Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine Naar een draaiboek voor de GGD Groningen
Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstudeeronderzoek van de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hanzehogeschool te Groningen in opdracht van de GGD Groningen. Gedurende dit project zijn we begeleid door dhr. K. Flokstra, docentbegeleider Hanzehogeschool Groningen en mw. H. Poletiek, functionaris Gezondheidsbevordering GGD Groningen.
Groningen, juni 2008 Maaike Dijk Matteke Feenstra
Hulpverleningsdienst Groningen Hanzeplein 120 9713 GW Groningen Telefoon: (050) 367 40 00
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Samenvatting In opdracht van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen (GGD Groningen), afdeling Gezondheidsbevordering, is onderzoek verricht naar gezonde schoolkantines. Door middel van een literatuurstudie en een praktijkonderzoek is een adviserend onderzoek uitgevoerd. Als eindproduct is een draaiboek voor de GGD Groningen opgesteld. In dit draaiboek zijn de stappen, die nodig zijn om een gezonde schoolkantine te realiseren, beschreven. De probleemstelling van het onderzoek is:
‘Hoe kan een draaiboek, voor de GGD Groningen, met de stappen naar een gezonde schoolkantine in het voortgezet onderwijs voor de provincie Groningen worden opgesteld? Op welke manier kan het gebruik van gezonde producten uit het kantineassortiment worden gestimuleerd bij leerlingen en andere betrokkenen op scholen in het voortgezet onderwijs?’ In dit rapport wordt in hoofdstuk één eerst de aanleiding van het onderzoek besproken. De probleemstelling en deelvragen worden hier geformuleerd. Daarnaast wordt de doelgroep besproken. De primaire doelgroepen bestaan uit leerlingen, zowel mannen als vrouwen, van het voortgezet onderwijs in de leeftijd van 12 tot 18 jaar en docenten uit de provincie Groningen. Intermediaire doelgroepen zijn: de ouders van leerlingen, directie, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, docenten en medewerkers van de GGD Groningen. Tevens komen in dit hoofdstuk de doelstelling, de methode van onderzoek en de opbouw van de scriptie aan bod. In hoofdstuk twee wordt een korte beschrijving gegeven van de GGD Groningen als organisatie. Daarnaast wordt de rol die de GGD Groningen bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ kan spelen beschreven. De GGD Groningen heeft als missie: 'Bijdragen aan de verlenging van de gezonde levensverwachting van de Groningers en het verkleinen van de soms grote gezondheidsverschillen'. De GGD heeft een belangrijke rol in de preventie van overgewicht. De medewerkers kunnen scholen motiveren om actief bezig te gaan met projecten op dit gebied. De GGD kan scholen bijstaan bij het uitvoeren van de stappen naar een gezonde schoolkantine door de scholen te ondersteunen en te adviseren. Hoofdstuk drie gaat over de leefstijl van jongeren. De prevalentie van overgewicht neemt nog steeds toe. Uit de resultaten van ‘Weet wat je (m)eet’ blijkt dat 20% van de voortgezet onderwijs leerlingen in de provincie Groningen overgewicht en/of obesitas heeft. Overgewicht en obesitas gaan samen met toenemende gezondheidsproblemen. De eetgewoonten van jongeren verslechteren. 14% van de jongeren in Nederland ontbijt niet elke dag. Jongeren eten te weinig groente en fruit en nuttigen teveel tussendoortjes en frisdrank. Naast een ongezond eetpatroon bewegen jongeren te weinig. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor jongeren tot 18 jaar komt neer op dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit. 75% van de jongeren in Nederland haalt deze norm niet. Daarna volgt in hoofdstuk vier informatie over de school en de schoolomgeving. Het aanbod van voedingsmiddelen in de schoolkantine speelt een belangrijke rol in het voedingspatroon van leerlingen. Door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is onderzoek verricht naar het huidige assortiment in schoolkantines. Bijna 90% van de scholen heeft een kantine en/of frisdrankautomaat en 77% van de scholen heeft een snoepautomaat. Behalve in de schoolkantine is het vaak mogelijk om producten in de omgeving van de school te kopen. Bij de meeste scholen is een supermarkt, snackbar, tankstationshop of cafetaria in de buurt. Voedingsmiddelen zijn in te delen in basisproducten en extra producten. Deze producten zijn vervolgens in te delen in de categorieën ‘bij voorkeur’, ‘middenweg’ en ‘bij uitzondering’. Volgens het Voedingscentrum is de ideale schoolkantine een kantine met alleen maar basisproducten uit de Schijf van Vijf. Alle ongezonde producten uit de schoolkantine verwijderen blijkt in de praktijk niet altijd realistisch. Een betere verhouding tussen basisproducten en extra producten, betekent een gezonder aanbod. Naast de ideale schoolkantine zijn verschillende tussenverhoudingen mogelijk. Behalve een gezond assortiment is een goede sfeer in de kantine erg belangrijk. De schoolkantine moet gezellig ingericht zijn. Op deze manier wordt het een plek waar leerlingen graag komen. Bij een verandering van de kantine zijn veel verschillende mensen betrokken: leerlingen, de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, ouders en eventuele cateraars. Het is van belang dat alle betrokkenen achter het project ‘Stap voor stap naar een gezonde 3 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
schoolkantine’ staan. Voor het project moet voldoende draagvlak gecreëerd worden. In de lessen kan meer aandacht aan gezonde voeding worden besteed. Het effect van het project wordt op deze manier vergroot. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op de gedragsverandering die bij de betrokkenen bereikt moet worden. Een gedragsverandering vindt niet van de ene op de andere dag plaats. Een succesvolle overgang naar een gezonde schoolkantine vergt tijd, geld, inspanning, enthousiasme en doorzettingsvermogen. Gedragsdeterminanten zijn onder te verdelen in persoonlijke determinanten en omgevingsdeterminanten. Bij een assortimentsverandering moet gewerkt worden aan de gedragsdeterminanten die helpen bij het kiezen van gezonde producten. Naast de gedragsdeterminanten worden verschillende gedragsverklaringsmodellen en gedragsveranderingfasen modellen besproken. Daarnaast komen verschillende belemmerende en bevorderende factoren aan bod. Een praktijkonderzoek heeft plaats gevonden op het Noorderpoortcollege (in Groningen en Appingedam) en op het Fivelcollege in Delfzijl. In hoofdstuk zes volgt een uiteenzetting van de methode van het onderzoek en de selectie van respondenten. Als methode van onderzoek is gekozen voor een vragenlijst en interviews. De Assortimentsmeter van het Voedingscentrum is gebruikt om het huidige assortiment in kaart te brengen. De methodiek vragenlijst is gekozen voor de leerlingen van het voortgezet onderwijs. Voor deze methodiek is gekozen om een grote groep leerlingen te bereiken. De methodiek interview is gekozen voor de directie, (hoofd)conciërges, de kantinebeheerder en/of kantinemedewerkers en voor medewerkers van de GGD Groningen. De uitvoering van het onderzoek wordt in dit hoofdstuk besproken. De verzamelde gegevens (data) uit de Assortimentsmeter, vragenlijst en interviews zijn met de epidemioloog van de GGD Groningen besproken en vervolgens geanalyseerd. Aansluitend worden in hoofdstuk zeven de belangrijkste resultaten gepresenteerd. De resultaten van de Assortimentsmeter, interviews en de vragenlijst komen aan bod. Het huidige assortiment op de onderzochte locaties bestaat voornamelijk uit extra producten. Uit de interviews met GGDmedewerkers blijkt dat de GGD prioriteit moet geven aan het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. Een medewerker moet tijd krijgen en interesse en kennis in het project steken. Uit onze interviews blijkt dat de scholen positief tegenover het realiseren van een gezonde schoolkantine staan. De geïnterviewden geven aan dat het belangrijk is het probleem niet te verplaatsen. Hier wordt mee bedoeld dat leerlingen ongezonde producten in de schoolomgeving gaan kopen, als deze niet meer in de kantine worden aangeboden. In totaal is de vragenlijst door 347 respondenten (leerlingen) ingevuld. 133 respondenten van het Noorderpoortcollege en 214 respondenten van het Fivelcollege. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 16,8 jaar op het Noorderpoortcollege en 14,3 jaar op het Fivelcollege. De resultaten uit de literatuurstudie en het praktijkonderzoek en onze bevindingen zijn gebruikt om een draaiboek voor de GGD Groningen op te stellen. In het achtste hoofdstuk wordt kritisch naar de resultaten gekeken. Punten die de validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten uit de literatuurstudie en uit het praktijkonderzoek hebben beïnvloed worden in dit hoofdstuk besproken. In hoofdstuk negen komen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen aan de orde. De prevalentie van overgewicht neemt toe. Het kantineassortiment speelt een belangrijke rol in het voedingspatroon van leerlingen. Een gezonde schoolkantine is een belangrijke maatregel in de preventie van overgewicht. Het is van belang dat het project prioriteit krijgt binnen het beleid van de GGD Groningen. De GGD kan scholen motiveren, ondersteunen en adviseren bij de stappen naar een gezonde schoolkantine. Voor de uitvoering van het project is voedingskundige kennis noodzakelijk. Het wordt aanbevolen een voedingsdeskundige/diëtist aan het project te verbinden. Scholen moeten actief met het project aan de slag gaan. Het wordt aanbevolen de school te adviseren een werkgroep op te richten. Deze werkgroep gaat aan de slag met de uitvoering van de stappen. Deze stappen zijn beschreven in het draaiboek. Bij alle betrokkenen moet draagvlak voor het project gecreëerd worden. Communicatie is gedurende het hele traject van belang. Het wordt aanbevolen de huidige situatie te analyseren en de wensen en behoeften van alle betrokkenen te inventariseren. Om op lange termijn succes te behouden, moet blijvend aandacht aan het project worden geschonken. Uiteindelijk moet het project ingebed worden in het gezondheidsbeleid van de school.
4 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Summary For the Municipal Health Service of Groningen we did a research into healthy school canteens. By means of a literature study and a practice research a recommending investigation has been conducted. The final product is a plan of action for the Municipal Health Service of Groningen. This plan of action describes the steps necessary to realise a healthy school canteen. The definition of the problem of the research:
‘How can a plan of action, with the steps necessary to realise a healthy school canteen in the secondary education, be drafted for the Municipal Health Service of Groningen? How can the use of healthy products from the canteen assortment be stimulated among students and other concerned people at secondary education?’ The first chapter discusses the motivation of the research. The definition of the problem and the research questions are formulated. The target group is discussed. The primary target group consists of teachers and students of the secondary education from the province Groningen. The students are in the age of twelve up to eighteen years. The secondary target group consists of parents of students, the direction, canteen administrators, canteen employees, caretakers and employees of the Municipal Health Service of Groningen. This chapter also discusses the targets, the methods of research and the composition of the report. Chapter two describes the Municipal Health Service of Groningen as organisation. The role of the Municipal Health Service in the project ‘Step by step to a healthy school canteen’ is described. The mission of Municipal Health Service of Groningen is: ‘to support with the lengthening of the healthy life expectancy of the people of Groningen and reducing the, sometimes, large health differences’. The Municipal Health Service has an important role in the prevention of overweight. They can motivate schools to work actively with projects in this field. The Municipal Health Service can assist schools with the implementation of the steps to a healthy school canteen. This is possible by supporting and recommending. Chapter three concerns the lifestyle of young people. The prevalence of overweight rises further. The results of ‘Weet wat je (m)eet’ show that 20% of the secondary education students in the province Groningen have overweight and/or obesity. Overweight and obesity go together with increasing health problems. The eating habits of young people deteriorate. 14% of the young people in the Netherlands don’t have breakfast each day. Young people eat too little vegetables and fruit and consume too many snacks, sweets and soft drinks. Beside unhealthy eating habits, young people exercise too little. The Dutch Standard for Healthy Exercise (NNGB) for young people up to 18 years is one hour moderately intensive physical activity every day. 75% of the young people in the Netherlands don’t obtain this standard. In the fourth chapter follows information of the school and the school surroundings. The assortment of foodstuffs in the school canteen has an important role in the nutrition pattern of students. The Food and Consumer Product Safety Authority (VWA) and the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) have studied the current assortment in school canteens. Almost 90% of the schools have a canteen and/or soda vending machines and 77% of the schools have a candy dispenser. Besides the assortment in the school canteen, students can buy products at other places. Nearby the most schools are supermarkets, snack bars, petrol station shops or cafeterias. Foodstuffs are classified in basis products and extra products. These products are divided in the categories ‘preferably’, ‘middle course’ and ‘exception’. According to the Netherlands Nutrition Centre (het Voedingscentrum) the ideal school canteen is a canteen with only basis products from the Wheel of Five (Schijf van Vijf). It’s not always realistic to remove all unhealthy products from the school canteen. A better proportion between basis products and extra products means already a healthier assortment. Beside the ideal school canteen there are compromises. Besides a healthy assortment, a good environment in the canteen is very important. The school canteen must be sociably arranged. This way it becomes a place where students like to come. Several people are concerned with the change of the canteen: students, the direction, teachers, caretaker, canteen administrators and/or canteen employees, parents and possible caterers. It is important that all people support the project ‘Step by step to a healthy school canteen’ (Stap voor stap naar een 5 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
gezonde schoolkantine). A sufficient basis must be created for the project. In the lessons there should be more attention to healthy nutrition. Because of this, the impact of the intervention will be increased. Chapter five describes the change in behaviour of the concerned people. A change of behaviour will take some time. A successful way to a healthy school canteen demands time, money, effort, enthusiasm and perseverance. Behaviour determinants are subdivided in personal determinants and surroundings determinants. When behaviour determinants are improved, they can help to choose healthy products when the assortment is changed. This chapter also discusses several behaviour declaration models and behaviour change phases models. In addition, several obstructing and promoting factors are taken in consideration. A research in practice took place at the Noorderpoortcollege (Groningen and Appingedam) and at the Fivelcollege in Delfzijl. In chapter six follows a statement concerning the method of research and the selection of respondents. Questionnaires and interviews have used as methods of research. The Assortment meter (Assortimentsmeter) of the Netherlands Nutrition Centre is used to map out the current assortment. The method questionnaire has been chosen for the students of the secondary education. The questionnaire is chosen to reach the large group of students. The method of interviewing has been chosen for the direction, the caretaker, the canteen administrator and/or canteen employees and for employees of the Municipal Health Service of Groningen. The implementation of the research is discussed in this chapter. The collected data from the Assortment meter, questionnaire and interview have been discussed with the epidemiologist of the Municipal Health Service of Groningen. Afterwards the data has been analysed. Chapter seven presents the most important results. The results of the Assortment meter, interviews and the questionnaires are taken into consideration. The current assortment consists mainly of extra products (sweets, snacks and soft drinks). The interviews with employees of the Municipal Health Service show that the Municipal Health Service must give priority to the project ‘Step by step to a healthy school canteen’. An employee must spend time, interest and knowledge into the project. The schools are positive to realise healthy school canteens. The questionnaire has been filled in by a total of 347 students. 133 of this amount were students of the Noorderpoortcollege and 214 of the Fivelcollege. The results from the literature study and the practice research are used to make a plan of action for the Municipal Health Service of Groningen. In chapter eighth are the results critically discussed. Points which have influenced the validity and reliability of the results from the literature study and the practice research are discussed in this chapter. In chapter nine the most important conclusions and recommendations are discussed. The prevalence of overweight rises. The canteen assortment has an important role in the nutrition pattern of students. A healthy school canteen is an important measure in the prevention of overweight. It is important that the project gets priority within the policy of the Municipal Health Service of Groningen. The Municipal Health Service can motivate, support and recommend schools at the steps to a healthy school canteen. For the implementation of the project is nutritional knowledge necessary. It is recommended to link a nutritionist/dietician to the project. Schools must work actively on the project. It is recommended to establish a committee on the school. This committee will work with the implementation of the steps. These steps have been described in the plan of action. Basis for the project must be created among all concerned people. Communication is important during the whole way. It is recommended to analyse the current situation and to make an inventory of the wishes and needs of all concerned people. To keep success at long term, permanent attention must be given to the project. The project must be embedded in the health policy of the school.
6 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. Dit is het eindproduct van ons afstudeeronderzoek (specialisatie) ‘Nutrition Consultancy’. Dit afstudeeronderzoek hebben wij uitgevoerd in het kader van het vierde jaar van onze opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hanzehogeschool in Groningen. Wij hebben een onderzoek verricht in opdracht van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen (GGD Groningen). Vanuit de afdeling Gezondheidsbevordering is ons de vraag gesteld hoe een gezonde schoolkantine in het voortgezet onderwijs, met behulp van de GGD Groningen, tot stand wordt gebracht. Tijdens ons afstudeeronderzoek hebben wij hier onderzoek naar gedaan. Als eindproduct hebben wij een draaiboek opgesteld. De stappen die nodig zijn om een gezonde schoolkantine te realiseren worden in dit draaiboek beschreven. Naast de ervaringen betreffende ons afstudeeronderzoek hebben wij andere ervaringen binnen de GGD Groningen opgedaan. We maakten bijvoorbeeld deel uit van het telefoonteam toen er een waterlek was in de provincie Groningen. De GGD Groningen opereerde als crisisdienst. Verder hebben we een workshop ‘Gezonde hapjes maken en tips voor gezond koken en eten’ georganiseerd. Dit was een workshop bij Multicultureel Vrouwencentrum Jasmijn. We hebben een voorlichting gegeven aan een groep allochtonen in het Asielzoekerscentrum van Bedum. Daarnaast hebben we geholpen bij de vaccinatie van negen jarigen in de stad Groningen. We vonden het erg leuk en leerzaam om deze ervaringen mee te maken! Graag willen we van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die hebben bijgedragen aan dit onderzoek. Hannie Poletiek, functionaris Gezondheidsbevordering bij de GGD Groningen, willen we bedanken voor het aanbieden van deze opdracht en voor haar begeleiding vanuit de GGD Groningen. We willen onze docentbegeleider vanuit de Hanzehogeschool, Klaas Flokstra, hartelijk bedanken voor de hulp die hij ons heeft geboden bij het maken van deze scriptie. Hun opmerkingen en bruikbare adviezen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze scriptie. Daarnaast willen we de medewerkers van de GGD Groningen bedanken voor hun behulpzaamheid en de prettige werksfeer. Verder willen we via deze weg alle respondenten en geïnterviewden, die deel hebben genomen aan ons onderzoek, bedanken voor hun tijd en medewerking. Daarnaast willen we de medewerkers van onderzochte voortgezet onderwijs scholen bedanken voor hun inzet. Ten slotte willen we iedereen bedanken die hier niet is genoemd, maar wel heeft bijgedragen aan het resultaat van ons project. Groningen, juni 2008 Maaike Dijk en Matteke Feenstra
7 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Inhoudsopgave 1 Inleiding .................................................................................................................................................9 1.1 Doelstelling van het onderzoek .......................................................................................................9 1.2 Probleemstelling en deelvragen ......................................................................................................9 1.3 Doelgroep ......................................................................................................................................10 1.4 Methode van onderzoek ................................................................................................................10 1.5 Opbouw scriptie .............................................................................................................................10 2 GGD Groningen...................................................................................................................................11 2.1 De Gemeentelijke Gezondheidsdienst ..........................................................................................11 2.2 De rol van de GGD Groningen bij het project ................................................................................11 3 Gezonde leefstijl ..................................................................................................................................13 3.1 Overgewicht...................................................................................................................................13 3.2 Voeding..........................................................................................................................................14 3.3 Eetgewoonten................................................................................................................................14 3.4 Beweging .......................................................................................................................................15 4 Op school.............................................................................................................................................16 4.1 Huidige schoolkantine ...................................................................................................................16 4.2 Schoolomgeving ............................................................................................................................17 4.3 Gewenste schoolkantine ...............................................................................................................17 4.4 Sfeer en inrichting van de schoolkantine.......................................................................................19 4.5 Betrokkenen...................................................................................................................................19 4.6 Educatie.........................................................................................................................................20 5 Gedragsverandering............................................................................................................................21 6 Methode van onderzoek ......................................................................................................................23 6.1 Opzet onderzoek ...........................................................................................................................23 6.2 Materialen ......................................................................................................................................23 6.3 Respondenten ...............................................................................................................................25 6.4 Uitvoering.......................................................................................................................................25 6.5 Analyse van de gegevens..............................................................................................................26 7 Resultaten............................................................................................................................................27 7.1 Assortimentsmeter.........................................................................................................................27 7.2 Interviews.......................................................................................................................................27 7.3 Vragenlijst ......................................................................................................................................28 8 Discussie .............................................................................................................................................30 9 Conclusies en aanbevelingen..............................................................................................................31 9.1 Conclusies .....................................................................................................................................31 9.2 Visie ...............................................................................................................................................32 9.3 Aanbevelingen ...............................................................................................................................32 Literatuurlijst ...........................................................................................................................................34 Lijst van afkortingen................................................................................................................................37 Lijst van bijlagen .....................................................................................................................................38
8 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
1 Inleiding De Nederlandse jeugd wordt steeds dikker. We zien dit in het straatbeeld. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de prevalentie van overgewicht stijgt. In Nederland heeft ongeveer 15% van de 1 jongeren overgewicht. Overgewicht en de daaraan gerelateerde gezondheidsrisico’s vormen een groot gezondheidsprobleem in Nederland, zo ook in de provincie Groningen. De World Health Organization (WHO) heeft obesitas als een epidemie aangemerkt. Preventie van overgewicht is van 2 groot belang. Zowel voeding als beweging zijn belangrijk in de preventie van overgewicht. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geeft in de preventienota aan dat het, met het oog op de toenemende prevalentie van overgewicht, belangrijk is mensen tot gezonde keuzes te 3 verleiden. De gezonde producten moeten in ruime mate beschikbaar zijn. Aan de bijna 600 voortgezet onderwijs scholen in Nederland volgen ongeveer 900.000 leerlingen 4 onderwijs. De school is een belangrijke plaats om jongeren te bereiken in de preventie van overgewicht. Jongeren brengen veel tijd door op school. De invloed van leeftijdsgenoten is sterk 5 bepalend voor het gedrag van jongeren. In de schoolkantine is het mogelijk om eten en drinken te kopen. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat bijna 90% van de schoollocaties een kantine en/of frisdrankautomaat heeft. 77% van de locaties heeft een 6 snoepautomaat. Middelbare scholen hebben als taak een gezonde schoolomgeving aan te bieden. Het gaat om de hele schoolomgeving: wat wordt in de automaten aangeboden, wat in de kantine, hoe ziet de ruimte er uit, hoe vaak is de kantine open, wat nemen leerlingen mee van huis, wat gooien ze weg en wat kopen ze 5,7 Een gezonde school werkt aan de ontwikkeling van een bij de winkel op de hoek? 8 gezondheidsbeleid op basis van de wensen en behoeften van leerlingen, medewerkers en ouders. Bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ is het belangrijk om rekening te houden met de wensen en behoeften van de betrokkenen. Het is goed om na te gaan hoe de visie van de betrokkenen tegenover een verandering van het kantineassortiment is. De school kan jongeren helpen een verantwoorde keuze te maken uit het assortiment. Dit kan door te zorgen voor een overwegend gezond aanbod in de schoolkantine. Daarnaast kunnen scholen een gezonde leefstijl stimuleren door 5,9 lichamelijke activiteiten en gezondheidseducatie aan te bieden. Een gezonde schoolkantine realiseren gaat niet van de ene op de andere dag. Het is lastig gebleken een blijvende verandering te bereiken. Een succesvolle verandering naar een gezonde schoolkantine vergt tijd, inspanning, enthousiasme en doorzettingsvermogen. Veel verschillende mensen zijn betrokken bij een verandering in de schoolkantine. Bij de betrokkenen moet een gedragsverandering worden bereikt. Een gezonde schoolkantine biedt verschillende voordelen. Voor de school is het een goede manier om zich te profileren. Daarnaast is het aannemelijk dat gezonde voeding leidt tot een 10 hoger concentratieniveau en betere schoolprestaties. De GGD Groningen kan een motiverende, adviserende en ondersteunende rol spelen in het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. De GGD Groningen maakt gebruik van het landelijk ontwikkelde Gezonde School Model. Een gezonde schoolkantine is hier een onderdeel van. 1.1 Doelstelling van het onderzoek De GGD Groningen merkt een toenemende vraag van middelbare scholen. Scholen willen advies bij het realiseren van een gezonde schoolkantine. Het Voedingscentrum heeft informatie over het landelijke project ‘De Gezonde Schoolkantine’. De GGD Groningen wil graag een draaiboek toegespitst op de situatie in de provincie Groningen. Als eindproduct is een draaiboek opgesteld met de stappen die nodig zijn om een gezonde schoolkantine te realiseren. De stappen zijn tot stand gekomen door een literatuurstudie en een praktijkonderzoek op het Noorderpoortcollege (in Groningen en Appingedam) en het Fivelcollege in Delfzijl. 1.2 Probleemstelling en deelvragen De probleemstelling van het onderzoek is:
‘Hoe kan een draaiboek, voor de GGD Groningen, met de stappen naar een gezonde schoolkantine in het voortgezet onderwijs voor de provincie Groningen worden opgesteld? Op welke manier kan het gebruik van gezonde producten uit het kantineassortiment worden gestimuleerd bij leerlingen en andere betrokkenen op scholen in het voortgezet onderwijs?’ 9 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
De belangrijkste deelvragen worden hier vermeld, alle deelvragen zijn in bijlage I opgenomen. • Hoe ziet een gezonde schoolkantine er uit? • Wat is de kennis van leerlingen, de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers over gezonde voeding? • Wat zijn de wensen en behoeften van de leerlingen, de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers met betrekking tot een gezonde schoolkantine? • Hoe zijn de eetgewoonten van leerlingen? • Hoe is de huidige gang van zaken binnen de betrokken scholen van het voortgezet onderwijs? • Wat zijn de standpunten voor/tegen een verandering van het kantineassortiment? • Welke stappen zijn nodig om een gezonde schoolkantine te realiseren? • Hoe wordt een draaiboek, met de stappen die nodig zijn om een gezonde schoolkantine te realiseren, voor de GGD Groningen opgesteld? • Hoe is dit project in te bedden in grotere projecten gericht op overgewichtpreventie (zowel voeding als beweging)? Het project moet aansluiten bij de mogelijkheden van de GGD Groningen en de wens van de school. 1.3 Doelgroep De primaire doelgroepen bestaan uit leerlingen, zowel mannen als vrouwen, van het voortgezet onderwijs in de leeftijd van 12 tot 18 jaar en docenten uit de provincie Groningen. Intermediaire doelgroepen zijn de ouders van leerlingen, directie, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, docenten en medewerkers van de GGD Groningen. Het eindproduct bestaat uit een draaiboek bestemd voor de afdeling Gezondheidsbevordering van de GGD Groningen. 1.4 Methode van onderzoek Om de probleemstelling en deelvragen te beantwoorden is gebruik gemaakt van verschillende methoden van onderzoek. Een literatuurstudie en praktijkonderzoek zijn uitgevoerd. Het praktijkonderzoek is een adviserend onderzoek. Eerst is gekeken wat bekend is in de literatuur. Op de onderzoekslocaties zijn onder leerlingen vragenlijsten afgenomen. Interviews van onder andere de directie en kantinemedewerkers zijn afgenomen. We zijn in gesprek gegaan met verschillende medewerkers van de GGD Groningen. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is een advies voor de scholen opgesteld. Dit advies is aangeboden aan de directie/vertegenwoordigers van de onderzoekslocaties. De onderzoeksgegevens zijn gebruikt om een advies op te stellen voor de GGD Groningen. De stappen die nodig zijn om een gezonde schoolkantine te realiseren zijn uitgewerkt in een draaiboek. 1.5 Opbouw scriptie In dit rapport wordt in de komende hoofdstukken eerst de literatuurstudie weergegeven. Na de literatuurstudie komt het praktijkonderzoek aan bod. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de GGD Groningen. In hoofdstuk twee wordt een korte beschrijving gegeven van deze organisatie. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk de rol die de GGD Groningen bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ kan spelen beschreven. De leefstijl van jongeren wordt in hoofdstuk drie omschreven. De prevalentiecijfers van overgewicht worden genoemd. Daarnaast wordt ingegaan op het voedings- en beweegpatroon van jongeren. In hoofdstuk vier wordt het huidige kantineassortiment en de gewenste schoolkantine besproken. Tevens komen de schoolomgeving, de betrokkenen en het onderwerp gezondheidseducatie in hoofdstuk vier aan bod. Hoofdstuk vijf omvat informatie over gedragsverandering, gedragsdeterminanten, verschillende gedragsverklaringsmodellen en gedragsveranderingfasen modellen. Belemmerende en bevorderende factoren van een assortimentsverandering komen tevens in dit hoofdstuk aan bod. In hoofdstuk zes komen de opzet van het onderzoek, de materialen, respondenten, uitvoering en analyse van gegevens aan bod. Hoofdstuk zeven licht de resultaten toe. Hoofdstuk acht omvat een discussie naar aanleiding van de literatuurstudie en het praktijkonderzoek. In hoofdstuk negen komen de conclusies aan bod en wordt onze visie besproken. Ten slotte worden in dit hoofdstuk aanbevelingen gegeven.
10 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
2 GGD GGD Groningen Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de afdeling Gezondheidsbevordering van de GGD Groningen. In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van deze organisatie. Verder wordt de rol die de GGD Groningen bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ kan spelen beschreven. 2.1 De Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen Alle gemeenten in Nederland hebben als taak de gezondheid van hun bewoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De GGD Groningen werkt voor de 25 gemeenten in de provincie Groningen. Naast alle taken die de GGD voor deze gemeenten uitvoert, is de GGD voor de gemeente Groningen de beleidsadviserende dienst. Aan de andere 24 gemeenten levert de GGD 11 beleidsondersteunende diensten. De hoofddoelstelling van de GGD is: ‘Het voorkomen en/of 7 bestrijden van gezondheidsproblemen bij de bevolking in de provincie Groningen’. GGD Groningen is een onderdeel van de Hulpverleningsdienst (HVD). Een ander onderdeel van de 12 HVD is de Brandweer. De afdeling Gezondheidsbevordering valt, samen met de Jeugdgezondheidszorg en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz), onder de divisie Lokaalgerichte zorg & jeugd van de GGD Groningen. De beleidsgebieden waar de gemeenten zich 13 vooral op richten in het lokale gezondheidsbeleid vallen onder deze divisie. Een organogram van de GGD Groningen is toegevoegd in bijlage II. De GGD Groningen heeft als missie: 'Bijdragen aan de verlenging van de gezonde levensverwachting van de Groningers en het verkleinen van de soms grote gezondheidsverschillen'. Dit is een specifieke 13 uitwerking van de missie van de HVD: ‘Voor een gezond en veilig Groningen’. De GGD werkt voor de gemeentelijke overheid. De professionals die bij de GGD werken worden geacht hun vakkennis in te zetten bij de uitvoering, coördinatie en het ontwikkelen van beleid. De samenhangende inzet op beleid en uitvoering, geconcentreerd rond de openbare gezondheidszorg, vormt de kern van de GGD als professionele organisatie. De GGD heeft een vast pakket aan taken en 11,13 werkzaamheden. Dat zijn onder andere: • Bestrijding van infectieziekten. • Bevolkingsonderzoeken. • Onderzoek. • Advies aan politie en justitie. • Inentingen. • Informatie en voorlichting. • Geneeskundige hulp bij grote ongevallen en rampen. • Jeugdgezondheidszorg. • Milieu en gezondheid. • Openbare geestelijke gezondheidszorg. • Zorgloket. • Informatievoorziening over gezondheid, gezondheidszorg en ziekten. Daarnaast heeft de GGD een wisselend pakket: de vangnettaken. Dit houdt in dat mensen een beroep kunnen doen op de GGD als ze niet bij andere organisaties terecht kunnen. Tot slot opereert de GGD als crisisdienst. 2.2 2.2 De rol rol van de GGD Groningen bij het project In deze paragraaf wordt de rol van de GGD Groningen bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ beschreven. De Inspectie voor Gezondheidszorg (IGZ) verwacht dat de GGD en de gemeente zorgen voor een optimaal aanbod van preventiemaatregelen op en om scholen. De GGD kan de gemeente adviseren over maatregelen rondom de school en zorgen voor samenhang met andere preventieactiviteiten. De GGD Groningen maakt gebruik van het landelijk ontwikkelde Gezonde School Model, in bijlage III
11 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
staat meer over dit model. Een gezonde schoolkantine levert een belangrijke bijdrage bij de preventie 5,6 van overgewicht. De GGD zal moeten inventariseren of het project prioriteit heeft binnen het beleid van de GGD Groningen. Verschillende afdelingen kunnen een rol spelen bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. De afdeling Gezondheidsbevordering heeft een adviserende taak op het gebied van preventie. Gezondheidsbevorderaars hebben de juiste kennis en vaardigheden die nodig zijn bij de begeleiding naar een gezonde schoolkantine. De afdeling Jeugdgezondheidszorg heeft vaak goede contacten met de scholen in de provincie Groningen. Verder heeft de afdeling Epidemiologie 6,14 inzicht in de gezondheidstoestand van de inwoners in de provincie Groningen. 15
Kinderen worden tijdens contactmomenten regelmatig gemeten en gewogen. Preventief gezondheidsonderzoek wordt in de provincie Groningen uitgevoerd. In het kader van de campagne 16 ‘Weet wat je (m)eet’ zijn leerlingen gemeten en gewogen. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek kan door scholen worden besloten om meer te doen aan voeding en beweging. De GGD kan scholen motiveren om actief bezig te gaan met projecten op het gebied van overgewichtpreventie. Steeds meer scholen geven aan dat ze in de toekomst meer aandacht willen besteden aan het thema overgewicht. Scholen ondersteunen in de aanpak van overgewicht is een taak van de GGD. Dit kan ingevuld worden door scholen te adviseren over activiteiten en te helpen bij het uitvoeren. Het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ sluit hier goed op aan. De GGD kan inventariseren of 6,14 scholen interesse hebben in een gezonde schoolkantine. De GGD kan scholen ondersteunen door 6 te helpen bij het realiseren van een gezonde schoolkantine. Het Voedingscentrum heeft hier landelijke materialen voor ontwikkeld. Een toegepaste versie voor de provincie Groningen is in opdracht van de GGD Groningen verwerkt in het draaiboek ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. De GGD kan scholen bijstaan bij het uitvoeren van de stappen naar een gezonde schoolkantine. Het is 14 belangrijk om draagvlak te creëren voor het project. In het project neemt de GGD de plaats van procesbegeleider in. Medewerkers van de GGD kunnen helpen de behoeften van de school duidelijk te formuleren. Prioriteiten moeten gesteld worden. Het is belangrijk dat in de school bestaande structuren zo goed mogelijk worden gebruikt. Door een werkgroep op te richten waarin de betrokkenen zijn vertegenwoordigd zal de samenwerking verbeteren. De werkgroep kan bestaan uit een directielid, de conciërge, de kantinebeheerder en/of kantinemedewerkers, docenten, leerlingen, ouders en een afgevaardigde van de GGD. Medewerkers van de GGD hebben niet altijd voldoende vakinhoudelijke kennis, bijvoorbeeld op het gebied van voedingsadviezen en beweegadviezen op scholen. De GGD kan scholen doorverwijzen naar specialisten, zoals een voedingsdeskundige/diëtist. Daarnaast is het mogelijk specialisten, vanuit bijvoorbeeld thuiszorginstellingen of een sportservice (Huis voor de Sport in Groningen), op te nemen in de werkgroep. De taken, activiteiten en beleidsplannen moeten door de 5 werkgroep duidelijk worden vastgelegd. Naast een externe specialist kan een voedingsdeskundige/diëtist bij de GGD Groningen een 17 belangrijke rol spelen. In het Beroepsprofiel Diëtist wordt het doel van de diëtist beschreven. De diëtist heeft als doel een bijdrage te leveren aan het voorkomen, opheffen, verminderen of compenseren van met voeding samenhangende of met voeding beïnvloedbare stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Een diëtist stimuleert gezond voedingsgedrag en een gezonde leefwijze. Ze geeft voorlichting en advies op het gebied van Voeding en Diëtetiek. Greetje Wit heeft onderzoek gedaan naar de rol van de diëtist bij de GGD Groningen. Zij heeft verschillende taken, die de diëtist bij de GGD kan hebben, omschreven. Deze taken zijn opgenomen in bijlage IV. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de gezondheid van jongeren. De prevalentiecijfers van overgewicht worden in dit hoofdstuk genoemd. Daarnaast wordt informatie over voeding en beweging gegeven.
12 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
3 Gezonde Gezonde leefstijl De prevalentie van overgewicht neemt toe. Onder jongeren is het een steeds groter wordend probleem. De energie-inname en het energieverbruik zijn van invloed op de energiebalans. Bij een positieve energiebalans stijgt het gewicht. In dit hoofdstuk staat meer informatie over overgewicht, voeding en beweging. Verder worden de eetgewoonten van jongeren in dit hoofdstuk besproken. 3.1 Overgewicht Overgewicht is een steeds groter wordend maatschappelijk probleem, ook onder jongeren in de provincie Groningen. De prevalentie van overgewicht neemt steeds meer toe. In de landelijke Groeistudie is tussen 1980 en 1997 een verdubbeling van het aantal kinderen met overgewicht te 18 zien. TNO Kwaliteit van Leven (Nederlands instituut voor onderzoek op technologisch gebied) heeft samen met het VUmc (Vrije Universiteit medisch centrum), in opdracht van het ministerie van VWS, in de periode van 2002-2004 onderzocht hoeveel kinderen van 4 t/m 15 jaar overgewicht en obesitas hebben. In deze studie zijn de gegevens van elf GGD’en in Nederland gebruikt. Gemiddeld had 15,1% van de 4 tot 15 jarigen overgewicht, 13,5% van de jongens en 16,7% van de meisjes. Het percentage overgewicht is sinds de Vierde Landelijke Groeistudie uit 1997 met 70% toegenomen. De prevalentie 19 van obesitas was in 2002-2004 bij jongens 2,9% en bij meisjes 3,3%. Uit de resultaten van ‘Weet wat je (m)eet’ blijkt dat 16% van de voortgezet onderwijs leerlingen in de provincie Groningen overgewicht 20 heeft. Bij 3% van de leerlingen is sprake van obesitas. De mate van overgewicht wordt uitgedrukt 2 aan de hand van de Body Mass Index (BMI= gewicht/lengte ). In bijlage V staan tabellen met de BMI 21 afkapwaarden voor jongeren tot 18 jaar. 22,23
Overgewicht wordt veroorzaakt door verschillende factoren: • Genetische factoren. De schattingen lopen uiteen van 20% tot 70%. • Fysiologische factoren. Te denken valt aan een zwangerschap. • Stofwisselingsziekten. Een voorbeeld hiervan is hypothyreoïdie: een te traag werkende schildklier. • Gedragsfactoren. Een goede balans tussen de energie-inname en het energieverbruik is van belang. De mate van lichamelijke activiteit bepaalt voor het grootste deel het energieverbruik. • Omgevingsfactoren. In de maatschappij waarin we leven is energierijke voeding in overvloed aanwezig. Daarnaast bevordert de huidige maatschappij inactiviteit. Obesitas komt vaker voor bij mensen met een lage sociaal economische status (SES) en bij allochtone 18 bevolkingsgroepen. Bij kinderen is het gewicht van de ouders van invloed op het ontstaan van overgewicht. Of dit te maken heeft met genetische factoren of met de leefstijl van de ouders is nog niet 21 bekend. Uit onderzoek is gebleken dat veel televisiekijken en computerspelletjes spelen vaak samen 24 gaan met obesitas. Het is van belang dat meer bewegen en gezond ontbijten gestimuleerd worden. 25 Het wordt aangeraden het gebruik van gezoete dranken te beperken. De toenemende prevalentie van overgewicht en obesitas op jonge leeftijd gaan samen met een verhoogd risico op vroegtijdige sterfte en ziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en klachten aan het bewegingsapparaat. Bij jongeren met overgewicht is vaak sprake van psychosociale problemen. Jongeren met overgewicht hebben een lagere zelfwaardering. Ze vergelijken zich met 15,26,27 fotomodellen en popsterren. Wanneer jongeren overgewicht hebben, hebben ze een grotere kans op overgewicht als ze volwassen 22 zijn. De Nederlandse overheid wil graag dat het aantal mensen met overgewicht afneemt. Om dit te 28 bereiken is het belangrijk dat mensen minder gaan eten en/of meer gaan bewegen. Een integrale aanpak om een verdere toename van overgewicht tegen te gaan is gewenst. Om jongeren te bereiken is een samenwerking tussen onderwijs, de buurt, gemeente, jeugdgezondheidszorg en het gezin 6 wenselijk. Uit onderzoek blijkt dat scholen vinden dat de primaire verantwoordelijkheid van overgewichtpreventie bij de ouders ligt. Ongeveer de helft van de scholen vindt dit ook hun 9 verantwoordelijkheid. In het Nederlands Researchprogramma Gewichtsbeheersing (NHS-NRG) worden maatregelen genoemd om excessieve gewichtsstijging bij adolescenten te voorkomen. Aangeraden wordt minder suikerhoudende dranken te gebruiken, de energie-inname uit vette en suikerrijke snacks te
13 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
9
29
verminderen en meer vezelrijke voedingsmiddelen te nuttigen. In een rapport van Storm worden maatregelen genoemd om een gezonde schoolomgeving te stimuleren. Zoals het imago van groente en fruit verbeteren, het aanscherpen van het reclamebeleid voor energierijke voedingsmiddelen, het bevorderen van de deskundigheid van leerkrachten ten aanzien van overgewicht, het etiketteren van voedingsmiddelen en het beperken van grote porties voedingsmiddelen. 21,30
3.2 Voeding
De Schijf van Vijf geeft in het kort aan waar het bij een gezonde voeding om gaat. Gezond eten volgens de regels van de Schijf van Vijf betekent: eet gevarieerd, niet teveel & beweeg, minder verzadigd vet, veel groente, fruit en brood en ga veilig met voedsel om. De producten uit de Schijf van Vijf zijn de basisproducten. Het is de bedoeling dat bij iedere maaltijd iets uit alle vijf vakken wordt gegeten. Hoe groter het vak is, hoe meer van deze producten hebben we nodig. Voor de verschillende groepen voedingsmiddelen uit de Schijf van Vijf zijn aanbevolen hoeveelheden opgesteld per leeftijdsgroep en per geslacht. De aanbevolen hoeveelheden geven aan hoeveel iemand gemiddeld per dag nodig heeft om voldoende koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines en mineralen binnen te krijgen. Per leeftijdsgroep gelden de kleinste hoeveelheden voor vrouwen en de grootste voor mannen. In bijlage V staat een tabel met de gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen voor jongeren van 9 tot 18 jaar. In de tabel staat wat leerlingen iedere dag nodig hebben en dus zouden moeten eten. Voedingsmiddelen zoals snacks, koek, snoep, gebak, chips en sauzen staan niet in de Schijf van Vijf en behoren niet tot de basisproducten. Dit zijn extra producten. Naast de aanbevolen hoeveelheden basisproducten is nog een klein beetje ruimte over voor iets extra’s. Hoeveel extra gegeten kan worden hangt af van de leeftijd, het geslacht en de mate van activiteit. Mannen van 9 tot 13 jaar hebben dagelijks circa 300 kcal over, mannen van 14 tot 18 jaar hebben dagelijks ongeveer 400 kcal over. Vrouwen van 9 tot 13 jaar hebben ongeveer 200 kcal per dag over, vrouwen van 14 tot 18 jaar hebben circa 300 kcal per dag over voor iets extra’s. Het is het beste om deze extra ruimte te gebruiken voor extra basisproducten. Als wordt gekozen voor extra producten die niet tot de basisproducten behoren, dan gaat de voorkeur uit naar producten die de minste calorieën per portie leveren. Van grote candybars zijn kleinere candybars een alternatief. Basisproducten en extra producten zijn onderverdeeld in drie categorieën: bij voorkeur, middenweg en bij uitzondering. In bijlage V zijn de keuzetabel met de productindeling van basisproducten en de keuzetabel voor extra producten opgenomen. Het gaat om een goede balans tussen gezonde en minder gezonde producten. Het wordt aanbevolen om met name basisproducten uit de categorie ‘bij voorkeur’ te nuttigen. 3.3 3.3 Eetgewoonten De eetgewoonten van jongeren verslechteren. Uit de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van 1998 blijkt 31 dat jongeren te weinig groente en fruit, te veel verzadigd vet en te vaak tussendoortjes eten. Het blijkt dat de eetgewoonten binnen een gezin afhankelijk zijn van de sociaal economische status en van 2 culturele waarden en normen. 8
In Nederland eet 85-95% van de jongeren (van 12 tot 18 jaar) te weinig groente en fruit. In de provincie Groningen eet driekwart (77%) van de leerlingen dagelijks geen twee stuks fruit. Meer dan 32 de helft van alle leerlingen eet niet elke dag groente. De gemiddelde groenteconsumptie in Nederland ligt bij jongeren van 10 tot 18 jaar tussen de 80 en 100 gram per dag. Dagelijks wordt 33 gemiddeld 80 gram fruit geconsumeerd. Naast te weinig groente en fruit is de vetconsumptie te hoog. Gemiddeld bestaat de voeding uit 13,5 energieprocent verzadigde vetten, terwijl aanbevolen 33 wordt niet meer dan 10 energieprocent te consumeren. 1 14% van de jongeren in Nederland ontbijt niet elke dag. In de provincie Groningen ontbijt 19% van de leerlingen uit het voortgezet onderwijs minder dan vijf dagen per week. Meisjes, allochtone leerlingen, 32 vmbo-leerlingen en leerlingen uit klas vier ontbijten minder regelmatig. Jongeren hebben veel verschillende redenen om niet te ontbijten. Sommige jongeren hebben geen tijd, anderen krijgen ’s ochtends geen hap door hun keel en weer anderen willen afvallen. Uit onderzoek van Universiteit
14 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Wageningen onder 35.000 leerlingen uit klas twee en vier van het voortgezet onderwijs blijkt dat 34 leerlingen die niet ontbijten dikker zijn dan leerlingen die ’s ochtends wel ontbijten. Wanneer veel tussen de maaltijden door wordt gegeten en gedronken, is de eetlust bij de hoofdmaaltijden minder. Dit terwijl uit de hoofdmaaltijden de belangrijkste voedingsstoffen worden gehaald. Om het aantal eetmomenten te beperken is het advies om niet meer dan drie tot vier keer per dag iets tussendoor te nemen. Eén op de vijf leerlingen in de provincie Groningen eet gemiddeld vijf of 32 meer tussendoortjes per dag. Uit onderzoek blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat een verhoogde 35 consumptie van frisdrank het risico op overgewicht en obesitas verhoogt. Jongens drinken vaker elke 32 dag frisdrank dan meisjes. Het aantal leerlingen in de provincie Groningen dat wel eens alcohol heeft gedronken is ten opzichte van vier jaar geleden toegenomen. Kant-en-klare mixdrankjes (bijvoorbeeld Breezers), bier en 32 mixdrankjes die jongeren zelf mixen (zoals rum-cola, wodka-jus) worden het meest gedronken. De eetgewoonten van jongeren verslechteren als zij van de basisschool naar het voortgezet onderwijs 36 gaan, bleek uit onderzoek van supermarktketen Albert Heijn in samenwerking met het TNS NIPO. Leerlingen krijgen meer vrijheid, waardoor zij niet altijd gezonde keuzes maken. Van de voortgezet onderwijs leerlingen gaf 87% aan dat zij zelf invloed hebben op hun lunch. Leerlingen op de middelbare school nemen vooral brood mee naar school. Daarnaast koopt bijna de helft eten in de schoolkantine, supermarkt of in een horecagelegenheid. Van de leerlingen op het voortgezet onderwijs bekent 40% niet alles op te eten wat van huis meegenomen is. Basisschoolleerlingen lunchen gezonder. In verhouding wordt op het voortgezet onderwijs meer witbrood, koek, snoep en frituur gegeten. In de provincie Groningen blijkt een verschil in eetgewoonten tussen verschillende opleidingsniveaus te bestaan. Uit de Jeugdgezondheidsenquête blijkt dat havo- en vwo-leerlingen een gezonder eetpatroon hebben dan leerlingen van een lager opleidingsniveau. Ze eten meer groente, ontbijten 32 vaker, drinken minder (light-)frisdrank en eten minder tussendoortjes. Uit een onderzoek van NIBUD (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) blijkt dat leerlingen van 12 tot 18 jaar gemiddeld 126 euro per maand te besteden hebben. Daarvan geven jongens gemiddeld 28 euro per maand uit aan snoep en fris, meisjes gemiddeld 19 euro per maand. Een deel van dit geld 37 wordt op school uitgegeven. Gemiddeld wordt door leerlingen 170 euro per jaar uitgegeven in de 38 schoolkantine. Dit komt neer op 2,10 euro per bezoek, zo blijkt uit een onderzoek van Veneca. 3.4 Beweging 1
Van de jongeren in Nederland beweegt 75% onvoldoende. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor jongeren tot 18 jaar komt neer op dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit. De activiteiten moeten minimaal twee keer per week gericht zijn op het verbeteren of 39 handhaven van de lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). In de provincie Groningen voldoet minder dan de helft van de jongeren aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen van een 18 uur. Bij het ouder worden neemt het aantal jongeren dat lid is van een sportclub in de provincie 32 Groningen af. 40
Per school is de beweegruimte in en om het gebouw erg verschillend. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat het op acht van de tien locaties mogelijk is om op het schoolplein te wandelen. Maatregelen om beweging te bevorderen worden op 98% van de scholen in het voortgezet onderwijs getroffen. Als voorbeeld kan de jaarlijkse sportdag genoemd worden. Ruim 40% van de schoollocaties geeft in een onderzoek van het RIVM aan op het schoolplein over een of meerdere sportvoorzieningen te beschikken. Voorbeelden hiervan zijn: een basketbalveld, voetbalveld en/of tafeltennistafel. Verschillende scholen bieden naschoolse sportactiviteiten aan. Ze hebben op het schoolterrein extra 6 sportfaciliteiten en/of voeren projecten uit. In dit hoofdstuk is de leefstijl van de jongeren besproken. Het is mogelijk jongeren te helpen om verantwoorde keuzes in de schoolkantine te maken, door te zorgen voor een gezond aanbod in de schoolkantine. Dit is een belangrijke maatregel om een gezond eetpatroon onder jongeren te 14,30 stimuleren. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de school en de schoolomgeving.
15 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
4 Op Op school Door de VWA en het RIVM is onderzoek verricht naar het huidige assortiment in schoolkantines. Jongeren kunnen behalve in de schoolkantine vaak ook producten in de schoolomgeving kopen. Meer hierover staat onder het kopje schoolomgeving. Daarnaast is in dit hoofdstuk informatie over de huidige schoolkantine en de gewenste schoolkantine te vinden. Bij een verandering naar een gezonde schoolkantine zijn verschillende mensen betrokken. De betrokkenen komen in dit hoofdstuk aan bod. Gezondheidseducatie kan het effect van een gezonde schoolkantine vergroten, meer hierover staat tevens in dit hoofdstuk. 4.1 Huidige schoolkantine Het aanbod van voedingsmiddelen in de schoolkantine speelt een belangrijke rol in het voedingspatroon van leerlingen. Het voedingsaanbod in de kantine en uit de automaten is landelijk gezien overwegend ongezond en calorierijk. Bijna 90% van de scholen heeft een kantine en/of frisdrankautomaat en 77% van de scholen heeft een snoepautomaat. Van het totale aantal 6 schoollocaties heeft 87% een uitgiftebalie. 10% van de locaties beschikt over een versautomaat. Door middel van frisdrankautomaten wordt op 94% van de scholen suikerhoudende frisdrank aangeboden. Light frisdranken maken in 79% van de gevallen onderdeel uit van het assortiment. Vruchtensappen en vruchtendranken met suikers zijn op 64% van de scholen te verkrijgen en bronwater is op 61% van de scholen verkrijgbaar. Op ongeveer één op de vijf schoollocaties worden 6 melkproducten aangeboden. Een waterkoeler is op 9% van de schoollocaties aanwezig. Ongeveer de helft van de scholen biedt gevulde koeken, zakjes snoep en candybars aan. Saucijzenbroodjes worden door 43% van de locaties verkocht. Eenderde van de locaties heeft chips in het assortiment. Op één van de vijf locaties worden pizzapunten en gefrituurde snacks aangeboden. Op ongeveer de helft van de scholen zijn kingsize producten verkrijgbaar, bijvoorbeeld kingsize 6,41 verpakkingen van koek en snoep. Vaak worden geen kleinere portiegroottes te koop aangeboden. Op 1% van de schoollocaties wordt een warme maaltijd aangeboden. Op een meerderheid van de locaties worden belegde broodjes (65%), melk en karnemelk (58%) en soep (52%) verkocht. Vers fruit is op gemiddeld 35% van de scholen in Nederland te verkrijgen. Landelijk gezien wordt minder vers fruit (8%) aangeboden op voortgezet onderwijs scholen in de provincie Groningen. Verse producten 6 zoals vruchtensap, rauwkost en salade worden op minder dan 10% van de locaties aangeboden. Op 90% van de scholen wordt reclame gemaakt voor levensmiddelen. Meer dan de helft van de reclame heeft betrekking op de ongezonde producten. 19% van de scholen met een uitgiftebalie (10 van de 53) geeft voedingswaarde informatie door middel van posters, caloriestickers of kaarten. Op 66% van de scholen, met automaten, wordt voedingswaarde informatie gegeven. Vaak wordt deze 41 informatie gegeven door middel van caloriestickers. Scholen geven in het onderzoek van de VWA aan dat ze positief staan tegenover het aanbieden van 41 gezonde producten. Ze merken alleen dat onderwerpen zoals alcohol, drugs en pesten meer 6 prioriteit hebben. Op 34% van de door het RIVM bezochte locaties worden maatregelen getroffen om een evenwichtiger aanbod aan te bieden. Dit krijgt inhoud door het aanpassen van het assortiment of door frisdrankautomaten en/of snoepautomaten te verwijderen. 74% van de locaties treft maatregelen om het eten van gezonde producten te stimuleren. Bijvoorbeeld door gezonde producten goedkoper aan te bieden of minder gezonde producten te verbieden. 86% van de locaties treft maatregelen om het eten van minder gezonde producten tegen te gaan. Dit gebeurt door het assortiment van de kantine aan te passen. De fysieke omgeving van de meeste middelbare scholen in Nederland verleidt tot een ongezonde keuze in voedingsgedrag. Ongezonde voeding is voor jongeren in de schoolkantine en in de schoolomgeving eenvoudig verkrijgbaar en lekker. Dit maakt het extra aantrekkelijk. Daarom is het 6 belangrijk dat de gezonde keuze de makkelijke keuze wordt. In de volgende paragraaf staat meer informatie over de schoolomgeving.
16 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
4.2 Schoolomgeving Behalve in de schoolkantine kunnen leerlingen producten in de omgeving van de school kopen. Bij de 41 6 meeste scholen is een supermarkt of cafetaria in de buurt. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat driekwart van de schoollocaties zich op minder dan één kilometer afstand van een supermarkt, snackbar of tankstation bevindt. Het is niet bekend of leerlingen in een supermarkt vooral ongezonde voedingsmiddelen kopen. 29 De omgeving waarin we leven wordt obesogeen genoemd. De omgeving bevordert inactiviteit en stimuleert overmatige consumptie van energierijke voeding. Het gunstig beïnvloeden van de leefomgeving kan een belangrijke bijdrage leveren in de preventie van gewichtsstijging. Scholen kunnen geen invloed uitoefenen op het voedingsaanbod in de omgeving van de school. Het is mogelijk om leerlingen te verbieden tijdens schooluren het terrein te verlaten, zodat leerlingen niet naar de snackbar of supermarkt in de buurt kunnen gaan. Op 40% van de door het RIVM bezochte locaties is het de leerlingen niet toegestaan het schoolterrein in tussenuren en tijdens pauzes te 6 verlaten. Een nadeel hiervan is dat de mogelijkheid om te wandelen of fietsen minder wordt. 4.3 Gewenste schoolkantine Bij een gezonde schoolkantine gaat het om de hele schoolomgeving. Om het aanbod in automaten en bij de uitgiftebalie. Wat nemen leerlingen mee naar school en wat kopen ze in de schoolomgeving? 5 Hoe is de kantine ingericht? In deze paragraaf wordt de gewenste schoolkantine toegelicht. In de volgende paragraaf wordt meer verteld over de sfeer en inrichting. In Nederland en in de provincie Groningen richten verschillende projecten en methoden zich op een gezonde school. Een effectieve aanpak van overgewicht richt zich niet alleen op een gezond assortiment in de schoolkantine. Het blijkt uit het rapport ‘Een gezonde omgeving ter preventie van gewichtsstijging’ dat één enkele maatregel niet voldoende is om gewichtsstijging tegen te gaan. Om gewichtsstijging tegen te gaan zal een samenwerking moeten plaatsvinden tussen de verschillende 29 partijen die betrokken zijn bij het uitvoeren van het lokale gezondheidsbeleid. De gemeente kan binnen verschillende sectoren het steeds groter wordende probleem van overgewicht aanpakken. Binnen deze sectoren hebben verschillende projecten als doel jongeren te stimuleren tot meer 18 beweging en een gezonde voeding. Een beschrijving van deze bestaande projecten en het Gezonde School Model is te vinden in bijlage III. Alle gezondheidsprojecten die de GGD in de stad Groningen 18 aanbiedt worden zoveel mogelijk ingebed in het B-Slim traject. Op verschillende scholen is een gezonde schoolkantine gerealiseerd. Voorbeelden van de aanpak staan in bijlage VI genoemd. Volgens het Voedingscentrum is de ideale gezonde schoolkantine een kantine met alleen maar basisproducten uit de Schijf van Vijf. Dit houdt in: een ruim aanbod aan broodproducten, een variatie aan goede soorten broodbeleg, eventueel belegde broodjes, (snack)groente en fruit en dranken zoals: koffie, thee, water en zuivel. Deze basisproducten leveren belangrijke voedingsstoffen die het lichaam nodig heeft om te presteren. Andere producten zoals snacks, snoep en koekjes behoren niet tot de basisproducten. De ideale schoolkantine is een kantine zonder de verleidingen van deze ongezonde producten. Het Voedingscentrum acht een kantine bestaande uit alleen basisproducten noodzakelijk 14 omdat we geneigd zijn te eten wat wordt aangeboden. Een ideale schoolkantine, alleen bestaande uit gezonde producten, is niet altijd realistisch. Scholen kunnen streven naar een betere verhouding tussen basisproducten en extra producten. Het Voedingscentrum heeft naast het ideale aanbod (100% basisproducten) drie tussenverhoudingen. Het beste aanbod bestaat uit minimaal 75% basisproducten en maximaal 25% extra producten. Het minder goede aanbod bestaat uit 50-75% basisproducten en 25-50% extra producten. Het minst 14 goede aanbod bestaat uit minder dan 50% basisproducten. Een gezonde schoolkantine is een goede basis voor een school met gezonde leerlingen en gezond personeel. Voor jongeren kan een gezonde schoolkantine de basis zijn voor een gezond eetpatroon 30 voor hun verdere leven. Het is een belangrijke maatregel in de preventie van overgewicht. Uit onderzoek blijkt dat jongeren zelf de voorkeur geven aan ongezonde producten met veel vet en suikers wanneer ze de keuze hebben. In het onderzoek ‘New Moves’ geven leerlingen aan dat zij het een barrière vinden dat ongezonde voeding op school aanwezig is. Zij geven aan dat ongezonde 42 voeding weghalen uit de schoolomgeving zal helpen om gezonder te eten.
17 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
De meeste scholen verwachten in de toekomst meer aandacht te geven aan de preventie van overgewicht. De verwachting is dat het aantal jongeren met overgewicht verder zal stijgen. Het RIVM adviseert scholen aandacht te schenken aan de preventie van overgewicht. Een gezonde schoolkantine is een goede stap. Een succesvolle overgang naar een gezonde schoolkantine vergt tijd, inspanning en 14 doorzettingsvermogen. Met de verschillende betrokkenen moet regelmatig overlegd worden. Het kantineassortiment kan op verschillende manieren aangepast worden. Het is mogelijk het kantineassortiment in één keer aan te passen. Dit betekent dat het hele assortiment in één keer uit basisproducten moet gaan bestaan. Een gezonde kantine kan ook gerealiseerd worden door in kleine 14 stappen toe te werken naar de ideale schoolkantine. Het is belangrijk dat de nieuwe gezonde producten goed gepresenteerd worden. De uitstraling, prijs, smaak en het gemak moeten aantrekkelijk 6 zijn voor leerlingen. Uit een onderzoek uit de Verenigde Staten blijkt dat het verlagen van de prijs van 43 snacks met een laag vetgehalte effectief is. Naast een uitgiftebalie kunnen automaten een goede aanvulling zijn op het aanbod in een gezonde 5 kantine. Leerlingen kunnen uit automaten op elk moment van de dag iets te eten of te drinken halen. In Amerika zijn frisdrankautomaten op scholen verboden. De reden daarvan is dat veel frisdrank het 30 risico op overgewicht vergroot. Automaten kunnen in een gezonde kantine blijven staan. Het is belangrijk dat ze gevuld zijn met de juiste producten. Snoep en frisdrank passen niet in een gezond kantineassortiment. Fruit, (mineraal)water, thee, koffie en light frisdranken zijn goede producten voor 5,30 het assortiment in automaten. Als in de schoolkantine het reguliere aanbod in frisdrankautomaten wordt vervangen door water en/of light dranken is maximaal 1,0 kg minder gewichtsstijging per 29 persoon per jaar te bewerkstelligen. 44,45
Uit Amerikaanse onderzoeken is gebleken dat leerlingen meer groente en fruit kopen en eten wanneer in de schoolkantine meer groente en fruit wordt aangeboden. Het blijkt dat het lastiger is leerlingen meer groente te laten eten dan meer fruit. Fruit kan vers aangeboden worden per stuk, in de vorm van een salade, schoongemaakt in éénpersoonszakjes (bijvoorbeeld appelpartjes) of in de vorm van een smoothie. Vers fruit heeft de voorkeur boven vruchtensappen. Groente kan aangeboden worden in de vorm van een rauwkostsalade of in éénpersoonszakjes (bijvoorbeeld cherry tomaatjes, 30 stukjes paprika of komkommer). Naast witbrood is het belangrijk dat leerlingen kunnen kiezen uit bruinbrood of volkorenbrood. Verschillende soorten bruine broodjes zoals pistoletjes, mueslibollen en krentenbollen zorgen voor 30 een ruime keuze binnen het broodassortiment. Als de schoolkantine niet aan de behoefte van de leerlingen voldoet is het waarschijnlijk dat zij een supermarkt, tankstationshop of snackbar in de buurt van de school opzoeken. De sfeer is erg belangrijk. Het is van belang leerlingen te betrekken bij hun eigen kantine, zodat het een plek is waar 30 ze graag komen. Daarnaast is goede reclame onmisbaar om het (nieuwe) gezonde aanbod in de schoolkantine aan te prijzen. Verschillende manieren voor reclame en acties, zoals het ‘Broodje van de week’, kunnen een idee zijn. Tips zijn opgenomen in het draaiboek. Het gezonde schoolkantine project is pas echt succesvol als de schoolkantine een gezond assortiment blijft houden. Wanneer de gezonde schoolkantine is ingebed in het beleid. Als het project geen project meer is. Een gezonde schoolkantine is voor de school een uitstekende manier om zich te profileren als 30 een gezonde school. Naast de overheid maken ook ouders zich zorgen over de leefstijl van de jeugd. Wanneer een school een gezondere schoolkantine wil realiseren, is het belangrijk dat dit project onder de aandacht wordt gebracht om draagvlak te creëren. Het project kan op verschillende manieren onder de aandacht worden gebracht. Bijvoorbeeld door een prijsvraag, een project, posters of door een artikel in de schoolkrant, nieuwsbrief of op de website te publiceren. De verschillende manieren worden in het draaiboek toegelicht. Om het project bij de GGD Groningen onder de aandacht te brengen kan een artikel op intranet gepubliceerd worden, een voorbeeldartikel is opgenomen in het draaiboek.
18 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
46,47
4.4 Sfeer en inrichting van de schoolkantine
Voor leerlingen is de sfeer in de schoolkantine erg belangrijk. De sfeer, het assortiment en de inrichting moeten samen zorgen voor een plek waar leerlingen graag komen. Leerlingen willen graag een ontspannen ruimte. Uit een onderzoek van Schoolfacilities (120 scholen) blijkt dat 87% van de kantinebeheerders zeer tevreden is over de sfeer in de kantine. 66% van de leerlingen ervaart de sfeer als redelijk tot slecht. Leerlingen willen graag aparte plekken om te lezen, spelletjes te doen, te computeren of om te kletsen. 46 Voor leerlingen is muziek sfeerbepalend. Een docent vertelt: ‘Leerlingen nemen zelfs hun eigen muziek mee, die wij dan vervolgens draaien!’ Een gezellige aankleding is een pluspunt. De schoolkantine moet groot genoeg zijn voor iedereen en goed onderhouden zijn. In de kantine moet voldoende te koop zijn, variatie is belangrijk. In een gezonde schoolkantine zijn voldoende gezonde producten aanwezig. De prijzen in de kantine moeten goed zijn. Daarnaast is een goede hygiëne in de schoolkantine noodzakelijk. Afvalbakken moeten aanwezig zijn. Warme producten dienen na bereiding direct geserveerd te worden of in een warmhoudvitrine warm gehouden te worden. Koude bederfelijke producten, zoals melk, dienen vanuit een koelkast of koelvitrine geserveerd te worden. Het spreekt voor zich dat producten na de houdbaarheidsdatum niet meer verkocht mogen worden. Tevens moeten de openingstijden zo goed mogelijk geregeld zijn. Klantvriendelijkheid is daarnaast belangrijk, leerlingen moeten door personeel vriendelijk worden behandeld. Wanneer leerlingen bijvoorbeeld nog te wachten staan terwijl het sluitingstijd is, is het niet professioneel om de uitgiftebalie te sluiten. Een aantal scholen heeft een goede ervaring met het betrekken van leerlingen bij de schoolkantine. Bijvoorbeeld door een medezeggenschapsraad, waar leerlingen meebeslissen over het aanbod en de inrichting van de schoolkantine. Door corvee worden leerlingen betrokken bij de schoonmaak. ‘Door te 46 helpen achter de balie zien de leerlingen wat er allemaal bij komt kijken’, aldus een docent. Leerlingen kunnen op internet (www.degezondeschoolkantine.nl) zelf beoordelen of ze een gezonde en gezellige schoolkantine hebben met de Checklist ‘Gezonde en Gezellige Schoolkantine’. De checklist is in het draaiboek opgenomen. 4.5 Betrokkenen Op de school zijn verschillende mensen bij een verandering van het kantineassortiment betrokken. Dit zijn: leerlingen, de directie, docenten, de conciërge, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, ouders en eventuele cateraars. Het is belangrijk om de leerlingen te motiveren voor een gezonde schoolkantine. Jongeren actief betrekken bij een interventie is lastig gebleken in onderzoeken. Bewezen is dat het wel effectief is. De 48,14 situatie moet zo zijn dat leerlingen zelf kiezen om niet naar de supermarkt of snackbar te gaan. Uit de pilot van het project ‘De Gezonde Schoolkantine’ (van het Voedingscentrum) blijkt dat op scholen waar de directie het initiatief nam, meer activiteiten van de grond kwamen. Prioriteit aan budgetreservering, het aanpassen van faciliteiten en het opleiden van personeel is wenselijk. De directie moet toestemming geven om het gezondheidsbeleid aan te passen. Het is belangrijk dat ze 5 positief tegenover een verandering staan. Docenten hebben een voorbeeldfunctie op school. Het is van belang dat docenten positief tegenover een gezonde schoolkantine staan. Gezondheidseducatie wordt gegeven tijdens de uren biologie en verzorging. In de volgende paragraaf staat meer informatie over educatie. 49
Ouders willen het beste voor hun kinderen, daar hoort gezond eten bij. Ouders hebben een belangrijke voorbeeldfunctie. Als een kind ziet dat zijn ouders gezond leven, zal het kind zelf ook eerder gezond gaan eten en bewegen. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol bij het ontstaan van het eetgedrag van hun kinderen. De ontwikkeling van voorkeuren wordt beïnvloed door de ouders, zij bieden in de eerste jaren de voeding aan. Eten is vaak gewoontegedrag, fruit eten is bijvoorbeeld een 50,51 goede gewoonte. Als kinderen ouder zijn kunnen ouders met hun kinderen praten over het nut van gezonde voeding. Ouders kunnen aangeven waarom zij het belangrijk vinden dat hun kinderen 49 gezond eten, wat gezond eten inhoudt en waarom zij een gezonde schoolkantine belangrijk vinden. De school kan het effect van een interventie, een gezonde schoolkantine, vergroten door ouders actief 35 bij het project te betrekken, zo blijkt uit de literatuur. De school kan ouders stimuleren om ook in de
19 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
9
thuissituatie te zorgen voor een gezonde leefstijl. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die in familieverband eten, meer groente en fruit eten en minder frisdrank drinken dan kinderen die dat niet 2 doen. Dit geldt zowel binnenshuis als buitenshuis. De conciërge, kantinebeheerder en/of kantinemedewerkers hebben zicht op de gang van zaken in de kantine. Ze hebben contact met de leerlingen. Zij weten wat leerlingen belangrijk vinden en naar welke producten zij vragen. Bij een verandering in de schoolkantine kunnen zij letten op de acceptatie van 30 het nieuwe aanbod in de schoolkantine, de sfeer en gezelligheid en op de reclame en promotie. De Assortimentsmeter is een digitaal hulpmiddel van het Voedingscentrum om te kijken hoe gezond het huidige aanbod (uitgiftebalie en automaten) van de kantine is. Als advies worden alternatieven 52 gegeven om het aanbod gezonder te maken. Veel scholen hebben een externe cateraar in dienst. Het aanbod hangt af van de afspraken tussen een school en een cateraar. Cateraars hebben vaak langdurige en niet altijd even transparante contracten met scholen. Cateraars hebben andere doelstellingen (winst) dan de school, de GGD en het Voedingscentrum (gezondheidsbevordering). In sommige gevallen is een school slecht bereikbaar voor een cateraar. Een verandering kan verder bemoeilijkt worden door eenmansbedrijfjes in een 40 school. Een Gezondheidsbevorderaar van de GGD Hart voor Brabant noemde het volgende voorbeeld: ‘Bij ons had de school een kelderjuffrouw met een toko. Ze verkocht veel snoep en kroketten. Ze was het gezicht van de schoolkantine. Een professionele cateraar? Dat was geen optie. 53 Nu zijn afspraken met haar gemaakt, dat gaat prima!’ Het bedrijfschap Horeca en Catering geeft aan dat contractcateraars en opdrachtgevers kunnen inspelen op het toenemende probleem van 38 overgewicht door gezonde en smaakvolle producten met weinig calorieën en/of vet aan te bieden. Sodexho is in september 2007 als eerste cateraar geaccrediteerd door de Stichting ‘Ik Kies Bewust’. Ze mogen het ‘Ik Kies Bewust-logo’ aanbrengen op zelfbereide gerechten en mogen voorverpakte ‘Ik 54 Kies Bewust-producten’ verkopen. Het aannemen van een cateraar heeft zowel voor- als nadelen. Deze voor- en nadelen worden in bijlage IX besproken. 4.6 Educatie Scholen vormen een belangrijke ingang voor het bereiken van een grote groep jongeren. 14,6 Gezondheidseducatie is meestal een onderdeel van het reguliere onderwijsprogramma. Op 87% van de door het RIVM onderzochte scholen kreeg het thema gezonde voeding prioriteit in het onderwijs. Meer dan 95% van deze locaties gaf aan dat leerlingen tijdens de uren biologie en verzorging worden gewezen op de consequenties van ongezonde voeding, onvoldoende beweging en 14 overgewicht. Kookles wordt op 67% van deze locaties aangeboden, vooral op het vmbo. De schoolkantine is de ideale plek om de theorie en de praktijk samen te laten komen. Hier kunnen leerlingen leren dat gezond eten belangrijk is, maar ook lekker kan zijn. Ze leren dat ongezonde 14 producten een uitzondering zijn. Een docente van biologie en verzorging sprak: ‘Je leert de leerlingen tijdens de les waarom gezond eten belangrijk is, de bel gaat en ze rennen naar de kantine. 55 Waar alleen maar ongezonde producten te koop zijn, heel tegenstrijdig vond ik dat.’ Het effect van een gezonde schoolkantine wordt vergroot door meer aandacht te besteden aan 9 gezonde voeding in de lessen. Diverse lespakketten betreffende de thema’s gezondheid en veiligheid worden aangeboden. Organisaties, zoals de GGD, bieden allerlei projecten aan. Scholen zien vaak 8 geen samenhang meer tussen deze lespakketten. Een aantal voorbeelden van deze lespakketten zijn: ‘Weet Wat Je Eet’, ‘Vet leuke les over Vet’ en de tv-serie ‘OverGewicht’ met een bijbehorend lesprogramma. Voorbeelden van lespakketten staan uitgewerkt in bijlage VII. In het draaiboek zijn een aantal lesactiviteiten opgenomen. Het volgende hoofdstuk omvat informatie over gedragsverandering. Daarnaast wordt ingegaan op gedragsdeterminanten, gedragsverklaringsmodellen en gedragsveranderingfasen modellen.
20 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
5 Gedragsverandering Gedragsverandering Om een gezonde schoolkantine te realiseren is een gedragsverandering noodzakelijk. In dit hoofdstuk wordt op de noodzakelijke gedragsverandering ingegaan. Gedrag bestaat uit waarneembare 56 handelingen en uit vormen van innerlijke activiteit die kunnen leiden tot waarneembare handelingen. De twee belangrijkste psychologische oorzaken van gedrag zijn de verwachte uitkomsten en eigeneffectiviteit. Leerlingen hebben ideeën over de beloning of straf die zij zullen ervaren door het uitvoeren van gedrag. Deze ideeën zijn gebaseerd op eigen ervaringen en ervaringen van anderen. Bij eigeneffectiviteit gaat het om de perceptie van de eigen controle over gedrag. Het gaat erom of 57 iemand het idee heeft wel of niet te kunnen veranderen. Om gezond gedrag te bevorderen is het belangrijk te weten welk gedrag gezond en welk gedrag ongezond is, waarom mensen zich gezond of 58 ongezond gedragen, en hoe die determinanten van gedrag te beïnvloeden zijn. Een gedragsverandering moet bereikt worden bij de betrokkenen. Dit zijn onder andere leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De gedragsverandering vindt niet van de ene op de andere dag plaats. Bij leerlingen wordt de eigen keuze steeds dominanter en de invloed van opvoeders en docenten geringer. Deze personen hebben een voorbeeldfunctie. Voor het bevorderen van een gezonde leefstijl, onder andere in de schoolkantine, vraagt dat om acties die passen bij de belevingswereld van de 59 doelgroep. Voedingsgedrag omschrijven is moeilijk. We eten verschillende voedingsmiddelen die we kiezen uit een breed assortiment. Deze voedingsmiddelen worden op verschillende manieren gecombineerd en 60 bereid. De school is naast de thuisomgeving, vrienden en de buurt een belangrijke plek waar 8 jongeren gedrag leren. In de schoolkantine kan gekozen worden uit veel verschillende producten. Bij een verandering van het kantineassortiment moet gewerkt worden aan gedragsdeterminanten die kunnen helpen bij het kiezen van gezonde producten. Door verschillende interventies te combineren is de kans dat een 48 gedragsverandering bereikt wordt groter. De gedragsdeterminanten zijn onder te verdelen in 58 persoonlijke determinanten en omgevingsdeterminanten. Persoonlijke gedragsdeterminanten die van belang zijn bij een assortimentsverandering in de schoolkantine: • Leerlingen moeten zich bewust zijn van hun eigen voedingsgedrag. Veel mensen, waaronder leerlingen, weten niet precies wat ze eten. Als leerlingen zich niet bewust zijn van hun verkeerde 60 voedingsgewoontes, zijn ze minder gemotiveerd om hun voedingsgewoonten te veranderen. • De determinanten moeten positief aan het gedrag worden gerelateerd. Motivatie is het totaal van beweegredenen of motieven dat op een bepaald ogenblik werkzaam is binnen een individu. Het is 56 een innerlijk proces dat verklaard kan worden vanuit interne factoren en externe factoren. Als leerlingen gemotiveerd zijn om gezond te eten en te drinken is de kans groter dat het gewenste gedrag wordt uitgevoerd. Motivatietheorieën gaan ervan uit dat het individu, in dit geval de leerling, gemotiveerd is in de mate waarin hij verwacht dat zijn gedrag tot een gewenst resultaat zal leiden. Bijvoorbeeld dat een leerling denkt een mooiere huid te krijgen in ruil voor een gezonde voedingskeuze of dat de leerling gemakkelijker op gewicht denkt te blijven in ruil voor meer 61,62 groente en fruit. Dit zijn voorbeelden van interne motivatie. Een voorbeeld van externe motivatie is ‘Patat ruikt erg lekker’ of ‘Die fruitsmoothie ziet er aantrekkelijk uit’. Het is gebleken dat kinderen met overgewicht een lagere zelfwaardering hebben en dat daarmee samenhangende 26,27 psychosociale problemen vaker voorkomen bij kinderen met overgewicht. Psychosociale problemen kunnen deels door een gezonde voeding worden voorkomen. • De sociale omgeving heeft invloed op het gedrag van leerlingen. Interventies hebben een groter effect als deze ook aandacht besteden aan de ouders, docenten, de directie, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, leeftijdgenoten en de groep waar de leerlingen 48 graag bij willen horen (peergroep). Dit kunnen rolmodellen voor leerlingen zijn als deze mensen het gewenste gedrag uitvoeren (modelling). Een voorbeeld is dat als veel leerlingen snacken, andere leerlingen ook gaan snacken. Wanneer een populaire klasgenoot vaak een appel mee neemt, is de kans groter dat andere leerlingen ook een appel mee gaan nemen. Een negatief verwachte uitkomst van het gezondere gedrag kan de volgende uitspraak zijn: ‘Ik voel mezelf voor gek staan als ik anders eet’. De leerling ervaart een negatieve sociale of zelfevaluatieve uitkomst 57 van anders eten die hem of haar kan tegenhouden om het vol te houden. • Eigen-effectiviteitsverwachting. Aan het zelfvertrouwen moet positieve aandacht worden besteed. 2 Activiteiten waar leerlingen plezier in hebben en succesvol zijn, moeten gestimuleerd worden.
21 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Er moeten zo weinig mogelijk barrières zijn om het gezonde gedrag uit te voeren. Gezonde voeding moet op allerlei momenten en in verschillende situaties worden gestimuleerd. De gezonde 63 keuze moet de gemakkelijke keuze worden. • Uit onderzoek blijkt dat kennis alleen meestal een zwakke determinant van gedrag is. Juiste kennis is echter wel noodzakelijk om een goede afweging van voor- en nadelen van bepaald voedingsgedrag te maken. Kennis kan zorgen voor voldoende vaardigheden om gezond te 60 kunnen eten (gedragscontrole). Leerlingen moeten weten wat een gezonde keuze is, om een gezonde keuze te maken. Dit is lastig doordat voeding erg complex is en de informatie soms 60 tegenstrijdig is. Hier kan aandacht aan besteed worden tijdens de lessen. Meer informatie hierover staat in paragraaf 4.6. Gedrag wordt niet alleen door persoonlijke determinanten beïnvloed maar ook door 58 omgevingsdeterminanten, zoals: • De beschikbaarheid van gezonde en ongezonde producten kan beïnvloed worden. Het is van belang dat de kantine een ruim assortiment gezonde producten bevat. • De kans op succes van een gezonde schoolkantine wordt vergroot als het project breed wordt aangepakt. Niet alleen het aanbod in de kantine moet gezond zijn, een gedragsverandering moet bereikt worden. Tijdens de lessen (bijvoorbeeld in de lessen biologie en/of verzorging) kan 5 aandacht aan het thema ‘gezonde voeding’ worden gegeven. • Gezonde producten moeten goedkoop aangeboden worden vergeleken met de meer ongezonde producten. Hierdoor wordt de verkoop van gezonde producten gestimuleerd. De uitstraling, prijs, 29 smaak en het gemak moeten aantrekkelijk zijn voor leerlingen. • Door regels in en om de school kan het gedrag van leerlingen worden beïnvloed. Afspraken met verkooppunten van ongezonde voeding in de buurt van de school kunnen bijvoorbeeld worden 2 gemaakt. Van belang is dat het eten van gezonde voeding populairder wordt gemaakt. •
Deze gedragsdeterminanten zijn onderdelen van diverse modellen en theorieën. Verschillende gedragsverklaringsmodellen en gedragsveranderingfasen modellen worden onderscheiden. Het ASEmodel is een voorbeeld van een gedragsverklaringsmodel. Veranderingsfasenmodellen beschrijven het proces van gedragsverandering. Het Stages of Change Model is hier een voorbeeld van. Motivatie is een belangrijk onderdeel van de verschillende theorieën. Volgens de interactiebenadering is deze 56 afhankelijk van persoonlijke factoren en van de situatie. In bijlage VIII is het ASE-model, Het Stages of Change Model en de interactiebenadering weergegeven. Verschillende belemmerende en bevorderende factoren bij het realiseren van een gezonde schoolkantine zijn opgenomen in bijlage IX. Singh ontwierp het ‘DOiT programma’, een programma gericht op gedragsverandering bij jongeren. Het richt zich op minder frisdrank, snoep en snacks, minder televisie kijken en meer bewegen. Het programma bestaat uit lesmateriaal over overgewicht, mogelijkheden voor sport en bewegen, een advies voor een gezonder assortiment in de schoolkantine en een website. Het programma had na acht maanden een gunstig effect. Het project moet in het reguliere onderwijsprogramma ingebed 64 worden om op langere termijn succesvol te zijn. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de methode van onderzoek. De opzet, materialen, respondenten, uitvoering en analyse van gegevens worden besproken.
22 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
6 Methode Methode van onderzoek De probleemstelling en deelvragen zijn in de inleiding aan bod gekomen. In dit hoofdstuk wordt besproken via welke methode antwoord is verkregen op deze vragen. Eerst wordt ingegaan op de opzet van het onderzoek. Vervolgens worden de gebruikte materialen en de respondenten besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de uitvoering van het onderzoek en een toelichting op de analyse van de gegevens. 6.1 Opzet onderzoek 65
Onderzoeken is een manier om aan kennis te komen. Om een antwoord op de probleemstelling en de deelvragen te krijgen is een literatuurstudie gedaan en een praktijkonderzoek uitgevoerd. Het praktijkonderzoek was een adviserend onderzoek.
Literatuurstudie Met de literatuurstudie is getracht achtergrondinformatie te verkrijgen over de leefstijl van leerlingen in het voortgezet onderwijs. We wilden te weten komen wat op andere scholen was gedaan op het gebied van gezonde schoolkantines en hoe een gezonde schoolkantine er uit ziet. Tevens wilden we nagaan hoe een gedragsverandering bij de betrokkenen bewerkstelligd kan worden. We hebben literatuur gezocht met behulp van de sneeuwbalmethode en de citatiemethode. Voorafgaand aan ons afstudeeronderzoek hadden we het rapport ‘Overgewichtpreventie in het 6 voortgezet onderwijs’ van het RIVM gelezen. Naar aanleiding van onder andere dit rapport zijn we op zoek gegaan naar literatuur. Met de sneeuwbalmethode zijn andere relevante publicaties achterhaald. Daarnaast hebben we met behulp van trefwoorden literatuur gezocht. In de elektronische bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is naar artikelen gezocht. Literatuurbestanden van onder andere Pubmed zijn geraadpleegd. Het Voedingscentrum heeft informatie over het landelijke project ‘De Gezonde Schoolkantine’. Verder is gezocht in de bibliotheek van de GGD Groningen, op het intranet van de GGD Groningen en op GGD kennisnet, een landelijke site van de GGD. In de literatuurstudie wordt de huidige stand van zaken weergegeven. De literatuurstudie is uitgevoerd voordat het praktijkonderzoek is gestart. Het maakte duidelijk wat bekend is. Het doel was vooral 66 beschrijvend: het gaf de informatie die van belang was voor het uit te voeren praktijkonderzoek. In de volgende paragraaf wordt meer verteld over de opzet van het praktijkonderzoek.
Praktijkonderzoek Het praktijkonderzoek is uitgevoerd op het Noorderpoortcollege en het Fivelcollege in Delfzijl. Op het Noorderpoortcollege is onderzoek verricht op de volgende drie locaties: Van Schendelstraat, Van Iddekingeweg (beide in de stad Groningen) en Opwierderweg (in Appingedam). Deze scholen hadden advies aan de GGD Groningen gevraagd bij het opzetten van een gezonde schoolkantine. Om deze reden zijn deze scholen voor het onderzoek gekozen. Met ons praktijkonderzoek wilden we onderzoeken wat iedere school al deed op het gebied van gezonde voeding. Het huidige assortiment is geanalyseerd en de wensen en behoeften van de betrokkenen zijn geïnventariseerd. We wilden in kaart brengen hoe alle betrokkenen tegen het huidige kantineassortiment en tegen eventuele aanpassingen van het assortiment aankijken. De betrokken personen zijn: leerlingen, de directie, de conciërges, kantinemedewerkers en/of kantinebeheerders, docenten en ouders. Door de mening van betrokkenen te achterhalen kon een advies op maat worden gegeven. Het uiteindelijke doel van een aanpassing in het kantineassortiment is een gezondere schoolkantine. De methodieken interview en vragenlijst zijn gebruikt. Het interview en de vragenlijst worden besproken in de volgende paragraaf. 6.2 Materialen Als methode van onderzoek is gekozen voor een vragenlijst en interviews. Discussiegroepen kwamen niet in aanmerking voor ons onderzoek doordat dan slechts een beperkt aantal leerlingen aan bod zouden komen. Bovendien is de kans op sociale druk groter bij discussiegroepen dan bij vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat de invloed van leeftijdsgenoten sterk bepalend is voor het gedrag van
23 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
5
jongeren. De Assortimentsmeter is gebruikt om het huidige assortiment in kaart te brengen. De materialen worden in deze paragraaf toegelicht.
Assortimentsmeter
52
De Assortimentsmeter is een digitaal hulpmiddel van het Voedingscentrum om te kijken hoe gezond het huidige aanbod van de kantine (automaten en uitgiftebalie) is. Via internet (www.assortimentsmeter.nl) is de Assortimentsmeter te raadplegen. De meter begint met algemene informatie over gezonde voeding. Vervolgens worden de in de kantine aanwezige producten per productgroep ingevoerd. De Assortimentsmeter geeft in percentages de verhouding tussen basisproducten en extra producten weer. Daarnaast wordt de score per productgroep gegeven. Naar aanleiding van de resultaten worden adviezen en tips gegeven om het assortiment aan te passen. De ingevoerde gegevens kunnen opgeslagen worden. Dit maakt het mogelijk ze voor een volgende meting te gebruiken.
Opstellen checklisten en vragenlijst Voor het opstellen van de vragenlijst en checklisten van de interviews hebben we gebruik gemaakt van 6 5 een rapport van het RIVM en van informatie van het Voedingscentrum. Het onderzoek van het RIVM richtte zich op de obesogeniteit van de schoolomgeving en het huidige gezondheidsbeleid op middelbare scholen. Het Voedingscentrum had een vragenlijst gemaakt met als doel de huidige situatie op middelbare scholen en de behoeften van leerlingen te onderzoeken. Een aantal vragen uit bovenstaande onderzoeken waren bruikbaar voor ons onderzoek. Daarnaast is gebruik gemaakt van het boek Cijfers Spreken (Brinkman 2001). De verantwoording van de vragenlijst en de checklisten is opgenomen in bijlage X.
Interview66,68 Een voordeel van het interview is het directe contact met de respondent. Hierdoor kan de respondent meer participeren in het interview, zodat vraaggericht kan worden gewerkt. De mogelijkheid om door te vragen is aanwezig. In de voorbereidingsfase op het interview is een checklist opgesteld. De methodiek interview is gekozen voor de directie, (hoofd)conciërges, de kantinebeheerder en/of kantinemedewerkers en docenten. Daarnaast zijn van verschillende GGD-medewerkers interviews afgenomen. Bij de volgorde van de interviewvragen is rekening gehouden met een inleiding. De eerste vraag, bijvoorbeeld: ‘Wat is uw taak bij de GGD Groningen?, toonde interesse in de respondent. De checklisten voor de interviews zijn in bijlage XI toegevoegd. De punten uit de checklisten zijn gebruikt om de interviews af te nemen. Hierdoor was het mogelijk om de resultaten van de verschillende interviews te vergelijken. De betrouwbaarheid is daardoor getracht te verhogen. Een nadeel van interviews is dat het veel tijd kost. Om de mening van leerlingen te peilen met betrekking tot een gezonde schoolkantine is daarom gekozen voor de methodiek vragenlijst. De vragenlijst wordt onder het volgende kopje besproken.
Vragenlijst Om een grote groep respondenten te bereiken hebben we gekozen voor de methodiek vragenlijst onder leerlingen. De vragenlijst bestaat uit een inleiding, de vragen en een dankwoord. In een korte inleiding is het doel van het onderzoek genoemd. De anonimiteit wordt gewaarborgd. Geprobeerd is de respondenten te motiveren om de vragen eerlijk en correct te beantwoorden. De eerste vragen geven een antwoord op persoonskenmerken (geslacht, leeftijd, klas en opleiding). Aan het einde hadden de respondenten ruimte voor opmerkingen, suggesties of ideeën. Verschillende vraagtypen zijn: rechtstreekse vraag, rangordening, checklist, rapportcijfer, stellingen en 66 differentialen. In de vragenlijst zijn verschillende vraagtypen opgenomen. Een vraag in de vorm van een checklist is bijvoorbeeld opgenomen. De respondenten konden kiezen wat ze mee van huis namen en wat ze graag in de kantine willen kopen in de toekomst. Bij differentialen konden de respondenten kiezen uit vijf of zeven mogelijkheden: puntsschalen. Stellingen met de antwoordcategorieën ‘waar’, ‘niet waar’ en ‘weet ik niet’ zijn opgenomen in de vragenlijst. De vragen zijn enkelvoudig gesteld. Suggestieve vragen zijn vermeden. De vragen zijn zo geformuleerd dat de antwoorden valide zijn. Geprobeerd is om duidelijke, eenduidige vragen te stellen. De vragen moesten begrijpelijk zijn voor alle niveaus. 66 Naast verschillende vraagtypen bestaan verschillende antwoordmogelijkheden: • De respondent mag zelf het antwoord formuleren. • De respondent moet kiezen uit een beperkt aantal gegeven antwoorden. • De respondent moet kiezen uit een beperkt aantal gegeven antwoorden met als laatste optie een open antwoord. 24 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
In deze vragenlijst is voornamelijk gekozen voor gesloten vragen. De respondent kon kiezen uit een beperkt aantal antwoorden. De gegevens zijn daardoor goed met elkaar te vergelijken. Een nadeel kan zijn dat de verkregen informatie minder genuanceerd is. Naast gesloten vragen is gekozen voor vragen met een beperkt aantal gegeven antwoorden, met als laatste mogelijkheid een open antwoord. Ter illustratie: anders, namelijk … Geprobeerd is de antwoordcategorieën zo goed mogelijk te formuleren. Antwoordmogelijkheden mochten elkaar niet overlappen. De vragenlijst is besproken met een epidemioloog van de GGD Groningen. Het was van groot belang dat de vragen geen misverstanden op zouden roepen bij de respondenten. De vragenlijst is als steekproef ingevuld door een kleine groep vmbo-leerlingen. Onduidelijkheden en fouten zijn aangepast. Na overleg met de opdrachtgever en de betrokken scholen is de vragenlijst verspreid. De vragenlijst is bijgevoegd in bijlage XII. Naast de schriftelijke versie van de vragenlijst is deze digitaal gemaakt. Voor een digitale versie is gekozen omdat het ten eerste eenvoudig in te vullen is. Leerlingen kunnen goed met de computer overweg. Aan de digitale versie zijn geen drukkosten verbonden. Daarnaast was het een voordeel dat de resultaten digitaal terug kwamen. 67 De vragenlijst is digitaal gemaakt in het programma ThesisTools. Dit is een internetsite waar vragenlijsten online ingevuld worden. Via een link konden leerlingen de vragen invullen. Door in het programma in te loggen konden wij de gegevens openen. De gegevens konden verwerkt en geanalyseerd worden met behulp van de programma’s Microsoft Word en Microsoft Excel. Een nadeel van digitale vragenlijsten is dat het niet uit te sluiten is dat één persoon de lijst meerdere malen invult. 6.3 Respondenten Het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ richt zich op leerlingen in het voortgezet onderwijs. Bij de methodiek vragenlijst is gekozen voor leerlingen. Om een representatief beeld te krijgen van de school is getracht de vragenlijst door leerlingen van alle klassen in te laten vullen. Met de verdeling naar geslacht is niet specifiek rekening gehouden. Er is met name gekozen voor vmboleerlingen. Aangezien bij deze groep leerlingen een gedragsverandering het lastigste te bewerkstelligen is. Op de locatie Van Schendelstraat, Noorderpoortcollege Groningen, hebben ook mbo-leerlingen de vragenlijst ingevuld. Op deze locatie is gekozen voor zowel vmbo- als mboleerlingen aangezien deze groepen beide gebruik maken van de schoolkantine. Naast leerlingen zijn de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers en ouders bij het project betrokken. Met de directie, conciërges, kantinebeheerders, kantinemedewerkers en een aantal docenten zijn we in gesprek gegaan. Een directielid of teammanager moest toestemming geven voor het afnemen van vragenlijsten. Een interview is afgenomen van de persoon die zorgt voor de inkoop, vaak een conciërge of de kantinebeheerder. Daarnaast zijn een aantal interviews van docenten afgenomen. Ouders zijn vaak minder in beeld op het voortgezet onderwijs. Op een aantal locaties was een oudercommissie aanwezig. De resultaten van het onderzoek worden in deze commissie besproken. Medewerkers van de GGD Groningen gaan uiteindelijk met het draaiboek werken. Om de visie en de wensen en behoeften van deze betrokkenen mee te nemen is gekozen voor de methodiek interview. 6.4 Uitvoering De uitvoering van het onderzoek staat in deze paragraaf beschreven.
Assortimentsmeter Wij, als onderzoekers, hebben de Assortimentsmeter ingevuld voor alle onderzoekslocaties. Daarnaast hebben de conciërges en een leraar in opleiding de Assortimentsmeter ingevuld. De reden hiervan is dat de resultaten te vergelijken waren. De Assortimentsmeter invullen neemt ongeveer een half uur tijd in beslag. Een GGD-medewerker moet deze tijd straks hebben. Daarnaast is voedingskundige kennis noodzakelijk voor het invoeren van productgegevens. Het is van belang om na te gaan of personeel op scholen deze kennis heeft.
Interview Via een e-mail bericht zijn de GGD-medewerkers uitgenodigd voor een interview. Telefonisch zijn afspraken gemaakt met het personeel van de scholen. Het benaderde personeel van het
25 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Noorderpoortcollege is geselecteerd in samenwerking met de manager van het Facilitair Bedrijf. De respondent kon een plaats en tijd aangeven. De interviews waren goed voorbereid. De vragen zijn, aan de hand van een checklist, gesteld door de onderzoekers. In de inleiding werd de respondent ingelicht over het onderwerp, de opdrachtgever en het doel. Een vooruitblik op het interview werd gegeven. De eerste vraag hoorde bij de inleiding. Door verdiepingsvragen te stellen hebben we de gewenste informatie verkregen. De vragen zijn gesteld in de zogenaamde trechtervorm. De onderzoekers konden elkaar in het gesprek aanvullen. De laatste vraag hebben we naar de respondent toe aangekondigd. De resultaten zijn vastgelegd door de aantekeningen gelijk na het interview uit te werken. Via de e-mail is een verslag van het interview naar de respondenten verstuurd. Respondenten konden bezwaar maken tegen opname in de scriptie. De respondenten konden opmerkingen en aanvullingen geven.
Vragenlijst De vragenlijst is op de meeste locaties digitaal ingevuld door de respondenten. Op de locatie waar een digitale vragenlijst niet tot de mogelijkheden behoorde is de vragenlijst schriftelijk afgenomen. Op deze locatie waren niet genoeg computers beschikbaar. De resultaten van de schriftelijke vragenlijsten zijn door de onderzoekers in het programma ThesisTools ingevoerd. Vervolgens konden de resultaten op dezelfde manier verwerkt en geanalyseerd worden als bij de digitale versie. 6.5 Analyse van de gegevens De verzamelde gegevens (data) uit de Assortimentsmeter, vragenlijst en interviews zijn met de epidemioloog besproken en vervolgens geanalyseerd. De gegevens uit de vragenlijst zijn verwerkt in Microsoft Word. In tabellen zijn de ruwe gegevens en de percentages vermeld. Voor het Noorderpoortcollege is gekozen voor een indeling per locatie en voor een gemiddelde (totaal). Voor de berekening van het gemiddelde is de totale populatie van de onderzoekslocaties van het Noorderpoortcollege gebruikt. Gekozen is voor het gemiddelde van de respondenten, aangezien de cijfers dan beter tot recht komen dan bij een gemiddelde per school. De respons was per school verschillend. Naast het totaal zijn de non-respons en de respons per vraag weergegeven. In Microsoft Excel zijn de percentages verwerkt in staafgrafieken. De lengte van de staven komt overeen met de frequentie van de meetwaarden. De relatieve frequentie is op de horizontale as gezet. Voor het Noorderpoortcollege is gekozen voor verschillende staven, een staaf voor iedere locatie en een gemiddelde (totaal). Hiervoor is gekozen zodat de locatie de eigen frequentie kan nagaan. In dit hoofdstuk is de methode van onderzoek besproken. In het volgende hoofdstuk komen de resultaten uit de Assortimentsmeter, interviews en vragenlijst aan bod.
26 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
7 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken. De resultaten van de Assortimentsmeter, interviews en de vragenlijst komen aan bod. 7.1 Assortimentsmeter De Assortimentsmeter van het Voedingscentrum is ingevuld voor alle onderzoekslocaties. Op donderdag 27 maart 2008 heeft de hoofdconciërge van de Van Schendelstraat en de Van Iddekingeweg de Assortimentsmeter voor beide locaties ingevuld. Uit de Assortimentsmeter is gebleken dat 62% van het assortiment voor deze locaties bestaat uit extra producten, 38% van het assortiment bestaat uit basisproducten. Dinsdag 8 april 2008 heeft de hoofdconciërge van de Opwierderweg (in Appingedam) de Assortimentsmeter voor de locatie Opwierderweg ingevuld. Hieruit is gebleken dat 44% van de producten gezond is en 56% van de producten ongezond is. Wij, Matteke Feenstra en Maaike Dijk, hebben op donderdag 27 maart 2008 de Assortimentsmeter ingevuld voor de locatie Van Schendelstraat en voor de locatie Van Iddekingeweg. Dinsdag 8 april 2008 is de Assortimentsmeter door ons ingevuld voor de locatie Opwierderweg. Uit de meting is gebleken dat de verhouding gezonde en ongezonde producten 31%-69% is aan de Van Schendelstraat. Aan de Van Iddekingeweg is 22% van de producten gezond en 78% van de producten ongezond. Aan de Opwierderweg is de verhouding gezonde producten en ongezonde producten 43%57%. Op dinsdag 1 maart 2008 heeft een leraar in opleiding, een verouderde versie van de Assortimentsmeter voor het Fivelcollege ingevuld. Door op de zoekmachine Google ‘Assortimentsmeter’ in te voeren is hij bij de oude versie van de Assortimentsmeter terecht gekomen. In deze versie wordt de verhouding tussen basis en extra producten niet aangegeven. Deze resultaten worden in bijlage XIII weergegeven. De onderzoekers hebben de nieuwste versie van de Assortimentsmeter op dinsdag 1 maart 2008 ingevuld voor het Fivelcollege. 39% van de producten was gezond en 61% van de producten was ongezond. Doordat door het Fivelcollege een oudere versie is ingevuld, is geen vergelijking mogelijk met de resultaten van de onderzoekers. In bijlage XIII zijn de resultaten van de Assortimentsmeter per locatie weergegeven. De resultaten van de hoofdconciërge van de Opwierderweg zijn helaas niet opgeslagen, deze zijn niet in de bijlage opgenomen. 7.2 Interviews Van de directie, conciërges, kantinebeheerders, kantinemedewerkers en docenten van de onderzoekslocaties zijn interviews afgenomen. Daarnaast zijn medewerkers van de GGD Groningen geïnterviewd. Gesprekken zijn gevoerd met gezondheidsbevorderaars, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en een medewerker overgewichtpreventie. Een samenvatting per interview is opgenomen in bijlage XIV.
Noorderpoortcollege De geïnterviewden staan in het algemeen positief tegenover het realiseren van een gezonde schoolkantine. Uit de interviews blijkt dat leerlingen soms niet precies weten wat gezond gedrag inhoudt. Leerlingen kunnen daardoor volgens de geïnterviewden niet altijd de juiste keuzes maken. Ouders worden door de meeste geïnterviewden als hoofdverantwoordelijke voor het eetgedrag van de leerlingen gezien. De school heeft volgens de geïnterviewden een ondersteunende verantwoordelijkheid. Een meerderheid geeft aan dat de school verantwoordelijk is voor het aanbod van producten in de schoolkantine. De geïnterviewden geven aan dat het verwijderen van alle ongezonde producten geen optie is. Behalve in de schoolkantine kunnen leerlingen producten in de omgeving van de school kopen. Bij alle onderzochte locaties is een supermarkt, tankstation of cafetaria in de buurt. De geïnterviewden geven aan dat het doel niet wordt bereikt indien leerlingen ongezonde producten in de schoolomgeving gaan kopen. Ze geven aan dat naast gezonde producten ook ongezonde producten aangeboden moeten worden. De leerlingen moeten zelf de keuze maken. Verder geeft een geïnterviewde aan dat een aantal leerlingen psychische problemen heeft. Deze psychische problemen kunnen tot overgewicht leiden. Individuele aandacht is hierbij noodzakelijk. Dit valt buiten het bereik van een gezonde schoolkantine. 27 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Fivelcollege De geïnterviewden van het Fivelcollege staan positief tegenover het realiseren van een gezonde schoolkantine. Het aanbod in de kantine is een aantal jaren geleden al aangepast. Deze aanpassing bestond uit het beperken van de ongezonde producten. Het probleem is dat leerlingen nu naar het winkelcentrum tegenover de school gaan. Komend schooljaar verhuist de school naar een nieuwe locatie. De school gaat zich vestigen op een industrieterrein, dit biedt volgens de geïnterviewden veel mogelijkheden. De geïnterviewden vinden dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het eetgedrag van de jongeren. Ze vinden dat de school een belangrijke aanvullende verantwoordelijkheid heeft. Pedagogisch gezien vinden ze het niet verantwoord om ongezonde producten aan te bieden. Preventieve maatregelen bereiken volgens de geïnterviewden niet het gewenste effect als leerlingen producten in de omgeving van de school gaan kopen.
GGD-medewerkers De geïnterviewde medewerkers van de GGD Groningen zijn bekend met het project ‘De Gezonde Schoolkantine’. De geïnterviewden vinden dit een belangrijk project. Gekeken moet worden naar het beleid van de GGD Groningen. De GGD Groningen moet volgens de geïnterviewden prioriteit geven aan het project. Uit de interviews blijkt dat het belangrijk is om niet met teveel personen naar een school te gaan. De GGD moet overkomen als één organisatie. Medewerkers moeten elkaar op de hoogte houden. Contactpersonen (jeugdartsen of verpleegkundigen) hebben goede contacten met de school. Contactpersonen kunnen het project na een voorlichtingsbijeenkomst op de scholen onder de aandacht brengen. De contactpersonen moeten hier tijd voor krijgen. De contactpersonen kunnen de school doorverwijzen naar een medewerker. Op dit moment worden scholen doorverwezen naar Hannie Poletiek, functionaris Gezondheidsbevordering. Het project moet volgens de geïnterviewden bij één of twee GGD-medewerker(s) in het takenpakket worden opgenomen of een nieuwe (tijdelijke) medewerker kan aangenomen worden. Deze medewerker(s) moet(en) volgens de geïnterviewden voldoende kennis hebben en tijd en interesse in het project steken. De GGD-medewerker moet scholen bij dit project motiveren, begeleiden en adviseren. 7.3 Vragenlijst Op de onderzoekslocaties is een vragenlijst van leerlingen afgenomen. In totaal hebben 347 respondenten de vragenlijst ingevuld. 133 respondenten van het Noorderpoortcollege en 214 respondenten van het Fivelcollege. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 16,8 jaar op het Noorderpoortcollege en 14,3 jaar op het Fivelcollege. De resultaten van de vragenlijst zijn in tabelvorm en in grafiekvorm opgenomen in bijlage XV. In deze paragraaf komen de belangrijkste resultaten per school aan bod.
Noorderpoortcollege Van de leerlingen komt 33% vijf dagen per week in de kantine om te zitten of te eten. 61% geeft aan zelden tot nooit eten in de schoolkantine te kopen. 54% neemt vijf dagen per week eten mee van huis. Eten uit de snackbar wordt zelden tot nooit gegeten onder schooltijd. Door leerlingen wordt voornamelijk brood, koek (vooral ontbijtkoek en tussendoorbiscuit), frisdrank, water en vruchtensap meegenomen. 31% van de leerlingen geeft aan één à twee schooldagen eten in de winkel te kopen. In de kantine kopen leerlingen vooral snacks (23%), chocolade en/of candybars (17%), frisdrank (16%), snoep (14%) en soep (13%). (De resultaten van ‘één of twee keer per week’ en ‘drie keer per week of vaker’ zijn samen genomen.) Van de leerlingen geeft 29% aan geen geld uit te geven in de schoolkantine. Meer dan de helft vindt de prijzen in de kantine te hoog. De meeste leerlingen zijn bereid om geld uit te gaan geven in de kantine. 8% geeft aan geen geld uit te willen geven in de kantine. 49% van de leerlingen noemt de producten die op dit moment in de kantine worden verkocht niet gezond en niet ongezond. De meeste leerlingen vinden gezond eten in de schoolkantine belangrijk (38%) of zelfs heel belangrijk (27%). 29% vindt het niet belangrijk en niet onbelangrijk. Slechts 6% vindt het onbelangrijk of heel erg onbelangrijk. 45% van de leerlingen geeft aan nu al gezond te eten op school. De vraag of ze van plan zijn gezonder te gaan eten op school wordt door leerlingen verschillend beantwoord. 37% geeft aan nu al gezond te eten. Een deel geeft aan gezonder te willen gaan eten, een deel geeft aan niet gezonder te willen gaan eten en een aantal geeft als antwoord misschien wel, misschien niet.
28 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Aan de leerlingen is gevraagd wat zij graag in de toekomst willen gaan kopen in de kantine. Ze willen graag luxe broodjes (58%), belegde broodjes (49%), ijs (41%), fruitsmoothies (39%), fruit en fruitsalade (37%) in de kantine kunnen kopen. Om de kennis van de leerlingen na te gaan is de vragenlijst afgesloten met vijf stellingen. Op de stelling ‘Ontbijten is belangrijk’, gaf 93% aan dat dit waar is. 40% denkt dat de stelling ‘Eén stuk fruit per dag is genoeg’ juist is. Van de leerlingen denkt 28% dat je om één gevulde koek te verbranden 65 minuten moet fietsen. Op de stelling ‘In light frisdrank zit geen suiker’ antwoord 62% dat dit niet waar is. 63% van de leerlingen denkt dat een broodje gezond altijd gezond is.
Fivelcollege Van de leerlingen komt 64% vijf dagen per week in de kantine om te zitten of te eten. 54% geeft aan zelden tot nooit eten in de schoolkantine te kopen. 72% neemt vijf dagen per week eten mee van huis. Door leerlingen wordt voornamelijk brood, koek (vooral ontbijtkoek en tussendoorbiscuit), water, frisdrank, vruchtensap en fruit en/of groente meegenomen. Onder schooltijd wordt zelden tot nooit eten uit de snackbar gegeten. 32% van de leerlingen geeft aan één à twee dagen per week eten in een supermarkt of tankstationshop te kopen. In de kantine kopen leerlingen vooral soep (46%), chocolade en/of candybars (37%), frisdrank (33%), snoep (27%), light frisdrank (15%) en tussendoorbiscuit (11%). (De resultaten van ‘één of twee keer per week’ en ‘drie keer per week of vaker’ zijn samen genomen.) Van de leerlingen geeft 20% aan geen geld uit te geven in de schoolkantine. 33% geeft €0,50 tot €1,00 uit. De meeste leerlingen (55%) vinden de prijs van de producten in de kantine normaal. 36% vindt de producten een beetje duur of te duur. 28% van de leerlingen wil €0,50 tot €1,00 uit blijven geven, 23% wil €1,00 tot €1,50 uitgeven. 57% van de leerlingen noemt de producten die op dit moment in de kantine worden verkocht niet gezond en niet ongezond. De meeste leerlingen vinden gezond eten in de schoolkantine belangrijk (34%) of zelfs heel belangrijk (28%). 33% vindt het niet belangrijk en niet onbelangrijk. 5% vindt het onbelangrijk of heel erg onbelangrijk. 55% van de leerlingen geeft aan nu al gezond te eten op school. De vraag of ze van plan zijn gezonder te gaan eten op school wordt door leerlingen verschillend beantwoord. 37% geeft aan nu al gezond te eten. Een deel geeft aan gezonder te willen gaan eten, een deel geeft aan niet gezonder te willen gaan eten en een aantal geeft als antwoord misschien wel, misschien niet. Aan de leerlingen is gevraagd wat zij graag in de toekomst willen gaan kopen in de kantine. In de kantine willen ze graag: snacks (58%), luxe broodjes (57%), kauwgom (45%), chips en kaaskoekjes (41%), chocolade(reep) en/of candybars (40%), zoete melkdranken (39%), fruitsmoothies (37%), ijsthee (37%), light chips (37%), fruit en fruitsalade (36%), kaas of smeerkaas (36%), ijs (35%), snoep (34%), luxe koeken (34%), belegde broodjes (33%), tussendoorbiscuit (33%), soep (32%), groentesap en/of vruchtensap (32%), koeken zoals ontbijtkoek (28%), vleeswaren (29%), koffie en/of thee (25%) en ranja of limonade (25%). Om de kennis van de leerlingen na te gaan is de vragenlijst afgesloten met vijf stellingen. Op de stelling ‘Ontbijten is belangrijk’, gaf 94% aan dat dit waar is. 43% denkt dat de stelling ‘Eén stuk fruit per dag is genoeg’ juist is, 44% denkt dat dit onjuist is. Van de leerlingen denkt 20% dat je om één gevulde koek te verbranden 65 minuten moet fietsen. Op de stelling ‘In light frisdrank zit geen suiker’ antwoord 51% dat dit niet waar is. 51% van de leerlingen geeft aan dat de stelling ‘Een broodje gezond is altijd gezond’ onjuist is. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste resultaten aan bod gekomen. Als eindproduct van het onderzoek is een draaiboek voor de GGD Groningen opgesteld. De verantwoording van dit draaiboek is opgenomen in bijlage XVI. In het volgende hoofdstuk zal kritisch naar de resultaten worden gekeken.
29 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
8 Discussie In dit hoofdstuk zullen de resultaten zo kritisch mogelijk worden besproken. Mogelijke punten die de validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten hebben beïnvloed worden hier genoemd. Naar overgewicht en de preventie daarvan is veel onderzoek gedaan. Verschillende rapporten geven aan hoe de preventie van overgewicht het beste aangepakt kan worden. Het gebruik van verschillende bronnen kan leiden tot tegenstrijdige informatie. In de literatuur waren bijvoorbeeld veel prevalentie cijfers bekend. Zowel landelijke cijfers als regionale cijfers van overgewicht. Gekozen is voor een onderzoek van TNO en VU Medisch Centrum voor de landelijke cijfers van overgewicht. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens van elf GGD’en in Nederland. De gebruikte gegevens zijn verkregen tijdens periodiek gezondheidsonderzoek. JGZ-medewerkers hadden bij 99910 jeugdigen van 4 tot 19 jaar oud de lengte en het gewicht gemeten tijdens reguliere contactmomenten. Het praktijkonderzoek is uitgevoerd op scholen in de provincie Groningen. Voor deze voortgezet onderwijs scholen is gekozen aangezien deze scholen graag een gezondere schoolkantine wilden. In het praktijkonderzoek is gebruik gemaakt van de Assortimentsmeter, van een vragenlijst en van interviews. De drie methoden zullen hier kritisch worden bekeken. De resultaten uit de Assortimentsmeter, ingevuld door de onderzoekers en door de school, zijn verschillend. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Ten eerste kan het zijn dat het personeelslid van de school onvoldoende kennis heeft op het gebied van voeding. Daarnaast kan het zijn dat de onderzoekers uit onwetendheid producten niet hebben ingevuld. De betrouwbaarheid van de vragenlijst kan verminderd zijn door het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Deze antwoorden kunnen het onderzoek minder valide maken. Daarnaast kunnen leerlingen antwoorden geven om stoer te doen, het is mogelijk dat de antwoorden niet serieus zijn ingevuld. Verder kan de respondent de vragen verkeerd interpreteren. Door de vragenlijsten in de les in te laten vullen, is geprobeerd dit zoveel mogelijk te voorkomen. Leerlingen konden onduidelijkheden navragen. Daarnaast kan onderrapportage meegespeeld hebben in het geven van antwoorden. De totale populatie van de onderzoekslocaties van het Noorderpoortcollege is gebruikt voor de berekening van het gemiddelde. Het is niet het gemiddelde van de onderzoekslocaties. De n (aantal respondenten) is namelijk per locatie verschillend. Een meerderheid van de respondenten zit op de Van Schendelstraat. Bij de resultaten van het Noorderpoortcollege kan tussen de locaties geen vergelijking worden gemaakt met het gemiddelde. De locatie Van Schendelstraat is namelijk een groot deel van het gemiddelde (totaal). De interviews zijn afgenomen door de onderzoekers. De interviews zijn aan de hand van een vooraf opgestelde checklist afgenomen. Tijdens het ene interview zijn gespreksonderwerpen uitgebreider besproken dan tijdens het andere gesprek. Suggestieve vragen zijn vermeden. Geprobeerd is een gespreksconditie te creëren waarin de kans op sociaal wenselijke antwoorden zo klein mogelijk werd. Of dit is gelukt valt niet te achterhalen. Het is mogelijk dat de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek hierdoor kleiner zijn. De interviews zijn gelijk na het gesprek schriftelijk uitgewerkt door de onderzoekers. De antwoorden zijn geïnterpreteerd. Uit de resultaten zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven. Het was beter geweest als de interviewers niet de onderzoekers waren. De onderzoeker beïnvloedt de resultaten op die manier niet. Dit was helaas niet haalbaar. Bij het afnemen van een interview kan in het vervolg een recorder worden gebruikt. Het interview kan dan opgenomen worden en vervolgens uitgewerkt worden. Daarnaast kan de betrouwbaarheid van de resultaten minder zijn doordat slechts een beperkt aantal medewerkers van de scholen geïnterviewd is. De resultaten uit het onderzoek zijn gebruikt om een draaiboek voor de GGD Groningen op te stellen. De resultaten van de onderzochte scholen geven geen representatief beeld van de hele provincie Groningen, ze geven een richting aan. De populatie is per school verschillend. Per school zijn het opleidingsniveau, de leeftijd, het geslacht en de sociaal economische status verschillend. De resultaten zijn in dit hoofdstuk kritisch bekeken. In het volgende hoofdstuk komen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen aan bod.
30 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
9 Conclusies en aanbevelingen In de vorige hoofdstukken is verslag gedaan van het onderzoek. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen weergegeven. Daarnaast wordt ingegaan op de visie van de onderzoekers. De probleemstelling van het onderzoek is:
‘Hoe kan een draaiboek, voor de GGD Groningen, met de stappen naar een gezonde schoolkantine in het voortgezet onderwijs voor de provincie Groningen worden opgesteld? Op welke manier kan het gebruik van gezonde producten uit het kantineassortiment worden gestimuleerd bij leerlingen en andere betrokkenen op scholen in het voortgezet onderwijs?’ 9.1 Conclusies De conclusies uit de literatuurstudie en het praktijkonderzoek worden in deze paragraaf besproken. De prevalentie van overgewicht neemt toe. De eetgewoonten van jongeren verslechteren als zij van de basisschool naar het voorgezet onderwijs gaan. Uit de Voedselconsumptiepeiling van 1998 blijkt dat jongeren te weinig groente en fruit, teveel verzadigd vet en te vaak tussendoortjes eten. Uit de vragenlijst van dit onderzoek blijkt dat leerlingen vooral brood, koeken (zoals ontbijtkoek en tussendoorbiscuit), frisdrank en water mee naar school nemen. Het aanbod van voedingsmiddelen in de schoolkantine speelt een belangrijke rol in het voedingspatroon van leerlingen. Het huidige aanbod is overwegend ongezond en calorierijk. Een gezonde schoolkantine is een belangrijke maatregel in de strijd tegen overgewicht. Naast een gezonde voeding is voldoende beweging belangrijk in de preventie van overgewicht. De onderzochte scholen vinden dat de primaire verantwoordelijkheid van overgewichtpreventie bij de ouders ligt. Deze onderzochte scholen zien zichzelf als verantwoordelijke voor het aanbod in de kantines. Een succesvolle overgang naar een gezonde schoolkantine vergt tijd, geld, enthousiasme, inspanning en doorzettingsvermogen. Het is belangrijk dat de directie achter het project staat. Op scholen waar de directie het initiatief steunt, komen meer activiteiten van de grond. Het is de taak van de GGD om de gezondheid van de bevolking te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De GGD Groningen heeft als missie: ‘Bijdragen aan de verlenging van de gezonde levensverwachting van de Groningers en het verkleinen van de soms grote gezondheidsverschillen’. De GGD Groningen moet prioriteit geven aan het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. Dit is van belang omdat de prevalentie van overgewicht stijgt. Uit de literatuur blijkt dat het aanbod van voedingsmiddelen in de schoolkantine een belangrijke rol speelt in het voedingspatroon van leerlingen. De middelen om het project uit te voeren moeten beschikbaar worden gesteld. De GGD kan scholen motiveren, ondersteunen en adviseren bij de stappen naar een gezonde schoolkantine. Van de school wordt gevraagd om actief met het project aan de slag te gaan. Een voedingsdeskundige/diëtist kan scholen adviseren en overtuigen welke producten in de kantine aangeboden moeten worden en welke producten niet. Leerlingen, de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, ouders en eventuele cateraars zijn betrokken bij een verandering van het kantineassortiment. De visie van de betrokkenen kan gemeten worden met een vragenlijst en met interviews. De ideale schoolkantine is, volgens het Voedingscentrum, een kantine met alleen maar basisproducten uit de Schijf van Vijf. Dit is niet altijd realistisch. ‘Stap voor stap’ kan hier naar toe worden gewerkt. Als het aanbod in de kantine gezonder wordt, kiezen leerlingen niet automatisch voor de gezonde producten. Leerlingen kunnen behalve in de schoolkantine ook producten in de omgeving van de school kopen. Als de schoolkantine niet aan de behoefte van de leerlingen voldoet is het waarschijnlijk dat zij een supermarkt, tankstationshop of snackbar in de buurt van de school opzoeken. Het doel van een gezonde schoolkantine wordt in dat geval niet bereikt. Het is belangrijk dat het project stapsgewijs en planmatig wordt aangepakt. Bij een aanpassing is het van belang dat de nieuwe producten goed gepresenteerd worden, de sfeer in de kantine moet goed zijn en acties of reclames zijn belangrijk. Draagvlak moet gecreëerd worden. Het project moet door meerdere mensen worden gedragen. Het is van belang om de betrokkenen gedurende het hele traject bij het project te betrekken. Bij de betrokkenen moet een gedragsverandering bereikt worden. De situatie moet zo zijn dat leerlingen zelf kiezen voor gezonde 31 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
producten. Gedrag wordt bepaald door persoonlijke determinanten en omgevingsdeterminanten. Door de omgevingsdeterminanten aan te passen en aandacht te besteden aan de persoonlijke determinanten wordt de kans dat een gezonde schoolkantine een succes wordt groter. Uit de gesprekken met de kantinemedewerkers is gebleken dat zij niet altijd goede kennis hebben op het gebied van gezonde voeding. Daarnaast blijkt uit de interviews dat leerlingen soms niet precies weten wat gezond gedrag inhoudt. Leerlingen kunnen daardoor niet altijd de juiste keuze maken. Het effect van een gezonde schoolkantine wordt vergroot door aandacht aan gezonde voeding in de lessen te besteden. Programma’s gericht op gedragsverandering bij jongeren moeten in het reguliere onderwijsprogramma worden ingebed om op langere termijn succesvol te zijn. Het gezonde schoolkantine project is pas echt succesvol als het is ingebed in het gezondheidsbeleid. Aan het project moet blijvend aandacht worden geschonken. 9.2 Visie In deze paragraaf wordt, als aanvulling op onze conclusie, onze visie op het onderzoek gegeven. We hebben ervaren dat het realiseren van een gezonde schoolkantine tijd, geld, inspanning en enthousiasme van alle betrokkenen vergt, zowel op de school als binnen de GGD Groningen. Wij vinden dat de ouders hoofdverantwoordelijk zijn voor de eetgewoonten van hun kinderen. De school heeft volgens ons een belangrijke ondersteunende verantwoordelijkheid. De directie moet het project steunen. Een gezond aanbod, een goed voorbeeld en het thema onder de aandacht brengen zien wij als een belangrijke taak van de school. Scholen moeten zich 100% voor het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ inzetten. De GGD Groningen vervult een belangrijke taak binnen het project. Wij vinden dat de GGD prioriteit moet geven aan het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’. In de provincie Groningen is overgewicht een groot probleem onder jongeren. Een project gericht op gezonde voeding op school levert een positieve bijdrage aan de eetgewoonten van jongeren. En daarmee aan de preventie van overgewicht. De GGD moet de noodzakelijke middelen beschikbaar stellen. In het project kan de GGD scholen motiveren, ondersteunen en adviseren bij de stappen naar een gezonde schoolkantine. Een voedingsdeskundige/diëtist heeft een belangrijke taak binnen het project. Voor veel punten is voedingskundige kennis van belang. Wij vinden het belangrijk dat ‘stap voor stap’ naar een gezondere schoolkantine wordt toegewerkt. Een gedragsverandering moet bereikt worden. Draagvlak creëren en communicatie is gedurende het hele traject van belang. In de lessen moet aandacht worden geschonken aan gezonde voeding. Een gedragsverandering wordt namelijk niet alleen bereikt door het assortiment aan te passen. Het is van belang dat het project breed wordt aangepakt, om eventuele weerstand te verminderen. We hebben gemerkt dat personeel op scholen het probleem vaak afschuift, bijvoorbeeld naar de basisschool. In deze paragraaf is onze visie besproken, in de volgende paragraaf komen de aanbevelingen aan bod. 9.3 9.3 Aanbevelingen Aanbevelingen Op basis van de conclusies uit de literatuurstudie en het praktijkonderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan: • Het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ moet duidelijk worden omschreven in het productenboek van de GGD Groningen. • De GGD Groningen moet prioriteit geven aan het project. Binnen de GGD Groningen is een duidelijke functieomschrijving van belang. Per discipline (afdeling Jeugdgezondheidszorg, afdeling Gezondheidsbevordering en afdeling Epidemiologie) moet duidelijk zijn wat zijn of haar taak is. In het draaiboek wordt verder ingegaan op de taakverdeling. • Het wordt aanbevolen om een voedingsdeskundige/diëtist (tijdelijk) in dienst te nemen. De voedingskundige kennis van de diëtist heeft een belangrijke toegevoegde waarde binnen het project en binnen de GGD Groningen. • Verschillende scholen vragen advies aan de GGD Groningen. Het wordt aanbevolen om deze scholen voldoende te begeleiden. Gezien de toenemende preventie van overgewicht is het aan te raden om scholen daarnaast actief te benaderen. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de meet en weegmomenten in klas twee van het voortgezet onderwijs. • Het is van belang een werkgroep te starten op de school. Het project moet door meerdere mensen worden gedragen. Wanneer binnen de school één persoon verantwoordelijk is voor het project, bestaat de kans dat het project niet slaagt. Ondanks het enthousiasme van deze persoon kan door 32 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
• •
•
•
•
•
•
•
•
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
eventuele omstandigheden (bijvoorbeeld ziekte) niet verder worden gegaan met de uitvoering. In het draaiboek staat meer informatie over het oprichten van de werkgroep. Het project moet gedurende het hele traject goed gecommuniceerd worden met alle betrokkenen, zowel binnen de school als binnen de GGD. Dit om voldoende draagvlak te creëren. Het wordt aanbevolen om de wensen en behoeften van alle betrokkenen te inventariseren. Dit zijn: leerlingen, de directie, docenten, conciërges, kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers, ouders en eventuele cateraars. Om de wensen en behoeften van leerlingen te inventariseren wordt een vragenlijst afgenomen. De manier van afnemen is afhankelijk van de situatie. Als een school meerdere locaties heeft kan de vragenlijst op twee manieren worden uitgebracht. Ten eerste kan gekozen worden voor een aparte vragenlijst per locatie. Dit is het handigst wanneer iedere locatie een eigen advies wenst. Eén vragenlijst wordt aangeraden als de school één advies wil. Om een activiteitenplan op te stellen moet de huidige situatie eerst geanalyseerd worden. Het wordt aanbevolen om het huidige beleid, het kantineassortiment, de huidige vorm van educatie en de schoolomgeving te analyseren. Als het assortiment op een school geanalyseerd wordt met behulp van de Assortimentsmeter (van het Voedingscentrum), heeft het de voorkeur om de link te geven. Op deze manier wordt voorkomen dat een verouderde versie wordt ingevuld. Het wordt aanbevolen om de kantinebeheerder en een voedingsdeskundige/diëtist de Assortimentsmeter samen in te laten vullen. Bij de betrokkenen moet een gedragsverandering worden bereikt. Om dit te bereiken is het van belang om het project breed aan te pakken. In het draaiboek worden de verschillende facetten genoemd. Uit de gesprekken met de kantinemedewerkers is gebleken dat zij niet altijd goede kennis hebben op het gebied van gezonde voeding. Aanbevolen wordt een bijscholing/voorlichting voor kantinemedewerkers en/of kantinebeheerders te organiseren. Een voedingsdeskundige/diëtist kan deze voorlichting verzorgen. Het is belangrijk dat de GGD Groningen het project en het draaiboek blijft evalueren. Dit om te kijken of het project het gewenste effect heeft (bijvoorbeeld: verbeteren de eetgewoonten?) en om te zorgen dat het project up to date blijft. Het wordt aanbevolen de nieuwste wetenschappelijke informatie in het project en in het draaiboek op te nemen. Naast gezonde voeding is beweging belangrijk in de preventie van overgewicht. De GGD kan, samen met het Huis voor de Sport, beweging voor leerlingen van het voortgezet onderwijs aanbieden. Daarnaast kunnen bestaande projecten bij het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ aansluiten.
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Naar aanleiding van het onderzoek worden de volgende suggesties voor vervolgonderzoek gedaan. Studenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek kunnen het project ‘Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine’ evalueren. Het gebruik van het draaiboek en de inhoud kunnen geëvalueerd worden. Een evaluatieonderzoek kan eventuele problemen duidelijk maken. Daarnaast wordt aanbevolen om studenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek een kort draaiboek (stappenplan) voor de school op te laten stellen. Dit kan de GGD Groningen aan scholen aanbieden. Studenten kunnen een bijscholing voor kantinebeheerders en/of kantinemedewerkers opzetten. Lesactiviteiten en gezonde recepten kunnen door studenten worden ontwikkeld. Om het project onder de aandacht te brengen kan een poster worden gemaakt. Een nadeel van de posters van het Voedingscentrum is dat het logo van de GGD Groningen hier niet opstaat. Studenten kunnen onderzoeken welke posters leerlingen aanspreken. Een idee voor een invulling is opgenomen in bijlage XVII. Het is in de literatuur niet bekend wat leerlingen in de schoolomgeving kopen. Studenten Voeding en Diëtetiek kunnen onderzoeken of dit voornamelijk ongezonde of gezonde producten zijn. Om een advies op maat te leveren kan het verschil in eetgewoonten door studenten onderzocht worden. Is er een verschil tussen jongens en meisjes met betrekking tot de keuzes en wensen in de schoolkantine? Verder kunnen studenten een onderzoek doen naar het verschil in wensen tussen verschillende onderwijscategorieën. Leerlingen van vmbo, havo, vwo, gymnasium en mbo kunnen vergeleken worden. Ten slotte kan het verschil tussen techniek leerlingen en leerlingen verzorging worden bekeken. De conclusies, onze visie, aanbevelingen en suggesties voor vervolgonderzoek zijn in dit laatste hoofdstuk aan bod gekomen. 33 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Literatuurlijst 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2005). Brancherapport 2005. Den Haag: VWS. Renders, C.M. et al. (2003). Overgewicht bij kinderen en adolescenten. Maarsen: Elsevier Gezondheidszorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2006). Preventienota. Kiezen voor gezond leven. Den Haag: VWS. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn (2008). Over voortgezet Onderwijs. http://www.minocw.nl/vo/235/Over-voortgezet-onderwijs.html. Geraadpleegd op 18 maart 2008. Engelhardt, M., Reitzema, A.M. & Snel, J. (2004). Goed voorbereid naar een gezond kantinebeleid, regionale implementatie door de GGD. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Bemelmans, W.J.E. et al. (2007). Overgewichtpreventie in het voortgezet onderwijs: het landelijke en regionale beeld. Bilthoven: RIVM. GGD Groningen (2008). Productenboek Voortgezet Onderwijs. Materialen voor gezondheidsbevordering en gezondheidsbeleid op school. Groningen: GGD. Buijs G., Leurs M. & Sniekers J. (2004). Op weg naar een gezonde school. SchoolSlag, preventie op maat. Woerden: NIGZ. Kremers, S., Kromhout, D. & Visscher, T. in opdracht voor de NHS-NRG groep (2007). Preventie van gewichtsstijging en richtlijnen voor gewichtsbeheersing. Nederlandse Hartstichting. Heselmans, M. (2007). Smart meals. Zorgt betere voeding ook voor betere leerprestaties? Wageningen: Innovatienetwerk. GGD Groningen (2007). Organisatiehandboek GGD Groningen. Certificeringversie 2007. Groningen: GGD. Hulpverleningsdienst Groningen. http://www.hulpverleningsdienstgroningen.nl. Geraadpleegd op 28 februari 2008. Jonge A. de (2007). Definitief concept Uitvoeringsplan Samen Zichtbaar Sterk. Groningen: GGD. Stichting Voedingscentrum Nederland (2008). De Gezonde Schoolkantine. Handleiding voor GGD. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Hurk, K. van den et al. (2006). De toekomst van de overgewichtmonitor. JGZ- Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, jaargang 38, pp. 84-85. GGD Groningen (2007). GGD Groningen weegt 7.000 pubers op overgewicht. http://www.groningen.nl/functies/pagfunctie.cfm?parameter=521&method=display&object=191 90. Geraadpleegd op 28 februari 2008. Nederlandse Vereniging van Diëtisten (2004). Nieuw Beroepsprofiel Diëtist. Groningen: Hanzehogeschool Groningen. Stichting JGZ, GGD Groningen (2007). Aanpak overgewicht kinderen en jeugdigen in de Groningse gemeenten door de JGZ 0-19. Groningen: GGD. Hurk, K. van den et al (2006). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. GGD Groningen (2008). Resultaten meten en weten. Intern rapport GGD Groningen. Stichting Voedingscentrum Nederland. http://www.voedingscentrum.nl. Geraadpleegd op 20 en 28 februari 2008. NIGZ Centrum voor Review & Implementatie (2002). Factsheet preventie van overgewicht door voeding en bewegen: probleemanalyse. Woerden: NIGZ. Rotteveel, C.M. et al. (2006). Obesitas en comorbiditeit bij kinderen. JGZ- Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg jaargang 38, pp. 86-88. Caplovits, A.G., Shim, M.S. & Vandewater, E.A. (2004). Linking obesity and activity level with children’s television and video game use. Journal of Adolescence, jaargang 27, pp. 71-85. Bulk-Bunschoten, A.M.W. et al. (2005). Het overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht.
Methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg. 26 27
Amsterdam: VUMC. Blokstra, A. & Schuit, A.J. (2003). Factsheet overgewicht: prevalentie en trend. Bilthoven: RIVM. Gezondheidsraad (2003). Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad. 34
Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
28 29 30 31
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Bemelmans, W.J.E. et al. (2004). Interventies ter preventie van overgewicht in de wijk, op school, op het werk en in de zorg. Een verkennende studie naar de effecten. Bilthoven: RIVM. Storm, I. et al. (2006). Een gezonde omgeving ter preventie van gewichtsstijging: nationale en lokale mogelijkheden. Bilthoven: RIVM. Stichting Voedingscentrum Nederland (2008). De Gezonde Schoolkantine. Handleiding voor kantinebeheerders. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. GfK Nederland en TNO voeding, in opdracht van het Voedingscentrum (1998).
Voedselconsumptiepeiling. Zeist: TNO Voeding. 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54
GGD Groningen, Stafsectie Epidemiologie. Resultaten van de GGDJeugdgezondheidsenquête. Jongeren in Groningen 2004. Groningen: GGD. Stichting Voedingscentrum Nederland (1998). Zo eet Nederland. Resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 1997-1998. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Croezen, S. et al. (2007). Skipping breakfast, alcohol consumption and physical inactivity as risk factors for overweight and obesity in adolescents: results of the E-MOVO project. European Journal of Clinical Nutrition 2007, pp. 1-8. Brown, T., Kelly, S. & Summerbell, C. (2007). Prevention of obesity: a review of interventions. Obesity reviews jaargang 8, pp. 127-130. Persbericht Albert Heijn (2006). Eetgewoonte leerlingen verslechtert na overstap voortgezet Zaandam. http://www.ah.nl/albertheijn/persberichten/article.jsp?id=383896. onderwijs. Geraadpleegd op 18 februari 2008. NIBUD (2005). Nationaal Leerlingenonderzoek 2004/2005. Een onderzoek naar inkomsten, uitgaven, baantjes en omgaan met geld. NIBUD. Veneca (2004). Contractering a la carte 2004 Veneca. Zoetermeer: Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties. http://www.kenniscentrumhoreca.nl/publicaties/Catering/3106kenniskaart%20contractcatering.pdf. Geraadpleegd op 14 februari 2008. Kemper, H.G.C., Ooijendijk, W.T.M. & Stiggelbout, M. (2000). Consensus over de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg, jaargang 78, pp. 180-183. Stichting Voedingscentrum Nederland (2008). Bijeenkomst De Gezonde Schoolkantine op 26 februari 2008. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Voedsel en Waren Autoriteit, afdeling Signalering en Ontwikkeling Regio Zuid (2007). Het aanbod van levensmiddelen op middelbare scholen. Thema Voeding & Gezondheid (Terugdringen Overgewicht). Neumark-Stainer, D. et al. (2003). New Moves: a school-based obesity prevention program for adolescent girls. Preventive Medicine, jaargang 37, pp. 41-51. Kocken, P.L. (2006). Schoolsnack- en frisdrankautomatenproject. JGZ- Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, jaargang 38, pp. 112. Perry, C.L. et al. (2004). A randomized school trial of environmental strategies to encourage fruit and vegetable consumption among children. Health Education Behaviour, jaargang 31, pp. 65-76. French, S.A. & Stables, G. (2003). Environmental interventions to promote vegetable and fruit consumption among youth in school settings. Preventive Medicine, jaargang 37, pp. 593-610. Stichting Voedingscentrum Nederland (2004). Op weg naar een gezonde schoolkantine. Stappenplan voor schoolleiders. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Stichting Voedingscentrum Nederland. Checklist Gezonde en Gezellige Schoolkantine. http://games.voedingscentrum.nl/kantine/start.php. Geraadpleegd op 3 maart 2008. Jansen, J., Lucht, F. van der & Schuit, A.J. (2002). Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Houten: RIVM. Stichting Voedingscentrum Nederland (2008). De Gezonde Schoolkantine. Handleiding voor ouders. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Birch, L.L., Fisher, J.O. & Savage, J.S. (2007). Parental influence on eating behavior: conception to adolescence. The Journal of Law, Medicine & Ethics, jaargang 35, pp. 22-34. Brug, J. et al. (2006). Predicting fruit consumption: cognitions, intention and habits. Journal of Nutrition education Behavior, jaargang 38, pp. 73-81. Stichting Voedingscentrum Nederland. Assortimentsmeter. http://www.assortimentsmeter.nl Geraadpleegd op 3 maart 2008. Stichting Voedingscentrum Nederland (2008). Bijeenkomst De Gezonde Schoolkantine op 26 februari 2008. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. GGD Hart voor Brabant. Sodexo. Sodexo voert als eerste cateraar het Ik Kies Bewust logo in op zelf bereide producten in het bedrijfsrestaurant.
35 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
http://nl.sodexo.com/nldu/Pers_en_Actualiteit/Nieuwsarchief/Ik_Kies_Bewust.asp. Geraadpleegd op 28 februari 2008. Docente biologie en verzorging Willem Lodewijk Gymnasium Groningen. Bezocht op 5 maart 2008. Wijsman, E. (2001). Psychologie en sociologie. Derde druk. Groningen: Wolters-Noordhoff. Dijkstra, A. (2002). Motiveren en begeleiden van gedragsverandering bij patiënten (1). Psychologische oorzaken van gedrag. Voeding Nu, jaargang 4, nummer 10, pp. 15-17. Assema P. van, Brug J. & Lechner L. (2007) Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Vijfde geheel herziene druk. Assen: Van Gorcum. Convenant overgewicht (2005). Energie in Balans. Actieplan. Kreijl, C.F. van & Knaap, A.G.A.C. (red.) (2004). Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. Bilthoven: RIVM. Robbins, S.P. (2000). Gedrag in organisaties. Zesde druk: Pearson education. AGF Promotie Nederland (2008). http://www.freshday.nl/index.php?site=agfpn&catid=default. Geraadpleegd op 25 maart 2008. B-SLIM kids. (2007). Leefstijl programma voor kinderen van 8-10 jaar in Lewenborg. Singh, A.S. (2008). Academisch proefschrift. Effectiveness of a school-based weight gain prevention programme: DOiT. Vrije Universiteit Amsterdam. Harinck, F. (2008). Basisprincipes praktijkonderzoek (vierde druk). Garant: Antwerpen – Apeldoorn. Steehouder, M. (2006). Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie (vijfde druk). Groningen: Wolters Noordhoff. ThesisTools http://www.thesistools.com. Geraadpleegd van februari 2008 tot en met mei 2008. Brinkman J. (2001). Cijfers spreken. Statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs. (derde druk). Groningen: Wolters Noordhoff.
36 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Lijst van afkortingen BMI GGD havo HVD IGZ mbo NHS-NRG NIBUD NNGB OGGz RIVM RUG TNO TNS NIPO SES VCP vmbo VUmc VWA vwo VWS WHO
Body Mass Index Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hoger algemeen voortgezet onderwijs Hulpverleningsdienst Inspectie voor Gezondheidszorg Middelbaar beroepsonderwijs Nederlandse Hartstichting-Nederlands Researchprogramma Gewichtsbeheersing Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting De Nederlandse Norm Gezond Bewegen Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nederlands onderzoeksinstituut van de overheid op het gebied van volksgezondheid en milieuhygiëne. Rijksuniversiteit Groningen Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Nederlands instituut voor onderzoek op technologisch gebied. TNS NIPO wordt als eigen naam gebruikt, en niet als afkorting. NIPO staat voor Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie, TNS staat voor Talylor Nelson Sofres. Sociaal Economische Status Voedselconsumptiepeiling Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Vrije Universiteit medisch centrum Voedsel en Waren Autoriteit Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport World Health Organization (Wereldgezondheidsorganisatie)
37 Maaike Dijk & Matteke Feenstra
GGD Groningen
Stap voor stap naar een gezonde schoolkantine
Lijst van bijlagen Bijlage I
Deelvragen
Bijlage II
Organogram GGD Groningen
Bijlage III
Gezonde School Model Projecten
Bijlage IV
Rol diëtist bij de GGD Groningen
Bijlage V
Body Mass Index Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag Keuzetabel basisproducten Keuzetabel extra producten
Bijlage VI
Voorbeeld scholen
Bijlage VII
Voorbeelden van lespakketten
Bijlage VIII
ASE-model Het Stages of Change Model De interactiebenadering
Bijlage IX
Bevorderende en belemmerende factoren
Bijlage X
Verantwoording vragenlijst en checklisten
Bijlage XI
Algemene checklist Checklisten interview
Bijlage XII
Vragenlijst leerlingen
Bijlage XIII
Resultaten Assortimentsmeter
Bijlage XIV
Samenvatting interviews
Bijlage XV
Resultaten vragenlijst leerlingen
Bijlage XVI
Verantwoording draaiboek
Bijlage XVII
Poster ‘Wat snack jij?’
38 Maaike Dijk & Matteke Feenstra