Stappenplan voor de inzet van burgerparticipatie in buurtprojecten Lisa Crijns 112200 NHTV internationale hogeschool Breda
2
Mediatheekformulier Naam: E. Crijns Datum: 20-06-2013 Opleiding: Ruimtelijke ordening en planologie Soort verslag: 2e stage Auteur: E. Crijns Titel en ondertitel: Stappenplan voor de inzet van burgerparticipatie in buurtprojecten Naam bedrijf: Stichting Woonbedrijf SWS .Hhvl Plaats: Eindhoven Bedrijfsbegeleider: dhr. F.J.J (Frank) Metsemakers en dhr. F.W.A.G (Freek) Hermsen Hogeschoolbegeleider: dhr. R. van Dongen Summary: voor woningcorporatie Woonbedrijf is een stappenplan opgesteld waarin uitgewerkt is hoe projecten in samenwerking met bewoners tot een goed einde gebracht kunnen worden. Het gaat hierbij om projecten die drie doelen hebben, namelijk het verbeteren van ruimtelijke en sociale situatie ter plaatse en het overdragen van verantwoordelijkheden voor de eigen leefomgeving aan bewoners. Theorie en casussen uit de praktijk vormen de input voor het uiteindelijke stappenplan. Trefwoorden: co-creatie, burgerparticipatie, projecten, participatieproces, woningcorporatie
3
Auteur: Lisa Crijns 112200 3e-jaar student Ruimtelijke Ordening en Planologie NHTV Bedrijf: Stichting Woonbedrijf SWS .Hhvl Bedrijfsbegeleider: dhr. F.J.J (Frank) Metsemakers dhr. F.W.A.G (Freek) Hermsen Hogeschoolbegeleider: dhr. R. van Dongen Datum: 27 juni 2013
4
Voorwoord
Voor district Woensel-Noord, onderdeel van Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl, heb ik onderzoek gedaan naar een procesplan voor het uitvoeren van buurtprojecten met een ruimtelijke en sociale component in samenwerking met bewoners. Ik heb tijdens de stageperiode, naast de werkzaamheden voor dit rapport, ook meegewerkt in een project met een soortgelijke insteek. Deze combinatie maakt de stage tot een zeer leerzame periode waarin ik theorie die ik leerde meteen kon toepassen in de praktijk. Ik werkte onder begeleiding van Frank Metsemakers en Freek Hermsen, ik wil hen graag bedanken voor het vertrouwen dat zij in mij hadden tijdens het project in de Achtse Barrier. Zij gaven mij de mogelijkheid om zelfstandig te werken en beslissingen te nemen, dit heeft mij veel zelfvertrouwen gegeven. Ook wil ik hen bedanken voor de tijd die zij in mij hebben gestoken en de keren dat zij mij mee op pad namen om het werkveld te leren kennen. De stageperiode was mede dankzij hen zeer leerzaam. Daarnaast wil ik Vivian Janssen bedanken voor de hulp die zij mij bood bij acute vragen en dilemma’s. Natuurlijk moet ik mijn hogeschoolbegeleider Robert van Dongen ook bedanken voor de waardevolle hulp en feedback tijdens de stageterugkomdagen. Als laatste wil ik het hele team van Woensel-Noord bedanken voor de leuke stageperiode. Zij hebben allemaal bijgedragen aan een hele positieve stage-ervaring bij Woonbedrijf. Ik heb me altijd welkom gevoeld en heb elke dag met veel plezier aan mijn onderzoek gewerkt. Bedankt allemaal. Eindhoven, 14 juni 2013
5
Verklarende woordenlijst De officiële benaming van Woonbedrijf is Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl in dit rapport wordt ‘Woonbedrijf’ gebruikt om het bedrijf aan te duiden.
6
Samenvatting Vanuit Woonbedrijf is de vraag gekomen om een stappenplan op te stellen voor de uitvoering van projecten in samenwerking met bewoners. Het gaat om projecten die een ruimtelijke én sociale component hebben. Het doel van deze projecten is het verbeteren van de fysieke leefomgeving van de bewoners, het verbeteren van de sociale situatie ter plaatse en het teruggeven van verantwoordelijkheden aan bewoners. Op dit moment worden er veel van dit soort buurtprojecten uitgevoerd door Woonbedrijf. Daardoor is er behoefte ontstaan aan een document waarin wordt aangegeven welke stappen doorlopen moeten worden om de projecten tot een goed einde te brengen. Door theorie te combineren met eerder opgedane ervaringen met soortgelijke projecten door Woonbedrijf in Eindhoven is gekomen tot een stappenplan. Omdat het gaat om projecten in samenwerking met bewoners zullen project- en procesmanagement gecombineerd moeten worden. Dit zijn echter zeer verschillende managementstijlen. Bij projectmanagement wordt vanuit een hiërarchisch middelpunt gestuurd en is het belangrijk dat vooraf harde afspraken gemaakt worden. Procesmanagement daarentegen is gericht op het sturen van het proces. Voor de betreffende projecten is het belangrijk dat er een combinatie tussen de twee managementstijlen bestaat. Aan de ene kant zullen harde afspraken gemaakt moeten worden over tijd, geld en kwaliteit maar aan de andere kant moet het participatieproces in de gaten gehouden worden. Daarom is het belangrijk om vooraf afspraken te maken over zaken als bescherming van de kernwaarden van de actoren die participeren en het open en transparant houden van de besluitvorming. Het participatieproces dat doorlopen moet worden is een cruciaal onderdeel van het stappenplan omdat de samenwerking met bewoners de belangrijkste voorwaarde is voor het slagen van een dergelijk project. Er zal daarom veel aandacht gestoken moeten worden in de voorbereiding van het participatieproces zodat weloverwogen keuzes gemaakt kunnen worden. De initiatiefnemers moeten zelf helder hebben waarom zij kiezen voor participatie en welke rol zij op zich willen nemen in het proces. Vervolgens zullen zij bewoners een rol moeten toebedelen in het proces. Social design of co-creatie
kunnen geschikte middelen zijn om de voorafgestelde doelen te behalen maar vormen geen voorwaarde voor het slagen van het project. De voorwaarden voor het succesvol sturen van een proces, de verschillende projectfasen en de theorie over participatieprocessen vormen samen de theoretische basis voor het concept-stappenplan. Door de verschillende theorieën naar eigen inzicht samen te voegen is een theoretisch stappenplan ontstaan voor het uitvoeren van projecten met de inzet van burgerparticipatie. Dit stappenplan is aangevuld met ervaringen uit de praktijk die zijn opgedaan bij soortgelijke projecten in Eindhoven. Door deze combinatie ontstaat een stappenplan dat praktisch en theoretisch onderbouwd is. Uit de casussen, die het praktische deel van dit rapport vormen, komen een groot aantal plus- en minpunten naar voren die worden meegenomen in het opstellen van het uiteindelijke stappenplan. Uit de casus Gestel komt bijvoorbeeld naar voren dat goed opdrachtgeverschap onmisbaar is en dat afstemming en terugkoppeling met de uitvoerende partij regelmatig plaats moeten vinden. De casus Gunterslaer leert ons dat het participatieproces zeer goed voorbereid moet worden. Inhoudelijke keuzes vooraf en een negatieve insteek moeten daarbij voorkomen worden. Een positieve benadering, goede voorbereiding en goede organisatie voor bijeenkomsten zijn zeer belangrijk voor het slagen van het participatieproces, deze punten zijn in de casus Sonseweg terug te vinden. Uit de laatste casus, die is uitgevoerd in Eckart, komt voornamelijk naar voren dat het van belang is om in een vroeg stadium naar bewoners te communiceren wat er van hen verwacht wordt en dat een externe partij een belangrijke rol kan spelen bij het ophalen van informatie omdat zij niet bedreigend en objectief overkomen. Uit het onderzoek komen een aantal belangrijke punten naar voren. Zo leert de theorie én praktijk ons dat het van groot belang is voor het project om voldoende tijd te investeren in het vormgeven van het participatieproces. De praktijkervaringen leren ons dat goede en regelmatige communicatie met bewoners cruciaal is voor het slagen van het project. Ook is het belangrijk om vraaggericht te werken, er wordt een probleem geconstateerd door Woonbedrijf maar uiteindelijk zal het doel van het project aangepast moeten worden aan de behoefte van de bewoners. Het project wordt namelijk voor en door bewoners uitgevoerd. Het uiteindelijke doel van het project voorziet onder andere in het
7
overdragen van verantwoordelijkheden aan bewoners. Door beheer, onderhoud en eventueel de realisatie aan hen over te laten kan dit gerealiseerd worden. Om te voorkomen dat hierover onduidelijkheid ontstaat moet in een vroeg stadium gecommuniceerd worden over wederzijdse verwachtingen. Uiteindelijk zijn het betrekken van bewoners en vraaggericht werken de belangrijkste middelen om het gewenste doel te bereiken. Het theoretische stappenplan, aangevuld met de ervaringen uit de praktijk en eigen inzichten vormen samen het uiteindelijke stappenplan dat is uitgewerkt op een poster. Hierop staan 10 stappen, bij iedere stap staat uitgelegd wat er moet gebeuren en wordt een tip gegeven voor het slagen van de stap. Hoofdstuk 7 vormt de toelichting bij deze poster.
8
Inhoudsopgave I Samenvatting 1. Inleiding............................................................................................................................................................................................................................................................... 13 1.1 Achtergrond .................................................................................................................................................................................................................................................. 13 1.2 Aanleiding ..................................................................................................................................................................................................................................................... 13 1.3 Doel............................................................................................................................................................................................................................................................... 13 1.4 Afbakening .................................................................................................................................................................................................................................................... 13 1.5 Onderzoeksopzet .......................................................................................................................................................................................................................................... 14 1.6 Leeswijzer ..................................................................................................................................................................................................................................................... 14
Theorie......................................................................................................................................................................................................................................................... 16 2. Project- en procesmanagement.......................................................................................................................................................................................................................... 17 2.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 17 2.2 Projectmanagement ..................................................................................................................................................................................................................................... 17 2.3 Procesmanagement ...................................................................................................................................................................................................................................... 17 2.4 Conclusie....................................................................................................................................................................................................................................................... 18 3. Burgerparticipatie ............................................................................................................................................................................................................................................... 19 3.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 19 3.2 Voor- en nadelen .......................................................................................................................................................................................................................................... 19 3.3 Participatieproces ......................................................................................................................................................................................................................................... 19 3.4 Rollen initiatiefnemer en burger .................................................................................................................................................................................................................. 20 3.5 internet ......................................................................................................................................................................................................................................................... 21 3.6 Conclusie....................................................................................................................................................................................................................................................... 21 4. Co-creatie ............................................................................................................................................................................................................................................................ 22
9
4.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 22 4.2 Social design vs. co-creatie ........................................................................................................................................................................................................................... 22 4.3 Verantwoordelijkheden ................................................................................................................................................................................................................................ 22 4.4 Conclusie....................................................................................................................................................................................................................................................... 23 5. Proces opzetten .................................................................................................................................................................................................................................................. 24 5.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 24 5.2 Projectmanagement, procesmanagement en burgerparticipatie ................................................................................................................................................................ 24 5.3 Stappenplan .................................................................................................................................................................................................................................................. 25
Praktijk......................................................................................................................................................................................................................................................... 26 A. Casus Gestel ........................................................................................................................................................................................................................................................ 27 A.1 Uitleg project ................................................................................................................................................................................................................................................ 27 A.2 Toelichting: ................................................................................................................................................................................................................................................... 27 B. Casus Gunterslaer ............................................................................................................................................................................................................................................... 28 B.1 Uitleg project ................................................................................................................................................................................................................................................ 28 B.2 Toelichting .................................................................................................................................................................................................................................................... 28 C. Casus Sonseweg .................................................................................................................................................................................................................................................. 30 C.1 Uitleg project ................................................................................................................................................................................................................................................ 30 C.2 Toelichting .................................................................................................................................................................................................................................................... 30 D Casus Eckart ......................................................................................................................................................................................................................................................... 32 D.1 Uitleg project + foto ..................................................................................................................................................................................................................................... 32 D.2 Toelichting: ................................................................................................................................................................................................................................................... 32 6. Evaluatie aan de hand van casussen ................................................................................................................................................................................................................... 34 6.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 34 6.2 Casus A Gestel:.............................................................................................................................................................................................................................................. 34
10
6.3 Casus B Gunterslaer ...................................................................................................................................................................................................................................... 34 6.4 Casus C Sonseweg......................................................................................................................................................................................................................................... 34 6.5 Casus D Eckart............................................................................................................................................................................................................................................... 35 6.6 Conclusie....................................................................................................................................................................................................................................................... 35
Stappenplan ............................................................................................................................................................................................................................................... 36 7. Stappenplan ........................................................................................................................................................................................................................................................ 37 7.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................................................................................................ 37 7.2 Stappenplan .................................................................................................................................................................................................................................................. 37 7.3 Toelichting poster ......................................................................................................................................................................................................................................... 39 8. Conclusies en aanbevelingen .............................................................................................................................................................................................................................. 43 8.1 conclusies...................................................................................................................................................................................................................................................... 43 8.2 aanbevelingen............................................................................................................................................................................................................................................... 44 II Literatuur III Bijlagen
11
12
1. Inleiding Dit rapport wordt geschreven om inzicht te bieden in het te doorlopen proces bij een project waarbij gekomen wordt tot fysieke ingrepen in de openbare en publieke ruimte in samenwerking met bewoners om de ruimtelijke én sociale situatie ter plaatse te verbeteren. 1.1 Achtergrond Woonbedrijf is de grootste woningbouwcorporatie in Eindhoven, de corporatie is in 2006 ontstaan uit een fusie tussen Woningstichting SWS en Woonstichting Hhvl. Woonbedrijf is de woningcorporatie met het grootste woningbezit in Eindhoven. Binnen de organisatie wordt gebiedsgericht gewerkt in districten, het woningbezit van Woonbedrijf is op geografische wijze ingedeeld in verschillende districten. Dit rapport wordt geschreven in opdracht van district Woensel-Noord.
maken met de kwaliteit van de woningen maar ook met de kwaliteit van de buurt. Om deze te vergroten zet Woonbedrijf in op verbetering van ruimtelijke, sociale en maatschappelijke aspecten in de buurt. Daarbij wordt ingezet op duurzaamheid en innovatie en staat de klant centraal. 1.2 Aanleiding In veel wijken en buurten spelen problemen die een ruimtelijke én sociale component hebben. Het oplossen van deze problemen gebeurt steeds vaker via kleinschalige projecten in de openbare ruimte, in samenwerking met bewoners. Woonbedrijf is ook uitvoerder van dit soort projecten. Ondanks dat er al veel projecten op dit gebied worden geïnitieerd door Woonbedrijf zijn zij nog zoekende naar een goede methode om dit te doen. Er is dus binnen district Woensel-Noord behoefte aan een procesplan dat inzichtelijk maakt welke stappen doorlopen moeten worden om dit soort projecten uit te voeren. Daarom is de vraag gekomen om een stappenplan op te stellen waarin wordt beschreven welke stappen genomen moeten worden in een dergelijk project. 1.3 Doel Het doel van dit onderzoek is het opstellen van een stappenplan waarmee Woonbedrijf een goede opdrachtgever kan zijn bij het uitvoeren van projecten waarbij burgerparticipatie wordt ingezet. Het gaat om projecten met drie uitgangspunten, namelijk het upgraden van de fysieke ruimte, het verbeteren van de sociale situatie ter plaatse (bijvoorbeeld de leefbaarheid of sociale cohesie) en het overdragen van verantwoordelijkheden naar bewoners. Het resultaat is een simpel en beknopt product waarin theoretische kennis en praktijkervaringen worden verwerkt. Er wordt in aangegeven hoe het proces op een goede manier doorlopen kan worden zodat gekomen kan worden tot een verbetering van de sociale en ruimtelijke knelpunten in de buurt of wijk.
Figuur 1 ligging Woensel-Noord in Eindhoven
De taken van een woningbouwcorporatie zijn primair gericht op volkshuisvesting. Toch richt Woonbedrijf zich niet enkel op het huisvesten van de bevolking van Eindhoven en omstreken, er wordt ook gewerkt aan het opwaarderen van de belevingswaarde en duurzame verbetering van de buurt. Dit heeft niet enkel te
1.4 Afbakening Het stappenplan zal gemaakt worden voor projecten die een kleinschalige ingreep in de openbare/publieke ruimte voorzien waarbij samen wordt gewerkt met de bewoners. Het uitgangspunt voor de projecten is om de ruimtelijke situatie ter plaatse te verbeteren en tegelijkertijd sociale vooruitgang te boeken. Daarnaast vormt het overdragen van verantwoordelijkheden aan bewoners ook
13
een belangrijk doel voor dit soort projecten. Social design en co-creatie worden genoemd als middelen om de projectdoelen te bereiken. 1.5 Onderzoeksopzet In eerste instantie is begonnen met het opzetten van een stappenplan aan de hand van een literatuurstudie naar project- en procesmanagement, burgerparticipatie en co-creatie. Vervolgens wordt er aan de hand van casussen gezocht naar eventuele verbeterpunten voor het stappenplan. De ervaringen uit de praktijk zijn meegenomen om het theoretische procesplan te verbeteren. Het uiteindelijke stappenplan is uitgewerkt op een poster, hoofdstuk 7 dient als toelichting en onderbouwing van deze poster. 1.6 Leeswijzer Dit rapport is opgedeeld in twee delen. Het ene deel wordt aangeduid met cijfers en vormt de theoretische opbouw naar het eindproduct, het stappenplan. Het andere deel is aangeduid met letters en is een weergave van de praktische ervaringen die als aanvulling gebruikt worden om het stappenplan te verbeteren. In hoofdstuk 2 t/m 4 worden de theoretische aspecten van het opzetten van een project in samenwerking met bewoners uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt de theorie van project- en procesmanagement uitgewerkt. De theorie van burgerparticipatie en co-creatie worden in respectievelijk hoofdstuk 3 en 4 besproken. Dit theoretische onderdeel van het verslag wordt in hoofdstuk 5 afgerond met een stappenplan op basis van de theorie. Na dit hoofdstuk start de documentatie van praktische ervaringen uit projecten uitgevoerd voor Woonbedrijf in samenwerking met bewoners. Deze ervaringen zijn uitgewerkt in 4 casussen. Casus A beschrijft een kliko-project in Gestel, casus B een lopend project in de Achtse Barrier, casus C gaat over een participatieproject aan de Sonseweg en casus D bericht over social design in Eckart. De casussen worden in hoofdstuk 6 geëvalueerd, de fouten en successen worden meegenomen en verwerkt in het uiteindelijke stappenplan in hoofdstuk 7. De poster is als verkleinde versie toegevoegd aan hoofdstuk 7 op pagina 41.
14
15
Theorie
-
Het eerste deel van dit rapport bestaat uit een uitwerking van de theorie rondom projectmanagement, procesmanagement, burgerparticipatie en co-creatie. Deze theorie is gebundeld tot een theoretisch onderbouwd stappenplan.
16
2. Project- en procesmanagement 2.1 Inleiding Projectmanagement en procesmanagement zijn twee verschillende managementstijlen die toegepast kunnen worden bij het managen van een project. Aan de ene kant gaat het in dit rapport over projecten die uitgevoerd moeten worden maar aan de andere kant is er een belangrijk proces dat bewaakt moet worden, namelijk het participatieproces. Onderstaand hoofdstuk beschrijft hoe een project opgezet kan worden en hoe een proces beschermd kan worden 2.2 Projectmanagement Een project heeft een aantal vaststaande kenmerken. Ieder project heeft een beginpunt en eindigt met een duidelijk gedefinieerd eindresultaat. Er wordt gestuurd op de inhoud van het project. Inhoudelijke afspraken over tijd, geld en kwaliteit zijn een belangrijk onderdeel van deze managementstijl. Er worden voorafgaand aan een project kaders en voorwaarden gesteld en projectmanagers zien er op toe dat deze afspraken worden nageleefd vanuit een hiërarchisch middelpunt. Er wordt een duidelijke doelstelling, tijdspad, randvoorwaarden en eindproduct vastgesteld en de besluitvorming verloopt gestructureerd en lineair. Een project verloopt in verschillende fasen die steeds met een vooraf bepaald resultaat binnen een bepaald tijdspad worden afgerond. Hieronder worden de fasen nader toegelicht. 1. Initiatieffase: er komt van binnen of buiten een organisatie een projectinitiatief. Daarmee start de eerste fase van het project. In deze fase wordt de aard van het probleem verkend en besloten of het project voldoende levensvatbaar is om te starten. Er wordt In kaart gebracht wie de actoren zijn in het project, wat het resultaat moet zijn en waar de projectgrenzen liggen. Er wordt een werkbaar startdocument gemaakt waarin de achtergrond en het doel van het project uiteen worden gezet evenals de beoogde resultaten en randvoorwaarden. 2. Definitiefase: in deze fase wordt het te verwachte projectresultaat uitgewerkt door eisen te stellen, randvoorwaarden te scheppen en ontwerpbeperkingen aan te geven. Aan de hand van deze wensen en eisen wordt het plan van aanpak gemaakt.
3. Ontwerpfase: een projectteam gaat aan de slag met ontwerpen. Dat ontwerp moet voldoen aan de eisen, randvoorwaarden en beperkingen die gesteld werden in de voorgaande fase. De verschillende ontwerpen worden aan de hand van vooraf gestelde toetsingscriteria beoordeeld en het definitieve ontwerp wordt gekozen. 4. Voorbereidingsfase: tijdens deze fase wordt de uitvoering van het ontwerp voorbereid. Er worden hulpmiddelen, materialen en voorschriften geregeld en een taakverdeling en gedetailleerde planning gemaakt. Het resultaat van deze fase is het definitieve projectplan. 5. Uitvoeringsfase: in deze fase vindt de daadwerkelijk uitvoering van het ontwerp plaats. De fase loopt af na de definitieve oplevering van het eindproduct. 6. Nazorgfase: in deze fase wordt het resultaat behouden en het project geëvalueerd. Beheer en onderhoud zijn hier de hoofdzaak. 2.3 Procesmanagement In tegenstelling tot projectmanagement stuurt procesmanagement op het proces. Het heeft als doel om afstemming te krijgen binnen het netwerk van actoren. Inhoudelijke afspraken zijn daarbij niet van groot belang. Het creëren van draagvlak en het erkennen van de urgentie van het project des te meer. Bij procesmanagement wordt erkend dat het project plaatsvindt in een dynamische omgeving waarmee rekening moet worden gehouden. Een procesmanager erkent dat er verschillen bestaan tussen de belangen van de actoren en probeert hier zo goed mogelijk overeenstemming tussen te vinden maar doet dit niet vanuit hiërarchisch oogpunt. De procesmanager gedraagt zich als actor in het proces. Het is bij procesmanagement van belang dat in de eerste fases van het project overeenstemming bestaat tussen de verschillende actoren over de richting waarin het project zal verlopen, zodat er verderop in het project geen discussie kan ontstaan over definities en interpretaties. In de latere fases zal telkens afstemming plaats vinden met de betrokkenen van het project omtrent besluitvorming en te zetten stappen. Een goed proces moet voldoen aan een aantal voorwaarden: Zo moet de besluitvorming open en transparant zijn en zoveel mogelijk in overeenstemming met alle actoren plaatsvinden. Ook moeten de kernwaarden
17
van de actoren gegarandeerd worden zodat zij zich prettig voelen binnen het proces. Een andere belangrijke voorwaarde voor het slagen is het garanderen van voortgang van het proces. Als het proces stil komt te staan of te langdradig wordt zullen actoren interesse verliezen, daarom is het belangrijk om voortgang te garanderen en beslismomenten in te bouwen die een ronde kunnen afsluiten. Ook is het belangrijk dat voor aanvang van het proces geen inhoudelijke afspraken gemaakt worden, de verhoudingen komen dan scheef te liggen. 2.4 Conclusie Projectmanagement en procesmanagement zijn beide zeer verschillende managementstijlen. Projectmanagement gedijt goed in een statische omgeving en wordt gestuurd vanuit een hiërarchisch middelpunt terwijl procesmanagement belangrijk is als er sprake is van een dynamische omgeving om ruimte te laten voor de belangen van verschillende actoren.
18
3. Burgerparticipatie 3.1 Inleiding De laatste jaren wordt het steeds populairder om burgers te betrekken bij besluitvorming omtrent de eigen woon- en leefomgeving. Dit wordt met name gedaan om draagvlak onder de bevolking te creëren. In onderstaand hoofdstuk is te lezen welke keuzes gemaakt kunnen worden en wat belangrijke voorwaarden zijn voor het laten slagen van een participatieproces. 3.2 Voor- en nadelen Burgerparticipatie kent een aantal voordelen, die vooral gelden voor de langere termijn, zoals betrokkenheid bij het besluit en verantwoordelijkheidsgevoelens voor het eindresultaat. Burgerparticipatie laat mensen meedenken en/of meebeslissen over onderwerpen die hen aangaan. Daardoor wordt draagvlak gecreëerd en kunnen problemen op het niveau van de burger opgelost worden. Doordat burgers een steentje bij kunnen dragen aan het in kaart brengen van de problematiek of het zoeken naar een oplossing zal de output beter passen bij de vraag van de doelgroep. Uiteindelijk zal er een product ontstaan dat past bij de behoeftes van de burgers. Een ander bijkomend voordeel van burgerparticipatie is dat de initiatiefnemers te weten kunnen komen wat er leeft onder de bevolking. Daardoor kan niet alleen een beter passende oplossing gevonden worden maar kunnen ook andere problemen aan het licht komen. De extra tijd en kosten die geïnvesteerd moeten worden in het proces kunnen vaak worden terugverdiend door bewoners verantwoordelijk te maken voor beheer en onderhoud van de ingreep. In deze laatste zin is meteen een nadeel te lezen van burgerparticipatie, het kost namelijk extra tijd en geld. Een ander nadeel van burgerparticipatie is dat erg voorzichtig omgesprongen moet worden met het betrekken van bewoners, zij moeten écht iets kunnen bijdragen anders zal het proces enkel leiden tot weerstand en frustratie. De keus voor burgerparticipatie moet dus bewust gemaakt worden en niet voor de vorm ingezet worden.
van burgerparticipatie. Zij moeten een duidelijk doel voor ogen hebben met het betrekken van burgers en het proces niet enkel voor de vorm inzetten. Als is besloten dat burgerparticipatie een belangrijke toevoeging voor het project kan zijn, moet goed nagedacht worden over de invulling van het participatieproces. Daarbij is het belangrijk dat alle partijen en belangen in kaart worden gebracht, bijvoorbeeld door te inventariseren of er externe partijen zijn die mee willen werken of financieren in het project. Het proces moet zorgvuldig worden uitgewerkt zodat duidelijkheid gegeven kan worden aan alle actoren in het proces. Er wordt bepaald welke rol de burgers krijgen en welke rol de initiatiefnemende partij op zich neemt. Verderop in dit hoofdstuk is te lezen welke keuzes hierin gemaakt kunnen worden. Als vaststaat hoe de verhoudingen zullen liggen en welke belangen er spelen kan nagedacht worden over communicatie- en interactievormen. De uitvoering van het participatieproces wordt dan ontworpen. Er worden beslissingen genomen over de manier van benaderen en hoe de interactie invulling zal krijgen. Daarna start de daadwerkelijke burgerparticipatie. Burgers worden benaderd en betrokken bij het proces. Uiteraard moeten de partijen overtuigd zijn van het nut en belang van het project en burgerparticipatie in dit project maar er mogen ook wederzijdse verwachtingen uitgesproken worden. De bewoners moeten daadwerkelijk gehoord worden maar de initiatiefnemers mogen ook van de bewoners verwachten dat zij energie en tijd steken in het project. In deze fase kunnen verschillende ronden plaats vinden waarin burgers in meer of mindere mate betrokken worden. Het is voor het hele proces van groot belang dat iedere beslissing op een open en transparante manier plaatsvindt en dat ruimte wordt gelaten voor de (tegen)argumenten van actoren. In de daaropvolgende fase komt het projectresultaat tot uitvoering. Afhankelijk van eerder gemaakte keuzes kan dit in samenwerking met burgers tot stand komen. De laatste fase gaat over beheer en onderhoud. In de ideale situatie kan dit overgelaten worden aan bewoners. Tijdens het hele proces zijn quick wins van groot belang. Als men aan de actoren kan laten zien welke voortgang wordt geboekt en wat de resultaten van het project tot dusver zijn voorkom je dat bewoners hun interesse en voeling met het project verliezen.
3.3 Participatieproces Er zijn een aantal stappen die gezet moeten worden om een participatieproces te kunnen doorlopen. Voordat een participatieproces kan starten moet er een initiatief liggen. Het is dan belangrijk dat initiatiefnemers een goede motivatie hebben voor het inzetten
19
3.4 Rollen initiatiefnemer en burger De initiatiefnemers van het project kunnen verschillende rollen aannemen. Deze 1 worden als volgt omschreven : - Facilitator: ondersteunt de burgers in het proces en heeft als doel dat anderen tot een mooi resultaat kunnen komen. De facilitator stelt kaders en geeft de burgers voorwaarden waaraan zij moeten voldoen en regelt praktische zaken zoals bijeenkomsten en de communicatie. - Deelnemer: denkt en doet mee aan het proces en gaat daarbij het gesprek aan met partijen. De deelnemer zal zelf zo weinig mogelijk sturing proberen te geven en vooral vragen stellen. - Selector: wil zelf aan het eind van het proces de keus kunnen maken uit verschillende opties. Het is voor de selector van belang dat vooraf helder is welke selectiecriteria hij hanteert en dat hij beslissingen terugkoppelt. - Adaptor: laat de burgers zelf aan de slag gaan. Hij accepteert de uitkomsten van de burgers als deze binnen de gestelde kaders worden aangedragen. De initiatiefnemers moeten voorafgaand aan het proces een weloverwogen keuze maken voor de rol die zij zullen aannemen tijdens het proces en deze duidelijk communiceren naar alle deelnemende partijen. Om een goede afweging te kunnen maken voor de mate van burgerparticipatie die in een project toegepast kan worden, bestaat een handig hulpmiddel, de 2 participatieladder . Daarin is duidelijk te zien welke rollen er zijn weggelegd voor de burger en welke mate van participatie daaraan gekoppeld is.
1
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010), Naar Buiten - Spoorboekje Burgerparticipatie voor raad en college. Geraadpleegd op 23-5-2013, http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/naar_buiten.pdf
2
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010), Naar Buiten - Spoorboekje Burgerparticipatie voor raad en college. Geraadpleegd op 23-5-2013, http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/naar_buiten.pdf
Figuur 2 participatieladder (bron: www.vng.nl bewerkt door: E.M. Crijns)
- raadplegen: in deze stap is de mate van participatie het laagst maar worden wel vaak de meeste mensen bereikt. Deze vorm van burgerparticipatie spitst zich toe op het verkrijgen van respons. De resultaten kunnen van belang zijn voor het project maar de initiatiefnemers zijn niet gebonden aan de resultaten, bijvoorbeeld een enquête of een peiling. - adviseren: bij deze vorm van burgerparticipatie worden de onderwerpen en de agenda op voorhand bepaald. Burgers wordt gevraagd advies te geven over bepaalde onderwerpen en hiermee wordt aan de slag gegaan. De burgers kunnen in zo’n geval ideeën en oplossingen aandragen. In principe wordt deze inspraak als volwaardig gezien en meegenomen in de besluitvorming. Toch kunnen de initiatiefnemers beslissen om af te zien van de ingebrachte ideeën of oplossingen. Een voorbeeld hiervan is een rondetafelgesprek - coproductie, samenwerken: er wordt samen bepaald en samengesteld, de initiatiefnemers verbinden zich aan de uitkomst van de gezamenlijke oplossingen of ideeën. Burgers en initiatiefnemers werken samen aan het resultaat. Voorbeelden zijn een projectgroep of werkateliers. - meebeslissen, beslissingen worden (deels) overgelaten aan betrokkenen waarbij de initiatiefnemers sturen en advies geven. De resultaten worden overgenomen
20
als ze voldoen aan vooraf gestelde randvoorwaarden, bijvoorbeeld een medezeggenschapsraad. - zelf organiseren: in dit geval zijn de rollen omgedraaid. Niet een gemeente, management of directie neemt initiatief maar burgers komen zelf met een initiatief. Ze vormen zelf plannen en het initiatief wordt uitgevoerd en vormgegeven door de burgers zelf. Een burgerinitiatief is hier een goed voorbeeld van. Er zijn een aantal punten die kunnen bijdragen aan een positief participatieproces. Een creatieve interactievorm kan bijvoorbeeld voorkomen dat betrokkenen interesse verliezen en kan de deelnemers prikkelen om op een creatieve manier na te denken over problemen, oplossingen en ideeën.
3.6 Conclusie Het betrekken van burgers is een fragiel proces waar een aantal belangrijke voorwaarden aan ten grondslag liggen. De initiatiefnemers moeten overtuigd zijn van het belang van burgerparticipatie en bewoners moeten overtuigd zijn van de urgentie van het project anders is het project niet levensvatbaar. Verder is het belangrijk om voor aanvang van het proces actoren en belangen van deze actoren in kaart te brengen en te bepalen hoeveel macht de verschillende actoren in het project krijgen. Daarnaast is een open en transparante besluitvorming heel belangrijk voor het proces.
‘Het is belangrijk om zoveel mogelijk mensen te bereiken, ook mensen die in eerste instantie moeilijk te bereiken zijn.‘ Als je een grote en diverse groep mensen weet te bereiken kunnen het probleem en de oplossing vanuit zoveel mogelijk standpunten bekeken worden, het resultaat beter past bij de doelgroep. Om te voorkomen dat een proces van burgerparticipatie maar door blijft kabbelen, kunnen ‘beslissingsronden’ ingebouwd worden waarin overeenstemming bereikt moet worden en waar vandaan verder gewerkt kan worden. 3.5 internet Internet is een belangrijk communicatiemiddel met een groot bereik, de laatste jaren wordt internet steeds vaker ingezet om grote groepen mensen te bereiken. Ook bij burgerparticipatie kan internet worden ingezet om betrokkenen te activeren. De laagdrempeligheid is een groot voordeel van het werken met internet bij burgerparticipatie. Mensen hoeven dan in eerste instantie niet hun huis uit om deel te nemen of een mening te delen. Als mensen zich eenmaal hebben gecommitteerd aan de online campagne zullen zij zich eerder betrokken voelen bij het project en bereid zijn het huis uit te gaan om deel te nemen aan bijvoorbeeld een workshop. Een forum of online reclamecampagne kan een positieve bijdrage leveren aan het project. Het is wel van belang dat voor aanvang van het project duidelijk bepaald wordt waar het internet voor kan worden ingezet en op welke manier dat wordt gedaan.
21
4. Co-creatie 4.1 Inleiding Wat precies het verschil is tussen social design en co-creatie is niet altijd helemaal duidelijk. Er bestaan veel verschillende opvattingen over wat de termen precies inhouden en hoe het proces zou moeten verlopen. Een duidelijke definitie is niet te vinden en het wordt overal op een andere manier toegepast. 4.2 Social design vs. co-creatie Co-creatie is een vorm van samenwerking tussen verschillende partijen waarbij alle deelnemers invloed kunnen uitoefenen op het resultaat. Co-creatie komt veel voor bij commerciële bedrijven en televisiezenders waarbij bijvoorbeeld gekozen kan worden voor het beste idee of de beste zangeres. Ook in de woningbouw komt co-creatie steeds vaker voor, denk bijvoorbeeld aan collectief particulier opdrachtgeverschap waarbij bewoners samen beslissingen nemen over de toekomst van hun wijk. Het doel van co-creatie is vaak om klantwaardering te verhogen of draagvlak voor een project te vergroten maar cocreatie kan ook worden ingezet als doel op zich. In het kort kan gesteld worden dat social design een vorm van design is waarbij de nadruk ligt op het oplossen van sociale of maatschappelijke vraagstukken. Kunstenaars proberen aan de hand van design sociale knelpunten op te lossen. Social design wordt veelvuldig toegepast in de design wereld en de laatste tijd ook steeds vaker bij wijk- en buurtprojecten. Het verschil met co-creatie is dat het samenwerken en samendoen geen vereiste is. Co-creatie gaat dus in principe een stapje verder dan social design maar ze sluiten elkaar niet uit. Uiteindelijk gaat het er niet om welke naam het proces krijgt maar welk doel je er mee wilt bereiken. Bij social design gaat het om het oplossen van sociale of maatschappelijke vraagstukken met behulp van design, vaak gaat dit in samenwerking met bewoners maar dat is geen voorwaarde. Bij co-creatie gaat het juist wel om samenwerking maar is kunst of design weer geen voorwaarde. Beide processen kunnen hetzelfde in elkaar steken. Bij social design kan worden samengewerkt met bewoners en bij co-creatie kan kunst of design ingezet worden als middel om het doel te bereiken.
4.3 Verantwoordelijkheden De overheid is aan het terugtreden en wil verantwoordelijkheden overdragen aan 3 burgers. Co-creatie kan een middel zijn om dit proces in gang te zetten . Door samenwerking aan te gaan en vraaggericht te werken kan men bereiken dat de bewoners uiteindelijk de verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering en beheer en onderhoud van projecten.
‘Een voorbeeld: een groep bewoners in een appartementencomplex wordt geactiveerd om een goede invulling te bedenken voor een stuk groen in de wijk. De gemeente heeft geen geld meer om het stuk te onderhouden en de bewoners hebben behoefte aan een tuin. Ze ontwerpen een buurtmoestuin waar de hele buurt van kan genieten. Om de grond gebruiksklaar te maken wordt een beroep gedaan op de bewoners en de verantwoordelijkheden worden naar de bewoners overgeheveld. Zo hebben de bewoners een ontmoetingsplek en tuin en heeft de gemeente geen kosten meer voor beheer en onderhoud.’ Door bewoners aan de slag te laten gaan in samenwerking met designers kunnen creatieve oplossingen voor de knelpunten ontstaan. Kunst en design kunnen de wijk voorzien van identiteit, het woongenot verhogen maar ook gerichte oplossingen bieden voor vastgestelde problematiek. Men maakt gebruik van de expertise van de bewoners over de buurt, de aanwezige kennis en vaardigheden van bewoners en de vaardigheden van designers. Door deze kennis en vaardigheden te combineren kan een passende oplossing gevonden worden voor aanwezige knelpunten. Social design wordt ingezet om sociale en maatschappelijke knelpunten op te lossen. Co-creatie kan worden ingezet om bewoners te activeren en verantwoordelijkheden over te dragen door ze zelf aan 3
Green inspiration (2013), co-creatie heeft de toekomst. www.greeninspiration.com
22
de slag te laten gaan met hun eigen leefomgeving en zelf na te laten denken over de toekomst van de wijk of de buurt. Een voorbeeld is het overdragen van beheer van groen in een wijk. Door samen met bewoners na te denken over de toekomst van de groenstroken en samen een ontwerp te maken kun je bereiken dat zij uiteindelijk het beheer en onderhoud overnemen. 4.4 Conclusie Onderhevig rapport wordt geschreven voor projecten met 3 doeleinden: de fysieke omgeving in een wijk upgraden, de sociale situatie ter plaatse verbeteren en verantwoordelijkheden overdragen aan bewoners. Of daar social design of cocreatie voor ingezet wordt is niet relevant. Het gaat er om dat een proces wordt gestart waarbij deze drie doelen kunnen worden bereikt en in veel gevallen kan social design of co-creatie een middel zijn om deze doelen te bereiken.
23
5. Proces opzetten 5.1 Inleiding Dit rapport wordt geschreven om inzicht te bieden in het te doorlopen proces bij een project waarbij gekomen wordt tot fysieke ingrepen in de openbare en publieke ruimte in samenwerking met bewoners. In voorgaande hoofdstukken is de theorie van project- en procesmanagement, burgerparticipatie en cocreatie/social design toegelicht. Om het project te managen zal er projectmanagement plaatsvinden. Om burgerparticipatie een kans van slagen te geven zal het participatieproces beschermd moeten worden. Omdat de projecten in een dynamische omgeving plaatsvinden zal ook procesmanagement een belangrijk onderdeel vormen. Het doel van de projecten waar dit rapport voor opgesteld wordt is vaak drieledig. Aan de ene kant wordt de fysieke ruimte verbeterd, wat de woonkwaliteit ten goede komt en aan de andere kant wordt gepoogd een sociale vooruitgang te boeken. Daarnaast is het overdragen van verantwoordelijkheden aan de bewoners een belangrijk doel van de projecten. Burgerparticipatie is, mits het op de juiste manier wordt ingezet, een middel om deze doelen kunnen bereiken. 5.2 Projectmanagement, procesmanagement en burgerparticipatie Als een project gestart wordt kan er een standaard cyclus doorlopen worden. De projectcyclus biedt houvast bij het doorlopen van een project. Iedere fase wordt op een vaststaande manier doorlopen. Hieronder de fases van de projectcyclus: A. Projectcyclus: 1. initiatief 2. definitie 3. ontwerp 4. voorbereiding 5. uitvoering 6. nazorg
Omdat het project plaatsvindt in een dynamische omgeving van bewoners en externe partijen die invloed hebben op het project zal ook het proces in de gaten gehouden moeten worden. B. Voorwaarden vanuit procesmanagement: - Afstemming tussen partijen, over doel, definities en interpretaties - Besluitvorming open en transparant - Overeenstemming tussen belangen verschillende actoren - Vooraf geen inhoudelijke afspraken - Voortgang garanderen - Kernwaarden betrokken partijen beschermen - Het voelen van urgentie voor het uitvoeren van het project door de actoren - Het bieden van quick wins, die voorkomen dat mensen voeling en betrokkenheid bij het project verliezen Voor het participatieproces bestaan een aantal stappen die in een bepaalde volgorde uitgevoerd moeten worden. C. Stappen participatieproces: 1. motivatie voor participatie 2. partijen en belangen in kaart brengen 3. keus rol burgers en initiatiefnemende partij 4. ontwerp participatieproces, interactievorm en communicatieplan 5. ronden van daadwerkelijke burgerparticipatie 6. project uitvoering in samenwerking met burgers 7. beheer en onderhoud verantwoordelijkheid bij burgers Door deze drie onderdelen te combineren kan een stappenplan gemaakt worden voor een project waarbij burgers participeren en waarbij het proces in de gaten wordt gehouden. Project- en procesmanagement zullen in dit geval dus naast elkaar bestaan. Aan de ene kant zal er gestuurd worden op harde afspraken over geld, tijd en kwaliteit en aan de andere kant zal er op toe gezien moeten worden dat het netwerk van actoren naar tevredenheid wordt betrokken bij het project. In navolgend schema is een stappenplan opgesteld waarin de drie onderdelen op eigen interpretatie zijn verwerkt. In eerste instantie is dit schema gericht op de
24
projectcyclus. In de volgende kolom is per stap uit de projectcyclus terug te vinden welke stappen ondernomen moeten worden op het gebied van het participatieproces. In de laatste kolom zijn de belangrijkste procesafspraken terug te vinden waarmee tijdens de gehele projectcyclus rekening gehouden moet worden.
5.3 Stappenplan In theorie zou onderstaand stappenplan voldoende houvast moeten bieden om een project waarin burgerparticipatie wordt toegepast tot een goed einde te brengen. In voorgaande hoofdstukken is een toelichting bij de verschillende stappen terug te vinden.
Fasen
Uitvoering
Burgerparticipatie
Proces
1. Initiatief
Doel: aard van probleem verkennen Eind: werkbaar startdocument, met achtergrond probleem, projectdoel, beoogde resultaten, randvoorwaarden
1. Motivatie voor burgerparticipatie, bepalen of het zinvol en nodig is 2. Partijen en belangen in kaart brengen
2. Definitie
Doel: eisen, voorwaarden en beperkingen vaststellen. Eind: complete eisen- en wensenlijst opgesteld en goedgekeurd
3. Rol burgers en initiatiefnemende partij bepalen 4. Participatieproces ontwerpen, interactievorm en communicatieplan
3. Ontwerp
Doel: projectgroep gaat aan de slag met ontwerp Eind: ontwerp is gekozen en voldoet aan eisen
5. Ronden van daadwerkelijke burgerparticipatie, input van burgers
4. Voorbereiding
Doel: taakverdeling, hulpmiddelen, materialen en voorschriften voor uitvoering gereed maken Eind: definitief projectplan afgerond
5. Daadwerkelijke burgerparticipatie, In samenwerking met burgers voorbereiden
Gedurende het gehele project geldt: Afstemming onderling in netwerk van actoren Besluitvorming open en transparant Overeenstemming tussen verschillende belangen Vooraf geen inhoudelijke afspraken Voortgang garanderen Bescherming kernwaarden betrokkenen garanderen Sense of urgency moet aanwezig zijn bij actoren Quick wins om bewoners betrokken te houden
5. Uitvoering
Doel: daadwerkelijke uitvoering van projectresultaat Eind: oplevering eindproduct
6. Eventueel in samenwerking met burgers creëren
6. Nazorg
Doel: instandhouding van projectresultaat en evaluatie Eind: blijft voortduren
7. Eventueel verantwoordelijkheid beheer en onderhoud bij burgers
25
Praktijk
-
Het tweede onderdeel van dit rapport vormt een uitwerking van de ervaringen die zijn opgedaan in eerdere projecten waarbij werd samengewerkt met bewoners. Deze ervaringen uit de praktijk worden gebruikt als aanvulling op de theorie.
26
A. Casus Gestel A.1 Uitleg project Aanleiding: constatering verarming van het straatbeeld door de aanwezigheid van kliko’s in stadsdeel Gestel. Doel: het probleem bespreekbaar maken en het kliko-probleem oplossen. Probleemomschrijving: in de buurt verstoren kliko’s het straatbeeld. De verantwoordelijkheid ligt bij bewoners, zij laten hun kliko aan straat staan en halen deze niet naar binnen. Woonbedrijf krijgt veel klachten van de bewoners die wel netjes hun kliko wegzetten en zich ergeren aan de laksheid van hun medebewoners. Randvoorwaarden: het projectresultaat moet niet opgelegd worden maar in samenspraak met bewoners tot stand komen. Eindproduct: geen. Het project werd voor de realisatiefase gestopt. A.2 Toelichting: In een aantal wijken waar Woonbedrijf bezit heeft, werden problemen rondom kliko’s geconstateerd. Verschillende districten binnen Woonbedrijf besloten samen te werken en een gezamenlijke oplossing voor de verschillende wijken was het doel. Gestel zou het project starten en als het een geslaagd project bleek te zijn zouden ook de andere districten hiermee aan de slag kunnen. Na de eerste ronden waarin de designers het gesprek aan gingen met bewoners, haakten de andere districten af. Zij waren niet tevreden over de vorderingen van het project. District Gestel besloot om het project door te zetten omdat zij van mening waren dat zij zelf slecht opdracht hadden gegeven en dat dit de designers niet aan te rekenen viel. Doorlopen stappen: Er is een probleem geconstateerd door Woonbedrijf en een aantal bewoners. Een derde partij van designers is aangetrokken om aan de slag te gaan met dit probleem. De partij bedacht een ludieke manier om bewoners te activeren om het gesprek aan te gaan. Zij plaatsten overal tuinkabouters in de tuinen van de buurtbewoners, om het gesprek over kliko’s op gang te brengen. De bijeenkomst die daaraan gekoppeld was, werd niet drukbezocht, er kwamen slechts 6 mensen praten over de buurt en de kliko’s. Na deze bijeenkomst zijn de designers begonnen met ontwerpen. Het ontwerp werd gepresenteerd aan Woonbedrijf,
en zou een week later aan de bewoners gepresenteerd worden. Één van de projectleiders besloot op dat moment om de presentatie aan de bewoners uit te stellen omdat hij niet zeker was of het eindresultaat toereikend was. Daarop besloten de designers de presentatie aan de bewoners af te gelasten en in plaats daarvan de avond zo in te richten dat de actieve bewoners bedankt konden worden voor hun inzet. Te doorlopen stappen: Uiteindelijk is besloten het project niet uit te voeren. De opdrachtgevers waren niet tevreden over het resultaat en er is besloten om af te zien van de uitvoering. De evaluatie van het project moet nog plaatsvinden. Oplossing: Geen. Het project werd voortijdig gestopt. Evaluatie: Uiteindelijk bleek niet iedereen tevreden over het geleverde product. De oorzaak van het probleem is vanuit twee kanten te bekijken. De opdrachtgever kan verweten worden te ver ingekaderde voorwaarden gegeven te hebben. De designers werd gevraagd om iets te bedenken om de kliko’s niet-storend aanwezig te laten zijn in de buurt en hen werd kliko-hoezen als voorbeeld gegeven. De externe partij heeft daardoor te veel in één richting gezocht naar een oplossing en heeft het probleem niet breder bekeken. Aan de andere kant kan gesteld worden dat de designers het ook hebben nagelaten kritisch te zijn op de opdracht en onvoldoende onderzoek hebben verricht. Er zijn een groot aantal onderwerpen waar zij onderzoek naar hadden kunnen doen om tot een beter ontwerp te komen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bestemmingsplanregels, duurzaamheid en de toekomst van de kliko. Als aan deze oplossingsrichtingen was gedacht was wellicht een kritische vraag richting Woonbedrijf gekomen en had de opdrachtgever een andere oplossingsrichting goed kunnen keuren. Al met al kan geconcludeerd worden dat er te weinig afstemming is geweest tussen beide partijen en dat beide partijen meer verwachtingen en kritische opmerkingen hadden mogen spreken.
27
B. Casus Gunterslaer
tegenbeweging tegen de onpersoonlijke en massale stempelbouw van na de oorlog. De vraag naar leefbaarheid, kleinschaligheid en ontmoeting in de wijk was aanleiding voor dit stedenbouwkundig concept. Woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijken of verdwaalwijken genoemd om hun typische structuur met kronkelpaden, hofjes en hiërarchisch wegennet. Woonerfwijken zijn lange tijd populaire wijken geweest voor arbeiders uit de hogere middenklasse. De leefbaarheid in deze wijken was hoog evenals de sociale cohesie. De laatste jaren worden er echter steeds vaker knelpunten geconstateerd. Er zijn een aantal hoofdproblemen die voorkomen in deze 4 wijken : door de enorme toename van het autobezit sinds de jaren ’70 ontstaat er in deze wijken een groot tekort aan parkeerruimte. Ook wordt er in veel van deze wijken achterstallig onderhoud in de openbare ruimte geconstateerd. Daarnaast voldoet de verkavelingsstructuur niet; de voorkant van de woningen wordt vaak als achterkant gebruikt, de huizen staan afgekeerd van de straat en de overgang van collectief naar privé wordt als onduidelijk ervaren.
Figuur 3 ligging Achtse Barrier-Gunterslaer (www.bing.com/maps)
B.1 Uitleg project Aanleiding: Woonbedrijf constateert knelpunten in de wijk en een discrepantie tussen gebruik van de wijk door nieuwe bewoners en oude bewoners. Doel: de bewoners activeren en weer verantwoordelijkheid laten voelen voor de eigen leefomgeving. Probleemomschrijving: in de Achtse Barrier-Gunterslaer worden door een aantal bewoners en Woonbedrijf knelpunten geconstateerd. Deze problemen spelen in de publieke ruimte en komen, naar mening van Woonbedrijf, in veel gevallen voort uit een gebrek aan motivatie bij bewoners om zelf de directe leefomgeving te onderhouden. Randvoorwaarden: co-creatie en social design worden gegeven als middel om het doel te bereiken. De ingreep moet plaats vinden op grond van Woonbedrijf. Eindproduct: onbekend. Het project is nog in volle gang. B.2 Toelichting De Achtse Barrier is een wijk in Woensel-Noord in Eindhoven. Het betreft een typische woonerfwijk. Deze wijken werden in de jaren ’70 en ’80 gebouwd als
Op de grond van Woonbedrijf in de Achtse Barrier-Gunterslaer zijn ook een drietal knelpunten geconstateerd. 1. De toename van het autobezit heeft ook in de Achtse Barrier-Gunterslaer gezorgd voor problemen. Door het tekort aan parkeergelegenheid is het sinds lange tijd toegestaan om de auto in de voortuin te parkeren. Om dit te kunnen faciliteren worden veel voortuinen volledig betegeld. 2. Bij veel woningen is het niet mogelijk om achterom te lopen of moet er een relatief lange afstand afgelegd worden om ‘achterom’ te bereiken. Daarom laten veel mensen hun kliko’s in de voortuin staan. 3. Er zijn in de wijk een aantal groenstroken waarbij geen duidelijkheid bestaat over wie deze moet beheren. Daardoor wordt er vaak geen onderhoud gepleegd op deze groenstroken.
4
Martijn Ubink, Thijs van der Steeg (2011), Bloemkoolwijken: analyse en perspectief.
28
Op onderstaande afbeeldingen zijn voorbeelden van deze knelpunten uit de buurt weergegeven.
benaderen en niet specifiek over de geconstateerde knelpunten te praten. De reacties op deze persoonlijke en open benadering waren enorm positief. Te doorlopen stappen: Na de wijkbezoeken verwachten de designers voldoende input te hebben en zullen zij aan de slag gaan met een aantal ontwerpen voor de aangedragen problemen. Deze ontwerpen zullen op een tweede bewonersbijeenkomst gepresenteerd worden, bewoners krijgen dan de mogelijkheid om reactie en feedback te geven op de ontwerpen. De feedback zal verwerkt worden in het nieuwe, definitieve ontwerp. Vervolgens wordt het definitieve ontwerp gepresenteerd in de wijk. De realisatie zal direct daarna plaatsvinden, eventueel in samenwerking met bewoners. Uiteindelijk zal het project geëvalueerd worden en zal het projectresultaat beheerd en onderhouden moeten worden. De insteek is om dit laatste door de bewoners te laten verzorgen.
Figuur 4 verstening van de voortuin en kliko’s in het straatbeeld
Doorlopen stappen: In de eerste weken werd een plan van aanpak geschreven waarin uiteen werd gezet wat het precieze doel van het project was en welke onderzoeksvragen gesteld konden worden om het probleem verder in kaart te brengen. Vervolgens werd gestart met een stedenbouwkundige analyse van de wijk- en buurt. Toen in principe duidelijk was waar de knelpunten lagen werd een bewonersbijeenkomst gepland. Bewoners werden hier via een officiële brief voor uitgenodigd (zie bijlage 1). In diezelfde periode werden designers betrokken bij het project. Vervolgens werd nog een tweede, prikkelende uitnodiging verstuurd (zie bijlage 2) en contact gelegd met een aantal actieve bewoners in de wijk. Ook werd door de designers een plan verzonnen voor de inrichting van de bewonersbijeenkomst. e De 1 bewonersbijeenkomst vond 1,5 maand na het begin van het project plaats. Deze werd niet drukbezocht. Van de 250 huishoudens die een uitnodiging ontvingen kwamen 9 bewoners op de avond af. Omdat de animo voor de bewonersbijeenkomst wat tegenviel werd besloten de wijk nog eens te bezoeken en aan te bellen bij zo veel mogelijk bewoners om extra input te verkrijgen voor het ontwerp. De insteek was om de bewoners op een positieve manier te
Oplossing: Het project is nog niet afgerond. Evaluatie: Een grote tegenvaller in het project was het aantal bewoners dat kwam opdagen bij de bewonersavond. Daaruit kan geconcludeerd worden dat er niet goed is nagedacht over het activeren en prikkelen van bewoners om deel te nemen aan deze avond of dat een bewonersavond niet het geschikte middel is om input van bewoners te verkrijgen. Daarnaast kan het feit dat vooraf al werd aangegeven dat er over kliko’s, groenstroken en parkeren gepraat zou worden ook mensen hebben afgeschrikt. Een groot deel van de bewoners heeft namelijk zelf een kliko of auto in de voortuin staan. De persoonlijke en open benadering met het langs de deuren gaan kostte veel tijd en energie maar leverde uiteindelijk veel meer waardevolle informatie op dan de bewonersbijeenkomst. Zie bijlage 3 voor de uitgebreide analyse van de wijk.
29
C. Casus Sonseweg
Figuur 5 hofjes Sonseweg (bron: www.12N.nl)
C.1 Uitleg project Aanleiding: Woonbedrijf wil investeren in de wijk en ziet kansen in de combinatie van ruimtelijk en sociaal. Doel: de buurt een sociale factor maken in de leefomgeving van de bewoners. Probleemomschrijving: de bewoners van de Sonseweg zijn niet helemaal tevreden over de buitenruimte bij hun woningen. Zo is de scheiding van openbaar en privé niet altijd duidelijk, laten veel mensen hun hond uit in de hofjes en zijn veel mensen niet te tevreden over de begroeiing. Ook wordt er geklaagd over het gebrek aan privacy in de gezamenlijke tuin. Aan de andere kant ziet Woonbedrijf kansen in de buitenruimte om de sociale situatie te verbeteren. Randvoorwaarden: Het project is gericht op de gezamenlijke buitenruimtes tussen de woonblokken en de bewoners moeten betrokken worden bij het project. Eindproduct: nieuwe inrichting van de buitenruimtes in de Sonseweg. C.2 Toelichting De Sonseweg is een buurt waar veel verschillende culturen en gezinssamenstelling wonen. De woningen van Woonbedrijf in deze straat horen bij de goedkoopste in Eindhoven. Er wonen veel alleenstaanden, mensen die een zorgindicatie hebben gekregen en jonge gezinnen die vaak wachten op een beter
alternatief. Om de sociale cohesie in de buurt te verbeteren wil men inzetten op het verbeteren van de buitenruimte. Omdat de buitenruimte nu een soort gezamenlijke openbare tuin tussen de woonblokken is kan een aanpassing van deze ruimte wellicht voldoen als middel om de sociale cohesie te verbeteren. Doorlopen stappen: 5 Het project is op te delen in 4 fasen Fase 1: in deze fase werd een ruimtelijke en een sociale analyse gemaakt van de buurt. Tijdens de ruimtelijke analyse werden de omgeving, de buitenruimten en de woonblokken geanalyseerd. In de sociale analyse werden bewoners geïnterviewd aan de hand van een ‘wonder-vraag’, door deze methode werden zij geactiveerd om te dromen en te fantaseren over hun leefomgeving en te denken in oplossingen. De komst van de interviewer werd van te voren aangekondigd met een kaart. Fase 2: na deze sociale en ruimtelijke analyse werd er gestart met ontwerpen. Er werden 4 ontwerpen gemaakt waar de bevindingen uit de eerste fase in verwerkt werden. De ontwerpen werden gemaakt als verbeelding waar de bewoners op konden reageren. Fase 3: in de derde fase werden de 4 ontwerpen gepresenteerd en kregen de bewoners de mogelijkheid om te reageren en om zelf een ontwerp te maken. De ontwerpen werden feestelijk gepresenteerd in het park in de directe omgeving van de Sonseweg en de bewoners ontvingen wederom vooraf een kaart met de aankondiging. De bijeenkomst werd drukbezocht, ook door omwonenden. Fase 4: in deze fase worden de resultaten geëvalueerd en uitgezocht op welk onderwerp het meest positief werd gereageerd. Aan de hand van de evaluatie wordt gekozen voor het best passende onderwerp. Natuurlijk spelen ook geld en tijd een rol bij de keuze voor het ontwerp. Te doorlopen stappen: Het definitieve ontwerp moet nog gemaakt worden. Dit zal dan gepresenteerd en uitgevoerd worden.
5
12N Stedenbouw (2012), Hofterras aan de Sonseweg, http://www.12n.nl/.
30
Oplossing: Er is nog onduidelijkheid over welk ontwerp uitgevoerd zal worden. Geld speelt naast de resultaten van het onderzoek ook een factor bij de uitwerking van het ontwerp. Evaluatie: In ieder geval kan gesteld worden dat de aanpak om de bewoners te betrekken geslaagd was. De opkomst op de bewonersbijeenkomst in het park was groot. Waarom de bijeenkomst precies zo drukbezocht werd is alleen te raden. Waarschijnlijk was de locatie een belangrijke factor. Het park wordt veel gebruikt door de bewoners van de Sonseweg en omwonenden waardoor mensen ook nog onverwachts aan konden schuiven en de mensen die al aanwezig waren als een trekpleister werkten. De betrokkenheid van de bewoners bij de organisatie zal ook een rol hebben gespeeld, zo werden de hapjes door bewoners zelf verzorgd. Daarnaast werden concrete ideeën gepresenteerd op deze dag. Vaak is dat meer laagdrempelig dan wanneer mensen zelf aan de slag worden gezet om na te denken over een oplossing. Dat een groot aantal mensen al vooraf om hun mening werd gevraagd heeft het onderwerp waarschijnlijk ook doen leven in de buurt. Participatie is een belangrijke voorwaarde voor dit project daarom is het ook een groot pluspunt dat veel aandacht en tijd is gestoken in het betrekken van bewoners.
31
D Casus Eckart D.2 Toelichting: Zoals eerder genoemd is het niet de bedoeling dat Woonbedrijf of de gemeente het project gaat uitvoeren of beheren maar wil men dit overlaten aan de bewoners zelf. Er zal dus een proces gestart moeten worden waarbij bewoners geactiveerd worden om dit zelf te doen. Om dat te kunnen bereiken is het belangrijk dat er vraaggericht gewerkt wordt.
Figuur 6 de boemerij (bron: Project Eck(h)art – social Design in de Praktijk)
D.1 Uitleg project + foto Aanleiding: constatering van Woonbedrijf dat de leefbaarheid in de openbare ruimte in Eckart aan het dalen is. Doel: het gedrag van de bewoners veranderen zodat het gebruik en beheer van de openbare ruimte verandert. Probleemomschrijving: Eckart is een buurt in Eindhoven, door Woonbedrijf zijn daar plekken aangewezen waarover men niet tevreden is. Het gaat hierbij over het hart van Eckart en de entree van Eckart. De plekken zijn niet toereikend voor de buurt en worden omschreven als deprimerend en onvindbaar. Omdat het probleem vooral veroorzaakt wordt door het gebruik van de openbare ruimte wordt er op ingezet om dit te verbeteren. Randvoorwaarden: Woonbedrijf wil de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en het beheer niet naar zich toe trekken maar juist overdragen aan de bewoners. Eindproduct: 4 ontwerpschetsen waarop ideeën samen met bewoners zijn uitgewerkt.
Doorlopen stappen Het project werd gedraaid door 4 studenten van de Academie voor Bouwkunst te Tilburg. Zij begonnen met het maken van een analyse van de wijk zodat zij over kennis van de wijk beschikten op het moment dat ze in gesprek gingen met bewoners. De volgende stap bestond uit het bezoeken van de wijk, ze probeerden reacties van bewoners uit te lokken door met een fiets met prikbord door de wijk te fietsen. De reacties maar ook het aantal reacties op deze actie waren zeer geslaagd. Vervolgens zijn de studenten op bezoek gegaan bij keyactoren in de wijk. Zij hebben mensen gesproken die in de kerk, het buurtcentrum of winkels werkten. Ook hebben zij via de gemeente en Woonbedrijf adressen gekregen van mensen die wellicht interesse zouden hebben in het project. Met deze mensen werd telefonisch of persoonlijk contact gelegd en zo ontstond een redelijk grote groep mensen die geactiveerd werden om deel te nemen aan het project. Deze mensen werden uitgenodigd voor een workshop om te werken aan ideeën voor de toekomst van de wijk. Er werd in 4 groepen aan deze opdrachten gewerkt. In de periode na de workshop gingen de 4 studenten die de groepen hadden begeleid aan de slag met het ontwerp dat door hun groep was gemaakt in samenwerking met de bewoners. Te doorlopen stappen Na het afronden van de ontwerpfase was de volgende stap aan de bewoners. Zij moesten aan de slag gaan met het ontwerpen. Het bleek voor bewoners even wennen om zelf aan de slag te moeten met hun ideeën. Uiteindelijk is één ontwerp tot uitvoering gekomen, dit betreft een buurtmoestuin bij het buurthuis.
32
Oplossing: Door de samenwerking met de bewoners kon men het voor elkaar krijgen om een project door de bewoners zelf te laten ontwikkelen en beheren namelijk de buurtmoestuin. Evaluatie: Uiteindelijk is het gelukt om een project te starten onder leiding van bewoners, waarbij het beheer en de ontwikkeling niet bij Woonbedrijf of de gemeente kwam te liggen. Zo ver is het project dus geslaagd. Doordat de studenten voor aanvang van de gesprekken met bewoners de wijk al geanalyseerd hadden, hadden zij kennis van zaken. Zo konden zij meepraten over straten en pleinen en hadden zij beter inzicht in de verhalen van de bewoners. De groep studenten vormde voor de bewoners geen bedreiging omdat zij onbekend en blanco waren. Daardoor konden bewoners zonder problemen hun hart luchten over wat zij van de wijk vonden. Ook waren er een aantal punten die niet helemaal vlekkeloos verliepen. Zo werd de eindpresentatie gepland op de vrijdagmiddag voor de kerstvakantie. Er kwamen daardoor niet veel mensen opdagen, veel mensen waren op vakantie of hadden een kerstborrel. Daarnaast hadden de studenten bedacht om een frustratierondje in te lassen waarin bewoners hun ei kwijt konden over problemen in de wijk. Er was echt geen houden aan toen dit allemaal werd gestart, deze frustratieronde werd daarom voortijdig gestopt. De overgang van zelf ontwerpen naar zelf doen was lastig voor de bewoners. Het is belangrijk om veel aandacht te steken in het wegnemen van onzekerheden en onduidelijkheid bij bewoners over deze stap. In het project werden key-actoren gezocht om te betrekken bij het project. Het risico van deze actie is dat je een zeer select gezelschap bereikt van mensen die al jaren klachten hebben over of actief zijn in de buurt.
33
6. Evaluatie aan de hand van casussen 6.1 Inleiding Casussen A, B, C en D illustreren welke fouten gemaakt kunnen worden tijdens een project dat wordt gedaan in samenwerking met bewoners maar ook welke keuzes de juiste zijn of in de goede richting komen. Het betreft uiteenlopende projecten uitgevoerd in opdracht van Woonbedrijf met ieder een zeer verschillende aanpak. Uit de evaluatie van deze projecten valt veel lering te trekken. Het is belangrijk om deze gegevens te verwerken in het uiteindelijke stappenplan zodat fouten geen tweede keer gemaakt worden en de positieve punten overgenomen kunnen worden. 6.2 Casus A Gestel: In de Casus Gestel was het probleem vooral dat er te weinig afstemming en kritische houding bestond bij beide partijen. De designers dachten te veel in één richting doordat de opdrachtgevers te specifiek waren geweest. Aan het eind van het project ontstond ontevredenheid over het resultaat. Als eerder afstemming en overleg plaats had gevonden over het resultaat en de vorderingen dan had dit voorkomen kunnen worden. Doen: duidelijk opdracht geven, ook het geven van een zeer open opdracht is duidelijk opdracht geven. Geef aan welke kaders er zijn maar houd goed in gedachten welk doel je wilt bereiken. Niet doen: het project volledig loslaten, het is belangrijk om op gezette tijden te overleggen en overeenstemming over de koers te bereiken zodat je op het eind niet voor onaangename verrassingen komt te staan. 6.3 Casus B Gunterslaer De bewonersbijeenkomst werd slecht bezocht. De precieze reden hiervan is niet duidelijk maar er kan wel gesteld worden dat een groot aantal van de bewoners van de buurt al werden gedemotiveerd omdat zij zelf veroorzaker van de aangegeven knelpunten waren. Daarnaast was voor aanvang van de avond al duidelijk wat de problemen zouden zijn die besproken zouden worden, er van uitgaande dat deze ook door de bewoners werden ervaren. Het nadeel hiervan is dat bewoners niet zelf de kans krijgen om te praten over wat zij van de wijk vinden en hoe zij deze ervaren en
aangezien het uiteindelijk doel is om de bewoners zelf aan de slag te laten gaan zullen zij zelf wel heil moeten zien in de oplossing. Doen: zo veel mogelijk tijd steken in het betrekken en activeren van bewoners. Dit proces vergt veel kennis van zaken, het kan daarom verstandig zijn om mensen te betrekken die ervaring hebben met dit soort projecten. In ieder geval moet goed nagedacht worden over het participatieproces en de communicatie hierover. Eventueel kan een exit-optie worden ingebouwd om te stoppen met het project als er geen animo is onder de bewoners. Niet doen: problemen al vastleggen voordat overleg met een diverse groep bewoners heeft plaatsgevonden. Bewoners mogen niet al in een richting geduwd worden voordat zij hebben kunnen aangeven wat zij nu eigenlijk als hinderlijk ervaren in hun omgeving. Daarmee voorkom je dat bewoners afhaken uit desinteresse en kan écht vraaggericht gewerkt worden. 6.4 Casus C Sonseweg De bewonersbijeenkomst werd in dit project goed bezocht. Doordat een groot aantal mensen voor aanvang van de ontwerppresentatie werden geïnterviewd werd veel informatie met een hoge kwaliteit opgehaald. Ook ging het project op deze manier leven bij de bewoners. Na de sociale en ruimtelijke analyse werd aan de hand van de input begonnen met ontwerpen. Er werden 4 ontwerpen gemaakt die sterk uit elkaar liepen. Hierop konden de bewoners op een middag in het park reageren onder het genot van door bewoners zelf gemaakte hapjes en iedereen kreeg een bloemetje mee naar huis. Doen: kwalitatieve informatie ophalen aan de hand van een positieve benadering, het voordeel van deze manier van vragen is dat mensen een positieve draai kunnen geven aan wat zij graag veranderd zouden zien in hun omgeving maar dat er geen beroep hoeft te worden gedaan op vaardigheden of kennis. Uiteenlopende ontwerpen maken waarop mensen kunnen reageren, dit is heel laagdrempelig en vraagt geen creativiteit of speciale vaardigheden van bewoners. Door de visualisatie is wel heel duidelijk wat er wordt bedoeld en kan ook goed worden benoemd wat min- en pluspunten zijn. Natuurlijk moet vooraf wel input van bewoners verzameld zijn om de ontwerpen samen te kunnen stellen op een manier dat ze bij hen aansluiten. Een weloverwogen keus maken voor tijdstip en locatie van de eerste feedbackronde. Doordat dit werd gedaan in een drukbezocht park en het een
34
aantrekkelijke aankleding kreeg was de opkomst groot en kon er veel informatie opgehaald worden. 6.5 Casus D Eckart In dit project werd een andere insteek gegeven aan het betrekken van bewoners. In eerste instantie werden veel bewoners bereikt door het prikbord dat werd uitgestald in de wijk. Vervolgens werden actieve bewoners, key-actoren en bewoners die in de ogen van gemeente of Woonbedrijf wellicht geïnteresseerd zouden zijn om mee te denken, benaderd om deel te nemen aan een workshop voor het ontwerpen van een nieuwe invulling van de openbare ruimte. Doen: goed voorbereiden, als je de wijk kent, weet hoe de wijk in elkaar zit en weet hoe het zo is ontstaan is er veel meer dat je kunt bespreken met mensen en zijn bewoners ook eerder geneigd je dingen te vertellen. Het is belangrijk om kennis van zaken te hebben om op een gelijk niveau met bewoners te kunnen praten. Een externe partij inhuren om de bewoners te benaderen. Een onbekende partij komt minder bedreigend over. Zij staan objectief in het project en de bewoners kunnen open en zonder vooroordelen hun mening uiten. Communiceren via beelden. Maak beelden van de wijk met nieuwe of gekke ideeën, het is voor bewoners makkelijk om hier op te reageren en door de visualisatie is het makkelijker om gedachten uit te wisselen. Niet doen: alleen de bekende actieve mensen uit de buurt betrekken. Hierdoor ontstaat de kans dat je een grote doelgroep mist en je alleen de mensen die klagen bereikt. Voor het slagen van het project is het belangrijk om een zo divers mogelijke groep te betrekken bij het project.
er misverstanden tussen verschillende partijen bestaat is een regelmatige terugkoppeling en afstemming belangrijk. Een heel belangrijk aandachtspunt is dat er veel tijd genomen moet worden voor het uitwerken van het participatieproces en de communicatie rondom het project. Uiteindelijk is het betrekken van bewoners het meest belangrijk om het project te kunnen laten slagen. Zij moeten de input leveren, het ontwerp beoordelen, het project uitvoeren en uiteindelijk beheren en onderhouden. Het is daarom heel belangrijk om hier goed over na te denken en het proces zorgvuldig voor te bereiden.
6.6 Conclusie Vraaggericht werken is een belangrijke voorwaarde als men wil samenwerken met bewoners. Omdat het doel vaak is om de sociale cohesie te verbeteren en een gedragsverandering teweeg te brengen of om bewoners uiteindelijk het product zelf te laten ontwikkelen en beheren is het belangrijk dat echt onderzocht wordt waar de vraag van de bewoners ligt. Er moet voorkomen worden dat bewoners in een bepaalde richting worden geduwd om te komen tot een oplossing die al vooraf is vastgelegd. De initiatiefnemers moeten hun doel goed voor ogen hebben en een duidelijke opdracht geven. Om te voorkomen dat
35
Stappenplan
-
De theorie en praktijk worden samengevoegd tot één stappenplan. Hoofdstuk 7 vormt de toelichting bij het uiteindelijk eindproduct, de poster.
36
7. Stappenplan 7.1 Inleiding Door het theoretische stappenplan aan te vullen met de ervaringen uit de praktijk ontstaat een stappenplan dat theoretisch en praktisch onderbouwd is. De poster geeft het stappenplan op een beknopte manier weer en biedt houvast voor de opdrachtgever. Onderhevig hoofdstuk is geschreven als toelichting bij de te nemen stappen. Het theoretische stappenplan, dat de conclusie van het theoretische deel van dit onderzoek vormt, bestaat uit 6 projectfasen, 7 stappen voor burgerparticipatie en 8 voorwaarden voor procesmanagement. Het nieuwe stappenplan bestaat echter uit 10 stappen, waarin de theoretische kennis en de praktijkervaringen zijn verwerkt. De projectcyclus is dus van 6 fasen naar 10 stappen gegaan, dit is gedaan om meer duidelijkheid te creëren over de individuele acties. Stap 2 ‘externe partij betrekken’ zou in het theoretische stappenplan bijvoorbeeld binnen de definitiefase passen maar wordt in het nieuwe plan als aparte stap beschreven. De 7 stappen die gezet moeten worden in het participatieproces komen ook in dit stappenplan naar voren. De cijfers achter de naam van de stap corresponderen met de stap uit het participatieproces. De 8 belangrijkste voorwaarden die de theorie over procesmanagement naar voren kwamen zijn ook in het nieuwe stappenplan terug te vinden. Omdat het gaat om projecten met mensen kan de aanpak overal anders uitpakken daarom worden in het stappenplan weinig concrete voorbeelden gegeven. De tips die in de gekleurde tekst staan, geven wel een kijkje in de mogelijkheden voortkomend uit praktijkervaringen. 7.2 Stappenplan Dit stappenplan is bedoeld voor buurtprojecten die de volgende doelen dienen: 1. Een ruimtelijke verbetering 2. Sociale vooruitgang 3. Verantwoordelijkheid onder bewoners vergroten/aan bewoner geven
Stap 1. initiatief (1) In de eerste stap is er een initiatief voor een project ontstaan. De initiatiefnemende partij heeft opgemerkt dat er iets moet veranderen aan de huidige situatie in de betreffende buurt. Het is belangrijk dat zij een duidelijk doel voor ogen hebben met het project, ook het doel van de inzet van het participatieproces moet duidelijk zijn. De vraag moet gesteld worden of participatie wordt ingezet voor de vorm of dat men echt iets wil bereiken samen met bewoners. Als dit laatste het geval is en het doel van het project is duidelijk dan kan overgegaan worden naar de volgende stap.
‘Tip: Documenteer of laat documenteren welke stappen er worden gezet. Zo kun je altijd terugkijken op het project en leren van het doorlopen proces.’ Stap 2 externe partij betrekken In deze stap wordt een externe partij betrokken voor de uitvoering van het project. Een externe partij vormt voor de bewoners een objectief en niet bedreigende partij waarbij zij terecht kunnen met hun mening over de wijk. Om het project te kunnen laten slagen moet goed opdracht gegeven worden aan de externe partij, het doel en de randvoorwaarden moeten duidelijk zijn zodat er geen misverstanden ontstaan. Daarnaast moet tijdens het gehele project regelmatig terugkoppeling en afstemming plaatsvinden tussen de betrokken partijen zodat eventuele misstappen op tijd gecorrigeerd kunnen worden. Stap 3. ruimtelijke analyse Leer de wijk kennen zodat je kennis van zaken hebt voordat je begint met het benaderen van bewoners. Daarnaast vormt een stedenbouwkundige analyse een objectieve kijk van buitenaf op de wijk. Later vormen de resultaten van de ruimtelijke en sociale analyse (stap 5) samen input voor het ontwerp. Stap 4. communicatie- en burgerparticipatieplan (2, 3, 4) Stap 4 vormt de voorbereiding voor stap 5. Tijdens deze stap moeten eerst actoren, die betrokken zijn bij het project in kaart worden gebracht zodat duidelijk is met wie je allemaal te maken hebt.
37
Daarna kan gestart worden met het zorgvuldig uitwerken van het participatieproces, in hoofdstuk 3 is terug te vinden welke keuzes gemaakt kunnen worden. Het is belangrijk om hier de tijd voor te nemen, het betrekken van bewoners vormt het belangrijkste onderdeel van het project. Er zijn veel manieren waarop een participatieproces vormgegeven kan worden en er bestaat niet één manier waarop het altijd goed gaat. Er moet bijvoorbeeld gekeken worden naar het soort project, met wat voor bewoners je te maken hebt en hoe de buurt in elkaar steekt. Als de belangrijkste punten zijn ingevuld kunnen referentieprojecten dienen als goede input voor de invulling van het proces.
‘Tip: Beginnen met een bewonersavond levert vaak niet de gewenste resultaten op. Daarom raad ik aan om bewoners op een actieve manier te benaderen. Ga bijvoorbeeld langs de deuren of plaats een ideeënbox op een drukbezochte plek. Een originele of ludieke invulling zal interesse opwekken bij bewoners. Daarnaast kan internet ook een geschikt medium zijn voor het betrekken of bereiken van bewoners.’ Daarnaast vormt ook de communicatie over het project richting de bewoners een belangrijk onderdeel dat goede voorbereiding behoeft. Bewoners moeten tijdens het project op de hoogte gehouden worden zodat het onderwerp blijft spelen in de wijk. Houd de communicatie wel simpel en prikkelend.
‘Tip: als bewoners op de hoogte worden gesteld over de start van het project is het belangrijk dat er nog geen inhoudelijke keuzes gemaakt zijn. Laat de onderwerpen waarover gepraat kan worden vrij voor bewoners. Zo voorkom je dat je al een groep bewoners uitsluit van deelname omdat zij bijvoorbeeld zelf bijdragen aan de oorzaak van de door jou aangegeven knelpunten.’ Stap 5. sociale analyse (5) Tijdens deze stap is je doel om duidelijk in kaart krijgen wat de vraag van bewoners is. Na afloop van de sociale analyse kan de echte vraag, die is gericht op de behoeftes van de bewoners, geformuleerd
worden. Afhankelijk van je doel is in stap 4 besloten of het project samen met of volledig door bewoners uitgevoerd zal worden. In ieder geval zullen tijdens deze stap de eerste verbindingen met bewoners gelegd worden. Bewoners moeten gemotiveerd worden om mee te denken over een oplossing en de actievere mensen kunnen benaderd worden om meer te betekenen. Ook moeten afspraken gemaakt worden over verantwoordelijkheden. Het komt er op neer dat duidelijk gemaakt moeten worden dat ‘wij’ nu investeren in het project maar dat daar ook wat voor terug verwacht wordt van bewoners bij de realisatie- en beheer- en onderhoudfases. Probeer een zo divers mogelijke groep te bereiken. Als je veel mensen met verschillende standpunten bij elkaar kunt krijgen en samen met hen kunt werken aan een oplossing is uiteindelijk het draagvlak en de kans van slagen het grootst. Het is belangrijk om vooraf geen inhoudelijke keuzes te maken. Bewoners moeten de ruimte krijgen om op hun manier na te denken over de wijk en niet in een bepaalde richting geduwd worden. Laat de onderwerpen open en vrij.
‘Tip: benader bewoners met een positieve insteek. Geef bewoners de ruimte om te dromen en fantaseren over hun ideaalbeeld van de wijk. Deze fantasieën geven vaak een goede weergave van de kern van de problemen die bewoners ervaren maar voorkomen dat er alleen geklaagd wordt. De wonder-vraag kan hiervoor een goede methode zijn.’ Stap 6. ontwerp (5) De ruimtelijke en sociale analyse vormen samen de input voor het ontwerp dat gemaakt gaat worden. Het is belangrijk om tijdens het ontwerpproces contact te houden met bewoners, te communiceren over de voortgang zodat het project blijft leven in de wijk óf in de ideale situatie samen met bewoners te werken aan het ontwerp. Het is niet de bedoeling dat er één passend ontwerp wordt gemaakt maar dat er meerdere ontwerpen worden gemaakt. De ontwerpen hoeven ook niet altijd realistisch of haalbaar te zijn, ze dienen als middel om bewoners uit te dagen om hun mening te geven.
38
Stap 7. Feedback (5) Als de ontwerpen gevisualiseerd zijn kunnen ze gepresenteerd worden aan de bewoners. Het is belangrijk een goede locatie en aantrekkelijke inrichting van deze avond, middag of ochtend te bedenken want je wilt zoveel mogelijk mensen betrekken. Tijdens de presentatie kunnen bewoners reageren op de ontwerpen. Het is voor bewoners gemakkelijk om op visuele beelden te reageren. Zij kunnen zo een goede inschatting maken van wat de ontwerpers bedoelen en ook makkelijker uitleggen wat zij goed en slecht vinden aan de ideeën. Er worden geen speciale vaardigheden of kennis van de bewoners verwacht. Dit is een belangrijke stap want de reacties kunnen van grote waarde zijn voor het project en de insteek is redelijk laagdrempelig.
‘Tip: betrek bewoners of ondernemers uit de buurt bij de organisatie van de presentatie. Laat hen bijvoorbeeld zorgen voor een hapje en een drankje of een presentje. Zij zijn de beste manier om reclame te maken voor je bijeenkomst.’ Stap 6 en 7 zouden eventueel herhaald kunnen worden als de eerdere sociale analyse niet zo intensief is geweest. Stap 8. definitief ontwerp (5) Na de feedbackronde wordt gewerkt aan het definitieve ontwerp waarin zoveel mogelijk tegemoet gekomen wordt aan de wensen van bewoners. Het definitieve ontwerp zal gepresenteerd worden aan de bewoners. Deze presentatie kan afhankelijk van het project en de omgeving verschillende invullingen krijgen. Wordt er bijvoorbeeld tijdens stap 5 aangegeven dat er behoefte is aan meer activiteiten in de buurt dan kan de presentatie op een buurtfeest plaatsvinden, maar de buurtkrant of borden in de wijk kunnen ook geschikte middelen zijn voor de presentatie. Probeer in ieder geval zo veel mogelijk mensen te bereiken.
Stap 9. Realisatie (6) De realisatie van het project wordt in de ideale situatie door bewoners in samenwerking met een externe partij uitgevoerd.
Daarom is het van belang om al vroeg in het project goede verbindingen te leggen met bewoners die een actieve bijdrage willen leveren in de wijk. Zij zullen uiteindelijk het project tot een goed einde moeten brengen.
‘Tip: Maak gebruik van de kennis en vaardigheden die aanwezig zijn in de wijk en durf een beroep te doen op bewoners.’ Stap 10. Nazorg en beheer (7) Er mag verwacht worden dat bewoners het projectresultaat zullen respecteren en in stand zullen laten omdat zij zelf hebben bijgedragen aan het project. Maar er mag meer verwacht worden van de bewoners. Een actieve houding waarbij de bewoners zelf onderhoud plegen en het resultaat beheren kan als voorwaarde voor de uitvoering van het project worden gesteld. Dit moet in een vroeg stadium naar de bewoners gecommuniceerd worden, daarover moet duidelijkheid en overeenstemming bestaan.
‘Tip: Vergeet niet te evalueren. Bespreek de plus- en minpunten en documenteer deze. Zo kan bij een volgend project weer geleerd worden van de opgedane ervaring.’ 7.3 Toelichting poster De poster die is als verkleinde uitvoering bijgevoegd op de volgende pagina. Hij is opgebouwd uit een aantal onderdelen. De ‘zwarte lijn’ stelt het pad voor dat begaan moet worden om het gewenste doel te bereiken. Op het pad kom je verschillend notitiebriefjes tegen. Deze briefjes vertegenwoordigen de stappen die genomen moeten worden. Bij iedere stap is aangegeven wat er tijdens deze stap gedaan zal worden. Voordat je naar de volgende stap kan, krijg je eerst een tip die aangeeft wat belangrijk is om in gedachte te houden tijdens de voorgaande stap. Na 10 stappen ben je bij de finish. De lijn loopt hier nog een stukje door omdat de laatste fase niet meteen wordt afgesloten. De beheer- en onderhoudsfase blijft voortbestaan.
39
40
Stappenplan: samen met bewoners werken aan de wijk START
Feedback: Bewoners krijgen de kans om op een avond of middag te reageren op de ontwerpen.
‘Verzin een ludieke of opvallende manier om bewoners naar de ontwerppresentatie te lokken en betrek mensen uit de buurt bij de organisatie.’
Definitief ontwerp: Nadat bewoners hebben gereageerd op de ontwerpen kan een definitief ontwerp gemaakt worden.
‘Gebruik de ontwerpen als communicatiemiddel met de bewoners.’
Initiatief: Het idee voor een ingreep ontstaat. Er moet iets veranderen in de buurt.
?
Ontwerp: De sociale en ruimtelijke analyse vormen de input voor de ontwerpen. Actieve bewoners kunnen in deze fase al meewerken.
‘Zorg dat bewoners op de hoogte gehouden worden en dat je snel resultaten boekt die je kunt laten zien.’
‘Zorg dat je een duidelijk doel voor ogen hebt, wat wil je in de buurt bereiken? Is daar samenwerking met bewoners voor nodig?’
JA!
Realisatie: In deze fase wordthet projectresultaat gerealiseerd, eventueel in samenwerking met bewoners.
‘Geef bewoners de ruimte om te dromen en te fantaseren over de toekomst van hun wijk.’
Externe partij betrekken: Zij zullen het project opzetten en uitvoeren.
‘Omdat een externe partij het project gaat uitvoeren is het belangrijk je zelf duidelijk in beeld hebt welk doel je wilt bereiken zodat je goed opdracht kunt geven.’
‘Zorg dat er regelmatig afstemming is tussen de verschillende partijen in het project.’
Sociale analyse: In deze fase worden de behoeftes van de bewoners van de wijk onderzocht en moeten duidelijke afspraken over de verwachtingen van beide kanten gemaakt worden.
‘Neem ruim de tijd voor stap 4, dit is een cruciale stap in het proces.’
‘Maak gebruik van de kennis en vaardigheden die in de wijk aanwezig zijn’.
Beheer en nazorg: Draag verantwoordelijkheid voor deze fase over aan bewoners
F I N IS H Ruimtelijke analyse: Vormt input voor het ontwerp maar zorgt er ook voor dat je kennis van zaken hebt als je start met stap 4 en 5.
Communicatie- en burgerparticipatieplan: Tijdens deze stap wordt het participatieproces vormgegeven en een communicatieplan opgesteld.
Door: Lisa Crijns In opdracht van: Stichting Woonbedrijf SWS .Hhvl
42
8. Conclusies en aanbevelingen 8.1 conclusies Het doel van het onderzoek was een advies te geven aangaande buurtprojecten in samenwerking met bewoners. Het betreft projecten die als doel hebben het verbeteren van de ruimtelijke en sociale situatie ter plaatse en het overdragen van verantwoordelijkheden aan bewoners. In eerste instantie is onderzocht aan welke voorwaarden een dergelijk project moet voldoen volgens de theorie van projectmanagement. De kenmerken van een project zijn dat ze een begin- en eindpunt hebben, er wordt gestuurd op de inhoud vanuit een hiërarchisch middelpunt en er worden harde afspraken gemaakt over tijd, geld en kwaliteit. Een projectcyclus bestaat uit 6 fasen, met ieder een eigen projectresultaat, die binnen een vooraf bepaald tijdspad gehaald moeten worden. De zes fasen zijn: initiatief, definitie, ontwerp, voorbereiding, uitvoering en nazorg.
worden gekozen. Het is van groot belang dat vooraf duidelijk wordt gecommuniceerd wat ieders rol is in het project en dat er vooraf geen inhoudelijk afspraken worden gemaakt. Uit de theorie is op te maken dat er 7 stappen zijn die gezet moeten worden in het participatieproces: motivatie voor burgerparticipatie bepalen, partijen en belangen in kaart brengen, rol burgers en initiatiefnemende partij bepalen, participatieproces ontwerpen, daadwerkelijke participatie, realisatie eventueel in samenwerking met bewoners en beheer en onderhoud ook eventueel door bewoners. Onderhevig rapport wordt geschreven voor projecten met 3 doeleinden: de fysieke omgeving in een wijk upgraden, de sociale situatie ter plaatse verbeteren en verantwoordelijkheden overdragen aan bewoners. Social design en co-creatie worden genoemd als middelen om de doelen te bereiken. Het inzetten van social design of co-creatie vormt geen voorwaarde voor het slagen van het project. Het gaat er om dat er een proces wordt gestart waarbij deze drie doelen kunnen worden bereikt en in veel gevallen kan social design of co-creatie helpen om deze doelen te bereiken.
Procesmanagement is een andere vorm van management rondom projecten. Het spitst zich toe op het sturen op deelname en draagt er zorg voor dat de omgeving voor deelnemende actoren veilig en prikkelend is. Procesmanagement is noodzakelijk als het project in een dynamische omgeving plaatsvindt. Omdat de projecten waar dit rapport over schrijft uitgevoerd worden in samenwerking met bewoners die in- en uit kunnen treden, is er sprake van een dynamische omgeving. Uit de theorie van procesmanagement worden een groot aantal voorwaarden gegeven waaraan een goed proces moet voldoen. De belangrijkste zijn: er moet onderling afstemming bestaan in het netwerk van actoren, de besluitvorming moet open en transparant zijn, er mogen vooraf geen inhoudelijk afspraken worden gemaakt, de voortgang van het project moet gegarandeerd worden, de kernwaarden van de betrokkenen moeten beschermd worden, de actoren moeten een ‘sense of urgency’ voelen voor het project en er moeten quick wins gerealiseerd worden. Als deze voorwaarden afwezig zijn dan bestaat er een kans dat het project zal vastlopen.
De casussen die zijn gebruikt als aanvulling op de theorie zijn in Eindhoven in opdracht van Woonbedrijf uitgevoerd en hebben allemaal een proces van burgerparticipatie doorgemaakt. De ervaringen die in deze projecten op zijn gedaan worden gebruikt om het stappenplan, dat is opgezet aan de hand van theorie, aan te vullen. Het belangrijkste onderdeel van het stappenplan is het vormgeven van het participatie- en communicatieplan. Uit alle praktijkervaringen komt naar voren dat dit onderdeel zorgvuldig vormgegeven moet worden omdat het betrekken van bewoners cruciaal is voor het slagen van het project. Er moet voldoende tijd te genomen voor de voorbereiding van dit proces. Andere belangrijke praktijkervaring zijn: zorg dat je een duidelijk doel voor ogen hebt zodat je een goede opdrachtgever kunt zijn, maak een ruimtelijke analyse voordat je bewoners benaderd, benader bewoners met een positieve insteek, ga vraaggericht te werk en bespreek al vroeg in het proces wat van de verschillende partijen wordt verwacht.
Uit de theorie over burgerparticipatie komen veel van deze voorwaarden ook naar voren. Ook wordt duidelijk welke rollen er zijn weggelegd voor de bewoners en de projectleiders, aan de hand van de participatieladder kan een geschikte rol
Normaal gesproken bestaat de projectcyclus uit 6 fasen, het stappenplan dat is opgesteld in dit rapport bestaat uit 10 stappen. Onderdelen die normaal gesproken binnen de projectfasen zouden passen zijn apart uitgewerkt om duidelijkheid en meer overzichtelijkheid te scheppen.
43
De nieuwe stappen zijn: 1. initiatief: het idee voor een ingreep ontstaat, er moet iets veranderen in de buurt of wijk. 2. externe partij betrekken: er wordt een externe partij betrokken die het project zal opzetten en uitvoeren. 3. ruimtelijke analyse maken: er wordt een ruimtelijke analyse gemaakt die input vormt voor het ontwerp en tevens zorgt voor kennis van zaken voor de volgende stappen. 4. communicatie- en burgerparticipatieplan opstellen: tijdens deze stap wordt het participatieproces uitgewerkt en wordt er een communicatieplan opgesteld voor het project. 5. sociale analyse maken: de behoeftes van bewoners worden onderzocht en de eerste afspraken over verwachtingen en verantwoordelijkheden worden gemaakt. 6. ontwerpen: de externe partij gaat aan de slag met ontwerpen, eventueel in samenwerking met de bewoners. 7. feedback ontvangen: de verschillende ontwerpen worden aan de bewoners gepresenteerd, zij worden gevraagd om feedback te geven op de voorstellen. 8. definitief ontwerp maken: na het ophalen van feedback kan een definitief ontwerp gemaakt worden waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de meningen van bewoners. 9. realiseren: in deze fase wordt het resultaat gerealiseerd, eventueel in samenwerking met bewoners. 10. beheer en nazorg: deze fase kent geen eind, er wordt in deze fase beheerd en onderhoud gepleegd op het projectresultaat. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij bewoners.
getrokken worden uit de nieuwe projecten en kan het stappenplan verder geperfectioneerd worden. Zoals op de poster is te zien loopt de lijn na de finish nog door. Dit staat symbool voor het feit dat nog niet is onderzocht hoe stap 10 het beste kan worden vormgegeven. Hoe houdt je bewoners geïnteresseerd en actief betrokken bij het projectresultaat waardoor zij hun verantwoordelijkheid voor het beheer en narzorg blijven pakken. Op welke manier kan dit op lange termijn worden voortgezet? En wat moet er gedaan worden als bewoners niet meer verantwoordelijk willen zijn voor beheer en onderhoud?
De poster vormt het eindproduct waarop alle stappen beknopt zijn aangegeven. Bij iedere stap wordt een tip gegeven die aangeeft wat van belang is tijdens het doorlopen van de stap. In hoofdstuk 7 wordt iedere stap uitgebreid toegelicht. 8.2 aanbevelingen Omdat het nog een leerproces is en er geen absolute waarheden bestaan, is het van belang om steeds te blijven leren van ervaringen die worden opgedaan in de praktijk. Documenteer de uitkomsten en stappen die worden gezet in projecten en evalueer deze. Door deze op een centrale plek te bewaren kan steeds lering
44
Literatuur Inleiding: Woonbedrijf (2010), de Koerskrant van Woonbedrijf. Geraadpleegd op 13-6-2013, https://www.woonbedrijf.com/Woonbedrijf/public/download/W1%20Corporate%20Magazine.pdf Burgerparticipatie: Initiatiefgroep Burgerparticipatie Almere (2013). Burgerparticipatie, zomaar een kreet of realiteit?. Geraadpleegd op: 22-5-2013, http://www.burgerparticipatiealmere.nl/wat-is-burgerparticipatie/ Oranjewoud (2013), Themamiddag Bewonersparticipatie. Geraadpleegd op 23-5-2013, http://www.oranjewoud.nl/sites/default/oranjewoud_files/Presentatie%20over%20burgerparticipatie%20door%20Nancy%20Polet%20Oranjewoud.pdf Participatie Wijzer, Participatiewijzer. Geraadpleegd op 23-5-2013, (http://www.participatiewijzer.nl/Participatiewijzer/Toelichting-criteria Tympaan inisituut (2010). Bugerparticipatie: theorie en praktijk. Geraadpleegd op: 21-5-2013, http://www.tympaan.nl/?q=pub/burgerparticipatie-theorie-en-praktijk Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2013). Databank: Praktijkvoorbeelden: van en voor gemeenten. Geraadpleegd: 22-5-2013, http://praktijkvoorbeelden.vng.nl/databank/burgerparticipatie/burgerparticipatie-leefbaarheid/burgertop-duizend-op-zuid.aspx Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010), Naar Buiten - Spoorboekje Burgerparticipatie voor raad en college. Geraadpleegd op 23-5-2013, http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/naar_buiten.pdf Wikipedia (2012), Participatieladder. Geraadpleegd op 23-5-2013, http://nl.wikipedia.org/wiki/Participatieladder Casus Achtse Barrier: ’t Brierke (2013), Achtse Barrier – Wijk in Opbouw. Geraadpleegd op 23-4-2013, http://www.brierke.nl/archief/1978/197805/index.html. Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (2011), Investeren in Woonerfwijken nu noodzakelijk. Geraadpleegd op 24-4-2013, Dienst Stedelijke ontwikkeling en Beheer. Bestemmingsplan Achtse Barrier 2004. Geraadpleegd op 22-4-2013. Digitale stad Eindhoven, Geschiedenis Achtse Barrier. Geraadpleegd op 23-4-2013, http://www.dse.nl/~abinfo/geschiedenis.html, Nicis Institute (2011), Sterke woonerfwijken – Voorkomen is beter dan Herstructureren. Geraadpleegd op 24-4-0213. http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/09/investeren-in-woonerfwijken-nu-noodzakelijk.html, Platform 31, Wat zijn Woonerfwijken?. Geraadpleegd op: 23-4-2013, http://kennisbank.platform31.nl/pages/27832/Woonerfwijken.html Co-creatie: Cocreatiekracht (2013), Wat is de Meerwaarde van Co-creatie. Geraadpleegd op 28-5-2013, http://www.cocreatie-kracht.nl/wat-is-de-meerwaarde-van-co-creatie/ Kwadraet (2013), De Cocreatieve Benadering. Geraadpleegd op 27-5 2013, http://www.de-raet.be/index.php/cocreatie FM Consultants (2012), Co-creatie bij Ontwikkeling Buurtvisies. Geraadpleegd op 29-5-2013, http://fmconsultants.nl/co-creatie-bij-ontwikkeling-buurtvisies/ Rompuy, H. van, (2011), Co creatie. Geraadpleegd op 27-5-2013, http://www.de-raet.be/pdf/tijdschrift_cocreatie2011.pdf Pakhuis de Zwijger (2013), Report: Talk of the Town #19 + Prijsvraag. Geraadpleegd op 5-6-2013, http://www.dezwijger.nl/page/9012/nl Design 21 Social Design Network (2007), Some Good Definitions of Social Design. Geraadpleegd op 5-6-2013, http://www.design21sdn.com/design21/news/304
45
Vries, A. de (2010), Hoe maak je van Co-creatie een Succes?. Geraadpleegd op 28-5-2013, http://www.frankwatching.com/archive/2010/10/07/hoe-maak-je-van-co-creatieeen-succes/ De Wijde Blik (2012), Voor wie is Cocreatie de Toekomst. Geraadpleegd op 28-5-2013, http://www.dewijdeblik.com/nieuws/archief/blog_archief/_voor_wie_is_cocreatie_de_toekomst_ Staub, S. (2012), Co-creatie in Gebiedsontwikkeling. Geraadpleegd op 28-5-2013, http://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikel/923-co-creatie-in-gebiedsontwikkeling Project- en procesmanagement: Blaak, J. van de (2006), Competentie van Projectmanagers in complexe Projecten. Geraadpleegd op 3-6-2013. Bruijn et al. (2012), Procesmanagement – over Procesontwerp en Besluitvorming. Geraadpleegd op 3-6-2013. Develstein College, Projectmatig Werken – Fasen in een Project. Geraadpleegd op 3-6-2013. Heurter, M. (2007), Van Projectmanagement naar Procesmanagement – De Wisselwerking tussen Context en Project. Geraadpleegd op 3-6-2013. Projectmanagement Training, De zes Fasen van Projectmanagement. Geraadpleegd p[ 4-6-2013, http://www.projectmanagement-training.nl/boek/hoofdstuk1.html Casus Sonseweg 12n Stedenbouw (2012), Hofterras aan de Sonseweg – Bewoners denken actief mee over Buitenruimte. Geraadpleegd op 11-6-2013, http://www.12n.nl/sites/default/files/projects/120716%20Eindrapportage%20Sonseweg%20s_0.pdf Casus Eckart Berg et al. (2013), Samenvatting Project Eck(h)art – Social Design in de Praktijk. Geraadpleegd op 11-6-2013. Bronnen afbeeldingen: http://www.panoramio.com http://www.woonbedrijf.com http://maps.google.nl http://www.bing.com/maps/ http://www.athenaeum.nl
46
Bijlagen Bijlage 1: bewonersbrief Bijlage 2: uitnodiging bewoners Bijlage 3: analyse Achtse Barrier
47
Bijlage 1 bewonersbrief Beste bewoner,
In mei wordt een project gestart waarin Woonbedrijf samen met de bewoners van de Achtse Barrier-Gunterslaer aan de slag wil gaan met de semi-publieke ruimte* in de buurt. De bedoeling van dit project is om de buurt een positieve impuls te geven waarbij wij samen met jullie aan de slag gaan om verbeterpunten te vinden en hiervoor een leuke oplossing te zoeken. Komende maand zal ik een aantal keer de wijk bezoeken om foto’s te maken en aan te bellen om gesprekken te voeren met iedereen die daar voor open staat. Op 13 mei 2013 wordt er een bewonersbijeenkomst gehouden waarin we samen met u zullen praten en nadenken over de mogelijkheden en kansen voor de semi-publieke ruimte in uw buurt. U bent dan om 19.30 uur van harte welkom in De Mortel. U krijgt hiervoor nog een officiële uitnodiging maar zet deze datum alvast in uw agenda! Iedereen is welkom om mee te komen doen, denken en praten. Hoe meer mensen er komen hoe meer we samen kunnen bereiken. Er zal naar alle waarschijnlijkheid nog een vervolg bijeenkomst gepland worden waarin gepraat en gedacht zal worden over een leuke en passende ingreep in de semi-publieke ruimte.
*Over welke ruimte gaat het? De semi-publieke ruimte is privé-ruimte die wel openbaar is voor andere mensen, zoals de postbode, de buren of ander bezoek. Dit is bijvoorbeeld uw voortuin maar ook openbaar groen dat in bezit is van Woonbedrijf. Let op: grond in bezit van de gemeente wordt hier niet bij gerekend.
Tot binnenkort en een hartelijke groet, Lisa Crijns Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl Stagiaire district Woensel-Noord
48
Bijlage 2: uitnodiging bewoners
49
Bijlage 3: analyse Achtse Barrier
50
Woonerfwijken Ontstaansgeschiedenis Woonerfwijken zijn wijken die werden gebouwd tussen 1970 en 1985. Er staan in Nederland zo’n 1 miljoen huizen in een woonerfwijk. Dit is ongeveer 20% van de gehele Nederlandse woningvoorraad. Woonerfwijken zijn gebouwd als tegenbeweging tegen de massale, goedkope en onpersoonlijke manier van bouwen die werd gehanteerd na de Tweede Wereldoorlog. Met de bouw van woonerfwijken werd er voldaan aan de groeiende vraag van de bevolking om kleinschaligheid, diversiteit en ontmoeting in de wijk. Leefbaarheid werd een centraal thema bij de bouw van woonerfwijken. De wijken werden zo ingericht dat ontmoeting centraal kon staan in de openbare ruimten van de wijk. Kenmerken Woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijk, macaroniwijk of doolhofwijk genoemd. Deze namen refereren naar de kenmerkende structuur die goed terug te zien is op luchtfoto’s van de betreffende wijken. Onderstaande tekening is in 1972 gemaakt door Niek de Boer en gepubliceerd in Baksteen. De tekening laat op een illustratieve manier zien waar de benaming bloemkoolwijk vandaan komt.
Figuur 1 tekening bloemkoolwijk door Niek de Boer (bron: www.athenaeum.nl)
Er zijn een aantal belangrijke kenmerken die in deze woonerfwijken terug te vinden zijn. Hiërarchisch wegennet: de wegen in de wijken kennen een sterke hiërarchie, vaak loopt er één hoofdweg door de wijk waaruit wegen vertakken en met steeds meer vertakkingen de wijk inlopen om uiteindelijk uit de komen op een hof of een doodlopende weg. Deze structuur heeft als voordeel dat er geen doorgaand verkeer langs de woningen komt. Een nadeel van dit wegennet is dat veel externe bezoekers van de wijk het ervaren als een doolhof waarin je makkelijk kunt verdwalen. Openbare ruimte: woonerfwijken kenmerken zich ook door het grote aanbod aan openbare ruimten. Er zijn veel plekken waar ontmoetingen plaats kunnen vinden of waar kinderen kunnen spelen. De hofjes, pleinen en parken zijn vaak groen ingericht en hebben van oorsprong de bedoeling om kinderen te laten leren en spelen en om volwassenen met elkaar in contact te brengen. Ligging: de wijken zijn in de jaren ’70 en ’80 vaak gebouwd als uitbreidingswijk aan de stad. De wijken zijn daardoor vaak gesitueerd aan de rand van een natuurgebied of weiland en niet in de directe nabijheid van het stadscentrum. Voorzieningen: doordat de wijken vaak op enige afstand van het stadscentrum liggen, zijn ze zelfvoorzienend ingericht. De meeste woonerfwijken hebben een eigen winkelcentrum, gericht op de bewoners van de wijk. Woningbouwprogramma: woonerfwijken kennen een menging van woningtypes. Toch bestaat het overgrote deel uit eengezinswoningen met tuin. Ongeveer 65% van de woningen in de woonerfwijken zijn koopwoningen, de overige woningen uit het huursegment zijn vaak in het bezit van woningbouwcorporaties. Huidige tijd Woonerfwijken vormden lange tijd een populaire leefomgeving voor de hogere middenklasse en hebben jarenlang een prettig woonklimaat geboden aan een groot deel van de bevolking. De afgelopen jaren worden er echter steeds vaker knelpunten geconstateerd in de wijken. Het is niet zo dat er grote problemen zijn ontstaan of dat er grote problemen aan zitten te komen maar er wordt een neergang geconstateerd in leefbaarheid en populariteit. In het boek ‘Bloemkoolwijken: analyse en perspectief’ van Martijn Ubink en Thijs van der Steeg en de publicatie van Nicis instituut ‘Sterke woonerfwijken – voorkomen is beter dan herstructureren’ worden een aantal hoofdproblemen genoemd:
51
-
-
-
-
-
-
De verkavelingsstructuur voldoet niet: de voorkant van de woningen worden vaak als achterkant gebruikt, de huizen staan afgekeerd van de straat en de overgang van collectief naar privé is onduidelijk. Achterstalling onderhoud in de openbare ruimte: er is te veel onbeheerbaar groen, het groen is vaak van lage kwaliteit en duur in onderhoud. Achterstallig onderhoud woningen: de woningen zijn vaak gebouwd met goedkope materialen en in hoge dichtheden waardoor deze vaak toe zijn aan grootschalig onderhoud. Sociale problemen centreren zich vaak op een bepaalde plek in de wijk, in de gestapelde laagbouw, de problemen op deze plekken versterken elkaar en trekken het imago van de wijk naar beneden. Parkeren: sinds de bouw van de woonerfwijken is het autobezit verviervoudigd daardoor is er een groot tekort aan parkeergelegenheid. Het gevolg hiervan is dat er veel auto’s in het straatbeeld staan en dat voortuinen en woonerven worden ingericht als parkeerplaats. Afname van wijkvoorzieningen: door schaalvergroting en gezinsverdunning daalt het aantal voorzieningen in de wijken. Daarnaast vinden er ook veel bezuinigingen plaats waardoor bijvoorbeeld bibliotheken moeten sluiten.
oplossingen gezocht moet worden. Hieruit komt naar voren dat er mogelijkheden liggen bij het upgraden van de openbare ruimte, het aanpakken van problematische plekken en het stimuleren van actief burgerschap en burgerinitiatieven. Als in een vroegtijdig stadium ingespeeld wordt op de dreigende neergang kunnen een hoop problemen voorkomen worden. Conclusie Bloemkoolwijken zijn in de jaren ’70 en ’80 gebouwd als tegenbeweging voor de naoorlogse stempelbouw. De wijken zijn toen onder invloed van idealen die betrekking hadden op leefbaarheid en ontmoeting, tot stand gekomen. De wijken zijn altijd gelief geweest bij gezinnen met kinderen maar beginnen de laatste tijd aan populariteit in te boeken. Het is niet zo dat er grote problemen zijn in de wijk maar de wijken zitten in een neergang en ‘voorkomen is beter dan genezen’.
De wijken zijn voor de hogere middenklasse minder populair geworden. Dit heeft een aantal redenen, zo is er binnen de wijk geen wooncarrière nodig, is er vaak een gebrek aan voorzieningen en de perifere ligging wordt niet als positief ervaren. Doordat er in Nederland meer gezinswoningen zijn dan gezinnen is er ook veel concurrerend aanbod. Wel hebben de woningen vaak een gunstige prijskwaliteitsverhouding en is er een goed draaiende informele economie aanwezig in veel van deze wijken. Toch kiezen hogere middenklassers, die in eerste instantie de doelgroep vormen, de laatste jaren liever voor een Vinex-wijk of een naoorlogse wijk. Andere trends die worden aangegeven in het eerder genoemde boek van Martijn Ubink en Thijs van der Steeg zijn een toename van overlast, een lage score voor voorzieningen, een sterkere toename van allochtonen dan in de rest van Nederland en een afname van de sociale samenhang. Als het Rijk en gemeenten op tijd ingrijpen kan voorkomen worden dat de wijken verder afglijden. Door het Nicis instituut is geïnventariseerd in welke richting naar
52
Achtse Barrier Ligging Allereerst is het belangrijk om te bepalen waar de betreffende wijk ligt. Achtse Barrier-Gunterslaer is een buurt in Eindhoven. Deze buurt ligt in stadsdeel Woensel-Noord in de wijk Achtse Molen die weer bestaat uit de Achtse Barrier en Kerkdorp Acht. Onderstaande afbeeldingen zoomen op een steeds kleiner schaalniveau naar het betreffende gebied.
Op onderstaande afbeeldingen zijn twee buurten in de Achtse Barrier te zien. De rechter is Achtse Barrier-Gunterslaer, dit is de buurt waar het project zich in eerste instantie op richt. De linker afbeelding geeft Achtse Barrier Hoeven weer. Als na afronding van het project blijkt dat het succesvol is geweest zal gekeken worden of het ook in deze tweede wijk toepasbaar is.
Op onderstaande afbeelding is Achtse Molen te zien. De groene middellijn verdeelt Achtse Molen in Kerkdorp Acht in het oosten en Achtse Barrier in het westen.
53
Ontstaansgeschiedenis De naam Achtse Barrier verwijst naar een tolhuis dat aan de Boschdijk stond. De Boschdijk was in die tijd de verbinding tussen Den Bosch en Luik. Om de weg te kunnen bekostigen ging men tol heffen op de Boschdijk in een tolhuis genaamd e Achtse Barrier. Begin 19 eeuw werd het tolhuis gesloopt toen de Boschdijk verbreed werd en verdween de naam van de kaart. In de jaren ’70 kwam de naam weer terug toen de wijk de Achtse Barrier werd gebouwd. De Achtse Barrier was in de jaren ’70 een uitbreidingslocatie van de stad Eindhoven met als doelgroep gezinnen met jonge kinderen. Er was in die tijd veel werkgelegenheid in en rondom Eindhoven bij DAF, Philips en de kazerne in Oirschot waardoor de stad een populaire woonlocatie vormde voor arbeiders. In 1978 werden de eerste woningen opgeleverd en heden ten dage huisvest de wijk zo’n 12.500 inwoners en is de wijk 278 hectare groot. De buurten hebben historische namen gekregen Gunterslaer, Hoeven en Spaaihoef. De namen refereren naar boerderijen en erfgenamen die vroeger in de omgeving aanwezig waren. Als eerste werd de buurt Achtse Barrier-Gunterslaer gebouwd tussen 1970 en 1980. Na 1980 begon de bouw van de andere twee buurten. 6
Uit documentatie uit 1978 blijkt dat de bewoners in de tijd van de bouw van de buurt zich konden vinden in de idealen die zijn ten grondslag liggen aan de bouw van bloemkoolwijken. Er is een informatiebulletin uit 1978 terug te vinden op de huidige site van de buurtkrant. Hierin is te lezen dat er, nog voor dat er bewoners in de buurt kwamen wonen, al bewonersgroepen gevormd werden die zich hard maakten voor onder andere een jeugdhonk, een peuterspeelzaal en voldoende speelvoorzieningen voor kinderen. Ook werden alle bewoners die nieuw waren in de wijk uitgenodigd voor een kennismakingsavond. Uit deze berichten blijkt dat de bewoners die naar deze wijk trokken zich erg begaan voelden met de wijk en met elkaar. Kenmerken De Achtse Barrier is onder de idealen van de jaren ’70 en ’80 tot stand gekomen. De wijk is een typische woonerfwijk met kronkelpaden, een hiërarchisch wegennet en de welbekende hofjes.
Wegen/infrastructuur Op onderstaande kaart is een duidelijke wegenstructuur te zien. De Franse Baan is de weg die als een lus door de hele wijk loopt. Deze weg heeft 5 verbindingen die de wijk ontsluiten. Vanuit de Franse Baan vertakken alle wegen de wijk in. Er zijn veel doodlopende wegen in de wijk te vinden die eindigen in een hof of groenstrook. De wegenstructuur is voor externe bezoekers vaak onpraktisch omdat het lastig kan zijn om de weg te vinden. Voor de bewoners van de wijk biedt deze structuur juist voordelen omdat het sluip- en doorgaand verkeer voorkomt. De namen van de wegen en hoven in de wijk zij ontleend aan Frankrijk. Groen en water: Er is veel openbare ruimte in het gebied aanwezig. Op veel plekken zijn speeltuintjes, hofjes of parkvoorzieningen aangelegd. Midden door de Achtse Barrier loopt een groene zone waarin een waterpartij aanwezig is, deze wordt gevoed door de Ekkersrijt en verhoogt de kwaliteit van het park. Langzaamverkeer en ov Het park, het water en het fietspad de Oude Bosschebaan scheiden op veel plaatsen het oostelijk deel van het westelijk deel. Verbindingen voor langzaamverkeer zijn volop aanwezig in de wijk, zo loopt er bijvoorbeeld dwars door het gebied van Noord naar Zuid een fietspad die alle buurten met elkaar verbindt. Het gebied wordt met openbaar vervoer ontsloten via de Boschdijk, Huizingalaan en de Franse Baan. Veel straten en het winkelcentrum zijn gemakkelijker te bereiken per fiets of te voet dan met de auto. Voorzieningen
6
Archief ’t Brierke, nieuwsbrief mei 1978. Bron: www.brierke.nl.
54
In de wijk en de directe omgeving van de wijk zijn 6 basisscholen, 2 middelbare scholen en 2 winkelcentra aanwezig. Verder zijn er in en in de directe omgeving van het gebied een aantal sport- en ontspanningsvoorzieningen aanwezig zoals bijvoorbeeld een bibliotheek. Ook kunnen de bewoners van de wijk binnen hun eigen wijk terecht voor fysiotherapie, een huisartsenpraktijk, een dierenarts en de tandarts. Daarnaast zijn er twee wijkgebouwen aanwezig die gebruikt worden voor allerlei doeleinden en door alle doelgroepen. Woningbouw In de Achtse Barrier staan voornamelijk grondgebonden woningen van 2 bouwlagen met voor- en achtertuin. Slechts 9% van de woningen in de wijk is een flat, appartement of etagewoning. De overige 91% van de woningen zijn allemaal eengezinswoningen. Ter vergelijking, in heel Eindhoven is ongeveer 34% van de woningen een flat, appartement of etagewoning. Rond de winkelcentra is de gestapelde bouw geconcentreerd. De wijk is zo opgebouwd dat er in de straat vaak dezelfde (soort) woningen staan, maar dat er tussen de straten onderling wel verschil bestaat in grootte, hoogte en uitstraling. Ook kent een groot deel van de straten een verspringende rooilijn. Omdat de wijk niet is berekend op het toegenomen autobezit sinds de jaren ’70, is er een groot tekort aan parkeerplekken, daarom is het toegestaan om de auto in de tuin te parkeren. In de buurt Achtse Barrier-Gunterslaer is 20% van de woningen in het bezit van een woningbouwcorporatie. In Hoeven en Spaaihoef is dit aandeel respectievelijk 36 en 7 procent.
Analyse woonbuurt Inleiding Om te komen tot een goed beeld van de wijk zijn er een groot aantal foto’s gemaakt in de wijk. Op de foto’s staan positieve, neutrale en negatieve punten vastgelegd. Dit project spitst zich toe op de gronden van Woonbedrijf en onder andere de voortuinen van bewoners. Toch is ervoor gekozen om niet alleen deze gronden in beeld te brengen maar de hele buurt te analyseren. Zo kan een zo compleet mogelijk beeld van de wijk geschetst worden. Er worden in deze wijk
Sterktes
Zwaktes
- veel groen aanwezig in de wijk - grote hoeveelheid speelvoorzieningen in de wijk - voldoende winkelvoorzieningen - OV en langzaamverkeer goed ontsloten - aanwezigheid waterpartij - geen doorgaand verkeer - verzorgd en toegankelijk fietspad Oude Bosschebaan - veel privacy woonhuizen door situering woningen en aanwezigheid bomen - inrichting straten voorkomt hard rijden - groen op korte afstand van woonstraten
- beheer en onderhoud groen - gesloten en geïsoleerd karakter openbare ruimten - geen zicht op pleinen, parken, speeltuinen vanuit woningen - weinig verlichting in park - te weinig parkeergelegenheid voor bewoners - veel ‘sluiproutes’ door gangen en paadjes - onrustig beeld door verschillende schuttingen - onverzorgde voortuinen, rommel en kliko’s in het straatbeeld - slecht verzorgde elementen, (boomspiegels, prullenbakken, bankjes) - onduidelijke scheiding woonstraten, verplaatsruimte en verblijfsruimte
Kansen
Bedreigingen
- partijen staan open voor verbetering beheer en onderhoud groen - gemeente besluit te investeren: in speelgelegenheden of scheiding verplaats- en verblijfsruimtes - bewoners raken geactiveerd, en krijgen verantwoordelijkheden
- bewoners verliezen gevoel van verantwoordelijkheid voor de buurt - sluiting winkelvoorzieningen - toename autobezit - verwijderen groen uit woonstraten door te hoge kosten en tijdsinvestering in beheer en onderhoud - kloof tussen oude en nieuwe bewoners
dus een groot aantal plekken beschreven die niet meegenomen kunnen worden in het project. Het is van belang om dit onderscheid niet uit het oog te verliezen. Het bezit van Woonbedrijf in de wijk bestaat voornamelijk uit huurhuizen maar Woonbedrijf heeft ook een aantal groenstroken in bezit die veelal aan de woningen grenzen.
55
SWOT-analyse SWOT-analyse is de Engelse term voor sterktezwakte-analyse. In een SWOTanalyse worden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen beknopt weergegeven in een schema. In dit schema is de huidige situatie terug te zien en aan de hand van het schema kan een strategie voor de toekomst bepaald worden. De bevindingen zijn gebaseerd op kaarten, informatie van medewerkers van Woonbedrijf, gesprekken met bewoners en wijkbezoeken. De sterktes en zwaktes geven weer wat er intern speelt in de wijk. Bij kansen en bedreigingen zijn externe invloeden terug te vinden die positieve of negatieve gevolgen kunnen hebben voor de wijk. Een voorbeeld van een extern effect dat gevolgen kan hebben voor de wijk is bijvoorbeeld de kredietcrisis en het feit dat gemeentes weinig geld hebben voor investeringen. Het gevolg hiervan voor een wijk kan zijn dat de gemeente besluit om groen weg te halen omdat het beheer en onderhoud te duur wordt maar ook dat een grote onderhoudsbeurt niet mogelijk is. Dit soort externe effecten hebben directe grote gevolgen voor bijvoorbeeld de leefbaarheid in de wijk. Een aantal onderwerpen worden in onderstaande paragraaf nader toegelicht, deze onderwerpen zijn geselecteerd op relevantie voor dit project of de impact die zij hebben op de uitstraling en het imago van de wijk.
56
Groenvoorzieningen - onderhoud en beheer Groen Er is in de wijk een grote hoeveelheid groen aanwezig. Er ligt midden in de wijk een groot park waar een waterpartij doorheen loopt. Overal tussen de woonblokken zijn speeltuinen en parkjes te vinden. In de woonstraten zijn groenstroken en bomen aanwezig en op veel plekken zijn stukken grond beplant met bomen en struiken. In de collage hiernaast is te zien wat voor soorten groen je aantreft in de wijk. De enorme hoeveelheid groen kan als positief ervaren worden, toch brengt dit ook risico’s met zich mee. Op sommige plekken is het groen van hoge kwaliteit, zo is het groen rondom het park en de waterpartij erg uitnodigend, verzorgd en toegankelijk. Op andere plekken zijn deze voorzieningen vaak wat minder verzorgd. Veel struiken en bomen zijn behoorlijk verwilderd en in het gras zitten vaak veel kale plekken. Het beheer en onderhoud van deze stukken groen laat te wensen over. Groen in de straat Niet alleen pleinen, parken en speeltuinen zijn groen ingericht, ook in en rondom de woonstraten zijn veel groenstroken en bomen terug te vinden. Toch ogen de straten redelijk versteend en doet de verzorging van het groen afbreuk aan de ervaring en kwaliteit van dit groen. Veel boomspiegels zien er slecht verzorgd uit en de groenstroken ogen vaak verwilderd. Toch is de aanwezigheid van verwilderd en onbeheerd groen op veel plekken een betere optie dan helemaal geen groen in de wijk. De wijk blijft zo namelijk haar groene karakter houden en het biedt ook privacy aan de bewoners. Groot onderhoud Een kwaliteitsverbetering van het openbaar groen kan een positief effect hebben op de leefbaarheid van de wijk. Een beter onderhouden groenstrook of plein geeft een meer rustgevende en nettere uitstraling. Een grote onderhoudsbeurt zou in dit geval ideaal zijn. Helaas zijn er in veel gevallen niet voldoende middelen beschikbaar. In dat geval liggen er mogelijkheden in het activeren van bewoners, in veel gemeentes in Nederland worden stukken grond onderhouden en beheert door bewoners uit de omgeving. Het voordeel hiervan is dat de gemeentes geen tijd meer hoeven te investeren in het onderhoud en dat bewoners in bepaalde mate zeggenschap krijgen over wat er gebeurt met hun buurt.
57
Gesloten karakter Franse Baan De ontsluitingsweg die als een lus door de Achtse Barrier loopt is de Fransebaan. Vanaf deze weg kun je de wijk in. De weg vormt een belangrijke entree voor de wijk. De weg is ingericht met een groenstrook in het midden. Ook heeft langzaamverkeer op de Oude Bosschebaan voorrang op het autoverkeer. Dit zijn punten die voor buitenstaanders en bewoners een positief beeld kunnen schetsen. Er liggen aan de Fransebaan veel woningen. Deze woningen zijn vaak met de achter- of zijkant naar de weg georiënteerd. Daardoor heeft de wijk een gesloten karakter. De woningen vormen een bakstenen muur waardoor de wijk niet toegankelijk oogt voor externe bezoekers. Oude Bosschebaan Voor De Oude Bosschebaan geldt hetzelfde probleem. Dit fietspad is groen ingericht en loopt door de hele wijk. Er komen veel straten en paadjes uit op dit fietspad dat midden in de wijk ligt en is omringd door bomen en struiken. Als bezoekers en bewoners het fietspad gebruiken zullen zij veel groen zien en langs het centrale park in de wijk rijden. Het fietspad heeft dus een zeer groen karakter maar heeft evenals de Fransebaan ook een gesloten karakter. De woningen liggen allemaal met de achter- of zijkant naar het fietspad gericht en het is niet mogelijk een beeld te krijgen van de wijk via dit fietspad. Het fietspad heeft dus wel een uitnodigend en groen karakter, wat een positief beeld kan geven van de wijk, maar staat daarentegen totaal niet in open verbinding met de woonstraten en woningen in de wijk waardoor het ervaren kan worden als een doorgang en element dat losstaat van de wijk. Speelvoorzieningen Ook de speelgelegenheden hebben een gesloten en geïsoleerd karakter. Veel speeltuinen en groenvoorzieningen worden omringd door woonblokken die met de achterkant naar deze plekken zijn gericht. Dit is een negatief gegeven voor dit soort plekken omdat er op die manier geen sociale controle vanuit de woningen mogelijk is en de straten niet in directe verbinding met deze plekken staan. De speelplekken zijn daardoor niet erg toegankelijk en kunnen zelfs als onveilig ervaren worden. Ook vormen deze plekken door het gebrek aan sociale controle een ideale plek om te ‘hangen’.
58
Auto’s, parkeren, paadjes Parkeren Wat meteen opvalt bij een bezoek aan de wijk, is de hoeveelheid auto’s die geparkeerd staan op straat, het trottoir of in de voortuin. Er is duidelijk te weinig ruimte voor het aantal auto’s dat de bewoners in bezit hebben. Op een aantal plekken in de wijk zijn plaatsen vrijgemaakt om te parkeren. Op andere plekken wordt op straat, in de voortuin of op de stoep geparkeerd. Afscheiding Wat opvalt is dat op veel plekken onduidelijk is waar het trottoir loopt, waar autoverkeer mag rijden, waar kinderen kunnen spelen en waar geparkeerd kan worden. Dit is natuurlijk kenmerkend voor een woonerf maar bij het ontstaan van deze wijk was er veel minder autobezit waardoor de ruimtes opgeëist konden worden door spelende kinderen, volwassenen die elkaar ontmoeten, fietsers en voetgangers. Met de toename van het autobezit, heeft de auto een belangrijke deel van de straten en erven opgeëist waardoor er minder ruimte overblijft voor de rest. Fietsers, voetgangers, spelende kinderen, en auto’s bewegen zich op dezelfde plekken. Hierbij neemt de auto een onevenredig groot deel van de ruimte in, zowel met parkeren als bewegen. Deze verdeling en menging van functies geeft de straten een onveilig en rommelig karakter. Gangen en paadjes In de hele wijk zijn paadjes en brandgangen terug te vinden. Deze paden zorgen ervoor dat men in de wijk kan doorsteken naar een andere straat of dat pleinen, speeltuinen en de woning achterom bereikbaar zijn. Een aantal van deze paadjes is slecht onderhouden en slecht verlicht. Overdag levert dit waarschijnlijk geen problemen op maar ’s avonds en ’s nachts kunnen deze paadjes als onveilig ervaren worden.
59
Overig In de collage hiernaast zijn een aantal beelden te zien van plekken in de wijk die verbetering behoeven. Deze plekken hebben een negatief effect op de omgevingskwaliteit in de buurt. In sommige gevallen kun je spreken van een incident. Op de onderste foto is bijvoorbeeld een pleintje te zien dat slecht verzorgd is en niet uitnodigend oogt. Daarnaast zijn er een aantal negatieve punten die vaker terug te zien zijn in de wijk. Een aantal muren in de buurt is bijvoorbeeld beklad met graffiti en de boomspiegels in de wijk liggen vaak scheef en hebben een versleten uitstraling, wortels van bomen tillen een deel van de stoep op waardoor de straat moeilijk begaanbaar wordt, op veel plekken zijn prullenbakken vernield en wordt zwerfafval achtergelaten.
60
2.3.7 Specifiek voor Woonbedrijf Voorgaande analyse heeft betrekking op de gehele buurt Achtse BarrierGunterslaer. Omdat het project zich toespitst op de grond die in bezit is van Woonbedrijf zijn de knelpunten voor deze specifieke gronden ook geïnventariseerd. Het bezit van woonbedrijf in de buurt is op onderstaande afbeelding weergegeven, het betreft voornamelijk huurwoningen, de tuinen bij deze woningen en groenstroken rond deze huizen maar ook sommige paadjes, brandgangen en hofjes zijn in het bezit van Woonbedrijf.
Figuur bezit Woonbedrijf Er worden drie problemen geconstateerd die overal in de buurt terug komen. Deze drie problemen zijn naar voren gekomen uit gesprekken met bewoners, constateringen tijdens wijkbezoeken en gesprekken met opdrachtgevers. - Groenstroken: er zijn in de wijk een aantal groenstroken die grenzen aan een huurhuis, het probleem met deze stroken is dat niet altijd duidelijk is wie de strook in beheer heeft. Hoort het bijvoorbeeld bij het huis, moet de gemeente deze onderhouden of doet Woonbedrijf dat? Doordat er onduidelijkheid bestaat over het beheer worden ze op dit moment vaak niet onderhouden.
-
Voortuinen: doordat er in de wijk een groot tekort aan parkeergelegenheid is, is het toegestaan om de auto in de voortuin te parkeren. Het gevolg hiervan is dat veel voortuinen volledig verstenen waardoor de straat een groot deel van haar groene karakter en kwaliteit verliest. Kliko’s: op enorm veel plekken in de wijk worden kliko’s in de voortuin gestald. Op sommige plekken wordt dit netjes opgelost door ze achter een muur of scherm te plaatsen. Op veel andere plekken worden echter geen maatregelen genomen om de kliko’s uit het straatbeeld te plaatsen. Dit geeft de buurt een rommelig uiterlijk.
2.3.8 Conclusie Allereerst moet geconcludeerd worden dat er in de wijk geen grote problemen spelen. Toch zijn er een aantal knelpunten die beter nú opgelost kunnen worden omdat ze zich anders misschien verder over de wijk verspreiden. Duidelijk is dat de sterke punten beter benut zouden kunnen worden en dat daardoor ook een groot aantal zwakke punten zouden kunnen verdwijnen. Omdat er geen investering vanuit de gemeente voor handen is, zal het in veel gevallen aankomen op de eigen verantwoordelijkheid van de bewoners. Hier ligt de grootste kans voor verbetering van de wijk maar dat brengt ook een risico met zich mee. Als men de bewoners weet te activeren om zich in te zetten voor hun eigen woonomgeving valt er veel vooruitgang te behalen maar daar staat tegenover dat als dit niet of niet in voldoende mate lukt dat de wijk kan gaan afglijden en de zwakke punten steeds zwakker gaan worden.
61
Op de gronden in bezit van Woonbedrijf worden 3 hoofdproblemen geconstateerd die overal in de buurt terug komen. Dit zijn het beheer van de groenstroken, het verstenen van de voortuinen en het plaatsen van kliko’s in de voortuin.
62