STATUTEN STICHTING VU
STATUTEN
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN 1.1.
In deze statuten hebben de volgende begrippen de daarachter vermelde betekenissen: AMC betekent het Academisch Medisch Centrum, het rechtspersoonlijkheid bezittend academisch ziekenhuis bij de UvA. Bestuursreglement VU betekent het Bestuursreglement van de Vrije Universiteit. BW betekent Burgerlijk Wetboek. College van Bestuur betekent het bestuur van de Stichting, dat tevens het instellingsbestuur vormt van de VU. Gezamenlijke Vergadering betekent de ondernemingsraad en de universitaire studentenraad van de VU, gezamenlijk handelend. Ledenraad Vereniging betekent de ledenraad van de Vereniging dan wel, indien toepasselijk, de Vereniging handelend na voorafgaande goedkeuring van haar ledenraad. Raad van Toezicht betekent de raad van toezicht van de Stichting, die tevens de raad van toezicht vormt van de VU. Schriftelijk betekent een bericht dat is overgebracht bij brief, telefax of e-mail of enig ander elektronisch communicatiemiddel, mits het bericht leesbaar en reproduceerbaar is. Stichting betekent Stichting VU waarvan de interne organisatie wordt beheerst door deze statuten. Stichting VUmc betekent Stichting VUmc, gevestigd te Amsterdam. Tegenstrijdig Belang betekent een direct of indirect persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van de Stichting en de met haar verbonden instelling. UvA betekent de Universiteit van Amsterdam, te Amsterdam. Vereniging betekent de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg, gevestigd te Amsterdam. VU betekent Vrije Universiteit, te Amsterdam. VUmc betekent het VU medisch centrum, te Amsterdam. WHW betekent Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. 1.2. Verwijzingen naar artikelen zijn verwijzingen naar artikelen van deze statuten tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.3. Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld, sluit een verwijzing naar het mannelijke geslacht een verwijzing naar het vrouwelijke geslacht in en omgekeerd.
3
HOOFDSTUK 2. NAAM, ZETEL, GRONDSLAG, DOEL ARTIKEL 2. NAAM EN ZETEL, ACHTERGROND 2.1. 2.2. 2.3.
2.4.
De Stichting draagt de naam: Stichting VU. Zij heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam. De Stichting heeft haar huidige vorm verkregen per 1 januari 2016, bij gelegenheid van de afsplitsing van VUmc naar een van de Stichting (toen Stichting VU-VUmc geheten) afgesplitste nieuwe stichting, Stichting VUmc. De Stichting VU-VUmc is ontstaan in het kader van de afsplitsing - per een januari tweeduizend twaalf - van de instellingen VU en VUmc van de Vereniging. De Stichting heeft geen winstoogmerk.
ARTIKEL 3. GRONDSLAG 3.1.
3.2.
De Stichting aanvaardt de Bijbel als inspirerend uitgangspunt van al haar handelen. Zij wil zich laten leiden door het Evangelie van Jezus Christus waarin de mens wordt opgeroepen God en zijn wereld van harte te dienen. De Stichting mag geen bindingen aangaan die de vrijheid van het te geven onderwijs en te verrichten onderzoek kunnen aantasten.
ARTIKEL 4. DOEL 4.1.
De Stichting heeft ten doel: a. het verzorgen van hoger onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in betrokkenheid op en ten dienste van de samenleving; en b. het daarbij bevorderen van de informatievoorziening over en bezinning op de relatie tussen hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek enerzijds en levensbeschouwing, cultuur en samenleving anderzijds. 4.2. Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door: a. het in stand houden van de VU; b. het in samenwerking met de Vereniging en Stichting VUmc ontwikkelen en organiseren van informatievoorziening en publieksactiviteiten rond met name vragen en thema’s gericht op de relatie tussen het werk van de instellingen VU en VUmc en levensbeschouwing, cultuur en samenleving; c. het aanvaarden van verantwoordelijkheid voor en eventueel deelnemen in andere instellingen voor hoger onderwijs of wetenschappelijk onderzoek; d. het in samenwerking met de Vereniging en Stichting VUmc initiëren, organiseren, mede-organiseren, dan wel ondersteunen en faciliteren van informatievoorziening en activiteiten gericht op de bevordering van de wederkerige relatie tussen de instellingen VU en VUmc en de samenleving; en e. de samenwerking met andere rechtspersonen en daarmee verbonden instellingen die een vergelijkbaar doel hebben, en al hetgeen met het voorgaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord. 4.3. De VU gaat uit van de Vereniging in de zin van artikel 1.1 sub i van de WHW.
4
STATUTEN
HOOFDSTUK 3. HET BESTUUR ARTIKEL 5. COLLEGE VAN BESTUUR, LEDEN VAN HET COLLEGE VAN BESTUUR, KWALITEITSEIS, FUNCTIEVERDELING 5.1. 5.2. 5.3.
5.4.
5.5.
5.6.
Het College van Bestuur bestaat uit drie personen. Slechts natuurlijke personen kunnen lid van het College van Bestuur zijn. De leden van het College van Bestuur worden benoemd door de Raad van Toezicht met inachtneming van het bij of krachtens het Bestuursreglement VU bepaalde. Niet voor benoeming tot lid van het College van Bestuur komen in aanmerking personen die in drie jaar voorafgaande aan de benoeming lid zijn geweest van de Raad van Toezicht, de raad van toezicht van Stichting VUmc, of Stichting VU-VUmc, dan wel de raad van bestuur van VUmc of AMC, of een zodanige andere functie bekleden dat het lidmaatschap van het College van Bestuur kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel strijdigheid van deze functie met het belang van de Stichting dan wel tot ongewenste vermenging van belangen. Het College van Bestuur heeft een voorzitter en een vice-voorzitter welke in functie worden benoemd door de Raad van Toezicht. De vice-voorzitter vervult het voorzitterschap bij belet of ontstentenis van de voorzitter. De bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van ieder lid van het College van Bestuur worden, voor ieder lid afzonderlijk, vastgesteld door de Raad van Toezicht conform de voor de sector geldende wetten, codes en richtlijnen. Bij of krachtens het Bestuursreglement VU kunnen nadere regels worden vastgesteld aangaande de termijn waarvoor leden van het College van Bestuur worden benoemd en hun herbenoeming.
ARTIKEL 6. EINDE LIDMAATSCHAP COLLEGE VAN BESTUUR, ONTSLAG, SCHORSING EN AFTREDEN 6.1. De leden van het College van Bestuur kunnen, ook wanneer zij voor een bepaalde tijd werden benoemd, door de Raad van Toezicht worden geschorst en ontslagen. Een schorsing eindigt indien niet binnen drie maanden daarna tot ontslag is besloten. 6.2. Het lidmaatschap van het College van Bestuur eindigt ten aanzien van een lid: a. door overlijden; b. door bedanken; c. door het verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen; d. indien hij voldoet aan een kwaliteit als bedoeld in artikel 5.3; en e. door ontslag. ARTIKEL 7. BESTUURSTAAK, TAAKVERDELING 7.1. Het College van Bestuur is belast met het besturen van de Stichting. 7.2. Bij de vervulling van deze taak richten de leden van het College van Bestuur zich naar het belang van de Stichting en de VU, en wegen daartoe de in aanmerking komende belangen van de bij de Stichting betrokken belanghebbenden af, daarbij rekening houdend met het feit dat de VU een instelling met bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheden is. 7.3. Het College van Bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de wettelijke taak van de VU, als bedoeld in artikel 1.3 van de WHW. 7.4. Het College van Bestuur bewerkstelligt het treffen van een Gemeenschappelijke Regeling tussen VU en VUmc, overeenkomstig het in artikel 12.20 van de WHW bepaalde, waarin in elk geval wordt vastgelegd op welke wijze VU en VUmc samenwerken op het terrein van het wetenschappelijk geneeskundig onderwijs en onderzoek en waarin ook andere onderwerpen kunnen worden geregeld. Bij de Gemeenschappelijke Regeling wordt een gemeenschappelijk beleidsorgaan tussen VU en VUmc opgericht, zoals bedoeld in artikel 12.19 van de WHW, dat tot taak heeft een doelmatige samenwerking op het terrein van het wetenschappelijk geneeskundig onderwijs en onderzoek tussen VU en VUmc te bevorderen.
5
7.5.
7.6.
Het College van Bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de Stichting ter zake van deze handelingen. Indien het aantal leden van het College van Bestuur minder bedraagt dan het in artikel 5.1 vermelde aantal blijft het College van Bestuur bevoegd. Het College van Bestuur is echter verplicht om zo spoedig mogelijk de Raad van Toezicht te verzoeken een vergadering van de Raad van Toezicht te beleggen waarin de voorziening in de open plaats of de open plaatsen aan de orde komt.
ARTIKEL 8. VERTEGENWOORDIGING 8.1. De Stichting wordt vertegenwoordigd door het College van Bestuur. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan ieder lid van het College van Bestuur, zelfstandig handelend. 8.2. Het College van Bestuur kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Ieder van hen vertegenwoordigt de Stichting met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. De titulatuur van deze functionarissen wordt door het College van Bestuur bepaald. 8.3. In alle gevallen waarin één of meer leden van het College van Bestuur een Tegenstrijdig Belang hebben, blijft het bepaalde artikel 8.1 onverkort van kracht. Op de besluitvorming ter zake is het bepaalde in artikel 9.7 en 9.8 van toepassing. ARTIKEL 9. VERGADERING EN BESLUITVORMING COLLEGE VAN BESTUUR 9.1. Besluiten van het College van Bestuur kunnen in een vergadering slechts worden genomen wanneer in die vergadering de meerderheid van de in functie zijnde leden van het College van Bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is. 9.2. Besluiten van het College van Bestuur worden zo mogelijk met algemene stemmen genomen. Indien besluitvorming met algemene stemmen niet mogelijk blijkt, wordt het voorgenomen besluit geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van het College van Bestuur, te houden ten vroegste op de derde dag na de dag van de oorspronkelijke vergadering, in welke eerstvolgende vergadering het besluit kan worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Het bepaalde in de vorige volzin geldt niet wanneer de voorzitter van het College van Bestuur in de oorspronkelijke vergadering van mening is dat uitstel van besluitvorming niet verantwoord is, in welk geval het besluit in die vergadering kan worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. 9.3. Tenzij een lid van het College van Bestuur een Tegenstrijdig Belang heeft bij een voorgenomen bestuursbesluit, kan hij zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het College van Bestuur. 9.4. Binnen het College van Bestuur heeft ieder lid van het College van Bestuur één stem. Indien de stemmen staken, heeft de voorzitter van het College van Bestuur een doorslaggevende stem. 9.5. In afwijking van hetgeen de wet dienaangaande bepaalt, is het oordeel van de voorzitter van die vergadering omtrent de totstandkoming en de inhoud van een besluit niet beslissend. 9.6. Besluiten van het College van Bestuur kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits (i) het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van het College van Bestuur is voorgelegd en zij met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd, en (ii) het besluit met algemene stemmen wordt genomen door een zodanig aantal leden van het College van Bestuur als de meerderheid vormt van de in functie zijnde leden van het College van Bestuur.
6
STATUTEN
9.7.
9.8.
9.9.
Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen, wordt door het College van Bestuur een verslag opgemaakt dat door de voorzitter wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van de leden van het College van Bestuur. Een lid van het College van Bestuur dat bij een voorgenomen bestuursbesluit een Tegenstrijdig Belang heeft, dient dit onverwijld te melden aan de voorzitter van het College van Bestuur. Indien het een voorzitter zelf betreft, dient melding gemaakt te worden aan de voorzitter van het College van Toezicht. Een lid van het College van Bestuur neemt - zowel in als buiten vergadering - niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming ten aanzien van een voorgenomen bestuursbesluit indien hij daarbij een Tegenstrijdig Belang heeft. Wanneer twee of drie leden van het College van Bestuur ten aanzien van een voorgenomen bestuursbesluit een Tegenstrijdig Belang hebben, wordt het besluit niet genomen door het College van Bestuur, maar in plaats daarvan door de Raad van Toezicht. Bij of krachtens het Bestuursreglement VU kunnen nadere regels aangaande onder meer de vergaderingen en de besluitvorming van het College van Bestuur worden vastgesteld.
7
HOOFDSTUK 4. DE RAAD VAN TOEZICHT ARTIKEL 10. RAAD VAN TOEZICHT; BENOEMING 10.1. De Raad van Toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf personen. Het aantal leden van de Raad van Toezicht wordt, met inachtneming van het in de vorige volzin bepaalde, vastgesteld door de Raad van Toezicht. Slechts natuurlijke personen kunnen lid van de Raad van Toezicht zijn. 10.2. De Raad van Toezicht maakt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5 en artikel 10.7, in geval van een vacature in de Raad van Toezicht een voornemen tot vervulling van die vacature op. Het voornemen is met redenen omkleed en wordt door de Raad van Toezicht opgemaakt na overleg met de benoemingsadviescommissie van de Vereniging en gehoord de Gezamenlijke Vergadering. Het voornemen wordt door de Raad van Toezicht aan de Ledenraad Vereniging ter goedkeuring voorgelegd. De Ledenraad Vereniging wijst een voornemen af, indien zich tegen de benoeming van de voorgestelde persoon naar zijn oordeel zwaarwegende belangen verzetten. De Raad van Toezicht zal na een afwijzing een nieuw voornemen opmaken en aan de Vereniging voorleggen, telkens totdat de Ledenraad Vereniging het voornemen goedkeurt. 10.3. Leden van de Raad van Toezicht worden benoemd door de Raad van Toezicht. Benoeming geschiedt overeenkomstig een door de Ledenraad Vereniging goedgekeurd voornemen. 10.4. De Raad van Toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de leiding van de VU en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. 10.5. De Gezamenlijke Vergadering heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.7, lid 2, van de WHW het recht om ten aanzien van de benoeming van één lid van de Raad van Toezicht een voordracht te doen aan de Raad van Toezicht. De voordracht bevat ten minste twee namen, waarvan een door de Raad van Toezicht als voornemen tot benoeming aan de Ledenraad Vereniging wordt voorgelegd. De Raad van Toezicht kan, met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, besluiten de voordracht van de Gezamenlijke Vergadering te verwerpen. De voorzitter van de Raad van Toezicht stelt van zodanig besluit de Gezamenlijke Vergadering zo spoedig mogelijk onder opgaaf van redenen in kennis, waarna de Gezamenlijke Vergadering andermaal een aanbeveling als in de eerste volzin omschreven voor de vacature kan doen. 10.6. Elk lid van de Raad van Toezicht vervult zijn taak zonder last of ruggespraak. 10.7. Niet voor benoeming tot lid van de Raad van Toezicht komen in aanmerking personen - alsmede hun echtgenoot, geregistreerd partner en bloed- en aanverwanten tot de tweede graad - die: a. belast zijn met de dagelijkse of algemene leiding over de Stichting en/of met haar verbonden rechtspersonen; b. op het moment van benoeming of in drie jaar daaraan voorafgaand: (i) werknemer zijn (geweest) van; (ii) op basis van een toelatingsovereenkomst of overeenkomst van opdracht werkzaam zijn (geweest) voor; of (iii) in een bemiddelingsrelatie staan of stonden tot, de Stichting of een hiermee verbonden rechtspersoon; c. als lid van het bestuur verbonden zijn aan of in dienst zijn van een organisatie welke pleegt betrokken te zijn bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers; d. zitting hebben in de (centrale) ondernemingsraad of een klachtencommissie verbonden aan de VU en/of hiermee verbonden instellingen; e. een nauwe familierelatie of daarmee vergelijkbare relatie hebben met een lid van de Raad van Toezicht of het College van Bestuur; f. in drie jaar voorafgaande aan de benoeming lid zijn geweest van het College van Bestuur, het college van bestuur van de UvA of de raad van bestuur van Stichting VUmc; g. lid zijn van het bestuur van de Vereniging of deel uitmaken van haar overige organen; h. lid zijn van de raad van bestuur van Stichting VUmc of het AMC;
8
STATUTEN
i. lid zijn van het college van bestuur of de raad van toezicht van een andere instelling voor hoger onderwijs die binnen het verzorgingsgebied van de Stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de Stichting verricht, tenzij de andere instelling als groeps- of dochtermaatschappij nauw verbonden is met de Stichting; of j. een zodanige andere functie bekleden dat het lidmaatschap van de Raad van Toezicht kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel strijdigheid van deze functie met het belang van de Stichting dan wel tot ongewenste vermenging van belangen. 10.8. De Raad van Toezicht heeft een voorzitter en een vice-voorzitter. De voorzitter wordt in functie benoemd. De Raad van Toezicht wijst uit zijn midden een vice-voorzitter aan, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter deze vervangt. 10.9. De bezoldiging van ieder lid van de Raad van Toezicht wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht, conform de voor de sector geldende wetten, codes en richtlijnen. 10.10. De benoeming van de leden van de Raad van Toezicht geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen. 10.11. De Gezamenlijke Vergadering wordt in de gelegenheid gesteld om aan de Raad van Toezicht advies uit te brengen over de profielen bedoeld in artikel 10.10. ARTIKEL 11. RAAD VAN TOEZICHT; HERBENOEMING, AFTREDEN, SCHORSING EN ONTSLAG 11.1. De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar. De leden van de Raad van Toezicht zijn eenmaal terstond herbenoembaar voor een termijn van ten hoogste vier jaar. 11.2. De Raad van Toezicht kan met inachtneming van het in artikel 11.1 bepaalde een rooster van aftreden opstellen. 11.3. Herbenoeming van leden van de Raad van Toezicht geschiedt op dezelfde wijze als hiervoor omtrent benoeming is omschreven. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als lid van de Raad van Toezicht heeft vervuld. 11.4. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht eindigt ten aanzien van een lid: a. door overlijden; b. door bedanken; c. door periodiek aftreden als bedoeld in artikel 11.1 en 11.2; d. door het verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen; e. indien hij voldoet aan een kwaliteit als bedoeld in artikel 10.7; en f. door ontslag. 11.5. Ieder lid van de Raad van Toezicht kan worden geschorst en ontslagen door de Raad van Toezicht, wegens onder meer: a. verwaarlozing van zijn taak of onvoldoende functioneren; b. onverenigbaarheid van functies of belangen; en c. wijziging van de omstandigheden of andere redenen op grond waarvan de Raad van Toezicht, in het belang van de Stichting, oordeelt dat handhaving als lid van de Raad van Toezicht redelijkerwijs niet van de Stichting kan worden verlangd. 11.6. Een besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen (a) met een meerderheid van ten minste twee derde van de stemmen - de stem van het betrokken lid van de Raad van Toezicht niet meegerekend - uitgebracht in een vergadering waar alle andere leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn en, (b) uitsluitend indien het een besluit tot ontslag betreft, na voorafgaande goedkeuring van de Ledenraad Vereniging. De Ledenraad Vereniging kan alleen besluiten de genoemde goedkeuring te weigeren indien zich naar zijn oordeel zwaarwegende belangen tegen het ontslag verzetten. Indien in de betreffende vergadering van de Raad van Toezicht het vereiste aantal leden van
9
de Raad van Toezicht niet aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt niet eerder dan drie weken nadien een volgende vergadering van de Raad van Toezicht gehouden, waarin over het voorstel tot schorsing of ontslag wordt beslist met een meerderheid van twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen - de stem van het betrokken lid niet meegerekend, ongeacht het aantal alsdan aanwezige leden. 11.7. Het lid van de Raad van Toezicht ten aanzien van wie wordt beraadslaagd over ontslag, schorsing en/ of handhaving daarvan wordt in de gelegenheid gesteld zich in de vergadering van de Raad van Toezicht waarin zijn ontslag, schorsing en/of handhaving daarvan aan de orde komt, te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman. 11.8. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van de Raad van Toezicht nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, de volledige taken van de Raad van Toezicht waar. Een niet voltallige Raad van Toezicht blijft volledig bevoegd. Bij ontstentenis van alle leden van de Raad van Toezicht worden door de Ledenraad Vereniging ten hoogste twee nieuwe leden voor de Raad van Toezicht benoemd. Benoeming geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.2 en artikel 10.3 met dien verstande dat de in die artikelen vermelde bevoegdheden van de Raad van Toezicht door de Ledenraad Vereniging zullen worden uitgeoefend. ARTIKEL 12. TAAK EN WERKWIJZE VAN DE RAAD VAN TOEZICHT 12.1. De Raad van Toezicht heeft, mede met het oog op de taken van de VU bedoeld in artikel 1.3 lid 1 WHW, tot taak toezicht te houden op het beleid van het College van Bestuur en diens uitvoering van werkzaamheden en uitoefening van bevoegdheden en op de algemene gang van zaken in de Stichting en VU. Hij staat het College van Bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van deze taken richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de Stichting en de VU, en wegen daartoe de in aanmerking komende belangen van de bij de Stichting betrokken belanghebbenden af, daarbij rekening houdend met het feit dat de VU een instelling met bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheden is. 12.2. Het College van Bestuur stelt ten minste één keer per jaar de Raad van Toezicht schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de Stichting. 12.3. Met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van privacy en persoonsgegevens en na overleg met het College van Bestuur, heeft de Raad van Toezicht of één of meer door de Raad van Toezicht gemachtigde leden van die raad, toegang tot alle lokaliteiten van de VU en het recht om te allen tijde inzage te krijgen in alle bescheiden en boeken van de VU. 12.4. De leden van de Raad van Toezicht kunnen zich, voor rekening van de Stichting, na overleg met het College van Bestuur, doen bijstaan door de accountant van de VU dan wel een door de Raad van Toezicht aan te wijzen deskundige aan wie inzage in de volledige administratie van de VU dient te worden verleend. 12.5. De Raad van Toezicht is in elk geval belast met: a. het toezicht op: (i) de realisatie van de doelstellingen van de Stichting; (ii) de strategie en de risico’s verbonden met de activiteiten van de Stichting; (iii) de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen; (iv) de financiële verslaglegging; (v) de naleving door het College van Bestuur van wet- en regelgeving waaronder de voor de Stichting van toepassing zijnde governance code(s); en (vi) de passende uitvoering van de maatschappelijke verantwoordelijkheden welke op de Stichting rusten in verband met de instandhouding van een onderwijs- en onderzoeksinstelling;
10
STATUTEN
b. het benoemen, schorsen, ontslaan en vaststellen van de beloning van de leden van het College van Bestuur en het overigens vervullen van de rol van werkgever van het College van Bestuur; c. het aanwijzen van een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 BW voor de controle van de jaarrekening van de Stichting; d. de vaststelling of wijziging van het reglement voor de Raad van Toezicht, alsmede reglementen voor commissies ingesteld door de Raad van Toezicht; en e. de taken zoals vermeld in het Bestuursreglement VU. 12.6. Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht stellen gezamenlijk een reglement vast waarin, met inachtneming van het in deze statuten en het Bestuursreglement VU bepaalde, in elk geval de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het College van Bestuur en de Raad van Toezicht en de wijze waarop interne conflicten tussen beide organen worden geregeld, inzichtelijk worden vastgelegd. De Raad van Toezicht evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren buiten de aanwezigheid van het College van Bestuur. 12.7. De Raad van Toezicht voert ten minste jaarlijks met het College van Bestuur als geheel een evaluatiegesprek over het wederzijds functioneren van beide organen op zich en in relatie tot elkaar. 12.8. De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren. ARTIKEL 13. GOEDKEURING VAN BESLUITEN VAN HET COLLEGE VAN BESTUUR 13.1. Het College van Bestuur behoeft voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht voor besluiten tot: a. het aantrekken of ingrijpend wijzigen van een belangrijk krediet of doen van een belangrijke (des-) investering ten behoeve van de VU of de Stichting; b. het vaststellen en wijzigen van meerjarenbeleid op het gebied van registergoederen ten behoeve van de VU of de Stichting en het doen van belangrijke (des-)investeringen in zodanige registergoederen; c. de vaststelling van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de Stichting; d. de vaststelling van de strategische beleidsplannen van de Stichting; e. het aangaan van, het aanbrengen van een belangrijke wijziging in of het verbreken van een duurzame samenwerking van de Stichting indien deze samenwerking, wijziging of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de Stichting; f. aangifte van faillissement en tot aanvraag van surseance van betaling van de Stichting; g. gelijktijdige beëindiging of beëindiging binnen een kort tijdsbestek van de arbeidsovereenkomst van een aanmerkelijk aantal werknemers, of van het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandigen of als samenwerkingsverband werkzaam is ten behoeve van de Stichting; h. het aangaan, wijzigen of beëindigen van de in artikel 7.4 bedoelde Gemeenschappelijke Regeling tussen VU en VUmc; i. het doen van investeringen of desinvesteringen welke een door de Raad van Toezicht vast te stellen en aan het College van Bestuur schriftelijk op te geven bedrag te boven gaan; j. het vaststellen van het Bestuursreglement VU; k. het doen van een voorstel tot statutenwijziging of ontbinding van de Stichting; l. het doen van een voorstel tot fusie of splitsing zoals bedoeld in Titel 7 van Boek 2 BW; m. het opstellen en wijzigen van de onderlinge taakverdeling binnen het College van Bestuur; en n. zodanige rechtshandelingen als door de Raad van Toezicht duidelijk omschreven en schriftelijk ter kennis van het College van Bestuur zijn gebracht. 13.2. Het ontbreken van de goedkeuring op een besluit zoals bedoeld in artikel 13.1 tast de vertegen woordigingsbevoegdheid van het College van Bestuur en de leden van het College van Bestuur niet aan.
11
ARTIKEL 14. RAAD VAN TOEZICHT; VERGADERINGEN, BESLUITVORMING EN INFORMATIE-UITWISSELING 14.1. De Raad van Toezicht vergadert telkenmale wanneer een lid van de Raad van Toezicht of een lid van het College van Bestuur dat nodig acht. 14.2. Een lid van de Raad van Toezicht die bij een voorgenomen besluit een Tegenstrijdig Belang heeft, dient dit onverwijld te melden aan de voorzitter van de Raad van Toezicht. Bij diens afwezigheid, of indien het de voorzitter zelf betreft, dient melding gemaakt te worden aan de vicevoorzitter van de Raad van Toezicht. 14.3. Een lid van de Raad van Toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien het daarbij een Tegenstrijdig Belang heeft. Indien alle leden van de Raad van Toezicht een Tegenstrijdig Belang hebben, nemen alle leden van de Raad van Toezicht deel aan de beraadslaging en besluitvorming, legt de Raad van Toezicht de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk vast, en wordt het besluit genomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 14.4. In de vergadering van de Raad van Toezicht heeft ieder lid van de Raad van Toezicht één stem. Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, tenzij deze statuten of het in artikel 14.8 vermelde reglement anders bepalen. 14.5. Tenzij een lid van de Raad van Toezicht een Tegenstrijdig Belang heeft bij een voorgenomen besluit, kan hij zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van de Raad van Toezicht. 14.6. De Raad van Toezicht kan in een vergadering alleen geldige besluiten nemen, indien de meerderheid van de in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. 14.7. Besluiten van de Raad van Toezicht kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen, wordt door de Raad van Toezicht een verslag opgemaakt dat door de voorzitter wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht. 14.8. De Raad van Toezicht stelt een reglement van de Raad van Toezicht vast, waarin nadere regels kunnen worden gesteld aangaande onder meer de vergaderingen en de besluitvorming van de Raad van Toezicht. ARTIKEL 15. RAAD VAN TOEZICHT; COMMISSIES 15.1. De Raad van Toezicht kan uit zijn midden commissies instellen, waaronder een auditcommissie en een remuneratiecommissie. 15.2. De taak van de commissies is om de besluitvorming van de Raad van Toezicht voor te bereiden. 15.3. Bij de instelling stelt de Raad van Toezicht voor de commissie een reglement op waarin wordt aangegeven wat de rol en verantwoordelijkheid van de desbetreffende commissie is, haar samenstelling en op welke wijze zij haar taak uitoefent. Dat reglement wordt vastgesteld en gewijzigd door de Raad van Toezicht.
12
STATUTEN
HOOFDSTUK 5. HET BESTUUR VAN DE VU ARTIKEL 16. BESTUURSREGLEMENT VU 16.1. Het College van Bestuur bestuurt de VU op de wijze zoals bepaald bij of krachtens het Bestuurs reglement VU. Het Bestuursreglement is voor de VU het document bedoeld in artikel 9.51 lid 2 van de WHW. Het Bestuursreglement VU wordt vastgesteld en gewijzigd door het College van Bestuur, na instemming door de Gezamenlijke Vergadering.
13
HOOFDSTUK 6. BOEKJAAR, JAARREKENING EN ADMINISTRATIE ARTIKEL 17. BOEKJAAR, JAARVERSLAG EN JAARREKENING 17.1. Het boekjaar van de Stichting valt samen met het kalenderjaar. 17.2. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, brengt het College van Bestuur een jaarverslag uit over de gang van zaken in de Stichting en het gevoerde beleid, en legt dit ter inzage ten kantore van de Stichting. 17.3. De jaarrekening van de Stichting bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting. 17.4. De jaarrekening van de Stichting wordt ondertekend door de leden van het College van Bestuur en door de leden van de Raad van Toezicht. Ontbreekt de handtekening van één of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt. 17.5. Indien en voor zover de toepasselijke wettelijke regelingen dat toelaten, kan één jaarverslag en één jaarrekening worden opgesteld voor zowel de Stichting als de VU. ARTIKEL 18. VASTSTELLING EN GOEDKEURING VAN DE JAARREKENING, VERANTWOORDING EN KWIJTING 18.1. Het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting worden vastgesteld door het College van Bestuur. 18.2. Het College van Bestuur legt jaarlijks ten aanzien van zijn taakvervulling verantwoording af aan de Raad van Toezicht. 18.3. Na vaststelling van de jaarrekening besluit de Raad van Toezicht omtrent het verlenen van kwijting aan de leden van het College van Bestuur voor de uitoefening van hun taak, voor zover van die taakuitoefening blijkt uit de jaarrekening of uit informatie die anderszins voorafgaand aan de goedkeuring van de jaarrekening aan de Raad van Toezicht is verstrekt. ARTIKEL 19. MEERJARENPLAN 19.1. In overeenstemming met het artikel getiteld ‘meerjarenplan’ van de statuten van de Vereniging wordt ten minste eenmaal per vier jaar een meerjarenplan opgesteld, waarin de Vereniging met behulp van de Stichting en Stichting VUmc vastlegt op welke wijze zij zullen vormgeven aan de interactie van VU, VUmc en de Vereniging met de samenleving en aan de voortgaande ontwikkeling van de identiteit van VU, VUmc en de Vereniging. 19.2. Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de benodigde inbreng van de Stichting voor het opstellen van het in artikel 19.1 bedoelde meerjarenplan door de Vereniging wordt verkregen. 19.3. Het College van Bestuur is belast met de realisatie van het meerjarenplan voor zover dit de VU betreft en legt hierover jaarlijks verantwoording af aan de Vereniging. ARTIKEL 20. ADMINISTRATIE 20.1. Het College van Bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de Stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de Stichting naar de eisen die voorvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de Stichting kunnen worden gekend.
14
STATUTEN
HOOFDSTUK 7. VRIJWARING EN VRIJTEKENING ARTIKEL 21. VRIJWARING EN VRIJTEKENING 21.1. De Stichting zal een lid van het College van Bestuur niet aansprakelijk stellen ter zake van schade die de Stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van een lid van het College van Bestuur in diens hoedanigheid van: - bestuurder van de Stichting; - bestuurder of toezichthouder van een rechtspersoon waarover de Stichting zeggenschap heeft (een “Dochter”). Van zeggenschap is sprake indien de Stichting meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders of meer dan de helft van de stemrechten in de algemene ledenvergadering kan uitoefenen en/of het recht heeft om een meerderheid van de bestuurders of toezichthouders te benoemen en/of af te laten treden; en - bestuurder of toezichthouder van een rechtspersoon anders dan een Dochter, indien het vervullen van die functie samenhangt met het zijn van bestuurder van de Stichting en/of van een Dochter. 21.2. De Stichting zal een lid van het College van Bestuur schadeloos stellen ter zake van de schade die derden lijden als gevolg van enig handelen en/of nalaten van een lid van het College van Bestuur in diens hoedanigheid van bestuurder van de Stichting en/of bestuurder of toezichthouder van een Dochter en tot vergoeding waarvan een lid van het College van Bestuur gehouden is op grond van een in kracht van gewijsde gegaan rechtelijk of arbitraal vonnis of van een met die derde(n) overeengekomen vaststellingsovereenkomst, mits is voldaan aan de in artikel 21.3 genoemde voorwaarden. Onder een derde wordt ook een Dochter verstaan. 21.3. De verdediging in de procedure bedoeld in artikel 21.2 wordt met instemming van de Stichting gevoerd. De vaststellingsovereenkomst bedoeld in artikel 21.2 kan uitsluitend worden gesloten met de uitdrukkelijke schriftelijke goedkeuring van de Stichting. Het desbetreffende lid van het College van Bestuur dient volledige medewerking aan de Stichting te geven bij het voeren van de verdediging, respectievelijk bij de desbetreffende schikkingsonderhandelingen. 21.4. Aan de in artikel 21.1 omschreven vrijtekening en de in artikel 21.2 omschreven vrijwaring kan een lid van het College van Bestuur geen rechten ontlenen indien: - de schade het gevolg is van opzettelijk of bewust roekeloos schadeveroorzakend gedrag van het desbetreffende lid van het College van Bestuur; of - het desbetreffende lid van het College van Bestuur in redelijkheid niet kon menen in het belang van de Stichting of Dochter te handelen, waaronder mede begrepen de situatie dat het verweten handelen of nalaten als feitelijk of beoogd gevolg heeft dat het desbetreffende lid van het College van Bestuur of anderen in welk opzicht dan ook onrechtmatig worden bevoordeeld. 21.5. Aan de in artikel 21.1 omschreven vrijtekening en de in artikel 21.2 omschreven vrijwaring, kan een lid van het College van Bestuur geen rechten ontlenen voor zover de schade als bedoeld in dit artikel is verzekerd en wordt vergoed door een verzekeraar. 21.6. Onder schade in de zin van dit artikel wordt mede verstaan de over enig te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, de proceskosten welke een lid van het College van Bestuur is gehouden te voldoen en/of de ten behoeve van de verdediging van een lid van het College van Bestuur gemaakte rechtsbijstandkosten, inclusief de kosten van rechtsbijstand bij een onderzoek waaraan de bestuurder zijn medewerking moet verlenen, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot de omvang van de schade. 21.7. Onder schade in de zin van dit artikel worden eveneens aan het desbetreffende lid van het College van Bestuur ter zake van enig handelen en/of nalaten in diens hoedanigheid van bestuurder van de Stichting en/of bestuurder of toezichthouder van een Dochter door autoriteiten opgelegde boetes begrepen, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan.
15
21.8.
Kosten door een lid van het College van Bestuur gemaakt voor het voeren van verweer zullen door de Stichting worden voorgeschoten tijdens een actie of procedure, mits het desbetreffende lid van het College van Bestuur zich schriftelijk en onherroepelijk jegens de Stichting heeft verbonden tot terugbetaling daarvan indien uit een in kracht van gewijsde gegaan vonnis volgt dat hij geen aanspraak kan maken op vrijwaring door de Stichting. De Stichting kan nadere voorwaarden aan de uitbetaling verbinden, zoals het stellen van zekerheid. 21.9. De vrijtekening en vrijwaring voorzien in dit artikel blijven gelden voor een persoon die geen bestuurder meer is en komen ook ten goede aan de erfgenamen of legatarissen van de bestuurder. 21.10. Ook de leden van de Raad van Toezicht kunnen aanspraak maken op de vrijtekening en vrijwaring als voorzien in dit artikel onder overeenkomstige toepassing van de hierin genoemde reikwijdte en voorwaarden. 21.11. Dit artikel kan zonder toestemming van de personen die aanspraak op vrijtekening en vrijwaring maken, gewijzigd worden. Deze personen kunnen echter aanspraak blijven maken op de bescherming als geboden door dit artikel voor schade als gevolg van handelen of nalaten tijdens de periode dat dit artikel van kracht is.
16
STATUTEN
HOOFDSTUK 8. STATUTENWIJZIGING; JURIDISCHE FUSIE EN JURIDISCHE SPLITSING, ONTBINDING EN VEREFFENING ARTIKEL 22. STATUTENWIJZIGING 22.1. Een besluit tot wijziging van de statuten van de Stichting kan worden genomen door het College van Bestuur, met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht onverminderd het bepaalde in artikel 13.1.k. 22.2. Onverminderd het bepaalde in 22.1 kan een besluit tot wijziging van 2.1 (Grondslag), artikel 4 (Doel), artikel 10 (Raad van Toezicht; benoeming), artikel 11 (Raad van Toezicht; herbenoeming, aftreden, schorsing en ontslag), artikel 19 (Meerjarenplan), artikel 23.3 (Besluit tot juridische fusie en juridische splitsing) en artikel 24.1 (Ontbinding en vereffening) en van dit artikel 22 alleen worden genomen na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Ledenraad Vereniging. ARTIKEL 23. JURIDISCHE FUSIE EN JURIDISCHE SPLITSING 23.1. De Stichting kan een juridische fusie aangaan met één of meer andere rechtspersonen. 23.2. De Stichting kan partij zijn bij een juridische splitsing. Onder juridische splitsing wordt zowel verstaan zuivere splitsing als afsplitsing. Een besluit tot splitsing kan slechts worden genomen op basis van een voorstel tot splitsing, opgesteld door de besturen van de partijen bij de splitsing. 23.3. Een besluit tot juridische fusie of juridische splitsing kan worden genomen door het College van Bestuur met de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht, onverminderd het bepaalde in artikel 13.1.l. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande zin kan het besluit tot juridische fusie of juridische splitsing met of naar een andere rechtspersoon die voor wat betreft doelstelling en omvang soortgelijk is als de doelstelling en omvang van de Stichting, door het College van Bestuur slechts worden genomen na voorafgaande goedkeuring van de Ledenraad Vereniging. 23.4. Op juridische fusies en juridische splitsingen zijn voorts van toepassing de desbetreffende bepalingen van Titel 7 van Boek 2 BW. ARTIKEL 24. ONTBINDING EN VEREFFENING 24.1. De Stichting kan worden ontbonden door een daartoe strekkend besluit van het College van Bestuur, na voorafgaande goedkeuring van de Ledenraad Vereniging en na voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht onverminderd het bepaalde in artikel 13.1.k. 24.2. In geval van ontbinding van de Stichting krachtens besluit van het College van Bestuur worden de leden van het College van Bestuur vereffenaars van het vermogen van de ontbonden Stichting. 24.3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zo veel mogelijk van kracht. 24.4. Een eventueel batig saldo na vereffening wordt overgedragen aan één of meer door het College van Bestuur aan te wijzen fiscaal erkende algemeen nut beogende instellingen met een gelijke of gelijksoortige doelstelling als de Stichting. 24.5. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden Stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van een daartoe door de vereffenaars aan te wijzen persoon. 24.6. Op de vereffening zijn voorts van toepassing de desbetreffende bepalingen van Titel 1 van Boek 2 BW.
17
18
23918_2015 HAAGSBLAUW