STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING INZAKE PARKEERPLAATSEN EN FIETSSTALPLAATSEN BIJ HET CREËREN VAN MEERDERE WOONGELEGENHEDEN Art. 1 - Toelichting Sedert de afschaffing van de omzendbrief van 17 juni 1970 betreffende de eis om bij bouwwerken parkeerruimte te scheppen, behoort het gemeentelijk parkeer- en garagebeleid volledig tot de gemeentelijke bevoegdheid. Door de toenemende verdichting van het stadscentrum en het toenemende gebruik van de auto wordt de parkeerdruk steeds meer op het openbaar domein afgewenteld. Dit is vooral voelbaar door het toenemend aantal meergezinswoningen met bijhorende bewoners met een wagen. Het is daarom wenselijk dat de stad via het vergunningenbeleid de realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein juridisch kan afdwingen. Met het oog op het gebruikscomfort en de leefkwaliteit voor de bewoners in de stadskern is het aangewezen dat er bij nieuwe meergezinswoningen, projecten voor groepswoningbouw of andere projecten waardoor er meer dan één woongelegenheid wordt verkregen, voldoende parkeerruimte op eigen terrein wordt voorzien. Zoniet wordt het parkeren van auto’s volledig op het openbaar domein afgewenteld. Deze gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is opgemaakt in toepassing van artikel 2.3.2 §2 van het decreet van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening zoals vastgesteld bij besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening. Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening is een geschikt instrument om het gemeentelijk vergunningenbeleid inzake ruimtelijke ordening te ondersteunen met maatregelen van algemene stedenbouwkundige aard, die gelden voor een deel van of het gehele grondgebied. Er worden in deze verordening verplichtingen opgelegd tot realisatie van parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen bij bepaalde aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen. Aan de lokale problematiek, in het bijzonder deze inzake de realisatie van parkeerplaatsen, kan de stad alsnog verder tegemoetkomen bij de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en/of met een gepaste aanleg van het openbaar domein. Deze stedenbouwkundige verordening maakt de koppeling met een gemeentelijk belastingsreglement waardoor in bepaalde gevallen door de aanvrager een vergoeding moet worden betaald aan de stad bij de onmogelijkheid tot het voldoen aan de verordening. De stad kan deze financiële middelen vervolgens aanwenden voor eigen realisaties op het openbaar domein in functie van het parkeren, zoals voorzien in het gemeentelijk mobiliteitsplan.
Art. 2 - Definities -
Meergezinswoning: een gebouw dat meer dan één woongelegenheid omvat, met uitzondering van bejaardentehuizen, serviceflats of assistentiewoningen, zorgwoningen,
1/5
-
-
-
-
verpleeginrichtingen, kloosters, hotels, internaten, aangepaste woningen voor de huisvesting van hulpbehoevende personen en studentenkamers1. Studio: woongelegenheid zonder afzonderlijke slaapkamer of met maximum 1 aparte slaapkamer met een netto bewoonbare vloeroppervlakte van maximum 45 m² Groepswoningbouw: het gemeenschappelijk oprichten van 2 of meer woningen die een gemeenschappelijke werf hebben en fysisch of stedenbouwkundig met elkaar verbonden zijn. Parkeerplaats: een garage of standplaats op privaat terrein, daartoe speciaal aangelegd en uitgerust en bestemd voor het parkeren van wagens en als dusdanig door het college van burgemeester en schepenen aanvaard. Garage: een gesloten stalling voor wagens met een breedte van minstens 2,75 m en een lengte van minstens 5 m lang en 2 m hoog (binnenmaten). Standplaats: een stalling voor wagens in een gesloten of overdekte ruimte of in open lucht, bestaande uit een rechthoekig vlak van ten minste 2,50 m breed en 5 m lang en 2 m hoog. Fietsstalplaats: Een open of overdekte ruimte die voldoende groot en uitgerust is (bvb. met rekken, steunmuur) voor het stallen van 1 fiets Aanleggen van een parkeerplaats: o Bouwen of inrichten van een nieuwe parkeerplaats. o Het in eigendom hebben of verwerven van een bestaande parkeerplaats. Een dergelijke parkeerplaats mag nog niet opgenomen zijn als parkeerplaats, horende bij een wooneenheid van een andere bouwvergunning. De parkeerplaats moet in eigendom zijn van de bouwheer op het ogenblik van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Een zakelijk recht van minstens 50 jaar (bvb erfpacht of recht van opstal) wordt in deze verordening gelijkgesteld met bezit.
Art. 3 - Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de stad Torhout, zowel bij het bouwen van nieuwe meergezinswoningen of groepswoningbouwprojecten als bij het uitvoeren van functiewijzigingen, uitbreidings- en/of verbouwingswerken aan gebouwen waardoor zij, al dan niet door eventueel opdeling of samenvoeging, in het totaal meer dan 1 woongelegenheid verkrijgen. Bij conflicten met andere plannen primeren ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg en verkavelingen. De verplichte aanleg van parkeerplaatsen mag bvb de groenaanleg niet teniet doen.
Art. 4 - Normen in verband met het aantal parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen De vergunninghouder is verplicht om het benodigde aantal parkeerplaatsen aan te leggen zoals in deze verordening bepaald. Het minimum aantal parkeerplaatsen waarover een meergezinswoning of een project voor groepswoningbouw dient te beschikken is gelijk aan 1,5 x het totaal aantal 1
Het voorzien van fietsenbergingen bij studentenkamers wordt geregeld door het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en verdere wijzigingen. Artikel 8 §3 van dit decreet bepaalt dat "ieder studenten- of studentengemeenschapshuis moet beschikken over een ruimte voor de berging van evenveel fietsen als er studentenkamers zijn."
2/5
-
-
woongelegenheden in het project. Voor studio's moet minstens 1 parkeerplaats per woongelegenheid worden voorzien. Voor meergezinswoningen die worden opgetrokken door een sociale huisvestingsmaatschappij met de bedoeling om de appartementen te verhuren moeten per drie woongelegenheden twee parkeerplaatsen worden voorzien. Het minimum aantal fietsstalplaatsen bedraagt 2 per woongelegenheid. Voor studio's geldt een norm van minimum 1,5 fietsstalplaatsen per woongelegenheid. Bij een verbouwing of uitbreiding van een (meergezins)woning of groepswoningbouwproject zijn de normen enkel van toepassing indien er bijkomende woongelegenheden gerealiseerd worden. Om voor bijkomende delen te voldoen aan deze verordening, mogen de bestaande parkeerplaatsen enkel in rekening gebracht worden indien aangetoond wordt dat de bestaande delen voldoen aan de verordening. Bij een functiewijziging waardoor een gebouw meerdere woongelegenheden verkrijgt, gelden de normen voor de bijkomende woongelegenheden. Het minimum aantal parkeerplaatsen per project dient steeds in functie van het project te worden behouden zolang de inrichting blijft bestaan waarvoor ze gelden, ook na overdracht van de zakelijke rechten van het project.
Art. 5 - Normen in verband met inrichting van de parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen -
-
-
De parkeerplaatsen dienen te voldoen aan de volgende normen: Min. Lengte Min. Breedte
Min. Hoogte
Garage
5,00 m
2,75 m
2,00 m
Standplaats
5,00 m
2,50 m
2,00 m
Fietsstalplaats
1,75 m
0,70 m
2,00 m
Per woongelegenheid dient er minstens 1 parkeerplaats rechtstreeks toegankelijk te zijn voor de gebruikers van de woongelegenheid waarop zij betrekking heeft. Een parkeerplaats waar meerdere auto's achter elkaar geparkeerd worden, kan slechts als parkeerplaats bij 1 woongelegenheid in aanmerking genomen worden. De toegangsweg naar de parkeerplaatsen moet, afhankelijk van de hoek tussen de parkeerplaats en de toegangsweg, volgende minimale afmetingen hebben: Minimale breedte toegangsweg 6,00 m 5,00 m 4,00 m 3,50 m 3,00 m
Hoek tussen parkeerplaats en toegangsweg 90° 60° 45° 30° 0° (parkeerplaatsen evenwijdig met rijrichting)
3/5
-
-
-
De parkeerplaatsen moeten altijd voorzien worden op het betreffende perceel of binnen een straal van 100 m van het perceel waarop het bouwwerk of de functiewijziging wordt gerealiseerd. In het dossier voor de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet duidelijk aangegeven worden waar de parkeerplaatsen zich bevinden. Fietsstalplaatsen dienen altijd te worden voorzien op het perceel waarop het bouwproject is gesitueerd. Fietsstalplaatsen moeten gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf de openbare weg . Ze mogen deel uitmaken van dezelfde ruimte als parkeerplaatsen op voorwaarde dat alle minimale afmetingen worden gerespecteerd. Het college van burgemeester en schepenen kan op basis van een schriftelijke motivatie van de aanvrager afwijken van de normen van deze verordening. Een afwijking kan bijvoorbeeld toegestaan worden bij het gebruik van alternatieve parkeer- of stalsystemen die een even goede oplossing vormen maar niet passen binnen de normen van deze verordening.
Art. 6 - Dossiersamenstelling Bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor een project binnen het toepassingsgebied van deze verordening dient een nota gevoegd, ondertekend door de architect en de bouwheer, waarbij het parkeren toegelicht wordt en waarbij, in voorkomend geval, de motivatie is opgenomen om af te wijken van deze normen. Deze motivatie kan enkel betrekking hebben op stedenbouwkundige argumenten en op de technische onmogelijkheid om de normen na te leven. Op het grondplan dat bij de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning is gevoegd, moeten de parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen worden aangegeven met genummerde rechthoeken die voldoen aan de bepaalde minimumafmetingen.
4/5
Art. 7 - Afwijkingsmogelijkheden Wanneer uit de plannen en de motivatienota, gevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, blijkt dat aan deze verordening niet kan voldaan worden omwille van technische of stedenbouwkundige redenen, kan de vergunning geweigerd worden. In voorkomend geval is het gemeentelijk belastingsreglement op ontbrekende parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen van toepassing.
Art. 8 - Overige bepalingen Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de vergunningverlenende overheid om specifieke voorwaarden voor het aanleggen van parkeerplaatsen op te leggen bij gebouwen die geen meergezinswoningen zijn. De in de verordening beoogde aanvragen moeten tevens voldoen aan de normen van de gewestelijke verordening toegankelijkheid.
Art. 9 - In werking treding Deze verordening treedt in werking 10 dagen na bekendmaking van de goedkeuringsbeslissing in het Belgisch Staatsblad. Aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning waarvan het ontvangstbewijs is afgeleverd voor de datum van inwerkingtreding van de verordening zijn vrijgesteld van de toepassing van de verordening.
5/5