdens de SFIR-missie werden door MarSOF en KCT ook FLT’s ingezet. Gezien de uitgebreidere beschrijvingen die hiervan beschikbaar zijn en het aparte karakter van deze werkzaamheden wordt dit deel van de operaties in Irak hier apart behandeld. MarSOF leverde als eerste FLT’s voor SFIR.286 De BBE-M was voor deze taak tijdens SFIR 1 en/of 2 met zestien man in Irak. Zij waren gevestigd in het gebouw van de Coalition Provisional Authority in de plaats As Samawah en hadden als taak het verzamelen van inlichtingen voor het Nederlandse detachement. Het FLT werd aangestuurd door een Amerikaanse kapitein van de inlichtingendienst. Het team verrichtte aanhoudingen, als uit inlichtingen bleek dat deze personen een bedreiging vormden voor de Nederlandse of andere buitenlandse troepen. Het kwam ook voor dat de Irakese politie zulke personen aan het team overdroeg. Het FLT verzorgde en bewaakte gevangenen en verrichtte de eerste ondervragingen. Gewone criminelen werden door het FLT zo snel mogelijk aan de Irakese autoriteiten overgedragen. Personen die buiten-
284 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), p. 140. 285 Martijn Delaere, Nederland in Irak: zand, alleen zand, en af en toe kamelen; Nederlandse militairen opereren in de Iraakse woestijn, Eindhovens Dagblad, 18 december 2003. 286 Van together separate … (2008), p. 29. Het plaatsvervangend hoofd … (2005), p. 8, schrijft dat Nederlandse SOF in 2003-2004 in Irak FLTtaken uitvoerden.
77
landse troepen bedreigden moesten binnen 14 uur aan de Britse militairen in Um Qasr, bij Basra, worden overgedragen. Dit gebeurde 52 keer.287 SFIR 1
Twee teams van kikvorsmannen en het MLP waren tussen mei en november 2003 actief als FLT’s voor SFIR 1. Ze vormden extra verkenningscapaciteit en verzamelden informatie over activiteiten tegen de coalitie en het aanwezige bataljon van het Korps Mariniers. Deze informatie werd dagelijks in een rapport aan de sectie Inlichtingen van het bataljon gestuurd. De teams hadden ook als taak om bezoekende VIP’s, de bataljonscommandant en de politiek adviseur van het bataljon als deze naar Bagdad ging te beveiligen. Twee kikvorsmannen werkten binnen de sectie Inlichtingen van de infanteriecompagnieën van het Korps Mariniers. Ze maakten patrouillerapportages en stuurden deze naar de sectie Inlichtingen van het bataljon. Overigens werden ook als sniper getrainde kikvorsmannen gebruikt om vanaf daken demonstraties en betogingen in de gaten te houden en ‘eventueel vroegtijdig te kunnen reageren’ op bedreigingen.288 Op 10 september 2003 vielen Nederlandse militairen bij dageraad vier huizen binnen van een voormalige chef staf van het Irakese leger, zijn zoon en een broer (operatie Pocket Search). Twee huizen lagen in de stad, twee op het platteland. Pas de avond tevoren werd aan de voorbereidende training begonnen. De FLT’s gingen als eerste naar binnen. Er gingen tolken mee en vrouwelijke militairen voor het doorzoeken van ruimten waar zich vrouwen en kinderen bevonden. De oud-generaal werd niet aangetroffen, maar vijf personen werden aangehouden op verdenking hem onderdak te bieden. Deze werden na een ondervraging en een maaltijd op het Nederlandse kamp vrijgelaten. De schade door de invallen werd vergoed.289 SFIR 2
Tijdens SFIR 2, in operatie White River, grendelde een Nederlandse infanteriecompagnie ten westen van As Samawah op 26 december 2003 een gebied aan de rivier de Eufraat af. Samen met een verkenningspeloton viel het FLT een aantal huizen binnen en doorzocht deze. Volgens inlichtingenbronnen zou zich in de huizen een verzamelpunt van opstandelingen bevinden. De mariniers namen veertien wapens en een aanzienlijke hoeveelheid munitie in beslag. Eén van de huizen bleek een bordeel te zijn. Op 19 januari 2004 doorzocht het FLT met een infanterie-eenheid een huis ten oosten van het Nederlandse Camp Smitty. Hier werden vier Irakezen gearresteerd op verdenking van het smokkelen van wapens en drugs uit SaoediArabië. Drie van hen zouden het verzet tegen de Coalition Provisional Authorities faciliteren. Op 31 januari 2004 voerde de Nederlandse battlegroup na vier dagen intensieve voorbereiding operatie Thunderstruck uit. In de buurt van As Samawah werden tegelijkertijd vijf locaties binnengevallen, met als doel de top van de Al Zuwaid-stam te neutraliseren en wapens, springstoffen en munitie in beslag te nemen. Later werden nog twee objecten doorzocht. Ook aan deze operatie namen tolken en vrouwelijke militairen deel. Het FLT en het verkenningspeloton deden de ‘instap’ bij de hoofdverdachte: sjeik Klaybich al Zuwaid.290 SFIR 3
Het KCT leverde voor SFIR 3, de eerste KL-rotatie in Irak (maart tot juli 2004), een FLT. In de tweede helft van april zou een Irakese bron aan het FLT hebben gemeld dat een plaatselijke criminele clan uit As Samawah bij een brug over de rivier in die stad Nederlandse militairen zou willen ontvoeren. Tien mei vond 287 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 23 432, nr. 236, pp. 10 en 12. Ook: Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 70 en 96. 288 Kikvorsmannen Korps mariniers… (2004), pp. 164-165. 289 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 91-92. 290 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 176-179.
78
op die plek een aanslag plaats op een Nederlandse patrouille, waarbij sergeant Dave Steensma omkwam. Het KCT was verder ‘nauw betrokken’ bij de beveiliging van het Nederlandse detachement. Het FLT was gehuisvest in As Samawah.291 Laat in de avond van 8 april 2004 werd het Coalition Provisional Authoritieshuis door onbekenden met automatische wapens en rocket-propelled grenades (RPG’s) beschoten. Eerder die dag werden dit soort wapens door de Irakese politie in de omgeving gevonden en kwamen tips binnen dat het huis ‘in het vizier’ werd gehouden. Bewakers van het particuliere Amerikaanse beveiligingsbedrijf Blackwater en de daar aanwezige KCT-ers schoten terug, waarop de aanvallers er in twee auto’s vandoor gingen. Op 30 april 2004 viel het FLT na een betrouwbare tip het huis binnen van een smokkelaar met banden met het verzet. De verdachte werd opgepakt en overgedragen aan Britse militairen.292 Op 14 mei beveiligde het FLT het Coalition Provisional Authorities-huis. De volgende dag trok de Irakese politie naar het lokale hoofdkwartie van de Sadr-militie.293 Nederlandse militairen ondersteunden hen. Toen militieleden dreigden hun wapens tegen de Nederlanders te gebruiken schoten precisieschutters van het FLT ‘initimiderend dicht langs de onruststokers’. 294 Het KCT nam met zestien man deel aan SFIR 3.295 SFIR 4
Ook SFIR 4, dat van juli tot en met november 2004 in Irak was, had een FLT, waarschijnlijk gevuld door het KCT. Het team was, na het sluiten van het Coalition Provisional Authorities-huis, geplaatst op Camp Smitty.296 In deze periode hield het KCT meerdere daders en medeplichtigen van aanslagen op Nederlandse militairen aan. Dit gebeurde meestal door ’s nachts hun huis binnen te gaan.297 Door ‘met alle lagen van de bevolking’ te praten verzamelde het team inlichtingen. Gesproken werd met ‘directeuren, leraren, sjeiks, politiecommandanten, politici, winkeleigenaren en de gewone man op de straat’. Ze deden ook ‘zaken’ met ‘de meest louche figuren’ in de AOR. Door met vermeende wapenhandelaren en criminelen te praten werd informatie verzameld over tegen SFIR gerichte activiteiten. Zo werden ook gesprekken gevoerd met de commandant van Muktadr al-Sadr in de stad As Samawah: sjeik Ghazi. Het FLT-detachement bestond uit negentien man, waaronder de staf van een kapitein en een adjudant, en een sergeant voor de verbindingen. Zij stuurden vier veldteams aan. Deze bestonden uit vier man met een tolk en verplaatsten zich in burgervoertuigen. Tijdens gesprekken zorgden twee man voor de veiligheid van het team. Via radio en televisie had men telefoonnummers verspreid waarop de lokale bevolking haar ‘verhaal kon doen’. De tolken hadden de opdracht de telefoon aan te nemen als er werd gebeld. Als bellers niet telefonisch hun informatie wilden geven werd een afspraak in de stad of op het Nederlandse kamp gemaakt. Daar werden ze aan de poort opgehaald door een FLT dat altijd op het kamp aanwezig was, waarna ze in een speciale ruimte een gesprek voerden. De SOF gingen met opzet de stad in om met de bevolking te praten als het daar druk was. Het was vaak ‘een enorme drukte rond de teams’.298
291 As Samawah, april – mei 2004, rapportage door Luitenant-generaal (buiten dienst) C.J.M. de Veer, juni 2006, als bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 23 432, nr. 203. Ook vermelding FLT in de power point presentatie van Cobelens: www.dtic.mil/ndia/2005solic/ cobelens, benaderd 11-12-2009. 292 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 196, 205-206. 293 Militie van een belangrijke sjitische religieuze, politieke en militieleider in Irak: Muktadr al-Sadr. 294 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), p. 212. 295 Ooms (2006), pp. 59-60. 296 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), p. 221. 297 Staarman en Van Bruggen (2009), p. 266. Ook Marco Kroon maakte uit van de KCT-eenheid in SFIR 4. 298 SFIR 4 juli – november 2004 (2004), pp. 98-99.
79
In augustus 2004 liep de spanning in de stad op. Op 11 augustus werd Camp Smitty met twee granaten beschoten. Hoewel deze naast het kamp vielen ging het grootste deel van de Nederlandse militairen de bunkers in. Eén compagnie infanterie en het FLT rukten uit om in het schijnsel van lichtgranaten de afvuurlocatie en daders op te sporen. Ze vonden niemand.299 Op 19 augustus 2004 trok het FLT met een verkenningspeloton de stad in om inlichtingen in te winnen. Op 22 augustus brachten de twee eenheden de activiteiten rondom het Sadr-huis in kaart.300 Eén keer, op 11 september 2004, werd een handgranaat in de auto van een FLT-team van vier militairen en een tolk gegooid. Deze ontplofte niet omdat de pin afbrak. De Explosieven Opruimingsdienst kon het explosief verwijderen en de volgende dag trok het team weer de stad in.301 Analyse
Uit bovenstaande mag als eerste worden geconcludeerd dat MarSOF en later het KCT met de FLT’s in kwantitatief opzicht een kleine bijdrage aan de omvangrijkere Nederlandse militaire operaties leverden. De SOF hebben in ieder geval 52 verdachten aan Britse militairen overgedragen. Mogelijk is een deel van de andere genoemde resultaten hierbij al inbegrepen, maar vermeld wordt dat in ieder geval 7 huizen werden doorzocht, 12 personen aangehouden, een aanval op het Coalition Provisional Authorities-huis afgeslagen en een keer met precisieschutters tegen militieleden opgetreden. Bij meerdere van deze activiteiten waren ook grote aantallen reguliere militaire eenheden betrokken. De SOF zelf leverden dus slechts een kleine bijdrage aan de hele Nederlandse militaire operatie in de provincie. Hiernaast kan worden geconcludeerd dat in ieder geval sprake was van overt optreden (gesprekken voeren). Het werk van de FLT’s leverde ongetwijfeld ook belangrijke informatie op (politieke inlichtingen), maar kan niet als SR worden bestempeld, want vaak lijkt het er niet op dat specifieke en tijdgebonden inlichtingen worden gezocht. De aanhoudingen kunnen als DA, dus deel van de hoofdtaken van de MSE, worden gezien. Wat betreft de ‘bijkomende activiteiten’ kunnen psychological operations-werkzaamheden (gebruik van radio en televisie) worden geconstateerd. Hiernaast wordt meermalen gesproken over contacten met of juist het tegengaan van de activiteiten van criminelen. Waarschijnlijk is het werk van de FLT’s in Al-Muthanna niet van invloed geweest op de situatie in heel Irak, maar voor de veiligheid in deze provincie wel. Sprake is dus van inzet op operationeel niveau. Met enige voorzichtigheid mag ook worden gesteld dat de SOF met hun vele arrestaties, inclusief van leiders van de tegenstander, in ieder geval probeerden bij te dragen aan hun strategische verlamming.
hun aankomst werd een spoedige verslechtering van de veiligheidssituatie in de stad voorzien. Besloten werd om de Nederlanders na het invallen van de duisternis naar de luchthaven te verplaatsen. Daarvandaan werd het geheel door de Koninklijke Luchtmacht per C-130 naar een Dakar, Senegal gevlogen. De volgende dag werd koers gezet naar Eindhoven. Voor de NEO werden 20 KCT-ers ingezet. De commando’s bleven na de NEO zelf met een kernstaf van de ambassade achter. Ze verschansten zich in het gebouw om de 30 Nederlanders die hadden geweigerd te vertrekken later alsnog te kunnen helpen.302 Libanon (2006)
Al voordat daadwerkelijk een NEO werd uitgevoerd, van 7 tot en met 9 juni 2006, waren bij elkaar 10 BSB’ers en KCT-ers ingezet in Libanon.303 Na escalatie van het conflict in dat land werd midden juli 2006 door het ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om extra beveiliging van de ambassade in Beiroet en eventuele uitvoering van een NEO. KCT-ers verbleven met een extra beveiligingsdetachement van de BSB zes dagen op de ambassade. Met bussen werden de Nederlanders uit Libanon vervoerd naar Aleppo, in Syrië, en daarvandaan per vliegtuig naar Nederland. Het ministerie van Defensie verzorgde twee vluchten. Toen bleek dat Beiroet niet onder vuur zou komen te liggen werd de KCT-bijdrage afgebouwd. Voor de bescherming van de Nederlandse ambassade in Damascus, werd een BSB-team ingevlogen. ‘Een andere militaire eenheid’ verkende tegelijkertijd een route voor een evacuatie via de weg en stelde hiervoor een plan op. Door de Israëlische bombardementen werd het te gevaarlijk gevonden om zo te vertrekken.304 Analyse
Naast ondersteunende eenheden van de Koninklijke Luchtmacht en de MIVD waren de MSE als enige in deze operaties actief. In die zin leverden zij kwantitatief en kwalitatief een grote bijdrage aan deze betrekkelijk kleine Nederlandse militaire operaties. Resultaat was dat in ieder geval 113 burgers in veiligheid werden gebracht. Bij deze twee evacuaties is uiteraard sprake van NEO-inzet van het KCT en de BSB. Ook mag dit worden bestempeld als FP, overt en voor een deel (de verkenningen) covert optreden. De verkenningen kunnen als SR worden gezien. Of de informatie over de evacuatieroute ook tijdgebonden was mag worden betwijfeld. In de beschrijving van de evacuatie in Ivoorkust kan de toepassing van vijf grondbeginselen van SOF-optreden worden herkend: het verkrijgen van relatieve superioriteit door een simpel en geheim plan, dat werd uitgevoerd met verrassing, snelheid en doeltreffendheid. Uit de beschikbare bronnen blijkt niet dat vooroefening heeft plaatsgevonden. Gezien de politieke lading van het werk was sprake van strategisch gebruik van de eenheden.
4.7 Evacuaties van burgers (2004 en 2006) Ivoorkust (2004)
In november 2004 verzorgde het KCT in Ivoorkust de NEO van 85 Nederlanders, het personeel van de Nederlandse ambassade, 24 Belgen en enkele andere buitenlanders. De Koninklijke Luchtmacht leverde een KDC-10 voor het luchttransport naar het gebied, de MIVD gaf voor de daadwerkelijke inzet briefings over het land. Eenmaal ter plaatse beveiligden de commando’s de ambassade, zetten verbindingen op, voerden verkenningen uit in de stad, overlegden met de Nederlandse ambassadeur, andere buitenlandse eenheden en de Franse inlichtingendienst en maakten verschillende evacuatieplannen. Op dag vier na
299 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), p. 224. 300 SFIR 4 juli – november 2004 (2004), pp. 192-193. 301 Brocades Zaalberg en Ten Cate (2010), pp. 234-235 en SFIR 4 juli – november 2004 (2004), p. 99.
80
302 Van Westerhoven en Van Oosbree (2008), Carré (2007), Het plaatsvervangend hoofd… (2005), p. 7 en Nederlanders in Ivoorkust ontzet, Telegraaf, 12 november 2004. Zie ook: Pauline Bax, Kritiek op haastig vertrek Nederlandse ambassadeur in Ivoorkust, NRC Handelsblad, 15 april 2005. Bax schrijft dat bij de NEO zestien KCT-ers werden ingezet. In het voorjaar van 2005 keerde de Nederlandse ambassadeur weer terug naar Ivoorkust, vergezeld van ‘persoonsbeveiliging en twee gepantserde auto’s.’ In het artikel staat niet welke organisatie deze leverde, maar aangenomen mag worden dat dit de BSB was. 303 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 31 031 X, nr. 1, p. 119. 304 Van Westerhoven en Van Oosbree (2008), Operatie in het Midden-Oosten (2007), Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 23 432, nr. 215, p. 2.
81
5 Militaire speciale operaties in Afghanistan Uit het vorige hoofdstuk werd al duidelijk dat de Nederlandse MSE de afgelopen twee decennia voor veel verschillende soorten activiteiten en in veel landen werden ingezet. De meest grootschalige, diverse en langdurige inzet van Nederlandse MSE vond echter plaats in Afghanistan. Deze operaties zijn het onderwerp van dit hoofdstuk. Het werk van de Nederlandse MSE in het land wordt uitgebreid en vrij gedetailleerd in de openbare literatuur beschreven.305 Meer dan in het voorgaande hoofdstuk kan hier worden geanalyseerd welke werkzaamheden de speciale eenheden uitvoeren en hoe zij dat doen. Net als in het voorgaande hoofdstuk wordt ingegaan op personele en kwalitatieve bijdrage, resultaat, manier van optreden, hoofd- en bijkomende taken, niveau van optreden, toepassing van grondbeginselen en het richten op strategische verlamming. De MSE-operaties in Afghanistan worden hieronder in chronologische volgorde (op begindatum) in verschillende paragrafen beschreven: per operatie een paragraaf en een aparte paragraaf over het niet altijd aan deze operaties verbonden werk van de BSB. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen algemene impressies van de operatie, uitgebreide beschrijvingen van concrete activiteiten en korte vermeldingen van werkzaamheden. Elke soort informatie over de betreffende operatie is in een aparte paragraaf verzameld. Terwijl de eerste paragrafen overzichten van hele operaties of rotaties bieden, geven de tweede paragrafen gedetailleerde informatie over activiteiten daarbinnen, zoals tot welke soort taken van de MSE deze moeten worden gerekend en waarom en hoe deze werden uitgevoerd. In de derde paragrafen staan vaak veel acties vermeld, inclusief hun resultaten. Deze korte vermeldingen vullen het beeld over de operatie ‘in breedte en diepte’ aan. Na de beschrijvingen van operaties of acties van de MSE staat steeds een analyse. Omdat soms niet genoeg informatie beschikbaar is staat ook in dit hoofdstuk alleen vermeld wat wel kan worden geconcludeerd. Alleen bij minder voor de hand liggende uitkomsten wordt uitleg gegeven.
5.1 Bewaking en beveiliging (2002-2010) Gedurende de hele periode van Nederlandse militaire aanwezigheid in Afghanistan was ook de BSB in het land actief. Op basis van verschillende bronnen kan worden geschetst hoe vaak, waar en wie de brigade beveiliging bood. Regelmatige beveiliging
In 2002 beveiligde en begeleidde de BSB (met het KCT) een aantal bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders aan Kaboel.306 In 2003 verzorgde de BSB de persoonsbeveiliging van verschillende autoriteiten in Afghanistan.307 Bekend is verder dat in de periode van februari tot april 2003 de BSB drie weken in Kaboel was ter gelegenheid van de commando-overdracht van het hoofdkwartier van de International Security Assistance Force (ISAF) van de Turken aan een Duits-Nederlandse staf, waarbij veel buitenlandse ministers aanwezig waren. BSB werd ingevlogen en verkende de omgeving. De dagen dat de ministers 305 Het gaat hier vooral om De groene baret van het KCT en de Qua patet orbis van het Korps Mariniers. Deze bladen staan in publiek toegankelijke bibliotheken en worden ook op internet gepubliceerd. 306 Swillens (2002), p. 26. 307 Persoonsbeveiliging, Markrant, nr. 792, 31 januari 2004.
82
83
aanwezig waren leverde zij persoonsbeveiliging.308 De BSB verzorgde vóór 2005 de persoonsbeveiliging van hooggeplaatste militairen.309 In november 2005 bewaakte zij de Nederlandse minister van Defensie, Kamp, tijdens zijn bezoek aan de Nederlandse SOF in de provincie Kandahar. Het KCT legde een cordon.310 Tijdens de periode van de Deployment Task Force, die in 2006 de komst van de grotere Nederlandse Task Force Uruzgan (TFU) moest voorbereiden, beveiligde de BSB de Nederlandse militaire commandant en de politiek adviseur die vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de missie bijdroeg. Ook werden bezoekende VIP’s beveiligd: de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie, de Commandant der Strijdkrachten, de Directeur Operaties, de Commandant van de KL en de plaatsvervangend commandant van de KL. De BSB werkte in Uruzgan samen met Canadese collega’s, voerden met hen verkenningen uit voor toekomstige opdrachten en leverden hen steun in verband met een personeelstekort. Voor haar werkzaamheden was de BSB gestationeerd in Uruzgan (Tarin Kowt) en op het vliegveld in Kandahar.311 De brigade droeg in 2006 bij aan TFU-1312 en bewaakte in dat jaar ook de Nederlandse generaal Ton van Loon, die binnen ISAF het Regional Command South leidde.313 Vanaf 2006 beveiligde ze ‘regelmatig’ ministers, staatssecretarissen, meestal van Defensie, en militaire commandanten die Nederlandse troepen in Uruzgan bezochten.314 Heel 2007 bewaakten BSB-persoonsbeveiligers in Kaboel hoge Nederlandse NAVOfunctionarissen.315 Ook was BSB in 2007 actief in Uruzgan.316 Heel 2008 en heel 2009 ondersteunde de BSB het ISAF-hoofdkwartier in Kaboel.317 Midden maart 2010 beveiligde de BSB kroonprins Willem-Alexander tijdens zijn bezoek aan de Nederlandse militairen in Uruzgan.318 Eind juli 2010 beveiligden twee BSB-ers een bezoekende groep van het Commando Diensten Centra van het ministerie van Defensie aan Uruzgan.319 Begin september 2010 werd de minister van Defensie in Kaboel, Kandahar en Tarin Kowt door BSB beveiligd. ‘Over land wordt er gereden in konvooi en de verplaatsingen zijn snel. De auto’s zijn gepantserd en de mensen … dragen een kogelvrij vest en een helm.’320 In november 2010 waren twee BSB-ers op het militaire vliegveld van Kandahar gestationeerd voor de ‘dichtbijbescherming’ van de Nederlandse contingentscommandant in Afghanistan.321 Een aanval in Kaboel
De enige activiteit van de BSB in Afghanistan waarover meer gedetailleerde informatie bekend is betreft een aanval van Talibanstrijders in Kaboel in 2008, tijdens de zestiende viering van de val het communistische regime in het land in 1992. De BSB was bij een parade aanwezig om vier VIP’s te beveiligen: 308 Peerlings (2003), p. 83. 309 Anti-terreurbrigade zit niet te wachten op macho’s, Dagblad van het Noorden, 18 maart 2005. 310 Eric Vrijsen, Defensie: Kamp in Kandahar, Elsevier, 12 november 2005. 311 Morsink (2007), p. 101. 312 Saiboo (2006), p. 54. 313 Leo van Westerhoven, Fennek solution in Afghanistan, 12-04-2006, www.militaryphotos.net/forums/archive/index.php/t-98989.html, benaderd 28 augustus 2009. 314 George Marlet, Hoe een helikopter een minister redt, Trouw, 25 juni 2008. 315 Kamerbrief inzake de periodieke stand van zaken over Afghanistan van 24 september 2007 en Tweede kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 444 X, nr. 1, p. 116. 316 Wapenadjudant op werkbezoek in Afghanistan, Markrant, nummer 870, 7 april 2007, p. 3. 317 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 32 360 X, nr. 1, p. 160 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 924 X, nr. 1, p. 131. 318 Op een foto in De Volkskrant van zaterdag 20 maart is het BSB-embleem te zien op de arm van een persoon die in militair tenu achter de prins aan fietst. Waarschijnlijk geeft deze foto geen zicht op alle aanwezige beveiligers. 319 Gout-van Sinderen (2010), p. 4, bevat een foto waarop twee BSB-ers te herkennen zijn. 320 Van Middelkoop in Afghanistan, Reformatorisch Dagblad, 11 september 2010. 321 KMar nog steeds … (2010), p. 9. Hier staat niet letterlijk dat dit BSB-ers zijn, maar dit mag gezien het soort werk en de vele jaren van dit soort werk van de BSB in Afghanistan wel worden aangenomen.
84
de Afghaanse president Karzai, twee Nederlandse generaals en een hoge VN-medewerker. Deze zouden de parade vanaf een tribune bekijken. Door de Afghaanse autoriteiten was erop aangedrongen dat de beveiligers geen wapens zouden dragen en geen gepantserde wagens in de buurt zouden houden. De BSB-ers smokkelden in hun rugtassen hun wapens in onderdelen toch mee. Ze vertelden de organisatie van de feestviering dat één van de VIP’s een hartkwaal had en dat daarvoor een medische evacuatiewagen noodzakelijk was. Onder dit mom werd toch een gepantserde wagen onder de tribune geparkeerd. Op het moment dat het muziekkorps het Afghaanse volkslied inzette openden zes Talibanstrijders met AK-47’s en raketten het vuur op de militaire parade. De Afghaanse president Karzai en honderden Afghaanse en buitenlandse genodigden, onder wie de Britse en Amerikaanse ambassadeurs en de commandant van de NAVO-trepen in Afghanistan, generaal McNeill, waren net op de tribune gaan zitten toen het spervuur losbarstte. Er vielen meerdere doden, onder wie twee parlementsleden, en een tiental gewonden. De Talibanstrijders konden tien minuten lang schieten. De BSB-ers konden ‘hun’ VIP’s in ijltempo met de gereedstaande ‘ambulance’ uit het gebied rijden.322 Analyse
Onbekend is hoeveel man of vrouw de BSB voor haar werk in Afghanistan precies heeft ingezet, maar in vergelijking met de hele Nederlandse militaire inzet, zoals die in de volgende paragrafen zal worden beschreven en die opliep tot 1500-2000 militairen, is het kwantitatief waarschijnlijk een kleine bijdrage geweest. Uit de gevonden bronnen lijkt persoonsbeveiliging immers steeds door slechts enkele BSB-ers te worden uitgevoerd. De brigade lijkt wel in bijna alle gevallen als enige beveiligers te leveren. In één geval werd ook het KCT voor dit doel ingezet. De bijdrage van de BSB aan de Nederlandse militaire operaties in Afghanistan was ook kwalitatief klein. De invloed die zij op het succes van de Nederlandse militaire inspanningen hadden was niet (veel) groter dan hun aandeel in de personeelsinzet. In bronnen is slechts eenmaal sprake van het beschermen van VIP’s tijdens een daadwerkelijke aanval. Hoewel de dood van deze personen, vooral president Karzai, zeker politieke gevolgen had gehad, is het onwaarschijnlijk dat daarmee de loop van het conflict in Afghanistan significant en langdurig was veranderd. Vraag is ook wat hem was gebeurd zonder het ingrijpen van de BSB, wat de waarde van de actie van de Nederlanders moeilijk te duiden maakt. Het werk van de brigade in Afghanistan was maar in een paar opzichten speciaal. Dat geldt niet voor het feit dat blijkbaar alleen overt werd opgetreden – dit in tegenstelling tot een deel van het werk dat de BSB in Nederland uitvoert (zie hoofdstuk drie). Wat betreft soorten werkzaamheden is enkel sprake van FP. De brigade lijkt niet te zijn gebruikt voor MA, bijvoorbeeld het trainen van Afghaanse politie, counterdrug en contraterrorisme – wat gezien de capaciteiten van de BSB tot de mogelijkheden behoorde. Van DA en SR lijkt ook geen sprake te zijn geweest. Uit de personen die werden beveiligd kan worden geconcludeerd dat BSB op alle drie de militaire niveaus werd ingezet. Uit bovenstaande fragmenten blijkt dat het hierbij ging om Nederlandse bewindslieden en de kroonprins (strategisch), TFU- en andere commandanten van ISAFregio’s (operationeel), maar ook bezoekende commandanten van delen van de krijgsmacht (tactisch). Alleen deze inzet op strategisch (en operationeel) niveau maakt dat het werk van de BSB in Afghanistan als speciaal, anders dan de reguliere eenheden van de krijgsmacht mag worden bestempeld.
322 Snel, slim, onzichtbaar BSB, De Telegraaf, 6 maart 2010. Aangenomen is dat Heesters (2010), pp. 58-59, over hetzelfde incident schrijft. Hierin wordt gesproken van de beveiliging van de Afghaanse president Karzai door drie BSB-ers toen zes Taliban-strijders het vuur openden tijdens een parade in Kaboel.
85
5.2 Kaboel (januari 2002 – augustus 2003) Op 11 september 2001 voerde de terreurorganisatie Al-Qaida-aanslagen uit in New York en Washington. Afghanistan was een van de belangrijkste thuisbases van de organisatie, waar zij door het bewind van de Taliban werden beschermd. De Verenigde Staten oefenden na de aanslagen grote druk uit op de Taliban om de aanstichters van de aanslagen uit te leveren. Dit werd echter geweigerd, waarop de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië op 7 oktober 2001 de aanval op de Taliban openden. Samen met een alliantie van strijdgroepen uit het noorden van het land wisten zij de Taliban te verslaan, waarbij, zoals in de inleiding van dit boek al werd beschreven, SOF een hele belangrijke rol speelden. In december 2001 werd door vertegenwoordigers van de belangrijkste groeperingen in Afghanistan, uitgezonderd de Taliban, in Bonn een akkoord gesloten om een interim-regering te vormen. De lidstaten van de VN werd gevraagd zich in te zetten voor de opbouw van een Afghaans politieapparaat en een Afghaanse krijgsmacht. Voordat deze zelf de vrede en de openbare orde konden handhaven zou een door de Veiligheidsraad van de VN gemandateerde ISAF hen in Kaboel en omgeving daarbij helpen. De vredestroepen zouden zich ook inzetten voor het herstel van de infrastructuur in Afghanistan. Het Akkoord van Bonn liet de mogelijkheid open om het ISAF-mandaat naar de rest van het land uit te breiden. In oktober 2003 gaf de Veiligheidsraad hiertoe een expliciet mandaat. Eind december 2001 besloot de Nederlandse regering een versterkte compagnie van ongeveer 200 militairen van de Lucht Mobiele Brigade naar Kaboel te sturen. Midden februari 2002 waren alle Nederlandse militairen aanwezig. In augustus 2003 stopte de zesde en laatste Nederlandse rotatie haar werk in Kaboel. Nederland leverde in deze periode ook militairen voor het ISAF-hoofdkwartier in de hoofdstad. Vanaf maart 2004 was een detachement Apache-helikopters gestationeerd op het vliegveld van Kaboel. Voor de ondersteuning van de ISAF-troepen waren vanaf september 2004 ook Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen actief vanaf een vliegbasis in het naburige Kirgizië, later vanaf het vliegveld Bagram bij de Afghaanse hoofdstad.323
basis, beveiligden tegen terreuraanslagen, begeleidden VIP’s, leidden een verkenningspeloton van de Afghaanse Nationale Garde op en verleenden humanitaire hulp. Konvooibegeleiding werd na verloop van tijd aan reguliere eenheden overgelaten. Na maart 2002 gebeurde hetzelfde voor quick reaction force-werk. Bij VIP-beveiliging werd samengewerkt met BSB.326 Het KCT voerde ‘specifieke opdrachten’ uit voor de Kabul Multinational Brigade. Die duurden soms één, soms meerdere dagen, de langste duurde 18 dagen.327 In januari 2003 werd het inmiddels naar 30 man teruggebrachte aantal KCT-ers in Kaboel weer uitgebreid: tot 45.328 Tweede rotatie
5.2.1 Beschrijving van de hele operatie
Van een aantal KCT-detachementen uit deze operatie zijn verslagen beschikbaar. Zo wordt in het operatiebevel voor alle Nederlandse militairen van de tweede rotatie als taken voor het KCT genoemd: fungeren als quick reaction force, voorbereiding van een extractieplan voor de Nederlandse infanterie en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Kaboel, beveiliging van ‘Nederlandse bezoekersdelegaties’, oefenen en trainen, en ondersteuning van de infanterie in haar werkzaamheden, opleiding en training. De commando’s kregen lessen in het in noodgevallen oproepen van luchtsteun. Het KCT leverde 32 man voor de operatie: een commandant, diens plaatsvervanger, een compagnies-sergeant-majoor, een verbindingsofficier, een verbindingsspecialist, drie onderofficieren en drie commandoploegen. Deze laatste bestonden elk uit een commandant, een plaatsvervanger en zes sergeanten of korporaals. Binnen de ploegen waren steeds vier soorten specialisten ingedeeld: twee militairen voor verbindingen, twee scherpschutters, twee voor springstoffen en twee medisch specialisten. Het KCT voerde drie maanden lang ongeveer één operatie per week uit, naast gedurende de hele periode, 24 uur per dag, een ploeg beschikbaar te houden om binnen 12 minuten als quick reaction force te kunnen vertrekken. Met de BSB, die in de stad het personeel van de Nederlandse ambassade beveiligde, werd tot in detail een evacuatieplan opgesteld. Overigens werkte in de Nationale Inlichtingen Cel van ISAF in deze periode ook een sergeant van het KCT.329 In de periode mei en juni 2002 voerde het korps in Kaboel zeven FP-, contraterrorisme- en countercrime-operaties, en vijf verkenningsvluchten, waarschijnlijk met een Duitse militaire helikopter.330
Algemene beschrijving
Derde rotatie
Als deel van de Nederlandse ISAF-operatie in en om Kaboel vertrok op 8 januari 2002 ook een voordetachement van 10 man van het KCT vanaf vliegveld Eindhoven naar Afghanistan. Na te zijn aangekomen op het vliegveld van Bagram was men de eerste dagen bezig met het begeleiden van konvooien van Bagram naar Kaboel. Aansluitend werden hoofd- en nevenroutes verkend. Na twee-en-een-halve week kwam het overige personeel aan en was het detachement van 32 man compleet. De eerste dagen werden de nieuwe mensen ingewerkt, maar toen alle voertuigen ook waren aangekomen gingen de ploegen zelfstandig aan het werk.324 Hoofdtaken waren FP, het verzamelen van inlichtingen en (lange afstands)verkenningen. In de dreigingsanalyse was geconcludeerd dat naast criminelen ook krijgsheren een probleem konden vormen. Verder was onduidelijk hoe de bevolking op buitenlandse troepen zou reageren. Er was dreiging van terreuraanslagen met autobommen en beschietingen met Stingers en Grail-raketten.325 De KCT-ers begeleidden konvooien (tussen Bagram en Kaboel), voerden in ieder geval in Kaboel verkenningen uit (hoofdroutes, ambassades en politieposten), waren quick reaction force, beschermden de Nederlandse
Tijdens de derde ISAF-rotatie (juli tot en met november 2002) voerde het KCT SR, DA, JCO, FLT en contraterrorisme-opdrachten uit. Er werden 23 commando’s ingezet. Deze waren onderverdeeld in een commandogroep (in jargon ook wel de ‘OPS’ genoemd) en drie commandoploegen. Eerstgenoemde bestond uit een commandant, een plaatsvervangend commandant, een onderofficier voor operaties en een sergeant en een korporaal voor verbindingen. De commandoploegen bestonden uit een commandant, een plaatsvervanger en vier sergeanten of korporaals. Binnen elke ploeg had iedereen een specialisatie: communicatie, sniper, demolitie of medic. Operationeel werden de commando’s aangestuurd door de staf van de Kabul Multinational Brigade. De KCT-ers waren binnen 15 minuten inzetbaar. Naast de normale
323 Klep en Van Gils (2005), pp. 442-443 en 452-463. De officiële benaming van de Apache attack helicopter is AH 64. 324 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 39. 325 Stinger is de vanaf de schouder af te vuren, hitte zoekende, tegen vliegtuigen af te vuren raket van Amerikaanse makelij. Grail is de Russische evenknie.
86
326 Swillens (2002), pp. 25-26, Afghanistan (2002), p. 15, Korpscommandant in Afghanistan (2002), p. 15. 327 Afghanistan (2003). 328 Theo Koelé en Philippe Remarque, Nederlandse troepen in Afghanistan worden versterkt, De Volkskrant, 16 januari 2003. 329 Weemering (2002), pp. 19, 22, 36, 37 en 70. 330 Sünkler (2008), p. 143. Genoemd worden een bewakingsopdracht (operatie ‘Argus’), stand-by voor het eventueel bevrijden van gegijzelden (‘Loya Jirga’), contraterrorisme-inzet tegen een IED-maker (‘Galaxy’), een beschermingsopdracht (‘Shinha’), een contraterrorismeinzet (‘Drakar’) en inzet tegen smokkelaars (‘Kieffer’).
87
patrouillegang en het verzamelen van inlichtingen werd een aantal specifieke opdrachten uitgevoerd. Met andere ISAF-eenheden en SOF van andere landen werd samengewerkt en getraind.331
de hoofdstad verkend (south-east extension). Later ontving men de opdracht een analyse te maken van ‘zone 5’, ten zuiden van het Pagman-district, waar een Canadese battlegroup actief was geworden.333
Vierde rotatie
Analyse
Voor ISAF-4 leverde het KCT éénentwintig commando’s uit de 108 Commandotroepencompagnie en twee verbindingsmilitairen. Sommigen waren net teruggekomen van de operatie in Macedonië. In Kaboel was de hoofdopdracht ‘FP door inlichtingenvergaring’. Het detachement werd verdeeld in drie ploegen van zes man en een commandogroep van vijf militairen. Aan sommige ploegen was ook een Duitse verkenner toegevoegd. De ploegen verplaatsten zich in jeeps met daarop een lichte mitrailleur. Het KCT-deel van het grotere Nederlandse kamp bestond de eerste tijd uit vijf tenten, later kreeg men de beschikking over 12 tenten. Zowel overdag als ’s nachts werden veel patrouilles gereden, tot in de verste uithoeken van de AOR, om de bevolking te laten zien dat ISAF aanwezig was. Door middel van tolken werd aan bewoners de reden voor de aanwezigheid van internationale troepen uitgelegd en werd ‘interesse getoond voor hun problemen’. De commando’s rapporteerden bijzonderheden aan de Kabul Multinational Brigade. Ten noorden van het vliegveld trok men de bergen in, waar ze langs de route veel bunkertjes, oude stellingen, kapotte pantservoertuigen, verroest luchtafweergeschut, mijnenvelden en bomkraters aantrof. De ploegen patrouilleerde ook in Kaboel zelf. Van elke tocht werd rapport opgemaakt, inclusief eventuele bijzonderheden. Wanneer de verwachting was dat de criminaliteit zou oplopen of aanslagen zouden worden gepleegd werd de patrouillegang geïntensiveerd. De situatie bleef echter rustig. ‘Zo nu en dan’ ontvingen de ploegen opdrachten die soms één en soms meerdere dagen en nachten in beslag namen - in één geval zelfs achtien. Vaak was dit een reactie op demonstraties, dreigementen van bomaanslagen of raketaanvallen tegen ISAF. Tijdens patrouilles werden regelmatig niet-ontplofte mijnen, granaten, vliegtuigbommen en raketten gevonden. De commando’s markeerden deze met fluoriserende spray of een lint en waarschuwden de Explosieven Opruimingsdienst. Vanwege ‘belangrijke werkzaamheden’ van de ploegen konden slechts een paar commando’s deelnemen aan de kerstviering van de Kabul Multinational Brigade.332
In personeelsaantal leverde het KCT een aanzienlijke bijdrage aan de hele Nederlandse inzet in Kaboel (meer dan 10%). Uit deze meer algemene beschrijvingen kan echter niet goed worden afgeleid hoe belangrijk de commando’s in kwalitatief opzicht voor de hele Nederlandse operatie waren. Onduidelijk is wat de concrete resultaten van de inzet waren. Wel kan worden opgemaakt dat het KCT (in één geval werd samengewerkt met de BSB) hoofdzakelijk overt optrad. Van covert of discrete acties lijkt geen sprake te zijn geweest. De gevonden bronnen melden veel SR-taken, maar of inderdaad aan de definitie hiervan werd voldaan kan niet aan de hand van meer gedetaileerde informatie worden gecontroleerd. Het opleiden van Afghaanse verkenners is uiteraard een geval van MA. In de bronnen wordt ook van JCO en FLT-taken gesproken. Duidelijk is dat veel contraterrorisme- en FP-, en in mindere mate countercrime- en humanitaire hulpwerkzaamheden werden uitgevoerd. Een deel van deze activiteiten zal effect in het hele operatiegebied (Kaboel en omgeving) hebben gehad. Sommige patrouilles en het optreden als quick reaction force moeten worden geacht ‘slechts’ op tactisch niveau te hebben plaatsgevonden. Gezien de politieke lading van het beschermen en eventueel bevrijden van VIP’s mag dit inzet op strategisch niveau worden genoemd.
Zesde rotatie
Tijdens ISAF 6 bestond het KCT-detachement uit drie operationele ploegen, een verbindingsdienst, FAC en logistieke component, en een commandogroep waar onder andere een inlichtingenfunctionaris, een foto-, audio- en videospecialist, en een militaire geograaf waren ondergebracht. In de beginperiode hield het detachement zich hoofdzakelijk bezig met het maken van een analyse van drie verdachte lokaties buiten de AOR van de Kabul Multinational Brigade. Daar werden infrastructuur en terrein bekeken. Met geavanceerde foto- en videoapparatuur werd het gebied in beeld gebracht. ’s Nachts werden met helikopters verkenningen uitgevoerd. Met lokale leiders (malik’s) werd over de economische, politieke en financiële situatie gesproken. Ook informeerden de commando’s naar criminaliteit, de medische situatie en problemen met infrastructuur of watervoorziening. Dagelijks werd aan het hoofdkwartier gerapporteerd. Toen de dreiging van aanvallen (met raketten) op het vliegveld van Kaboel toenam werden meerdere dagen patrouilles uitgevoerd op de vlakte tussen Kaboel en Bagram, en werd het gebied ten zuid-oosten van
331 Verhoog en Jacobs (2002), pp. 85-90. 332 Houwerjoe!!... (2003), pp. 57-61.
88
5.2.2 Uitgebreidere beschrijvingen van activiteiten Hulp na een aardbeving
Op 25 maart 2002 en daarna waren er twee aardbevingen en zware naschokken in de circa 280 kilometer ten noorden van Kaboel gelegen plaats Nahrin. Op 27 maart vertrokken 18 KCT-ers, Duitse artsen en chirurgen, Explosieven Opruimingsdienst, militaire politie en een ziekenauto om hulp te bieden. De route tot Bagram was bekend, maar daarna trok de groep door onbekend gebied tot de 3400 meter hoog gelegen Salang-tunnel. De drie kilometer lange tunnel bleek vol opstoppingen van vrachtauto’s te staan; de kolonne had elf uur nodig om door de tunnel te komen. In totaal duurde de reis naar Nahrin 36 uur. Drie kilometer ten westen van de plaats werd een kamp opgezet. Nahrin bleek voor 90% verwoest. De lokale bevolking was ondergebracht in tenten van al aanwezige niet-gouvernementele organisaties. Deze behandelden ook de zwaargewonden. Er bleken 800 doden te zijn, veel minder dan aanvankelijk geschat, die bij aankomst ook al bleken te zijn ‘geborgen’. De KCT-ers reden tussen 29 en 31 maart diverse patrouilles. Er werden verkenningen uitgevoerd en naar twee locaties reserve-onderdelen voor defecte Duitse voertuigen gebracht. Op 1 april begon men aan de terugreis. De eerste 40 kilometer ging over onverharde wegen en door een mijnenveld. De wegen veranderden al snel in modderpoelen en beekjes. Hier en daar kwamen voertuigen vast te zitten. Deze werden snel weer losgetrokken. Eén van jeeps van het KCT kreeg een lekke brandstoftank en moest 15 kilometer gesleept worden tot het eerste rustpunt. Daar werd een noodreparatie uitgevoerd. De Salang-tunnel bleek weer een forse hindernis, mede omdat de regen was overgegaan in sneeuw. Op 2 april was de groep weer terug op de basis in Kaboel.334
333 Wessels en Bolier (2003), pp. 80-81. 334 ‘Dusty Dutch’ (2001), pp. 57-60. Kortere vermelding in Klep en Van Gils (2005), p. 456.
89
Analyse
Onduidelijk is hoe groot, kwantitatief gezien, de bijdrage van het KCT aan deze actie was. Uit de beschrijving lijkt het alsof de commando’s met hun verkenningen als enige een bijdrage aan het resultaat van deze tocht leverden. Deze inzet van het KCT is te typeren als overt humanitaire hulp. De grondbeginselen van speciale operaties kunnen niet worden herkend. Gezien de goodwill die een dergelijke hulpoperatie opleverd, bij de plaatselijke bevolking, maar ook in de rest van het hele land, in de Afghaanse politiek en de (internationale) media, mag deze inzet als strategisch van aard worden bestempeld.
te vertrekken. Na een flinke partij rotsklimmen werd in het complex een aantal ISAF-tijdschriften achtergelaten. Een andere commando plakte ISAF-stickers op een gebouwtje. Na ongeveer drie uur was de groep weer terug onder aan de berg. De volgende dag reed een KCT-patrouille naar Paghman om de reacties te polsen en te proberen met de leider te spreken. De wachtposten aan de rand van het gebied waren al op de hoogte en kregen via de portofoon te horen dat de Nederlanders voor de thee welkom waren. Na tot het villacomplex te zijn gereden sprak de commandant van de commando’s drie kwartier met de leider, die bedankte voor de tijdschriften en respect toonde voor de indringactie. Ook zei hij met een hoge ISAF-vertegenwoordiger te willen praten.338
Doorzoeking wapendepot
Na hun eerste week in Kaboel ontving de nieuwe rotatie commando’s eind juli of begin augustus 2002 de opdracht in het district Shina een wapendepot te doorzoeken. Van inlichtingendiensten werden satellietopnamen ontvangen. ‘s Nachts werd het betreffende huis geobserveerd om te kijken wie er in en uit gingen en om de omgeving gedetailleerd in kaart te brengen. Met ongeveer zestig man werd uiteindelijk het depot benaderd: teams die naar binnen zouden gaan, back-up, forensisch specialisten (Spurensicherung), explosievenexperts en een groep voor eventuele arrestaties. Duitse Feldjäger335 zetten de wegen rondom het pand af. Bij de inval werden onder de vloer twaalf raketten gevonden van het type waarmee het militaire kamp al meermalen was beschoten.336
Analyse
Analyse
Conferentiebeveiliging
Als wordt aangenomen dat ten minste drie KCT-teams deelnamen – twee voor de instap en een als back-up - dan leverde het korps een aanzienlijke kwantitatieve bijdrage aan deze actie. Met de observaties en het binnentreden van het depot leverden de commando’s in kwalitatief opzicht een grote bijdrage. Het resultaat was dat de tegenstander twaalf raketten werden ontnomen. Bij deze actie lijkt sprake te zijn geweest van covert optreden: het wapendepot werd een tijd heimelijk geobserveerd, al is onduidelijk hoe lang. Dit deel van de operatie kan als SR worden gekenmerkt. Uiteindelijk werd met behulp van andere eenheden, misschien wel verrassend, maar duidelijk overt begonnen het te doorzoeken. De inval zelf lijkt een duidelijk geval van DA. Verder is de actie te typeren als contraterrorisme en lijkt in ieder geval FP als effect te zijn bereikt (einde beschietingen van het eigen kamp). Interessant is ook dat veel van de grondbeginselen van McRaven (1995) worden gehanteerd: het behalen van relatieve superioriteit met een simpel en geheim plan, uitgevoerd met verrassing, snelheid en doeltreffendheid. Van vooroefening blijkt uit de gevonden bron echter niets. Gezien de informatie dat de raketten mogelijk zouden worden gebruikt om ISAF in Kaboel te beschieten moet worden geconcludeerd dat het effect van deze actie op operationeel niveau lag, namelijk in de AOR-Kaboel.
Begin augustus 2002 kreeg het KCT de opdracht een conferentie van Afghaanse ministers in het hotel Intercontinental in Kaboel te beveiligen. Ook een Chileense minister zou aanwezig zijn. Na kaarten van de omgeving te hebben bestudeerd werd in een verlaten wachttoren op een nabijgelegen heuveltje een observatiepost ingericht. Daar zouden de commando´s eventuele naderende auto´s van ver kunnen zien aankomen. De omgeving werd te voet in meer detail verkend. Ten noorden van het hotel richtten de KCT-ers een post in met radio-apparatuur. Ze kregen een Duits pantservoertuig, inclusief Duitse verzorgingstroepen, ter beschikking. Omdat de Nederlanders geen nachtzichtkijkers op hun geweren hadden werden twee Duitse scherpschutters aan de eenheid toegevoegd. Toen deze in het donker, met koplichten de Nederlanders verblindend, kwam aanrijden steeg de spanning. Eén van de mannen uit de KCT-eenheid ging, onder vuurdekking van de anderen, de auto tegemoet en kon al snel melden dat geen gevaar dreigde. Die nacht vond nog een dergelijk incident plaats. De Nederlanders zagen twee bewapende mannen bij het hotel en konden niet vaststellen of dat andere ISAF-troepen waren. Volgens de richtlijnen zou dat voldoende zijn geweest om de twee door de scherpschutters neer te laten schieten. De Nederlanders besloten echter met enkele mensen te gaan kijken. De twee onbekenden bleken al snel niet-Engelssprekende militairen te zijn van de Turkse eenheid die het commando van de beveiligingsoperatie voerde. Ze hadden geen infrarood licht afgevende staven bij zich om voor andere eenheden met infraroodkijkers op afstand herkenbaar te zijn, zoals was afgesproken. De Turken haalden hun schouders op en liepen terug naar het hotel, waar ook hun officieren zich bevonden. De conferentie zelf verliep de volgende dag zonder problemen.339
Benadering villacomplex
In de nacht van 9 augustus 2002 trokken de KCT-ers naar het berggebied in het district Paghman337 met het gedurfde plan om het villacomplex van een lokale leider ongemerkt binnen te dringen en ongemerkt weer
335 Dit is de Duitse militaire politie. 336 Wohlgethan (2008), pp. 151-153. Wohlgethan is een Duitse para die per 1 juli 2002 in Kaboel werd toegevoegd aan de eenheden van het KCT. Volgens het Nederlandse ministerie van Defensie vervulden tussen juni 2002 en februari 2003 3 tot 5 Duitse militairen een functie bij het KCT-peloton. Zij voerden dezelfde taken uit als de Nederlanders - Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, nr. 1375, p. 2948. 337 In de brief van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer, 9 november 2007, wordt aangegeven dat de de commando’s ‘bergtrainingen’ uitvoerden in het district Paghman.
90
Interessant is ook dat het KCT deze activiteiten alleen ondernam, dus zowel kwantitatief als kwalitatief een grote bijdrage leverde. De benadering van de lokale leider is een interessante actie, die duidelijk een covert deel heeft. Pas de volgende dag wordt overt opgetreden. De actie kan als DA (‘het in handen krijgen van een high value target’) worden bestempeld, zij het zonder geweldgebruik. Daarbij is van FLT, JCO en/of psychological operations sprake. De bezochte leider had meer dan regionale invloed. In die zin was sprake van een actie op strategisch niveau. Ook in deze actie kunnen veel van de grondbeginselen van speciale operaties worden herkend; alleen het vooroefenen lijkt wederom te ontbreken.
338 Wohlgethan (2008), pp. 155-159. Wohlgethan schrijft dat de leider Khaddafy Janjalani heette en een van de leiders van de hoofdzakelijk in de Filippijnen opererende terroristische groepering Abu Sayyaf was. Het ministerie van Defensie gaf aan dat in Paghman het Afghaanse parlementslid Abdul Rasul Sayyaf woonde en dat het ministerie geen informatie had dat Janjalani ooit in Afghanistan was. Zie: Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, nr. 1375, p. 2948. 339 Wohlgethan (2008), pp. 160-164.
91
Analyse
Analyse
Wat kan uit deze beschrijving van de beveiliging van het hotel worden geconcludeerd? De KCT-ers leverden als waarschijnlijk de enige ingezette Nederlandse eenheid een grote bijdrage. Deze operatie was duidelijk ook covert (onzichtbare observatie, ‘s nachts), maar behoorde tot geen van de drie hoofdtaken van speciale eenheden. In dit geval was sprake van FP, al betrof de bescherming geen militairen. De VIP’s die werden beveiligd waren van strategische waarde voor de tegenstanders.
Hoe moet de betrokkenheid van de commando’s bij dit schietincident, waar in de Nederlandse media en politiek veel over te doen is geweest, militair-operationeel worden beoordeeld? De KCT-ers lijken niet meer te hebben gedaan dan het uitvoeren van een achtervolging. De commando’s speelden in kwantitatief en kwalitatief opzicht een aanzienlijke rol, net als de militairen van de Lucht Mobiele Brigade. Er lijkt alleen van overt optreden sprake te zijn geweest. Het betrof geen van de drie hoofdtaken. Uit de aanwezigheid van de Afghaanse inlichtingendienst mag worden afgeleid dat de dode criminelen van politiek belang waren, wat duidt op een inzet van het KCT op strategisch niveau.
Schietincident
Volgens enkele bronnen werd op 7 augustus 2002, terwijl de commando’s weer in Paghman patrouilles reden, op de radio een bericht gehoord dat een groep van twaalf gewapende mannen, na criminele en gewelddadige activiteiten te hebben uitgevoerd in het Bagrami-district ten zuidwesten van Kaboel, in de richting van de commando’s trok. Bij een politiepost waren twee agenten vermoord. Eerst met hoge snelheid, maar toen ze dichterbij kwamen stapvoets, werd door de Nederlandse commando’s richting de bende gereden. Na een spoor van weggeworpen kleren, uitrusting en bloed te hebben gevolgd hoorden ze iets verderop schoten. Een deel van de groep ging te voet verder. Op de top van een heuvel zagen ze enkele mannen, die kort daarop weer wegdoken. Via de radio werd gemeld dat ook een ander KCT-team dicht in de buurt was. Plotseling kwamen met hoge snelheid twee jeeps met daarin ook een Amerikaanse inlichtingenofficier aangereden. Terwijl de Nederlanders werden ondervraagd zagen ze dat de Amerikaan een journalist en een cameraman, die op een heuveltje nabij stonden te filmen, benaderde en hun filmbanden in beslag namen (later bleken het dummies te zijn). Nadat de Nederlanders hadden verzekerd zelf ook geen opnamen te hebben gemaakt mochten ze verder trekken.340 Een andere bron meldt dat een groep KCTmilitairen aan het begin van de middag in opdracht van de ISAF-leiding op de plek van het schietincident was. Toen waren de lichamen van de gedode personen al weggehaald door de Afghaanse autoriteiten.341 Nog een andere tekst meldt dat na berichten over het incident het hoofdkwartier van de Kabul Multinational Brigade het KCT alarmeerde. Drie commandoploegen waren toen bezig met geplande patrouilles elders in Kaboel. Zij zijn eerst teruggegaan naar de ISAF-basis. Daar ontvingen zij de opdracht in de omgeving van het schietincident te zoeken naar mogelijke andere ontsnapte gevangenen. Om ongeveer twaalf uur werd vertrokken voor deze opdracht. Eén van de drie groepen is op de plaats van het incident geweest. Door geen van de groepen zijn ontsnapte gevangenen aangetroffen.342 Verder staat te lezen dat eerder die dag een andere KCT-eenheid een opdracht had uitgevoerd, die niet aan het schietincident gerelateerd was, waarvoor rond half tien ’s ochtends de basis was verlaten.343 Ook een groep van de Lucht Mobiele Brigade was - ruim een uur na het schietincident - ter plekke en zag daar enkele tientallen Afghaanse militairen en politieagenten en een generaal van de Afghaanse inlichtingendienst, in het Engels bekend als de National Directorate for Security.344
340 Wohlgethan (2008), pp. 175-179 en de Argos-radioprogramma’s van 10 maart 2010 en 3 oktober 2009. 341 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, Aanhangsel, nr. 1845, p. 3955. Hier staat ook dat het Nederlandse Openbaar Ministerie constateerde dat de passages uit Wohlgethan over deze dag grotendeels overeenkomen met de rapportages van KCT-eenheid 4.11. 342 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, Aanhangsel, nr. 1844, p. 3951. 343 Beantwoording Kamervragen over de rol van Nederlande militairen bij een actie op 7 augustus 2002, brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer van 14 juni 2010. 344 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, Aanhangsel, nr. 118, p. 2518.
92
Massoud-herdenking
Operatie Sabre betrof beveiliging tijdens de herdenking van de moord op de Afghaanse generaal Massoud.345 Daarvoor werd door de KCT-ers een plan gemaakt. Er werden door de commando’s locaties verkend en ingericht bij de vier belangrijkste moskeeën van de stad.346 Wat er gebeurde op een daarvan is uitgebreid beschreven. Op 3 september 2003 werd door de commando’s in het centrum van Kaboel, in een vervallen kantoorgebouw naast een moskee en een plein, een observatiepost ingericht. Eerst werd het complex doorzocht op mijnen en de directe omgeving verkend. Voor het gebouw liep nog een weg, waarover de groep in noodgevallen snel zou kunnen vertrekken. Terug op het kamp werd een gedetailleerde planning gemaakt en werden alle benodigde middelen bij elkaar gebracht om dagenlang vanuit het gebouw te observeren en daar te eten, drinken en slapen.347 Na een paar uur slaap, in de nacht van 5 september, trok men in het vervallen gebouw. De volgende ochtend werd met de observatie begonnen. Twee man keken steeds naar de moskee, de andere twee rustten uit. Elke drie uur werd gewisseld. Van iets achter de gevellijn werd door de ramen de omgeving waargenomen. De groep had steeds radiocontact met de basis. In een kamer in het gebouw kon men rusten, een ander diende als toilet. De groep had voor een week genoeg voedsel en water bij zich. In de omgeving was een quick reaction force gestationeerd. Deze kon, mocht dit nodig zijn, binnen tien minuten alle observatiepunten bereiken. Ook met de quick reaction force had de groep radiocontact. Laat op de middag van de eerste dag kwam eerst een kleine, daarna op ongeveer 250 meter van de groep een grote bom tot ontploffing. Door hun telelenzen zagen de KCT-ers vele bebloede lichamen liggen. De teamleider besloot dat twee man de straat op zouden gaan. De anderen bleven binnen om contact met de basis te houden. De twee liepen tussen de slachtoffers rond en keken welke op de grond liggende mensen nog in leven waren. Via de radio kreeg men te horen dat ze, om hun opdracht niet in gevaar te brengen, terug moesten naar hun observatiepost.348 Terug in het gebouw wasten en ontsmetten zij zich. Via de radio werd de opdracht ontvangen niet meer het gebouw te verlaten en extra veiligheidsmaatregelen te nemen. Om tegen eventuele binnensluipers gewaarschuwd te worden spande de groep draden over de trappen. Aan de draden werden rookgranaten gehangen. Op de reeds eerder aangelegde barricaden bij de ingang van het gebouw werden handgranaten gelegd. Hierna werd de observatie hervat. Later kreeg men te horen dat er op de markt 26 doden en 150 345 Massoud vocht in de oorlog om de Sovjet-Unie uit Afghanistan te verdrijven en later als commandant van de Noordelijke Alliantie tegen de Taliban. Twee dagen voor ‘9/11’ werd hij door vermoedelijk Al-Qaida-leden vermoord. 346 Verhoog en Jacobs (2002), p. 86. 347 Wohlgethan (2008), pp. 193-195. 348 Wohlgethan (2008), pp. 196-199.
93
gewonden waren vallen. Ook de volgende dagen verbleven de vier in hun observatiepost bij de markt. ‘s Nachts slopen zij het gebouw uit, om hun observatiepunt niet te verraden via een omweg, naar een vlakbij geplaatste Afghaanse politiepost. Met de politiemannen werd gegeten, gerookt en over hun uitrusting gepraat. De KCT-ers boden de Afghanen hun rantsoenen aan, waarbij eerst wel werd gecontroleerd of er geen varkensvlees in zat.349 Analyse
Met alle weergegeven details is dit een van de meest levensechte beschrijvingen van het observatiewerk van de Nederlandse MSE. Het laat veel zien over werkwijze, uitrusting en de motivatie van de betrokken KCT-ers – evenals over de soms zeer grimmige werkelijkheid van het conflict in Afghanistan. Om terug te keren naar de militair-operationeel wetenschappelijke analyse van deze observatieperiode: onduidelijk is hoeveel andere ISAF-troepen tegelijk met de KCT-ers probeerden de herdenking veilig te laten verlopen, maar aan de hierboven beschreven activiteiten namen de commando’s als enige Nederlandse militaire eenheid deel, dus leverden zij in kwalitatief en kwantitatief opzicht een grote bijdrage. Dit is een duidelijk geval van covert inzet. Er was wel sprake van SR, want de observatie was bedoeld om belangrijke en tijdgebonden informatie te verkrijgen. Daarbij was het een activiteit op strategisch niveau om voor het hele Afghanistan-conflict politiek gevoelige aanslagen of andere verstoringen van de nationale herdenking te voorkomen.
krachten. De actie kan dus hooguit als een op operationeel niveau worden bestempeld. Uitgezonderd, wederom, de vooroefening, lijken alle grondbeginselen van speciale operatie te worden toegepast. Vluchtend terug
Op 19 september 2002 kregen de commando’s een verkenningsopdracht. Ze vertrokken twee nachten later. Enkele kilometers voor het dorp waar ze naar toe moesten sloegen ze van de weg af. Vanwege het mijnengevaar probeerde men door de lokale bevolking bereden paden te volgen. De wegen werden snel slechter en uiteindelijk onbruikbaar. Via drooggevallen rivieren (wadi’s) werd verder gereden. Op een plek moest de teamleider zelfs voor de kolonne uitlopen.Vlak bij het dorp hield de wadi op met een twee meter hoge aarden wand. De groep draaide de auto’s om en besloot om toch op de grotere weg naast de rivierbedding te gaan rijden. Enkele meters op de weg merkten de commando’s op de bergruggen die hen aan twee kanten omsloten wachtposten van de tegenstanders op. De heftige bewegingen van de Afghanen deed de groep vermoeden dat alarm werd geslagen. Kort hierop zagen ze in het dorp zelf beweging ontstaan. Niet lang daarna hoorden ze daar motoren van pantserwagens starten. Van een kleine twee kilometer afstand zagen de KCT-ers de wagens op zich afkomen. De tegenstander opende met granaten het vuur. De commando’s draaiden hun jeeps en maakten zich op hoge snelheid uit de voeten. Binnen twee uur reden ze terug naar Kaboel. Daar brachten ze verslag uit.351 Analyse
Dreigende politiemannen
Op 8 september 2002 werd door twee Duitse militairen een zestal personen voor illegaal wapenbezit aangehouden. Eén daarvan bleek familie van een generaal van de Afghaanse politie. Deze eiste uitlevering van de twee soldaten. Dit werd geweigerd, waarop de generaal twee pantserwagens op het NederlandsDuitse militaire kamp (Garnizoen Kaboel) afstuurde. De KCT-ers werden door de quick reaction force bij hun observatiepost naast de markt – zie boven - opgehaald en met hoge snelheid naar de ISAF-basis gereden. Via de radio werden ze over de situatie bij het kamp bijgepraat. Daar aangekomen namen de KCT-ers met AT-4 antitankwapens posities in achter de politiepantserwagens. Via de radio meldden ze klaar te zijn voor actie. Met geroep en gefluit trokken ze de aandacht van de Afghaanse politiemannen, die daarop direct met achterlating van hun pantserwagens vluchtten.350
De KCT-ers waren de enigen die deze verkenning uitvoerden, dus leverden ze in beide opzichten een grote bijdrage. In principe is hier sprake van overt-inzet: een toevallige passant of lokale landbouwer had de KCT-ers kunnen zien rijden. Wel werd uiteraard geprobeerd het dorp zoveel mogelijk ongezien te benaderen. De verkenningstocht was op het vaststellen van de aanwezigheid van tegenstanders in betreffend dorp gericht, dus kan onder SR worden geschaard. Het vaststellen van de aanwezigheid van tegenstanders had waarschijnlijk waarde voor de veiligheid in Kaboel en omgeving, niet voor heel Afghanistan, dus moet als bijdrage op operationeel niveau worden getypeerd. Van een plan voor het verkrijgen van relatieve superioriteit was geen sprake, aangezien de commando’s plotseling met een overmacht werden geconfronteerd. Verrassende waarneming
Hoe kan deze toch wel opvallende gebeurtenis het best worden geduid? De Nederlandse commando’s leverden in kwantitatief opzicht geen grote bijdrage, want er moeten veel andere, inclusief Nederlandse militairen zijn geactiveerd om hun basis te beschermen. Wel was de inzet van het KCT voor de afloop van het incident beslissend, dus van grote waarde. Na het verlaten van de observatiepost was sprake van overt optreden – al benaderden de commando’s de Afganen ongezien van achteren. Hier lijkt sprake van DA, contraterrorisme (al kwam de dreiging met geweld van de Afghaanse politie) en FP. Uit de beschrijving blijkt niet duidelijk welke functie de Afghaanse generaal vervulde: was hij verantwoordelijk voor Kaboel of voor het hele land? Aangenomen mag echter worden dat dit een persoonlijke vete was en dat de actie dus geen invloed had op de relatie tussen ISAF en de Afghaanse politiek of de leiding van politie en strijd-
Op 20 september 2002 reden de commando’s via de route met de naam Grimson naar het oosten. Van ongeveer 800 meter observeerde de groep met de telelenzen op hun wapens een klein dorp dat langs de route lag. Buiten het dorp bleek een groot aantal Japanse terreinwagens bij elkaar te staan. Tien minuten later zag men plotseling beweging: een grote groep gewapende mannen dook voor en naast de wagens op. De commando’s dachten Gulbudding Hekmatyar te herkennen, de leider van Hezb-e Islami, een van de bondgenoten van de Taliban en Al-Qaida. Ze probeerden zich de foto van de man in hun identificatiemap voor de geest te halen. Vanwege de gevaarlijke situatie die was ontstaan keerden de KCT-ers voorzichtig en langzaam naar de eigen voertuigen terug. Snel werd naar het kamp in Kaboel teruggereden. Daar liet de leider van het team de foto van Hekmatyar in de identificatiemap onder alle zeven andere commando’s rondgaan en vroeg hen of ze dachten dat ze inderdaad Hekmatyar hadden gezien. De KCT-ers
349 Wohlgethan (2008), pp. 199-206. 350 Wohlgethan (2008), pp. 207-211.
351 Wohlgethan (2008), pp. 232-237 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, nr. 1375, p. 2948.
Analyse
94
95
waren unaniem van mening dat het hem inderdaad was. Dit werd aan de J2 (‘afdeling inlichtingen’) van de ISAF-staf doorgegeven.352 Analyse
Dit is een betrekkelijk korte beschrijving van een bijzondere gebeurtenis. Het KCT was blijkbaar als enige Nederlandse militaire eenheid actief, dus het leverde zowel kwantitatief als kwalitatief een grote bijdrage. Ze hadden daarbij de leider van een van de grootste tegenstanders van ISAF in het vizier. Deze toevallige ‘ontmoeting’ kan worden getypeerd als een covert SR-activiteit. Ondanks dat Hekmatyar alleen werd gezien kan worden gesproken van een activiteit van strategische waarde. Analyse van de uitgebreidere beschrijvingen
In de bovenstaande fragmenten worden met een enkele uitzondering (‘schietincident’) acties beschreven waaraan het KCT een kwantitatief en/of kwalitatief grote bijdrage leverde. Het grote aantal operaties wijst op een aanzienlijke bijdrage van het KCT aan het hele Nederlandse militaire effect. Als enige directe resultaat staan twaalf in beslag genomen raketten vermeld. Naast een aantal gevallen van overt optreden zijn opvallend veel covert acties gevonden (‘doorzoeking wapendepot’, ‘benadering villacomplex’, ‘conferentiebeveiliging’, ‘Massoud-herdenking’, ‘verrassende waarneming’). Van twee van de drie MSE-hoofdtaken is meermalen sprake: SR (‘doorzoeking wapendepot’, ‘Massoud-herdenking’, ‘vluchtend terug’, ‘verrassende waarneming’) en DA (‘doorzoeking wapendepot’, ‘benadering villacomplex’, ‘dreigende politiemannen’). Hiernaast kan drie keer FP (‘doorzoeking wapendepot’, ‘conferentiebeveiliging’, ‘dreigende politiemannen’), twee keer contraterrorisme en elk één keer humanitaire hulp, FLT/JCO en psychological operations worden herkend. In de meeste gevallen is sprake van een inzet van KCT-teams op militair strategisch niveau (‘hulp na een aardbeving’, ‘benadering villacomplex’, ‘conferentiebeveiliging’, ‘schietincident’, ‘verrassende waarneming’). Daarnaast zijn drie acties van operationeel niveau waar te nemen: ‘doorzoeking wapendepot’, ‘dreigende politiemannen’ en ‘vluchtend terug’. Met acties op operationeel en zelfs strategisch niveau leverde het KCT een kwalitatief grotere bijdrage dan op basis van personeelsaantallen mag worden verwacht. Ook wat betreft de toepassing van de SOF-grondbeginselen van McRaven (1995) lijkt de inzet in Kaboel in deze bronnen een hoog ‘speciale operaties gehalte’ te hebben gehad. In drie gevallen (‘doorzoeking wapendepot’, ‘benadering villacomplex’, ‘dreigende politiemannen’) kunnen alle principes worden herkend, met uitzondering van een vooroefening.
Beveiliging
Op 4 maart 2002 beveiligde het KCT het bezoek van de Nederlandse minister van Defensie.353 Op 14 maart 2002 beveiligde het KCT het bezoek van de Vaste Kamercommissie van Defensie.354 Op 12 april beveiligde het KCT de bevelhebber van de KL en de commandant van het KCT tijdens hun bezoek aan Kaboel.355 Op 26 juli 2002 kreeg het KCT-team opdracht een groep Duitse commando-officieren van Bagram op te halen. Op de weg terug passeerden ze een Afghaans check point dat in een vuurgevecht verwikkeld was met een onzichtbare tegenstander in de nabijgelegen bergen. Toen de Nederlanders voorbij reden stopte het vuren van beide zijden tijdelijk.356 In mei 2002 begeleidden commando’s Afghaanse generaals die werkten aan de beveiliging voor de Loya Jirga in Kaboel. Eind mei beveiligde commando’s de plaatsvervangend Chef Defensie Staf tijdens zijn bezoek met persoons beveiliging (close protection) en tijdens zijn transport in het gebied.357 Het KCT verzorgde op 26 juli de buitenringbeveiliging bij het bezoek van de Duitse minister van Defensie. Vanaf een plateau op een verlichtingsmast van het vliegveld hielden de commando’s tijdens de aankomst van de minister de omgeving in de gaten.358 Voor het bezoek van een hoge Nederlandse generaal trad het KCT eind augustus 2002 op als persoonbewaker. Voor deze nieuwe rol werden eerst een dag een aantal trainingen doorlopen: technieken wat te doen als de VIP werd aangevallen, alsook het werpen van explosieven (Sprengen) en schieten vanuit een vliegtuig. De generaal had ook een ontmoeting met de commando’s.359 Eind september 2002 beveiligden teams van de commando’s een internationale handelsconferentie in Kaboel, waarbij ook de Afghaanse president Karzai aanwezig was. Eerst werd de omgeving verkend. Eén team zette hun voertuigen voor de hoofdingang; als hindernis, maar ook om voorbijkomende auto’s te dwingen snelheid te verminderen. Men nam wel achter de barricade plaats, maar die dag gebeurde er niet veel. Eind september 2002 beveiligde het KCT het konvooi van de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder tijdens de rit van het vliegveld naar het kamp, waar hij de Duitse militairen bezocht.360 In de tweede helft van 2002 werd in Kaboel met een anti-sniper-operatie (‘Crusader’) de bezoekende Indiase minister van Buitenlandse Zaken beveiligd.361 Najaar 2002 beveiligden commando’s drie keer bezoekende VIP’s, hoge militairen en de minister van Defensie (Operatie Raven).362 Op 10 november 2002 startte de KCT-ploegen de veiliging van een groep gebouwen in Kaboel. Deze werden eerst door Nederlandse Genie en Explosieven Opruimingsdienst verkend. In en op de gebouwen werden observatieposten geplaatst. Tijdens Oud- en Nieuw 2002-2003 beveiligde het KCT ‘samen met personeel van de Koninklijke marechaussee’ de Bevelhebber der Landstrijdkrachten die op bezoek kwam.363 Observaties
5.2.3 Korte vermeldingen van activiteiten Over de inzet van het KCT in en om Kaboel zijn veel korte fragmenten te vinden. Deze staan hieronder samengebracht per soort werkzaamheid. Aan het eind van deze paragraaf volgt een analyse van alle korte vermeldingen.
352 Wohlgethan (2008), pp. 237-240, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, Aanhangsel, nr. 1187, p. 2515 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 292, p. 6.
96
Tijdens een vriendschappelijke voetbalwedstrijd tussen de FC Kaboel en ISAF werd het KCT als quick reaction force en verkenningseenheid ingezet rond het stadion. Ook werd een observatiepost ingericht boven op 353 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 41. 354 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 42. Auteur schrijft niet om welke Vaste Kamercommissie het ging. Omdat wordt gesproken van ‘de’ Vaste Kamercommissie is aangenomen dat dit om de groep voor Defensiezaken ging. 355 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 42. 356 Wohlgethan (2008), pp. 143-144. 357 Weemering (2002), pp. 36-37. 358 Wohlgethan (2008), pp. 144-146. 359 Wohlgethan (2008), pp. 186-187, Argos-reportage van 17 oktober 2007 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 278, p. 10. 360 Wohlgethan (2008), pp. 245-247. 361 Verhoog en Jacobs (2002), p. 86. 362 Verhoog en Jacobs (2002), p. 87. Mogelijk betreft een hiervan het eerder genoemde bezoek van de Nederlandse generaal in augustus 2002. 363 Houwerjoe!!... (2003), pp. 34 en 61.
97
het stadion.364 Als laatste opdracht van hun verblijf in Kaboel bemande een KCT-eenheid observatiepunten in de stad, in de omgeving van het hotel Intercontinental, om overdag te kijken of daar demonstraties voor of juist tegen de Afghaanse regering niet uit de hand liepen.365 Commando’s monitorden het zware materieel van het Afghaanse leger, dat op 30 april 2002 deelnam aan de militaire parade ter nagedachtenis aan de overwinning van de mujaheddin op de Sovjet-Unie in 1992.366 In ‘Operatie Galaxy’ (27 tot 28 mei 2002) werd door het KCT ten zuiden van het ISAF-verantwoordelijkheidsgebied een waarnemingspost bemand. Doel was een auto te onderscheppen waarmee vermoedelijk een aanslag zou worden gepleegd. Voor de operatie werd aan de Chef Defensie Staf toestemming gevraagd en werd de minister van Defensie ingelicht.367 Tijdens ‘Operatie Kieffer’ werden eind juni 2002 door het KCT in de Franse AOR verkenningen gedaan naar mogelijke smokkelaars. KCT-ploegen werden in- en uitgevlogen.368 In de nacht van 1 op 2 oktober 2002 observeerden de commando’s criminele activiteiten in het 2500 tot 3000 meter hoge gebergte op slechts enkele kilometers van het kamp. Daar bleek volop karavaan-activiteit te zijn. De observaties werden verschillende nachten herhaald. De commando’s documenteerden alle bewegingen. Terug in het kamp werd steeds verslag uitgebracht.369 In de tweede helft van 2002 werden in Operatie Excallibur anti-Amerikaanse/ISAF-demonstraties in Kaboel gemonitord. In dezelfde periode werd in Operatie Manta de viering van de Afghaanse nationale dag in het stadion van Kaboel in de gaten gehouden. In Operatie Stiletto werden waarnemingsposten ingericht met zicht op vermeende Al-Qaida- of Taliban-verblijfplaatsen in Kaboel.370
aangekomen KCT-team reed een week lang patrouilles, was quick reaction force en inspecteerde de route naar Bagram.373 Tegen eind augustus 2002 werden de patrouilles ter voorbereiding op de Massoud-dagen hervat, ditmaal in Kaboel zelf. In verschillende delen van de stad werd gecontroleerd of er geen veranderingen aan gebouwen waren aangebracht of dat er vreemde wagens geparkeerd stonden. Ten westen van de stad werd een observatiepunt ingericht om toezicht te houden op de vele militaire voertuigen die de stad in trokken. Tijdens de Massoud-dagen zelf, vanaf 9 september 2002, waren de KCT-ers 48 uur op patrouille in en om Kaboel, vooral om aanwezigheid te laten zien, want de afgelopen tijd was het aantal criminele inbraken en overvallen toegenomen.374 In het najaar van 2002 of het begin van 2003 werd samen met de Lucht Mobiele Brigade tien dagen lang intensiever gepatrouilleerd, omdat op basis van een evaluatie de conclusie was getrokken dat bij volle maan de dreiging van raketaanvallen (op ISAF) groter zou zijn.375
Patrouilles
Verkenningen
Midden juli 2002 voerden de KCT-ers enkele dagen in Kaboel rustig verlopende patrouilles uit. In dezelfde periode voerden ze patrouilles uit op de evacuatieroute van ISAF van Kaboel naar het vliegveld van Bagram en in de stad Kaboel zelf. Bij het eerste werden checkpoints van de Afghaanse veiligheidsdiensten geïnspecteerd, bekeken of er troepenbewegingen waren en of nieuw geïnstalleerd militair materieel, bijvoorbeeld luchtafweergeschut, functioneerde.371 Van 15 tot en met 18 juli 2002 werden meerdaagse patrouilles uitgevoerd in de bergen van Paghman. In deze operatie (Skylark) in de Turkse AOR werden commandoploegen met behulp van Duitse CH 53-helikopters in- en uitgevlogen.372 Op of kort na 9 augustus 2002 hoorden de commando’s tijdens een patrouille een radiobericht over een bijna in een hotelzwembad verdronken Afghaan. Ze reden erheen en brachten de man naar het ziekenhuis, waar hij overleed. Tijdens een nachtelijke patrouille tegen midden augustus 2002 ontdekten KCT-ers een gangenstelsel onder een enorme begraafplaats. Toen de commando’s deze binnen gingen kwamen ze al snel bij een munitieopslag. Midden augustus 2002 werden tijdens een nachtelijke patrouille Afghaanse politieposten gecontroleerd, onder andere om te kijken of de agenten geen drugs gebruikten en of de door ISAF en de Duitse krijgsmacht geschonken uitrusting daadwerkelijk bij de posten terecht was gekomen. Het nieuw
Op 17 mei 2002 voerden KCT-ers met een Afghaanse tolk en een Duitse explosievenexpert in de ochtend een onderzoek uit naar explosies ten noordoosten van Kaboel. In de middag startten zij een verkenning richting de Surobi-dam, ongeveer 60 kilometer naar het oosten. De dam was belangrijk voor de elektriciteitsvoorziening van de hoofdstad en het KCT moest de kwetsbaarheid van de dam onderzoeken. De tocht werd vanwege verkeersopstoppingen afgebroken.377 In juli 2002 verkenden de KCT-ers twee dagen achter elkaar het district Paghman ten noordwesten van Kaboel. Op 17 juli 2002 begon een nieuwe KCT-operatie in Paghman. Ditmaal gingen teams over de weg en anderen per helikopter, het gebied binnengegaan. Na een nacht in de bergen te hebben doorgebracht keerden de teams terug naar hun kamp in Kaboel. Al de volgende dag vertrokken zij weer naar het plateau, om inmiddels vriendelijk te worden begroet door de bewoners van het daar ook gelegen dorp. Vervolgens werd een 4189 meter hoge bergtop beklommen. Begin augustus 2002 werden door het KCT buiten Kaboel de spanningen tussen verschillende etnische en politieke groeperingen onderzocht. Zo werd ook het stadje Chahar Asiab ten zuidwesten van de hoofdstad bezocht. De infrastructuur werd in kaart gebracht, bijvoorbeeld waar zich ziekenhuizen bevonden en of deze genoeg medicijnen hadden. Op de terugweg ‘ontdekten’ de commando’s een wooncomplex voor verstoten vrouwen.378
364 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 41. 365 Wohlgethan (2008), pp. 149-150. 366 Weemering (2002), p. 36. 367 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 292, p. 6, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 278, p. 3, Weemering (2002), p. 36 en Argos van 19 oktober 2007. 368 Weemering (2002), p. 37. 369 Wohlgethan (2008), pp. 253-255. Mogelijk is dit de eerder genoemde operatie Kieffer. 370 Verhoog en Jacobs (2002), p. 86. 371 Wohlgethan (2008), p. 127. 372 Weemering (2002), p. 37. Hierna, op 18 juli 2002, werd volgens deze bron Operatie Tandem opgestart. Doel was de observatie van een belangrijk Afghaans konvooi. Tijdens de voorbereiding werd de operatie geannuleerd.
98
Twee gewonden
Op 4 juli 2003 reden KCT-FAC-ers met hun jeep 30 kilometer ten noorden van Kaboel, in de Franse zone, in de vroege avond op een onverhard pad op een antitankmijn. Er waren twee Nederlandse SOF-gewonden: één was zwaar gewond aan zijn onderbenen, de bijrijder raakte licht gewond aan zijn hoofd (gehoorbeschadiging). De gewonden werden door Duitse militairen ‘medisch geëvacueerd’. Het voertuig was zo beschadigd dat het moest worden opgeblazen.376
373 Wohlgethan (2008), pp. 151, 179-183. 374 Wohlgethan (2008), pp. 184 en 213-214. 375 Houwerjoe!!... (2003), p. 12. 376 Van Eijndhoven (2004), pp. 35-36, Klep en Van Gils (2005), p. 460, KMar-post Afghanistan sluit zijn deuren, Markrant, nr. 774, 30 augustus 2003, p. 3 en Wessels en Bolier (2003). 377 Brief van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer, 9 november 2007, met als onderwerp: Argos-uitzendingen. Ook: Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 278, p. 9 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 292, p. 6. 378 Wohlgethan (2008), pp. 121-123, 131-143, 165-174.
99
Eind augustus 2002 gingen de KCT-ers naar Paghman. Eerst werd een plan gemaakt om daar een parachutelanding uit te voeren. Dit werd niet uitgevoerd, omdat de piloten van de helikopters waar ze uit zouden moeten springen het te gevaarlijk vonden om zelfs maar korte tijd de automatische lancering van afleidingsvuurpijlen (flares) af te zetten. Dit zou wel moeten om niet de parachutisten te beschieten. De dreiging van luchtafweerraketten werd door de piloten te hoog gevonden.379 Op 2 september 2002 waren de commando’s weer in de bergen van Paghman. Daar werden ze plotseling benaderd door acht zwaarbewapende Afghanen. Deze maakten hen duidelijk dat in een dorp veel Taliban aanwezig moesten zijn. Terug in hun kamp werd deze informatie gemeld.380 In de tweede helft van 2002 werd door het KCT Operatie Cyprus uitgevoerd. Deze bestond uit het op een niet nader genoemde plaats verkennen en inrichten van een helikopterlandingsplaats. Daar landden vervolgens commandoploegen. Later vertrokken zij daarvandaan ook weer. Najaar 2002, in Operatie Foil, werd de infrastructuur van het Afghaanse leger in de omgeving van Kaboel in kaart gebracht.381 Tegen eind september 2002 patrouilleerde het KCT in Kaboel om het aantal in de stad aanwezige pantserwagens te controleren. Dit werd wel vaker gedaan. Bij zo’n rondgang werd een aantal lokaties van de Afghaanse politie, leger en private veiligheidsbedrijven bezocht en werd gekeken of er sinds de laatste controle iets veranderd was.382 Opleiden van verkenners
Van midden maart 2002 tot 3 april werd door het KCT drie weken lang een 29 man sterk verkenningspeloton van de Afghaanse Nationale Garde opgeleid. Al snel bleek de opleiding te moeilijk, omdat de cursisten ‘niet uitblonken door een hoog IQ’ en het werken met twee tolken veel tijd in beslag nam.383
doelwitten te zien terug.386 De commando´s hielpen ten zuiden van Kaboel bij een explosie en een brand in een tent van het Afghaanse leger.387 Analyse
De vele weergegeven activiteiten tonen aan dat het KCT in Kaboel en daarbuiten zeer actief was. In kwalitatief opzicht moet het korps een ‘aanzienlijke’ bijdrage hebben geleverd aan het slagen van de hele Nederlandse militaire missie in en om de stad. Deze lag wellicht niet in de direct bereikte resultaten: in de hierboven weergegeven bronnen is sprake van opleiding van 29 Afghanen van een betrekkelijk reguliere militaire eenheid en een gevonden munitieopslagplaats. Dit ten koste van drie dode en twee gewonde commando’s. De vele verkenningen en observaties moeten wel een aanzienlijke bijdrage aan het succes van de hele Nederlandse bijdrage aan de Kabul Multinational Brigade hebben geleverd. Uit deze korte vermeldingen kan ook worden geconcludeerd dat het KCT tijdens deze uitzending zowel overt als covert te werk ging. Van de drie MSE-hoofdtaken lijken alleen MA en veel SR te zijn uitgevoerd. Wat dit laatste betreft; de verkenningen en observaties lijken veelal gericht op ‘belangrijke, specifieke en tijdgebonden’ informatie. Van DA is in deze korte vermeldingen geen sprake. Wel werden duidelijk contraterrorisme, countercrime en FP-activiteiten verricht. Tot slot, terwijl de beveiliging van VIP’s gerekend mag worden tot strategische inzet, lijken de vele observaties en verkenningen vooral te hebben bijgedragen op operationeel niveau. Ze zullen weinig invloed hebben gehad op het hele conflict in Afghanistan, maar vooral op de situatie in en om Kaboel.
5.2.4 Analyse van de hele operatie Andere werkzaamheden
In juni 2002 moest het KCT optreden tegen vermoedelijke terroristen die de Loya Jirga (een traditionele Afghaanse grote bijeenkomst van leiders) wilden verstoren (‘Operatie Drakar’).384 Op 2 september 2002 en op 23 september 2002 werden door het KCT ééndaagse bergtrainingen gehouden in het district Paghman. Ook in juli oefenden de commando’s daar.385 In dezelfde maand boden de KCT-ers aan om als back-up te dienen als Duitse para’s, na een tip van de Duitse inlichtingendienst, een huis binnengingen waar een illegale partij Stinger-raketten zou worden verhandeld. Daadwerkelijk optreden bleek niet nodig. Op 11 september 2002 bracht een KCT-team de vader van hun Afghaanse tolk naar het ziekenhuis op het ISAFkamp. Eind september 2002 ruilden de commando´s tien AK-47-machinegeweren en tienduizend stuks bijpassende munitie uit hun eigen wapenverzameling met Amerikaanse militairen voor bij hen niet beschikbare plastic borden, bekertjes en bestek. Op 1 oktober 2002 lieten de KCT-ers met twee voertuigen de Duitse commandant van de Kabul Multinational Brigade de rand van de AOR in de richting van Paghman zien. Hij wilde daar de omgeving enigszins leren kennen, maar niet verder de bergen in om met de lokale leiders te spreken. Begin oktober 2002 bezochten de KCT-ers de Duitse Kommando Spezialkräfte op de basis in Bagram. Onderweg werden de Nederlanders uit de bergen beschoten en vuurden ze zonder echte 379 Wohlgethan (2008), pp. 185-186. 380 ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� Wohlgethan (2008), pp. 187-193. ������������������������������������������������������������������������������������������� Volgens de auteur zou het gaan om een plaats met de naam Mayda. Volgens het ministerie van Defensie werd mogelijk het oord Maydan Shahr bedoeld, dat ongeveer twintig kilometer ten zuidwesten van Kaboel ligt – Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel, nr. 1375, p. 2948. 381 Verhoog en Jacobs (2002), pp. 86-87. 382 Wohlgethan (2008), pp. 242-243. 383 ‘Dusty Dutch’ (2001), p. 41. 384 Weemering (2002), p. 37. 385 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27 925, nr. 278, p. 7.
100
Welke conclusies mogen uit deze beschrijving van de operatie van het KCT in Kaboel worden getrokken? Wat kan worden gezegd over haar bijdrage aan de hele Nederlandse militaire inspanning in het gebied, haar resultaten en haar manier van optreden? Ten eerste, het KCT leverde een aanzienlijke bijdrage aan de operatie; zowel kwantitatief als kwalitatief. Uit de hierboven weergeven activiteiten blijkt dat het KCT in Kaboel zeer actief was. De vele verkenningen, observaties, invallen en bewakingsacties, waaronder een aantal van grotere waarde voor de veiligheidssituatie in de hele AOR, moeten een aanzienlijke bijdrage aan het succes van de hele Nederlandse bijdrage aan de Kabul Multinational Brigade hebben geleverd. Ten tweede, uit de gevonden bronnen kan slechts een beperkt directe resultaat van het werk van het korps in Kaboel worden opgemaakt: twee gewonde commando’s, 29 opgeleide Afghanen en twaalf in beslag genomen raketten. Nog los van de waarde van verkenningen, observaties en bewaking is het aannemelijk dat meer concrete resultaten werden bereikt. Ten derde, de operatie in Kaboel kan in een aantal opzichten als een speciale operatie, als een juiste inzet van speciale eenheden, worden gezien. Zo zijn naast veel gevallen van overt optreden ook opvallend veel covert-acties bekend. Er was vaak sprake van SR en in mindere mate van DA. MA werd heel beperkt uitgevoerd. Betrekkelijk vaak werden de bijkomende taken van FP en contraterrorisme uitgevoerd. Daarbij 386 Wohlgethan (2008), pp. ���������������������������������������������� 124-127, 217-218, 244-245, ������������������� 248-253 en 260-261. 387 Afghanistan (2003).
101
werd het KCT vaak voor patrouilles en als quick reaction force ingezet; taken die volgens de in hoofdstuk twee weergegeven literatuur in het geheel niet door speciale eenheden zouden moeten worden uitgevoerd. Wat de inzet in Kaboel weer wel een meer tot speciale operatie maakt is dat een aanzienlijk deel van deze activiteiten plaatsvond op strategisch niveau, waaronder veel observatie- en bewakingstaken. Ook had een groot deel effect in de hele AOR, dus op operationeel niveau. Wel was wellicht een deel slechts tactisch van aard (patrouilles, quick reaction force). In een drietal gevallen kan het toepassen van grondbeginselen van SOF-optreden, zoals geformuleerd door McRaven (1995) en besproken in hoofdstuk twee, worden geconstateerd. Van vooroefening van specifieke operaties is echter niets gebleken. Vanwege het betrekkelijk weinig offensieve karakter van de acties van het KCT (bewaking, observatie, verkenning) kan niet worden geconcludeerd dat het korps veel bijdroeg aan een strategische verlamming van de tegenstander.
5.3 Baghlan en Balkh: Field Liaison Teams (2004-2006) Achtergrond
In 2002 namen de Verenigde Staten het initiatief voor het naar Afghanistan zenden van Provincial Reconstruction Teams, als onderdeel van OEF. Deze militaire eenheden hielden toezicht op lokale en regionale ontwikkelingen, steunden de centrale overheid bij de uitbreiding en bestendiging van haar gezag, adviseerden plaatselijke leiders en faciliteerden de samenwerking tussen verschillende internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties. De Provincial Reconstruction Teams ondersteunden ook wederopbouwprojecten die de niet-gouvernementele organisaties niet voor hun rekening konden of wilden nemen. Na de uitbreiding van het ISAF-mandaat naar de rest van Afghanistan in oktober 2003 informeerde de Nederlandse regering in maart 2004 de Tweede Kamer dat zij voor één jaar een Provincial Reconstruction Team wilde sturen naar de provincie Baghlan. Uiteindelijk werd deze inzet tweemaal verlengd en duurde zij tot 1 oktober 2006. Vanaf oktober 2004 was een groep van ongeveer 130 Nederlandse militairen actief, inclusief beveiliging en ondersteunende eenheden, met name afkomstig uit de KL. Met het aantreden van de vierde rotatie in september 2005 nam de Koninklijke Marine de leidende rol over. Tijdens de operatie van het Provincial Reconstruction Team in Baglan vond nog een Nederlandse missie plaats, in een andere provincie in Noord-Afghanistan: Balkh. Op 3 juni 2005 besloot de Nederlandse regering een mariniersbataljon (750 mariniers) te sturen om daar toe te zien dat voorafgaand, tijdens en na de parlements- en provinciale verkiezingen geen ongeregeldheden zouden plaatsvinden. Het bataljon maakte net als een Roemeens en een Spaans bataljon deel uit van NAVO’s Strategic Reserve Force en werd gelegerd op het vliegveld van de hoofdstad van de provincie Balkh: Mazar-e Sharif. Op 9 november 2005 keerden de laatste mariniers terug in Nederland.388
sen december 2005 en maart 2006 werd het Provincial Reconstruction Team vergezeld door een MarSOF FLT en een klein stafelement.392 MarSOF leverde ook FLT’s voor de Strategic Reserve Force in de provinie Balkh.393 Alleen over het FLT van de Strategic Reserve Force zijn gedetaileerde beschrijvingen beschikbaar. Strategic Reserve Force
In de Strategic Reserve Force werd het FLT aangestuurd door de inlichtingensectie. Ter plaatse werd besloten de activiteiten te richten op het opbouwen of uitbreiden van contacten om een ‘stevige’ informatie- en inlichtingenpositie in het noorden van Afghanistan te krijgen. In het begin was een deel van het FLT geplaatst bij het Britse Provincial Reconstruction Team in Mazar-e Sharif, een ander deel in het Nederlandse basiskamp ‘Oostplein’. In de stad kon intensiever contact met de lokale bevolking worden onderhouden dan in het kamp. Door met de Britten, maar ook met de aanwezige Zweedse militairen samen te werken kon in korte tijd een ‘aanzienlijk netwerk’ worden opgebouwd. Met deze landen werden afspraken gemaakt over het operatiegebied van het Nederlandse FLT, om elkaar niet voor de voeten te lopen, de manier om informatie uit te wisselen en over de overgave van inlichtingen na het vertrek van de Nederlanders. Meermalen bleek het FLT snel accurate inlichtingen te kunnen geven.394 Het FLT leverde ook informatie voor FP. Op 27 september 2005 werd in Mazar-e Sharif de Hazarra politicus Ashref Ramazan vermoord. Dit bericht werd door de sectie Inlichtingen op de radio opgevangen en vlak daarna door het Britse Provincial Reconstruction Team en het Nederlandse FLT bevestigd. Vervolgens werd een analyse gestart. Vanuit infanteriepatrouilles kwam informatie binnen dat gouverneur Atta door het merendeel van de bevolking als dader gezien werd. Bekend werd ook dat Ramazan op 28 september begraven zou worden. Die dag zouden teams van buitenlandse militairen tegen de lokale, Afghaanse politie voetballen. De begrafenisstoet zou vlak langs het stadion passeren. Uit de database bleek dat begrafenissen in het verleden vaak op demonstraties uitliepen. Bronnen van het FLT bevestigden dit. De sectie Inlichtingen adviseerde daarom de wedstrijden af te zeggen. Door de militaire leiding werd hiertoe besloten. Op de dag van de begrafenis en de dagen erna vonden inderdaad verschillende demonstraties plaats. Verder is bekend dat het FLT de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht tijdens zijn bezoek begeleidde van Pol-e Khomri naar het Nederlandse kamp. Het FLT haalde met de quick reaction force van de Nederlandse Strategic Reserve Force ook een aantal VN-medewerkers weg bij een roadblock waar ze werden bedreigd door de lokale bevolking.395 Analyse
Nederlandse SOF verzorgde in 2004 een FLT (en FP) voor het Nederlandse Provincial Reconstruction Team in Baghlan.389 In 2005 leverde MarSOF FLT’s voor Provincial Reconstruction Team 5.390 In deze operatie waren tien FLT-ers actief: één sergeant-majoor, twee sergeanten, drie korporaals en vier mariniers.391 Tus-
In deze operatie lijkt met name sprake van overt optreden. Geen van de hoofdtaken van MSE kan worden herkend, wel de ‘bijkomende activiteiten’ FLT en FP (bescherming militairen, Inspecteur-Generaal, VN-medewerkers). Het FLT lijkt vooral op operationeel niveau werk te hebben verricht en leverde een in personeelsinzet en effect kleine bijdrage aan de grotere Nederlandse militaire operaties. De gevonden informatie geeft geen aanleiding te concluderen dat in kwalitatief opzicht een (veel) grotere bijdrage werd geleverd.
388 International Security Assistance Force (ISAF), tekst op www.nimh.nl, geactualiseerd op 7 juni 2010, bezocht op 15 augustus 2010. 389 Presentatie kolonel Ruud Hardenbol, <proceedings.ndia.org/8880/hardenbol.pdf>, bezocht 5 juni 2009. 390 Jaarboek van de Koninklijke marine 2005, p. 208. In Werkgroep 50 jaar kikvorsmannen… (2009), p. 86, staat dat het AVP in de eerste helft van 2006 voor PRT 5 field human intelligence leverde, maar de naam FLT wordt niet gebruikt. Beschreven wordt dat informatie werd gezocht over IED-dreigingen. Het team had in die tijd een kort vuurgevecht met criminelen. 391 Wagemaker en Verdegaal (2008), pp. 128-133.
392 Jaarboek van de Koninklijke marine 2006, p. 191. 393 Van together separate … (2008), p. 29. 394 Pranger en Hagedoorn (2006), p. 48 395 Pranger en Hagedoorn (2006), pp. 48, 51 en 122.
102
103
5.4 Kandahar (april 2005-april 2006) In 2004 vroegen de Verenigde Staten aan Nederland met de inzet van SOF in Afghanistan een actieve bijdrage te leveren aan OEF. Na uitvoerig politiek overleg tussen de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie werd uiteindelijk de knoop doorgehakt en besloten tot deelname. Vanwege de gevoeligheid van de missie werd een aantal nationale beperkingen afgesproken, onder andere dat de Nederlandse Special Forces Task Group (SFTG) een eigen gebied kreeg toegewezen, waar zij dus in principe niet buiten mochten optreden. Op 25 januari 2005 werd het besluit van de Ministerraad bekendgemaakt. De operatie zou in april startten en tot april 2006 duren. De Nederlanders werden onder bevel van een hoofdzakelijk Amerikaanse SOF-staf in Bagram geplaatst. Grenzend aan het Nederlandse operatiegebied, dat Windmill werd genoemd, lag een AOR waar Franse SOF actief waren. Het Nederlandse gebied lag tegen de grens met Pakistan, westelijk van de Pakistaanse stad Quetta, en was ongeveer 100 bij 170 kilometer groot. Het omvatte twee districten van de provincie Kandahar: Shorawak en Registan.396
5.4.1 Beschrijving van de hele operatie Opzet
Voor de uitzending werd in januari 2005 een verkenningsmissie uitgevoerd. De daarna vertrokken SOFtaakgroep bestond uit ongeveer 250 militairen, inclusief een luchtcomponent van 85 man met 4 Chinookhelikopters.397 Het grootste deel van de SOF-militairen werd door het KCT geleverd (6 ploegen), de rest door de MarSOF (2 ploegen).398 Ook ��������������������������������������������������������������������������� de KMar, de MIVD en het Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance (ISTAR)- bataljon leverden personeel. ���������������������������������������� Vier liaison-officieren waren permanent geplaatst bij de staf van de Amerikaanse SOF in Bagram (Combined Joint Special Operations Task Force Afghanistan, CJSOTF-A).399 Al eerder was een liaisonteam geplaatst bij het Amerikaanse Central Command in Tampa, Florida.400 Voorafgaand en tijdens de missie werden vertrouwelijke briefings gegeven aan leden van de Tweede Kamer.401 De Nederlandse SOF hadden een eigen kamp, Achnacarry genaamd, op de vliegbasis van Kandahar. In de directe omgeving van het vliegveld kon met coalitiepartijen worden geoefend, inclusief in een voormalig Al-Qaida-trainingskamp.402 Het Nederlandse kamp werd in ieder geval een keer met raketten beschoten.403 Rekening werd gehouden met verkenningstaken (‘niveau nul operaties’), doelbewuste offensieve operaties om tegenstanders te doden of gevangen te nemen (‘niveau één’) en operaties met een kans op nevenschade (collateral damage), ongewenste media-aandacht of ongewenste po396 Van Wiggen (2007), pp. 36-37. Zie voor een beschrijving van de uitrusting die het KCT meenam: Ik ga naar … (2005). 397 De eenheid wordt ook Task Group Orange genoemd. Van together separate … (2008), p. 30. Eén Chinook gaat eind juli 2005 verloren: deze vloog in brand na een landing. Er vielen geen slachtoffers. Chinook brandt uit in Afghanistan, Trouw, 29 juli 2005. Operatie ook genoemd in Maloney (2009), pp. 105 en 132. Deze geeft als strategische rationale van de missie aan: het onderscheppen van vijandelijke elementen die zouden proberen het door de Franse SOF gecontroleerde gebied met de codenaam ‘ARES’ te ontwijken (p. 105). Marco Kroon leidde de eerste KCT-eenheid voor deze missie. Zie: Staarman en Van Bruggen (2009), pp. 266-267. De operatie staat ook kort in Klep en Van Gils (2005), p. 451. 398 Initieel zouden dit de mountainleaders moeten zijn geweest. Meer dan katjes uit de boom halen. Reformatorisch Dagblad, 7 maart 2005. 399 Van Wiggen (2007). De vier Marechaussees moeten eventuele incidenten onderzoeken - Nederland begint aan Afghaanse missie van oorlog en vrede, De Volkskrant, 18 april 2005. 400 Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005/april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006, p. 10. 401 Op 10 maart 2005, 26 januari 2006 en 15 maart 2006: brief van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer van 11 april 2006, nr. D2006012436. 402 Hoofd Sectie 3… (2006), p. 62. 403 Nog geen geweld op missie in Afghanistan, Trouw, 1 september 2005.
104
litieke danwel strategische gevolgen (‘niveau twee’).404 De Nederlandse SOF mochten geen arrestaties verrichten; dit werd door Amerikaanse militairen of Afghanen gedaan. Op missies waarbij arrestaties werden verwacht ging een Amerikaanse officier mee. De Nederlanders mochten zich ook niet buiten Afghanistan begeven en zich niet ‘actief’ bemoeien met de opiumteelt in het land. 405 Beperkte resultaten
In deze missie werden de politieke, sociaal-economische en criminele situatie in kaart gebracht, de veiligheid verbeterd, gezorgd dat de parlementsverkiezingen veilig en ordelijk verliepen, de randvoorwaarden gecreëerd voor niet-gouvernementele organisaties om activiteiten te starten en eigen wederopbouwactiviteiten uitgevoerd. Er werden een lokaal inlichtingennetwerk opgebouwd, ‘acties met een offensief karakter’ en veel verkenningen uitgevoerd.406 De meeste patrouilles vonden plaats per jeep. In het gebied waren woestijnen, drassige gebieden en rotsen. De temperatuur kwam boven de vijftig graden.407 Toen bleek dat zich in het noordwestelijke deel van Windmill veel aanvoerlijnen en sluiproutes bevonden werd vanaf januari 2006 in een strook van 30 kilometer breed ten westen van het gebied, in de provincie Helmand gepatrouilleerd. Na maart 2006 werd het werk in Windmill aan Canada overgedragen en werden de Nederlandse SOF-eenheden ingezet voor beveiligingstaken op het vliegveld van Kandahar. De SOF-taakgroep ondersteunde een aantal Nederlandse verkenningsmissies voor de voorgenomen ISAFmissie in Uruzgan.408 Tot oktober 2005 losten de SOF geen schot en werden geen gevangenen gemaakt. 409 Gedurende de hele missie moesten de SOF ‘een enkele keer’ in actie komen tegen ‘vijandige of criminele elementen’.410 Verstoren van aanvoerlijnen
In het gebied lagen belangrijke routes voor de Taliban om zich van en naar Pakistan (Quetta) te verplaatsen. In eerste instantie werd alleen het via de weg bereikbare district Shorawak verkend. Gedurende de hele missie werden de Nederlanders niet door tegenstanders aangevallen. De Taliban gebruikte het gebied alleen om met een grote verscheidenheid aan voertuigen naar of vanuit Uruzgan of Noord-Helmand te reizen. Controles door de Nederlanders van deze voertuigen leidden slechts in enkele gevallen tot bescheiden wapenvondsten. Aangehouden personen konden ‘zo goed als onmogelijk’ met de tegenstander in verband worden gebracht. De grens met Pakistan was te lang om permanent te bewaken. Snel werd ook duidelijk dat de tegenstander goed op de hoogte was van de Nederlandse activiteiten, zodat deze konden worden ontweken. Met kleinschalige projecten, zoals het bouwen van scholen en het slaan van waterputten, werd geprobeerd de ‘leefbaarheid voor de plaatselijke bevolking te verhogen’. De laatste maanden van de missie werd vooral in het westelijk deel van het gebied gewerkt. Daar bleken veel tegenstanders zich naar het noorden te verplaatsen en werd veel opium naar het zuiden, naar Pakistan, gesmokkeld. 404 Deze classificatie stond op een door KCT-ers in een huurauto achtergelaten USB-stick. Zie: Steven Derix, Onmogelijk om altijd schone handen te houden, NRC Handelsblad, 18 maart 2006. Niet alles uit de verloren powerpoint presentatie is gepubliceerd. Op dringend verzoek van Defensie zijn operationele informatie, privé-gegevens en staatsgeheimen door de krant niet gepubliceerd. 405 Nederland begint aan Afghaanse missie van oorlog en vrede, De Volkskrant, 18 april 2005. 406 Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005/april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006 aan de Tweede Kamer. Korte beschrijvingen in Nederland begint aan Afghaanse missie van oorlog en vrede, De Volkskrant, 18 april 2005 en Inzet special forces in Afghanistan (2005). 407 Theo Koelé, Het is stil in het hoogste geweldsspectrum, De Volkskrant, 21 december 2005. 408 Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005-april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006. Korte beschrijvingen in Inzet special forces in Afghanistan (2005). 409 George Marlet, Zwaarbewapend en geen schot gelost, Trouw, 5 oktober 2005. 410 Special Forces taakgroep weg uit Afghanistan, persbericht ministerie van Defensie, 28 april 2006.
105
Gewapende strijders reden in ribuuste terreinwagens. De Nederlandse SOF hadden langs deze routes de eerste vuurcontacten met de tegenstanders, die daarop concludeerden dat zij deze wegen beter niet meer konden gebruiken. Ze verlegden hun vervoerslijnen naar het westen, buiten het gebied waar de Nederlandse SOF volgens de opdracht van de Nederlandse regering mocht werken.411 Derde rotatie
Mogelijk heeft de inzet in Kandahar meer spanning gekend en resultaat gehad dan hierboven staat vermeld. In het enige herinneringsboek van de SOF, de derde rotatie, staan daarvoor meerdere aanwijzingen. Zo beschrijft het team met de naam Nassau 11: ‘tijdens de volgende operaties waren er nog excursies naar de “Apenrots” en de “Spaped” post. Ook was er nog gelegenheid om met de steun van een B52 wat vuurwerk af te steken en voor de medics was er ook aan “life tissue” training gedacht, zodat ook hier de vaardigheden bijgehouden konden worden.’ Nassau 13: ‘het zou mooi zijn als we wat van die resultaten konden vertellen, maar helaas kunnen we dat niet doen.’ Nassau 14: ‘we hebben routes verkend en in kaart gebracht, geholpen high value targets te pakken te krijgen en de tegenstander bijna 30 dagen in een groot gebied verstoord en de doorgang ontzegd. Ook al hebben we niet van die grote vangsten gedaan die wereldwijd de krant halen, we hebben wel met volledige inzet een paar steentjes (of misschien wel stenen) bijgedragen aan de wederopbouw en veiligheid van Afghanistan.’ Nassau 23: ‘De opdrachten waren geslaagd en als extra beloning hadden we een paar keer een paar flinke ‘vissen’ in ons net.’ Deze eenheid zat een keer 24 dagen onafgebroken ‘in het veld’. 412 Analyse
De SOF waren, met uitzondering van ondersteunende groepen, als enige Nederlandse militaire landeenheid in het gebied actief, dus leverden kwantitatief en kwalitatief een grote bijdrage. De missie lijkt betrekkelijk weinig concreet resultaat te hebben gehad. In de tekst is slechts sprake van een beperkte hoeveelheid aangevallen of aangehouden tegenstanders en kleine wapenvondsten. Uit bovenstaande kan verder worden opgemaakt dat KCT en MarSOF in deze operatie veel covert, maar bij contacten met de lokale bevolking en hun leiders ook overt optraden. Er is sprake van verkenningen, maar onduidelijk is of deze aan de kwalificaties voor SR voldoen (belangrijk, specifiek en tijdgebonden). Ondanks de indruk die veel bronnen geven dat dit een vrij ‘tamme’ operatie was, lijken meerdere DA-activiteiten te hebben plaatsgevonden. Onduidelijk is hoeveel. Van MA lijkt geen sprake te zijn geweest. Wel kunnen civil affairs, counterdrug-, FP- en humanitaire hulp worden herkend. Omdat in het gebied belangrijke doorvoerlijnen lagen was de operatie van de Nederlandse SOF voor de hele strijd tegen de Taliban in heel Afghanistan van belang. Gesproken mag dus worden van strategische inzet, al zullen verschillende activiteiten alleen invloed op het directe operatiegebied hebben gehad. De verschillende verstorende activiteiten tegen de doorvoerroutes en de verschillende DA-activiteiten zullen hun bijdrage hebben geleverd om de tegenstander langzaam strategisch te verlammen.
5.4.2 Uitgebreidere beschrijving Verkiezingen
Uit de operatie in Kandahar is slechts één uitgebreidere beschrijving beschikbaar. In september 2005 waren de Nederlandse SOF gedurende de verkiezingen paraat om de locale autoriteiten bij te staan. Dorpen werden bezocht om aan de bevolking uit te leggen hoe men moest stemmen. Een van de militairen legde uit waarom dit nodig was: ‘dat is voor velen de eerste keer in hun leven en het systeem van inschrijven, legitimeren, je stem uitbrengen en deze in een bus stoppen is allemaal abracadabra.’ Met zichtbare en onzichtbare beveiligingstaken zagen de SOF toe op de veiligheid van de verkiezingen. Er werd voor gezorgd dat alle stembiljetten veilig in de telcentra kwamen. Via-via werd de politie van uniformen voorzien, om hen voor de bevolking herkenbaar te maken, en hen werd een dag training gegeven. Tijdens de verkiezingen kwamen 40.000 Afghanen opdagen, terwijl in het gebied waar de Nederlanders actief waren in normale omstandigheden slechts 12.000 mensen woonden. Aan het eind van de dag werd met de lokale leiders feestgevierd. Het was nergens nodig geweest om in te grijpen. 413 Analyse
De SOF namen als enige Nederlandse militairen aan deze operatie deel. De activiteiten om de verkiezingen te ondersteunen vonden zowel overt als covert plaats. De training van en andere ondersteuning van de lokale politie kan als MA worden bestempeld, maar vond slechts korte tijd plaats. Verder is sprake van gesprekken over civil affairs. Als de verkiezingen in Windmill slecht waren verlopen had dat een smet geworpen op de verkiezingen in Afghanistan in het algemeen en daaarmee de pogingen om het land te stabiliseren en (weder) op te bouwen. In die zin was de ondersteuning door de Nederlandse SOF van strategisch belang.
5.4.3 Korte vermeldingen van activiteiten Wederopbouw
De Nederlandse SOF zorgden in het plaatsje Badi Karez, enkele kilometers van de Pakistaanse grens, waar duizend gezinnen woonden, voor een nieuw schoolgebouw. Dit met als doel de lokale bevolking voor zich te winnen. In het dorp was nog nooit een Afghaanse regeringsfunctionaris geweest. 414 Begin 2006 werd geholpen bij de aanleg van narwar’s, spaarbekkens voor regenwater, die de bevolking in drogere periodes konden gebruiken, en pompen die werkten op windenergie. In gesprekken met dorpsoudsten werden veel suggesties gedaan voor projecten om directe noden op te lossen. Niet-gouvernementele organisaties werden begeleid in de uitvoering hiervan. SOF-medics verleenden basale gezondheidszorg aan de plaatselijke bevolking.415 Operatie Shorawak
In oktober 2005 werd operatie Shorawak uitgevoerd. Hiervan werd in een Nederlandse krant verslag gedaan. Twee zwaarbewapende SOF-ploegen gingen in terreinwagens vooruit om de route en een te
411 Van Wiggen (2007). Deze beperking tot het Windmill-gebied was een door de Nederlandse regering opgelegde beperking. In militair jargon heet dit een national caveat. 412 Keltjens en Kurstjens (2006), pp. 51-59.
106
413 Kapitein Frank (2006). Ook: Afghaanse verkiezingen rustig verlopen voor Nederlandse militairen, Trouw, 18 september 2005, Opkomst bij Afghaanse verkiezingen circa 50 procent, De Volkskrant, 19 september 2005. 414 Eric Vrijsen, Defensie: Kamp in Kandahar, Elsevier, 12 november 2005. 415 Kapitein Frank (2006).
107
bezoeken dorp te verkennen. Toen het grotere konvooi (van Nederlandse en Amerikaanse) militairen in het dorp Seyyed Bus aankwam, bleef een wachtpost achter en gingen de ploegleider, een militaire arts en Amerikaanse militairen op pad. Een vergadering met dorpsoudsten over wederopbouwprojecten liep uit de hand toen twee rivaliserende Afghaanse partijen met elkaar op de vuist gingen. De aanwezige lokale politieagent kneep er tussen uit. Een paar SOF-operators gingen het zaaltje binnen en haalden de vechtende Afghanen uit elkaar.416 Arrestaties
Rond Kerst 2005 droegen Nederlandse SOF een groep drugssmokkelaars over aan de Amerikanen. 417 In januari en februari 2006 zouden Nederlandse SOF betrokken zijn geweest bij de arrestatie van in totaal achttien Afghanen. De arrestaties zelf werden door Amerikaanse militairen uitgevoerd, omdat de Nederlanders dit niet mochten.418 Over deze arrestaties zijn meer details bekend. Op 7 januari 2006 liet een Nederlandse SOF-patrouille een voertuig met drie inzittenden stoppen. Deze werden door Amerikaanse militairen gearresteerd en later overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten. Op 9 januari 2006 waren de Nederlandse SOF betrokken bij de arrestatie, door de Afghaanse politie, van drie personen. Zij werden later weer vrijgelaten. Op 18 januari 2006 liet een Nederlandse SOF-patrouille een auto met vijf inzittenden stoppen. Deze werden door Amerikaanse militairen gearresteerd en naar een gevangenis in Bagram overgebracht.419 In de buurt van Kandahar vond op 21 januari 2006 een vuurgevecht plaats tussen een Nederlandse SOF-patrouille en de inzittenden van een ‘verdacht voertuig’. De bestuurder van het voertuig reageerde niet op waarschuwingen en vanuit de auto werd op de SOF geschoten. De Nederlanders schoten gericht terug, wat twee inzittenden verwondde en één doodde. In het voertuig werden drugs, wapens en munitie aangetroffen. Deze werden aan de Afghaanse autoriteiten overgedragen. De twee gewonden werden opgenomen in het ziekenhuis in Kandahar. Amerikaanse militairen namen de twee gewonden en vier andere personen gevangen.420 Op 8 februari 2006 trof een Nederlandse SOF-patrouille een vastgelopen voertuig met vier inzittenden aan. Zij werden door Amerikaanse troepen gearresteerd. Drie van hen werden na enige tijd vrijgelaten. De vierde werd overgebracht naar de gevangenis van Bagram. 421 In januari 2006 werden na een schietincident vier Afghanen aan de Amerikanen uitgeleverd. In februari 2006 volgde een groep Taliban- of Al-Qaida-strijders.422
Analyse
Onduidelijk is ook hoeveel Amerikaanse militairen bij de acties en arrestaties aanwezig waren, maar de SOF waren de enige Nederlandse militairen ter plaatse, leverden dus een kwantitatief en kwalitatief een grote bijdrage. Ze waren betrokken bij acties die in ieder geval in twee doden en twintig arrestanten resulteerden. Uit deze korte vermeldingen kan verder worden geconcludeerd dat de SOF gedurende Windmill in ieder geval ook overt werkten (beëindigen vechtpartij). Onduidelijk is hoeveel van de vele arrestaties min of meer toevallig plaatsvond, maar aangenomen mag worden dat een deel daarvan gerichte acties betrof, dus als DA te bestempelen zijn. Onder de vermelde activiteiten zijn civil affairs- (schoolgebouw) en counterdrug-werkzaamheden te herkennen. Omdat uit deze gevonden beschrijvingen onduidelijk is wie werden tegengehouden kan niet precies worden geconcludeerd op welk niveau in de strijd tegen Al-Qaida en de Taliban effect werd gesorteerd. Aangenomen mag echter worden dat ten minste een deel van de acties een verstorend effect op de strategische doorvoerroutes van de tegenstanders zal hebben gehad, dus sprake is van inzet op strategisch niveau. Gezien de vele acties lijkt ook een bijdrage te zijn geleverd aan de strategische verlamming van de tegenstander.
5.4.4 Analyse van de hele operatie Welke conclusies kunnen over de operatie in Kandahar worden getrokken? De SOF waren, met uitzondering van ondersteunende eenheden, als enige in het gebied actief en leverden dus in kwantitatief en kwalitatief opzicht de belangrijkste Nederlandse militaire bijdrage aan deze operatie. De enige concrete resultaten van de operatie in Kandahar die in openbare bronnen zijn gevonden zijn de twintig gearresteerde en twee gedode tegenstanders. Mogelijk is meer bereikt. De inzet in Kandahar was in veel opzichten een operatie waarvoor SOF - in ieder geval volgens de internationale literatuur - bedoeld zijn. Er werd zowel vaak covert als vaak overt opgetreden. De nadruk lag op SR, er vonden ook met regelmaat DA-acties plaats, terwijl op zeer beperkte schaal de Afghaanse politie MA werd geboden. Verder kunnen enkele civil affairs-, counterdrug-, FP- en humanitaire hulp worden herkend. Opvallend is dat FP in deze operatie veel minder nadrukkelijk als taak naar voren komt dan in eerder beschreven missies. De SOF werden veelal strategisch en ook op operationeel niveau ingezet. Met DA en meer in algmene zin het verstoren van de doorvoerroutes van de tegenstander zal de operatie een (kleine) bijdrage hebben geleverd aan wat Kiras (2006) de strategische verlamming van de tegenstander noemt.
5.5 Uruzgan: Viper (maart 2006 – november 2007) 416 George Marlet, Zwaarbewapend en geen schot gelost, Trouw, 5 oktober 2005. 417 Politiek bezorgd over overdragen ‘terroristen’, Trouw, 20 maart 2006. 418 Beantwoording vragen Karimi…, op www.defensie.nl/actueel/kamerstukken/kamerbrieven/ 2006/02/4690442…, bezocht op 4 augustus 2010. 419 Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005/april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006, p. 7. 420 Nederlandse patrouille betrokken bij vuurgevecht, Trouw, 24 januari 2006, Feitenoverzicht Nederlandse missie in Afghanistan, De Volkskrant, 6 september 2006 gepubliceerd op internetsite, Nederlandse militairen schieten Afghaan dood, De Volkskrant, 24 januari 2006, ‘Commando’s niet betrokken bij arrestaties’, Trouw, 8 maart 2006, Nederlandse special forces doden Afghaan, Trouw, 25 januari 2006, Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005-april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006, p. 7. Over het incident op 21 februari 2006 en vier andere incidenten in die tijd werd op 26 januari 2006 een vertrouwelijke briefing gegeven aan leden van de Tweede Kamer. Tijdens een vertrouwelijke briefing op 15 maart 2006 werd een vijfde incident gemeld, zoals ook staat in de brief van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer van 11 april 2006, nr D2006012436. 421 Evaluatie Nederlandse special forces taakgroep in operatie Enduring Freedom: april 2005/april 2006, bijgesloten bij de brief van de minister van Defensie van 4 oktober 2006, p. 8. 422 Politiek bezorgd over overdragen ‘terroristen’, Trouw, 20 maart 2006.
108
Sinds medio 2005 voerde Nederland overleg met NAVO-bondgenoten en de Afghaanse regering over een mogelijke deelname aan de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan. Daar was de veiligheidssituatie veel slechter dan in het noorden van het land. In januari 2006 besloot de Nederlandse regering troepen te sturen naar de provincie Uruzgan, als deel van de derde fase van ISAF: de uitbreiding naar het zuiden door Britse, Canadese en Nederlandse eenheden. Voorlopig werd besloten om twee jaar lang het zuiden van Uruzgan veiliger te maken en zo wederopbouw mogelijk te maken. Nederland stelde ruim 1.200 militairen beschikbaar. Vanaf april 2006 bereidde een Deployment Task Force van 850 militairen de komst voor van de de grote Nederlandse, reguliere troepenmacht, de TFU, door kampen te bouwen bij Tarin Kowt en Deh Rawod. Op 31 juli 2006 nam TFU het commando over. Van deze missie maakte ook een Provincial Reconstruction Team deel uit. In november 2007 besloot de Nederlandse regering tot een verlenging met
109
nog eens twee jaar.423 Uiteindelijk werd de TFU-missie in Uruzgan in de zomer van 2010 beëindigd. De hele periode, met een onderbreking van een jaar (2008), waren verschillende rotaties van Nederlandse SOF in het gebied actief: eerst onder de naam Viper, later Task Force 55 (TF-55). Overigens leverde MarSOF ook een FLT voor TFU, maar daar is verder geen informatie over bekend.424
5.5.1 Beschrijving van de hele operatie Het KCT verkende het Amerikaanse tentenkamp op forward operating base Ripley, later omgedoopt tot Kamp Holland, en maakte het gereed voor de kwartiermakers van de Deployment Task Force. 425 Tijdens de Deployment Task Force en daarna leverde het KCT verschilende rotaties. Vanaf december 2006 leverde ook MarSOF teams voor Viper.426 Het AVP leverde met overlappende rotaties van vijf maanden de helft van SFTG 3, 4 en 5. Elke groep had meer dan vijftien vuurgevechten met de Taliban. De ene keer op ruime afstand, maar ‘vaak’ ook van zeer nabij, ‘waarbij men heeft ervaren wat de impact is om mensen te doden en te verwonden’. Er vielen geen doden en gewonden aan eigen zijde.427 In de Viper-periode hadden de SOF de beschikking over een lijst met Talibanleiders. Als ze deze opspoorden, inclusief het herkennen van hun stem in radioverkeer, mochten ze deze na toestemming van het hoofdkwartier ook zonder concrete bedreiging uitschakelen. Volgens juristen van Defensie stonden de rules of engagement dit toe.428 Viper was tot 30 november 2007 operationeel. Hierna stond in Nederland een commando-eenheid standby om eventueel steunverlening naar Uruzgan te worden gestuurd.429 Viper 1
De eerste uitzending bestond uit enkel KCT-militairen. Tijdens de Deployment Task Force bestond Viper uit de 108 commandotroepencompagnie met vier ploegen van elk 9 SOF-operators. Elke ploeg bestond uit minimaal twee snipers, twee medics, twee demolitie- en twee communicatie-specialisten. Ook had Viper een staf, aangevuld met een logistiek en een verbindingsdetachement, een inlichtingencel en twee liaison teams. In totaal was de eerste rotatie van Viper 51 man sterk. Twee man waren als liaison geplaatst op het vliegveld van Kandahar, de rest werkte vanuit de nieuwe Nederlandse militaire basis in Tarin Kowt, Uruzgan. Later werd een groep geplaatst in Deh Rawod. Viper bestond uit ‘ervaren operators en staf die meerdere uitzendingen achter de rug’ hadden, zowel in Afghanistan als ‘in andere gebieden’. Viper stond onder directe leiding van de commandant van de Deployment Task Force en had als taak hem van informatie over de omgeving te voorzien (situational awareness). Ze waren daarom ook vaak ‘de poort uit’ om patrouilles te rijden in het zuidelijk deel van de provincie Uruzgan. Viper voerde zowel overdag als ‘s nachts patrouilles uit. Een deel daarvan was ‘open en bloot van karakter’, een ander deel ‘heimelijk’. Met behulp van tolken werd veelvuldig contact gelegd met de lokale bevolking om zo aan ‘informatie vanaf de grond’ te komen. In sommige gevallen werd Viper 1 ondersteund door eenheden voor gesprekken met de bevolking (human intelligence), elektronische oorlogsvoering, Explosieven Opruimingsdienst of Civil-Military Cooperation. Op de basis in Tarin Kowt had het KCT een klein, afgesloten eigen kamp met de naam 423 International Security Assistance Force (ISAF), tekst op www.nimh.nl, geactualiseerd op 7 juni 2010, bezocht op 15 augustus 2010. 424 Van together separate … (2008), p. 29. 425 Dirven (2008), p. 29. 426 CC Laverkcie (2007), p. 65. 427 Werkgroep 50 jaar kikvorsmannen … (2009), p. 87. 428 Peter Wierenga, Militairen gebruiken dodenlijst, Dagblad De Pers, 11 juni 2007. Rules of engagement zijn de regels die een eenheid moet hanteren om met de tegenstander of de omgeving om te gaan, inclusief de regels voor geweldsgebruik. 429 Prins en Prinssen (2008), p. 153.
110
‘Visdonk’. Hier kon ook worden ontspannen en geëvalueerd, zonder dat de geheimhouding van operaties in gevaar kwam.430 Viper 1 voerde in totaal 36 operaties uit, ‘onder extreem moeilijke en vijandige omstandigheden.’ Ze hadden daarbij tenminste negentien keer vuurcontact met de in die tijd in Uruzgan ‘sterk aanwezige’ Taliban en ‘overige’ tegenstanders. De gevechten varieerden van een half uur tot achtien uur achterelkaar. Met de operaties werden het gebied en de activiteiten van de tegenstander daar in kaart gebracht. Ook werden wapen- en munitieopslagplaatsen ontdekt en vernietigd. Viper 1 werkte vrijwel altijd volledig zelfstandig: ze kon niet terugvallen op andere buitenlandse eenheden en ondersteuning.431 Bij verkenningen rondom Tarin Kowt werden waarschijnlijk enkele tientallen Taliban-strijders gedood, inclusief een belangrijke leider.432 De op het Nederlandse kamp in Kandahar aanwezige KMar werd van acties ‘direct’ en ‘elke keer’ op de hoogte gesteld om eventueel te onderzoeken of het optreden volgens de regels plaatsvond. Vanwege de onveilige situatie kon de KMar echter geen onderzoek doen op de plaats van de acties.433 Viper 2 en 3
Volgens een artikel van de commandant van de Nederlandse SFTG 2, de officiële militaire naam van Viper2, die tussen augustus en december 2006 in Uruzgan was, waren in deze periode de operaties met name gericht tegen de leiding van de tegenstanders. 434 In deze periode verkenden de Nederlandse SOF dorpen waar het Nederlandse Provincial Reconstruction Team aan de slag wilde. Onderzocht werd of de plaats door de Taliban geïnfiltreerd was en dus gevaarlijk om te bezoeken.435 Van de activiteiten van Viper 3 is helaas geen uitgebreide beschrijving gevonden. Bekend is slechts dat niet vaak in de greenzones436 werd geopereerd.437 Viper 4
SFTG Viper 4 verbleef in Uruzgan tussen april en augustus 2007. De eenheid bestond weer uit het KCT en MarSOF. Men beschikte over de Mercedes-Benz-softtop jeep, diverse boord- en ondersteuningswapens, FAC-ers en ondersteuning door electronic warfare specialisten. Viper voerde SR, DA en MA uit.438 De SOF fungeerden als quick reaction force voor de TFU, maar voerden ook buiten het normale werkgebied van de reguliere eenheden verkenningen uit en verstoorde daar de activiteiten van de opposing militant forces, zoals in deze bron de tegenstanders van ISAF en de Afghaanse overheid worden genoemd. DA werd uitgevoerd als er snel tegen een doel moest worden opgetreden, bijvoorbeeld omdat het doel anders weer van de plek waar deze was waargenomen vertrokken zou zijn (time sensitive information). Naar inschatting van de betrokken mariniers bestond 70% van hun werk uit activiteiten die elke marinier zou moeten kunnen uitvoeren en 30% uit echte SOF-opdrachten. In de eerste maand werd met name gewerkt aan het opdoen van kennis over het gebied. Uit human intelligence werd slechts af en toe goede informatie verkregen. Meermalen 430 Morsink (2007), pp. 78-79. 431 Hoogste groepsonderscheiding voor commando’s, persbericht ministerie van Defensie, 16 december 2009, en ‘Ga uit van je eigen karakter’ … (2009). 432 ‘Nederland doodde tientallen taliban’, Algemeen Dagblad, 10 juni 2006. 433 Commando’s mogen ‘beslissend’ optreden, Trouw, 13 juni 2006. 434 Commandant 104 … (2007), p. 4. 435 Taliban buitenspel, De Telegraaf, 24 december 2006. 436 De greenzones zijn de met bomen, heggen en gras begroeide stukken land of de landbouwgebieden rondom de rivieren in Uruzgan. Deze gebieden zijn veel dunner bevolkt dan de kleine steden Chora, Tarin Kowt en Deh Rawod, waar de reguliere Nederlandse militairen actief waren. 437 Van D. (2007). 438 Full spectrum …(2008). Dit is nagenoeg dezelfde tekst als Commandant 105… (2008).
111
werden observatieposten ingericht om vliegtuigen aan te sturen of beter zicht te hebben op greenzones. Er werden heel vaak huiszoekingen uitgevoerd (soft knocks).439 Huizen met geweld binnenvallen gebeurde maar een paar keer. Vanaf de helft van de uitzending werden echte inlichtingenoperaties uitgevoerd. In de greenzones werden nightletters en pamfletten verspreid. Viper 4 voerde, in tegenstelling tot de reguliere eenheden van de TFU, veel operaties in deze zones uit. De eenheid had in totaal 14 vuurgevechten met de tegenstander, waarvan een groot deel in deze begroeide gebieden. Er werden zes ´geïmproviseerde’, dat wil zeggen explosieven die niet op een conventionele militaire manier in elkaar zijn gezet of worden gebruikt (improvised explosive devices, IED’s), vroegtijdig ontdekt. De eigen bewapening bestond uit individuele vuurwapens, scherpschuttergeweren, automatische granaatwerpers en anti-tank-middelen. In bijna alle gevallen van troops in contact (TIC; gevechtssituatie) van Viper 4 werd luchtsteun ingezet. In een aantal gevallen werd met mortieren of pantserhouwitser ondersteund, als antwoord op aanvallen met mortieren en raketten. Vaak werden met andere, reguliere verkenningseenheden gezamenlijke manoeuvres uitgevoerd.440 Viper 5
Viper ging gedurende het najaar van 2007 steeds meer ‘s nachts optreden. Dit om het voordeel uit te buiten dat zij wel en hun tegenstanders geen nachtkijkers hadden.441 Van de vijfde SFTG-rotatie in Uruzgan is ook een verslag gepubliceerd. Vanaf 7 mei 2007 werd voorbereid op de uitzending die in augustus zou beginnen. SFTG 5 had een kleine staf voor het maken van planningen en verbindingen. De samengestelde groep van het KCT en MarSOF had de beschikking over de Mercedes-Benz softtop jeep, uitgerust met .50 mitrailleur, maar ook de 40 milimeter automatische granaatwerper, mortier 60 milimeter en Panzerfaustantitankraket. De teams bestonden uit medici, demolisten, verbindingsspecialisten, snipers en FAC-ers. Voor het eerst werden qualified forward observers ingezet: militairen met als taak grondgebonden vuursteun (artillerie) naar het doelwit te leiden. In de uitzending werden volgens het verslag alle soorten operaties uitgevoerd: SR, DA, contraterrorisme en ‘bijkomende activiteiten’. Vaak werden de SOF gesteund door genie en specialisten voor elektronische oorlogsvoering. Viper maakte het de tegenstanders moeilijker te opereren en te bewegen. Een aanval op Deh Rawod werd door de SOF voorkomen. Wat betreft inlichtingen: er werd een duidelijker beeld verkregen van de aanwezigheid van de Taliban, hogere en lokale leiders, alsook tactieken, technieken en procedures van de tegenstander. Door de activiteiten van de SFTG werd de Taliban gedwongen zich te verspreiden, werd het onmogelijk gemaakt om goed gecoördineerde, gezamenlijke aanvallen uit te voeren. Viper’s langdurige operaties verrasten de Taliban. De eenheid opereerde, in tegenstelling tot de reguliere Nederlandse militairen, buiten de Afghan Development Zone.442 ISAF-aanwezigheid daar was ‘zeer beperkt’, terwijl de Taliban daarvandaan de dorpen in de zone sterk beïnvloedden en bedreigden.443 Alleen de SOF traden niet op vanaf militaire kampen, maar ‘gedecentraliseerd’ en gingen ‘iedere dag’ gevechten aan met de tegenstander.444
439 Dit is hetzelfde als de eerder genoemde knock, talk and search doorzoeking van een huis. 440 Van D. (2007). 441 Commandant 103 … (2008-I), p. 14. 442 Dit waren gebieden die extra investeringen zouden krijgen en veilig zouden worden gehouden door de Afghaanse overheid en andere landen. In Uruzgan waren dit Deh Rawod, Tarin Kowt en Chora. 443 Commandant 103 … (2008-I), p. 9. 444 Piwek (2007), p. 13.
112
Analyse
Uit deze nog vrij algemene beschrijvingen – hieronder zal veel ruimte worden besteed aan de relatief talrijke, langere verslagen van concrete acties uit de Viper-periode - kan in ieder geval al worden geconcludeerd dat de SOF in personeelsomvang een relatief kleine bijdrage leverden aan de totale Nederlandse militaire missie in de provincie. Kwalitatief was hun bijdrage groter. Gezien de vele gevechten en verkenningen, in gebieden waar de SOF als enige Nederlandse eenheid actief was, mag worden gesteld dat ze kwalitatief een aanzienlijke bijdrage leverden. Hoewel hier slechts expliciet melding wordt gemaakt van enkele tientallen gedode Taliban en het uitschakelen van één van hun leiders, is het waarschijnlijk dat alle andere acties en gevechtscontacten ook (veel) tegenstanders hebben verwond of het leven hebben gekost. In één bron wordt aangegeven dat het grootste deel van het werk van in ieder geval die rotatie van Viper door ‘gewone’ mariniers had kunnen worden uitgevoerd. Ook uit analyse van andere teksten mag worden dat de inzet van Viper in veel opzichten niet speciaal was. Zo werd veel heimelijk (covert), inclusief in de nacht, maar ook ‘open en bloot’, dus overt opgetreden. Van MA lijkt uit deze beschrijvingen geen sprake te zijn geweest. Of de genoemde verkenningen als SR mogen worden bestempeld is vooralsnog onduidelijk, vooral omdat gesproken wordt van verkenningen van gebieden, wat niet overeenkomt met de criteria van ‘specifiek’ en ‘tijdgebonden’ waarvan voor SR sprake moet zijn. De genoemde invallen in huizen kunnen wel als DA worden beschouwd, van de vele (andere) gevechtsacties is dat minder duidelijk. Van de kleinere MSE-taakvelden worden contraterrorisme en psychological operations (‘nightletters en pamfletten’) genoemd. De inzet van de Nederlandse SOF was wellicht niet van direct belang voor het hele conflict in Afghanistan, maar vond zeker op operationeel niveau plaats. Met de vele acties is zeker bijgedragen aan de strategische verlamming van de tegenstander in Uruzgan.
5.5.2 Uitgebreidere beschrijvingen van activiteiten Acties in de Chora-vallei
Uit de Viper-periode is een aantal echt uitgebreide beschrijvingen beschikbaar. De eerste daarvan betreft een operatie om tegenstanders aan te vallen in de vallei rond het dorp Chora. Het verslag van een SOFcommandant vangt aan met de vermelding dat van andere landen elektronische stoorzenders ( jammers) tegen op afstand bedienbare explosieven konden worden geleend. Samen met Australische collega’s werd in een colonne richting Chora getrokken. Ten noorden van de vallei werd een kamp opgezet in een aantal eerder verkende compounds. Op basis van ontvangen inlichtingen werd voorbereid op een eerste, nachtelijke actie tegen een aantal doelen. Bovenop de 35 kilo uitrusting die elk tot dan toe had gedragen werden antitankwapens, extra munitie, verbindingen, medische voorzieningen en 4 liter water meegevoerd. Nadat geconstateerd werd dat de woestijnkleurige uniformen in de overwegend groene omgeving te veel opvielen kleedde iedereen zich om in groene camouflagepakken.445 Om de tegenstander te verrassen en de dreiging van IED’s te minimaliseren werd besloten de actie geheel te voet uit te voeren. Nachtkijkers werden opgezet en de infrarood breaklights geactiveerd.446 Toen de achter elkaar lopende patrouille in het volledig donker stemmen steeds dichterbij hoorde komen werden ‘automatisch’ vuurposities ingenomen en rondom beveiliging ingesteld. Ook een boven de groep cirkelend 445 DTF-acties … (2007), pp. 30-31. 446 Dit zijn kleine buisjes die, nadat ze zijn gebroken, een licht afgeven dat alleen met een infrarood-kijker kan worden gezien. Ze kunnen zo worden gebruikt om een object te markeren, maar ook door militairen gedragen worden, om te voorkomen dat ze door de eigen eenheid worden aangevallen.
113
AC 130-vliegtuig447 gaf door dat meerdere gewapende personen naderden. Op ongeveer 25 meter afstand openden de Nederlanders het vuur. Vanuit het noorden naderde een tweede groep tegenstanders en ook vanuit dieper gelegen gebied werd op de Nederlanders geschoten. Met de buitenlandse infanterie-eenheid die ten noorden van de commando’s in gevecht was geraakt werd afgestemd om te voorkomen dat op elkaar werd geschoten. Na verder voorwaarts te zijn gelopen raakte de hele Nederlandse eenheid in een vuurgevecht met tientallen strijders op ongeveer 200 meter afstand. Dit gevecht hield enige tijd aan. Ondanks aanzienlijke verliezen probeerden de tegenstanders op de flank van de commando’s te komen. Ze kenden het terrein erg goed. De maan was inmiddels opgekomen, waardoor het zicht beter werd. De druk werd zo groot dat de Nederlandse commandant, na een moeilijke afweging, want de tegenstander bevond zich zo dichtbij dat de eigen troepen geraakt konden worden, om een aanval van de AC 130 liet vragen. De luchtaanval duurde enkele minuten, waarna de commando’s snel voorwaarts trokken en op het al eerder afgesproken punt aansloten bij de inmiddels ook gearriveerde infanterie. 448 Het vuurgevecht had zo lang geduurd dat duidelijk was geworden dat de oorspronkelijk vastgestelde doelen die nacht niet meer gezuiverd konden worden. Na overleg met zijn superieur besloot de commandant slechts twee locaties te benaderen. Daar bleken strijders van de tegenstander kort geleden, waarschijnlijk door het bombardement, in grote haast te zijn gevlucht. In de tweede compound werd een steunpunt ingericht. Op de daken werden vuurposities aangelegd. Kort hierop opende de tegenstander met klein kaliber-wapens en RPG’s van drie kanten een tegenaanval. Het was inmiddels licht en gedurende de nacht was al zo veel munitie verbruikt dat de Nederlanders spaarzaam terugvuurden met 40 milimeter, antitankwapens en Minimi lichte machinegeweren. Weer bracht een serie aangevraagde luchtbombardementen, door een A 10449 ditmaal, de Nederlanders verlossing.450 De volgende dag nam men de route terug om deze van tegenstanders ‘te zuiveren’ en te zien hoeveel schade was veroorzaakt. Geconstateerd werd dat een aantal van de doden, waarschijnlijk door de plaatselijke bevolking, waren toegedekt. De Nederlanders dekten ook zelf gesneuvelde tegenstanders af. Veel compounds waren door mensen verlaten, met achterlating van vee en gebruiksvoorwerpen. De twee aanvalsdoelen die men de eerste nacht niet had kunnen zuiveren werden alsnog doorzocht. Daar werden achtergelaten wapens en nog veel meer ‘waardevolle spullen’ onbeheerd aangetroffen. Terwijl de groep zich gereed maakte om wat te rusten en bevoorrading te regelen, werden ze tegen het middaguur weer hevig onder vuur genomen. De aanwezige Afghaanse politie kwam – ten overvloede – waarschuwen dat de Nederlanders werden aangevallen. Iets noordelijker werden ook de coalitiepartners beschoten. Hierop werd het vuur beantwoord. Op hoge plaatsen gepositioneerde Nederlandse snipers bevestigden dat de tegenstander door de dichte begroeiing tot ongeveer 250 meter was genaderd. Plotseling doken zij echter ook op 20 meter van de Nederlandse positie op. Met handgranaten werd deze groep aangepakt. Ondertussen arriveerde luchtsteun, die door de Joint Tactical Air Controller451 werd aangestuurd. Na twee uur
447 Vliegtuig van het Amerikaanse bedrijf Lockheed dat vooral gebruikt wordt om gronddoelen met granaten of mitrailleurkogels aan te vallen. 448 DTF-acties … (2007), pp. 31-32. 449 Vliegtuig om met mitrailleurs, raketten of bommen gronddoelen aan te vallen. 450 DTF-acties … (2007), p. 32. 451 Deze heeft net als een FAC of een laser operator als functie om een piloot of vliegtuig te helpen precies aan te vallen, al dan niet door het doel met een laser aan te stralen.
114
vechten door de SOF keerde na de inzet van de luchtsteun de rust terug. De rest van de dag en de nacht die volgde werd niet geschoten.452 Hierna werden plannen gemaakt om een volgend doel aan te vallen. De laatste luchtfoto’s werden bestudeerd, maquettes gemaakt en de afspraken doorgenomen. Een infanteriegroep voerde verkenningen uit. Omdat geen voor deze operatie vrijgemaakte (dedicated) luchtsteun beschikbaar zou zijn werd besloten het plan niet die nacht al uit te voeren. De dag erop gingen ze te voet en met grote hoeveelheden water en munitie op pad. Om ongezien de noord-westelijke zijde van het doel te bereiken moest een aantal bergkammen worden overgestoken. Op de geplande afwachtpositie aangekomen bleek deze te weinig dekking te bieden. Ook omdat het licht werd besloot de commandant om preventief een aantal kleinere compounds rondom het doel binnen te trekken. Dit gebeurde vrijwel geruisloos, waarbij bleek dat een van deze gebouwen werd gebruikt als een soort ziekenhuis. Na enige tijd werd ten zuiden van de eigen positie een oorverdovend vuurgevecht gehoord. Daar waren de oprukkende coalitiepartners in contact met de tegenstander verwikkeld geraakt. De Nederlanders maakten zich klaar om te assisteren, maar luchtsteun bracht al eerder uitkomst. Wel waren één coalitiedode en meerdere gewonden te betreuren. Omdat werd ingeschat dat de tegenstanders zich verderop in de steeds smaller wordende vallei op goedgekozen, ‘heersende posities’ hadden genesteld, werd besloten pas in de nacht te voet en met een omtrekkende beweging voorwaarts te gaan. Nadat de colonne vertrokken was, werd berichtenverkeer van de tegenstander waargenomen. Ook de luchtsteun nam mogelijke tegenstanders waar in een verderop gelegen compound. Dichterbij gekomen zagen de SOF dat het inderdaad ‘Taliban’ was en gaf men de luchtmacht toestemming om deze aan te vallen. Verschillende gebouwen werden gebombardeerd, waarvan er gezien de secundaire explosies een leek te zijn gebruikt als munitieopslag. Na het ochtendgloren werd de inmiddels verlaten compound ingenomen en gezuiverd.453 Aan het einde van de middag werd ook een volgend doel bereikt en uitgekamd. Met een nachtelijke patrouille zetten de SOF koers naar het einde van de benauwende Chora-vallei, naar het begin van de Baluchi-pas. Het laatste stuk, waar twee wegen waren, dichte begroeiing overheerste en de vallei slechts 500 meter breed was, zou voor de tegenstander een uitstekende plaats voor weer een hinderlaag zijn. Deze bleek er niet te zijn en de Nederlanders konden ongestoord de ochtend en hun aflossing door de infanterie afwachten. Te voet keerden de zwaar vermoeide mannen terug door de pas. Het laatste aanvalsdoel, een quala aan de westkant van het dorp Khurma, werd genaderd.454 Uit herhaalde peilingen van ‘gezochte telefoons’455 werd eerder al afgeleid dat dit een belangrijk object van de tegenstander moest zijn. Om hen te verrassen werd met de aanval gewacht totdat het donker was. Te voet werd door het zware terrein naar een heuvel 300 meter ten westen van de gebouwen getrokken. Tussen de twee punten lag een open vlakte. Deze werd zonder problemen overgestoken, waarna de SOF met springstof een gat in de ommuring van de gebouwen bliezen. Door het stof heen trok men snel het complex binnen, waar, in tegenstelling tot wat uit de luchtfoto’s was opgemaakt, eerst een binnenplaats met slechts één uitgang volgde. Met explosieven werd nog een doorgang gecreëerd. De commandant besloot veiligheid boven snelheid te plaatsen en gaf 452 DTF-acties … (2007), pp. 32-33. 453 DTF-acties … (2007), pp. 33-34. 454 Een quala is de Afghaanse naam voor een huizencomplex, in het Engels ook wel compound genoemd. 455 Waarschijnlijk wordt hier bedoeld dat (een) inlichtingendienst(en) bepaalde telefoons afluisterden om vast te stellen of deze aan (leiders van) de tegenstander behoorden. Als dit wordt vastgesteld kan, wanneer de tegenstander de telefoon gebruikt, worden bepaald waar deze persoon zich bevindt en een aanval op hem worden uitgevoerd.
115
opdracht als groep alle vertrekken, gangen, kelders, hooischuurtjes en de grote binnenplaats te doorzoeken. Hier was men twee uur mee bezig. Alle lokale ‘Taliban’-leiders bleken in oostelijke richting gevlucht. Tegen de middag arriveerde de infanterie om de SOF af te lossen. Hierop keerde men terug naar het eigen kamp. Aan het einde van dit verslag concludeert de commandant dat hij en zijn eenheid geluk hadden of hadden afgedwongen dat in de actie geen Nederlandse doden of gewonden vielen.456 Analyse
Uit deze lange beschrijving kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Omdat de SOF de enige Nederlandse militairen in deze operatie waren kan eenvoudig worden geconcludeerd dat zij zowel kwantitatief als kwalitatief een grote bijdrage leverden. Onduidelijk is hoeveel slachtoffers onder de tegenstanders werden gemaakt. Er wordt slechts expliciet gesproken van ‘aanzienlijke verliezen’. In termen van de in paragraaf 2.2 verzamelde literatuur is in deze acties sprake van overt optreden. Hoewel geprobeerd wordt, bijvoorbeeld door ‘s nachts te verplaatsen, onopgemerkt te naderen, wordt na het eerste contact met de tegenstanders niet veel moeite gedaan om onzichtbaar te blijven, inclusief het gebruik van explosieven en het oproepen van luchtsteun. Omdat het doel was een aantal specifieke locaties te ‘zuiveren’ is sprake van DA. De meeste van de grondbeginselen uit McRaven (1995) om relatieve superioriteit te bereiken lijken te zijn toegepast (simpel plan, geheim, uitgevoerd met verrassing, snelheid en doeltreffendheid), maar het plan wordt niet herhaaldelijk en realistisch voorgeoefend. Wel is dit de enige beschrijving waarin sprake is van het maken van een maquette van het aan te vallen doel; een extra activiteit die de enige inspanning zal hebben gevergd en indiceert dat wel specifiek voor deze actie werd voorbereid. Het is niet aannemelijk dat deze acties effect hadden buiten Uruzgan. Waarschijnlijk hadden ze wel effect op de positie van de Taliban in de vallei en de directe omgeving daarvan, maar of ze de veiligheidssituatie in de gehele provincie veranderden moet worden betwijfeld. Inzet van de SOF vond dus plaats op tactisch niveau.
Analyse
Viper was de enige Nederlandse militaire eenheid die aan de actie deelnam. In het gevecht en door het luchtoptreden waar dit gevecht mee eindigde zijn waarschijnlijk (veel) tegenstanders uitgeschakeld. Uit de beschrijving blijkt niet dat de SOF probeerden ongezien te blijven, dus moet de actie tot het overt optreden worden gerekend. De verkenning, waarvan niet kan worden vastgesteld dat sprake was van SR, liep uit op een regulier militair gevecht. Omdat geen voor de hele provincie belangrijk doel werd verkend moet worden geconcludeerd dat deze actie op tactisch niveau plaatsvond. Beschoten bij Surkh Murgab
Op 28 april 2006 namen Nederlandse en Australische SOF posities in bij het dorp Surkh Murgab, dat een Talibanbolwerk was, op vijftien kilometer van kamp Holland. Beide eenheden werden continu beschoten met klein kaliberwapens en RPG’s. De Australiërs braken het gevecht af, terwijl de Nederlanders hun terugtrekking dekten. Een Australisch voertuig kwam vast te zitten in het onherbergzame terrein en werd door de Taliban ‘flink’ onder vuur genomen. Met massaal vuur leidden de Nederlanders de aandacht van de Taliban af, wat de andere Australiërs de gelegenheid bood om hun gestrande voertuig te bergen. De Taliban begonnen ook met 107 millimeter raketten op de Nederlanders te vuren. Toen de Australiërs klaar waren trokken beide eenheden zich terug.459 Analyse
De SOF leverden als enige Nederlandse militairen een bijdrage. Uit deze beschrijving kan niet worden opgemaakt of, en zo ja: hoeveel, tegenstanders werden uitgeschakeld. Ook deze actie lijkt een vrij normaal militair, overt gevecht te zijn geweest. De actie droeg op tactisch niveau bij aan de missie in Uruzgan. Verlies eerste grote voertuig
Verkenning van Qualee
Task Force Viper verkende op 22 april 2006 ongeveer 15 kilometer ten noorden van Kamp Holland het dorpje Qualee. Dit gebeurde samen met een peloton Australische SOF. Naarmate de eenheid het dorp dichter naderde werden meer activiteiten van de tegenstander waargenomen. Marco Kroon, 457 die de leiding had, plaatste snipers op hoger terrein. Vanuit het dorp werd op Viper geschoten. De SOF schoten terug en er ontstond een zo hevig vuurgevecht dat Kroon luchtsteun liet aanvragen. De snipers zagen de Taliban proberen om de SOF heen te trekken. Ook uit inlichtingen bleek dat men probeerde de SOF te omsingelen. De snipers schakelden wel Talibanstrijders uit, maar trokken zoveel vuur van de tegenstander dat zij zelf niet konden wegkomen. Kroon reed met een paar auto’s naar voren om de Taliban af te leiden. Andere voertuigen verplaatsten zich om de snipers heen om vanuit die kant ook een deel van de dreiging weg te nemen. De snipers konden hierdoor inderdaad wegkomen. Vervolgens schakelden vliegtuigen met twee 500-pond bommen de Taliban uit.458
Tijdens een verkenningsmissie viel een Patria-pantserwielvoertuig bij het oversteken van een wadi op zijn kant en gleed van een helling vijftig meter naar beneden. Bij het ongeval raakte niemand gewond. Geprobeerd werd het voertuig te bergen, maar door het moeilijk begaanbare terrein bleek dit onmogelijk. Ook lokale aannemers ‘zagen geen gat in de klus’. Mede vanwege de dreiging werd besloten zoveel mogelijk bruikbare onderdelen van het voertuig af te halen en het vervolgens te vernietigen – wat met elf kilo springstof werd gedaan.460 Analyse
Uit deze beschrijving, die wel goed een beeld schetst van het terrein waarin Viper werkte, kan niet meer worden opgemaakt dan dat wederom een verkenning werd uitgevoerd waarvan het onduidelijk is of deze aan de criteria van SR voldoet. Bijdrage aan operatie Jung
456 DTF-acties … (2007), pp. 34-35. 457 KCT-kapitein Marco Kroon, die op 29 mei 2009 voor zijn optreden in Afghanistan de Militaire Willems-orde ontving en door koningin Beatrix tot ridder werd geslagen. Zie Staarman en Van Bruggen (2009) voor een beschrijving van zijn militaire carrière. Op 7 oktober 2009 kregen ook acht andere KCT-ers dapperheidsonderscheidingen (Bronzen Leeuwen, Bronzen Kruizen en Kruizen van Verdienste) voor hun optreden in Afghanistan. Hieronder was ook de postume onderscheiding aan de bij een parachuteoefening verongelukte kapitein Peters. Zie: www.korpscommandotroepen.nl, bezocht 21 januari 2010. 458 Ministerie van Defensie (2009), pp. 26-29.
116
Op 1 juni 2006 stonden de Nederlanderse SOF bij het dorp Chora, als deel van operatie Jung, die ten doel had locaties van de Taliban in de Chora-vallei in kaart te brengen. De nacht voor de actie zagen de SOF ongeveer vijftig gewapende mannen te voet het dorp verlaten richting Tarin Kowt. Het bleek om Afghaanse politiemensen te gaan, waarop de Nederlanders concludeerden dat Chora door de Taliban was ingeno459 Ministerie van Defensie (2009), pp. 30-33. 460 Morsink (2007), p. 12.
117
men. Samen met de Australische SOF werd het dorp geobserveerd, wat de tegenstanders zagen, waarop zij het vuur openden. De Taliban begonnen ook vanuit de bergen, met mortieren, RPG’s en 107 millimeterraketten, op de in het open veld gelegen SOF te vuren. Marco Kroon besloot terug te trekken. Tijdens de aftocht werd een Australiër geraakt, waarop de kapitein opdracht gaf weer naar voren te gaan om de aandacht af te leiden. De Australiërs wisten zo hun gewonde af te voeren naar een helikopterlandingsplaats. De Nederlanders werden ‘massaal’ beschoten, maar wisten zich uiteindelijk ook terug te trekken. De dag erna leverde Viper dekking aan Amerikaanse militairen die Chora op de Taliban terug veroverden. 461 Analyse
Ook bij deze actie lijken de SOF als enige Nederlandse militairen betrokken te zijn geweest. Hoewel deze verkenning, voor de kwalificatie SR was te weinig sprake van specifieke en tijdgebonden informatie, heimelijk begon deden de SOF toen zij in vuurcontact raakten geen bijzondere moeite om onopgemerkt te blijven. De actie moet dus als overt worden bestempeld. Gezien het doel, het behouden danwel het heroveren van één van de weinige dorpen in het zuiden van Uruzgan, kan worden gesproken van een voor de hele TFU-operatie direct van belang zijnde inzet, dus op operationeel niveau. Op weg naar Khurma
Op 16 juni 2006 baande het Nederlandse SOF-peloton zich een weg naar het dorp Khurma, wederom in de Chora-vallei. Daar stuitte het op Talibanstrijders, waarmee een vuurgevecht ontstond. Met name de ook aanwezige Australische SOF kwamen onder vuur te liggen. KCT-kapitein Kroon liet de Nederlandse jeeps op hoge snelheid richting de bondgenoten rijden. Zijn jeep sloeg over de kop, maar niemand raakte gewond. Rond het voertuig sloegen wel mortieren en raketten in. Kroon stuurde zijn medics naar andere inzittenden en stapte zelf in een ander voertuig. Achteraf bleek hij een scheurtje in zijn schouder te hebben. De SOF braken het gevecht af. 462 Analyse
Ondanks dat ook hier weer sprake is van een intensief en gevaarlijk gevecht, kunnen over deze actie, in termen van de literatuur die in hoofdstuk twee werd besproken, weinig conclusies worden getrokken. Zelfs het doel van de actie is onduidelijk. Er lijkt wel sprake van een overt inzet van tactische waarde. De SOF leverden als enige Nederlandse militaire eenheid een bijdrage. Blokkade bij Chora
Op 23 juni 2006 namen de SOF blocking positions in om Taliban-versterkingen die op weg naar Chora waren tegen te houden. Om op de gewenste plaats te komen, een kruispunt, moest Kroon met zijn mensen door het dorp Kuckhin heen. Toen de eerste huizen waren gepasseerd werd duidelijk dat de weg door het dorp te smal was. Kroon probeerde een andere route te verkennen, maar kwam daarbij onder vuur te liggen. De Taliban lagen op 70 meter afstand achter muurtjes en in een bosrand. Met intensief vuur probeerden de Nederlanders het initiatief terug te winnen. Na een zeer zwaar gevecht op zeer korte afstand klom Kroon in een jeep om met het boordwapen onderdrukkend vuur uit te brengen, zodat zijn mannen konden terugtrekken. De Taliban schoten de korrel van zijn wapen.463 Nog tijdens het vuurgevecht wisten de Ne461 Ministerie van Defensie (2009), pp. 34-37. 462 Ministerie van Defensie (2009), pp. 38-41. 463 De korrel is een uitstekende punt (metaal) op het wapen waarmee gericht wordt op het doel. De schutter kijkt net over de korrel heen naar het doel.
118
derlanders, uiterst riskant, door de posities van de achter hen gelegen Australiërs heen terug te trekken. Om beter zicht te krijgen probeerde Kroon zijn wagen naar een hoger gelegen positie te rijden. Een RPG ketste af op zijn bumper, explodeerde naast het voertuig en sloeg de boordschutter uit de wagen. Deze hervatte na een korte peptalk het gevecht. Wel was de radio van de jeep defect geraakt. Kroon rende onder vuur naar een ander voertuig om daarvandaan weer leiding te kunnen geven. Uiteindelijk trokken Nederlanders en Australiërs zich terug op een stelling, waarvandaan nog acht uur lang, in de brandende zon, met temperaturen boven de vijftig graden, tegen de Taliban werd gevochten. Twee man vielen flauw door de hitte. Een Amerikaanse helikopter durfde het aan de onder vuur liggende commando’s te bevoorraden met hard nodige munitie. Amerikaanse Apache-helikopters zorgden er uiteindelijk voor dat de Taliban werden verslagen. Dertien van hen bleken te zijn uitgeschakeld. 464 Analyse
Ook hier lijkt het of de SOF als enige Nederlandse militaire eenheid aanwezig waren. Onduidelijk is wie de dertien tegenstanders doodden: de Nederlandse SOF of de Amerikaanse helikopters? Uit deze gedetailleerde beschrijving kan worden geconcludeerd dat Viper overt optrad. Het innemen van blocking positions kan niet onder DA worden geschaard, want het is geen offensieve actie. Ook is geen sprake van SR of MA. Gezien het belang van de Chora-vallei voor de hele Nederlandse missie in het zuiden van Uruzgan en het feit dat met een blocking position werd geprobeerd de krachtsverhoudingen significant te beïnvloeden, mag worden gesproken van een inzet op operationeel niveau. Aansturing van een bombardement
Uit juni 2006 dateert het langere verslag van de Nederlandse SOF-operator die als FAC-er voor het eerst in een gevechtssituatie een bombardement aanstuurde. De sergeant-majoor beschrijft dat zijn eenheid na aankomst in Uruzgan al snel operaties buiten het Nederlandse kamp uitvoerde, veel daarvan samen met eenheden van andere landen. Meerdere keren hadden de SOF contact met de tegenstander. Ze werden intensief onder vuur genomen, waarop ze terugschoten en Apaches opriepen. Dit keer werd samen met een bevriende eenheid op pad gegaan voor een zesdaagse patrouille. Taak was het verkennen van het district Chora, om te zien of daar Taliban aanwezig was. Zowel de Nederlandse SOF als de coalitiepartners leverden een peloton. De sergeant-majoor had ook de functie van sniper. Op dag twee reden de Nederlanders aan de oostzijde van ‘een oord’. Eerder had men al ICOM-chat (jargon voor radioberichtenverkeer) van de Taliban opgevangen. Men stelde nu vast dat dit vanuit het oord kwam. De opgevangen gesprekken waren zeer bedreigend. De pelotonscommandant besloot uit te laten stappen, een observatiepost in te richten en de voertuigen richting het dorp op te stellen. De coalitiepartners stelden zich ten zuiden van de Nederlanders op. Hierop nam het radioverkeer van de tegenstander in intensiteit toe. De Nederlanders hoorden berichten waarin de Taliban aangaven klaar te zijn voor een aanval, 107 millimeter granaten op te gaan halen en te willen schieten als de Nederlanders nog dichterbij zouden komen. Hierop werden ook waarnemers (spotters) van de tegenstander met portofoons en wapens gesignaleerd. Later zag men gewapende Taliban posities op hogere plaatsen in de omgeving innemen. Een aantal spotters kwam binnen schootsafstand van de Nederlandse snipers.465
464 Ministerie van Defensie (2009), pp. 42-47. 465 Better no bombs … (2007).
119
De SOF besloten om te proberen met hun snipers in één keer de spotters uit te schakelen. Of dit met de afgevuurde schoten lukte kon door de stofontwikkeling bij zowel de eigen schutters als bij de tegenstanders niet worden vastgesteld. Ze werden in ieder geval niet meer waargenomen en ook hun ICOM-chat verstomde. Direct hierna werd de observatiepost van de coalitiepartner bijna geraakt door een 107-millimeter granaat. Diverse Nederlanders konden de plaats waarvandaan was gevuurd vaststellen. Ondertussen werden steeds meer gewapende tegenstanders waargenomen. De Nederlanders hoorden een FAC-er van de coalitiepartner luchtsteun aanvragen. Op ongeveer 1500 meter van de eigen positie zagen de Nederlanders de Taliban ook een mortier opstellen. Om deze dreiging weg te nemen openden de SOF het vuur, waarop de Taliban het dal in vluchtte. De sergeant-majoor hoorde via zijn grond-lucht radio een coalitiebommenwerper zich aanmelden bij de FAC-er van het bevriende peloton. Dit herhaalde zich meermalen, maar de Nederlander hoorde de andere FAC-er niet antwoorden. Hierop besloot hij zelf met de bommenwerper in contact te treden. Deze werd eerst uitgelegd met wie hij nu te maken had. Samen met de eigen pelotonscommandant besloot de FAC-er om te proberen de locatie waarvandaan op de coalitiepartners was geschoten aan te laten vallen. Nadat de piloot van de bommenwerper de Nederlander informeerde wat hij aan munitie bij zich had, werd de piloot uitgelegd wat de situatie op de grond was. Tegelijkertijd inventariseerde de FAC-er via andere radionetten, om slachtoffers aan eigen zijde te voorkomen, waar alle bevriende militairen zich bevonden. Daarnaast scande hij de aan te vallen locatie om het type doel, de meest geschikte bom (ook om nevenschade te voorkomen) en de gewenste aanvliegrichting te kunnen vaststellen. De piloot gaf hij deze informatie door. Vanuit het vliegtuig werden ter controle alle gegevens herhaald. Juist op dat moment meldde de bevriende FAC-er zich weer. Hij had problemen met zijn radio gehad, maar wel alles kunnen horen. Hij gaf de Nederlander aan geen bezwaar te hebben dat hij de aanval leidde.466 De Nederlandse FAC-er riep de piloot weer op en gaf aan dat de aanval kon beginnen. De piloot kreeg de instructie dit via de radio te melden als hij binnen twee minuten en later binnen dertig seconden zou beginnen met zijn bombardement. Zo zou de FAC-er nog op het laatste moment de actie kunnen afgelasten of nadere informatie door kunnen geven. De piloot werd opdracht gegeven van noord naar zuid aan te vallen. Dit om te voorkomen dat de eigen positie zou worden geraakt mocht de bom ‘te kort’ vallen of over het doel gaan. De FAC-er bleef de posities van de eigen eenheden bijhouden en controleerde zijn inschatting van het doel. Zich terdege realiserend dat hij verantwoordelijk was controleerde de FAC-er nogmaals alle informatie. Hij zag dat het doel met een enorme ontploffing werd geraakt. Kort hierop bleek uit opgevangen ICOM-chat dat bij de Taliban een aantal doden en gewonden waren gevallen. Vervolgens werd het langs het hele front ‘rustig’. Het vuur op de Nederlanders stopte en er werd geen dreigende ICOM-chat opgevangen. De FAC-er meldde dit alles aan de piloot. De Nederlander bedankte hem, gaf door dat hij niet meer nodig was en dat hij met zijn leiding contact op mocht nemen voor een eventuele volgende opdracht. Na nog een korte tijd de omgeving te hebben geobserveerd besloot de pelotonscommandant te vertrekken. De SOF namen op een andere locatie posities in voor de nacht en trokken bij het aanbreken van de dag verder op hun patrouille. In de resterende vier dagen kwamen zij weer in actie, wat volgens de schrijver van dit verslag ‘de tendens … van onze gehele uitzending’ zou worden.467
466 Better no bombs … (2007). 467 Better no bombs … (2007).
120
Analyse
Dit is de enige gevonden bron waarin het werk van de FAC-ers onder de SOF in detail wordt beschreven. Daarbij illustreert ook deze beschrijving de intensiteit van de gevechtscontacten in de vroege Viper-periode. De SOF leverden als enige Nederlandse militairen een bijdrage aan deze operatie. In het verslag wordt niet expliciet melding gemaakt van (aantallen) uitgeschakelde tegenstanders, maar aangenomen mag worden dat deze er waren. De actie waarvan het werk van de FAC-er deel uitmaakte kan worden getypeerd als overt optreden, want als eenmaal het gevecht is uitgebroken wordt geen bijzondere moeite gedaan om onzichtbaar te blijven. De zesdaagse patrouille was bedoeld om een gebied te verkennen. Er is geen sprake van de intentie om specifieke en tijdgebonden informatie te verzamelen, zodat de actie niet als SR mag worden gekwalificeerd. De actie liep meermalen uit op ‘gewone’ militaire gevechten. Gezien het belang van de vallei voor de hele Nederlandse operatie kunnen de verkenningen daarvan als inzet op operationeel niveau worden gezien. Operatie Chitag
Operatie Chitag had als doel om in het gebied meer vrije bewegingsruimte te krijgen. Op 13 juli 2006 trok kapitein Kroon met ten minste dertig Nederlandse en Australische SOF op om de Taliban uit een aantal strongholds te verdrijven. Twee jeeps reden met veel lawaai een stuk de weg op om tegenstanders te misleiden. De operatie werd grotendeel te voet uitgevoerd. Vanuit de Chora-vallei trok men richting het veertig kilometer verder gelegen Tarin Kowt. Tijdens de tocht stuitte het peloton op IED-leggers en raakte op korte afstand in vuurgevecht. De tegenstander bleek zo talrijk dat de commando’s levensgevaarlijk bedreigd werden. Een in de buurt vliegende Amerikaanse AC 130 meldde dat de Taliban de SOF hadden omsingeld. Kroon besloot ondanks het duidelijke gevaar voor zijn eigen mensen de Amerikaan te vragen de Taliban te bestoken. Deze werden vervolgens 10 minuten lang door het vliegtuig zwaar beschoten met 40 en 105 millimeter granaten. Dankzij de goede aansturing door een FAC-er vielen geen slachtoffers aan eigen zijde. Bij de tegenstanders gebeurde dit wel; de rest van hen vluchtte. De SOF trokken snel op en overmeesterden de compounds in Kala Kala van waaruit de Taliban hun activiteiten coördineerden. Nog drie nachten lang namen de SOF versterkte locaties van de tegenstander in. Via prikacties probeerde deze gebied terug te veroveren. De pelotons werden continu aangevallen en waren geheel op zichzelf aangewezen. Ze overnachtten in veroverde compounds, omgeven door tegenstanders. Na vier dagen gaven de Taliban op. Uiteindelijk bereikten de SOF pas na acht dagen Tarin Kowt. In die tijd werden door de coalitie van Nederlandse en Australische SOF en Amerikaanse militairen 200 tot 300 Taliban- en Al-Qaida-strijders gedood. Allen waren gewapend, sommigen hadden Pakistaanse (identiteits)papieren. Aan coalitiezijde vielen één dode en negen gewonden, onderwie geen Nederlanders. Onduidelijk is hoeveel burgers werden gedood; een Afghaans regeringsonderzoek kwam uit op tien. De Nederlanders doodden geen burgers. De bevolking was al uit het gebied gevlucht. 468 Analyse
De SOF leverden voor deze operatie alle Nederlandse militairen. Uitzonderlijk in dit verslag is dat twee- tot driehonderd gedode tegenstanders worden vermeld. Onduidelijk is hoeveel hiervan door de Nederlanders werden getroffen. Het versterkt het vermoeden dat bij andere acties in deze periode ook sprake is geweest
468 Ministerie van Defensie (2009), pp. 48-55 en Arnold Karskens, Vragen rond actie Uruzgan, Dagblad De Pers, 25 februari 2009, waarin een Australische bron wordt aangehaald die van ‘meer dan 150’ Al-Qaida en Taliban-doden spreekt. Ook: Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel, nr. 2028, pp. 4265-4266 en George Marlet, Ambassadeur van de krijgsmacht, Trouw, 28 mei 2009.
121
van grote aantallen slachtoffers bij de tegenstander. Deze operatie van acht dagen vond overt plaats; in de tekst worden geen bijzondere maatregelen vermeld om echt onzichtbaar te blijven. Er werden aanvallen op specifieke en van tevoren vastgestelde doelen uitgevoerd, wat deze als DA te kwalificeren maakt, al doet het feit dat een serie locaties zou worden ‘bezocht’ toch weer denken aan een meer reguliere militaire missie om een gebied in te nemen. Aangezien het gebied tussen Chora en Tarin Kowt één van de belangrijkste assen vormde van het gebied dat TFU in handen wilde krijgen mag de operatie als SOF-inzet op operationeel niveau worden bestempeld. Operatie in Wanu
In een artikel van de commandant van SFTG 2 staat een andere uitgebreide beschrijving van een Nederlandse SOF-operatie, die startte op 12 oktober 2006. Hij schrijft dat men vanuit verschillende bronnen te horen kreeg dat in het dorp Wanu, vier kilometer ten noorden van de Nederlandse basis in Tarin Kowt, een mogelijke ‘bermbommaker’ aanwezig zou zijn. Commandant TFU gaf opdracht een plan te maken en na goedkeuring uit te voeren. Op basis van luchtfoto’s en beelden vanuit onbemande vliegtuigjes (unmanned aerial vehicles, UAV’s) werd duidelijk dat met name de omvang van de quala waar de ‘verdachte’ zich bevond een uitdaging zou vormen. Gekozen werd voor een verrassende en snelle actie. Tot dan toe werd gezamenlijk opgetreden met de Afghaanse militie, van achter gedekt door vuurbases. Dit keer zouden de SOF alleen voorop gaan, met het Afghan National Army (ANA) als cordon rondom. Aangevallen zou worden vanuit drie assen, elk gericht op een eigen deel van de quala. De aanvallers waren allemaal contraterrorisme-specialisten. Vergezeld door tolken dienden zij tegenstanders uit te schakelen, waarna de genie het terrein zou uitkammen. De dag van de uitvoering begon echter slecht: een Nederlandse genist pleegde zelfmoord. De genie nam desondanks aan de operatie deel.469 In colonne begaf de groep zich naar Wanu. Om in een keer de quala binnen te kunnen zaten de 25 man van het aanvalsteam in een YAD 4-ton’s truck. Zoals volgens de schrijver in die tijd gebruikelijk was werd de colonne al direct bij het verlaten van het kamp door de tegenstanders opgemerkt. Desondanks verliep de aanval zoals bedoeld. Het complex werd overrompeld, maar bleek geen tegenstanders te herbergen. De Nederlandse en Amerikaanse genie doorzochten vier uur lang de quala. In een ondergrondse schuilplaats werd alleen een waarschijnlijk voor de Taliban verstopte televisie gevonden. Nadat met een UAV de omgeving was bekeken werd gefaseerd teruggekeerd. 470 Een ANA-voertuig, dat voor de commandant van de Nederlandse SOF reed, liep tijdens de terugtocht op een IED. De wagen en inzittenden werden volledig opgeblazen. Dit werd onmiddellijk gevolgd door mitrailleurvuur. De volgende auto’s trokken zich naar het noorden terug. Van alle kanten werd intens op de militairen geschoten. Twee ANA-auto’s konden niet langs het wrak terugtrekken. De militairen sprongen uit de auto’s en zochten in de directe omgeving dekking, terwijl zij ongecoördineerd vuurden op de talloze plekken in de omliggende velden en quala’s van waar op hen gevuurd werd. De andere auto’s wisten zich een stuk terug te trekken naar een kruising, waar enkele SOF-ploegcommandanten in een greppel achter een muur overlegden hoe ze in zuidelijke richting de omsingeling konden doorbreken. Afgesproken werd drie groepen te formeren. Eén zou de kruising bezet houden en de tegenstander in het noorden onderdrukken. Eén zou voorwaarts gaan om de quala’s in het westen te zuiveren. Een derde moest hetzelfde in 469 ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� Commandant 104 … ����������������������������������������������������������������������������������������������������������� (2007), p. 4. Op 11 oktober 2006 pleegde een Nederlandse militair zelfmoord op Kamp Holland, in Tarin Kowt. 470 Commandant 104 … (2007), pp. 4-5.
122
het oosten doen en daar een rondomverdediging opzetten, waarbinnen de rest zich eventueel zou kunnen terugtrekken.471 De Nederlandse SOF-commandant keerde 300 meter terug naar de nog steeds vastzittende ANA-eenheden. Eén Afghaan werd in de handen van twee SOF-medics alsnog dodelijk getroffen. De andere Afghanen vochten vanuit de voertuigen door. Eén Nederlandse ploeg zuiverde de quala’s ten westen van de kruising en schakelde hierbij ‘tientallen’ strijders uit; vaak van zeer korte afstand. Ten oosten van de kruising richtte een ander team de rondomverdediging in. Niet alles verliep echter positief. Opgemerkt werd dat in het zuiden tegenstanders een nieuwe hinderlaag met IED’s voorbereidden. Vanwege de korte afstand tot de tegenstander werd geen ondersteuning van de aanwezige vliegtuigen gevraagd. De UAV kon niet langer worden gebruikt en keerde terug naar de basis. De pantzerhouwitser die daar stond werd ook niet gebruikt en Apache-helikopters zouden nog ten minste 90 minuten op zich laten wachten. Ook de nabijgelegen Afghaanse politie wilde niet te hulp schieten. Met inmiddels twee dode en zes zwaar gewonde ANA-militairen en snel afnemende munitievoorraden werd besloten te proberen in zuidelijke richting over de weg en na een kilometer via de oever van de rivier de Terih Rud naar het westen weg te komen. Daarmee zou de tweede hinderlaag worden ontlopen, maar mogelijkerwijs niet de IED’s. 472 Nadat de doden en gewonden waren ingeladen reden de militairen met de overgebleven voertuigen vanuit de verschillende flanken naar het afgesproken verzamelpunt; de brug over de rivier. Twee ploegen liepen naast de voertuigen. Een B1-bommenwerper vloog dreigend over (show of force) en wierp flares uit,473 waarop het vuur van de tegenstanders iets verminderde. Pas nadat een groot deel van de eigen troepen bij de brug was aangekomen wierp het vliegtuig een 2000 pond bom in het maïsveld waar zich een groot aantal tegenstanders bevond. De situatie verbeterde ook iets toen de UAV terugkeerde. Hoewel de tegenstander zich nu ook richting de brug begon te herpositioneren, konden de SOF, de andere Nederlandse militairen en de ANA zich, nu allen in de voertuigen gestapt, via de rivierbedding en het ondiepe water van de rivier met enige snelheid, stuiterend en continu vurend, een stuk uit de voeten maken. Achter in de YAD behandelde de Nederlandse medic, nog steeds onder vuur en overdekt met bloed, de gewonde Afghanen. Hij probeerde de tolk, die bij de IED-explosie twee benen had gebroken, voor de gewonden te laten vertalen. Inmiddels werd de groep vanaf de beide oevers, maar van grotere afstanden beschoten. Af en toe werd gestopt, uitgestegen en gewacht totdat alle wagens waren bijgetrokken. Uiteindelijk werd zonder incidenten Tarin Kowt en het eigen kamp bereikt. De gewonde Afghanen bleven allen in leven. De commandant eindigt zijn artikel met de constatering dat deze gevechtssituatie anders was dan andere in zijn uitzendperiode. Sommige vuurgevechten waren massaler, maar dit was de enige waarbij de Nederlanders in een lang tevoren voorbereide hinderlaag liepen. In andere gevechtsacties hadden de SOF steeds het initiatief. Hij schrijft dat zijn eenheid ‘vele’ tegenstanders uitschakelde, waarmee hen ‘een geweldige morele overwinning werd ontzegd’. 474 Analyse
In deze actie waren de SOF, naast de ondersteunende genisten, de enige aanwezige Nederlanders. Bijzonder is dat ook hier vrij gedetailleerd melding wordt gemaakt van de directe gevechtsresultaten: in ieder 471 Commandant 104 … ���������������� ��������������������������������� (2007), pp. 5-6. 472 Commandant 104 … (2007), p. 6. 473 Dit is een uitgeworpen vuurbal of afgeschoten vuurpijl om een vijandelijke, hitte zoekende raket af te leiden. 474 Commandant 104 … (2007), pp. 6-8.
123
geval tientallen gedode tegenstanders, en twee doden en zes gewonden bij de ANA. De Nederlandse SOF traden merendeels overt op. Doel van de inzet was DA tegen een bommenmaker, waarmee de actie ook een contraterrorisme-karakter had. De aanval zou conform de grondbeginselen van McRaven (1995) plaats vinden, met uitzondering dat de actie tevoren niet herhaaldelijk en realistisch werd voorgeoefend. Op de terugweg werd een vrij normaal militair gevecht gevoerd. Uitschakeling van een bommenmaker hooguit op operationeel niveau waarde; zeker niet voor de strijd in heel of een groot deel van Afghanistan verschil gemaakt. Het daadwerkelijk geleverde gevecht had slechts tactische waarde. Steun in Chenartu
In mei 2007 nam de druk van de Taliban toe op de ISAF-gezinde enclave Chenartu, gelegen ten oosten van Tarin Kowt. Schermutselingen met de daar wonende militie van Aktar Mohammed namen toe en er waren aanwijzingen dat de tegenstanders de enclave wilden binnentrekken. In de nacht verplaatste Viper zich naar het gebied, dat door het moeizame terrein pas bij daglicht werd bereikt. Al snel bleek dat er inderdaad eenheden van de tegenstander in de buurt waren en braken de eerste gevechten uit. Om veilig verder te kunnen moesten de Nederlanders het spotters-netwerk van de tegenstander zien uit te schakelen. Dat gebeurde door de inzet van een Apache-gevechtshelikopter. Nadat de route was onderzocht op IED’s werd naar de enclave verder getrokken. De SOF legden de lokale leider hun intenties uit. Deze was blij met hun komst. De SOF inventariseerden de aanwezige politieposten. Deze bleken goed gepositioneerd en alle bezet. De politie werd verder in paraatheid gebracht. Wel bleek er een tekort aan wapens, munitie en geld voor de militie te zijn. De volgende dag kreeg Viper berichten dat onder de Taliban-leiders onenigheid was of de enclave moest worden aangevallen. Toen de aanval uitbleef besloten de SOF de lokale milities trainingen te geven: schieten, contactdrills, basis infanterie- en navigatievaardigheden. Het aantal deelnemers aan de trainingen nam echter af omdat militieleden bij hun familie nodig waren om te oogsten. Uiteindelijk maakten dertig militieleden de trainingen af. Met de militie voerden de Nederlanders gezamenlijke operaties en patrouilles uit. SOF-medics hielden spreekuren voor de lokale bevolking. Na verloop van tijd leek het aantal tegenstanders rond de enclave af te nemen. Na enkele weken keerden de SOF terug naar hun kamp. Onderweg vonden nog diverse gevechten plaats, waarbij een niet genoemd aantal strijders werden ‘geneutraliseerd’. 475 Analyse
De Nederlandse SOF leverden als enige TFU-eenheid een bijdrage aan deze operatie. Ook in deze missie werden veel tegenstanders uitgeschakeld, maar niet direct door de SOF. Net zoals in veel andere gevallen was weliswaar sprake van overt optreden, maar in tegenstelling tot veel andere acties is hier sprake van MA – naast de meer reguliere gevechten op heen– en terugweg. Daarnaast is duidelijk sprake van humanitaire hulp (medische spreekuren). Voor de situatie in zuidelijk Uruzgan, dus de Nederlandse TFU-missie, moet het volhouden van de strijd door de militie en politie in Chenartu tegen de Taliban van groot, operationeel belang zijn geweest. Deelname aan de ‘Slag om Chora’
Over de deelname van Viper aan de ‘Slag om Chora’, toen een groot deel van de TFU van 15 tot en met 19 juni 2007 met de binnengedrongen Taliban om de controle over het dorp vocht, zijn meerdere verslagen beschikbaar. Een tekst vermeldt dat de SOF samen met de Nederlandse infanterie in de zuidelijke Baluchi475 Full spectrum …(2008).
124
mond een nevenaanval inzetten om de tegenstander ‘kracht te onttrekken’. De nachtelijke infiltratie verliep moeizaam door de vele irrigatiekanalen en greppels. Een aantal keren moesten voertuigen met bergingssteun weer op hun wielen worden gezet. Nadat op de plaats van bestemming stelling was ingenomen, werden de Viper-ploegen met 107 millimeter raketten aangevallen. Variërend in intensiteit hielden de gevechten de hele dag aan. Vanwege een nieuwe opdracht brak Viper om 17.00 uur het gevecht af en vertrok.476 In een andere tekst staat dat MarSOF tijdens de slag Chora te voet en vanaf de buitenkant benaderde. Hierbij werden een aantal huizen binnengevallen. De mariniers begaven zich in de aanvoerroute van de Taliban, trokken hen naar zich toe en ontlastten de andere eenheden. MarSOF leverde zwaar gevecht. Er vielen bij hen zelf geen doden, maar de mariniers konden na afloop letterlijk kogels uit hun auto’s en verrekijkers halen.477 In een derde verslag staat dat Viper in de nacht van 17 op 18 juni 2007 op verzoek van de Nederlandse TFU-commandant terugkeerde naar de mond van de Baluchi-vallei. De druk op de Nederlanders in Chora was weer opgelopen. Ondanks dat de SOF vanwege beschadigingen niet over al hun voertuigen konden beschikken en van verrassing van de tegenstander geen sprake was, verplaatsten zij zich begeleid door genisten over de enige beschikbare weg naar het gebied. De Nederlandse pantserhouwitser vuurde op de Baluchi-mond en een SOF FAC-er stuurde luchtsteun richting verschillende doelen. Om doelen op te sporen werden UAV’s gebruikt. In de vroege morgen kwam de grotere groep SOF in het gebied aan. Er ontstond vrijwel direct een hevig vuurgevecht. De SOF hadden moeite de greenzone in te trekken, want de tegenstander had aan de rand een verdedigingsring ingericht. Voordat deze werd bereikt moest vurend en elkaar dekking gevend te voet een 300 meter diepe vlakte worden overgestoken. Ook tijdens deze hachelijke onderneming ondersteunden een pantserhouwitser (een PZH 2000) en gevechtsvliegtuigen. Zowel de Nederlandse SOF als de tegenstander had zich op hogere punten in de omgeving gepositioneerd en beschoot daarvandaan hun tegenstander. Viper werd met 82 millimeter mortieren, 107 millimeter raketten, klein kaliber vuur, zwaar kaliber, RPG’s en zelfs SPG9’s beschoten.478 Dit alles leidde tot een kritieke situatie in de greenzone. Eén Nederlandse SOF werd van zeer korte afstand in het vizier op zijn geweer geschoten. Zijn verwondingen vielen echter mee; hij was tijdelijk doof. Een Amerikaans F-18 gevechtsvliegtuig beschoot per ongeluk het voertuig van een Nederlandse FAC-er: de kogels van het 30 millimeter boordkanon misten hem op een haar na. De tegenstander werd zodanig uitgeput dat hij versterkingen uit Chora moest laten komen. De komst van de 150 tot 200 nieuwe tegenstanders werd aan de SOF gemeld en zelf konden zij de 4x4 pick-ups met tientallen strijders zien aankomen. Al snel ontstond ook met hen een vuurgevecht. Door de inzet van luchtsteun en de PZH 2000 werd ternauwernood voorkomen dat een deel van de Nederlandse SOF werd ingesloten door de overmacht aan tegenstanders. Om 18.35 uur meldde de SOF-commandant ter plekke dat de munitievoorraad tot een onacceptabel laag niveau was geslonken. Omdat bevoorrading te gevaarlijk was werd besloten terug te trekken. Terwijl de pantserhouwitser en twee Amerikaanse F18’s bombardementen uitvoerden vocht een deel van de Nederlanders zich schietend een weg uit de greenzone. Terug in de voertuigen reden ze vechtend naar Kamp Holland. Daar aangekomen getuigden een aantal ‘kogelgaten in kleding en voertuigen’ nog van de hevigheid van de gevechten van die dag. 479 476 Full spectrum …(2008). 477 Strijbosch (2007), p. 11. 478 De SPG9 is een op een driepoot geplaatste raketwerper van Russische makelij. Deze kan ook tegen tanks worden gebruikt. 479 Full spectrum …(2008).
125
Uit andere teksten kan de volgende reconstructie van dezelfde gevechtsactie worden gemaakt. Vier Viperploegen kwamen op 18 juni 2007 net terug van een opdracht met een Nederlands peloton aan de zuidzijde van de Baluchi-vallei. Door een defect pantservoertuig had men Kamp Holland nog niet bereikt. Ze waren net bezig met het plannen van een nieuwe operatie, toen zij opdracht kregen zo snel mogelijk steun te leveren aan de Nederlandse TFU Battlegroup, die in een zwaar gevecht was gewikkeld in Chora. Om zoveel mogelijk tegenstanders van die plaats weg te houden werd besloten om weer terug te keren in de vallei (Operatie Nahrin). De eerste dag stuitten de ploegen op weinig verzet. Juist om een aanval uit te lokken herhaalden ze de actie de tweede dag. Met voertuigen werd positie ingenomen in de monding van de vallei. Toen een KCT-kapitein met vijf ‘vrijwilligers’ vanuit het zuiden te voet binnentrok werd men inderdaad direct vanuit verschillende posities onder vuur genomen. De tegenstander bleek zich goed te hebben voorbereid op de komst van de Nederlanders. Viper werd geheel omsingeld en vocht een dag lang met de Taliban. Met vuursteun vanuit de voertuigen, mortiervuur vanuit de patrouillebasis Poentjak en luchtsteun kon Viper uiteindelijk de vallei binnentrekken en trok de tegenstander zich tijdelijk terug. Besloten werd nog eens in het gebied te gaan zoeken, om de vijand te verleiden weer aan te vallen. Een team van zes man ging op weg, liep in een hinderlaag en werd van drie kanten beschoten. Van een KCTkapitein werd de kijker van zijn wapen geraakt. Door de splinters in zijn ogen kon hij niets meer zien. Bovendien was hij tijdelijk doof door een explosie naast zich. Met hulp van een medic, die naar de kapitein kwam toegesprongen, kon zijn zicht worden teruggebracht. Ondertussen vocht zijn eenheid door. Ook werd luchtsteun ingeroepen. Een vliegtuig gooide een bom op 140 meter afstand van de Nederlanders. Onder dekkingsvuur van een andere Viper-eenheid kon men wegkomen. Twee commando’s gingen op een verkenning, maar raakten weer verwikkeld in een zwaar vuurgevecht. Wel vonden ze een uitweg voor de ploegen. Toen ’s avonds de tegenstand afnam en Viper haar munitievoorraad voor een groot deel had verbruikt keerde men terug naar de basis.480 Analyse
Kwantitatief leverde Viper een kleine bijdrage aan de Nederlandse militaire inzet tijdens de slag. Gezien het grote aantal tegenstanders dat werd tegengehouden was hun rol kwalitatief gezien wel groter, dus van ‘aanzienlijk’ belang, maar zeker niet belangrijker dan van de rest van de honderden ingezette Nederlandse militairen. De SOF leverden naar het zich laat aanzien geen beslissende bijdrage. De bijdrage van Viper aan de Slag bij Chora vond overt plaats. De SOF voerden met de Battlegroup een regulier militair gevecht om de controle over het dorp uit. De slag was van belang voor de hele missie van TFU. De inzet van Viper vond daarom op operationeel niveau plaats. Arrestatie van een bommenmaker
Binnen een week na de dood van een Nederlandse militair Timo Smeehuizen door een zelfmoordaanslag op 15 juni 2007 in Tarin Kowt, drong Viper met aanvalsploegen een aantal verdachte objecten in die stad binnen. De actie vond plaats binnen twintig uur nadat informatie over de verblijfplaats van verdachten werd verkregen. Een Apache-helikopter bood dekking en een infanterie-eenheid richtte een cordon in om het actiegebied. Dertien personen, inclusief de IED-maker, werden gearresteerd en overgedragen aan de lokale autoriteiten. De verdachte van de aanslag werd verhoord. Gespecialiseerde eenheden doorzochten
480 Dit is een reconstructie op basis van de teksten (programmaboek, motivatie besluiten, overweging Koninklijk Besluit en persoonlijke verhalen) die door Defensie zijn uitgegeven bij de uitreiking van dapperheidsonderscheidingen aan vijf SOF-militairen, tijdens een besloten bijeenkomst, op 14 april 2010 in Den Haag. Zie: www.defensie.nl, bezocht op 19 juli 2010. Ook: ‘We werden direct … (2010).
126
de gebouwen. Daarbij werd bewijsmateriaal voor de aanslag gevonden, maar ook diverse wapens, een grote hoeveelheid Pakistaans geld, identiteitsbewijzen, opium, satelliettelefoons en kunstmest (waarmee bommen konden worden gemaakt).481 Analyse
Hoewel niet kan worden opgemaakt hoeveel Nederlandse SOF en andere, onder wie waarschijnlijk ook Nederlandse, militairen aan de operatie bijdroegen, mag wel worden verondersteld dat de SOF in kwantitatief opzicht een kleine, maar door zelf de aanval uit te voeren in kwalitatief opzicht een rol van aanzienlijke omvang speelden. Duidelijk staat aangegeven dat dertien personen werden gearresteerd. In deze actie is sprake van overt DA-optreden met een contraterrorisme-karakter. Omdat ook drugs worden gevonden had de actie ook waarde op counterdrug-terrein, maar de actie was niet als dusdanig bedoeld. Omdat niet duidelijk is of de bommenmaker een rol in heel of een groot deel van Uruzgan speelde, moet worden geconcludeerd dat zijn arrestatie alleen lokaal, dus tactisch effect had. De actie voldoet aan alle beginselen van SOF-optreden, maar zoals inmiddels vaker het geval is geweest, zonder vooroefening van deze specifieke actie (zie paragraaf 2.2). Operatie Derapet
Op 16 juli 2007 was Viper actief in de Tangi-vallei (Operatie Derapet). Een KCT-kapitein kon voorkomen dat een voertuig op een IED reed. De ploeg raakte in een vuurgevecht en hielp later een ander Viper-team uit een hinderlaag te ontsnappen. Bij de hinderlaag werden twee voertuigen beschadigd. Voortzetten van de missie was onmogelijk en besloten werd terug te trekken. Onderweg ontvingen de SOF de waarschuwing dat Taliban-strijders in een quala op de route van plan waren de groep aan te vallen. Op de heenweg had men de Nederlanders ongemoeid gelaten. Omdat er in de quala ook vrouwen en kinderen aanwezig waren werd geen luchtsteun ingeroepen, ook al zou dat veel minder gevaar voor zijn eigen mannen hebben betekend. Na overleg met zijn commandant en de juridisch adviseur op Kamp Holland werd besloten om het complex heen te trekken. Onder hevig vuur werd langs de quala gemanoeuvreerd. Vrouwen en kinderen bleven ongedeerd en ook onder de Nederlanders vielen geen doden of gewonden. 482 Analyse
De SOF lijken aan deze actie als enige Nederlandse militaire eenheid te hebben deelgenomen. Bijzonder is de vermelding dat vanwege de aanwezigheid van burgers geen luchtsteun werd ingeroepen. Dit lijkt een geval van overt optreden, waarbij niet kan worden vastgesteld tot welke SOF (hoofd)taak het moet worden gerekend. De Tangi-vallei, die de voor TFU belangrijke ‘inktvlekken’ van Deh Rawod en Tarin Kowt verbindt, was van groot belang voor de hele Nederlandse militaire missie in het zuiden van Uruzgan. In die zin kan deze inzet van SOF worden getypeerd plaats te hebben gevonden op operationeel niveau. Steunverlening bij Mirabad
In augustus en september 2007 nam de druk op Tarin Kowt en Chora weer toe, doordat de Taliban zich, volgens inlichtingenbronnen, rond Mirabad hergroepeerde. TFU kon deze informatie niet bevestigd krijgen. Op 9 september 2007 trok de SFTG het gebied in. Daar werden vehicle check points ingericht op 481 Full spectrum …(2008) en Strijbosch (2007). 482 Dit is een reconstructie op basis van de teksten (programmaboek, motivatie besluiten, overweging Koninklijk Besluit en persoonlijke verhalen) die door Defensie zijn uitgegeven bij de uitreiking van dapperheidsonderscheidingen aan vijf SOF-militairen, tijdens een besloten bijeenkomst, op 14 april 2010 in Den Haag. Zie: www.defensie.nl, bezocht op 19 juli 2010. Ook: ‘We werden direct … (2010), p. 22.
127
de belangrijkste routes van de tegenstanders. Ook werden overzichtsposities ingenomen en prikacties uitgevoerd in de greenzone bij Sah Mardeh en Kowri. Deze activiteiten werden in oostelijke richting uitgebreid en herhaald. Al snel volgden de eerste vuurgevechten met de tegenstander: eerst heftig, maar minder toen de Taliban overtuigd raakte van de ‘slagkracht, vastberadenheid en trefzekerheid’ van de Nederlanders. In de volgende dagen werd verder naar het oosten getrokken. Geconcludeerd werd dat de tegenstander zich met name rond Kowri bevond, waarop besloten werd terug te keren en daar verstorend op te treden. Toen inlichtingenbronnen meldden dat de tegenstander een aantal bijeenkomsten in het gebied organiseerde, werd door de SOF vergeefs geprobeerd de exacte locaties en tijdstippen daarvan te achterhalen. In de tweede fase van deze operatie werd weer contact gelegd met het lokale stamhoofd Akthar Mohammed, die bij Mirabad nog steeds stand hield tegen een sterke Taliban-macht. In vijf dagen tijd werden daar door de Nederlandse SOF uitgebreide gebiedsverkenningen en medische hulppatrouilles uitgevoerd. Ook gaven ze klein kaliber wapens, munitie en nieuwe RPG’s aan de lokale strijders. De SOF hielpen de door het Amerikaanse bedrijf Dynacorp483 aan de stam verschuldigde betalingen te krijgen. De Nederlanders trokken daarna door naar Musazai. Dit werkte ook verstorend voor de tegenstander, die ‘nerveus’ werd van de voetpatrouilles door de greenzone. De groep raakte al snel weer in een zeer zwaar vuurgevecht, waarbij een prominente Talibaan-leider omkwam. 484 Analyse
De SOF leverden als enige Nederlandse eenheid een bijdrage aan deze operatie. In deze acties werd veelal overt opgetreden (check points, reguliere gevechten, samenwerking met Akthar Mohammed, voetpatrouilles). Wat betreft SOF-(hoofd)taken zijn alleen MA en humanitaire hulp (medische hulp) duidelijk herkenbaar. De verstoring van de opbouw van de Taliban en –wederom – de steun aan Akthar Mohammed kunnen als inzet op operationeel niveau worden bestempeld. Verkenningen bij Deh Rawod
Begin september 2007 namen de opposing militant forces diverse controleposten rond Deh Rawod in. Deze werden geplunderd en met de grond gelijk gemaakt. Commandant TFU besloot Viper-5 in te zetten in de groene zone van Deh Rawod. Doel was om daar verkenningen uit te voeren en daarmee informatie te krijgen voor een eventuele vervolg-operatie. Drie lokaties moesten worden verkend: Singolah-west, Singolah-oost en de omgeving van Kakrak Hill ten oosten van de greenzone. Vastgesteld moest worden waar zich de meeste tegenstanders bevonden en hoe sterk deze was (aantal, uitrusting, getraindheid). Vermoed werd dat de meeste tegenstanders zich bij Kakrak Hill bevonden en dat zij een school in Singolah-oost gebruikten als commandopost. Singolah-oost zou dienen om strijders die uit het gebied ten westen van de rivier de Helmand kwamen op te vangen en door te sturen. Als eerste startte Viper de verkenning van Kakrak Hill. Al snel werden spotters van de tegenstander waargenomen. Terwijl men zich dwars door het terrein verplaatste, om IED’s op de wegen te vermijden, ontvingen de SOF meldingen dat de tegenstanders hen hadden waargenomen. Aangekomen op de geplande locatie werd daarom snel een vuurbasis ingericht.485
483 Dit Amerikaanse bedrijf verzorgde in Uruzgan trainingen aan Afghaanse veiligheidsorganisaties. 484 Commandant 103 … (2008-I), p. 9. 485 Commandant 103 … (2008-II), p. 16.
128
Een deel van de eenheid trok te voet in de richting van de greenzone. Ongezien werden de eerste quala’s benaderd. Zonder dat de tegenstanders het door hadden konden de Nederlanders voor één van de huizen komen die de Afghanen bezet hadden. Direct ontstond een vuurgevecht, wat ook aan de TFU werd gemeld, zodat indien nodig snel ondersteuning kon worden gekregen. Tegelijkertijd werd ook de vuurbasis vanaf diverse posities met RPG’s, 107 millimeter raketten, 82 millimeter mortieren en klein kaliber wapens beschoten. De eenheid bij de quala werd vanuit andere, dichtbijgelegen huizen onder vuur genomen. Met ‘de zwaardere middelen’ waarover zij beschikten schoten de Nederlanders terug en konden ze het vuur van de tegenstander onderdrukken. Hierop werd de eerste quala binnengegaan. Daar trof men een man, die claimde door de opposing militant forces gevangen te zijn gehouden. Hij zag er gehavend uit en vertelde dat men van plan was hem de volgende dag te executeren. De Nederlanders namen de man voor verdere ondervraging mee naar hun kamp en behandelden hem als krijgsgevangene.486 Viper zette de verkenning van quala naar quala voort richting Kakrak Hill en werd daarbij sporadisch van alle kanten met klein kaliber wapens en RPG’s beschoten. Tegenstanders vluchtten weg en de Nederlanders troffen diverse veldversterkingen, loopgraven, tunnels en bunkers aan. Van sommige tunnels en bunkers dachten ze dat die sterk genoeg waren om luchtaanvallen en artillerievuur te weerstaan. Duidelijk werd dat hun tegenstanders de tunnels wilden gebruiken om zich veilig tussen vuurposities te verplaatsen. In verschillende quala’s werd in de haast achtergelaten uitrusting aangetroffen. Nadat de hele omgeving van de heuvel was doorzocht en Viper ook niet meer werd beschoten besloten de Nederlanders alle loopgraven, tunnels en bunkers ‘vast te leggen’. Hierna keerde ze eerst terug naar de voertuigen en daarna naar de basis. Op weg terug werden de SOF nog enkele malen beschoten. Ze vuurden zelf terug en riepen ook luchtsteun op. Na verschillende air strikes en strafe runs door luchtstrijdkrachten kon het gevecht worden afgebroken en de basis bereikt.487 Hierna werd bij daglicht de groene zone bij Shingola-west verkend. Een deel van Viper verplaatste zich naar de noordzijde van de brug over de rivier. De eenheid die eerder de vuurbasis had bemand trok met eigen voertuigen, waarop zware wapens waren gemonteerd, naar een plek ten zuiden van de rivier de Tiri Rud. Daarvandaan zouden ze een groot deel van de verkenningstocht van hun collega’s met hun .50 mitrailleur en de 40 millimeter automatische granaatwerper (automatic grenade launcher) kunnen ondersteunen. De SOF hadden uit eerdere acties opgemerkt dat vanaf een dergelijke vuurbasis goed tegenstanders konden worden waargenomen (positive identification). Afgesproken was die dag de verkenning zoveel mogelijk te richten op de hoofdweg richting Shingolah-west. Na anderhalf uur voorzichtig voorwaarts te zijn getrokken nam men een aantal personen waar die zich in noordelijke richting begaven. De Nederlanders kregen een melding dat de tegenstander een hinderlaag voorbereidde. Wederom zag men een aantal personen zich verplaatsen; met AK-47’s en RPG’s in de aanslag. De Nederlanders openden hierop het vuur op de groep. Tijdens het vuurgevecht dat ontstond merkten ze dat de Afghanen hen probeerden te omsingelen. Viper trok van quala naar quala ‘springend’ voorwaarts, waarbij diverse veldversterkingen, schietpoorten en vuuropstellingen werden aangetroffen. Toen de druk afnam doorzocht Viper de quala’s waarvandaan op haar gevuurd werd. In één daarvan trof men wapens en munitie aan. Bovendien werd
486 Commandant 103 … (2008-II), p. 17. 487 ������������������������������������������� Commandant 103 … �������������������������� (2008-II), pp. 17-18. Een strafe run is het door een vliegtuig tijdens een duikvlucht beschieten van tegenstanders.
129
daar een persoon gevangen genomen, waarvan onduidelijk was of het een van de strijders was of niet. De man werd naar het eigen kamp meegenomen voor ondervraging.488 In Shingola-Oost moest de school die door de tegenstander mogelijk als commandocentrum werd gebruikt door Viper verkend worden. De SOF besloten een aantal quala’s om de school te bezetten en daarvandaan het gebouw te observeren. Eén groep nam weer positie in een vuurbasis bij de Tiri Rud, een ander werd ‘afgezet’ (waarschijnlijk wordt bedoeld per helikopter, MdW) ten noorden van de brug. De groep verplaatste zich door begroeiing, weg van de paden en wegen, om de tegenstander het moeilijk te maken hen te lokaliseren. Keer op keer bleken ze de Nederlanders kwijt te zijn geraakt. Ook werd duidelijk dat de Taliban zich met name wilde richten op gemotoriseerde verplaatsingen van hun tegenstanders: alle veldversterkingen bevonden zich op of rond de hoofdwegen. De Nederlanders merkten dat de Taliban steeds nerveuzer werd, nu Viper voor de derde opeenvolgende dag in hun gebied wist binnen te dringen. Ze probeerde een hinderlaag te leggen, maar doordat de SOF steeds uit hun zicht verdwenen lukte dit niet. De Taliban zag zich gedwongen om zich, op zoek naar de Nederlanders, constant tussen hun eigen stellingen heen en weer te verplaatsen. Dit maakte het Viper mogelijk hun tegenstanders steeds weer te beschieten. De Nederlanders namen opvallend veel verplaatsingen waar, maar het was niet altijd mogelijk om te zien of dit gewapende personen waren. Wel werd een groep met RPG’s uitgeruste mannen beschoten. Keer op keer kon de tegenstander worden verrast. Zo bereikte men zonder problemen de school. Daar kon men langere tijd observaties uitvoeren, lang genoeg om voldoende informatie te verzamelen. 489
Verstoring van toevoerlijnen
Begin september 2007 vroeg commandant TFU aan Viper om weer bij Deh Rawod een operatie uit te voeren. Doel was niet om de tegenstanders die zich in de greenzone bij deze plaats hadden verzameld aan te vallen, maar om hun toevoerlijnen daar naar toe te verstoren. Door de tegenstander daar ‘harde klappen’ toe te dienen werd gehoopt dat deze zich zou bedenken en Deh Rawod zelf niet zou aanvallen. In de nacht van 26 september vertrok Viper, onder andere met een van binnen gestripte en volledig met munitie volgeladen Bushmaster gepantserd transportvoertuig. Vlak nadat de colonne de Helmand-rivier was overgestoken werd zij zwaar onder vuur genomen. Dekkingsvuur afgevend keerde men terug naar de veilig gewaande eigen zijde. De volgende dagen werd gezocht naar een andere plaats om weer over te steken. Uit inlichtingenbronnen werd afgeleid dat de Taliban Viper steeds in beeld had en uit angst door de SOF in de rug te worden aangevallen niet naar Deh Rawod optrok. Aan ‘hun’ kant van de rivier raakte Viper betrokken in ‘diverse zeer zware TIC’s, waar grote aantallen’ tegenstanders werden ‘geneutraliseerd’. Zo werd ook de 29ste geprobeerd de rivier over te steken. Aan de overkant aangekomen stuitte Viper op zoveel tegenstand dat vuursteun van de Nederlandse Pantzerhouwitser werd aangevraagd. Deze schoot granaten op de vijand. Viper trok zich terug op de oostelijke rivieroever. Uit ‘betrouwbare inlichtingenbronnen’ bleek dat de Taliban langzaam de middelen, het personeel en de wil verloor om de stad alsnog aan te vallen. Uit een latere tocht naar het gebied bij de rivier bleek dat daar geen tegenstanders meer aanwezig waren.491 Analyse
Viper besloot om ‘s nachts rondom de school verkenningen uit te voeren. Een aantal ploegen trok over verschillende assen het gebied in, de anderen bleven achter als quick reaction force om bij te springen indien dat nodig zou zijn. De patrouilles waren te voet, licht bepakt en licht bewapend. Rond middernacht werd begonnen. Na enige tijd stelden de SOF vast dat de opposing militant forces zich in de omgeving van de school verzamelden om een hinderlaag te leggen. Blijkbaar waren de Nederlanders toch opgemerkt, ondanks dat voor de actie een bijzonder duistere nacht was gekozen, waarin zonder nachtzichtapparatuur niet verder dan 50-75 meter kon worden gekeken. Kennelijk beschikte de tegenstander wel over nachtkijkers. Omdat het verrassingselement verloren was gegaan besloot Viper de actie een andere keer, vanuit een andere richting, te herhalen.490
Viper speelde in deze acties een grote rol. De SOF doodden, verwondden of verjoegen – wat ‘geneutraliseerd’ precies inhoudt is onduidelijk - ´grote aantallen´ tegenstanders. Deze poging om de aanvoerlijnen van de tegenstander te verstoren kan aangemerkt worden als overt optreden. De operatie was te weinig op een specifiek doel gericht om als DA te bestempelen. De operatie vond plaats op operationeel niveau, met waarde voor de hele Nederlandse militaire inspanning in zuidelijk Uruzgan. Interessant is dat de tekst zelf spreekt van het de tegenstander ontnemen van de wil om te vechten, maar dit is dan niet op het strategische niveau waar Kiras (2006) met zijn theorie van de ‘strategische verlamming’ (zie paragraaf 2.2) op doelt. Drie locaties bij Deh Rawod
Analyse
De SOF leverden als enige Nederlandse militaire eenheid een bijdrage aan deze acties. Twee Afghanen werden gevangen genomen. Over uitgeschakelde tegenstanders wordt niet expliciet geschreven. Impliciet wordt wel aangegeven dat de tegenstander verliezen werden toegebracht, al kan wederom geen preciezere inschatting van aantallen doden en gewonden worden gemaakt. Deze acties zijn te karakteriseren als overt optreden, met uitzondering van de observaties vanuit en verkenningen rondom de school. Bij deze laatste was het uitdrukkelijk de bedoeling onopgemerkt te blijven. Toen de SOF toch werden onderkend werd terugetrokken. Anders dan in vele andere, hierboven beschreven gevallen werd in deze actie niet overgegaan op overt gevecht. De drie acties waren duidelijk bedoeld als SR.
Op 6 november 2007 trok Viper met andere Nederlandse militairen en bondgenoten – als eerste eenheid in lange tijd - wel de greenzone bij Deh Rawod in. Drie tevoren vastgestelde locaties (named areas of interest) werden benaderd. Op alle drie de plaatsen vonden zware gevechten plaats, waarbij ‘diverse’ tegenstanders werden uitgeschakeld. Door de actie werd duidelijk dat de verwachte 350-400 tegenstanders, inclusief een grote groep niet-Afghaanse strijders, zich niet daadwerkelijk in het gebied bevonden. Men schatte op basis van de geleverde gevechten dat het er hooguit 120 waren. Ook de inschatting van hun getraindheid en tactisch inzicht werd naar beneden bijgesteld.492 Analyse
Omdat onduidelijk is hoeveel andere Nederlandse militairen deelnamen - gezien de verwachte tegenstand is het niet uit te sluiten dat dit aanzienlijke aantallen betrof - kan ook niet worden vastgesteld hoe groot 488 Commandant 103 … (2008-II), pp. 18-19. 489 Commandant 103 … (2008-II), p. 17. 490 Commandant 103 … (2008-II), pp. 19-20.
130
491 ��������������������������������������������������������� Commandant 103 … ���������������������������������������� (2008-I), pp. 10-11 en Prins en Prinssen (2008), p. 85. 492 ����������������������������������������������������� Commandant 103 … ������������������������������������ (2008-I), p. 12 en Prins en Prinssen (2008), p. 130.
131
de bijdrage of rol van de SOF was. Wel kan worden aangenomen dat deze niet als ‘groot’ mag worden aangemerkt. De aanvallen op drie doelen in de greenzone kunnen zeker als overt optreden, wellicht ook als DA worden bestempeld. Wat dit laatste betreft: hoewel blijkbaar tevoren drie doelen waren vastgesteld, had het geheel toch ook het karakter van een regulier militaire inname van het gebied, ook omdat ‘andere’ militairen aan de actie deelnamen. Welk soort Nederlandse militairen dit waren is wel onduidelijk, maar SOF waren het niet. Of de acties van belang zijn geweest voor de hele TFU-missie kan ook al worden betwijfeld. Ook wat dit betreft kan betoogd worden dat het hier enkel om de inname of zuivering van een beperkt gebiedsdeel ging, zonder significante, directe implicaties voor de situatie in het hele zuiden van de provincie – zoals dat eerder wel het geval was bij het verstoren van de aanvoer van troepen om een hele vallei in te nemen. Van de toepassing van de grondbeginselen van McRaven (1995) blijkt niet veel. Bijdrage aan Spin Ghar
Tijdens operatie Spin Ghar, in het najaar van 2007, waarin ook honderden Nederlandse infanteristen en Britse ghurka’s493 de Baluchi-vallei introkken, richtten de Nederlandse SOF op de bergrug naast de vallei waarnemingsposten in. Vier dagen lang werden daarvandaan de PZH 2000 en vliegtuigen aangestuurd tegen de Taliban, die opgejaagd door de ghurka’s met de Nederlandse battle group in gevecht dreigden te raken. De SOF werden zelf ook aangevallen.494 Analyse
Ook in dit geval traden de Nederlandse SOF overt op. Van een (hoofd)taak van speciale eenheden lijkt geen sprake. De inzet was van tactisch niveau, terwijl een kleine bijdrage aan de operatie Spin Ghar werd geleverd. Verstoringen in de Baluchi-vallei
In een operatie in het najaar van 2007 probeerde de SFTG de opbouw van posities door de tegenstander in de Baluchi-vallei, die in de operatie Spin Ghar was gezuiverd, te verstoren. Ook werd geprobeerd een veiligheidsgordel te creëeren voor de opbouw van een nieuwe ANA-vuurbasis in de zuidmond van de vallei. Nadat Viper vanuit het zuiden het gebied binnentrok braken al snel gevechten uit. Eerst waren dit kleine prikacties van de Taliban met 107 millimeter raketten. Al snel werd overgegaan op mortiervuur en heftige gevechten met kleinkaliber wapens op korte afstand. Steeds werden de aanvallen afgeslagen en trokken de SOF verder. Na drie dagen leek de tegenstander op te geven en werden berichten onderschept dat het lokale Taliban-leiderschap de vallei had verlaten. Het gebied werd vervolgens van quala tot quala doorzocht, waarbij veel wapens en munitie werden gevonden. Positief effect was ook dat snel met de opbouw van de ANA-basis kon worden begonnen.495
werkzaamheden van speciale eenheden, geïnventariseerd in paragraaf 2.2, worden herkend. Wel kan worden gesteld dat de inzet op operationeel niveau plaatsvond: door verstorend op te treden en de vallei te zuiveren werd de dreiging op de iets zuidelijker gelegen vallei rond Tarin Kowt, één van de drie gebieden die TFU echt in handen had, in ieder geval vanuit die richting, weggenomen. Daarmee was de actie van direct belang voor het slagen van de hele TFU-missie. Analyse van de uitgebreidere beschrijvingen
Wat mag uit de langere teksten over het werk van Viper worden geconcludeerd? Wat zeker duidelijk is is dat de SOF een aanzienlijke bijdrage leverden aan het succes van de TFU. De speciale eenheid was zeer actief, leverde vele zware gevechten en belangrijke inlichtingen, verstoorde de tegenstander en kwam veelvuldig in gebieden waar geen andere Nederlandse militairen kwamen. Viper trad veel alleen op of leverde de grootste bijdrage aan acties. Van de hier beschreven gevallen zijn er slechts twee acties waarvoor dit niet geldt: (‘deelname aan de ‘Slag om Chora’, ‘arrestatie van een bommenmaker’). In verschillende teksten wordt gerefereerd aan uitgeschakelde tegenstanders, maar enigszins gekwantificeerd wordt dit slechts in een paar teksten; tientallen gedode tegenstanders (‘operatie in Wanu’), grote aantallen tegenstanders ‘geneutraliseerd’ (‘verstoring van toevoerlijnen’) en vijftien gevangenen (‘arrestatie van een bommenmaker’ en ‘verkenningen bij Deh Rawod’). Viper heeft vele malen intensief gevochten, maar in ieder geval uit deze fragmenten komt het beeld naar voren dat dit veelal op reguliere wijze gebeurde. Zo is in bijna alle acties sprake van overt optreden. Covert inzet werd in slechts één operatie geconstateerd (‘verkenningen bij Deh Rawod’). In slechts zeven van de twintig fragmenten is sprake van uitvoering van één of meer van de drie SOF-hoofdtaken. Verreweg de meeste hiervan betreffen DA (‘acties in de Choravallei’, ‘operatie Chitaq’, ‘operatie in Wanu’, ‘drie locaties bij Deh Rawod’), twee MA (‘steun in Chenartu’, ‘steunverlening bij Mirabad’) en slechts één SR (‘verkenningen bij Deh Rawod’). Hiernaast werden enkele keren bijkomende taken uitgevoerd: contraterrorisme (‘operatie in Wanu’, ‘arrestatie van een bommenmaker’), humanitaire hulp (‘steun in Chenartu’, ‘steunverlening bij Mirabad’) en counterdrug (‘arrestatie van een bommenmaker’). Viper lijkt geen operaties van militair-strategische waarde te hebben uigevoerd. Veelal werd op operationeel niveau geacteerd. In een toch ook significante groep acties was sprake van tactisch optreden (‘acties in de Chora-vallei’, ‘verkenning van Qualee’, ‘beschoten bij Surk Murgab’, ‘op weg naar Khurma’, ‘operatie in Wanu’, ‘arrestatie van een bommenmaker’, ‘verkenningen bij Deh Rawod’, ‘drie locaties bij Deh Rawod’, ‘bijdrage aan Spin Ghar’). Wat wel wijst op inzet die past bij MSE is dat in drie gevallen (‘acties in de Chora-vallei’, ‘operatie in Wanu’, ‘arrestatie van een bommenmaker’) de meeste grondbeginselen van McRaven (1995) lijken te zijn toegepast - wederom met uitzondering van de vooroefening van de betreffende acties.
5.5.3 Korte vermeldingen van activiteiten Analyse
Volens deze laatste langere beschrijving leverden alleen de Nederlandse SOF een bijdrage aan deze operatie. Wederom sprake van overt optreden. De actie is geen verkenning, geen MA en te weinig specifiek op een doel of doelen gericht om van DA te kunnen spreken. Ook kunnen geen van de kleinere soorten 493 In het Britse leger dienende eenheden die bestaan uit vrijwilligers uit het Ghorka district in Nepal of uit Noord-India. 494 Commandant 103 … (2008-I), p. 13. 495 ������������������������������������������������������� Commandant 103 … �������������������������������������� (2008-I), pp. 12-13. Prins en Prinssen (2008), p. 144, meldt kort een actie van Viper op 22 november 2007 in de Baluchi-vallei. Waarschijnlijk is deze deel van de hierboven beschreven langere operatie. In deze bron staat wel dat drie bewoners (‘locals’) gewond raakten.
132
Aanhoudingen
Uit de Viper-periode vermelden een aantal bronnen alleen aanhoudingen van personen en drugsvondsten. Midden maart 2006 hielden Nederlandse SOF 18 Taliban-verdachten aan en leverden deze over aan de Amerikanen om hen gevangen te houden.496 Op 17 januari 2007 bracht Viper drie gevangenen binnen op de Nederlandse basis in Tarin Kowt.497 Op 3 september 2007 doorzocht Viper een quala ‘op de westbank’. 496 Feickert (2006), p. 5. 497 Defensiedocumenten op http://www.nrc.nl/redactie/uruzgan/20080502115134142.pdf, benaderd 17 maart 2010.
133
De eenheid nam daarbij 200 kilo opium en verscheidene klein kaliber wapens in beslag. Ook werden vier personen gevangen genomen.498 In een nachtelijke instapoperatie in het najaar van 2007 nam de SFTG 280 kilo ruwe opium in beslag.499 Overigens werd, in ieder geval volgens beschikbare informatie, bij dit soort acties niet altijd wat gevonden. Op 26 november 2007 doorzocht het KCT een quala, waarbij twee voordeuren werden geforceerd. Op 18 oktober 2007 doorzocht Viper een gebouw, waarbij ‘deuren en/of ramen’ werden beschadigd.500 Vuurgevechten
Naast de in de vorige paragraaf besproken gevallen wordt in diverse bronnen nog een groot aantal andere vuurgevechten gemeld. Ter voorbereiding op de komst van TFU werd door KCT-kapitein Bart met een deel van zijn peloton een verkenning uitgevoerd in de omgeving van Deh Rawod. Daar raakte hij in een vuurgevecht met Talibanstrijders. Dit werd door de Nederlanders gewonnen.501 Op 24 april 2006 vertrok een patrouille van twaalf KCT-ers uit Tarin Kowt voor een verkenning van de weg naar Kandahar, waarover kort hierop de Nederlandse TFU zou aankomen. Een flink eind naar het zuiden werden de commando’s vanaf een paar honderd meter onder vuur genomen. Onmiddellijk werd teruggeschoten. Er werd geen luchtsteun gevraagd. Met enkele onderbrekingen duurde het vuurgevecht anderhalf uur. Niemand van de commando’s raakte gewond, maar bij de tegenstanders vielen door de betere schiettechniek van de Nederlanders waarschijnlijk wel slachtoffers.502 Begin juni 2006 werden de Nederlandse SOF beschoten. Daarop volgde een hevig vuurgevecht. Nederlandse Apache-helikopters vuurden op de aanvallers.503 In een kort vuurgevecht op een zondag in het midden van juni 2006 doodden Nederlandse SOF waarschijnlijk één Taliban. De maandag ervoor werd men beschoten met mortieren, waarbij een Nederlands voertuig van de weg raakte en twee militairen kneuzingen opliepen.504 Op 23 juni 2006 leverden enkele teams commando’s tijdens een verkenningsmissie ten noorden van Tarin Kowt een hevig vuurgevecht. Ze werden bestookt met antitankgranaten en kleinkaliberwapens. Nederlandse Apaches en vliegtuigen van bondgenoten verleenden steun. Bij de tegenstander vielen ‘waarschijnlijk wel’ doden.505 In juli 2006 doodden Nederlandse SOF 18 Taliban. Deze maakten deel uit van een groep van enkele honderden strijders die zich hadden verschanst op de bergtoppen naast de Baluchi-vallei, tien kilometer ten noordoosten van Tarin Kowt. Ze bedreigden Kamp Holland, waarop de commando’s met lichte terreinwagens van 11 tot 21 juli de bergen introkken om met steun van Apachehelikopters en F-16-vliegtuigen strijd te leveren. Bij de actie werden geen strijders gevangen genomen.506
498 Prins en Prinssen (2008), p. 51. 499 Commandant 103 … (2008-I), p. 12. 500 Documenten schadevergoedingen, zoals op 12 december 2009 door RTL Nieuws gepubliceerd. www.rtl.nl, bezocht op 13 januari 2010. 501 8x onderscheid … (2009), p. 9. Uit deze tekst is in een aantal gevallen moeilijk op te maken wanneer en waar precies de KCT-ers actief waren. Alleen duidelijk herkenbare en niet in andere bronnen al gevonden gevallen zijn hier opgenomen. 502 Eric Vrijsen, Defensie: onheilspellend Uruzgan, Elsevier, 6 mei 2006. Kortere vermelding in Morsink (2007), p. 11. 503 Théo Koelé, Commando’s beschoten in Uruzgan, De Volkskrant, 2 juni 2006. 504 Nederlanders hevig in gevecht in Uruzgan, Trouw, 24 juni 2006. 505 Feitenoverzicht Nederlandse missie in Afghanistan, De Volkskrant, 6 september 2006 (internetsite). Nederlanders hevig in gevecht in Uruzgan, Trouw, 24 juni 2006. 506 Commando’s verijdelen aanval op Kamp Holland, Trouw, 22 juli 2006 en George Marlet, Vechten en bouwen niet te scheiden, Trouw, 24 juli 2006.
134
Tussen maart en augustus 2006 was KCT-sergeant-majoor Maurice als FAC-er actief. Tijdens hinderlagen bij Kuchkin lag hij zelf veelvuldig onder vuur. Hij vroeg meerdere keren luchtsteun aan en leidde de luchtaanvallen.507 Tijdens de tweede Viper-uitzending liep een KCT-team in Tarin Kowt in een hinderlaag. De Taliban blies twee antitankmijnen op. Daarna werden de SOF met RPG-7 antitankraketten en handvuurwapens beschoten. Ook twee Amerikaanse Operational Detachment Alpha-teams 508 of -operators zouden aanwezig zijn geweest. Twee Nederlanders lagen ‘meer dood dan levend’ op straat, terwijl drie anderen van achter een muur vochten voor hun leven.509 De bron waarin dit gevecht vermeldt niet of er daadwerkelijk Nederlandse doden of gewonden vielen. Het enige bekende Nederlandse SOF-slachtoffer, Kevin van de Rijdt, sneuvelde in september 2009, dus aangenomen mag worden dat tijdens de hinderlaag in Tarin Kowt in ieder geval geen Nederlandse dode te betreuren viel. Op 24 september 2006 reed een gemotoriseerde Amerikaanse eenheid in een zware hinderlaag van een numeriek sterke Taliban-eenheid. Eén van de voertuigen werd getroffen door een granaat en een deel van de eenheid kon zich door vuur van de tegenstander niet meer verplaatsen. In het gebied waren mijnen ingegraven en IED’s geplaatst. KCT-kapitein Arthur manoeuvreerde een deel van zijn eenheid naar een heuvelrug en opende het vuur op de Taliban. De bedoeling was ook om de tegenstander af te leiden. De Taliban vuurde inderdaad terug, waardoor de coalitiegenoten konden wegkomen uit hun gevaarlijke positie. Aan Nederlandse en Amerikaanse zijde vielen geen slachtoffers.510 Eind september 2006 schoten op een zondag twee Nederlandse pelotons een Amerikaanse patrouille en een groep Nederlandse SOF te hulp in de buurt van Deh Rawod. Ze werden met raketten beschoten en door ongeveer zeventig Taliban aangevallen.511 Op 11 oktober 2006 was KCT-korporaal Sven met andere Nederlandse militairen verwikkeld in een zwaar vuurgevecht. Hij verliet zijn eigen, relatief veilige positie om medische hulp te verlenen aan gewond geraakte Afghaanse militairen. Tijdens deze reddingspoging werd ‘onder hun handen’ één van de Afghanen alsnog door de tegenstander doodgeschoten.512 Dezelfde dag raakten Nederlandse SOF met genisten van de Lucht Mobiele Brigade en ANA-troepen in twee TIC’s verwikkeld raakten bij het doorzoeken van een compound. Er vielen twee doden en vier gewonden bij de ANA, maar niet aan Nederlandse zijde.513 Op 28 oktober 2006 ondersteunde een compagnie van de Lucht Mobiele Brigade Viper tijdens een TIC in de buurt van Chora. Er vielen geen slachtoffers.514 Begin januari 2007 belandden Nederlandse SOF samen met Afghaanse militairen in twee vuurgevechten met de Taliban. Het eerste vond plaats op een vrijdag, bij Kala Kala, ongeveer 30 kilometer ten noorden 507 8x onderscheid … (2009), p. 9. 508 Dit zijn twaalf man sterke teams van de Amerikaanse SOF. 509 Sünkler (2008), pp. 143-144. 510 8x onderscheid … (2009), pp. 8-9 en 11. 511 Noël van Bemmel en Bert Lanting, Situatie in Uruzgan grimmiger, De Volkskrant, 29 september 2006. 512 8x onderscheid … (2009), p. 10. 513 Platenburg (2006), p. 78. 514 Platenburg (2006), p. 85.
135
van Tarin Kowt. Een Apache werd opgeroepen, maar hoefde niet te vuren. De Afghanen doorzochten een aantal huizen en troffen een kleine hoeveelheid wapens, munitie en opium aan. Later die dag werd de eenheid nogmaals beschoten. Nadat werd teruggevuurd stopte het gevecht. De zaterdag hierop vond een kort vuurgevecht plaats bij de patrouillebasis Poentjak. Een klein aantal strijders schoot op de Nederlanders. Weer werd een Apache ingezet, maar deze vuurde niet.515 In de tweede week van januari 2007 leverden Nederlandse commando’s een vuurgevecht in de Baluchi-vallei, twaalf kilometer ten noorden van Kamp Holland. Een patrouille ontdekte enkele Taliban-strijders en maakte uit hun radioverkeer op dat een aanval op het kamp werd voorbereid. De Nederlanders schoten met .50-mitrailleurs en mortieren. Toen de strijders zich verschansten in een quala werd luchtsteun aangevraagd. Apache-helikopters vuurden Hellfire-raketten af op het huis, maar er leken geen slachtoffers te zijn gevallen.516 Op 26 september 2007 vielen Nederlandse commando’s een steeds groter wordende Talibanstrijdmacht aan de overkant van de Helmand-rivier aan. Toen bijna alle zestien Nederlandse jeeps en een pantserwagen met munitie overgestoken waren werden ze beschoten en trokken ze zich terug. De dagen erop werd actief het gevecht opgezocht. ‘Grote aantallen’ Taliban werden gedood of verwond. Door de gevechten verloor de tegenstander de ‘mensen, middelen en de wil’ om het centrum van Deh Rawod te veroveren.517 Op 9 oktober 2007 raakte een ANA-soldaat, tijdens een operatie met een Viper-eenheid, gewond aan zijn been. Dit gebeurde in de omgeving van Jughdar, toen de groep met 82 milimeter mortieren en RPG’s werd beschoten.518 Andere vermeldingen
Enkele bronnen bieden nog extra – snippers aan – informatie over de activiteiten van Viper. Tussen augustus 2006 en april 2007 maakten Nederlandse SOF gebruik van Amerikaanse bevoorrading-door-delucht.519 In oktober 2006 ondersteunen Nederlandse SOF enkele keren de Afghan National Police vanuit Kamp Holland in Tarin Kowt.520 Op 6 oktober 2007 keerde Viper terug van een meerdaagse operatie in het zuiden van Deh Rawod.521 In november 2008 voerden Nederlandse SOF verkenningen uit rond Deh Rawod, ter voorbereiding op een grote operatie tegen de daar aanwezige honderd tot tweehonderd Taliban-strijders.522 Analyse
Hoewel niet veel informatie over de vele hierboven vermelde acties beschikbaar is, lijkt de conclusie te mogen worden getrokken dat vaak overt opgetreden werd. Van de meer bijzondere wijze van optreden covert of discrete, wordt in ieder geval geen melding gemaakt. Enkele keren is sprake van SR of in ieder geval 515 Nederlanders onder vuur in Uruzgan, Trouw, 9 januari 2007, Nederlanders in Uruzgan onder vuur, De Volkskrant, 8 januari 2007. 516 Noël van Bemmel, Nederlandse commando’s in gevecht met Taliban in Uruzgan, De Volkskrant, 12 januari 2007. 517 Noël van Bemmel, Special Forces gaan jagen op Taliban, De Volkskrant, 10 april 2009. 518 Prins en Prinssen (2008), p. 97. 519 Hotek en Manganaro (2007), p. 13. Gesproken wordt van air-drop-rigging capabilities to provide pre-positioned emergency resupply bundles and sling loads. 520 Jeroen (2006), p. 13. 521 Prins en Prinssen (2008), p. 92. 522 Ter Velde (2008), p. 190.
136
verkenningen, één keer van MA (ondersteuning Afghan National Police). Het merendeel van de vermelde gevallen is te bestempelen als gevechtsacties, mogelijk gevallen van DA. Of van dit laatste sprake is kan, strikt genomen, uit de korte vermeldingen niet worden achterhaald. Of, bijvoorbeeld, als deel van een actie bij toeval personen worden gearresteerd of dat de hele actie erop gericht was specifieke personen staande te houden, kan uit deze teksten niet worden opgemaakt. Verder kunnen enkele gevallen van counterdrug en contraterrorisme worden onderscheiden. In de beschrijving van slechts een paar acties staan expliciete aantallen uitgeschakelde tegenstanders vermeld. In totaal gaat het hierbij om 19 doden en 21 gearresteerde personen. In vele andere teksten staat dat er waarschijnlijk tegenstanders werden uitgeschakeld, niet hoeveel, of is sprake van een vuurgevecht met (grote) aantallen Taliban. Het lijkt onwaarschijnlijk dat in die laatste gevallen geen enkele tegenstander werd geraakt. Waarschijnlijk doodden of verwondden de Nederlandse SOF (veel) meer tegenstanders. De vele vuurgevechten en arrestaties geven eens te meer aan dat Viper een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan het succes van TFU in deze periode.
5.5.4 Analyse van de hele operatie Welke conclusies kunnen uit de Viper-tijd worden getrokken? Ten eerste, Viper leverde wat betreft aantallen militairen een kleine bijdrage aan de TFU, de hele Nederlandse inspanning in Uruzgan. Wel ging Viper vaak alleen, met buitenlandse SOF of andere militairen, of met beperkte ondersteuning vanuit de rest van de TFU op pad. Kwalitatief was het belang van Viper echter groter. De eerste tijd leverde zij aanzienlijke inspanningen om de drie dorpen in het zuiden van Uruzgan in Nederlandse handen te krijgen. Viper sprong steeds bij als de druk op de reguliere Nederlandse militaire eenheden (te) groot werd. De SOF vochten mee tijdens de ‘slag bij Chora’ en waren vaak als enige Nederlandse eenheid in de greenzones en buiten de ‘inktvlekken’ actief. Er werd vaak en zwaar gevochten. De SOF was ook zeer actief in verkenningen/observaties en wat betreft arrestaties. Het gaat te ver om te zeggen dat Viper een grote bijdrage leverde aan het effect van TFU, want dat zou veronderstellen dat de veel omvangrijkere reguliere eenheden minder dan de helft bijdroegen, maar van een aanzienlijke bijdrage door de veel kleinere SOF lijkt zeker sprake te zijn geweest. Ten tweede, de hier gevonden bronnen maken niet duidelijk hoe groot de resultaten van het optreden van Viper waren. Zo wordt vaak slechts vermeld dat er ‘waarschijnlijk’ of ‘mogelijk’ slachtoffers vielen, niet hoeveel. In sommige gevallen wordt alleen vermeld hoeveel tegenstanders ongeveer aanwezig waren, maar wordt elke indicatie van de resultaten van gevechten achterwege gelaten. In de hier gevonden bronnen is sprake van ‘slechts’ 40 arrestanten en 59 gedode tegenstanders. Waarschijnlijk zijn dit er in werkelijkheid (veel) meer geweest. Ten derde, in veel opzichten lijkt Viper relatief regulier militair te hebben opgetreden. Vaak vonden activiteiten overt plaats. In veel gevallen werd zichtbaar een gebied ingetrokken. Ook veel nachtelijke of heimelijke infiltraties liepen uit op vuurgevechten waarbij de SOF niet meer dan voor militaire eenheden normaal is probeerden onopgemerkt te blijven. Vaak werd van lucht- of artilleriesteun, of explosieven gebruik gemaakt, waardoor de aanwezigheid van ISAF voor de Taliban duidelijk moet zijn geworden. Viper voerde wel DA en SR uit, maar een significant deel van het optreden had een ‘normaal’ infanteriekarakter. MA werd veel minder geconstateerd. Een klein aantal activiteiten kan als counterdrug, contraterrorisme, humanitaire hulp en psychological operations worden bestempeld. SOF-inzet vond vaak plaats op operationeel niveau. Uit deze periode zijn geen activiteiten van strategische waarde bekend. Wat ook moeilijk te 137
verenigen is met het idee dat SOF bijzonder gebruikt moet worden zijn de meerdere acties die op lokaal, dus tactisch niveau plaatsvonden: ‘Acties in de Chora-vallei’, ‘Verkenning van Qualee’, ‘Beschoten bij Surkh Murgab’, ‘Op weg naar Khurma’, ‘Drie locaties bij Deh Rawod’ en ‘Bijdrage aan Spin Ghar’. In drie gevallen (‘acties in de Chora-vallei’, ‘operatie in Wanu’ en ‘arrestatie van een bommenmaker’) kon de toepassing van de grondbeginselen van SOF-optreden volgens McRaven (1995) worden herkend. Ook hier blijkt met name het herhaaldelijk en realistisch vooroefenen te ontbreken. Met de vele acties in door de Taliban gecontroleerd gebied, ‘waar zij zich veilig wanen’, zoals Kiras (2006) het uitdrukt, lijkt Viper te hebben bij gedragen aan de strategische verlamming van de tegenstander.
5.6 Uruzgan: Operational Mentor and Liaison Teams (2007-2008)
tor and Liaison Team en de ANA terug op het kamp. De Afghaanse luitenant overleed aan zijn verwonding. De volgende dag ging de sergeant-majoor weer met de ANA-compagnie op pad.524 Analyse
Wat betreft de inzet van Nederlandse SOF-militairen, zoals de sergeant-majoor van het Korps Mariniers, is hier duidelijk sprake van overt MA. Bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van de ANA was van belang voor de hele Nederlandse missie in Uruzgan. De inzet van de MarSOF kan dus worden bestempeld als een activiteit op operationeel niveau – de gevechten waar de sergeant-majoor of andere mariniers met het ANA aan deelnamen waren meer van tactische aard. MarSOF leverde op deze manier een kwantitatief kleine bijdrage aan de Operational Mentor and Liaison Teams en de TFU. Wellicht was hun kwalitatieve bijdrage wel groter dan de inzet van het personeel, maar ook wat dit betreft was hun rol beperkt.
Algemeen
In Uruzgan waren als onderdeel van de TFU ook Operational Mentor and Liaison Teams van het Korps Mariniers actief. Deze teams bestonden uit 26 personen. De MarSOF leverde hiervoor enkele militairen. In team 4b (november 2007-april 2008) zaten een onbekend aantal BBE-ers. In team 5b (april – augustus 2008) zaten twee SF-medics, in 6b (juli-november 2008) 1 militair van de UIM en twee SOF-medics.523
5.7 Uruzgan: Task Force 55 (maart 2009-september 2010) 5.7.1 Beschrijving van de hele operatie Actief in de buitengebieden
Met Afghanen op patrouille
Eén langere beschrijving geeft een beeld van het werk van de MarSOF-leden in deze context. Sergeant-majoor Patrick was mentor van een compagniescommandant van de ANA. In die tijd raakten de Nederlanders en de Afghanen veelvuldig in gevechtscontact met de tegenstander. Op 16 december 2007 liep de sergeant-majoor in de omgeving van Deh Rawod voorop in een verkenningspatrouille van de ANA, die deel uitmaakte van een grotere operatie om in het gebied de tegenstander te lokaliseren. Al snel liep de eenheid in een hinderlaag. De sergeant-majoor bood onmiddellijk aan met zijn eenheid deel te nemen aan de geplande tegenaanval. Daarin wisselden de vuurgevechten met de tegenstander zich in hoog tempo af. De marinier sprong als eerste een brandende nederzetting binnen vanwaaruit kort tevoren nog door de tegenstander was geschoten. Uiteindelijk kon zonder verliezen en met veel inlichtingen worden teruggekeerd. Bij een tweede vermelde actie bevond de sergeant-majoor zich met Kerst 2007 in kamp Volendam, ten noorden van de plaats Deh Rahwod. De ANA-commandant was net weg toen het kamp hevig onder vuur werd genomen. Omdat verder niemand reageerde begon de sergeant-majoor zelf de verdediging te organiseren. Hij gaf opdracht de Mercedes-Benz-jeeps op te stellen om de quala waarvandaan werd geschoten zelf onder vuur te kunnen nemen. Hierna stopte de aanval van de tegenstanders. Besloten werd zelf op zoek te gaan naar de tegenstander. Militairen kamden het gebied uit en stuitten op een quala die ze al eerder hadden doorzocht. Het was niet de gewoonte om zo’n complex binnen te gaan, omdat de kans te groot werd gevonden dat de tegenstander daarin boobytraps had gelegd. Toch besloot de compagnie om in de quala wel een vuurpost in te richten. Na zelf een brug te hebben verkend stond de sergeant-majoor met de ANA-luitenant een plan te bedenken toen deze door het hoofd werd geschoten. De Nederlander vroeg gewondenvervoer aan en leidde het peloton in de verdediging. Uiteindelijk kwamen het Operational Men-
523 OMLT’s zijn militaire eenheden die met hun lokale evenknieën, in dit geval de ANA, optrekken om hen te adviseren en te trainen. Herinneringsboek OMLT… (2009), pp. 37, 65, 77, 82 en 85.
138
Na een jaar afwezig te zijn geweest in Uruzgan leverden het KCT en MarSOF vanaf maart 2009 een eenheid van ongeveer zeventig militairen voor een nieuwe inzet in Uruzgan. Onder de naam TF-55 opereerden ze in gevarieerde samenstelling, meestal in kleine groepjes. Ze waren vooral actief buiten de invloedsgebieden van de reguliere Nederlandse militaire eenheden, dus buiten de plaatsen Deh Rawod, Tarin Kowt en Chora. Indien nodig mochten zij ook buiten Uruzgan acties uitvoeren, zolang dit verband hield met hun werk in deze provincie. De operaties waren erop gericht de invloed van de tegenstanders terug te dringen, door hen op te zoeken in de gebieden waar zij zich veilig waanden. De TF-55 viel niet onder de Nederlandse commandant van de TFU525, maar werd rechtstreeks aangestuurd door het hoofdkwartier van de ISAF-troepenmacht in Kaboel.526 In deze periode werden DA-, SR- en MA-activiteiten uitgevoerd.527 TF-55 had als opdracht om verkenningen uit te voeren, inlichtingen te verzamelen, en Talibanleiders en opstandelingen die zich bezig hielden met het plegen van aanslagen en het plaatsen van IED’s ‘aan te grijpen’ en te arresteren.528 TF-55 probeerde daarnaast de wegen door en doorgaande routes naar Uruzgan te beschermen en veilig te houden. In alle operaties gingen Afghaanse eenheden mee, waaronder ook eliteeenheden van de Afghan National Police.529 Bekend is dat van mei 2009 tot en met juli 2010 door TF-55 een speciale politie-eenheid werd opgeleid en getraind: het Special Response Team Uruzgan. Het team bestond uit 45 personen en had de beschikking over eigen terreinwagens, wapens en een eigen compound
524 Dit is een reconstructie op basis van de teksten (programmaboek, motivatie besluiten, overweging Koninklijk Besluit en persoonlijke verhalen) die door Defensie zijn uitgegeven bij de uitreiking van dapperheidsonderscheidingen aan vijf SOF-militairen, tijdens een besloten bijeenkomst, op 14 april 2010 in Den Haag. Zie: www.defensie.nl, bezocht op 19 juli 2010. 525 In de hele Nederlandse TFU-missie waren gemiddeld tegelijk 1.700 militairen in de provincie ingezet. In totaal waren dit er ongeveer 16.000. Daarvan raakten er 140 gewond en werden er 24 gedood. Grondtroepen raakten 546 keer in een vuurgevecht. De Koninklijke Luchtmacht werd 168 keer ingeroepen ter ondersteuning van Nederlandse grondtroepen. In totaal waren er 1.224 incidenten waarbij bermbommen in beslag werden genomen. Zie: Vrijsen (2010). 526 Task Force 55, goed bewapende groene baretten, Algemeen Dagblad, 6 september 2009. 527 Peter ter Velde, Task Force 55: de korte goedkeuringslijntjes, weblogs.nos.nl, gepubliceerd op 27 november 2009, benaderd 19 juli 2010. 528 Hans de Vreij, Special forces op halve kracht terug naar Uruzgan, 14 maart 2009, op: http://blogs.rnw.nl, bezocht: 23 april 2009. 529 Peter ter Velde, Task Force 55: de korte goedkeuringslijntjes, weblogs.nos.nl, gepubliceerd op 27 november 2009, benaderd 19 juli 2010.
139
op de ISAF-basis in Tarin Kowt. Het team werd altijd samen met TF-55 ingezet.530 Waarschijnlijk werd TF-55 niet ingezet voor het bestrijden van de uitgebreide drugshandel in de provincie.531 In de eerste vier rotaties zaten eenheden van de MarSOF.532 Zij werden tijdens de derde rotatie ondersteund door andere eenheden van het Korps Mariniers.533 Ook het MLP nam, waarschijnlijk in 2010, deel aan een TF-55-rotatie.534 Begin augustus 2010 vertrok de TF-55 zelf uit Uruzgan. Een team van negen man van het KCT zorgde tot en met september dat al het materieel van de eenheid werd ingepakt en naar Nederland vervoerd.535 Analyse
Deze beschrijving geeft slechts beperkt inzicht in het werk van de Nederlandse SOF in de TF-55-periode. De SOF leverden kwantitatief bezien een kleine bijdrage aan de hele Nederlandse militaire operatie in de provincie Uruzgan. Zeker lijkt dat een significante MA-inspanning werd geleverd. De opleiding en traning van 45 speciale politieagenten kan worden gezien als een gebruik van de SOF om op operationeel niveau effect te hebben. De agenten zouden immers na hun opleiding in heel Uruzgan met het oppakken van verdachte personen kunnen bijdragen aan de bestrijding van de Taliban. Uit de langere en de korte vermeldingen hieronder moet meer over deze periode blijken.
5.7.2 Langere beschrijvingen Uit de TF-55-periode van de Nederlandse SOF in Uruzgan zijn slechts twee langere beschrijvingen gevonden. In een onbekende vallei
In november 2009 vertrok TF-55 samen met een speciale eenheid van de Afghan National Police om buiten Uruzgan een vallei te verkennen en vast te stellen hoe sterk de Taliban-aanwezigheid was. Amerikaanse en Australische SOF waren eerder over de bergruggen om de vallei getrokken, maar nog geen enkele coalitie-eenheid was door de vallei gegaan. De vallei zou mogelijk ook interessant zijn als alternatieve route voor ISAF-konvooien, die op andere lokaties regelmatig werden aangevallen. Op basis van inlichtingen vermoedde TF-55 dat in een huis in een dorp in de vallei grote hoeveelheden wapens en munitie waren verstopt. Met verschillende Mercedes-Benz jeeps, Bushmasters en pick-ups met Afghan National Police ging TF-55 op pad. Na vier uur rijden werd een kamp voor de nacht opgezet. De volgende dag werd doorgetrokken richting de vallei. Er werd alleen gestopt om een antitankmijn die op de weg lag met een eigen explosief op te blazen. Aan de rand van de vallei werd gestopt, omdat op de bergruggen spotters van de tegenstanders werden gezien. Niet lang daarna vloog een mortiergranaat van Russische makelij over de hoofden van de SOF. Met hun verrekijkers konden de KCT-ers zien waarvandaan geschoten werd. Met hun eigen 82 milimeter mortieren vuurden ze terug op het vijf kilometer verder gelegen doelwit. De SOF
530 Weekoverzicht Defensie-operaties, 15 juli 2010 en Nieuw kamp voor speciale eenheid Afghaanse politie, persbericht ministerie van Defensie, 7 juli 2010. 531 Donkersloot (2010), p. 94. 532 Voorwoord Commandant Korps Mariniers (2010), p. 4. 533 Commandant Taakeenheid TF55 … (2010). 534 PC 3-Pel (2010), p. 88. 535 Voorwoord plaatsvervangend … (2010), p. 5.
140
konden zien dat dit werd geraakt en de beschieting door de tegenstander stopte. De eenheid trok dieper de vallei in en bereikte een klein dorpje.536 Op dat moment werd met kleine vuurwapens op de Nederlanders geschoten. Ook zag men tientallen dorpelingen naar het zuiden vluchten. Een Bushmaster kreeg opdracht naar voren te komen en opende het vuur met een .50 mitrailleur. Op één of twee kilometer afstand hadden Taliban zich aan de andere kant van het dorp gepositioneerd. Ook andere Nederlandse voertuigen en teams met mortieren openden het vuur. De Nederlanders besloten luchtsteun aan te vragen. Men kon kiezen uit vier beschikbare F-18 gevechtsvliegtuigen en een Amerikaanse UAV, die boven het gebied vlogen. De UAV werd opdracht gegeven een hellfire-raket op de tegenstanders af te vuren. Nadat de SOF een explosie achter een heuvelrand zagen werd door de operator van de UAV gemeld dat drie Taliban in een huis waren gedood. Via de radio hoorde men de tegenstander zeggen dat zes man waren omgekomen. Toen het vuurgevecht stopte hadden de Nederlanders meer dan zestig mortieren afgeschoten en was een Bushmaster verscheidene keren geraakt door kleine vuurwapens van de tegenstander. Te voet trok een groep van MarSOF en Afghan National Police verder richting het dorp. Dit werd na twee uur bereikt en doorzocht op de aanwezigheid van Taliban. Toen bleek dat er geen tegenstanders aanwezig waren kwam een grotere groep met wagens naar het dorp en zette daar een verdedigingslinie op. Een andere, grote groep KCT-ers bleef die nacht op een bergrug boven het dorp. De volgende morgen doorzochten MarSOF en Afghan National Police het huis waar de wapenopslag werd vermoed. Behalve een oud geweer werd niets aangetroffen. Dit werd achtergelaten. Inmiddels werden de KCT-ers in de bergen weer aangevallen. De eenheden in het dorp kregen opdracht zich terug te trekken. Na in de bergen weer bij elkaar te zijn gekomen verplaatste TF-55 zich terug naar Tarin Kowt. Duidelijk was geworden dat de Taliban in de vallei inderdaad een sterke positie hadden, de SOF doodden in ieder geval drie tegenstanders, terwijl de patrouille de Taliban ook afleidde van een groot NAVO-konvooi dat tijdens de gevechten vlakbij was langsgekomen.537 Analyse
De Nederlandse SOF leverden, naast de Afghan National Police en de luchtstrijdkrachten, als enige Nederlandse militairen een bijdrage aan deze operatie. Daarbij werd overt opgetreden. De KCT-ers en MarSOF deden na te zijn ontdekt geen bijzondere moeite om ongezien weg te komen. In de beschrijving is sprake van zes gedode tegenstanders, maar gezien de andere gevechten die plaatsvonden zouden dit er best meer kunnen zijn geweest. Wellicht zijn ook tegenstanders gewond geraakt, van permanente verdrijving uit de vallei wordt niet gerept. De intentie de vallei te verkennen maakt dat deze actie als SR kan worden aangemerkt, behalve dat het tijdgebonden criterium ontbreekt. De inval in het huis waar ten onrechte van werd vermoed dat er veel wapens en munitie waren opgeslagen kan als DA worden bestempeld. De verkenning van de onbekende vallei kan ‘hooguit’ als inzet op operationeel niveau worden bestempeld, wat ook geldt voor de afleiding voor het NAVO-konvooi. Het is immers moeilijk voorstelbaar dat beide voor de strijd in heel Afghanistan van belang waren. Of binnen het plan om de vallei te verkennen een specifiek plan voor de inval in het huis was gemaakt is onduidelijk. Daarom kan niet worden geconcludeerd of de SOF de grondbeginselen van McRaven (1995) toepasten. 536 Andrew Balcombe, On the ground with Taskforce 55, interview met Peter te Velde, 19 februari 2010, op www.thehagueonline.com, benaderd 15 maart 2010. Een minder gedetailleerde versie: De spooksteden van Task Force 55, 28 november 2009, op: weblogs.nos.nl, benaderd 15 maart 2010. 537 Andrew Balcombe, On the ground with Taskforce 55, interview met Peter te Velde, 19 februari 2010, op www.thehagueonline.com, benaderd 15 maart 2010.
141
Operationeel parachutespringen
In juli 2009 werd door het KCT, voor het eerst sinds Nederlandse militairen dit in 1949 boven NederlandsIndië deden, in een operatie parachutegesprongen. Doel van de operatie was om een berg onder controle te krijgen en door observatie de bewegingen, intenties en sterkte van de Taliban in het gebied in kaart te brengen. Daarbij moest ervoor worden gezorgd dat de tegenstander niet kon doorstoten in de richting van ISAF-eenheden. Omdat het niet mogelijk was om per auto of te voet ongezien in het gebied te komen, werd besloten om parachutisten in te zetten. De meest ervaren paraploeg van het KCT, de in high altitude, high opening en high altitude, low opening gespecialiseerde (zuurstof)ploeg van 105 commandotroepencompagnie werd aangewezen voor de missie. Begonnen werd met de zogenoemde ‘isolatiefase’, waarin elk ploeglid de opdracht krijgt een deel van de opdracht te analyseren. Alle mogelijkheden, de ‘what if’-scenario’s en informatiebronnen worden hierbij doorgesproken en benut om zeer gedetailleerd voorbereid op pad te gaan. Met de vliegtuigbemanning die de commando’s naar de inzetsplaats zou brengen werd meermalen gesproken. De actie werd ook voorbereid in samenwerking met de MIVD, die voor operationele inlichtingen zorgde. Negen commando’s uit TF-55 gingen met bijna honderd kilo bewapening en uitrusting en een Afghaanse tolk met een Hercules-transportvliegtuig van een bondgenoot ‘s nachts op weg. Er werd diep door de tegenstander gecontroleerd gebied in gevlogen. Het verrassingselement zou doorslaggevend zijn voor het succes van de operatie. De tolk werd door één van de commando’s tijdens de HALO-parachutesprong op zijn buik meegenomen (tandemsprong). In het toestel is het licht gedempt, zodat snel gewend kan worden aan de duisternis buiten. Tijdens de sprong wordt geen nachtzichtapparatuur gebruikt, want deze zou het gezichtsveld en het scherpte-diepte-beeld beperken. Twee Nederlandse F-16’s brengen tijdens de vlucht van de commando’s met hun sensoren het inzetgebied in kaart. Hierna bleven ze in de omgeving om indien nodig te hulp te schieten. De commando’s kregen voor de sprong van de piloten van hun eigen toestel de laatste metereologische gegevens. Twintig minuten voor tijd begonnen de operators hun parachute en uitrusting om te doen. Zes minuten voor de sprong ging de laadklep van de Hercules open. De commando’s worden (door elkaar) voor het laatst gecontroleerd.538
commando’s meerdere keren onder vuur genomen met mortieren en zware machinegeweren. De SOF gingen steeds in dekking, waarvandaan ze regelmatig contact hadden met in de buurt vliegende, meestal Nederlandse, gevechtstoestellen en Apache-gevechtshelikopters. In ieder geval een keer werden twee Nederlandse F-16’s die klaar stonden op het vliegveld van Kandahar door de in nood verkerende commando’s opgeroepen om luchtsteun te leveren. Ter plekke gekomen kregen de piloten van een van de KCT-ers de coördinaten waarop moest worden gericht. Nederlandse Apache-helikopters mengden zich ook in gevechten. Ook toen andere TF-55-teams waren aangekomen was het nog nodig luchtsteun te vragen om de commando’s te ontzetten. De dagen op de berg waren ‘slopend’ en ‘van slapen is weinig terechtgekomen’. De commando’s moesten constant alert zijn op een nieuwe aanval. Sommige coalitiepartners vonden de situatie zo gevaarlijk dat zij de Nederlanders voorstelden hen met helikopters van de berg af te halen. De KCT-ers voorkwamen dat Talibanstrijders over de berg wisten te komen. Na vijf dagen werd het team met een Nederlandse Chinook-helikopter opgehaald en weggevlogen.539 Analyse
De bijdrage van het KCT aan deze operatie was kwantitatief groot. Naast waarschijnlijk kleine aantallen medewerkers van de MIVD en de piloten van twee F-16’s waren zij de enige betrokken Nederlanderse militairen. Het waren ook de commando’s die de observaties en gevechten uitvoerden. Ook kwalitatief bezien leverden ze dus een grote bijdrage. Over slachtoffers bij de tegenstander wordt niets vermeld. Hoewel in deze gedurfde actie veel moeite werd gedaan om ongemerkt aan te komen, werd daarna openlijk gevecht geleverd, zodat het geheel als overt optreden moet worden aangemerkt. Van DA is geen sprake, want de actie was in essentie defensief, te weten om andere ISAF-eenheden te beschermen, dus FP. Met de actie sorteerde het KCT ‘hooguit’ effect op operationeel niveau, door het beschermen van ISAF-eenheden verder op. Dat dit de strijd in heel Afghanistan heeft beïnvloed, wat voor strategische inzet een vereiste is, lijkt niet waarschijnlijk. Analyse van de uitgebreidere beschrijvingen
Eén-voor-één sprongen alle KCT-ers uit het vliegtuig. Binnen amper tien seconden bereiken zij hun topsnelheid van tweehonderd kilometer per uur. Na een vrije val van dertig tot veertig seconden trokken de militairen hun valscherm open en vlogen in een diagonale lijn in de lucht achter elkaar (stack vliegen) nog enkele minuten verder. De commando’s en de piloten scanden continue de grond af op verdachte bewegingen. Met de hulp van het global positioning system en hoogtemeters koersten ze naar de plek waar ze moesten landen. Daar kwamen ze op minder dan vijftig meter van elkaar terecht. Na minuten van radiostilte kregen de piloten van de twee Nederlandse F-16’s de melding van de KCT-ers dat zij veilig geland waren. De commando’s verstopten hun parachutes. Een UAV volgde de groep terwijl ze zich over een afstand van zeven kilometer te voet naar de berg verplaatsten – een zware tocht met voor iedere militair tenminste zestig kilo aan uitrusting, een temperatuur van 28 graden Celsius en een hoogteverschil van meer dan twee kilometer. De twee Nederlandse F-16’s bleven zes uur lang in de buurt en werden daarna door twee (Amerikaanse) F-15’s afgelost. De piloten konden zien dat de commando’s nog steeds bezig waren de berg te beklimmen. De eenheid zat daar drie dagen, totdat andere TF-55-eenheden met hun voertuigen ook daar aan kwamen. Overdag steeg de temperatuur tot 57 graden Celsius. Op de eigen camouflagenetjes na was er bijna geen schaduw. Er was veelvuldig vuurcontact met de tegenstander. ’s Nachts werden de
Aan deze twee operaties leverden de SOF zowel kwantitatief als kwalitatief een grote bijdrage. Er is sprake van in ieder geval zes gedode tegenstanders. Beide operaties vonden overt plaats, wat betreft hoofd- en bijkomende taken zijn SR, DA en FP te herkennen. De twee operaties zijn gevallen van inzet op militairoperationeel niveau.
538 Van Westerhoven (2011), Van Westerhoven (2010), Commando in vrije val, De Telegraaf, 28 augustus 2010, Geheime para-inzet commando’s Afghanistan, bericht van 21 augustus 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010.
539 Van Westerhoven (2011), Van Westerhoven (2010), Commando in vrije val, De Telegraaf, 28 augustus 2010, Geheime para-inzet commando’s Afghanistan, bericht van 21 augustus 2010 op www.defensie.nl, bezocht op 21 oktober 2010, en Accelerated Freefall … (2009).
142
5.7.3 Korte vermeldingen van activiteiten Uit de Kaboel- en Viper-periodes zijn, zoals hierboven al bleek, veel algemene en langere beschrijvingen beschikbaar. Over TF-55 duidelijk niet. De meeste informatie over deze operatie is terug te vinden in korte berichten over specifieke activiteiten. Deze zijn hieronder gegroepeerd naar soorten activiteiten weergegeven. Vuurgevechten
Midden juni 2009 kwam de Nederlandse SOF-eenheid TF-55 tweemaal onder vuur in Uruzgan. Ze schoten terug, waarbij waarschijnlijk slachtoffers vielen. Twee dagen later reed een Bushmaster tijdens een actie
143
aan de westkant van de rivier de Helmand op een IED. Het voertuig werd zwaar beschadigd en naderhand door de Nederlanders vernietigd. TF-55 schoot tijdens de actie op ‘opstandelingen’ die een IED plaatsten en enkele van hun waarnemers. Hierbij vielen slachtoffers.540 Eind mei en begin juni 2010 hadden eenheden van TF-55 in een week tijd vijfmaal vuurcontact met strijders van de tegenstander. Drie keer werden Apache-helikopters ingezet voor luchtsteun, twee keer werd door hen geschoten. Bij deze acties zijn waarschijnlijk slachtoffers gevallen bij de tegenstander.541 Midden juni 2010 werden eenheden van TF-55 meerdere malen onder vuur genomen door opstandelingen. Het vuur werd beantwoord. Hierbij vielen mogelijk slachtoffers bij de tegenstander.542 Ook in de week voor 24 juni 2010 werd een eenheid van TF-55, tijdens een patrouille, beschoten. De SOF vuurden terug. Hierbij zijn waarschijnlijk slachtoffers gevallen. Bij de Nederlanders waren geen gewonden en was er geen schade.543 In de eerste week van juli 2010 werden eenheden van TF-55 driemaal onder vuur genomen. In één geval werd teruggeschoten. Hierbij zijn bij de tegenstander waarschijnlijk slachtoffers gevallen. Bij de Nederlanders waren geen gewonden en was er geen schade.544 Arrestaties en vondsten
Begin augustus 2009 ondersteunden Nederlandse SOF een Australisch-Afghaanse operatie in de districten Muzazai en Kushkel in Uruzgan, waarbij vier Taliban-leiders werden opgepakt. Bij de actie raakten geen burgers gewond. De Taliban werden aan de Afghaanse autoriteiten overgedragen. Daarnaast konden onder meer handgranaten, munitie en radio’s in beslag genomen worden.545 Ook een aantal lagere leden van de Taliban werd aangehouden. TF-55 kon een grote hoeveelheid wapens en materiaal voor bermbommen in beslag nemen. De arrestanten werden overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten.546 Op 30 augustus 2009 vonden Nederlandse en Australische SOF, samen met de ANA, een aanzienlijke hoeveelheid materiaal voor IED’s en een grote partij munitie en wapens.547 Begin september 2009 vonden Nederlandse en Australische SOF samen met Afghaanse soldaten ten oosten van Tarin Kowt een wapenopslagplaats met vijf ton ammoniumnitraat (chemicaliën waarmee explosieven kunnen worden gemaakt). Er werden ook provisorische drukplaten en batterijen, nodig voor ontstekingsmechanismen, en automatische geweren, tienduizend stuks klein kaliber munitie en een granaatwerper met 39 granaten gevonden. De actie werd ondersteund door Nederlandse Chinooks en Apaches.548 Nederlandse SOF vonden midden september 2009 met hun Australische collega’s en Afghaanse militairen ten oosten van Tarin Kowt 2500 kilo ammoniumnitraat, waarmee volgens de Nederlandse Defensie
540 Ministerie van Defensie, Periodiek overzicht Afghanistan, 18 juni 2009, op www.mindef.nl, benaderd 12 oktober 2009. Ook: Op patrouille in explosief Oeroezgan, De Telegraaf, 11 juli 2009 en Papaveroogst ‘Taliban actiever in Uruzgan’, Nederlands Dagblad, 19 juni 2009. 541 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 3 juni 2010. 542 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 17 juni 2010. 543 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 24 juni 2010. 544 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 8 juli 2010. 545 Vier leiders Taliban opgepakt, Trouw, 7 augustus 2009. Benno de Jongh, Nederlandse commando’s in actie in Uruzgan, Radio Nederland Wereldomroep, www.rnw.nl, 7 augustus 2009. 546 Wereldkrant, Radio Nederland Wereldomroep, zaterdag 8 augustus 2009. 547 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 3 september 2009. 548 Weer bermbomgrondstoffen gevonden in Uruzgan, Trouw, 18 september 2009, Noël van Bemmel, ISAF: stop met ‘explosief’ kunstmest Uruzgan, De Volkskrant, 3 september 2009, Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 3 september 2009.
144
meer dan honderd explosieven hadden kunnen worden gemaakt. Ze vonden ook enkele wapens en een hoeveelheid geld.549 Eind september 2009 spoorde TF-55 een grote hoeveelheid componenten voor het maken van IED’s op. Er werden 2000 kilo ammoniumnitraat, 10 kilo home made explosieven, 1 complete IED, 1500 batterijen en diverse wapens in beslag genomen.550 Begin oktober 2009 vond TF-55 ten noorden van Tarin Kowt 900 kilo amoniumnitraat.551 Midden november 2009 vond TF-55 tijdens een operatie weer een opslagplaats met wapens, munitie en ammoniumnitraat. Tijdens de operatie werd de eenheid tweemaal beschoten. Er werd teruggevuurd, waarbij waarschijnlijk slachtoffers vielen. Een waarnemer van de tegenstander werd onder vuur genomen, waarbij deze waarschijnlijk omkwam.552 Andere vuurgevechten
Eind oktober 2009 werd TF-55 onder vuur genomen en werd teruggevuurd. Waarschijnlijk zijn daarbij onder de tegenstanders slachtoffers gevallen.553 Begin november 2009 werd een eenheid van TF-55 twee keer onder vuur genomen. Beide keren werd teruggeschoten, waarbij waarschijnlijk slachtoffers vielen.554 Midden november 2009 werd TF-55 enkele malen beschoten door opstandelingen. De eenheden beantwoordden het vuur, waarbij onder de tegenstanders waarschijnlijk slachtoffers vielen. Tweemaal werden Nederlandse Apaches ingezet ter ondersteuning van TF-55.555 Een eenheid van TF-55 reed eind november 2009 bij een operatie op een mijn. Hun voertuig werd daarbij onherstelbaar beschadigd en door de militairen ter plekke vernietigd. Er vielen geen Nederlandse slachtoffers. De eenheid werd ook enkele malen beschoten. Dit vuur werd beantwoord, waarbij waarschijnlijk slachtoffers onder de tegenstanders vielen. De operatie vond plaats in een gebied waar ISAF of de Afghaanse overheid nog geen permanente aanwezigheid had.556 Begin 2010 werd een eenheid van TF-55 tijdens een operatie tweemaal beschoten door opstandelingen. Dit vuur werd beantwoord, waarbij een Apache-helikopter ondersteuning gaf. Bij dit incident kwamen ‘waarschijnlijk’ tegenstanders om het leven.557 Eind februari 2010 raakte TF-55 diverse keren in vuurcontact met opstandelingen.558 Midden maart 2010 werd tijdens een operatie van TF-55 een Bushmaster door een IED beschadigd. Tijdens de operatie vonden meerdere vuurcontacten met opstandelingen plaats. Nederlandse Apache-helikoptres leverden ondersteuning. Ook werden negen IED’s gevonden. Deze werden onschadelijk gemaakt. Aan Nederlandse zijde raakte niemand gewond.559 In de tweede week van juni 2010
549 Weer bermbomgrondstoffen gevonden in Uruzgan, Trouw, 18 september 2009, Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 24 september 2009. 550 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 1 oktober 2009. 551 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 8 oktober 2009. 552 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 12 november 2009. 553 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 22 oktober 2009. 554 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 5 november 2009. 555 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 19 november 2009. 556 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 26 november 2009. 557 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 14 januari 2010. 558 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 25 februari 2010. 559 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 18 maart 2010.
145
kwamen eenheden van TF-55 meerdere malen onder vuur te liggen van opstandelingen. De Nederlanders vuurden terug, waarbij onder de tegenstanders ‘mogelijk’ slachtoffers zijn gevallen.560 Nederlandse dode en gewonden
Op 6 september 2009 sneuvelde een Nederlandse SOF-operator. Korporaal Van de Rijdt liep verwondingen op ten noorden van Deh Rawod. Dit gebeurde tijdens een vuurgevecht bij de vooruitgeschoven patrouillebasis Coyote. Daar was TF-55 bezig met een veiligheidsoperatie in het door de Taliban beheerste gebied. Plotseling werd de eenheid beschoten. Van de Rijdt liep daarbij schotwonden op. Hij werd door een medische evacuatie-helikopter opgehaald en naar Kamp Holland gevlogen, waar hij bezweek.561 Eind januari 2010 raakte een Nederlandse militair van de TF-55 tijdens een operatie gewond. De militair bleef in Uruzgan en naar verwachting zou hij binnen afzienbare tijd zijn werkzaamheden kunnen hervatten.562 In het voorjaar van 2010, vóór eind april, raakte een MarSOF-militair van TF-55, Dennis, gewond en moest naar Nederland terugkeren. Zijn toestand verbeterde.563 Begin mei 2010 raakten twee Nederlandse militairen in Uruzgan gewond: één SOF en één aan een TF-55-operatie toegevoegde militair. Beiden werden naar Nederland gerepatrieerd. Hun toestand was stabiel en niet levensbedreigend.564
schatting, als het in elke vermelding om twee gedode tegenstanders zou gaan, komt dit op totaal 28. Zo is ook sprake van zes arrestanten. Daarbij is door TF-55 een grote hoeveelheid wapens en explosieve materialen buit gemaakt. Aan Nederlandse kant waren één dode en drie gewonden te betreuren. In de meeste gevallen lijkt sprake te zijn geweest van overt optreden, waarbij in ieder geval niet geprobeerd wordt na onderkenning ongezien weg te komen. Uit de korte fragmenten kan niet goed worden opgemaakt tot welke (hoofd)taken de gemelde acties kunnen worden gerekend, maar aangenomen mag worden dat ten minste een deel van de arrestaties en vondsten niet toevallig plaats hadden, en dus als DA kunnen worden bestempeld. De aangetroffen goederen wijzen op inzet in het kader van contraterrorisme. Omdat onbekend is wat de rol van de uitgeschakelde tegenstanders was kan wat dit betreft geen conclusie worden getrokken over het niveau waarop de SOF wat dit betreft effect had. Waarschijnlijk ging het niet om ‘hogere’ leiders dan van lokaal of regionaal niveau. Aangenomen mag worden dat zulke grote successen wel (uitgebreid) wereldkundig waren gemaakt. Ook wat betreft buitgemaakte goederen lijkt het waarschijnlijk dat TF-55 effect had op tactisch en hooguit operationeel niveau. Door het veelvuldig aanvallen en aanhouden van tegenstanders in de gebieden buiten de controle van TFU moet de inspanning van TF-55 wel bijgedragen hebben aan fysieke verzwakking en morele ontmoediging van de Taliban, dus de ‘strategische verlamming’ uit Kiras (2006).
Andere activiteiten
Begin maart 2010 redden drie leden van TF-55, onderwie in ieder geval twee onderofficieren van de MarSOF, een andere Nederlandse militair het leven. Hij kreeg tijdens de wacht in de commandopost op het Nederlandse kamp een hartstilstand. De twee gaven direct reanimatie en gingen daarmee door toen het slachtoffer naar het veldhospitaal werd vervoerd. De drie SOF ontvingen voor hun actie het ‘rode erekoord’ voor inspanningen die collega’s of andere mensen het leven redden.565 Tot midden juli 2010 was TF-55 actief in de omgeving van de weg tussen Tarin Kowt en Kandahar (route Bear). Over deze weg werd een deel van het materieel van de TFU naar Nederland terug gebracht. TF-55 werkte met kleine onbemande vliegtuigen die ze zelf mee voerden. Vanuit de lucht werd het gebied ook met grotere UAV’s en F-16’s in de gaten gehouden.566 Analyse
Ondanks dat hierboven slechts korte fragmenten zijn weergegeven, kunnen ook uit deze paragraaf enkele conclusies worden getrokken. De hoeveelheid arrestaties, vondsten en vuurgevechten die in de beschikbare bronnen worden gemeld mogen tot de conclusie leiden dat de SOF een grotere bijdrage leverden aan de hele Nederlandse militaire inzet in Uruzgan dan op basis van hun relatieve omvang mocht worden verwacht. Ze leverden kwalitatief bezien een aanzienlijke bijdrage. In de fragmenten wordt vaak van ‘mogelijke’ of ‘waarschijnlijke’ slachtoffers onder de tegenstanders gesproken. In een conservatieve
5.7.4 Analyse van de hele operatie Welke conclusies kunnen worden getrokken uit wat wel bekend is over de inzet van TF-55? De SOF leverden een kwantitatief kleine bijdrage aan de Nederlandse militaire inspanningen in het zuiden van Uruzgan. Kwalitatief gezien was hun bijdrage groter, van aanzienlijk belang; ze waren zeer actief, ook buiten de gebieden waar de TFU opereerde, moeten de tegenstander duidelijk hebben verzwakt en trainden een (ook) voor de toekomst belangrijke speciale politieeenheid. Wellicht was Viper van grotere invloed op de (Nederlandse) positie in het gebied dan TF-55, maar ook laatstgenoemde speelde een belangrijke rol. Wat betreft de resultaten van de inzet; aan Nederlandse kant waren één dode en drie gewonden te betreuren. In de hier gevonden informatie is sprake van ten minste 34 verwonde of gedode tegenstanders, alsook 6 arrestanten. Daarbij is door TF-55 een grote hoeveelheid wapens en explosieve materialen buit gemaakt. Meer dan in de Viper-periode lijkt in deze operatie sprake van speciale inzet van de SOF. De nadruk lijkt wel te hebben gelegen op overt optreden. Zoals volgens de literatuur van SOF mag worden verwacht werden SR, DA en MA-taken uitgevoerd. Van de bijkomende taken van dit soort militaire eenheden komt in de TF-55-periode vooral contraterrorisme naar voren. De SOF leverde effecten op operationeel en waarschijnlijk ook wel op tactisch niveau. De vele arrestaties, vondsten en de acties in de twee langere beschrijvingen leiden tot de conclusie dat wel degelijk is geprobeerd bij te dragen aan de strategische verlamming van de tegenstander.
560 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 17 juni 2010. 561 Nederlandse militair omgekomen in Uruzgan, Trouw, 6 september 2009, Nederlander gedood in Afghanistan, Trouw, 6 september 2009, Nederlandse commando omgekomen in Uruzgan, 6 september 2009, op www.dutchdefencepress.com, benaderd 15 maart 2010. 562 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 28 januari 2010 en Nederlandse gewonde in Uruzgan, persbericht ministerie van Defensie, 25 januari 2010. 563 Column Korpsadjudant (2010), p. 6. 564 Weekoverzicht Defensie-operaties, www.defensie.nl, 12 mei 2010, en Nederlandse gewonden in Afghanistan, persbericht ministerie van Defensie, 6 mei 2010. Vlijm (2010), p. 5., vermeldt dat tijdens de vierde rotatie van TF-55 een KCT-kapitein ernstig gewond raakte bij een vuurgevecht ‘in Afghanistan’. Zijn genezing was ‘een lange en zware weg.’ Aangenomen is dat dit ‘e’en van reeds genoemde slachtoffers was. 565 Persbericht ministerie van Defensie, 8 maart 2010. 566 ‘Maximaal resultaat’, De Telegraaf, 24 juli 2010.
146
147
6 Conclusies Welke conclusies kunnen uit de voorgaande hoofdstukken worden getrokken over de organisaties en de operaties van de Nederlandse MSE? Uitgebreid stelsel
Nederland beschikt over een uitgebreid MSE-stelsel, waarbij de BSB slechts ten dele vergelijkbaar is met de SOF (het KCT en de MarSOF). Alle drie zijn te beschouwen als special forces. Enkele compagnieën van het Korps Mariniers en de Lucht Mobiele Brigade van de KL kunnen als specialised forces worden getypeerd. De UIM is een tier 1-eenheid, het KCT en de AVP zijn tier 2. De UIM is een ‘zwarte’ MSE, het KCT en de rest van de MarSOF zijn als ‘groene’ eenheden te zien. De speciaal getrainde compagnieën van het Korps Mariniers en de Lucht Mobiele Brigade van de KL zijn ‘bruine’ SOF. De BSB is als politieorganisatie duidelijk een ‘blauwe’ MSE. Deze samenstelling van het Nederlandse MSE-stel staat ook in onderstaande tabel weergegeven. De eenheden worden vooral opgeleid en getraind in SR en DA. Van expliciete aandacht voor MA, de derde hoofdtaak van de SOF volgens de internationale literatuur, is hier niets gebleken. Figuur 6.1: Schematische weergave van het Nederlandse MSE-stelsel KCT
MarSOF
BSB
Compagniën Korps Mariniers
Lucht Mobiele Brigade
Special(ised)
Special
Special
Special
Specialised
Specialised
Tier
Tier 2
Tier 1 (UIM) Tier 2 (AVP)
-
Tier 3
Tier 3
Kleur
Groen
Zwart (UIM) Groen (AVP en MLP)
Blauw
Bruin
Bruin
Toenemende, beperkte rol
Wat betreft de kwantitatieve en kwalitatieve bijdrage van de MSE aan de Nederlandse militaire operaties ontstaat een tweeledig beeld (zie de figuren 6.2-6.5). Binnen de 25 in hoofdstuk 3 behandelde operaties (en taakvelden van de BSB) is een grootste groep van 14 operaties te onderkennen waarin door de speciale eenheden een kwalitatief en/of kwantitatief kleine bijdrage werd geleverd aan een omvangrijkere Nederlandse militaire operatie. Daarnaast is er een groep van zeven waaraan de MSE als enige bijdroeg of binnen de hele Nederlandse inzet een kwalitatief grote rol speelde. Alle operaties samengenomen kan niet worden gesteld dat de speciale eenheden een aanzienlijke of grote bijdrage leveren aan Nederlandse militaire operaties. Binnen elk van de vier categorieën operaties (de minder bekende, maritieme operaties, de BSB-taakvelden en de omvangrijkere landoperaties) is wel een lichte toename van het belang van de MSE te zien; operaties waaraan de bijdrage aanzienlijk of groot is lijken steeds vaker voor te komen. Vaak zijn dit operaties waarin (bijna) alleen speciale eenheden actief zijn.
148
149
Figuur 6.2: Landoperaties waarover minder bekend is 1.
2.
3.
N. Irak ‘91
Cambodja Voormalig ('92-'93) Joegoslavië (1995-2001)
Figuur 6.5: Omvangrijkere land-operaties 4.
5.
6.
7.
8.
9.
Honduras (1998)
Suriname (1998 en 2007)
Kosovo (1998)
Eritrea en Ethiopië (2001)
Hoog West-Afrika gebergte (2005-2010) Afganistan (2003-2007)
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Dutchbat (1994-1995)
IFOR/SFOR Arrestatie JCO Macedonië Albanië Irak Irak Evacuaties (1995-1998) oorlogs(1997-2000) (2001-2002) (1997-2002) Al Muthana FLT (2004 en misdadigers (2003-2005) (2003-2005) 2006) … (1997)
Kwantitatieve bijdrage
K
K
-
K
G
K
-
G
G K
G
K
K
K
K
K
G
K
-
-
K
G
-
-
G
G
Kwantitatieve bijdrage
K
Kwalitatieve bijdrage
K
G
-
K
K
K
K
G
O
-
C
O
O
-
-
-
O
Kwalitatieve bijdrage
K
Optreden Hoofdtaken
-
-
DA
-
MA
-
-
-
MA
O
O
C
O
O
O
O
O
C, O
Andere taken
-
-
-
HH
-
FP
-
-
-
Hoofdtaken
DA, SR
SR
SR, DA
-
-
-
MA
DA
SR
Inzetsniveau
Op
-
-
S
-
-
-
S
Andere taken
JCO, FLT, FP
FP
-
CM, JCO
FLT, FP
FLT, NEO
CT
P, FLT
NEO, FP
Inzetsniveau
S, Op, T
S, Op
S
S
S
S, Op
S
Op
S
Optreden
Figuur 6.3: Maritieme operaties Figuur 6.6: Analyse operaties in Afghanistan
10.
11.
12.
13.
Perzische Golf (1990-1998)
Adriatische Zee (19921996)
Arabisch schiereiland (2002-2006)
Anti-piraterij (2008-2010)
Kwantitatieve bijdrage
K
K
K
Kwalitatieve bijdrage
-
K
-
A
Optreden
O
O
O
O
Hoofdtaken
-
DA
DA
DA
Andere taken
FP
FP
FP, CT
FP
Inzetsniveau
S
S
T
S, T
14.
15.
16.
Ambassades (1994-2009)
VIP’s (1994-2007)
Airmarshalls (2005-2010)
G
K
G
Kwalitatieve bijdrage
G
K
G
Optreden
O
O
O
Hoofdtaken
-
-
-
Andere taken
FP, CT
FP
FP, CT
Inzetsniveau
S
S
S
150
27.
28.
Bewaking en Kaboel beveiliging (2002-2003) (2002-2010)
K
Figuur 6.4: BSB-inzet
Kwantitatieve bijdrage
26.
29.
30.
Baghlan en Balkh Kandahar (2004-2006) (2005-2006)
31.
32.
Viper Operational TF-55 (2006-2007) Mentor and (2009-2010) Liaison Team (2007-2008)
Kwantitatieve bijdrage
K
A
K
G
K
K
K
Kwalitatieve bijdrage
K
A
K
G
A
K
A
Optreden
O
C, O
O
C, O
O
O
O
Hoofdtaken
-
DA, SR
-
DA, SR
DA, SR
MA
DA, SR, MA
Andere taken
FP
CT, FP
FLT, FP
-
-
-
CT
Inzetsniveau
S, Op, T
S, Op, T
Op
S, Op
Op, T
T
Op, T
K = klein, A = aanzienlijk, G = groot, C = covert, O = overt, S = strategisch, Op = operationeel, T = tactisch, CM = countermine, FP = force protection, DA = direct action, HH = humanitaire hulp, CT = contraterrorisme
De kwalitatieve bijdrage van de MSE aan de operaties in Afghanistan was groter dan aan de operaties die in hoofdstuk 3 werden behandeld (zie figuur 6.6). De MSE leverden in kwantitatief opzicht weliswaar een kleine, maar kwalitatief een aanzienlijke bijdrage aan de hele Nederlandse militaire inspanning in Afghanistan. Dit was met name het geval in Kaboel, Kandahar en Uruzgan.De inzet in Afghanistan vond – met uitzondering van de inzet in Irak en de kleinschaligere inzet van de BSB en maritieme operaties – later plaats, wat ook aan de conclusie bijdraagt dat het belang van de MSE voor Nederlandse militaire operaties wel is toegenomen.
151
Zoals uit onderstaande figuur blijkt zijn de Nederlandse MSE sinds het einde van de Koude Oorlog niet vaker ingezet. Zij waren in de meeste Nederlandse militaire operaties actief, bovendien gelijkelijk over de tijd verdeeld. Het is dus met name de kwalitatieve bijdrage per operatie die is toegenomen. 567 Figuur 6.7: deelname MSE aan operaties na de Koude Oorlog Operaties van de krijgsmacht na de Koude Oorlog567
Deelname Nederlandse militaire speciale eenheden
Golfoorlog, inclusief Provide Comfort in Noord-Irak (september 1990-januari 1992)
+
United Nations Transitional Authority in Cambodia (maart 1992-november 1993)
+
United Nations Protection Force in Bosnië-Herzegovina (maart 1992-december 1995)
+
Embargo Adriatische Zee en Donau (juli 1992-oktober 1996)
+
Vredesmissies in Haïti (november 1993-april 1996)
-
West-Europese Unie in Mostar (juli 1994-oktober 1996)
-
Implementation Force en Stabilization Force in Bosnië-Herzegovina (december 1995-december 2004)
+
United Nations Peacekeeping Force in Cyprus (juni 1998-juni 2001)
-
Operatie Allied Harbour in Albanië (april 1999-augustus 1999)
+
Operatie Allied Force in de Adriatische Zee (maart 1999-juni 1999)
-
Kosovo Force (april 1999-augustus 2000)
+
United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (juli 2000-februari 2003)
+
Inzet in Macedonië (augustus 2001-februari 2004)
+
Enduring Freedom (oktober 2001- nu)
+
International Security Assistance Force in Afghanistan (januari 2002-heden)
+
Inzet in Irak (augustus 2003-maart 2005
+
United Nations Mission in Liberia (november 2003-februari 2004)
-
Bron: Klep en Van Gils (2005), pp. 263-490.
Onduidelijke resultaten
Uit deze studie blijkt maar weinig over de resultaten van de inzet van de Nederlandse MSE. Zo is in hoofdstuk 3 slechts sprake van 2 onder controle gebrachte en 4 vernietigde boten, 35 bevrijde gijzelaars, ten minste 114 geredde burgers, 98 ‘aanhoudingen’, grote hoeveelheden in beslag genomen wapens en andere materialen, 1 gewond en 1 geblesseerd MSE-lid. Deze informatie is vooral afkomstig uit de beschrijvingen over de operaties tegen piraten, in Irak en de NEO’s. De operaties in Afghanistan lijken een vergelijkbaar resultaat te hebben opgeleverd. In ieder geval sneuvelde éénr KCT-er, raakten vijf keer SOF gewond, werden twee VIP’s in veiligheid gebracht, 74 Afghanen opgeleid, 66 personen gearresteerd, 61 gedood en 34 verwond of gedood, en een grote hoeveelheid wapens en explosieve materialen buit gemaakt. Deze vermeldingen komen met name uit de operaties in Kandahar en Uruzgan (Viper, TF-55). Zeker niet uigesloten kan worden dat daar in de vele gevechten (veel) meer tegenstanders zijn uitgeschakeld.
Uit de twee voorgaande hoofdstukken blijkt ook dat in veel opzichten het verschil met reguliere eenheden niet goed werd gemaakt, dat wil zeggen dat van echt speciale inzet van de MSE geen sprake was. Zo komt het hoofdstuk drie naar voren dat bijna alleen overt werd opgetreden. Van discrete acties is geen enkel geval bekend, terwijl covert inzet slechts in drie operaties lijkt te hebben plaatsgevonden (‘commando-activiteiten in voormalig Joegoslavië’, ‘arrestatie van oorlogsmisdadigers’ en de NEO’s in Ivoorkust en Libanon). In de operaties waarvoor dit kon worden bepaald is lang niet altijd sprake van ten minste een van de drie hoofdtaken van SOF – ook niet als de BSB buiten beschouwing wordt gelaten. Daar komt bij dat slechts in twee gevallen meer dan één van deze hoofdtaken werd uitgevoerd, dat een duidelijke nadruk ligt op DA en MA wel op heel kleine schaal werd geleverd. Van ‘bijkomende taken’ was wel vaak sprake, vooral FP, maar in mindere mate ook contraterrorisme en JCO/FLT. De toepassing van de grondbeginselen van SOF-optreden om relatieve superioriteit kan slechts in drie operaties of acties worden herkend (bevrijding Taipan, arrestatie van oorlogsmisdadigers, NEO in Ivoorkust), maar dan zonder het ook door McRaven (1995) genoemde herhaaldelijk en realistisch vooroefenen. In twee operaties lijkt sprake te zijn geweest van een bijdrage aan de strategische verlamming van de tegenstander, zoals beschreven door Kiras (2006) (antipiraterij, FLT in Irak). In veel operaties dragen de MSE wel op militair-strategisch niveau bij, maar in een viertal gevallen worden de eenheden (ook) op andere niveaus ingezet. Wat betreft het onderscheid met reguliere eenheden en regulier militair optreden lijkt geen duidelijke trend waar te nemen. Ook in Afghanistan lijken de Nederlandse MSE maar ten dele anders te zijn gebruikt dan reguliere militaire eenheden. Zo wordt veel overt, duidelijk minder covert en in ieder geval volgens de hier gevonden bronnen niet discrete opgetreden. Wat betreft de hoofdtaken van SOF lijkt in Afghanistan de nadruk te hebben gelegen op DA en SR. Inzet voor MA vond duidelijk minder plaats. Er werd relatief veel opgetreden voor de ‘slechts’ bijkomende taken FP en contraterrorisme – ook door KCT en MarSOF. Tijdens de inzet van Viper in Uruzgan werden relatief veel ‘normale’ infanterieactiviteiten uitgevoerd, die niet als één van de drie hoofdtaken van SOF kunnen worden geclassificeerd. Een deel van de inzet van de MSE was strategisch van aard, maar er werd ook veel op operationeel niveau opgetreden. In meerdere operaties is zelfs sprake van inzet van slechts tactische aard. Er zijn slechts een beperkt aantal beschrijvingen gevonden waaruit kan worden opgemaakt of de SOF de grondbeginselen voor speciale operaties uit McRaven (1995) toepasten. Daaruit kan wel worden opgemaakt dat veelal wel sprake was van een simpel en geheim plan, uitgevoerd met verrassing, snelheid en doeltreffendheid, maar niet van herhaaldelijk en realistisch vooroefenen van DA-inzet. In ongeveer de helft van de operaties is sprake van een benadering met als doel de tegenstander strategisch te verlammen (Kandahar, Viper en TF-55).
Veel regulier optreden
567 Buiten beschouwing gelaten zijn monitoring, verificatie, waarnemings-, advies-, assistentie-, interim-administratie-, trainings-, evacuatie-, explosievenopruimings-, luchtverdedigings- en luchtoperaties/missies.
152
153
Literatuur • 108 Cotrcie kent geen routineklussen: commando’s moeten maximaal herkenbaar opereren, in: De groene baret, juni 1994, pp. 20-21. • 2e Golfoorlog – Operatie Provide Comfort, 23 april 1991-31 januari 1992, in: Intercom, nummer 4, 2003, p. 31. • 8x onderscheid door dapperheid, in: De groene baret, december 2009, pp. 6-11. • Accelerated freefall cursus Marsof 2009, in: Qua patet orbis, april 2009, p. 103. • Afdeling Operaties, (geen titel), in: Qua patet orbis, juli 2002, p. 26. • Afghanistan, in: De groene baret, maart 2002, p. 15. • Afghanistan, in: De groene baret, juni 2003, pp. 14-15. • Afghanistan … een foto-impressie, in: De groene baret, december 2005, pp. 16-18. • Airmarshal: de laatste hindernis naar de cockpit, in: Marechaussee contact, april 2008, p. 17. • Aldrich, R.J., ´Even had I wanted to…´: intelligence and special operations in the Falklands Campaign, in: International relations, nr. 3, 2006, pp. 352-357. • Allen Holmes, H., U.S. Special Operations, in: Militaire spectator, nr. 4, 1997, pp. 160-163. • Allen, P., US special operations command in action, (Airlife, Shrewsbury), 2002. • Anderhalf jaar Bosnië: enclave Srebrenica gewelddadig overgenomen, in: De groene baret, september 1995, pp. 20-21. • Annink, R., e.a., Task Force Fox, Nederlands contingent 2002, (onbekend), 2002. • Anonymous, Hunting al Qaeda, a take-no-prisoners account of terror, adventure, and disillusionment, Zenith, St. Paul), 2004. • Antenori, F., Halberstadt, H., Roughneck nine-one, the extraordinary story of a special forces A-team at war, (St. Martin’s, New York), 2006. • As, H.G., van den, Nederlandse special forces in ontwikkeling: een toenemende toegevoegde waarde, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 10-14. • Autumn Waves, in: Qua patet orbis, november 2004, pp. 44-45. • Baggs, A.C., Kurdistan provided interesting classroom for Canadian military doctors, medical assistants, in: Canadian medical association journal, September 1991, pp. 687-695. • Bahmanyar, M., US Army Ranger 1983-2002, Sua sponte – of their own accord, (Osprey, Oxford), 2003. • Bahmanyar (I), M., Shadow warriors, a history of the US Army Rangers, (Osprey, Oxford), 2005. • Bahmanyar (II), M., US Navy SEALs, (Osprey, Oxford), 2005. • Bahmanyar, M., Osman, C., SEALs, the US Navy’s elite fighting force, (Osprey, Oxford), 2008. • Balasevicius, T., A look behind the black curtains: understanding the core missions of special operations forces, in: Canadian military journal, Spring 2006, pp. 21-30. • Banning, C., De Koning, P., Balkan aan de Noordzee, over het Joegoslavië-tribunaal, over recht en onrecht, (Prometheus/NRC Handelsbad), 2005. • Bar, N., Ben-Ari, E., Israeli snipers in the Al-Aqsa intifada: killing, humanity and lived experience, in: Third World quarterly, no. 1, 2005, pp. 137-156. • Baser, M., Tasci, S., Albayrak, E., Commando’s do not use condoms, in: International journal of STD & Aids, 2007, pp. 823-826. • Beek, G., van, DLC en de MKZ-crisis, een aparte operatie, in: MLM, nr. 3, 2001, pp. 45-46. • Berts, D., Onze allerlaatste hoop, werkplek: bijzondere bijstandseenheid korps mariniers, in: Trivizier, nr. 7/8, 2001, pp. 24-27.
154
155
• Bessette, A. (ed.), Special operations forces: background and issues for the U.S. military’s elite units, (Nova Science, New York), 2010. • Better no bombs than wrong boms, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 49-50. • Berg, P.D., Air and space power in special operations, in: Air & space power journal, Spring 2005, p. 58. • Bergsma, J., e.a., Er is geen weg naar vrede vrede is de weg, Operatie Joint Endeavour, 42 (NL) Mechbat Limburgse Jagers SFOR-4 23 mei-15 november 1998, voormalig Joegoslavië, (Tindemans, Weert), 1999. • Bie, R., de, Groene baret in wording: ECO blijkt slopende uitdaging, in: Legerkoerier, nr. 8-9, 2003, pp. 6-11. • Bijzondere bijstands eenheid, oefening Black Tulip 2001, in: Qua patet orbis, juni 2001, p. 32. • Blaber, P., The mission, the men, and me. Lessons from a former Delta Force commander, (Berkley Caliber, New York), 2008. • Black Tulip 2004 gaat weer joint, in: Qua patet orbis, september 2004, pp. 50-51. • Blehm, E., The only thing worth dying for: how eleven Green Berets forged a new Afghanistan, (Harper Collins, New York), 2010. • Blok, P., Korps Commandotroepen, (Onkenhout, Almere), 2007. • Bodansky, Y., The secret history of the Iraq war, (Regan, New York), 2004. • Boland, R., Special operations forces dive deep, in: Signal, May 2006, pp. 29-32. • Boom, Joeri, Het net sluit zich, De groene amsterdammer, 20 september 2001, pp. 23-25. • Boom, Joeri, Explosief materiaal, De groene amsterdammer, 13 april 2007, pp. 10-12. • Boom, Joeri, Casus Irak, hoe onderzoeksjournalistiek ervoor zorgde dat Balkenende boog, De groene amsterdammer, 20 maart 2009. • Borgsteede (I), W., Joint Caribbean Lion 06, unieke samenwerking onder water, spectaculaire training, in: Qua patet orbis, augustus 2006, pp. 14-17. • Borgsteede (II), W., Ontsnappen uit een onderzeeër, in: Onderwatersport, september 2006, pp. 28-31. • Bosnië, in: De groene baret, juni 1997, p. 9. • Bostock, I., Australian forces go Scud-hunting in Western Iraq, in: Jane’s intelligence review, July 2003, pp. 2025. • Bouwmeester, A., Kolken, P., De Leeuw, J.W., In het zicht van de Vlasic: NAVO operatie Joint Endeavour, 42 (NL) Mechbat Limburgse Jagers IFOR, 27 december 1995 – 27 juni 1996, (Beegden, Limburgse Post), 1996. • Brailey, M., The transformation of special operations forces in contemporary conflict: strategy, missions, organisation and tactics, Land Warfare Studies Centre, Working paper no. 127, Australia, November 2005. • Brantz, C.L., Special operations, in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 8-12. • Bravedy, C., Iraq in my eye: memoirs of a Navy SEAL, (PublishAmerica, Baltimore), 2007. • Britt, T.W., Stetz, M.C., Bliese, P.D., Values and the stressor-strain relations, in: Military psychology, Vol. 16, nr. 1, 2004, pp. 1-17. • Brocades Zaalberg, T.W., Soldiers and civil power, supporting or substituting civil authorities in modern peace operations, (Amsterdam University Press, Amsterdam), 2006. • Brocades Zaalberg, T., Ten Cate, A., Missie in Al Muthanna: de Nederlandse krijgsmacht in Irak, (Boom, Amsterdam), 2010. • Brouwer, C., e.a., Het was een rustige dag in de AO, (onbekend), 1998. • Briscoe (I), C.H., e.a., All roads lead to Baghdad, Army special operations forces in Iraq, (USASOC, Fort Bragg), 2006. • Briscoe (II), C.H., e.a., U.S. Army special operations in Afghanistan, (Paladin, Boulder), 2006. • Bruggen, C., van, Staarman, A., De uitrusting van Lars, in: Armanentaria, 2006/2007, pp. 122-130. • BSB: waakzaam en daadkrachtig, in: KMarMagazine, november 2010, p. 19. 156
• Buser, Joint commission observers, een nieuwe taak voor ploeg in Bosnië, in: De groene baret, december 1998, p. 11. • Carney, J.T., Schemmer, B.F., No room for error, the covert operations of America’s special tactics units from Iran to Afghanistan, (Ballantine, New York), 2003. • Carré, Non combattant evacuation operation in Afrika, nr 3, 2007, pp. 22-27. • CC Laverkcie, Mobiliteit bij SFMARNS, luxe of pure noodzaak?, in: Qua patet orbis, april 2007, pp. 63-67. • Celeski, J.D., A history of SF operations in Somalia: 1992-1995, in: Special warfare, June 2002, pp. 16-27. • Cerasini, M., The U.S. special ops forces, (Alpha, Indianapolis), 2002. • Chinnery, P.D., Any time, any place: a history of USAF air commando and special operations forces, (Airlife, Shrewsbury), 1994. • C-MSO, Deelname mariniers van de MSO aan oefening Silent Warrior 2008 Mauretanië, in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 90-91. • C-MSO (I), Kikvorsmannen, bijna 50 jaar een begrip binnen het Korps Mariniers, in: Qua patet orbis, juli 2008, pp. 74-76, december 2008, pp. 38-41, april 2009, pp. 20-26. • C-MSO (II), MSO en DPS ‘vallen’ voor het eerst samen, in: Qua patet orbis, juli 2009, p. 109. • C-MSO (III), Hydra, een tussentijdse balans vanuit SF oogpunt, in: Qua patet orbis, december 2009, pp. 82-85. • C-MSO (IV), MARSOF binnen NATO Special Operations Forces, in: Qua patet orbis, december 2009, pp. 78-80. • C-MSO (I), Marsof in Afrika, never a dull moment, in: Qua patet orbis, juli 2010, pp. 74-75. • C-MSO (II), Eenheden van het Korps mariniers (maritime) special operations capable (Marsoc), in: Qua patet orbis, april 2010, pp. 96-97. • Cohen, A., Secrets of special ops leadership: dare the impossible – achieve the extraordinary, (AMACOM, New York), 2006. • Cohen, A., Brotherhood of warriors, (Harper Collins, New York), 2008. • Cohen, E.A., Commandos and politicians: elite military units in modern democracies, Harvard studies in international affairs, nr. 40, 1978. • Colijn, K., Rood-wit-blauwe rambo’s, in: Vrij Nederland, 26 juni 2004. • Colijn, K., Kwestie-Irak blijft kabinet plagen, in: Vrij Nederland, 27 maart 2007. • Column Korpsadjudant, in: Qua patet orbis, april 2010, pp. 6-7. • Commandant 103 Commandotroepencompagnie, Korps Commandotroepen (I), Special forces task Group (SFTG) 5, een andere benader����� ing, in: De groene baret, september 2008, pp. 8-14. • Commandant 103 Commandotroepen compagnie Korps Commandotroepen (II), Special forces task unit Viper – verkenningen in de groene zone, in: Infanterie, december 2008, pp. 16-20. • Commandant 104 Commandotroepencompagnie, Reageren op een hinderlaag; ervaringen van Nederlandse commando’s in Uruzgan, in: Vereniging infanterie officieren, nr. 4, 2007, pp. 4-8. • Commandant 105 Een breed scala van special operations, in; Infanterie, maart 2008, pp. 4-9. • Commandant Taakeenheid TF55 ISAF SOF/C-MSO, Hydra in de praktijk, in: Qua patet orbis, april 2010, pp. 98-99. • Compagniescommandant MSO-CIE, Laverkcie- MSO-Cie, transitie van Lange Afstand Verkenningscompagnon naar… ���������������������������������������� Maritieme speciale operaties compagnie, in: Qua patet orbis, april 2008, pp. 66-67. • Contco 08 boek 11/05-09/11 1999, (onbekend), 1999. • Contra terreur (CT), in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 50-51. • Couch, D., Down range, Navy SEALs in the war on terrorism, (Crown, New York), 2005. • Couch, D., The sheriff of Ramadi: Navy SEALs and the winning of Al-Anbar, (Naval Insititute Press, Annapolis), 2008. 157
• Cutshaw, C.Q., Small arms for special forces, in: Jane’s International Defence Review, December 2003, pp. 40-47. • Dalebout, C., Terugblik inzet KCT in Uruzgan, in: Landmacht, december 2010, pp. 15-18. • D., J.W., van, Special forces task Group Viper 4, (SFTG 4), in: Qua patet orbis, december 2007, pp. 65-67. • Deelname Koninklijke Marechaussee aan operatie Poseidon in Griekenland, in Marechaussee Contact, oktober 2010, p. 5. • De groene baret, De quad en KCT, juli 2010, p. 24. • Dekker, H.G., Commando’s voor de 21-ste eeuw, in: Jaarboek Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschappen, 1997, pp. 35-47. • Dekker, H.G., Krijger, T.A., Korps Commandotroepen 1942-1997, in: Militaire spectator, nr. 4, 1997, pp. 149159. • Dekker, D., Het korps commandotroepen in de 21e eeuw, in: Infanterie, nr. 1, 1998, pp. 3-9. • Derix, S., Klaar voor de strijd, de Nederlandse commando’s willen vechten maar mogen niet, in: M (tijdschrift bij NRC Handelsblad), 5 oktober 2002, pp. 8-21. • Derksen, S.P.C., Bruine, B., de, SFMarns & KCT, bedreigingen of kansen?, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, januari 2003. • Dertig jaar Bijzondere Bijstands Eenheid Mariniers, in: Qua patet orbis, juli 2003, pp. 5-8. • Dijk, J.W., van, Verkenningspeloton SFIR-2, in: Qua patet orbis, april 2004, pp. 44-45. • Dijk, J.W., van, KC MOX, in: Qua patet orbis, december 2009, pp. 44-45. • Dijkema, W., Dutchbat in vredesnaam, (Début, Rijswijk), 1996. • Dirven, K., 101 Geniebataljon van alle markten thuis, in: Genist, mei 2008, pp. 28-29. • Donkersloot, E.H.F., Wij deden toch niets tegen de papaverteelt? Een onderzoek naar counter narcotics in Uruzgan, scriptie, Universiteit Utrecht, januari 2010. • DTF-acties Nederlandse special forces in de Chora-vallei, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 30-35. • Dunlap, C.J., Special operations forces after Kosovo, in: Joint Forces Quarterly, Spring/Summer 2001, pp. 7-12. • Dunnigan, J.F., The perfect soldier, special operations, commandos and the future of U.S. warfare, (Kensington, New York), 2003. • Durant, M.J., Hartov, S., Johnson, R.L., The night stalkers, top-secret missions of the U.S. Army’s special operations aviation regiment, ((Putnams, New York), 2006. • ‘Dusty Dutch’: 1 (NL) infanteriecompagnie ISAF-1, Defensie Voorlichtingscentrum, Den Haag, 2001. • Dutchbat brengt rust: werk Nederlandse blauwhelmen dwingt respect af, in: De groene baret, juni 1994, pp. 8-9. • Een enthousiaste vlieger, Helikopter detachement in Afghanistan, in: De groene baret, december 2005, pp. 12-15. • Eijndhoven, C.G.C., van, Geneeskundige behandeling en afvoer bij het Korps Commandotroepen onder operationele omstandigheden, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, april 2004. • Eindrapport verkenningen: houvast voor de krijgsmacht van de toekomst, Ministerie van Defensie, Den Haag, 2010. • Ely, N., Fighting for queen and country, (Blake, London), 2007. • Eshel, D., Das Kommandounternehmen “Grüne Insel”(II), in: Truppendienst, Nr 5., 2000, pp. 395-399. • Everett, M.L., Merging the international security and assistance force (ISAF) and operation Enduring Freedom (OEF): a strategic imperative, US Army War College, Carlisle Barracks, 15 March 2006. • Ex. Spring training ’00, Denemarken, in: Qua patet orbis, december 2000, pp. 30-32. • Feickert, A., U.S. and coalition military operations in Afghanistan: issues for Congress, CRS report for Congress, June 9, 2006. 158
• Finlan, A., Special forces, strategy and the war on terror, warfare by other means, (Routledge, London), 2008. • Finlan, A., Warfare by other means: special forces, terrorism and grand strategy, in: Small wars and insurgencies, nr. 1, 2003, pp. 92-108. • Finlayson, K., Briscoe, C.H., Case studies in selection and assessment: the First Special Service Force, Merill’s Marauders and the OSS OG’s, in: Special Warfare, Fall 2000, pp. 22-31. • Fitzsimmons, M., The importance of being special: planning for the future of US Special Operations Forces, in: Defense & security analysis, September 2003, pp. 203-218. • Flex, ‘Wij zijn als geen ander geschikt’ – commando’s opgeleid voor Special Operations eenheid, juni, 1998, pp. 4-5. • Franke, V., 09:11 Zulu, Nederlandse commando’s in Uruzgan, video documentaire, Strengholt Media, 2007. • Fretes, de, International jungle patrol course, in: Infanterie, December 2001, pp. 10-13. • Fowler, W., SAS behind enemy lines, (Collins, London), 2005. • Frisch, T., Militärische Spezialkräfte fur die Europäische Union, in: Europäische Sicherheit, nr. 7, 2002, pp. 18-25. • Full spectrum special operations in Uruzghan, in: De groene baret, juni 2008, pp. 8-14. • Fury, D., Kill Bin Laden. ������������������������������������������������������������������������������� A Delta Force commander’s account of the hunt for the world’s most wanted man, (St. Martins, New York), 2007. • ‘Ga uit van je eigen karakter’ - militaire Willemsorde voor kapitein Marco Kroon, in: Landmacht, maart 2009, pp. 20-24. • Gelijns, K., Onder dekking van duisternis – Hr.Ms. Walrus en Amfibisch Verkenningspeloton bundelen expertise, in: Alle hens, nr. 12, 2007, p. 22-26. • Geneste, W.J.J., Het Korps Mariniers in de twintigste eeuw: van Peking tot Albanië, Koninklijke Marine, Den Haag, 2000. • Geneste, W., Uit het oog: SMJRMARNALG W. Tittse, in: Qua patet orbis, november 2004, pp. 75-76. • Gielen, J.H.M., Speciale wapens voor speciale troepen, in: MLM, nr. 2, 2000, pp. 8-10. • Gompert, D.C., Smith, R.C., Creating a NATO special operations force, National Defense University, Defense horizons, nr. 52, March 2006. • Gomperts, W., Het psychisch vermogen tot georganiseerd massaal geweld, in: Medische antropologie, nr. 2, 2005, pp. 181-191. • Gout-van Sinderen, M., Voorwoord C-CDC, in: Pijler, nr. 6, 2010, pp. 4-5. • Graaf, E., de, Noodkreet uit de Bergen, humanitaire hulp aan de Koerden in Noord-Irak 1991, 11 Geniehulpbataljon, (Ministerie van Defensie, Den Haag), 1991. • Gray, C.S., Explorations in strategy, (Praeger, Westport), 1996. • Gray, C.S., Handfuls of heroes on desperate ventures: when do special operations succeed?, in: Parameters, Spring 1999, pp. 2-24 (elektronische versie). • Grdovic, M., Understanding unconventional warfare and U.S. army special forces, in: Special warfare, SeptemberOctober 2006, pp. 14-24. • Haat, bloed en wraak. Heden en verleden in voormalig Joegoslavië gedrenkt in…, in: De groene baret, December 1993, pp. 8-9. • Haney, E.L., Inside Delta Force, the real story of America’s elite counterterrorist unit, (Corgi, London), 2002. • Hardcastle, N. (red.), American soldier, stories of special forces from Iraq to Afghanistan, (Thunder’s Mouth, New York), 2002. • Heesters, J.J.C.F., De ontwikkeling van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee: de theorie van het isomorfisme getoetst, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, oktober 2010. • Heffner, T.S., Gade, P.A., Commitment to nested collectives in special operations forces, in: Military psychology, Vol. 15, Nr. 3, 2003, pp. 209-224. 159
• Herinneringsboek OMLT Korps Mariniers 2006-2008, (Koninklijke Marine, Den Haag), 2009. • Het plaatsvervangend hoofd van de afdeling Speciale Operaties bij de Defensiestaf, De stand van zaken in Nederland, in: Qua patet orbis, juli 2005, pp. 6-13. • Hilckmann, S., Hydra concept Korps Mariniers: crawl, walk and run, in: Qua patet orbis, april 2009, pp. 104-105. • Hilderink, C., Working and living in an environment under attack, in: Rothman, M., e.a., Terrorist and counterterrorist operations, NL ARMS, 2005/2006, pp. 133-140. • Hoed, E., den, (Auto)technisch onderhoud bij de Landmacht, in: Auto & Motor techniek, 2006, nr. 12, pp. 1-9. • Hoedeman, J., Koelé, Th., Zij aan zij met Amerika, De Volkskrant, 19 maart 2005. • Hoefsmit, C., Pranger, D., Hartman, J.W., Herinneringsboek Operation Enduring Freedom 27 oktober 2002 – 22 april 2003, 2003. • Hoeven, M., van der, Vaste Kamercommissie Defensie op werkbezoek in Bosnïe, in: De groene baret, jnui 1996, p. 17. • Hofman, Z., ‘The men in black’ van ‘Black Tulip’, internationale anti-terreureenheden wisselen ervaringen uit, in: Alle Hens, nr. 12, 2007, pp. 12-13. • Homza, J.L., Special operators: a key ingredient for peacekeeping operations, in: Low intensity conflict & law enforcement, Vol. 12, No. 1, Spring 2004, pp. 91-110. • Hoofd Sectie 3 Gevechtssteunbataljon, Operatie Enduring Freedom, in: Qua patet orbis, april 2006, pp. 6163. • Hoogstraten, D., van, Steketee, M., Geheime oorlog, onzichtbaar verkennen commando’s van de ‘coalitie tegen terreur’ de weerbarstige Afghaanse arena, Elsevier, 29 september 2001. • Horn, B., Taillon, J.P., de B., Last, D. (red.), Force of choice, perspectives on special operations, (School of policy studies, Montreal), 2004. • Horn, B., Balasevicius, T. (red.), Casting light on the shadows: Canadian perspectives on special operations forces, (Canadian Defence Academy/Dundurn, Kingston/Toronto), 2007. • Horsefall, R., Fighting scared: para, mercenary, SAS, sniper, bodyguard, (Cassell, London), 2002. • Houben, M., Food for life, de inzet van Hr.Ms. Evertsen ter ondersteuning van het VN Wereld Voedsel Programma, Working paper maritiem optreden nr. 1, Maritiem Doctrine en Tactieken Centrum, november 2008. • Houwerjoe!! 1 (NL) Infanteriecompagnie ISAF-4, oktober 2002 – februari 2003, (onbekend), 2003. • Hotek, J.A., Manganaro, C.G., Agile sustainment: a practice in agility, in: Special warfare, Nov/Dec 2007, pp. 9-13. • Hufnagl, W., Spezial-einheiten der Österreichischen Polizei und Gendarmerie, (Motor Buch, Stuttgart), 1999. • Hufnagl, W., COBRA, das Gendarmerie-Einsatzkommando GEK, (Motor Buch, Stuttgart), 2002. • Husson, J.-P., Encyclopedie des forces speciales du monde, (Histoire & Collections, Parijs), 2000 (deel 1) en 2001 (deel 2). • IFOR, in: De groene baret, september 1996, p. 11. • IFOR-missie tot nu toe een militair succes, Bosnië, in: De groene baret, juni 1996, pp. 16-17. • ‘Ik ben doorgegaan, waar velen zijn gestopt’ – aanwas nieuwe commando’s, in: Labdmacht, maart 2008, pp. 14-17. • Infanterie (I), De kennismakingsdagen van het Korpscommandotroepen, maart 2008, pp. 21-22. • Infanterie (II), Krijgsgeschiedenis en de grondbeginselen van het gevecht, december 2008, pp. 25-29. • Inzet special forces in Afghanistan, in: De groene baret, juni 2005, pp. 8-9. • Jansen, M.T.J., Stinis, A.J., Smits, H.M., Dutchbat on tour, juli ’94 – januari ’95, (Début, Delft), 1995. • Janssen, P.T.H., De inzet van speciale eenheden in irreguliere conflicten, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, december 2000.
160
• Jaspers, H., The secret military support of the Dutch government to Bush’s war in Iraq, Global investigative journalism conference, Amsterdam, 9 september – 2 oktober, 2005. • Jellema, E., First-in: de ervaringen van de commandant Bravo-compagnie Dutchbat-1 in Srebrenica, (SDU, Den Haag), 1996. • Jellema, E., De Argentijnse en Britse inzet van special forces tijdens de Falklands campagne, in: Infanterie, december 2004, pp. 10-21. • Jennings, C., Midnight in some burning town: British special forces operations from Belgrade to Baghdad, (Cassell, London), 2004. • Jeroen, SFTG Viper, OPS-room Tarin Kowt, 17.30 local time, 18 oktober 2006, in: De groene baret, december 2006, pp. 10-14. • Jogerst, J., What’s so special about special operations? Lessons from the war in Afghanistan, in: Air & space power journal, Summer 2002, pp. 98-102. • Johnson, M., The growing relevance of special operations forces in U.S. military strategy, in: Comparative strategy, 2006, pp. 273-296. • Joint commissioned observers, met als speciale bewapening zijn persoonlijkheid en een gezond verstand!, in: De groene baret, juni 2000, p. 11. • Jones, D., Unconventional warfare, foreign internal defense, in: Special warfare, July-August 2006, pp. 21-27. • Jordan, D., The U.S. Navy SEALs, sea, air and land specialists, (Grange, Rochester), 2003. • Kamps, C.T., US air force special operations, in: Air & space power journal, Spring 2005, p. 19. • Kapitein Frank, Bericht uit Afghanistan, in: De groene baret, maart 2006, pp. 12-17. • Kappetein, M., Goed getraind op moeilijke missie, special forces vertrokken naar Afghanistan, in: Alle Hens, nr. 5, 2005, p. 10. • Karskens (I), A., ‘Onze acties sloten naadloos op elkaar aan’, commando’s en sergeant droegen bij aan een tegenaanval in Srebrenica, in: Check point, nr. 5, 2005, pp. 12-14. • Karskens (II), A., Wat doen de Nederlandse special forces nu precies in Afghanistan? ‘Ze rijden alleen rondjes in de woestijn’, in: Nieuwe Revue, nr. 39, 2005, pp. 38-41. • Katz (I), S.M., Special forces: Amerika’s keurkorpsen constant paraat, in: Legerkoerier, maart 1994, pp. 20-23. • Katz (II), S.M., Het onzichtbare leger. Sayeret Mat’Kal; de lange arm van Israël, in: Legerkoerier, juli 1994, pp. 20-23. • Katz, S.M., Israëls Trojaanse paarden, in: Legerkoerier, mei 1998, pp. 26-29. • Kelly, R.S., Special operations and national purpose, (D.C. Heath, Lexington), 1989. • Keltjens, I., Kurstjens, F., Task group Orange: operation Enduring Freedom III, November 2005-april 2006, (waarschijnlijk uitgegeven in 2006). • Kenniscentrum speciale operaties, in: De groene baret, december 2000, p. 11. • Kikvorsmannen Korps mariniers 1959-2004, 45 jaar te land, ter zee en in de lucht, herinneringsboek uitgereikt op 17 juni 2004. • King, A., The Special Air Service and the concentration of military power, in: Armed forces & society, nr. 4, July 2009, pp. 646-666. • Kilcullen, D.J., NATO special operations forces: from ‘special’ to ‘strategic’, in: Communication Presse Marketing Forum, (2009), pp. 35-39. • Kiras, J.D., Special operations and strategy, from World War II to the War on Terrorism, (Routledge, London), 2006. • Kirby, S.N., Harrell, M.C., Sloan, J., Why don’t minorities join special operations forces?, in: Armed forces & society, Summer 2000, pp. 523-545.
161
• Klei, B., van der, De besten, de sterksten: baretuitreiking 9 juli 2010, in: De groene baret, juli 2010, pp. 16-18. • Klep, C., Gils, R., van, Van Korea tot Kabul, de Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945, (SDU, Den Haag), 2005. • KMar nog steeds actief in Afghanistan, in: KMarMagazine, november 2010, pp. 6-9. • KMar ondersteunt Frontex-operatie Poseidon, KMar Magazine, september 2010, p. 4. • Knoops, G.-J.A., Het tweede schot: het ware verhaal over Eric O., (Bruna, Utrecht), 2006. • Koch, A., Covert warriors, US Central Intelligence Agency forces, in: Jane’s Defence Weekly, 19 March 2003, pp. 22-27. • Koenen, S., Vallen van 35.000 voet, in: Kijk, maart 2009, pp. 114-119. • Koninklijke Marine, World Food Programme, Hr. Ms. De Ruyter, 15-9-2008 – 22-12-2008, 2009. • Korpscommandant in Afghanistan, in: De groene baret, juni 2002, p. 15. • Korps Commandotroepen, Sectie 1, Korps Commandotroepen, september 1996. • Krijgsgeschiedenis en de grondbeginselen van het gevecht: beweeglijkheid, in: Infanterie, december 2008, pp. 2529. • Kreim, G.R., Stressmanagement beim Kommando Spezialkräfte, in: Puzicha, K., e.a. (red.), Psychologie für Einsatz und Notfall. Internationale truppenpsychologische Erfahrungen mit Auslandseinsätzen, Unglücksfällen, Katastrophen, (Bernard & Graefe, Bonn), 2001, pp. 492-504. • Krijger, A., Elands, M., Het Korps Commandotroepen 1942-1997, (SDU, Den Haag), 1997. • Kroon, J., Special operations bij het Joint Readiness Training Center, in: Infanterie, juni 2003, pp. 14-17. • Lamb, C.J., Cinnamond, M., Unified effort: key to special operations and irregular warfare in Afghanistan, in: Joint Forces Quarterly, 1st quarter 2010, pp. 40-53. • Laseroms, P.J.M., De ontstaansgeschiedenis van het Korps Commandotroepen, in: Carré, nr 3, 2007, pp. 6-9. • Last, D., en Horn, B. (red.), Choice of force: special operations for Canada, (McGill-Queens University Press, Montreal), 2005. • Laverkcie, C.C., Mobiliteit bij SFMARNS: luxe of pure noodzaak?, in: Qua patet orbis, april 2007, pp. 63-67. • Leebaert, D., To dare and to conquer: special operations and the destiny of nations, from Achilles to Al Qaeda, (Little, Brown and Company, New York), 2006. • Leibstone, M., Special operations forces & 21st century warfare, in: Military technology, special issue, 2009, pp. 29-33. • Leurdijk, D.A., Afghanistan: Nederlandse ‘special forces’ op missie in tijd van oorlog, in: Atlantisch Perspectief, nr 3/4, 2005, pp. 4-8. • Lewis, J.E. (red.), The mammoth book of the secrets of the SAS and elite forces: how professionals fight – and win!, (Robinson, London), 2002. • Lindley-French, J., Algieri, F., A European defence strategy, Bertelsmann Foundation, Gütersloh, 2004. • Loon (I), H., van, Rambos need not apply, Dutch Green Berets hone behind-the-lines skills, in: Armed forces journal international, July 1995, p. 44. • Loon (II), H., van, All-round vechters, commando’s in vijandelijk gebied, in: Armex, juli/augustus 1995, pp. 15-17. • Loon, H., van, De BSB, een wel heel speciale brigade, in: Armex, februari 1998, pp. 18-21. • Loon (I), Henry, van, Speciale eenheden steeds meer gevraagd, in: Armex, april 1999, pp. 18-21. • Loon (II), Henry, van, Stuur ze maar om een boodschap!, in: Armex, juni 1999, pp. 12-16. • Loon, Henry, van, Zes maanden na de aanslag, inzet van commando’s verandert de oorlogsdoctrine, Armex, nr. 2, 2002, pp. 20-22. • Luttrell, M., Robinson, P., Lone survivor, the eyewitness account of operation Redwing and the lost heroes of SEAL team 10, (Little, Brown and Co., New York), 2007. 162
• Maalderink, P.G.H., Schulten, C.M., Kasperink-Taekema, B.J., Korps Commandotroepen 1942-1982, (Commandostichting, Roosendaal), 1982. • Maas buiten de oevers, commando’s vieren kerst in ondergelopen Limburg, in: De groene baret, maart 1994, pp. 12-13. • Maloney, S.M., Enduring the freedom, a rogue historian in Afghanistan, (Potomac, Washington), 2005. • Maloney, S.M., Confronting the chaos: a rogue military historian returns to Afghanistan, (Naval Institute Press, Annapolis), 2009. • Marechaussee contact, Werken op hoogte, nr. 2, april 2003, p. 3. • Margés, J., De kracht van de kikker: Thetis leidt op tot superspecialist, in: Alle Hens, nr. 2, 2002, pp. 18-21. • Margés, J., De zwartste scenario’s, Black Tulip brengt terreurbestrijders bij elkaar, in: Alle Hens, juni 2003, pp. 4-6. • Marineblad, De Unit Interventie Mariniers, juni 2007, pp. 18-19. • Materieel bekeken: P-90, in: De Onderofficier, nr. 7/8, 2001, p. 32. • Maylor, R., SAS sniper: the World of an elite Australian marksman, (Hachette, Sydney), 2010. • McKinney, M., Ryan, M., Chariots of the damed: helicopter special operations from Vietnam to Kosovo, (St. Martin’s Press, New York), 2001. • McNab, A., Bravo two zero: the true story of an SAS patrol behind enemy lines in Iraq, (Bantam, London), 1993. • McRaven, W.H., Spec ops, case studies in special operations warfare, theory & practice, (Presidio, Novato), 1995. • Meeuwsen, T., HAHO / HALO….. dynamisch en fysiologisch grensverleggend!, in: Nederlands militair geneeskundig tijdschrift, september 2007, pp. 183-187. • Mercx, K.B.J.A., Arbo aspecten van boarding operaties, in: NMGT, november 2003, pp. 205-207. • Metzner, F.B., Friedrich, J., Polizei-Sondereinheiten Europas, Geschichte, Aufgaben, Einsätze, (Motor Buch, Stuttgart), 2002. • Meusen, J.H.I.F., Haspels, B., Nunc aut nunquam: een onderzoek naar de invloed van de achtergronden en beeldvorming over het KCT van ‘spijkerbroeken’ op het succesvol afronden van de opleiding, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, februari 2007. • Micheletti (I), E., Spezialeinheit GIGN, Frankreichs Elitegendarmerie im Einsatz, (Motor Buch, Stuttgart), 1999. • Micheletti (II), E., French special forces, (Histoire & Collections, Paris), 1999. • Micheletti, E., War against terrorism: special forces in Afghanistan 2001-2003, (Histoire & Collections, Paris), 2003. • Micheletti, E., Special forces, war against Saddam Hussein, (Histoire & Collections, Paris), 2006. • Ministerie van Defensie, Uitreiking militaire Willemsorde aan kapitein Marco Kroon, Den Haag, 29 mei 2009, mei 2009. • Modigs, R., Special forces capabilities of the European Union military forces, monograph, School of Advanced Miliray Studies, Fort Leavenworth, 2003/2004. • Moore, R., The hunt for Bin Laden, Task Force Dagger, (Random House, New York), 2003. • Morrison, B., BBE – the Dutch SAS, in: Combat & Survival, nr. 2, 2005, pp. 38-40. • Morsink, H., Afghanistan 2006: Kandahar (Martello), Tarin Kowt, Deh Rawod, Deployment task force Uruzgan: ontplooien als opdracht, herinneringsboek, 2007. • MSO en UIM vormen samen Maritime Special Operations Forces (Marsof ), in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 24-27. • Nadel, J., Wright, J.R., Special men and special missions, inside American special operations forces 1945 to the present, (Greenhill, London), 1994. • NATO special forces, in: Qua patet orbis, april 2010, pp. 8-13. • Naylor, S., Not a good day to die, the untold story of operation Anaconda, (Berkley, New York), 2005. 163
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
NBC voor BBE, in: Qua patet orbis, april 2006, p. 60. Nederlandse Defensie Doctrine, (Ministerie van Defensie, Den Haag), 2005. Neville, L. Special operations forces in Afghanistan, (Osprey, Oxford), 2008. Nieuwenhuizen, J., van, Anonieme achtervolgers, in: De Koninklijke Marechaussee, mei 2010, pp. 30-32. Nooitrust, T., Rijkers, I. (red.), World Food Programme Hr.Ms. Evertsen 17 februari 2008 – 18 juli 2008, (2009). Noordam, A., Special operations capable (SOC), in: Qua patet orbis, december 2010, p. 137. N-Specops, Special forces mariniers, exercise Cold Response 2006-NL special operations task Group (NL SOTG), in: Qua patet orbis, april 2006, pp. 68-69. N-Specops, ‘Flintlock 2010’- Military assistance (MA) in Afrika, in: Qua patet orbis, juli 2010, pp. 41-43. Oefening ‘Black Tulip’, Bijzondere Bijstands Eenheid Mariniers, in: Qua patet orbis, juli 2003, p. 36. Oefening Rock Leader bereidt voor op gezamenlijk Defensie-optreden, Korps mariniers neemt verantwoordelijkheid als kenniscentrum serieus, in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 42-43. Onze mannen in Bosnië, in: De groene baret, maart 1995, p. 7. Ooms, M., Op missie naar Irak: door de ogen van een militaire arts, (Free Musketeers, Zoetermeer), 2006. Oosbree, G., van, Commando’s tegen terrorisme, in: Armex, augustus 2000, pp. 6-9. Oosthoek, J., ‘We zijn en blijven gewone jongens’, in: Legerkoerier, maart 1997, pp. 4-7. Oosthoek (I), J., De metamorfose van het Korps Commandotroepen, groene baret nieuwe stijl is militaire duizendpoot, in: Legerkoerier, nr. 3, 1999, pp. 4-9. Oosthoek (II), J., ‘Een vorm van leven’, de magie van de groene baret, in: Legerkoerier, nr. 3, 1999, p. 10-11. Oosthoek, J., Macho’s niet welkom, geweldbeheersing voorop bij de BSB Marechaussee, in: Defensiekrant, 17 februari 2005. Oosthoek, Jack, Duivels van de donkere diepten: ‘kikkers’ korps mariniers vijftig jaar springlevend, Defensiekrant, 23 juli 2009. Operatie in het Midden-Oosten, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 46-47. Operationeel parachutespringen, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 20-21. Optreden bergachtig terrein (OBT), in: Carré, nr. 3, 2007, p. 19. Op weg naar vrede? Wederom detachement commando’s naar Bosnië, in: De groene baret, maart 1996, pp. 16-17. OWG: optreden waterrijke gebieden, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 28-29. Patrouilleren aan de achterdeur van Europa: Frontex-missie Poseidon, in: KMarMagazine, december 2010, pp. 6-10. PC 1 Pel M-squadron, Opleiding tot Maritieme special forces operator, in: Qua papet orbis, april 2010, pp. 101103. PC 1Pel UIM, UIM bezoekt FBI HRT, in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 32-35. PC 2 Pel Marsof C SQN, Maritime special operations forces, Flintlock 09, Mali, in: Qua patet orbis, april 2009, pp. 98-102. PC 3-pel, Snowpack 2010, in: Qua patet orbis, December 2010, pp. 88-89. PC MLVERKPEL, Mountain Leaders bij het Korps Mariniers, ‘noodzaak tot veranderen’, in: Qua patet orbis, December 2006, pp. 44-47. Peerlings, M. (eindred.), ISAF 5 herinneringsboek: februari 2003-arpil 2003, Koninklijke Landmacht, Den Haag, 2003. Peppie spul, in: De groene baret, september 2000, p. 11. Piwek, E., De essentie van lichte infanterie, in: Qua patet orbis, december 2007, pp. 10-17. Platen, C., von, Spezialisierte und Spezialkräfte des Heeres, in: Wehrtechnik, Vol. 37, nr. 1, 2005, pp. 53-60.
164
• Platenburg, J., Als wij het niet doen, wie dan wel? 1 (NLD/AUS) TF-U, (OBT, Den Haag), 2006. • Pranger, D., Hagedoorn, J., Het eerste Nederlandse Strategic Reserve Force bataljon als election support force in Afghanistan, (OBT, Den Haag), 2006. • Prins, T., Prinssen, J. (red.), “Niets is wat het lijkt”, Task Force Uruzgan, augustus 2007 – januari 2008, (onbekend), 2008. • Putten (I), J., van, Bijzondere bijstands eenheid, Black Tulip 2005, in: Qua patet orbis, juli 2005, pp. 37-38. • Putten (II), J., van, Het etiket ‘special operations forces’!, in: Qua patet orbis, mei 2005, pp. 44-46. • Pushies, F.J., US air force special ops, (MBI, Osceola), 1999. • Pushies, F.J., U.S. air force special ops, (Zenith, St. Paul), 2007. • Ragetlie, R.A., Politiek-militaire besluitvorming bij speciale operaties, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, juli 2003. • Rapport commissie van onderzoek besluitvorming Irak, (Boom, Amsterdam), 2010. • Redactie, ‘Sof’ in de Nederlandse krijgsmacht, in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 20-21. • Ridder, L., de, Samenwerking tussen de Tactische Helikopter Groep en de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, een analyse van de wenselijkheid, mogelijkheden en beperkingen, scriptie, Koninklijke Militaire Academie, Breda, december 2002. • Ripley, T., Kosovo: a bomb damage assessment, in: Jane’s intelligence review, September 1999, pp. 10-13. • Robertsen, T., Making new ambitions work: the transformation of Norwegian special operations forces, Norwegian Institute for Defence Studies, Defence and Security Studies, nr. 1, 2007. • Robinson, L., Masters of chaos, the secret history of the special forces, (Public Affairs, New York), 2004. • Robinson, L., Inside the ‘new’ special operations forces, in: Proceedings, July 2009, pp. 28-33. • Rojahn, C., Militärische Antiterroreinheiten als Antwort auf die Drohung des internationalen Terrorismus und Instrument nationaler Sicherheitspolitik – das Beispiel Amerika, (Utz, München), 2000. • Rooy, L., de, Actievere rol voor commando’s: reorganisatie en uitbreiding groene baretten, in: De groene baret, December 1992, pp. 12-13. • Rose, J., Deutschlands Schattenkrieger – das Kommando Spezialkräfte in Afghanistan, in: Blätter für Deutsche und internationale Politik, nr. 10, 2008, pp. 53-60. • Rothstein, H.S., Afghanistan and the troubled future of unconventional warfare, (Naval Institute, Annapolis), 2006. • Royakkers, KCT in Macedonië, in: De groene baret, december 2002, p. 16. • Roobol, H., Het Korps Commandotroepen in beweging, in: Infanterie, nr. 1, 1995, pp. 16-18. • Ryan, M., Secret operations of the SAS, (MBI, St. Paul), 2003. • Ryan, M., Special operations in Iraq, (Pen&Sword, Barnsley), 2004. • Ryan, M., Battlefield Afghanistan, (Spellmount, Stroud), 2007. • Ryan, M., The operators: inside the world’s special forces, (Skyhorse, New York), 2008. • Saiboo, E., Niemand heeft gezegd dat het makkelijk zou worden, in: Intercom, nr. 4, 2006, pp. 53-55. • Sarkasian, S.C., The new protracted conflict, the U.S. Army special forces then and now, in: Orbis, Spring 2002, pp. 247-258. • Selectieweek BBE-opleiding, in: Qua patet orbis, mei 2000, pp. 35-36. • Shacochis, B., The immaculate invasion, (Viking New York), 1999. • Schauer, H., US Air Commandos, die ‘special forces’ aus der Luft, (Motorbuch, Stuttgart), 2002. • Schelkers, E., e.a. (red.), Hr. Ms. De Zeven Provinciën F802, Operation Enduring Freedom, samen werken, samen varen, samen thuis, 21-11-2005 – 17-05-2006, (onbekend), 2006. • Scholzen, R., SEK, Spezialeinsatz-kommandos der Deutschen Polizei, (Motorbuch, Stuttgart), 2000. 165
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Scholzen, R., Das Kommando Spezialkräfte der Bundeswehr, KSK, (Motorbuch, Stuttgart), 2004. Schumacher, G., To be a U.S. army green beret, (Zenith, St. Paul), 2005. Selectieweek BBE-opleiding, in: Qua patet orbis, mei 2000, pp. 35-36. Seyben, J.G.G., C2 structuur NL special forces (SF), in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 28-33. SFIR 4 juli – november 2004, 2004. Sievert, K.-G., Kommando-unternehmen: Spezialeinheiten im weltweiten Einsatz, (Mittler, Hamburg), 2004. Simons, A., Tucker, D., Unites States special operations forces and the war on terrorism, in: Small wars and insurgencies, nr 1, 2003, pp. 77-91. Siwalette, M., Caribbean fury, een stormachtige jungletraining, in: De groene baret, maart 1999, pp. 12-13. Smith, M., Killer elite: the inside story of America’s most secret special operations team, (St. Martin’s, New York), 2006. Spearin, C., Special operations forces a strategic resource: public and private divides, in: Parameters, Winter 2006/2007, nr. 4, pp. 58-70. Speciale troepen: geheime Nederlandse steun aan de oorlog van Bush, in: VD AMOK, jaarjang 14, nr. 4, 2005, (internetversie, paginanummers ontbreken). Spek, C., van der, Een wapen tegen terreur: de geschiedenis van de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht 19722006, (Boom/NIMH, Amsterdam), 2009. Spencer, E. (ed.), The difficult war: perspectives on insurgency and special operations forces, (Canadian Defence Academy Press, Kingston), 2009. Spulak, R.G., A theory of special operations: the origin, qualities, and use of SOF, Joint special operations university, thesis, October 2007. Spulak, R.G., A theory of special operations: the origin, quality, and use of SOF, in: Military technology, special issue, 2009, pp. 23-28. Staarman, A., Van Bruggen, C., De Mercedes/Benz 290 GD softtop KCT, in: Armamentaria, 2007/2008, pp. 138-151. Staarman, A., Van Bruggen, C., Kapitein Marco Kroon Ridder Militaire Willemsorde, in: Armamentaria, 2009, pp. 256-270. Stanton, D., Horse soldiers: the extraordinary story of a band of US soldiers who rode to victory in Afghanistan, (Simon & Schuster, London), 2009. Steep ascent, in: Qua patet orbis, december 2007, pp. ������ 60-62. Stewart, R.W., Operation Enduring Freedom, the United States Army in Afghanistan, October 2001-March 2002, Center of Military History, 2004. Stilwell, A., Special forces today; Afghanistan, Africa, Balkans, Iraq, South America, (Amber, London), 2007. Strijbosch, V., De anonieme strijders, special forces leveren bijdrage aan Task Force Uruzgan, in: Alle Hens, nr. 12, 2007, pp. 32-34. Strijbosch, V., James Bondtaferelen: onderwaterscooter voor Special Force mariniers, in: Alle Hens, maart 2008, pp. 4-6. Strijbosch, V., Klauteren tussen wolkenkrabbers, special forces in Hong Kong, in: Alle Hens, maart 2009, pp. 2022. Suilen, BBE-Mariniers laten van zich spreken tijdens internationale Combat Team Competitie, in: Qua patet orbis, december 2001, p. 35. Sünkler, S., Die Spezialverbände der Bundeswehr, (Motor Buch, Stuttgart), 2007. Sünkler, S., Elite- und Spezialeinheiten Europas, (Motor Buch, Stuttgart), 2008.
166
• Swillens, J.R., HAHO en HALO: nieuwe inzetmethoden van het Korps Commandotroepen, in: Militaire spectator, nr. 12, 2001, pp. 703-707. • Swillens, J.R., Inzet Korps Commandotroepen in Afghanistan, in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 22-27. • Tabak, W., (red.), Tussen hamer en aambeeld – de Luchtmobiele Brigade in Bosnië, (Brouwer, Delft), 1996. • Tabak, W., Katz, S.M., Een angstaanjagende eenheid: Special Air Service durft en wint, in: Legerkoerier, mei 1996, pp. 20-25. • Tabak , W., Vakbekwaam en vreeswekkend: Jordaanse special forces weten van wanten, in: Legerkoerier, augustus/ september 1997, pp. 20-23. • Tabak (I), W., De ijzeren vuist van de Carabinieri, in: Legerkoerier, april 1998, pp. 28-31. • Tabak (II), W., KSK wereldwijd inzetbaar, in: Legerkoerier, november 1998, pp. 26-29. • Tabak, W., Harde knapen: Belgische commando’s van alle markten thuis, in: Legerkoerier, juli 2001, pp. 16-19. • Taillon, J.P., de, The evolution of special forces in counter-terrorism, the British and American experiences, (Praeger, Westport), 2001. • Taillon, J.P.B., de, Hitting the ground with coalition SOF, in: Special warfare, Nov/Dec 2008, pp. 19-30. • Task force harvest, in: De groene baret, december 2001, p. 13. • Terzian, J., SF advisers in El Salvador: the attack on El Paraiso, in: Special Warfare, Spring 2001, pp. 18-25. • The Iraqi Six back at home, in: De groene baret, september 1991, p. 15. • The Iraqi Six, Operatie “Haven”, speciale verbindingsgroep van 104 wrnverkcie in Irak, in: De groene baret, juni 1991, pp. 5-7. • Thompson, L., The elite counterterrorist manual, a practical guide to elite international units, (Frontline, London), 2009. • Tijdelijke versterking van 2 NLBG SFIR, in: Carré, nr. 3, 2007, p. 15. • Timmermans, J., De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, museumbrochure nr. 28, Vrienden van het Marechausseemuseum, oktober 2006. • Traa, Mark, Op weg naar de groene baret, HP/De Tijd, 21 september 2007, pp. 32-45. • Trainingsofficier BBE, Bijzondere bijstands eenheid mariniers … een tipje van de sluier …, in: Qua patet orbis, juli 2005, pp. 39-41. • Tucker, D., Lamb, C.J., Restructuring special operations forces for emerging threats, Strategic Forum, no. 219, Institute for National Strategic Studies, National Defense University, January 2006. • Tucker, D., Lamb, C.J., United States special operations forces, (Columbia University Press, New York), 2007. • Twigt, A., Commando nieuwe stijl: KCT gefocust op special operations, in: Legerkoerier, nr. 3, 1997, pp. 28-31. • Twigt, A., Klaar voor het echte werk. ���������������������������������������������� Commando’s imponeren tijdens surprise strike, in: Legerkoerier, nr. 3, 1999, pp. 12-13.� • Twigt, A., Denkers en teamspelers, KCT stelt hoge eisen aan kandidaat snipers, in: Legerkoerier, nr. 12, 2000, pp. 18-21. • Twigt, A., Commando’s duiken onder, KCT krijgt veelzijdige waterploegen, in; Legerkoerier, nr. 7, 2001, pp. 4-5. • Twigt, A., Een zeer krachtige drug, commando’s verslaafd aan extreme hoogten, in: Legerkoerier, nr. 1, 2002, pp. 6-7. • Twigt, A., Contra-terreurspecialisten in het groen, Defensiekrant, 5 februari 2004, p. 6-7. • UIM neemt deel aan internationale maritieme oefening in Zweden, anti-terreur eenheden bundelen krachten, in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 36-37. • Van de korpscommandant, De groene baret, juni 2000, p. 5. • Van together separate naar separate together; conventionele eenheden in support van SF begint gestalte te krijgen met het Hydra concept, in: Qua patet orbis, december 2008, pp. 28-31. 167
• Velde, P., ter, Kabul & Kamp Holland, (Conserve, Schoorl), 2008. • Velzen, A.J.T., van, Close air support, in: Qua patet orbis, april 2007, pp. 11-17. • Velzen, A.J.T., van, Abma, J., Het trainingsprogramma van Forward Air Controllers en Laser Operators, in: Qua patet orbis, oktober 2007, pp. 17-19. • Veranderd? Nee! Wel meer ‘bagage’!, in: De groene baret, september 1994, pp. 20-21. • Verhoog, H, Jacobs, P. (red.), 1 (NL) Infanteriecompagnie ISAF 3, 23 juli – 5 november 2002, 2002. • Verkerk, R., Voorwoord commandant Korps Mariniers, in: Qua patet orbis, juli 2009, pp. 3-5. • Verkerk, R., Voorwoord commandant Korps Mariniers, in: Qua patet orbis, juli 2010, pp. 3-5. • Verver, O.G. (red.), Operatie ‘Phalanx’: 19 november 1990-19 april 1991, herinneringsboek Hr. Ms. Philips van Almonde, (onbekend), 1991. • Verslag van de oefening Albian Strike van het Korps Commandotroepen te Wales van 6 – 23 februari 2001, in: Qua patet orbis, juni 2001, p. 32. • Vin, P.J., de, Srebrenica: “the impossible choices of a commander”, master of military studies paper, Marine Corps University, Quantico, 6 March 2008. • Vogels, M.C., Fire-mission: herinneringsboek KM-detachement Bosnië 1, juli 1995-januari 1996, (Korps Mariniers, Rotterdam), kopie 2001. • Voorwoord Commandant Korps Mariniers, in: Qua patet orbis, april 2010, pp. 3-5. • Voorwoord plaatsvervangend C-KCT Lkol Vlijm, in: De groene baret, september 2010, p. 5. • Vorobyov, I.N., Combat employment of special units on mountainous terrain, in: Military thought, 2004, pp. 188-195. • Vries, Abe, de, Het is al oorlog, een multinationale coalitie van commando’s is al in Irak en bereidt in het niet-zo-geheim de grote invasie voor, Elsevier, 15 februari 2003. • Vrijsen, E., Gelouterd naar huis: Nederlandse aanwezigheid in zware militaire in Uruzgan nadert na vier jaar haar einde, in: Elsevier, 3 juli 2010. • Wagemaker, A., Verdegaal, P.H. (eindred.), Herinneringsboek PRT 5: ‘De situatie is rustig, maar niet stabiel’, Den Haag, 2008. • Wal, G.-J., van der, De klipgeiten van het KCT, in: Legerkoerier, nr. 6, 2002, pp. 14-17. • Watersnood treft Limburg, voor de tweede keer binnen twee jaar…, in: De groene baret, maart 1995, p. 6. • Weemering, R.L., 1 (NL) Infanteriecompagnie ISAF 2 20 april – 01 augustus 2002, (onbekend), 2002. • Weger, M.J., de, De binnenlandse veiligheidstaken van de Nederlandse krijgsmacht, (Van Gorcum, Assen), 2006. • Weger, M.J., de, Continuïteit en verandering: het stelsel van antiterreureenheden sinds zijn oprichting, in: Muller, E.R., Rosenthal, U., Wijk, R., de, Terrorisme: studies over terrorisme en terreurbestrijding, (Kluwer, Deventer), 2008. • Wells, C.B., Breaking the Afghan insurgency, in: Special Warfare, September/October 2007, pp. 20-29. • ‘We moeten klaarstaan’: C-KCT stoomt personeel klaar voor inzet, in: Flex, december 2002/januari 2003, pp. 14-16. • ‘We werden direct hevig onder vuur genomen’, in: Landmacht, mei 2010, pp. 21-23. • Werkgroep 50 jaar kikvorsmannen binnen het Korps Mariniers, Met het kompas op de horizon: 50 jaar kikvorsmanherinneringen, 2009. • Wesselink, L., GAAI: kracht door eenvoud, in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 34-36. • Wessels, H., Bolier, K.D., Herinneringsboek ISAF 6 april – augustus 2003 1 (NL) Infanteriecompagnie, (onbekend), 2003. • Westerhoven, L.M., van, Oosbree, G., van, De aanspreektitel voor een aspirant-commando is: ‘cursist’, in: Armex, nr. 1, 2002, pp. 6-8.
168
• Westerhoven, L.M., van, Oosbree, G., van, Het Korps Commandotroepen sinds ´9-11´, van super waarnemerverkenners naar Special Forces Operators, in: Armex, nr. 4, 2008, pp. 11-14. • Westerhoven, L., van, Vallende Nederlandse sterren boven Afghanistan, in: De groene baret, december 2010, pp. 6-10. • Westerhoven, L., van, ‘In opperste concentratie naar beneden’, in: Landmacht, maart 2011, pp. 24-27. • Wiebes, C., Intelligence and the war in Bosnia 1992-1995, (LIT, Münster), 2003. • Wiggen, O.P., van, Van de korpscommandant, in: De groene baret, december 1998, p. 5. • Wiggen, O.P., van, Offensieve inzet van speciale eenheden, in: Militaire spectator, nr. 1, 1999, pp. 6-14. • Wiggen (I), O.P., van, Helikopters vanuit Special Forces-perspectief, in: Militaire spectator, nr. 4, 2000, pp. 177-182. • Wiggen (II), O.P., van, De vorming van de commando, in: Opleiding & training, nr. 10, 2000, pp. 10-17. • Wiggen, O.P., van, Tijgers in een kooi, in: Carré, nr. 6, 2002, pp. 16-19. • Wiggen, O.P., van, Het gevecht om Takur Ghar: 4 maart 2002, de Shah-e-Kot vallei in Oost-Afghanistan, in: Infanterie, september 2005, pp. 4-7. • Wiggen, O.P., van, De NLD Special Forces Task Group (SFTG) in Operatie Enduring Freedom, in: Carré, nr. 3, 2007, pp. 36-39. • Wijk, R., de, The art of military coercion: why the West’s military superiority scarcely matters, (Mets & Schilt, Amsterdam), 2005. • ‘Wij zijn ervoor om op korte termijn te worden ingezet’, Korps commandotroepen: ‘hit and run’, in: Flex, juni 2000, pp. 4-6. • Wohlgethan, A., Endstation Kabul. Als deutscher Soldat in Afghanistan. ������������������ Ein Insiderbericht (Econ, Berlin), 2008. • Wohlgethan, A., Operation Kundus. Mein zweiter Einsatz in Afghanistan, (Econ, Berlin), 2010. • Zuur, R., Ervaringen uit de BBE-opleiding 2005, in: Qua patet orbis, december 2005, pp. 58-59. • Zuur, R., Autumn waves 2005, in: Qua patet orbis, april 2006, pp. 54-55.
169
Bijlage A – Bijkomende activiteiten • Civil afairs. Dit is het ondersteunen bij de (weder)opbouw van betreffend land of gebied. • Coalition support: activiteiten om buitenlandse eenheden in de eigen commando- en inlichtingenstructuren op te nemen. • Combat search and rescue. Hiermee wordt het zoeken en redden van militairen uit gebied dat onder controle staat van de tegenstander bedoeld, bijvoorbeeld neergestorte piloten. • Contraterrorisme. Dit zijn verstorings-, gevechts- en vernietigingsacties, tegen terroristen of hun voorzieningen. De benaming ‘terrorist’ moet nauwkeurig worden gebruikt, om niet te worden verward met reguliere militaire tegenstanders, strijders in een burgeroorlog of opstandelingen. In de hoofdstukken vier en vijf wordt alleen van contraterrorisme-optreden gesproken als duidelijk is dat de MSE in actie kwamen tegen personen die een aanslag wilden plegen, zoals individuele (berm)bommenmakers in Uruzgan. Wordt gesproken van grotere eenheden strijders of ‘de Taliban’ dan zal een actie tegen hen niet als contraterrorisme worden geclassificeerd. • Counterdrug-activiteiten. Dit omvat het waarnemen, monitoren en tegengaan van productie, vervoer en gebruik van drugs. • Countermine activiteiten tegen mijnen en andere explosieven, inclusief de dreiging daarvan voor burgers. • Contraproliferatie. Het tegengaan van de (verdere) verspreiding van chemische, biologische, radiologische en nucleaire wapens en gerelateerde technologie (en kennis), bijvoorbeeld acties om wapen(opslag) faciliteiten, laboratoria en transportmiddelen te vinden, onklaar te maken of te vernietigen. • Ecology and biodiversity. Dit zijn activiteiten om het milieu of de biodiversiteit te beschermen. • Field Liaison Team. Dit is een klein team van militairen dat gespecialiseerd is in contacten met de lokale bevolking om inlichtingen te verzamelen. • Force protection. Dit omvat het beschermen van eigen eenheden, locaties of personen tegen verschillende soorten militaire en niet-militaire dreigingen. In deze studie worden onder ‘eigen eenheden’ ook niet-militairen die een rol spelen in een conflict worden gerekend, zoals bevriende politici of lokale politieeenheden. Het moet daarbij wel gaan om directe bescherming ter plaatse, niet bijvoorbeeld het verzamelen van inlichtingen die later kunnen helpen om ´eigen eenheden´ veiliger te maken. • Humanitaire hulp. Het verlenen van hulp aan getroffenen door rampen. In de hoofdstukken vier en vijf wordt ook het verlenen van medische hulp zonder dat sprake is van rampen tot HA gerekend. • Information operations. Dit is het beschermen of aanvallen van informatie-, computer- en communicatiesystemen. • Joint Commissioned Observers. JCO’s zijn zo neutraal mogelijke bemiddelaars tussen partijen in conflicten. Lokaal verkregen informatie kan worden gebruikt om politieke oplossingen te vinden. • Non-combattant evacuations. Dit is het veilig wegvoeren van burgers uit conflictgebieden. Daarbij kan het om burgers uit het eigen land of uit bevriende naties gaan. • Psychological operations. Doel hiervan is het beïnvloeden van de militaire tegenstander, maar ook de politieke leiders of de bevolking van een gebied, door het bewust verspreiden van informatie.
Bron: Horn, De Taillon en Last (2010), pp. 61-78, Marineblad (2007), Tucker en Lamb (2007), p. 166, Van den As (2007), p. 11, Gompert en Smith (2006), p. 2, Pranger en Hagedoorn (2006), p. 47, Rothstein (2006), p. 22-23, Modigs (2003/2004), p. 44-45, Fitzsimmons (2003), pp. 208-212, Brantz (2002), p. 9, Joint commissioned observers (2000). 170
171
172