STARTEN MET CHEMOTHERAPIE - CAP
Oncologie/0160
ENKELE BELANGRIJKE RAADGEVINGEN
We geven u enkele handige tips om bijwerkingen te vermijden of te behandelen en vermelden wanneer u best de arts, de verpleegkundig consulent of de apotheker contacteert. Zij geven u graag meer uitleg, dus aarzel niet om hen te contacteren.
Deze folder bevat informatie over: 1. Het praktisch verloop van uw behandeling met CAP
p. 3
2. De mogelijke bijwerkingen
p. 7
3. De combinatie van uw therapie met geneesmiddelen en voedingsmiddelen
p. 21
Deze brochure helpt u bij het omgaan met de bijwerkingen. De groene tekst zijn tips die u kunnen helpen bij het omgaan met de klacht. De rode tekst geeft u meer uitleg over wat u best niet doet bij een bepaalde klacht. De oranje kaders geven u duidelijke instructies wanneer u contact moet opnemen met het ziekenhuis. Hebt u nog vragen over een bepaalde klacht, noteer ze. In een volgende consultatie zullen we deze samen bespreken.
2
1.
Uw behandeling met CAP
U start binnenkort met chemotherapie, namelijk een behandeling met CAP. CAP is een combinatiekuur, dit wil zeggen dat uw chemotherapie bestaat uit drie verschillende producten.
C
=
Cyclofosfamide (Endoxan®)
A
=
Doxorubicine (anthracycline)
P
=
Cisplatinum (platinumderivaat)
Deze producten, ook wel cytostatica genoemd, remmen de groei van de kankercellen of vernietigen ze. Naast deze drie producten zal u ook nog andere producten toegediend krijgen, vooral om de bijwerkingen te beperken.
1. Praktisch verloop De behandeling vindt plaats op de hospitalisatieafdeling Radiotherapie / Medische Oncologie (gebouw K2- 4de verdieping). Bij elke aankomst in het ziekenhuis moet u zich eerst aanmelden aan de kassa in gebouw K1K2. Na in de inschrijving komt u naar de receptie van de afdeling. Daar geeft u de papieren af die u meekreeg aan de kassa. U kunt kiezen voor een één- of tweepersoonskamer. Als u voor een eenpersoonskamer kiest, is het afwachten of er een eenpersoonskamer op de afdeling vrij is. Als dit niet het geval is, krijgt u (voorlopig) een tweepersoonskamer. U kan uw wens voor een éénpersoonskamer doorgeven aan de verpleegkundige op de afdeling. Van zodra een éénpersoonskamer vrij is, zal u die toegewezen krijgen. Voor de start van de chemotherapie gebeurt eerst een bloedafname. Dit is belangrijk om na te gaan of uw bloedwaarden in orde zijn. Hierbij wordt vooral gekeken naar het aantal witte bloedcellen (voornamelijk het aantal neutrofielen), rode bloedcellen, bloedplaatjes en de nierfunctie. Als de bloedwaarden in orde zijn, wordt de chemotherapie besteld. Dit verklaart waarom er soms een wachttijd is tussen de bloedafname en de start van de behandeling.
2. Hoe wordt chemotherapie toegediend? De chemotherapie wordt toegediend via een infuus. De verpleegkundige of arts zal met u bespreken of er voor de start van de behandeling al dan niet best een poortkatheter geplaatst wordt. Een poortkatheter is een toedieningssysteem dat onderhuids geplaatst wordt. De chirurg plaatst de poortkatheter op een weinig opvallende plaats onder uw huid, meestal ter hoogte van de borstkas onder het sleutelbeen. De katheter van de poort komt terecht in een groot bloedvat. Zo kunnen medicijnen en vloeistoffen (bv. chemo) gemakkelijk en veilig toegediend worden.
3
De voordelen van zo’n katheter zijn: Een poortkatheter plaatsen is een kleine ingreep. Hij blijft de hele behandeling ter plaatse. De poortkatheter kan ook worden gebruikt voor de wekelijkse bloedafname. Alle soorten infuustherapie mogen via deze katheter toegediend worden. Patiënten ondervinden in hun dagelijkse handelingen weinig hinder van de katheter. Een poortkatheters met één toegangsweg (enkel lumen) kan ook bij beeldvorming gebruikt worden voor de toediening van contrastvloeistoffen. U kan vóór uw onderzoek uw poortkatheter op de dagkliniek Medische Oncologie (gebouw K1-4e verdieping) laten aanprikken. Bij de start van de chemotherapie op de afdeling zal de verpleegkundige uw poortkatheter aanprikken.
3. Hoe verloopt de behandeling? In de eerste week krijgt u gedurende 1 dag chemotherapie op de afdeling Medische Oncologie/Radiotherapie. U zal één nacht in het ziekenhuis moeten blijven. Dit is noodzakelijk aangezien u naast de chemotherapie nog extra vocht moet toegediend krijgen om uw nieren te beschermen. De volgende dag mag u het ziekenhuis verlaten. Eén kuur (of cyclus) bestaat uit 28 dagen. U krijgt één cyclus om de 4 weken. In week 5 start uw volgende cyclus. De cyclussen volgen elkaar dus zonder onderbreking op. Uw arts bepaalt het aantal cycli dat u van deze kuur zal krijgen. In de meeste gevallen krijgt u 6 cycli in totaal. De arts evalueert het effect van de behandeling meestal halverwege (rond de 3e cyclus) en na beëindiging van alle cycli. Er vinden dan een aantal onderzoeken plaats. De arts kan echter beslissen om hier van af te wijken. De behandeling kan vroeger beëindigd worden als uit de onderzoeken blijkt dat de chemotherapie de kanker niet voldoende onder controle kan houden of indien er te veel bijwerkingen optreden. Tijdens de chemotherapie en tot 7 dagen na de start van de behandeling dient u voorzorgsmaatregelen te nemen om uw naaste omgeving te beschermen. Meer informatie kan u vinden in de brochure ‘voorzorgsmaatregelen tijdens de chemotherapie ’. Op dag 10 na de chemotherapie gebeurt een bloedafname in de dagkliniek. Het is van belang om uw bloedwaarden op te volgen en de eventuele bijwerkingen met de arts te bespreken. Noteer zoveel mogelijk uw ervaringen met bijwerkingen in het dagboek van de informatiegids.
4
Het chemotherapieschema ‘CAP’ ziet er als volgt uit:
Week 1: dag 1 (Hospitalisatie)
1
Product
Vorm
Tijdsduur
Werking
Prehydratatie
infuus
2u
Toediening van vocht ter bescherming van de nieren.
tablet
(1u vóór start chemo)
(1 L NaCl 0,9% + 25 mEq KCL + 1 gram Mg SO4) 2
3
4
Poortkatheter of infuus in de arm
5 6 7 8 9
Emend 125 mg
Zofran 8 mg + infuus Dexamethasone 10 mg (in 100 cc NaCl 0,9 %) Cisplatinum infuus
15 min.
Tegen de misselijkheid
1u
1e chemotherapeuticum
NaCl 0,9% 100 infuus cc Cyclofosfamide infuus
10 min.
Spoelvloeistof
15 min.
2e chemotherapeuticum
NaCl 0,9% 100 infuus cc Doxorubicine Infuus
10 min.
Spoelvloeistof
15 min.
3e chemotherapeuticum
Posthydratatie 1
2u
Toediening van vocht ter bescherming van de nieren.
30 min.
Bevordert de vochtafscheiding via uw nieren.
infuus
2u
Toediening van vocht ter bescherming van de nieren.
infuus
30 min.
Bevordert de vochtafscheiding via uw nieren.
infuus
(1 L NaCl 0,9% + 25 mEq KCl + 1 gram Mg SO4) 10
Mannitol (250 cc)
15% infuus
11
Posthydratatie 2 (1 L NaCl 0,9% + 25 mEq KCl + 1 gram Mg SO4)
12
Mannitol 15% (250 cc)
5
Week 1: dag 2 + 3 Op dag 2 kunt u het ziekenhuis verlaten. 1 2
Product
Vorm
Tijdsduur
Werking
Emend 80 mg Medrol 32 mg
tablet tablet
08u
Tegen de misselijkheid
Product
Vorm
Tijdsduur
Werking
Medrol 32 mg
tablet
08u
Tegen de misselijkheid
Week 1: dag 4 1
Week 5: dag 1 (dag 29) Dit is dag 1 van de volgende cyclus.
6
2. Mogelijke bijwerkingen De chemotherapie tast naast de sneldelende kankercellen ook het aantal sneldelende, gezonde cellen aan waardoor bijwerkingen kunnen optreden. Vooral het beenmerg, het haar, de slijmvliezen van het maag- darmstelsel en de voortplantingsorganen zijn gevoelig voor chemotherapie. Daarnaast kan de toxiciteit van de chemotherapie ook de normale werking van bepaalde organen zoals de lever en de nieren verstoren. In deze brochure beschrijven we de mogelijke bijwerkingen en geven we u tips om met die bijwerkingen om te gaan. Deze bijwerkingen zijn meestal tijdelijk en verminderen of verdwijnen na het einde van de behandeling. De bijwerkingen variëren van persoon tot persoon. Laat u dus niet beïnvloeden door de verhalen van andere mensen. Er is ook geen relatie tussen het effect van de chemotherapie en de mate waarin u bijwerkingen ervaart. Wees niet ongerust als u weinig bijwerkingen hebt. Dit betekent niet dat de behandeling onvoldoende werkt. Het is belangrijk om steeds uw arts of verpleegkundige te informeren over de bijwerkingen die u ervaart. Zij zullen u adviezen geven om de klachten te verminderen of te behandelen. Uw arts kan bijkomende medicatie voorschrijven als dat nodig is. 1. Misselijkheid en/of braken
p. 8
2. Vermoeidheid
p. 9
3. Invloed op het bloedbeeld
p. 11
4. Haaruitval
p. 12
5. Gevoelsstoornissen
p. 13
6. Invloed op de werking van de nieren
p. 14
7. Invloed op de blaas
p. 14
8. Verkleuring van de urine
p. 14
9. Ontsteking van het mondslijmvlies
p. 15
10. Diarree/constipatie
p. 17
11. Invloed op het hart
p. 18
12. Gehoorsdaling
p. 18
13. Geur – en smaakveranderingen
p. 19
14. Veranderingen van de huid
p. 19
15. Verminderde vruchtbaarheid
p. 20
16. Invloed op intimiteit en seksualiteit
p. 20
7
1. Misselijkheid en/of braken Misselijkheid is een vaak voorkomende nevenwerking en kan leiden tot braakneigingen en braken. De intensiteit verschilt van persoon tot persoon. Deze bijwerking wordt door de huidige beschikbare medicatie reeds goed onderdrukt. Als u last hebt van deze bijwerking, noteer dit dan in het dagboek (Wanneer is het? Hoe erg is het?). U kan dit dan met de verpleegkundige of de arts bespreken. Deze bijwerking kan optreden vanaf de avond van de chemotherapie en kan tot 3 à 4 dagen duren. Bij de meeste patiënten gaat het om een matige vorm van deze bijwerking. U kan last hebben van: minder eetlust een zwaar of opgeblazen gevoel in de maag braakneigingen/braken Als u tips over uw voeding wil, kan u altijd aan de verpleegkundige vragen om de oncodiëtiste bij u te laten langskomen op de afdeling. Zij kan u bruikbare adviezen geven bij deze klachten. Voor, tijdens en na de chemotherapie krijgt u medicatie tegen de misselijkheid en het braken: Emend, Zofran, Dexamethasone en Litican. Bijwerkingen van deze medicatie kunnen zijn: Medicatie
Bijwerkingen
Emend
Zofran Dexamethasone (= ‘cortisone’)
Obstipatie, diarree, de hik Hoofdpijn, duizeligheid Vermoeidheid Obstipatie Hoofdpijn Honger gevoel (bijvoorbeeld een voorkeur voor zoete voedingswaren) Het vast houden van vocht in het lichaam (bv. dikke voeten, een rond gezicht) Een ‘opgejaagd’ gevoel
TIPS Eet kleine hoeveelheden, gespreid over de dag. Vermijd zware maaltijden. Eet voedsel dat u lekker vindt. Forceer u niet om te eten. Deze bijwerking verdwijnt spontaan en dan zal u opnieuw beter kunnen eten. Eet wanneer u daar zin in heeft; voldoende drinken is belangrijker.
8
Eet droog voedsel zoals granen en toast. Drink regelmatig, maar drink kleine hoeveelheden zodat u geen opgeblazen gevoel hebt. Drink wel dagelijks 1,5 liter. Dit hoeft niet enkel water te zijn, ook frisdrank, appelsap, sportdrank, thee of bouillon mag. Zorg ervoor dat u voldoende frisse lucht krijgt. Spoel na het braken, uw mond met koud water, en wacht 1 tot 2 uur alvorens te eten. Als u misselijk bent, geef dan de voorkeur aan koude of lauwe voedingsmiddelen. Deze geven minder geur af dan warm voedsel. LET OP Vermijd sterke kruiden, te zoet, gebraden of vet voedsel (bv. gefrituurd voedsel). Vermijd drinken tijdens de maaltijd, dit neemt uw eetlust weg. Ga niet onmiddellijk liggen na de maaltijd, een halfzittende houding is beter. Als u misselijk bent, vermijd dan sterke geuren. Deze kunnen de misselijkheid verergeren. Vermijd alcoholische dranken. Minderen of stoppen met roken is aangeraden. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS ? Als de misselijkheid of het braken leidt tot: Onvoldoende voedselopname met ernstig gewichtsverlies tot gevolg. Uitdroging (dit uit zich in dorst, droge huid, droge lippen, weinig plassen). Zeer frequent braken (meer dan 3x per dag).
2. Vermoeidheid Deze vermoeidheid wordt omschreven als een aanhoudend en hardnekkig gevoel van uitputting, ondanks voldoende rust en slaap. Dit gevoel kan een sterke impact hebben op de uitoefening van uw dagelijkse activiteiten. Deze bijwerking treedt voornamelijk op tijdens de behandeling en kan nog tot lang na de beëindiging van de behandeling aanwezig blijven. Dit verschilt van persoon tot persoon. In de VLK- brochure ‘Vermoeidheid bij kanker’ kan u tips terugvinden om met deze vermoeidheid om te gaan. Er worden 5 maal per jaar vermoeidheidsessies georganiseerd in het UZ Gent. Deze vermoeidheid wordt ook gekenmerkt door: Een algemeen zwak voelen zware ledematen 9
verminderde aandacht en concentratie niet goed slapen, een toegenomen slaapbehoefte geïrriteerd zijn belemmering bij het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten zware vermoeidheid na een inspanning u niet goed voelen in uw vel
TIPS Plan uw activiteiten en voer ze op uw eigen tempo uit. Geef voorrang aan de activiteiten die werkelijk nodig zijn die dag en die u graag doet. Kies ervoor om te doen wat u moet en wil doen en pas zo nodig uw activiteiten aan. Las korte rustpauzes of korte slaapperiodes in als dat nodig is. Slaap overdag niet te lang, maar rust regelmatig een half uurtje. Vraag hulp aan anderen wanneer nodig. Zorg voor een evenwichtige voeding en drink voldoende. Maak korte wandelingen en doe lichte activiteiten, dit kan deugd doen. Maak voldoende tijd vrij voor ontspanning. Zorg voor een goede nachtrust. Als u de slaap niet kan vatten, blijf dan niet in bed liggen. Sta op en ga iets drinken of doe kort iets ontspannend. Als u moeilijk blijft slapen, bespreek dit dan zeker met de arts en de verpleegkundige. Zij zullen u verder kunnen helpen. LET OP Vermijd lange rustpauzes tijdens de avond (zodat u voldoende moe bent voor het slapengaan). Vermijd onnodige activiteiten, stress of spanningssituaties. Als u zich ongewoon moe voelt, wees dan voorzichtig wanneer u met de auto rijdt of machines bedient. Vermijd overmatig alcoholgebruik. Vermijd stimulerende middelen (zoals cafeïnerijke dranken) voor het slapengaan. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Contacteer uw arts bij ernstige vermoeidheid bij een lichte inspanning of zelfs in rust.
10
3. Invloed op het bloedbeeld. 3.1. Witte bloedcellen Een daling van het aantal witte bloedcellen is een normale bijwerking van de chemotherapie, waar u zelf niets aan kan doen. Vooral rond de 10de dag na de chemotherapie bereiken de witte bloedcellen hun dieptepunt en is er een verhoogde kans op infectie. Infecties worden best zo snel mogelijk bestreden aangezien er minder witte bloedcellen aanwezig zijn ter verdediging van uw lichaam. Een vroegtijdige behandeling is dus de boodschap. Op dag 10 en vóór de start van de chemotherapie wordt een bloedafname uitgevoerd om het aantal witte bloedcellen na te kijken. Indien nodig zult u groeifactoren toegediend krijgen onder de vorm van een inspuiting Neulasta®. Deze medicatie ondersteunt de aanmaak van de witte bloedcellen in uw beenmerg. De inspuiting wordt na de chemotherapie toegediend. Het kan zijn dat u pijn in uw botten/ gewrichten of een griepachtig gevoel ervaart. Hiervoor mag u steeds een Dafalgan® of Perdolan® innemen. Tekenen van infectie kunnen zijn: koorts (>38°C), zweten, koude rillingen keelpijn, hoest, verstopte neus branderig gevoel bij het plassen, slecht - ruikende urine ziekgevoel, uitputting roodheid, zwelling, ettervorming (lokale infectie) TIPS Meet uw lichaamstemperatuur bij ziektegevoel. Voorkom wondjes en verzorg opgelopen wondjes meteen (grondig ontsmetten en verband aanleggen). Zorg voor een goede mondhygiëne. Controleer regelmatig uw mond op kleine wondjes. Was uw handen regelmatig, zeker voor het eten en na het toiletbezoek. LET OP Vermijd contact met mensen die griep hebben of verkouden zijn. Let ook op voor kinderen met typische kinderziekten. U bent op dit moment vatbaarder om ook ziek te worden. Vermijd druk bevolkte plaatsen. Ga niet zwemmen in deze periode. Vermijd contact met uitwerpselen van huisdieren.
11
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Als u tekenen van infectie waarneemt of koorts hebt (> 38°C) moet u STEEDS contact opnemen met de hospitalisatieafdeling of met uw behandelende arts. Neem nooit op eigen initiatief geneesmiddelen in als u vermoedt dat u een infectie hebt. Bij koorts kan, gezien het gevaar voor een infectie, een opname op de hospitalisatieafdeling noodzakelijk zijn. Daar wordt dan via een infuus antibiotica toegediend. 3.2. Rode bloedcellen Wanneer het aantal rode bloedcellen te laag is, spreken we van bloedarmoede (anemie). Dit kan gepaard gaan met een gevoel van (extreme) vermoeidheid, er bleker uitzien, hartkloppingen, duizeligheid en kortademigheid bij (de minste) inspanning. De artsen volgen het aantal rode bloedcellen op in uw bloed. U kan zelf niets doen om de aanmaak te stimuleren. Indien nodig zal een bloedtransfusie of extra medicatie (via een inspuiting) toegediend worden. 3.3. Bloedplaatjes De chemotherapie heeft ook een invloed op de bloedplaatjes. Wanneer deze te laag staan heeft u vlugger blauwe plekken, bloedend tandvlees of neusbloedingen. Een wonde zal dan ook langer bloeden. Ook aan deze bijwerking kan u zelf niets doen. De artsen volgen het aantal bloedplaatjes in uw bloed op. Indien nodig zal er een transfusie van bloedplaatjes toegediend worden. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij spontaan ontstaan van een bloedneus. Bij het regelmatig voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus. Bij bloed in de urine, stoelgang…
4. Haaruitval. Haaruitval of alopecia treedt op ongeveer 2 à 3 weken na de start van de chemotherapie. U zal uw haar volledig verliezen. Op het einde van de behandeling kan het zijn dat u gedeeltelijk uw wenkbrauwen, wimpers, oksel- en schaamhaar verliest. Deze bijwerking is tijdelijk, na de behandeling groeit uw haar volledig terug. Soms kan de kleur of de structuur van uw haar veranderd zijn. Vooraf uw haar kort knippen is niet nodig, maar ga tijdig naar een speciaalzaak voor een pruik. Bij de start van uw behandeling kan u de arts een voorschrift voor de (gedeeltelijke) terugbetaling van een pruik vragen. Dit voorschrift kan u dan aan de geneesheer-adviseur van uw ziekenfonds afgeven.
12
Tips U kan kiezen tussen een pruik, muts of leuke sjaaltjes. Kies datgene waar u zich het best bij voelt. Ga voor de start van uw behandeling naar een speciaalzaak om een pruik te kopen. De kapster kan dan zien welke pruik het best bij u past. Informeer bij uw ziekenfonds en hospitalisatieverzekering over de tussenkomst bij een pruik. Het ziekenfonds voorziet een tussenkomst van 180 euro voor mensen met tijdelijk haarverlies ten gevolge van hun behandeling. Net voor het uitvallen van het haar kan uw hoofdhuid wat gevoelig en droog zijn. Verzorg uw haar met een milde shampoo of douchegel. U kan ervoor kiezen om uw haar kort te laten knippen voor de start van de behandeling, maar dit is zeker geen noodzaak. Verzorg uw hoofdhuid met een hydraterende crème om ze tegen uitdroging te beschermen. Leg een badhanddoek op uw hoofdkussen. Bij het opstaan kan u eenvoudig de badhanddoek dicht vouwen en alle haartjes in één keer verwijderen. LET OP Vermijd afkoeling van uw hoofd en draag een pet, muts of een pruik
5. Gevoelsstoornissen en inwerking op het zenuwstelsel. Door de chemotherapie kan u last krijgen van gevoelsstoornissen ter hoogte van uw voeten, benen of handen. U kan volgende klachten gewaarworden:
tintelingen prikkelingen pijnprikkels veranderde sensatie van tast en warmte een verdoofd gevoel een gevoel alsof u op kussentjes loopt het uitvoeren van fijne bewegingen kan moeilijker verlopen (bijvoorbeeld knopen sluiten)
Deze bijwerking kan zelfs nog optreden na het beëindigen van de behandeling. Dit moet u zeker melden aan de arts. De klachten verdwijnen meestal spontaan maar het herstel is langzaam. Naast de gevoelsstoornissen kan ook het centrale zenuwstelsel door de chemotherapie aangetast worden. Milde tot ernstige klachten kunnen optreden: verwardheid moeite met spreken 13
moeite met stappen slaperigheid of sufheid waanbeelden (hallucinaties) of vreemde dromen wazig zicht epilepsieaanval verhoogde prikkelbaarheid of andere persoonsveranderingen ongecontroleerd urineverlies of bedplassen
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij klachten ter hoogte van het centrale zenuwstelsel! U rijdt best niet met de auto als u chemotherapie krijgt. Vermijd taken die concentratie vragen.
6. Invloed op de werking van de nieren. Eén van de producten die u krijgt toegediend (Cisplatinum®) kan een invloed hebben op de werking van uw nieren. Daarom krijgt u via het infuus veel vocht toegediend. Toch blijft het ook belangrijk dat u zelf ook voldoende drinkt, minstens 1,5 l per dag. Schrik niet als u veel moet plassen tijdens uw behandeling (door de vochttoediening). De verpleegkundige zal uw gewicht opvolgen. Indien uw gewicht teveel is toegenomen zal de arts al dan niet beslissen om vochtafdrijvende medicatie toe te dienen (vb. Lasix®). De werking van uw nieren wordt regelmatig gecontroleerd via een bloedafname. De arts zal u dan over uw nierfunctie informeren. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Indien u onvoldoende vocht kan innemen (vb. bij diarree of braken) moet u STEEDS contact opnemen met uw behandelende arts.
7. Invloed op de blaas Eén van de producten (Cyclofosfamide®) die u toegediend krijgt, kan een invloed hebben op de blaas. Dit houdt in dat u risico loopt op bloedingen van de blaas. Deze bijwerking komt voornamelijk voor bij een hoge dosis Cyclofosfamide®. Om aantasting van de blaas te voorkomen wordt voldoende vocht (prehydratatie, posthydratatie, mannitol) toegediend.
8. Verkleuring van de urine. Door de toediening van Doxorubucine® , kan uw urine en/of traanvocht tot enkele dagen na de behandeling, rood verkleuren. Dit is volkomen normaal en verdwijnt spontaan.
14
TIPS Drink veel na elke behandeling. Minimum 1,5l per dag. Een goede handhygiëne nadat u naar toilet bent geweest, is belangrijk. Na de chemotherapie kunnen in uw urine toxische stoffen aanwezig zijn. Maak met andere huisgenoten afspraken omtrent het gebruik van het toilet. Meer informatie is hierover te vinden in de algemene brochure over veiligheidsmaatregelen na chemotherapie. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Als u denkt dat er bloed in uw urine aanwezig is. Als u pijn voelt bij het plassen. Als u frequent kleine hoeveelheden moet plassen.
9. Ontsteking van het mondslijmvlies. De geneesmiddelen kunnen ontstekingen van het mondslijmvlies (mucositis) veroorzaken. De ontsteking is meestal tijdelijk, maar kan pijnlijk zijn. Uw tandvlees, tong en lippen kunnen dan gevoelig zijn, vooral bij het eten, drinken en spreken. De klachten komen vooral 1 tot 2 weken na de chemotherapie tot uiting. Andere klachten in de mond kunnen zijn:
aften of zweertjes een droge of pijnlijke mond wit beslag op de tong rood slijmvlies in de mond bloedend tandvlees kloofjes in de lippen een gevoelige keel
Het is belangrijk om voor de start van uw behandeling een bezoek te brengen aan uw tandarts. Vertel uw tandarts dat u met een chemotherapeutische behandeling start en laat uw gebit grondig nakijken. Controleer regelmatig zelf uw mond: de tong, de wangen, uw verhemelte, onder uw tong en de binnenzijde van uw lippen. TIPS
Zorg voor een goede mondhygiëne en een goed verzorgd gebit. Poets uw tanden na elke maaltijd, minstens 3 maal per dag. Poets uw tanden steeds met een zachte tandenborstel. Gebruik een fluoridenhoudende milde tandpasta.
15
Spoel de tandenborstel grondig na en bewaar hem droog met de borstelkop naar boven. Vervang uw tandenborstel om de 2 maanden. Gebruik 1 maal per dag een tongschraper om uw tong te reinigen. Borstel of schraap de tongrug en de zijvlakken van de tong. Flos uw tanden één maal per dag. Als u echter niet gewoon bent te flossen, is dit niet het moment om ermee te starten; iemand die het niet gewoon is maakt gemakkelijk wondjes in de mond door het flossen. Spoel na het braken steeds uw mond met water. Spoel uw mond met een mondspoelmiddel (Chloorhexidine). U krijgt dit mee op de dagkliniek of op de hospitalisatieafdeling. Het gebruik van een mondspoelmiddel vervangt in geen geval het tandenpoetsen. Gebruik het mondspoelmiddel (Chloorhexidine), telkens na het poetsen en vóór het slapengaan. Houd uw lippen vochtig met een lippenbalsem. Drink veel. Neem contact op met de verpleegkundige bij pijn of open wondjes in uw mond. De pijnlijke zones in uw mond kunnen verholpen worden met een laserbehandeling op de dagkliniek of op de hospitalisatieafdeling. LET OP Vermijd te gekruid, zuur (citroensap, vinaigrette, mosterd), droog, krokant, hard, zeer koud of zeer warm voedsel bij pijn of open wondjes in de mond. Vermijd tandpasta met een blekende werking voor wittere tanden (bv. met peroxide). Vermijd alcoholische dranken (droogt de slijmvliezen uit). Minderen - of beter - stoppen met roken is aangeraden. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij pijn of bloedingen in uw mond. Bij koorts samen met mondklachten. Maak een afspraak bij de verpleegkundigen om een laserbehandeling in uw mond te starten.
16
10. Diarree/constipatie 10.1. Diarree Uw behandeling kan inwerken op de cellen van het maag-darmstelsel. Dit verschilt van persoon tot persoon. Daardoor kan u last krijgen van diarree. Het is belangrijk dit te melden aan uw arts en niet op eigen initiatief medicatie tegen diarree in te nemen. TIPS Drink regelmatig water zodat u een voldoende vochtopname hebt (1,5 l). Bij grote vochtverliezen is meer vocht nodig (2 tot 2,5 l). Drink dan bijvoorbeeld sportdranken zodat u ook de nodige mineralen binnen hebt . Kijk regelmatig na of uw urine niet te donker is. Dit kan een teken zijn van uitdroging. Eet vet- en vezelarme voeding zoals: pasta, wit brood of rijst mager vlees (kalkoen, kip) cornflakes vis geschild fruit Stop tijdelijk het eten van vezelrijke voeding. Het slijmvlies van de sluitspier kan geïrriteerd zijn door de diarree. Gebruik zacht toiletpapier. Zorg voor een goede lichaamshygiëne en breng een zinkzalf aan ter hoogte van de sluitspier om de huid te beschermen. Vraag aan uw (huis)arts een geneesmiddel tegen diarree. LET OP Vermijd voedingsmiddelen die de darmbeweging doen toenemen: grote en vetrijke maaltijden alcohol (bier, wijn) cafeïnehoudende dranken (koffie, thee, cola) voeding met grove vezels, zaden of pitten (volkorenbrood) schillen van fruit en noten Vermijd voedingsmiddelen die de gasvorming verhogen: ui, prei, kool, knoflook, paprika, komkommer, meloen koolzuurhoudende dranken Vermijd voedingsmiddelen die de darmslijmvliezen irriteren: sterke kruiden en specerijen. Vermijd producten die sorbitol bevatten (snoepgoed & kauwgom). Vermijd het drinken van water tijdens en tot 1 uur na de maaltijd. Vermijd melk en zuivelproducten (melk, yoghurt, ijs, kaas, room). 17
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Als de diarree gepaard gaat met koorts, ernstige krampen of braakneigingen. Als u last hebt van uitdrogingsverschijnselen: een droge mond, een droge tong, droge lippen, een droge en verrimpelde huid en donkere urine. Als u last hebt van een bloederige stoelgang. 10.2. Constipatie Constipatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de anti-braakmedicatie die u krijgt. Het is belangrijk voldoende te drinken (voornamelijk warme dranken), veel te bewegen , vezelrijke voeding (volkorenproducten, fruit) te nuttigen. Bespreek dit met de verpleegkundige en uw arts indien u er last van hebt. De arts kan medicatie voorschrijven indien andere middelen niet helpen.
11. Invloed op het hart Eén van de producten (Doxorubicine®) uit uw chemotherapiekuur kan een invloed hebben op het hart. Bij sommige patiënten kan het hart aangetast worden. Er kunnen veranderingen in de hartactiviteit, hartritmestoornissen, ontstekingen van de hartspier of hartzakje voorkomen. De arts zal u daarom nauwgezet opvolgen. Meestal zal er vóór de start van de chemotherapie de elektrische activiteit (elektrocardiogram) en de pompfunctie van het hart geëvalueerd worden (LVEF -linker ventrikel ejectiefractie). Om de pompfunctie van het hart te evalueren worden bewegende beelden en een berekening van de hoeveelheid bloed die uw hart uitpompt gemaakt. De arts kan op die manier nagaan of uw hart goed werkt. Dit onderzoek, LVEF, wordt meestal na 3 cycli opnieuw geëvalueerd.
12. Gehoorsdaling. Door het gebruik van Cisplatinum® kan een vermindering van het gehoor optreden. U kan hier zelf niets aan doen, maar u moet dit zeker melden aan de arts of de verpleegkundige. De arts kan dan eventueel de dosis van de chemotherapie aanpassen. Heel zelden kunnen oorsuizingen optreden. Dit kan op elk moment tijdens de behandeling optreden. Deze bijwerking kan tijdelijk of in sommige gevallen blijvend aanwezig zijn. Er bestaat hiervoor geen specifieke behandeling.
18
13. Geur- en smaakveranderingen. Door uw behandeling kan wat u normaal gezien graag eet of drinkt, totaal anders gaan smaken, terwijl het nog steeds op dezelfde manier wordt klaargemaakt. Dit is eigen aan chemotherapie, en gaat ook na het einde van de therapie geleidelijk aan over. Raadpleeg de verpleegkundige of uw arts indien u te weinig eet of teveel gewicht verliest. In het ziekenhuis kan u steeds een beroep doen op een diëtist(e). TIPS Zorg voor een goede mondhygiëne Als de maaltijden niet meer smaken: probeer dan nieuwe gerechten uit, gebruik voldoende kruiden Kies dranken met een frisse smaak: koolzuurhoudende dranken, thee, water, vruchtensap Als het eten een metaalsmaak heeft: is het best om vis en eieren te eten in plaats van vlees, eet meer zetmeelproducten (rijst, pasta’s) en vervang uw metalen bestek door plastiek bestek. Bij geurveranderingen: eet meer koude gerechten en vermijd etenswaren met een sterke geur.
14. Veranderingen aan de huid Door de behandeling kan uw huid droger of zelfs schilferig worden. Dit is een normale bijwerking, die zich na het beëindigen van de behandeling langzaam herstelt. Ten gevolge van de chemotherapie kan uw huid ook wat gaan verkleuren, vooral donkerder worden. Wanneer u gedurende of na uw behandeling huiduitslag krijgt, moet u dit aan de verpleegkundige en uw behandelende arts melden. TIPS Gebruik regelmatig een verzachtende, neutrale vochtinbrengende crème, vooral op droge zones. Neem liever een douche in plaats van een bad. In bad zal uw huid te veel verweken en uitdrogen. Gebruik bij het douchen best een neutrale en ongeparfumeerde douchegel. Gebruik een hoge beschermingsfactor (bv. factor 50) bij blootstelling aan de zon. Zonnebaden raden we af maar als u gaat fietsen, wandelen… doe dit dan best niet tijdens de middaguren. Bedek ook uw hoofd of smeer het voldoende in. Door de chemotherapie is uw huid veel gevoeliger voor verbranding. Draag best loszittende, katoenen kledij. Zorg voor een goede verluchting van de huid. Als u last hebt van jeuk, vraag dan aan uw arts of apotheker een jeukstillend geneesmiddel.
19
LET OP Vermijd directe blootstelling aan de zon. Vermijd te warme of veelvuldige douches.
15. Verminderde vruchtbaarheid. Door de toediening van chemotherapie kan het zijn dat u onvruchtbaar wordt. Zeker wanneer u nog een kinderwens hebt, zal de arts met u bespreken om al dan niet een spermastaal in te vriezen (spermapreservatie) bij mannen of een eicelpreservatie bij vrouwen vóór de start van de behandeling uit te voeren. Indien u vragen hebt of extra informatie wenst, bespreek dit zeker met uw arts of de verpleegkundige. Er is ook een specifieke brochure rond ‘Intimiteit en vruchtbaarheid’ beschikbaar op de afdeling.
16. Invloed op intimiteit en seksualiteit. De invloed van de ziekte en de behandeling op de beleving van intimiteit en seksualiteit is voor elke persoon verschillend. Lichamelijke klachten kunnen een invloed hebben op de zin om te vrijen of het intiem zijn zelf. Het is vaak ook niet evident voor de partner: soms heeft die ook schrik om intiem te zijn, alles is precies anders en moeilijker nu heel het leven beïnvloed wordt door deze ziekte en behandeling. Het is daarom belangrijk om er met uw partner over te praten. Intimiteit blijft belangrijk, ook al gebeurt het nu minder frequent of op een andere manier. Het is belangrijk om elkaar ook daarin te vinden. Klachten met betrekking tot seksualiteit, zowel op lichamelijk als op emotioneel vlak, zijn ook bespreekbaar, met uw arts, verpleegkundige, psycholoog of wie u daarvoor in vertrouwen neemt. In het ziekenhuis is er ook een seksuologe en een e-mailadres waar u steeds uw vragen kunt mailen (
[email protected]) We raden u wel aan om de eerste 48 u na de toediening van de chemotherapie bij seksueel contact een condoom te gebruiken. Restanten van de medicatie zitten ook in de lichaamsvochten (bijvoorbeeld in sperma) en uw partner komt hier best niet mee in contact. Heeft u nog vragen, stel ze dan gerust aan uw arts of verpleegkundige.
20
3. Geneesmiddelen, dranken & plantaardige bereidingen die niet mogen gecombineerd worden met uw therapie Het is belangrijk dat u steeds aan uw arts doorgeeft en met uw arts of apotheker bespreekt welke medicatie, voedingssupplementen of homeopatische middelen u neemt. Als u zich laat vaccineren, bespreek dit dan eerst met uw behandelende arts.
VOORBEELDEN VAN GENEESMIDDELEN WAARMEE U MOET OPLETTEN: Antibiotica: Erythrocine®, Erythroforte® (clarithromycine), Ketek® (telithromycine), (rifabutine),…
(erythromycin), Biclar®, Heliclar® Rifadine® (rifampicine), Mycobutin®
Anti-schimmel middelen: Nizoral® (ketoconazole), Sporanox® (itraconazole), Vfend® (voriconazole), Diflucan® (fluconazole), Noxafil® (posaconazole), Lamisil® (terbinafine)… Anti-virale middelen: Norvir® (ritonavir), Kaletra® (ritonavir, lopinavir), Atripla®, Stocrin® (efavirenz), Viramune® (nevirapine) Crixivan® (indinavir), Invirase® (saquinavir), Reyataz® (atazanavir), Victrelis® (boceprevir), Prezista® (darunavir), Telzir® (fosamprenavir),… Antidepressiva : Wellbutrin® (bupropion), Cymbalta® (duloxetine), Prozac®, Fontex® (fluoxetine), Seroxat® (paroxetine), Serlain® (sertraline),… Anti-epileptica: Tegretol® (carbamazepine), Diphantoïne®, Epanutin® (fenytoïne), Trileptal® (oxcarbamazepine), Depakine® (valproïnezuur), Diacomit® (stiripentol), Mysoline® (primidon),… Bloedverdunners : Marevan® (warfarine), Sintrom® (acenocoumarol), Marcoumar® (fenprocoumon),…. Andere: Arava® (leflunomide), Prograft®, Advagraf® (tacrolimus), Leponex® (clozapine), Rydene® (nicardipine), Isoptine® (verapamil), Lanoxin® (digoxine), Mimpara® (cinacalcet), R-Calm® (difenhydramine), Haldol® (haloperidol), Riamet® (lumefantrine),… VOORBEELDEN VAN DRANKEN EN KRUIDEN Pompelmoes, pomelo’s (in alle vormen: vers fruit, fruitsap, multivruchtensap) Sint-Janskruid (Hypericum Perforatum) Echinacea (Urgenin®, Echinacin®)
21
Tips of vragen
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verantwoordelijke uitgever: Oncologisch Centrum UZ Gent, september 2013 Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ Gent. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Oncologisch Centrum UZ Gent.
22