Statuten Stichting Prisma NAAM EN ZETEL Artikel 1. 1. De stichting is genaamd: PRISMA, Stichting voor protestants christelijk en oecumenisch onderwijs in Almere. 2. De stichting komt voort uit de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs te Almere en de stichting voor Oecumenisch Primair Onderwijs te Almere. 3. Zij heeft haar zetel in Almere. GRONDSLAG Artikel 2. 1. De stichting beoogt onderwijs te doen geven met de Bijbel als grondslag en beschouwt de Bijbel als het bevrijdende en verlossende verhaal van God met mensen, zoals dit manifest is geworden in Jezus Christus en door de kerken wordt uitgedragen. 2. In de van de stichting uitgaande scholen worden de doelstellingen van onderwijs en opvoeding en de wijze van samenleven en samenwerken getoetst aan het in het eerste lid van dit artikel genoemde fundament. DOEL Artikel 3. 1. De stichting PRISMA stelt zich ten doel: het stichten en in stand houden van protestants christelijke en oecumenische scholen in Almere, een en ander in de ruimste zin van het woord. MIDDELEN Artikel 4. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door: 1. de oprichting en instandhouding van een of meer protestants christelijke en oecumenische scholen; 2. mee te werken aan de vorming en instandhouding van een christelijk geïnspireerd onderwijsbeleid op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, met name door het samenwerken met instellingen die een gelijk of gelijksoortig doel nastreven; 3. het bevorderen van contacten tussen de scholen en de ouders van de leerlingen en tussen de scholen onderling; 4. het geven van voorlichting alsmede het in studie nemen van vraagstukken die betrekking hebben op of in verband staan met het doel van de stichting; 5. het benutten van alle andere wettige middelen die ter bereiking van het doel dienstig kunnen zijn. IDENTITEIT Artikel 5. 1. Het onderwijs wordt gegeven overeenkomstig het bepaalde in het artikel 2 en het “Charter van identiteit”. 2. De inhoud en de vorm van de godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming worden geregeld in het schoolplan zodanig dat de deelnemende richtingen zich daarin kunnen herkennen. ORGANEN Artikel 6. De stichting kent de volgende organen: a. het College van Bestuur, zijnde het „bevoegd gezag‟ in de zin van de onderwijswetgeving van de door de stichting in stand gehouden scholen, tevens het bestuur van de stichting (verder te noemen: Bestuur); b. de Raad van Toezicht (verder te noemen: Raad).
BESTUUR Artikel 7. 1. Het Bestuur bestaat uit maximaal drie leden, waaronder een voorzitter, te benoemen door de Raad van Toezicht. 2. De leden van het Bestuur dienen de grondslag en het doel van Prisma te onderschrijven en tekenen daartoe het charter van identiteit. 3. Besluiten van het Bestuur worden schriftelijk vastgelegd en ter kennisneming aan de Raad van Toezicht en de directeuren gezonden. 4. Het Bestuur vergadert in beslotenheid. Alleen op uitnodiging van de voorzitter kunnen derden aanwezig zijn bij de vergadering of een deel ervan. Artikel 8. 1. Het Bestuur richt zich ten aanzien van de vervulling van zijn taak naar het belang van Prisma, zoals verwoord in artikel 2 en 3 van de statuten. 2. Het Bestuur oefent zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit met inachtneming van het in de wet en de statuten en de reglementen bepaalde. 3. Het Bestuur draagt, conform artikel 14 van de statuten zorg voor een adequate informatievoorziening ten behoeve van de raad. 4. Het Bestuur zal met betrekking tot hetgeen hem uit hoofde van zijn functie vertrouwelijk te zijner kennis is gekomen de nodige zorgvuldigheid en geheimhouding in acht nemen. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband. 5. Vermeende gevallen van belangenverstrengeling worden door het Bestuur voorgelegd aan de Raad van Toezicht. 6. Mogelijke gevallen van onverenigbaarheid van het uitvoeren van nevenfuncties door leden van het Bestuur met de uitoefening van hun bestuurlijke functie ten behoeve van Prisma, worden voorgelegd aan de Raad van Toezicht. BESTUURSBEVOEGDHEID Artikel 9. 1. Het Bestuur is het bevoegd gezag van de onder Prisma ressorterende scholen in de zin van de Wet Primair Onderwijs en de Wet Expertise Centra. 2. Het Bestuur is daarmee verantwoordelijk voor het besturen van Prisma en de door Prisma in stand gehouden scholen conform de wet en de statuten, met inachtneming van het in artikel 13 lid 5 van de statuten gestelde. De aldaar genoemde besluiten moeten ter goedkeuring aan de raad worden voorgelegd. 3. Het Bestuur legt zich toe op de hoofdlijnen van het beleid en houdt toezicht op de uitoefening van taken en verantwoordelijkheden en het functioneren van de scholen en de afzonderlijke directeuren. Dit geldt evenzo voor het personeel van de algemeen ondersteunende dienst. 4. De wijze waarop de directeuren bijdragen aan het beleid van Prisma en de manier waarop de samenwerking met het Bestuur vorm krijgt wordt vastgelegd in een managementstatuut. Hierin worden de taken en bevoegdheden vastgelegd welke het Bestuur opdraagt aan directeuren en instructies ten aanzien van deze taken en verantwoordelijkheden. Dit onderdeel van het managementstatuut is op te vatten als het managementstatuut overeenkomstig de Wet Primair Onderwijs en de Wet Expertise Centra. 5. Het Bestuur bestuurt onder meer met behulp van jaarlijkse (management)overeenkomsten met de directeuren, waarin de door de directeuren te behalen resultaten zijn opgenomen. Dit zijn de resultatenplannen. 6. Het bestuur beoordeelt jaarlijks mede aan de hand van door de directeuren opgestelde evaluaties de uitvoering van de in het vorige lid genoemde overeenkomsten. 7. Het bestuur draagt er zorg voor dat er jaarlijks zo spoedig mogelijk na afloop van een schooljaar een integraal jaarverslag wordt uitgebracht.
RAAD VAN TOEZICHT Artikel 10. 1. De Raad bestaat uit minimaal vijf en maximaal zeven leden, waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter. 2. De leden van de raad dienen de grondslag en het doel van Prisma te onderschrijven en tekenen daartoe het charter van identiteit. De Raad van Toezicht streeft ernaar één lid te hebben van zijn raad, die zich verbonden weet met de katholieke gemeenschap. 3. Benoeming van een lid van de Raad vindt plaats op voordracht van de voorzitter van de Raad. 4. Als leidraad voor de samenstelling van de raad wordt gebruik gemaakt van een door de Raad na overleg met het Bestuur vast te stellen profielschets. De profielschets bevat kenmerken waaraan leden van de Raad dienen te voldoen. Teneinde te kunnen beschikken over voldoende spreiding van deskundigheid worden ook specifieke eisen vermeld. Een lid van de Raad bezet de kwaliteitszetel identiteit. Dit lid heeft als specifieke opdracht het bewaken van de identiteit van de scholen. 5. De voorzitter en de vice-voorzitter en het lid dat de kwaliteitszetel identiteit bezet worden benoemd op basis van een profielschets welke de Raad na overleg met het Bestuur vaststelt. 6. De leden van de Raad worden benoemd voor een zittingsperiode van 4 jaren; herbenoeming is maximaal eenmaal mogelijk. 7. De Raad stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de statuten een rooster van aftreden op. 8. Er is een regeling voor de vergoeding van de leden van de Raad van Toezicht. 9. Een lid van de Raad is niet benoembaar als deze in dienstverband staat tot de stichting. Personen die met elkaar gehuwd zijn, die met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren of elkaars bloed-en aanverwant zijn in de eerste of tweede graad, mogen niet tegelijkertijd deel uit maken van het Bestuur of de Raad. 10. Het lidmaatschap eindigt door bedanken, ontslag, overlijden onder curatelestelling en faillissement van het lid. Artikel 11. 1. De vergaderingen van de Raad worden bijgewoond door het Bestuur. 2. Naast bovengenoemde vergaderingen vergadert de raad minimaal éénmaal per jaar buiten de aanwezigheid van het Bestuur. Deze vergadering heeft tot doel het functioneren van de Raad te evalueren, alsmede de relatie tot het Bestuur en de samenstelling en beoordeling van het Bestuur. 3. De Raad vergadert in beslotenheid. Alleen op uitnodiging van de voorzitter kunnen derden aanwezig zijn bij de vergadering of een deel ervan. 4. Voor zover in deze statuten niet anders wordt bepaald, worden de besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen in een vergadering waarin meer dan de helft van de stemgerechtige Raad van Toezichtleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 5. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd. 6. In alle geschillen omtrent stemmingen beslist de voorzitter BEVOEGDHEDEN RAAD VAN TOEZICHT Artikel 12. 1. De Raad richt zich ten aanzien van de vervulling van zijn taak naar het belang van Prisma, zoals verwoord in artikel 2 en 3 van de statuten. 2. De leden van de Raad oordelen onafhankelijk en laten zich bij de uitoefening van bevoegdheden en taken niet leiden door individuele belangen van personen en groeperingen binnen of buiten Prisma. 3. De Raad en de individuele leden ervan gaan prudent om met rechtstreekse contacten binnen en buiten Prisma voor zover deze betrekking hebben op dan wel verband houden met bestuurlijke aangelegenheden van Prisma en/of haar scholen en/of werknemers. 4. De leden van de Raad zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen uit hoofde van hun functie ter kennis is gekomen voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt of hen uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting eindigt niet bij de beëindiging van het lidmaatschap van de Raad. 5. Leden van de Raad zijn verplicht deel te nemen aan de in de jaarplanning opgenomen vergaderingen van de Raad. Bij herhaalde afwezigheid wordt het betreffende lid hierop door de voorzitter aangesproken.
6.
Leden van de Raad treden tussentijds af wanneer dit naar het oordeel van de Raad als gevolg van onvoldoende functioneren, structurele onenigheid van inzichten, onverenigbaarheid van belangen of anderszins geboden is. Het betrokken lid voegt zich naar het oordeel van de Raad. De voorzitter van de Raad dient in deze situaties waar nodig een actieve en beslissende rol te spelen.
Artikel 13. 1. De Raad van Toezicht houdt toezicht op de verwezenlijking van grondslag en doelstelling van de stichting, alsmede op het functioneren van het Bestuur. De Raad van Toezicht adviseert het Bestuur gevraagd en ongevraagd. 2. De stichting wordt door de Raad vertegenwoordigd in geval de positie of betrokkenheid van één of meer leden van het Bestuur zich verzet tegen vertegenwoordiging door of vanuit het Bestuur. 3. De Raad benoemt, schorst en ontslaat de leden van het Bestuur, en stelt hun arbeidsvoorwaarden vast. 4. De Raad stelt het reglement voor de Raad vast. De Raad stelt voorts het reglement van het Bestuur vast. 5. Goedkeuring door de Raad is vereist met betrekking tot: a. het vaststellen van de begroting en van wijzigingen van de begroting; b. het vaststellen van de jaarrekening, het treasurystatuut en het jaarverslag; c. het vaststellen van het strategisch plan, de meerjarenbeleidsplannen en het jaarplan; d. het vaststellen van het managementstatuut; e. het stichten, wijzigen van richting, opheffen, fuseren of afsplitsen van delen van de school, daaronder mede verstaan het aangaan/beëindigen van duurzame samenwerkingsrelaties met derden; f. ingrijpende reorganisaties, waaronder in ieder geval moet worden verstaan het gelijktijdig of binnen een kort tijdsbestek beëindigen van de arbeidsovereenkomsten dan wel ingrijpend wijzigen van de arbeidsvoorwaarden van meer dan 5% (aantal FTE‟s) van het in dienst van de stichting zijnde personeel; g. het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen; h. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt; i. aangaan van geldleningen, conform de geldende procuratieregeling, vast te stellen door de raad; j. Een aanvraag tot faillissement of surséance van betaling. 6. De raad benoemt de accountant, op voordracht van het Bestuur. INFORMATIEVERSCHAFFING Artikel 14. 1. Het Bestuur verstrekt aan de Raad tijdig (schriftelijke) informatie over alle feiten en ontwikkelingen met betrekking tot Prisma, welke informatie de raad nodig heeft om adequaat te kunnen functioneren en zijn taken naar behoren te kunnen uitoefenen een en ander conform artikel 8 lid 3 van de statuten. PERSONEELBELEID Artikel 15. Voorwaarde voor benoeming is dat onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel met lesgevende taken – daarbij inbegrepen zij die nog in opleiding zijn – instemmen met de grondslag van de stichting door ondertekening van het charter van identiteit. Voorwaarde voor benoeming is dat onderwijsondersteunend personeel zonder lesgevende taken – daarbij inbegrepen zij die nog in opleiding zijn – de identiteit zoals verwoord is in het charter van identiteit respecteren. Bij de benoeming op scholen dient rekening te worden gehouden met de door het Bestuur vastgestelde kerkelijke richting of stroming van de betreffende school. Bij de benoeming op oecumenische scholen dient rekening te worden gehouden met een evenredige vertegenwoordiging van Rooms Katholieke en Protestants Christelijke tradities.
FINANCIEEL BELEID EN GELDMIDDELEN Artikel 16 1. De geldmiddelen van de stichting worden verkregen door: - subsidies uit de openbare kas en donaties; - hetgeen de stichting door schenking verkrijgt of op enigerlei andere rechtmatige wijze verkrijgt; - hetgeen de stichting verkrijgt uit het aan derden ter beschikking stellen van haar accommodatie en kennis; - erfstellingen en legaten, die echter alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard; - eventuele andere baten. 2. Indien het vermogen der stichting niet toereikend is voor het deugdelijk naleven van het doel der stichting mogen de benodigde gelden ter leen worden opgenomen. REGLEMENTEN Artikel 17. 1. De gedragsregels, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Bestuur zijn vastgelegd in het reglement van het College van Bestuur. 2. De gedragsregels, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Raad zijn vastgelegd in het reglement van de Raad van Toezicht. STATUTENWIJZIGING. Artikel 18. 1. Zowel het Bestuur als de Raad zijn bevoegd tot het doen van voorstellen met betrekking tot wijziging van de statuten. De Raad is bevoegd deze statuten te wijzigen, na voorafgaand schriftelijk advies van het Bestuur. 2. Een voorstel tot statutenwijziging kan worden gedaan door tenminste drie leden van de Raad van Toezicht en moet tenminste drie weken voor de beslissende vergadering schriftelijk ter kennis worden gebracht van alle leden van de Raad. 3. Behoudens het bepaalde in het vierde lid dient een besluit tot statutenwijziging te worden genomen met een meerderheid van tenminste tweederde deel der uitgebrachte geldige stemmen in een speciaal tot dit doel bijeengeroepen vergadering waarin tenminste tweederde der leden van de Raad aanwezig is. 4. Tot wijziging van de artikelen 2, 3 en 4 van deze statuten alsmede van dit lid kan slechts besloten worden met algemene stemmen in een vergadering waarin alle leden van de Raad aanwezig zijn. In zodanig geval mag er geen sprake zijn van vacatures in de Raad. Voor wijziging van art. 15 over personeelsbeleid, alsmede de bepalingen over het raadslid verbonden met de katholieke traditie en de kwaliteitszetel in art. 10 is instemming nodig van de NKSR. Goedkeuring is nodig van de NKSR voordat het besluit van de stichting om de oecumenische scholen van richting te laten veranderen in werking kan treden. 5. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Het Bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. ONTBINDING EN VEREFFENING Artikel 19 1. De stichting kan worden ontbonden bij besluit van de Raad van Toezicht, na voorafgaand schriftelijk advies van het Bestuur. Een zodanig besluit wordt met unanieme stemmen genomen in een voltallige vergadering van de Raad van Toezicht. 2. Een besluit tot ontbinding wordt geacht tevens een besluit tot vereffening te zijn. 3. De vereffening geschiedt door het Bestuur. 4. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt uitgekeerd aan een door de Raad van Toezicht bij het besluit van ontbinding aan te wijzen rechtspersoon waarvan de doelstelling zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van de stichting. Indien en voor zover een dergelijke aanwijzing niet heeft plaats gehad of niet meer uitgevoerd kan worden, wordt op verzoek van vereffenaar(s) het batig saldo besteed overeenkomstig een door de Kantonrechter of een andere Rechter binnen wiens rechtsgebied de zetel van de stichting is gelegen, te bepalen doel.
SLOTBEPALING Artikel 20. 1. Indien binnen de stichting verschil van mening bestaat over de uitleg van enige bepaling van deze statuten en het reglement van de Raad beslist de Raad van Toezicht. 2. In alle gevallen waarin de wet, de statuten of de reglementen niet voorzien, beslist het Bestuur.