STARTEN MET CHEMOTHERAPIE - DTIC
Oncologie/0161
ENKELE BELANGRIJKE RAADGEVINGEN
We geven u enkele handige tips om bijwerkingen te vermijden of te behandelen en vermelden wanneer u best de arts, de verpleegkundig consulent of de apotheker contacteert. Zij geven u graag meer uitleg, dus aarzel niet om hen te contacteren.
Deze folder bevat informatie over: 1. Het praktisch verloop van uw behandeling met DTIC
p. 3
2. De mogelijke bijwerkingen
p. 6
3. De combinatie van uw therapie met geneesmiddelen en voedingsmiddelen
p. 16
Deze brochure helpt u bij het omgaan met de bijwerkingen. De groene tekst zijn tips die u kunnen helpen bij het omgaan met de klacht. De rode tekst geeft u meer uitleg over wat u best niet doet bij een bepaalde klacht. De oranje kaders geven u duidelijke instructies wanneer u contact moet opnemen met het ziekenhuis. Hebt u nog vragen over een bepaalde klacht, noteer ze. In een volgende consultatie zullen we deze samen bespreken.
2
1.
Uw behandeling met DTIC
U zal binnenkort starten met chemotherapie, namelijk een behandeling met DTIC. Dit product, ook wel chemotherapeuticum genoemd, remt de groei of vernietigt de kankercellen. Naast dit product, worden ook nog andere geneesmiddelen toegediend om de bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken.
1. Praktisch verloop Bij deze behandeling krijgt u gedurende 5 dagen chemotherapeutica toegediend. De chemotherapie wordt meestal op de dagkliniek medische oncologie (gebouw K1, 4e verdieping) gegeven gezien de behandeling niet lang duurt. Om praktische of medische redenen kan het zijn dat u gedurende 5 dagen wordt opgenomen op de hospitalisatieafdeling Radiotherapie / Medische Oncologie (gebouw K2, 4e verdieping). Telkens bij uw aankomst in het ziekenhuis moet u zich eerst aanmelden aan de kassa in gebouw K1‐K2. Na de inschrijving meldt u zich aan de receptie van de afdeling aan en geeft u de papieren die u meekreeg aan de kassa af. U kunt kiezen voor een een‐ of tweepersoonskamer. Indien u voor een eenpersoonskamer kiest, is het afwachten of er al dan niet een kamer bij uw opname op de afdeling vrij is. Indien dit niet het geval is, zal u (voorlopig) op een tweepersoonskamer liggen. U kan uw wens voor een eenpersoonskamer doorgeven aan de verpleegkundige op de afdeling. Van zodra een eenpersoonskamer vrij is, zal deze aan u toegewezen worden. Voor de start van de chemotherapie zal er eerst een bloedafname gebeuren. Dit is van belang om na te gaan of uw bloedwaarden in orde zijn. Hierbij wordt vooral gekeken naar het aantal witte bloedcellen (voornamelijk het aantal neutrofielen), rode bloedcellen, bloedplaatjes en de nierfunctie. Als de bloedwaarden in orde zijn, wordt de chemotherapie besteld. Dit verklaart soms de wachttijd tussen de bloedafname en de start van de behandeling.
2. Hoe wordt chemotherapie toegediend? De toediening van de chemotherapie gebeurt door middel van een infuus. Bij deze chemotherapiekuur wordt meestal een infuus (“baxter”) in de arm geplaatst.
3.Hoe verloopt de behandeling? Eén kuur (of cyclus) bestaat uit 21 of 28 dagen waarvan u de eerste 5 dagen elke dag naar de dagkliniek moet gaan voor de toediening van de chemotherapie. Na uw chemotherapie heeft u respectievelijk 3 weken (cyclus van 21 dagen) of 4 weken (cyclus van 28 dagen) rust. Dit wordt door uw behandelende arts beslist. De cycli volgen elkaar dus zonder onderbreking op.
3
Uw arts bepaalt het aantal cycli dat u van deze kuur zal krijgen. In de meeste gevallen zal u 6 cycli in totaal krijgen. De behandeling kan vroeger beëindigd worden als uit de onderzoeken blijkt dat de chemotherapie de kanker niet voldoende onder controle kan houden of indien er te veel bijwerkingen optreden. Na 2 of 3 cycli zal de arts de behandeling evalueren. Hiervan kan echter afgeweken worden, dit wordt beslist door de arts. Er zullen dan een aantal onderzoeken plaatsvinden. Meer informatie over deze onderzoeken zal u nog van de verpleegkundige of uw behandelende arts krijgen. Tijdens de chemotherapie en tot 7 dagen na de start van de behandeling dient u voorzorgsmaatregelen te nemen. Dit is voornamelijk bedoeld om uw naaste omgeving te beschermen. Meer informatie kan u vinden in de brochure ‘ voorzorgsmaatregelen tijdens de chemotherapie ’. Tien dagen na de eerste cyclus chemotherapie (en zo nodig na de volgende cyclus) zal een bloedafname op de dagkliniek gebeuren. Dit is van belang om uw bloedwaarden op te volgen en de eventuele bijwerkingen met de arts te bespreken. Noteer zoveel mogelijk uw ervaringen met bijwerkingen in het dagboek van de informatiegids. Het chemotherapieschema (DTIC) ziet er als volgt uit:
Infuus in de arm
Week 1: dag 1 Product
Vorm
Tijdsduur werking
1
Emend 125 mg
tablet
(1u vóór start chemo)
2
Zofran 8 mg + Dexamethasone 10 mg (in 100 cc NaCl 0,9 %)
infuus
15 min.
3
Dacarbazine
infuus
30 min
cytostaticum
4
NaCl 0,9 % 100 cc
infuus
10 min.
Spoelvloeistof
Tegen de misselijkheid
Voor het product Zofran zal u van de arts een attest ontvangen voor terugbetaling. Dit attest moet u bij het ziekenfonds binnen brengen.
4
Infuus in de arm
Week 1: dag 2 Product
Vorm
Tijdsduur werking
1
Emend 80 mg
tablet
om 8u
Tegen de misselijkheid
2
Dexamethasone 10 mg (in 100 cc NaCl 0,9 %)
infuus
15 min.
Tegen de misselijkheid
3
Dacarbazine
infuus
30 min
cytostaticum
4
NaCl 0,9 % 100 cc
infuus
10 min.
Spoelvloeistof
Week 1: dag 3 U krijgt dezelfde kuur als op dag 2.
Infuus in de arm
Week 1:dag 4 Product
Vorm
Tijdsduur werking
1
Zofran 8 mg + Dexamethasone 10 mg (in 100 cc NaCl 0,9 %)
infuus
15 min.
Tegen de misselijkheid
2
Dacarbazine
infuus
30 min
cytostaticum
3
NaCl 0,9 % 100 cc
infuus
10 min.
Spoelvloeistof
Week 1: dag 5 U krijgt dezelfde kuur als op dag 4. Op dag 5 kan u het ziekenhuis verlaten.
Week 4 (dag 21) of week 5 (dag 28) Dit is dag 1 van een nieuwe cyclus. 5
2.
Mogelijke bijwerkingen
De chemotherapie zal naast de sneldelende kankercellen ook het aantal sneldelende, gezonde cellen aantasten waardoor bijwerkingen kunnen optreden. Vooral het beenmerg, het haar, de slijmvliezen van maag‐ darmstelsel en de voortplantingsorganen zijn gevoelig voor chemotherapie. Daarnaast kan de toxiciteit van de chemotherapie ook de normale werking van bepaalde organen zoals de lever en de nieren verstoren. In deze brochure beschrijven we de mogelijke bijwerkingen en geven we u tips om met die bijwerkingen om te gaan. Deze bijwerkingen zijn meestal tijdelijk en verminderen of verdwijnen na het einde van de behandeling. De bijwerkingen variëren van persoon tot persoon. Laat u dus niet beïnvloeden door de verhalen van andere mensen. Er is ook geen relatie tussen het effect van de chemotherapie en de mate waarin u bijwerkingen ervaart. Wees niet ongerust als u weinig bijwerkingen ervaart. Dit betekent niet dat de behandeling onvoldoende werkt. Het is belangrijk om steeds uw arts of verpleegkundige te informeren over de bijwerkingen die u ervaart. Zij zullen u adviezen geven om de klachten te verminderen of te behandelen. Uw arts kan bijkomende medicatie voorschrijven als dat nodig is.
1. Misselijkheid en/of braken 2. Vermoeidheid 3. Invloed op het bloedbeeld 4. Diarree 5. Ontsteking van het mondslijmvlies 6. Geur- en smaakveranderingen 7. Haaruitval 8. Griepachtig syndroom 9. Verminderde vruchtbaarheid 10. Invloed op intimiteit en seksualiteit
p. 7 p. 8 p. 10 p. 11 p. 11 p. 13 p. 14 p. 14 p. 14 p. 15
6
1. Misselijkheid en/of braken Misselijkheid is een vaak voorkomende nevenwerking en kan leiden tot braakneigingen en braken. De intensiteit verschilt van persoon tot persoon. Deze bijwerking wordt door de huidige beschikbare medicatie reeds goed onderdrukt. Als u last hebt van deze bijwerking, noteer dit dan in het dagboek (Wanneer is het? Hoe erg is het?). U kan dit dan met de verpleegkundige of de arts bespreken. Deze bijwerking kan optreden vanaf de avond van de chemotherapie en kan tot 3 à 4 dagen duren. Bij de meeste patiënten gaat het om een matige vorm van deze bijwerking. U kan last hebben van: minder eetlust een zwaar of opgeblazen gevoel in de maag braakneigingen/braken Als u tips over uw voeding wil, kan u altijd aan de verpleegkundige vragen om de onco‐diëtist bij u te laten langskomen op de afdeling. Zij kan u bruikbare adviezen geven bij deze klachten. Voor, tijdens en na de chemotherapie krijgt u medicatie tegen de misselijkheid en het braken: Emend, Zofran, Dexamethasone en Litican. Bijwerkingen van deze medicatie kunnen zijn: Medicatie
Bijwerkingen
Emend
Zofran Dexamethasone (= ‘cortisone’)
Obstipatie, diarree, de hik Hoofdpijn, duizeligheid Vermoeidheid Obstipatie Hoofdpijn Honger gevoel (bijvoorbeeld een voorkeur voor zoete voedingswaren) Het vast houden van vocht in het lichaam (bv. dikke voeten, een rond gezicht) Een ‘opgejaagd’ gevoel
TIPS Eet kleine hoeveelheden, gespreid over de dag. Vermijd zware maaltijden. Eet voedsel dat u lekker vindt. Forceer u niet om te eten. Deze bijwerking verdwijnt spontaan en
7
dan zal u opnieuw beter kunnen eten. Eet wanneer u daar zin in heeft; voldoende drinken is belangrijker. Eet droog voedsel zoals granen en toast. Drink regelmatig, maar drink kleine hoeveelheden zodat u geen opgeblazen gevoel hebt. Drink wel dagelijks 1,5 liter. Dit hoeft niet enkel water te zijn, ook frisdrank, appelsap, sportdrank, thee of bouillon mag. Zorg ervoor dat u voldoende frisse lucht krijgt. Spoel na het braken, uw mond met koud water, en wacht 1 tot 2 uur alvorens te eten. Als u misselijk bent, geef dan de voorkeur aan koude of lauwe voedingsmiddelen. Deze geven minder geur af dan warm voedsel.
LET OP Vermijd sterke kruiden, te zoet, gebraden of vet voedsel (bv. gefrituurd voedsel). Vermijd drinken tijdens de maaltijd, dit neemt uw eetlust weg. Ga niet onmiddellijk liggen na de maaltijd, een halfzittende houding is beter. Als u misselijk bent, vermijd dan sterke geuren. Deze kunnen de misselijkheid verergeren. Vermijd alcoholische dranken. Minderen of stoppen met roken is aangeraden.
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS ? Als de misselijkheid of het braken leidt tot: Onvoldoende voedselopname met ernstig gewichtsverlies tot gevolg. Uitdroging (dit uit zich in dorst, droge huid, droge lippen, weinig plassen). Zeer frequent braken (meer dan 3x per dag).
2. Vermoeidheid Deze vermoeidheid wordt omschreven als een aanhoudend en hardnekkig gevoel van uitputting, ondanks voldoende rust en slaap. Dit gevoel kan een sterke impact hebben op de uitoefening van uw dagelijkse activiteiten. Deze bijwerking treedt voornamelijk op tijdens en kan nog tot lang na de beëindiging van de behandeling aanwezig blijven. Dit verschilt van persoon tot persoon. In de VLK‐ brochure ‘Vermoeidheid bij kanker’ kan u tips terugvinden om met deze vermoeidheid om te gaan. Er worden 5 maal per jaar vermoeidheidsessies georganiseerd in het UZ Gent.
8
Deze vermoeidheid wordt ook gekenmerkt door:
u algemeen zwak voelen zware ledematen verminderde aandacht en concentratie niet goed slapen, een toegenomen slaapbehoefte geïrriteerd zijn belemmering bij het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten zware vermoeidheid na een inspanning zich niet goed voelen in uw vel
TIPS Plan uw activiteiten en voer ze op uw eigen tempo uit. Geef voorrang aan de activiteiten die werkelijk nodig zijn die dag en die u graag doet. Kies ervoor om te doen wat u moet en wil doen en pas zo nodig uw activiteiten aan. Las korte rustpauzes of korte slaapperiodes in als dat nodig is. Slaap overdag niet te lang, maar rust regelmatig een half uurtje. Vraag hulp aan anderen wanneer nodig. Zorg voor een evenwichtige voeding en drink voldoende. Maak korte wandelingen en doe lichte activiteiten, dit kan deugd doen. Maak voldoende tijd vrij voor ontspanning. Zorg voor een goede nachtrust. Als u de slaap niet kan vatten, blijf dan niet in bed liggen. Sta op en ga iets drinken of doe kort iets ontspannend. Als u moeilijk blijft slapen, bespreek dit dan zeker met de arts en de verpleegkundige. Zij zullen u verder kunnen helpen. LET OP Vermijd lange rustpauzes tijdens de avond (zodat u voldoende moe bent voor het slapengaan). Vermijd onnodige activiteiten, stress of spanningssituaties. Indien u zich ongewoon vermoeid voelt, wees dan voorzichtig wanneer u met de auto rijdt of machines bedient. Vermijd overmatig alcoholgebruik. Vermijd stimulerende middelen (zoals cafeïnerijke dranken) voor het slapengaan.
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Contacteer uw arts bij ernstige vermoeidheid bij een lichte inspanning of zelfs in rust.
9
Invloed op het bloedbeeld. 3.1. Witte bloedcellen Een daling van het aantal witte bloedcellen is een normale bijwerking van de chemotherapie, waar u zelf niets aan kan doen. Vooral rond de 10de dag na de chemotherapie bereiken de witte bloedcellen hun dieptepunt en is er een verhoogde kans op infectie. Infecties worden best zo snel mogelijk bestreden aangezien er minder witte bloedcellen aanwezig zijn ter verdediging van uw lichaam. Een vroegtijdige behandeling is dus de boodschap. Op dag 10 en vóór de start van de chemotherapie wordt een bloedafname uitgevoerd om het aantal witte bloedcellen na te kijken. Tekenen van infectie kunnen zijn: Koorts (> 38°C), zweten, koude rillingen keelpijn, hoest, verstopte neus branderig gevoel bij het plassen, slecht ruikende urine ziektegevoel, uitputting roodheid, zwelling, ettervorming (lokale infectie) TIPS Meet uw lichaamstemperatuur bij ziektegevoel. Voorkom wondjes en verzorg opgelopen wondjes meteen (grondig ontsmetten en verband aanleggen). Zorg voor een goede mondhygiëne. Controleer regelmatig uw mond op kleine wondjes. Was uw handen regelmatig, zeker voor het eten en na het toiletbezoek. LET OP Vermijd contact met mensen die griep hebben of verkouden zijn. Let ook op voor kinderen met typische kinderziekten. U bent op dit moment meer vatbaar om ook ziek te worden. Vermijd druk bevolkte plaatsen. Ga niet zwemmen in deze periode. Vermijd contact met uitwerpselen van huisdieren. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Als u tekenen van infectie waarneemt of koorts hebt (> 38°C) moet u STEEDS contact opnemen met de hospitalisatieafdeling of met uw behandelende arts. Neem nooit op eigen initiatief geneesmiddelen in als u vermoedt dat u een infectie hebt. Bij koorts kan, gezien het gevaar voor een infectie, een opname op de hospitalisatieafdeling noodzakelijk zijn. Daar wordt dan via een infuus antibiotica toegediend.
10
3.2. Rode bloedcellen Wanneer het aantal rode bloedcellen te laag is, spreken we van anemie (bloedarmoede). Dit kan gepaard gaan met een gevoel van (extreme) vermoeidheid, er bleker uitzien, duizeligheid en kortademigheid bij (de minste) inspanning. De artsen volgen het aantal rode bloedcellen op in het bloed. U kan zelf niets doen om de aanmaak ervan te stimuleren. Indien nodig zal een bloedtransfusie of extra medicatie (via een inspuiting) toegediend worden.
3.3. Bloedplaatjes De chemotherapie heeft ook een invloed op de bloedplaatjes. Wanneer deze te laag staan heeft u vlugger blauwe plekken, bloedend tandvlees of neusbloedingen. Een wonde zal dan ook langer bloeden. Ook aan deze bijwerking kan u zelf niets doen. De arts volgt het aantal bloedplaatjes in het bloed op. Indien nodig zal er een transfusie van bloedplaatjes toegediend worden.
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij spontaan ontstaan van een bloedneus. Bij het regelmatig voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus. Bij bloed in de urine, stoelgang…
4. Diarree Uw behandeling kan inwerken op de cellen van de darm. Dit verschilt van persoon tot persoon. Daardoor kan u last krijgen van diarree. Het is belangrijk dit te melden aan uw arts. Deze bijwerking komt in deze kuur zeer zelden voor.
5. Ontsteking van het mondslijmvlies De chemotherapie kan ontstekingen van het mondslijmvlies (mucositis) veroorzaken. In deze behandeling is deze bijwerking zeer zeldzaam. De ontsteking is meestal tijdelijk, maar kan pijnlijk zijn. Het tandvlees, de tong en de lippen kunnen dan gevoelig zijn vooral bij het eten, drinken en spreken. De klachten komen vooral 1 tot 2 weken na de chemotherapie tot uiting.
11
Andere klachten in de mond kunnen zijn:
Aften of zweertjes een droge of pijnlijke mond wit beslag op de tong rood slijmvlies in de mond bloedend tandvlees kloofjes in de lippen een gevoelige keel
Het is belangrijk om vóór de start van uw behandeling een bezoek te brengen aan uw tandarts. Vertel uw tandarts dat u met een chemotherapeutische behandeling start en laat uw gebit grondig nakijken. Controleer regelmatig zelf uw mond: de tong, de wangen, uw verhemelte, onder uw tong en de binnenzijde van uw lippen. TIPS
Behoud een goede mondhygiëne en een goed verzorgd gebit. Poets uw tanden na elke maaltijd, minstens 3 maal per dag. Poets uw tanden steeds met een zachte tandenborstel. Gebruik een fluoridenhoudende milde tandpasta. Spoel de tandenborstel grondig na en bewaar hem droog met de borstelkop naar boven. Vervang uw tandenborstel om de 2 maanden. Gebruik éénmaal per dag een tongschraper om uw tong te reinigen. Borstel of schraap de tongrug en de zijvlakken van de tong. Flos uw tanden éénmaal per dag. Als u echter niet gewoon bent te flossen is dit niet het moment om ermee te starten; iemand die het niet gewoon is maakt gemakkelijk wondjes in de mond door het flossen. Spoel steeds uw mond met water na het braken. Spoel uw mond met een mondspoelmiddel (Chloorhexidine). U krijgt dit mee op de dagkliniek of op de hospitalisatieafdeling. Het gebruik van een mondspoelmiddel vervangt in geen geval het tandenpoetsen. Gebruik het mondspoelmiddel (Chloorhexidine), telkens na het poetsen en vóór het slapengaan. Houd uw lippen vochtig met een lippenbalsem. Drink veel. Neem contact op met de verpleegkundige bij pijn of open wondjes in uw mond. De pijnlijke zones in uw mond kunnen verholpen worden met een laserbehandeling op de dagkliniek of op de hospitalisatie.
12
LET OP Vermijd te gekruid, zuur (citroensap, vinaigrette, mosterd), droog, krokant, hard, zeer koud of zeer warm voedsel bij pijn of open wondjes in de mond. Vermijd tandpasta met een blekende werking voor wittere tanden (bv. met peroxide). Vermijd alcoholische dranken (droogt de slijmvliezen uit). Minderen ‐ of beter ‐ stoppen met roken is aangeraden.
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij pijn of bloedingen in uw mond. Bij koorts samen met mondklachten. Maak een afspraak bij de verpleegkundigen om een laserbehandeling in uw mond te starten.
6. Geur- en smaakveranderingen Door uw behandeling kan uw smaak of geur veranderen. De voeding die u graag eet of drinkt, kan anders smaken terwijl het nog steeds op dezelfde manier wordt klaargemaakt. Dit is normaal als u een behandeling krijgt met chemotherapie. Na de behandeling gaat dit geleidelijk aan over. Raadpleeg de verpleegkundige of uw arts indien u te weinig eet of teveel gewicht verliest. TIPS Zorg voor een goede mondhygiëne Als de maaltijden niet meer smaken: probeer dan nieuwe gerechten uit, gebruik voldoende kruiden Kies dranken met een frisse smaak: koolzuurhoudende dranken, thee, water, vruchtensap Als het eten een metaalsmaak heeft: is het best om vis en eieren te eten in plaats van vlees, eet meer zetmeelproducten (rijst, pasta’s) en vervang uw metalen bestek door plastiek bestek. Bij geurveranderingen: eet meer koude gerechten en vermijd etenswaren met een sterke geur.
13
7. Haaruitval Bij deze behandeling is het haarverlies beperkt. Meestal treedt er slechts gedeeltelijk haarverlies op. Als er toch verdunning van het haar optreedt is dit meestal 2 à 3 weken na de start van uw behandeling. Het kan zijn dat u de wenkbrauwen, wimpers, oksel‐ en schaamhaar gedeeltelijk verliest. Deze bijwerking is tijdelijk.
8. Griepachtig syndroom De toediening van de chemotherapie kan bij sommige patiënten een grieperig gevoel veroorzaken. Dit gaat dan vooral gepaard met uitputting, koorts, koude rillingen, hoofdpijn en spierpijn. Deze bijwerking kan tijdens of enkele dagen na de toediening van uw chemotherapie ontstaan. TIPS Neem voldoende rust na de behandeling. Als u last krijgt van deze symptomen mag u Dafalgan® innemen. Vóór elke inname van Dafalgan® is het belangrijk om uw temperatuur te controleren. Indien u koorts hebt (> 38°C), kan dit wijzen op een infectie. Bij koorts neemt u best contact op met uw arts. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Neem geen andere koortswerende of pijnstillende middelen in dan Dafalgan® (op basis van paracetamol). Bij aanhoudende temperatuursstijging. Als de bijwerkingen niet afnemen of erger worden terwijl u de medicatie correct inneemt die de arts voorgeschreven heeft.
9. Verminderde vruchtbaarheid Door de toediening van chemotherapie kan het zijn dat u onvruchtbaar wordt. Zeker wanneer u nog een kinderwens hebt, zal de arts met u bespreken om al dan niet een spermastaal in te vriezen (spermapreservatie) bij mannen of een eicelpreservatie bij vrouwen vóór de start van de behandeling uit te voeren. Indien u vragen hebt of extra informatie wenst, bespreek dit zeker met uw arts of de verpleegkundige. Er is ook een specifieke brochure rond ‘Intimiteit en vruchtbaarheid’ beschikbaar op de afdeling. 14
10. Invloed op intimiteit en seksualiteit De invloed van de ziekte en de behandeling op het beleven van intimiteit en seksualiteit is voor elke persoon verschillend. Lichamelijke klachten kunnen een invloed hebben op de zin om te vrijen of het intiem zijn zelf. Het is vaak ook niet evident voor de partner: soms heeft die ook schrik om intiem te zijn, alles is precies anders en moeilijker nu heel het leven beïnvloed wordt door deze ziekte en behandeling. Daarom is het belangrijk om hierover te praten met uw partner. Intimiteit blijft belangrijk, ook al gebeurt het nu minder frequent of op een andere manier. Het is belangrijk elkaar ook daarin te vinden. Klachten met betrekking tot seksualiteit, zowel op lichamelijk als op emotioneel vlak, zijn ook bespreekbaar met uw arts, verpleegkundige, psycholoog of wie u daarvoor in vertrouwen neemt. In het ziekenhuis is er ook een seksuologe en een e‐mailadres waar u steeds uw vragen kunt mailen (
[email protected]) We raden u wel aan om de eerste 48 u na de toediening van de chemoproducten bij seksueel contact een condoom te gebruiken. Restanten van de medicatie zitten ook in de lichaamsvochten en uw partner komt hier best niet mee in contact. Heeft u nog vragen, stel ze dan gerust aan uw arts of verpleegkundige.
15
3. Geneesmiddelen, dranken & plantaardige bereidingen die niet mogen gecombineerd worden met uw therapie Het is belangrijk dat u steeds alle medicatie, alle voedingssupplementen of andere homeopatische middelen doorgeeft en bespreekt met uw arts of apotheker. Indien u zich laat vaccineren, bespreek dit eerst met uw behandelende arts. VOORBEELDEN VAN GENEESMIDDELEN WAARBIJ MEN MOET OPLETTEN: Antibiotica: Ciproxine® (ciprofloxacine), Rifadine® (rifampicine),… Anti-epileptica: Tegretol® (carbamazepine), Diphantoïne®,Gardenal® (fenobarbital), Trileptal® (oxcarbamazepine), Mysoline® (primidon),… Andere: Arava® (leflunomide), Prograft®, Advagraf® (tacrolimus), Leponex® (clozapine), Floxyfral (fluvoxamine), Diacomit (stiripentol),… VOORBEELDEN VAN DRANKEN EN KRUIDEN
Pompelmoes, pomelo’s (in alle vormen: vers fruit, fruitsap, multivruchtensap) Sint-Janskruid (Hypericum Perforatum) Echinacea (Urgenin®, Echinacin®) Het is sterk aangeraden om sigarettenrook te vermijden tijdens uw behandeling.
16
Tips of vragen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Verantwoordelijke uitgever: Oncologisch Centrum UZ Gent, september 2013 Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ Gent. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Oncologisch Centrum UZ Gent.
17