Starten met chemotherapie – BEP Alles wat u vooraf moet weten Deze folder bevat informatie over: Het praktisch verloop van uw behandeling met BEP De mogelijke bijwerkingen We geven u enkele handige tips om de bijwerkingen te vermijden of te behandelen en vermelden wanneer u best de arts, de verpleegkundig consulent of de apotheker contacteert. Zij geven u graag meer uitleg, dus aarzel niet om hen te contacteren.
1. Uw behandeling met BEP U zal binnenkort starten met chemotherapie, namelijk een behandeling met BEP. BEP is een combinatiekuur, dit wil zeggen dat uw chemotherapie bestaat uit drie verschillende producten. B = Bleomycine E = Etoposide (Vepesid®) P = Platinol (Cisplatinum®) Deze producten, ook wel cytostatica genoemd, hebben een celremmende werking. Naast deze drie producten zullen ook nog andere producten toegediend worden, vooral om de bijwerkingen te beperken.
1. Hoe verloopt de behandeling? Uw arts bepaalt het aantal cycli dat u van deze kuur zal krijgen. 1 cyclus omvat 3 weken (21 dagen) De eerste week duurt de toediening van de medicatie een hele dag. Dit gebeurt elke dag van de week, van maandag tot en met vrijdag. U wordt dan elke dag om 8u op de dagkliniek medische oncologie verwacht. Week 2 en week 3 krijgt u enkel op maandag chemotherapie en duurt uw opname slechts een halve dag. Iedere maandag wordt een bloedafname (BA) uitgevoerd. Dit is een standaard onderzoek om uw algemene conditie en het eventueel dalen van de bloedcellen op te volgen. U zal op de dagkliniek ook telkens een gesprek hebben met de arts die uw behandeling opvolgt. Samengevat ziet uw behandeling er als volgt uit: Schema van 1 cyclus = 3 weken Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Opmerking Volledige dag Volledige dag Volledige dag Volledige dag Volledige dag Start om 8u WEEK 1 Week 2 Week 3
BA + Arts Halve dag BA + Arts Halve dag BA + Arts
Voor‐ of namiddag Voor‐ of namiddag
Week 4 = week 1 van de volgende cyclus De cyclussen volgen elkaar dus zonder onderbreking op. -2-
2
Hieronder staat een schema met de volgorde van de toe te dienen producten Dag 1
Prehydratatie
1 liter fysiologische oplossing over 2 uur voor de toediening van de chemoproducten is het belangrijk om eerst voldoende vocht toe te dienen, om uw nieren te beschermen.
Anti‐emeticum
Anti‐emeticum
1 comprimé Emend (125 mg), 1 uur vóór de toediening van de chemo Dit is een eerste preventief middel tegen misselijkheid. Zofran + Dexamethasone in 100 ml fysiologische oplossing Dit wordt toegediend in een tijdspanne van 15 minuten en is een tweede preventief middel tegen misselijkheid.
Cisplatinum
Dit is het eerste chemoproduct. Het is opgelost in 250 ml Fysiologische oplossing. Het wordt toegediend in een tijdspanne van ongeveer 1 uur .
Etoposide
Dit is het tweede chemoproduct dat opgelost is in 500 ml fysiologische oplossing . Het wordt toegediend in een tijdspanne van ongeveer 1 uur.
Paracetamol
Bleomycine
Posthydratatie
Mannitol 15 %
500 mg in een tijdspanne van 15 minuten Dit is een middel om de bijwerkingen van het volgende product, Bleomycine, preventief te behandelen. Dit is het derde en laatste chemoproduct, opgelost in 100 ml Fysiologische oplossing. Het loopt in een tijdspanne van 15 minuten in.
1 liter fysiologisch in een tijdspanne van 2 uur Dit vocht is belangrijk om uw nieren te beschermen 250 ml in een tijspanne van 30 minuten Dit bevordert de vochtafscheiding via uw nieren
Dag 2 t.e.m. dag 5 Op dag 2 t.e.m. dag 5 krijgt u ongeveer dezelfde behandeling als op dag 1. U krijgt op deze dagen echter geen Bleomycine. Het anti‐emeticum wordt dag per dag aangepast, volgens de geldende richtlijnen. -3-
3
Dag 8 en dag 15 Anti‐emeticum
Dexamethasone in 100 ml fysiologische oplossing. Dit loopt in een tijdspanne van ongeveer 15 minuten in
Paracetamol
Bleomycine
500 mg in een tijdspanne van 15 minuten Opgelost in 100 ml Fysiologische oplossing en toegediend in een tijdspanne van 15 minuten
2. Praktisch verloop Deze behandeling vindt plaats in de dagkliniek Medische Oncologie (gebouw K1‐4de verdieping). Bij uw aankomst in het ziekenhuis moet u zich eerst aanmelden aan de kassa in gebouw K1‐ K2. Ook bij alle volgende behandelingen moet u zich daar aanmelden. U kunt kiezen voor een een‐ of tweepersoonskamer. Wie voor een eenpersoonskamer kiest, kan bij aankomst op de dagkliniek onmiddellijk naar de kamer en daar een bloedafname krijgen. Andere patiënten moeten eerst in de wachtzaal wachten voor de bloedafname, die in het priklabo gebeurt. Na de inschrijving meldt u zich aan op K1, 4e verdieping, aan de receptie. Geef daar de papieren af die u meekreeg aan de kassa. Zoals in het schema op pagina 2 staat, gebeurt er elke week een bloedafname en heeft u ook elke week een consultatie bij de arts van de dagkliniek. Die komt bij u op de kamer. Om uw behandeling te evalueren zal de oncoloog met u afspreken wanneer specifieke onderzoeken moeten plaatsvinden. Dit hangt af van het aantal cycli die u zal volgen.
3. Hoe dienen we de chemotherapie toe? De toediening van de chemotherapie gebeurt door middel van een infuus. De verpleegkundige of arts zal met u bespreken of er voor de start van de behandeling al dan niet best een PICC geplaatst wordt. Een PICC is een Perifeer Ingebrachte Centrale Katheter. -4-
4
De voordelen van zo’n katheter zijn: Een PICC wordt geplaatst onder lokale verdoving. Hij blijft de hele behandeling ter plaatse en wordt na de laatste toediening van de kuur op de dagkliniek verwijderd. Dit is pijnloos en er blijft nadien geen zichtbaar litteken. De PICC kan ook worden gebruikt voor de wekelijkse bloedafname. U hoeft dus niet meer extra geprikt te worden tijdens de behandelingsperiode. Alle soorten infuustherapie mogen via deze katheter toegediend worden. Patiënten ondervinden weinig hinder van de katheter in hun dagelijkse handelingen omdat hij in de bovenarm zit onder een afdekkend verband. Het verband van een PICC moet regelmatig vervangen worden. Dit gebeurt wekelijks na het beëindigen van uw behandeling. Dan wordt de katheter ook telkens gespoeld. -5-
5
2. Mogelijke bijwerkingen In deze brochure beschrijven we de mogelijke bijwerkingen en geven we u tips om met die bijwerkingen om te gaan. Het is belangrijk steeds uw arts of verpleegkundige te informeren over de bijwerkingen die u ervaart. Zij zullen u adviezen geven om de klachten te verminderen of te behandelen. Uw arts kan bijkomende medicatie voorschrijven als dat nodig is. Wees niet ongerust als u weinig bijwerkingen ervaart. Dit betekent niet dat de behandeling onvoldoende werkt. 1. Verminderde vruchtbaarheid 2. Vermoeidheid 3. Misselijkheid en/of braken 4. Geur – en smaakveranderingen 5. Invloed op de werking van de nieren 6. Gehoorsdaling 7. Invloed op het bloedbeeld 8. Haaruitval 9. Ontsteking van het mondslijmvlies 10. Diarree/constipatie 11. Koorts na toediening van Bleomycine® 12. Prikkelhoest 13. Gevoelstoornissen (perifere neuropathie) 14. Invloed op intimiteit en seksualiteit 15. Veranderingen van de huid -6-
6
1. Verminderde vruchtbaarheid Door de toediening van chemotherapie kan het zijn dat u onvruchtbaar wordt. Zeker wanneer u nog een kinderwens hebt, zal de arts met u bespreken om al dan niet een spermapreservatie (= het invriezen van een spermastaal) uit te voeren vóór de start van de behandeling. Bespreek dit zeker met uw arts of verpleegkundige.
2. Vermoeidheid Dit is een vaak voorkomende bijwerking tijdens maar ook nog een tijd na de chemotherapie. Deze vermoeidheid wordt omschreven als een aanhoudend en hardnekkig gevoel van uitputting, ondanks voldoende rust en slaap. Dit gevoel kan een sterke impact hebben op de uitoefening van uw dagelijkse activiteiten. Deze vermoeidheid wordt ook gekenmerkt door: u algemeen zwak voelen zware ledematen verminderde aandacht en concentratie niet goed slapen, een toegenomen slaapbehoefte geïrriteerd zijn belemmering in het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten zware vermoeidheid na een inspanning u niet goed voelen in uw vel TIPS Plan uw activiteiten en verricht ze op uw eigen tempo; geef voorrang aan de activiteiten die werkelijk nodig zijn die dag en die u graag doet. Kies ervoor om te doen wat u moet en wil doen en pas zo nodig uw activiteiten aan. Las korte rustpauzes of korte slaapperiodes in als dat nodig is. Slaap niet te lang overdag, maar rust regelmatig een half uurtje. Vraag hulp aan anderen wanneer nodig. Zorg voor een evenwichtige voeding en drink voldoende. Maak korte wandelingen en doe lichte activiteiten, dit kan deugd doen. Maak voldoende tijd vrij voor ontspanning. Zorg voor een goede nachtrust. Indien u de slaap niet kan vatten, blijf dan niet in bed liggen. Sta op en ga iets drinken of doe kort iets ontspannend. Als u moeilijk blijft slapen, bespreek dit dan zeker met de arts en de verpleegkundige. Zij zullen u verder kunnen helpen. -7-
7
LET OP Vermijd lange rustpauzes tijdens de avond (zodat u voldoende moe bent voor het slapengaan). Vermijd onnodige activiteiten, stress of spanningssituaties. Indien u zich ongewoon vermoeid voelt, wees dan voorzichtig wanneer u met de auto rijdt of machines bedient. Vermijd overmatig alcoholgebruik. Vermijd stimulerende middelen (zoals cafeïnerijke dranken) voor het slapengaan. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Contacteer uw arts bij ernstige vermoeidheid bij een lichte inspanning of zelfs in rust.
3. Misselijkheid en/of braken Misselijkheid is een vaak voorkomende nevenwerking. De intensiteit ervan verschilt van persoon tot persoon. De misselijkheid kan leiden tot braakneigingen en braken. Bij de meeste patiënten gaat het om een matige vorm van deze bijwerking. U kan last hebben van: minder eetlust een zwaar gevoel in de maag een opgeblazen gevoel een pijnlijke maag braakneigingen/braken Als u tips over uw voeding wil, kan u altijd aan de verpleegkundige vragen om de onco‐ diëtiste bij u te laten langskomen op de afdeling. Zij kan u bruikbare adviezen geven bij deze klachten. TIPS Eet kleine hoeveelheden die u spreidt over de dag, vermijd zware maaltijden. Eet voedsel dat u lekker vindt. Forceer u niet om te eten. Deze bijwerking verdwijnt spontaan en dan zal u opnieuw beter kunnen eten. Eet wanneer u daar zin in heeft; voldoende drinken is belangrijker. Eet droog voedsel zoals granen en toast. -8-
8
Drink regelmatig, maar drink kleine hoeveelheden zodat u geen opgeblazen gevoel hebt. Drink wel dagelijks 1,5 liter. Dit hoeft niet enkel water te zijn, ook cola, appelsap, sportdrank, thee of bouillon mag. Zorg ervoor dat u voldoende frisse lucht krijgt. Bij braken spoelt u uw mond met koud water, en wacht 1 tot 2 uur alvorens te eten. Als u misselijk bent, geef dan de voorkeur aan koude of lauwe voedingsmiddelen. Deze geven minder geur af dan warm voedsel. LET OP Vermijd sterke kruiden, te zoet, gebraden of vet voedsel (bv. gefrituurd voedsel). Vermijd drinken tijdens de maaltijd, dit neemt uw eetlust weg. Ga niet onmiddellijk liggen na de maaltijd, een halfzittende houding is beter. Als u misselijk bent, vermijd dan sterke geuren. Deze kunnen de misselijkheid alleen maar verergeren. Vermijd alcoholische dranken. Minderen of stoppen met roken is aangeraden. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS ? Als de misselijkheid of het braken leidt tot: Onvoldoende voedselopname met ernstig gewichtsverlies (meer dan 10% van uw gewicht) tot gevolg. Uitdroging (dit uit zich in dorst, droge huid, droge lippen, weinig plassen). Een pijnlijke maag. Een gezwollen maag. Zeer frequent braken (meer dan 3x per dag).
4. Geur‐ en smaakveranderingen Door uw behandeling kan wat u normaal gezien graag eet, totaal anders gaan smaken, terwijl het nog steeds op dezelfde manier wordt klaargemaakt. Dit is eigen aan chemotherapie, en gaat ook na het beëindigen van de therapie geleidelijk aan over. -9-
9
5. Invloed op de werking van de nieren Eén van de producten die u krijgt toegediend (Cisplatinum®), kan invloed hebben op de werking van uw nieren. Via het infuus krijgt u daarom veel vocht toegediend. Toch blijft het ook belangrijk dat u zelf voldoende drinkt, minstens 1,5 l per dag. Schrik niet als u veel moet plassen tijdens uw behandeling (door de vochttoediening). De verpleegkundige zal uw gewicht opvolgen. De werking van uw nieren wordt wekelijks gecontroleerd door middel van de bloedafname. De arts zal u informeren over uw nierfunctie want het is een bijwerking die u normaal gezien niet zelf zult voelen.
6. Gehoorsdaling Een vermindering van het gehoor of oorsuizen kan optreden. U kan hier zelf niets aan doen, maar u moet dit zeker melden aan de arts of de verpleegkundige. Het oorsuizen kan optreden op elk moment tijdens de therapie. Deze bijwerking kan tijdelijk of definitief zijn. Er bestaat hiervoor geen specifieke behandeling.
6. Invloed op het bloedbeeld 6.1. Witte bloedcellen Dit is een normale bijwerking van de chemotherapie, waar u zelf niets aan kan doen. Bij een verminderd aantal witte bloedcellen verhoogt de kans op infectie. Infecties worden best zo snel mogelijk bestreden aangezien er minder witte bloedcellen zijn ter verdediging van uw lichaam. Vroegtijdige behandeling is dus de boodschap. Wekelijks worden uw witte bloedcellen gecontroleerd door middel van een bloedafname. Het dieptepunt van het aantal witte bloedcellen wordt telkens verwacht in de tweede week van elke cyclus. De witte bloedcellen zullen zich spontaan herstellen. Indien nodig zult u groeifactoren toegediend krijgen onder de vorm van een inspuiting Neulasta®. Deze medicatie ondersteunt de aanmaak van de witte bloedcellen in uw beenmerg. Tekenen van infectie kunnen zijn: koorts, zweten, koude rillingen keelpijn, hoest, verstopte neus branderig gevoel bij het plassen ziekgevoel, uitputting roodheid, zwelling, ettervorming (lokale infectie) -10-
10
TIPS Meet regelmatig uw lichaamstemperatuur (1 maal per dag ‘s avonds of bij ziektegevoel). Voorkom wondjes en verzorg opgelopen wondjes meteen. Zorg voor een goede mondhygiëne. Controleer regelmatig uw mond op kleine wondjes. Was uw handen regelmatig, zeker voor het eten en na het toiletbezoek. Vermijd contact met mensen die griep hebben of verkouden zijn. Let ook op voor kinderen met typische kinderziekten. U bent op dit moment meer vatbaar om ook ziek te worden. Let op volgende klachten: keelpijn, pijn bij het plassen, slecht ruikende urine, hoesten, het ophoesten van gekleurde fluimen Vermijd druk bevolkte plaatsen. Ga niet zwemmen in deze periode. Vermijd contact met uitwerpselen van huisdieren. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Indien u tekenen van infectie waarneemt of koorts hebt Vanaf 38°C STEEDS contact opnemen met het ziekenhuis! Als het nodig is wordt antibiotica opgestart 6.2. Rode bloedcellen Wanneer het aantal rode bloedcellen te laag is, spreken we van anemie (bloedarmoede). Dit kan gepaard gaan met een gevoel van (extreme) vermoeidheid, er bleker uitzien, duizeligheid en kortademigheid bij (de minste) inspanning. De artsen volgen het aantal rode bloedcellen op in het bloed. U kan zelf niets doen om de aanmaak ervan te stimuleren. Indien nodig zal een bloedtransfusie worden toegediend. 6.3. Bloedplaatjes De chemo heeft ook een invloed op de bloedplaatjes. Wanneer deze te laag staan heeft u vlugger blauwe plekken, bloedend tandvlees of neusbloedingen. Een wonde zal dan ook langer bloeden. Ook aan deze bijwerking kan u zelf niets doen. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij spontaan ontstaan van een bloedneus. Bij het regelmatig voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus. Bij bloedingen in de urine, stoelgang,… -11-
11
7. Haaruitval Deze behandeling leidt tot volledig haarverlies over het hele lichaam. Dit begint ongeveer 10 à 14 dagen na de eerste toediening van de chemotherapie. Na de behandeling groeit uw haar volledig terug.
Tips Net voor het uitvallen van het haar kan uw hoofdhuid wat gevoeliger zijn. U kan ervoor kiezen om uw haar kort te laten knippen voor de start van de behandeling, maar dit is zeker geen noodzaak. Verzorg uw hoofdhuid met een hydraterende crème. Vermijd afkoeling van uw hoofd en draag een pet, muts of een pruik.
8. Ontsteking van het mondslijmvlies Het slijmvlies in de mond kan ontsteken door de behandeling. Dit heet mucositis. De ontsteking is meestal tijdelijk, maar kan pijnlijk zijn. Het tandvlees, de tong en de lippen kunnen dan gevoelig zijn vooral bij het eten, drinken en spreken. Andere klachten in de mond kunnen zijn: aften een droge of pijnlijke mond zweertjes wit beslag op de tong rood slijmvlies bloedend tandvlees kloofjes in de lippen een gevoelige keel De klachten komen vooral tot uiting 1 tot 2 weken na de start met de medicatie. Het is belangrijk om voor de start van uw behandeling een bezoek te brengen aan uw tandarts. Vertel uw tandarts dat u met een chemotherapeutische behandeling start en laat uw gebit grondig nakijken. -12-
12
TIPS
Behoud een goede mondhygiëne en een goed verzorgd gebit. Poets uw tanden na elke maaltijd, minstens 3 maal per dag. Poets uw tanden steeds met een zachte tandenborstel. Gebruik een fluoridenhoudende milde tandpasta. Spoel uw tandenborstel grondig na en bewaar hem droog met de borstelkop naar boven. Vervang uw tandenborstel om de 2 maanden. Gebruik 1 maal per dag een tongschraper om uw tong te reinigen. Borstel of schraap de tongrug en de zijvlakken van de tong. Flos uw tanden eenmaal daags. Als u echter niet gewoon bent te flossen is dit niet het moment om ermee te starten; iemand die het niet gewoon is maakt gemakkelijk wondjes in de mond door het flossen. Na het braken, steeds uw mond spoelen met water. Spoel uw mond met een mondspoelmiddel. U krijgt dit mee in de dagkliniek Gebruik het mondspoelmiddel telkens na het poetsen en voor het slapengaan. Houd uw lippen vochtig met een lippenbalsem. Drink veel. In geval van pijn eet u best voedsel dat zacht is. Neem contact op met de verpleegkundige bij pijn of open wondjes in uw mond. De pijnlijke zones in uw mond kunnen in de dagkliniek behandeld worden met een laserbehandeling.
LET OP Vermijd te gekruid, zuur (citroensap, vinaigrette, mosterd), droog, krokant, hard, zeer koud of zeer warm voedsel bij pijn of open wondjes in de mond. Vermijd tandpasta met een blekende werking voor wittere tanden (bv. met peroxide). Vermijd alcoholische dranken (droogt de slijmvliezen uit). Minderen ‐ of beter ‐ stoppen met roken is aangeraden. WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Bij pijn of bloedingen in uw mond. Bij koorts gepaard gaande met mondklachten. Maak een afspraak bij de verpleegkundigen om een laserbehandeling in uw mond te starten. -13-
13
9. Diarree/constipatie 9.1. Diarree Uw behandeling kan inwerken op de cellen van het maag‐darmstelsel. Dit verschilt van persoon tot persoon. Daardoor kan u last krijgen van diarree. Het is belangrijk dit te melden aan uw arts en niet op eigen initiatief medicatie tegen diarree in te nemen. TIPS Drink regelmatig water zodat u voldoende vocht opneemt (1,5 L). Bij grote vochtverliezen is meer vocht nodig (2 tot 2,5 L). Drink dan bijvoorbeeld sportdranken zodat u ook de nodige mineralen binnen hebt . Kijk regelmatig na of uw urine niet te donker is van kleur. Dit kan een teken zijn van uitdroging. Eet vet‐ en vezelarme voeding zoals: pasta, wit brood of rijst mager vlees (kalkoen, kip) cornflakes vis geschild fruit Stop tijdelijk het eten van vezelrijke voeding. Het slijmvlies van de sluitspier kan geïrriteerd zijn door de diarree. Gebruik zacht toiletpapier. Zorg voor een goede lichaamshygiëne en breng een zinkzalf aan ter hoogte van de sluitspier om de huid te beschermen. Vraag aan uw (huis)arts een geneesmiddel tegen diarree. LET OP Vermijd voedingsmiddelen die de darmbeweging doen toenemen: grote en vetrijke maaltijden alcohol (bier, wijn) cafeïnehoudende dranken (koffie, thee, cola) voeding met grove vezels, zaden of pitten (volkorenbrood) schillen van fruit en noten Vermijd voedingsmiddelen die de gasvorming verhogen: ui, prei, kool, knoflook, paprika, komkommer, meloen koolzuurhoudende dranken Vermijd voedingsmiddelen die de darmslijmvliezen irriteren: sterke kruiden en specerijen. Vermijd producten die sorbitol bevatten (snoepgoed & kauwgom). Vermijd het drinken van water tijdens en tot 1 uur na de maaltijd. Vermijd melk en zuivelproducten (melk, yoghurt, ijs, kaas, room). -14-
14
WANNEER CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS? Als de diarree gepaard gaat met koorts, ernstige krampen of braakneigingen. Als u last hebt van uitdrogingsverschijnselen: een droge mond, een droge tong, droge lippen, een droge en verrimpelde huid en donkere urine. Als u last hebt van een bloederige stoelgang. 9.2. Constipatie Constipatie kan veroorzaakt worden door de medicatie die u krijgt toegediend. Het is belangrijk voldoende te drinken maar daarnaast kan het ook nodig zijn hiervoor medicatie in te nemen. Uw arts zal u deze voorschrijven.
9. Koorts na toediening van Bleomycine Deze bijwerking kan optreden binnen de eerste uren na de toediening van de Bleomycine®, het product dat u elke maandag toegediend krijgt. De koorts is niet van blijvende aard. Ze verdwijnt ten laatse 24u na de toediening van de Bleomycine®. Als de koorts toch blijft aanhouden dan heeft ze een andere oorzaak en moet u een arts te raadplegen. U krijgt Paracetamol® via het infuus om de koorts te beperken of te voorkomen, maar indien nodig mag u thuis ook nog Dafalgan Forte® innemen, tot 4x per dag.
10. Een prikkelhoest Als u gedurende de behandeling last krijgt van een prikkelhoest of een aanhoudende droge hoest, moet u dit melden aan de arts. Dit kan een bijwerking zijn van de Bleomycine® en moet verder opgevolgd worden. Wanneer u in de toekomst een ingreep of onderzoek moet ondergaan, is het belangrijk te vermelden dat u in het verleden Bleomycine toegediend gekregen heeft. Een arts of anesthesist moet dit weten in functie van de toediening van eventuele zuurstof. -15-
15
11. Gevoelsstoornissen (perifere neuropathie) We spreken van perifere neuropathie als u last heeft van gevoelsstoornissen en dit voornamelijk ter hoogte van uw voeten, benen of handen. U kan volgende klachten gewaarworden: tintelingen prikkelingen pijnprikkels veranderde sensatie van tast en warmte een verdoofd gevoel een gevoel alsof u op kussentjes loopt het uitvoeren van fijne bewegingen kan moeilijker verlopen. Deze bijwerking kan zelfs nog optreden na het beëindigen van de behandeling. Dit moet u zeker melden aan de arts. De klachten verdwijnen meestal spontaan maar het herstel is langzaam.
11. Invloed op intimiteit en seksualiteit De invloed van de ziekte en de behandeling op het beleven van intimiteit en seksualiteit is voor elke persoon verschillend. Lichamelijke klachten kunnen een invloed hebben op de zin om te vrijen of het intiem zijn zelf. Het is vaak ook niet evident voor de partner: soms heeft die ook schrik om intiem te zijn, alles is precies anders en moeilijker nu heel het leven beïnvloed wordt door deze ziekte en behandeling. Daarom is het belangrijk om hierover te praten met uw partner. Intimiteit blijft belangrijk, ook al gebeurt het nu minder frequent of op een andere manier. Het is belangrijk elkaar ook daarin te vinden. Klachten met betrekking tot seksualiteit, zowel op lichamelijk als op emotioneel vlak, zijn ook bespreekbaar, met uw arts, verpleegkundige, psycholoog of wie u daarvoor in vertrouwen neemt. We raden u wel aan om de eerste 48 u na de toediening van de chemoproducten bij het vrijen een condoom te gebruiken. Restanten van de medicatie zitten ook in het sperma en uw partner komt hier best niet mee in contact. Heeft u nog vragen, stel ze dan gerust aan uw arts of verpleegkundige. -16-
16
12. Veranderingen aan de huid Door de behandeling kan uw huid droger of zelfs schilferig worden. Dit is een normale bijwerking, die zich na het beëindigen van de behandeling langzaam herstelt. Ook kunnen littekens bruin verkleuren bij toediening van Bleomycine®. Deze verkleuring kan jaren zichtbaar blijven. Wanneer u huiduitslag krijgt gedurende of na uw behandeling, moet u deze zeker tonen aan de arts. TIPS Gebruik regelmatig een verzachtende, neutrale vochtinbrengende crème, vooral op droge zones. Neem liever een douche in plaats van een bad. In bad zal uw huid te veel verweken en uitdrogen. Gebruik bij het douchen best een neutrale en ongeparfumeerde douchegel. Gebruik een hoge beschermingsfactor (bv. factor 50) bij blootstelling aan de zon. Zonnebaden raden we af maar als u gaat fietsen, wandelen… doe dit dan best niet tijdens de middaguren. Bedek ook uw hoofd of smeer het voldoende in. Door de chemotherapie is uw huid veel gevoeliger voor verbranding. Draag best loszittende, katoenen kledij. Zorg voor een goede verluchting van de huid. Als u last hebt van jeuk, vraag dan aan uw arts of apotheker een jeukstillend geneesmiddel. LET OP Vermijd directe blootstelling aan de zon. Vermijd te warme of veelvuldige douches. Verantwoordelijke uitgever: Oncologisch Centrum UZ Gent, augustus 2012
Oncologie/0068
Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ Gent. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Oncologisch Centrum UZ Gent.
-17-
17