STAP VOOR STAP
Boekje veertigdagentijd 2016 - Vredeskerk Katwijk aan Zee
VOORWOORD
Veertig dagen en 6 zondagen voorafgaand aan Pasen vormen samen de zogenaamde veertigdagentijd. Veertig is in de bijbel een symbolisch getal: het volk Israël zwerft veertig jaar in de woestijn, Jezus verblijft veertig dagen in de woestijn. Het is een tijd waarbinnen er iets kan gebeuren, waarin men zich bezint op wat komt. Voorbereiden en bezinning dus op het feest van Pasen, het feest van Licht en Leven, de opstanding van onze Heer. Dat is waar we u met dit boekje in willen stimuleren. De eredienstcommissie heeft aan verschillende mensen uit verschillende groepen in onze gemeente gevraagd om rond het thema “Stap voor stap” iets met de gemeente te delen. Stap voor stap is ook het thema van de kinderen in het kindernevendienst project, we sluiten daar met dit boekje bij aan. Zo gaan we deze veertigdagentijd stap voor stap op weg naar Pasen. Het is een reis die begint in de woestijn en eindigt in een tuin. Een reis over hoge toppen, maar ook door diepe dalen. Een reis, waarop we onszelf en elkaar tegenkomen, maar waarop we ook steeds opnieuw ervaren dat er een God is die met mensen meegaat. We hopen dat dit boekje met de bijdragen van mensen uit de gemeente u of jou kan helpen op deze reis. Zodat we hem als het ware als gemeente samen mogen maken. Een gezegende veertigdagentijd toegewenst.
februari 2016 De eredienstcommissie 1
BEZINNING, VASTEN EN BARMHARTIGHEID Aswoensdag is de eerste dag van de veertig dagentijd die loopt tot Pasen (zondagen niet meegerekend). Oorspronkelijk was Aswoensdag een dag van boetedoening en berouw voor begane zonden. In die veertig dagen voor Pasen leefden de mensen heel sober. Ze doen denken aan de veertig dagen die Jezus in de woestijn doorbracht zonder eten en drinken. Op aswoensdag laten katholieken, en tegenwoordig ook steeds meer protestanten, een kruis met as op hun voorhoofd tekenen, het zogenaamde askruisje. Het is een ritueel ter bezinning en als uiting van boetvaardigheid. Steeds meer christenen vasten in de veertigdagentijd. Zij onthouden zich in deze periode vaak van bepaalde gewoontes, zoals alcohol drinken, snoepen, maar ook bijvoorbeeld televisiekijken, facebook bekijken of de auto gebruiken. Ook kan er tijd worden vrijgemaakt om bewust bezig te zijn met omzien naar de naasten. Stelt u zich deze dagen eens vaker de vraag: Wat kan ik voor u doen? Wie kan ik een kaartje sturen? Wie vindt het fijn als ik even bel? Daar zal vast iets moois uit voortkomen. Wie en waar zijn mijn hongerigen om te voeden? Mijn naakten om te kleden? Mijn dorstigen om te drinken te geven? Mijn doden om te begraven? Mijn gevangenen om te bezoeken? Mijn zieken om te verzorgen? Mijn vreemden om te herbergen?
2
7 WERKEN VAN BARMHARTIGHEID
3
WEEK 1 – DE VERZOEKING IN DE WOESTIJN Hebreeën 4:14 – 15:10 4 14 Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. 15 Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. 16 Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden. 5 1 Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden. 2 Doordat hij zelf aan zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip op te brengen voor hen die uit onwetendheid dwalen, 3 en daarom moet hij niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk maar ook voor zijn eigen zonden. 4 Niemand kan zich die waardigheid toe-eigenen, men wordt daartoe door God geroepen, zoals ook met Aäron gebeurde. 5 Christus heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin zelf verleend, dat deed degene die tegen hem zei: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.’ 6 Ergens anders zegt hij iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’ 7 Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God. 8 Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd. 9 En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding, 10 omdat God hem heeft uitgeroepen tot hogepriester zoals Melchisedek dat was.
4
Lucas 4:1-13 4 1-2 Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan, en geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld. Al die tijd at hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had hij grote honger. 3 De duivel zei tegen hem: ‘Als u de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen.’ 4 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen.” 5 Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. 6 De duivel zei tegen hem: ‘Ik geef u de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; 7 als u in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn.’ 8 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ 9 De duivel bracht Jezus naar Jeruzalem en zette hem op het hoogste punt van de tempel, en hij zei tegen hem: ‘Als u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. 10 Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal hij opdracht geven om over u te waken.” 11 En ook: “Op hun handen zullen zij u dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ 12 Maar Jezus antwoordde: ‘Er is gezegd: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ 13 Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij hem vandaan.
5
DE VERZOEKING IN DE WOESTIJN Toen de Here Jezus werd verzocht in de woestijn, zocht satan daar een zwak moment voor uit. Een moment van grote honger. Wat zouden wij doen in zo’n situatie, zouden wij niet alles willen geven voor een korst brood. Maar Jezus weerstond satan en die verliet Hem. Jezus, de Zoon van God, Hij die alles voor ons heeft volbracht, en nu voorbidder is voor ons bij de Vader. Eens in de twee weken is er een gebedskring in de kerk aanwezig die al de moeite, zorgen en zieken opdraagt bij onze hemelse Vader. Die bidt ook dat de Heilige Geest van God waait door onze gemeente. Het is werkelijk van belang dat we gevuld mogen worden met de Heilige Geest. Dat er verdieping mag komen in ons geloof. We mogen ons afvragen: hoe is het met onze geloofsbeleving? We gaan op zondag naar de kerk, lezen uit de Bijbel, vragen in de morgen een zegen over de dag, bidden voor het eten en het slapen gaan. Doen we dit omdat het zo hoort of uit verlangen om heel dicht bij Jezus te zijn. De Here Jezus kon de satan weerstaan omdat Hij ÉÉN is met de Vader. Hij is ons een voorbeeld. Met Pinksteren heeft hij ons de Heilige Geest gezonden, de Trooster. Daarom moeten we ook bidden om gevuld te worden met die Heilige Geest, zodat ook wij de verleidingen van deze wereld kunnen weerstaan en Hem vertrouwen, dé Godsman bij uitstek, dé drager van de Heilige Geest: Jezus, die zegt: ”Ik ben de opstanding en het leven.”
Jacoline Kuipers
6
DE VERZOEKING IN DE WOESTIJN Jezus weerstaat de verzoeking met het woord. Het woord, de gordel van waarheid. Het is onderdeel van de geestelijke wapenrusting. Jezus gebruikte dit wapen in de strijd. Gebruik je dit wapen ook? Voedt je je met de woorden uit de bijbel? Jezus deed het je voor. Zoek teksten in de bijbel op. Prent de woorden in, schrijf ze op zodat je ze paraat hebt als de duivel leugens als pijlen op je afvuurt. Laat Zijn waarheid regeren. Jezus bevindt zich in de woestijn. Je zou zeggen een doodse en dorre plek. Maar is het door de kaalheid en stilte niet juist een plek van bezinning, van toewijding, van rijping. Werd Jezus niet juist op deze plek toegerust voor zijn bediening? Als je Jezus volgt dan kan je ook net als Hij in een woestijn terecht komen. Je ervaart strijd in jezelf, om je heen. Maar net als bij Jezus kan het je vormen. Het kan je geloof opbouwen dwars door tranen heen. En weet dat je meer dan overwinnaar bent door Hem die jou heeft liefgehad. Ja en dan staat er in de Hebreeënbrief een hele mooie oproep om vrijmoedig te naderen tot de troon in je nood je strijd. Dit is wat de Heer verlangd, dat we naar Hem toe komen. Dat we één zijn in Hem. Weet je hoe? Naderen tot Zijn troon is eenvoudig. Neem de tijd om tot Hem te gaan. Wend je ogen af van jezelf, je eigen problemen, en richt je ogen op de glorieuze troon waar de Koning der koningen zetelt.
Nicole Vooijs
7
THEMA KINDERNEVENDIENST – 14 februari Jezus wordt geroepen door de Geest. Hij gaat naar de woestijn. Daar roept ook steeds de duivel. Naar wie luistert Jezus? In de woestijn ontdekt Jezus wie hij is en wat hij te doen heeft. Zijn richtingaanwijzer wijst hem helder. Hij laat zich niet afleiden van het pad dat hij wil gaan. Op het werkblad staat een puzzel, Jezus zal in de woestijn waar hij dorst en honger heeft, flink door elkaar geschut raken. In de rand van de puzzel staat een afvinklijst voor de veertig dagen. Veertig dagen is Jezus in de woestijn, veertig dagen gaan wij op stap naar Pasen.
De leiding van de kindernevendienst
8
WEEK 2 – DE VERHEERLIJKING OP DE BERG Hebreeën 6:13-20 13
Toen God aan Abraham zijn belofte deed, kon hij bij niemand zweren die hoger was dan hijzelf, en dus zwoer hij bij zichzelf: 14 ‘Ik zal je rijkelijk zegenen en je talloze nakomelingen geven.’ 15 En zo heeft Abraham, dankzij zijn standvastig vertrouwen, gekregen wat hem beloofd was. 16 Mensen zweren altijd bij iemand die hoger is dan zijzelf, en met hun eed bekrachtigen ze de waarheid en beëindigen ze elke twist. 17 Toen God de erfgenamen van de belofte ervan wilde doordringen hoe vast zijn voornemen was, stelde hij zich op dezelfde manier met een eed garant. 18 Met deze twee onomkeerbare daden – die uitsluiten dat God liegt – heeft hij ons krachtig moed in willen spreken. Onze toevlucht is het vast te houden aan de hoop op wat voor ons in het verschiet ligt. 19 Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker voor onze ziel, en gaat ons voor tot voorbij het voorhangsel, 20 waar Jezus als voorloper al is binnengegaan, ten behoeve van ons: hij is hogepriester voor eeuwig, zoals ook Melchisedek dat was.
9
Lucas 9:28-36 28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!’ 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.
10
MELCHISEDEK Gen.14 : 17-20 (Hebr.7) Ooit hebben wij op de bijbelstudiegroep Alpha-Plus de figuur van Melchisedek besproken. Wie is die mythische figuur? Het gebruik van het woord mythisch wijst er al op dat we weinig van hem weten. En wat we wel van hem weten is dan ook des te opvallender. Hij was koning van Salem, maar nergens wordt een voorganger of opvolger vermeld. En dat is bij koningen toch meestal wel het geval. Zeker in de bijbel. Verder is hij hogepriester. Waarvan? Van welke God? Ja, de allerhoogste! Maar toch, de priesterdienst in Israël wordt pas door Mozes ingesteld. Plotseling verschijnt hij in een voor Abraham vijandige omgeving. Hij voorziet Abraham van brood en wijn. Aan brood en water zou je eerder gedacht hebben. Die mannen kwamen net terug uit de strijd. Die moeten een ongelofelijke dorst gehad hebben. Nee, brood en wijn! Schenkt Jezus ons ook geen brood en wijn? Is ook hij niet, wel aangekondigd, maar toch plotseling in een ons vijandige wereld verschenen? Wat zijn goddelijke verschijning betreft zonder voor–of nageslacht. Koning van meer dan Israël alleen, maar te beginnen in Jerusalem. Priester voor eeuwig. Koning, priester en profeet! Laten wij eens zien wat Abraham doet als hij de giften heeft aangenomen en Melchisedek hem heeft gezegend. Hij biedt hem de tienden aan. En daarmee verheerlijkt hij hem. Laten wij in deze 40– dagentijd hetzelfde doen. Hem zegenen en verheerlijken die ons zijn brood en zijn wijn heeft geschonken!
Hugo Reitsema
11
DE VERHEERLIJKING OP DE BERG Christus staat in majesteit door een stralenkrans omgeven op de berg der heerlijkheid, licht uit licht en eeuwig leven. Halleluja. Mozes en Elia zijn zijn getuigen, want zij weten: Hij voltooit de lange lijn van de wet en de profeten. Halleluja. Daarom spreken zij met Hem van zijn uitgang en zijn lijden later te Jeruzalem in de volheid van de tijden. Halleluja. Uit de hemel komt een stem die het visioen komt schragen: Deze is mijn Zoon; op Hem rust mijn eeuwig welbehagen. Halleluja. Zo wordt God in glans gekend; Hij, het licht van ons verlangen, woont niet in een aardse tent, maar op onze lofgezangen. Halleluja. Lied 454 Nieuwe Liedboek, dichter: Novalis
12
KINDERNEVENDIENST – 21 februari Dat Jezus bijzonder is, wisten de leerlingen al lang. Maar zó groot? Zó bijzonder? Dat hadden ze nog niet ontdekt. Op een hoge berg krijgen ze iets te zijn van de grootheid van Jezus. Hij word omringd door Mozs en Elia, zij staan voor de Thora en de Profetie, hij straalt.
13
WEEK 3 – DE VIJGENBOOM Hebreeën 7:15-28 15 Nog duidelijker wordt het als we ons realiseren dat deze nieuwe priester, het evenbeeld van Melchisedek, 16 geen priester geworden is op grond van de in de wet vereiste menselijke afstamming, maar door de kracht van zijn onvergankelijk leven. 17 Over hem wordt immers verklaard: ‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’ 18 Het eerder gegeven gebod wordt ongeldig verklaard omdat het te beperkt is en niet voldoet 19 – de wet heeft trouwens in geen enkel opzicht de volmaaktheid gebracht –, maar de hoop op iets beters treedt ervoor in de plaats, waardoor wij weer dichter tot God kunnen naderen. 20 Bovendien is er sprake van een bekrachtiging onder ede. De Levitische priesters ontvingen het priesterschap zonder dat het door een eed bekrachtigd werd, 21 Jezus daarentegen ontving het mét een dergelijke bekrachtiging, toen tegen hem werd gezegd: ‘De Heer heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug: “Jij bent priester voor eeuwig.”’ 22 Daardoor staat Jezus garant voor een veel beter verbond. 23 Zij volgden elkaar generaties lang op, omdat de dood hun belette priester te blijven, 24 terwijl hij priester zonder opvolger is, omdat hij tot in eeuwigheid blijft. 25 Zo kan hij ieder die door hem tot God komt volkomen redden, omdat hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten. 26 Een hogepriester als hij hadden we ook nodig, iemand die heilig, schuldeloos en zuiver is, van de zondaars afgescheiden en ver boven de hemel verheven. 27 Hij hoeft niet, zoals de andere hogepriesters, elke dag eerst offers op te dragen voor zijn eigen zonden en dan voor die van het volk; dat heeft hij immers voor eens en altijd gedaan toen hij het offer van zijn leven bracht. 28 De wet stelt mensen aan als hogepriester, en mensen zijn behept met zwakheid, maar met de bekrachtiging onder ede die later werd uitgesproken dan de wet, is de Zoon aangesteld, die voor altijd de volmaaktheid heeft bereikt.
14
Lucas 13:1-9 13 1 Er waren op dat moment ook enkele mensen aanwezig die hem vertelden over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed vermengd had met hun offers. 2 Hij zei tegen hen: ‘Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat ze dat ondergaan hebben? 3 Zeker niet, zeg ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde wijze omkomen. 4 Of die achttien die stierven doordat de Siloamtoren op hen viel – denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen? 5 Zeker niet, zeg ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij.’ 6 Hij vertelde hun deze gelijkenis: ‘Iemand had een vijgenboom in zijn wijngaard geplant en ging kijken of de boom vrucht droeg, maar hij vond geen vijgen. 7 Hij zei tegen de wijngaardenier: “Al drie jaar kom ik kijken of die vijgenboom vrucht draagt, maar tevergeefs. Hak hem maar om, want hij dient tot niets en put alleen de grond uit.” 8 Maar de wijngaardenier zei: “Heer, laat hem ook dit jaar nog met rust, tot ik de grond eromheen heb omgespit en hem mest heb gegeven, 9 misschien zal hij dan het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan kunt u hem alsnog omhakken.”’
15
GEWORTELD IN GELOOF; WORDEN ALS EEN STEVIGE BOOM Ik hou van bomen; in de winter kijk ik graag naar ze als je hun prachtige silhouetten goed kan zien, zoveel vormen; in de zomer geniet ik ervan als ze vol met bladeren staan en schaduw bieden in de felle zon. De herfst spant voor mij de kroon, dan raken me de warme volle kleuren raak ik bijna ontroerd door hun schitterende uitstraling. Bomen horen zo bij Gods Schepping, net als ik; mens in alle seizoenen van het leven. Als ik kijk hoe ik in mijn geloof sta, voel ik mij als een nog jonge boom, redelijk aan het wortelen in de grond. Ik hoop dat ik door de jaren heen meer en meer mag groeien tot een stevig geworteld boom. Geworteld in Hem. Soms waai ik nog zo omver door twijfels of aanvechtingen door wat er allemaal gebeurt in de samenleving. Dan schudden mijn takken. Maar toch merk ik ook dat mijn wortels steeds steviger worden. Mijn takken reiken steeds meer omhoog. Vol vertrouwen op mijn Schepper. Meer en meer vertrouwend dat alles in zijn Hand is en Hij het laatste woord heeft. Door Jezus Licht steeds meer te herkennen en te voelen, groei ik. Soms word ik even wat bij gesnoeid. Dat doet wel eens pijn. Maar dat is nodig om een stevige boom te worden die Gods vruchten draagt. Bomen, wat hou ik van ze. Omdat ze me wijzen op God en zijn plan. Margreet Gillebaart 16
DE VRUCHT VAN HET LEVEN Vruchten eten van de wijnstok en de vijgenboom, en water drinken uit eigen bron. Dit is in het Oude Testament een beeld voor rust en welvaart. Daar tegenover staan teksten waarin de wijnstok en de vijgenboom verwoest worden, zoals in Jeremia 8:13: ”Als ik wil oogsten – spreekt de HEER - zijn er geen druiven aan de wijnstok, geen vijgen aan de vijgenboom, en zijn bladeren zijn verdord. Mijn geboden overtraden zij steeds.” Het volk Israël is weerspannig; het weigert te luisteren naar zijn God. In deze beeldspraak draagt het daarom geen vrucht. De heer van de boomgaard kan niet oogsten. Op weg naar Jeruzalem, op weg naar de kruisdood. Jezus heeft honger en ziet in de verte een vijgenboom. Als Hij de boom nadert, valt het tegen. De boom draagt alleen maar blad en geen vijgen. Jezus vervloekt de vijgenboom: “Nooit ofte nimmer zal er nog iemand vruchten van jou eten!” (Marcus 11:14) Tot verbazing van zijn leerlingen verdort de boom inderdaad. We zien hier een radicale kant van Jezus, die Hij zeker ook heeft, maar die doorgaans minder aandacht krijgt. Even later knalt Hij met een zweep over het tempelplein en verjaagt Hij de geldwisselaars en de handelaren! Hoewel het voor ons ook zo moeilijk kan zijn om vrucht te dragen, heeft Jezus met ons meer geduld. De opgestane Christus is onze eeuwige pleiter bij de Heer van de oogst. Dank zij zijn liefde en toewijding krijgen wij de kans om tot inkeer te komen en vruchten voort te brengen.
Liesbeth Hartog
17
KINDERNEVENDIENST – 28 februari
Is de een slechter dan de ander? Leef je zoals God het wil? Of leef je ver bij God vandaan? Dat zijn de vragen die Jezus stelt aan de mensen om hem heen voordat hij de gelijkenis van de vijgenboom vertelt. In die gelijkenis horen we dat God geduld met ons heeft en hij kent vele wegen naar ons hart.
18
WEEK 4 – DE VELROREN ZOON Hebreeën 8:1-13 8 1 De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit 2 en die de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensenhanden is opgericht. 3 Iedere hogepriester wordt aangesteld om gaven en offers op te dragen, en dus heeft ook hij iets nodig dat hij kan opdragen. 4 Op aarde zou Jezus geen priester zijn, want daar zijn al priesters die offergaven opdragen zoals de wet dat voorschrijft. 5 Zij verrichten hun dienst in wat de afspiegeling en de voorafschaduwing is van het hemelse heiligdom, zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel: ‘Let erop,’ staat er immers, ‘dat je alles vervaardigt volgens het ontwerp dat je op de berg getoond is.’ 6 Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften. 7 Zou het eerste verbond zonder gebreken zijn geweest, dan zou er geen tweede voor in de plaats hebben hoeven komen. 8 Maar God berispt zijn volk met de woorden: ‘De dag zal komen – spreekt de Heer – dat ik een nieuw verbond zal sluiten met het volk van Israël en met het volk van Juda. 9 Niet een verbond zoals ik dat sloot met hun voorouders toen ik hen bij de hand nam om hen weg te leiden uit Egypte, want aan dat verbond zijn ze niet trouw gebleven. Daarom heb ik mijn handen van hen afgetrokken – spreekt de Heer. 10 Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer: In hun verstand zal ik mijn wetten leggen en in hun hart zal ik ze neerschrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 11 Volksgenoten zullen elkaar niet meer hoeven te onderwijzen, men zal elkaar niet meer hoeven te zeggen: “Ken de Heer!”, want allen zullen mij kennen, van klein tot groot. 12 Ik zal hun wandaden vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.’ 13 Op het moment dat hij spreekt over een nieuw verbond heeft hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij.
19
Lucas 15:11-32 11 Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.21 “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. 25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27 De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” 28 Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29 Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die 20
zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” 31 Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32 Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
21
DE VERLOREN ZOON Stel je voor… je broertje of zusje komt veel te laat thuis, maar straf? Ho maar! Je jongere broertje of zusje lijkt alles te mogen wat jij niet mocht. Een half uurtje later thuiskomen? Geen probleem. Geld voor die nieuwe broek? Alsjeblieft, kind. Het is frustrerend en al helemaal oneerlijk! Het verhaal van de verloren zoon kennen we al uit de Kinderbijbel. Hij doet alles wat niet mag, maar hij heeft spijt en gaat terug naar zijn vader. Vanuit het oogpunt van de oudere broer, kan het verhaal misschien wat onrechtvaardig lijken. Zeker als we het verhaal in alledaagse vormen proberen te gieten. Maar in het verhaal van de verloren zoon wordt niet één kind voorgetrokken. Het is een verhaal dat bewijst dat wij in Gods ogen allemaal gelijk zijn en dat Hij van ons allemaal houdt. Een verhaal dat zegt: “alles wat van mij is, is van jou” (Lucas 15:31). Ongeacht wie je bent. Het verhaal van de verloren zoon is er één van onvoorwaardelijke liefde. Het is een verhaal van vergeving van je zonden wanneer je oprecht spijt hebt. Een verhaal dat bewijst dat je altijd bij God terug mag komen, zelfs als je even bent afgedwaald. Ook al gaat mijn weg door een diep dal van duisternis heen, Uw liefde drijft de angst uit in mij. Ook al loop ik vast, overvallen door een hevige storm, Ik keer niet om, want u bent nabij. En ik vrees geen gevaren meer, met mijn God steeds aan mijn zij. (Opwekking 698) Marije Haasnoot
22
DE VERLOREN ZOON Een jongen met een grote mond, die graag op eigen benen stond, verliet zijn huis voor dag en dauw op zoek naar wat hij hebben wou. Zo raakte hij zijn hebben kwijt, ja zelfs zijn grote-mondigheid, totdat hij als een vuilnishond het huis dat hij verliet weer vond Dag jongen met je grote mond, hier staat je vader en hij stond er gister al en ook daarvoor. Waarom ging jij er toch vandoor, terwijl je niets te zoeken had dan het goedkope leven dat zo duur betaald wordt, ver van huis. Hier is je vader: welkom thuis Dag jongen met je kleine hart, je vroeg je deel, je kreeg je part. Nu krijg je meer dan je verdient. En wie jou niet begroet als vriend verdwijnt maar uit ons midden want aan nukkers hebben wij het land, een broertje dood. We vieren feest: je bent terug van weg geweest. Het feest kan beginnen, de zoon is weer thuis: Bedek met linnen de tafel thuis, Zet bloemetjes binnen, verwarm het fornuis. Het feest kan beginnen, de zoon is weer thuis. Nieuwe Liedboek 185 Verloren zoon: bij de zandtovenaar 23
KINDERNEVENDIENST – 6 maart
24
WEEK 5 – DE ONEERLIJKE OPPASSERS Hebreeën 9:15-28 15 Zo is hij dan bemiddelaar van een nieuw verbond; hij is immers gestorven om ons te verlossen van de overtredingen tegen het eerste verbond. Nu kunnen allen die geroepen zijn het beloofde eeuwige erfdeel ontvangen. 16 Bij een testament is het noodzakelijk dat de dood van de erflater wordt vastgesteld. 17 Een testament is immers pas geldig na overlijden, het heeft geen rechtskracht wanneer de erflater nog leeft. 18 Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. 19 Want nadat Mozes alle voorschriften van de wet aan heel het volk had voorgelezen, nam hij het bloed van jonge stieren en bokken, water, karmozijnrode wol en majoraan, en besprenkelde zowel het boek zelf als heel het volk, 20 en verklaarde: ‘Dit is het bloed van het verbond dat God aan u heeft opgelegd.’ 21 Vervolgens besprenkelde hij op dezelfde manier de tabernakel en alle voor de eredienst benodigde voorwerpen met het bloed. 22 Volgens de wet wordt inderdaad vrijwel alles met bloed gereinigd, want als er geen bloed wordt uitgegoten, vindt er geen vergeving plaats. 23 Als het dus noodzakelijk is dat de afbeeldingen van wat zich in de hemel bevindt op die manier gereinigd worden, dan moet wat in de hemel zelf is met veel betere offergaven worden gereinigd. 24 Christus is immers niet binnengegaan in een heiligdom dat door mensenhanden is gemaakt, in de voorafbeelding van het hemelse heiligdom, maar in de hemel zelf, waar hij nu bij God voor ons pleit. 25 Hij brengt daar niet telkens opnieuw het offer van zijn leven; hij is dus niet te vergelijken met de hogepriester die elk jaar het heiligdom binnengaat, en dat met bloed dat niet het zijne is, 26 want dan zou hij sinds de grondvesting van de wereld telkens opnieuw hebben moeten lijden. Nee, hij heeft zich bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard, om met zijn offer de zonde teniet te doen. 27 Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel. 28 Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen, voor een tweede maal zal verschijnen om te redden wie hem verwachten, maar dan gaat het niet meer om de zonde.
25
Lucas 20:9-19 9 Hij vertelde de menigte de volgende gelijkenis: ‘Een man legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers, waarna hij voor geruime tijd op reis ging. 10 Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers, die het deel van de oogst dat de eigenaar toekwam in ontvangst moest nemen. Maar de wijnbouwers ranselden hem af en stuurden hem met lege handen weg. 11 Daarna stuurde hij een andere knecht. Ook die werd afgeranseld, en nadat ze hem hadden vernederd stuurden ze ook hem met lege handen weg. 12 De eigenaar stuurde toen een derde knecht, maar ook die werd afgetuigd en de wijngaard uitgegooid. 13 Toen zei de eigenaar van de wijngaard: “Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon naar hen toe sturen, voor hem zullen ze toch wel ontzag hebben.” 14 Toen de wijnbouwers hem zagen, overlegden ze met elkaar en zeiden: “Dat is de erfgenaam! Laten we hem doden, dan is de erfenis voor ons.” 15 En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen? 16 Hij komt zelf, doodt de wijnbouwers en geeft de wijngaard aan anderen.’ Toen de mensen dit hoorden, zeiden ze: ‘Dat nooit!’ 17 Maar hij keek hen aan en vroeg: ‘Wat betekent dan wat er geschreven staat: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden”? 18 Iedereen die over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.’ 19 De schriftgeleerden en hogepriesters, die wisten dat Jezus deze gelijkenis met het oog op hen verteld had, wilden hem op dat moment laten grijpen, maar ze waren bang voor de reactie van het volk.
26
LEER MIJ, O HEER, UW LIJDEN RECHT BETRACHTEN Gedachte tijdens een viering van het Heilig Avondmaal: In dat besef mogen we hier zijn, werkelijk blij, want we mogen samen vieren dat wij wèl vernieuwd willen worden door Christus. Hij is Gods beste gave, dieper dan welk vroeger offer ook. Hij is Gods definitieve gave. Hier volgt niets meer op. Dit is al volmaakt. Zo zeggen we het toch? Twee keer, zo meteen: Jezus’ lichaam gegeven, zijn bloed vergoten, tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Laat dat ook werkelijk zo zijn, in ons leven. Jezus’ gelijkenissen zijn woorden van het Koninkrijk, openbarend en toedekkend tegelijk. Het heil komt door het oordeel heen aan het licht. Ze zijn alleen te verstaan door wie gelooft dat in deze rabbi de komende wereld, Gods Koninkrijk, doorbreekt, door wie uitzien naar vrede en gerechtigheid op aarde. Het zijn woorden, waarin het handelen van God – onder ons, hier, nu en straks – wordt overgedragen. Zij gaan over de plaats van Gods volk Israël en over het functioneren van de christengemeente. Leer mij, o Heer, uw lijden Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten, in deze zee verzinken mijn gedachten: o liefde die, om zondaars te bevrijden, zo zwaar moest lijden. 'k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen, tot in de dood als mens gehoorzaam wezen, in onze plaats gemarteld en geslagen, de zonde dragen. Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen? Ik lig in ’t stof, maar God komt mij verhogen, nu ik van vijand Gods en tegenstander in vriend verander. Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven, hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven? Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden mijn hart niet wijden?
Frank Borsboom 27
KINDERNEVENDIENST – 13 maart
Jezus vertelt een verhaal over oneerlijke boeren. Zij huren een wijngaard van een rijke man. Maar ze willen er niets voor betalen. Ze willen zelfs de zoon van de eigenaar doden en verwachten dat daarmee de wijngaard voor hen is. Maar ho ho, zo zal er niet een nieuw begin zijn. De eigenaar maakt een heel ander begin. Hij start met andere pachters.
28
KERKDIENSTEN ROND PASEN U wordt van harte uitgenodigd voor de volgende kerkdiensten, zodat wij het Paasfeest samen met elkaar kunnen beleven. Zondag 20 maart 2016 KERKDIENST Palmpasen Locatie: Vredeskerk Tijdstip: 10.00 uur Voorganger: Ds. C.K. Koekkoek.
Donderdag 24 maart 2016 WITTE DONDERDAG / HEILIG AVONDMAAL
Locatie: Vredeskerk Tijdstip: 19.30 uur Voorganger : Ds. C.G. Kant.
Vrijdag 25 maart 2016 GOEDE VRIJDAG Locatie: Vredeskerk Tijdstip: 19.30 uur Voorganger: Ds. C.K. Koekkoek.
Zaterdag 26 maart 2016 STILLE ZATERDAG Locatie: Vredeskerk Tijdstip: 19.30 uur Voorganger: Dhr. A. Post.
Zondag 27 maart 2016 PASEN Locatie: Vredeskerk Tijdstip: 10.00 uur Voorganger: Ds. C.G. Kant.
29
PALMPASEN – INTOCHT IN JERUZALEM Hebreeën 10:1-10 101 Omdat de wet slechts een voorafschaduwing toont van al het goede dat nog komen moet en daarvan niet de gestalte zelf laat zien, heeft hij ook niet de kracht om degenen die jaar in jaar uit met steeds dezelfde offers aan de dienst deelnemen ooit tot volmaaktheid te brengen. 2 Anders zouden die offers allang niet meer gebracht worden; degenen die aan de dienst deelnemen, zouden immers als ze eenmaal gereinigd zijn geen enkel zondebesef meer hebben. 3 Het tegendeel is echter waar: elk jaar worden met dezelfde offers de zonden weer in herinnering geroepen – 4 bloed van stieren en bokken kan mensen onmogelijk van hun zonden bevrijden. 5 Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld: ‘Offers en gaven hebt u niet verlangd, maar u hebt mij een lichaam gegeven; 6 brand- en reinigingsoffers behaagden u niet. 7 Toen heb ik gezegd: “Hier ben ik,” want dit staat in de boekrol over mij geschreven: “Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.”’ 8 Eerst zegt hij: ‘Offers en gaven hebt u niet verlangd, brand- en reinigingsoffers behaagden u niet’ – daarmee bedoelt hij de offers die volgens de wet worden gebracht. 9 Dan zegt hij: ‘Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen,’ waarmee hij het eerste opheft om het tweede van kracht te doen zijn. 10 Op grond van die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
30
Lucas 19:19-40 29 Toen hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde, stuurde hij twee van de leerlingen vooruit 30 en zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp daarginds. Daar zullen jullie een vastgebonden veulen vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Maak het los en breng het hier. 31 Als iemand jullie vraagt: “Waarom maken jullie het los?” moeten jullie antwoorden: “De Heer heeft het nodig.”’ 32 De beide leerlingen gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. 33 Toen ze het dier losmaakten, vroegen de eigenaars hun: ‘Waarom maken jullie het los?’ 34 Ze antwoordden: ‘De Heer heeft het nodig.’ 35 Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten. 36 Onderweg spreidden de leerlingen hun mantels voor hem op de grond uit. 37 Toen hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien. 38 Ze riepen: ‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ 39 Enkele farizeeën in de menigte zeiden tegen Jezus: ‘Meester, berisp uw leerlingen.’ 40 Maar hij antwoordde: ‘Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’
31
LEREN VERLANGEN In de Hebreeën brief legt Paulus uit dat de wet een voorafschaduwing is van al het goede dat nog komen moet. En al het goede is gekomen met Christus. Bij Rock Steady, een tienerclub in de Vredeskerk, kunnen we dit inzicht van Paulus meenemen. Waarom zouden we telkens naar de wet wijzen als het slechts een voorafschaduwing is? Met andere woorden: We kunnen heel druk bezig zijn met overdragen van ‘hoe het hoort’ in het leven, met alle verplichtingen, voorschriften en regels die daarbij horen, maar waarom wijzen we niet meer naar Jezus? Hoe zouden we dat kunnen doen, ‘wijzen naar Jezus’? Ik denk door niet te veel te praten over ‘hoe het hoort’ in het leven, maar door te inspireren. Door uit te leggen in plaats van alleen voorschrijven. Door niet alleen regels te leren, maar door een verlangen te leren. Een verlangen naar idealen. Een verlangen om Gods wil te doen en de wereld te veranderen. Ik denk dat de toekomst van de jeugd voor een groot deel bepaald wordt door volwassenen. De vraag aan de volwassenen is; is het vuur dat in ons hart brand sterk en zichtbaar genoeg om ook andere harten te ontsteken? Hebben wij genoeg levend water zodat jongeren om ons heen er zeiknat van worden. Misschien niet. Laten we daarom putten bij de bron van levend water. Hij heeft meer dan genoeg en geeft in overvloed!
Wim de Boer
32
KINDERNEVENDIENST – 20 maart
33
WITTE DONDERDAG Het hoogste woord daalt uit het licht en blijft toch voor Gods aangezicht. het geeft zich over aan de nacht, zo wordt zijn grote werk volbracht. Eén van zijn leerlingen verraadt Hem aan de vijand die Hem haat. Maar aan het maal des levens geeft Hij zich aan hen als brood dat leeft. In twee gedaanten ,brood en wijn, wil hij ons aller voedsel zijn. hij geeft zichzelf, zijn vlees en bloed, zodat Hij ons volkomen voedt Hij komt tot ons als lotgenoot, hij deelt zich aan ons uit als brood, als losgeld geeft Hij zich aan het kruis en als loon in 't vaderhuis. Nieuwe Liedboek, lied 565. Tekst: Thomas van Aquino.
34
GOEDE VRIJDAG De Kruisberg wordt zo stil, zo angstig donker, zo zwart als op de dag dat God zei: ”Daar zij licht!” Geen licht van zon of maan, geen stergeflonker: God slaat Zijn handen voor Zijn lichtend aangezicht. Nu moet Zijn Zoon, Zijn Eerstgeboor’ne, sterven, en Hij, Die in de donk’re nacht geboren werd, moet in nog dieper nacht Zijn Vader derven, de duivel heeft de weg voor de engelen versperd. Hier kunnen zij hun: “Eer zij God” niet zingen, het licht van Efratha lijkt nu vooreeuwig uitgedoofd en vrede op aarde is één van die dingen waar slechts een dwaas, of een klein kind nog langer in gelooft. ’t Wordt donkerder op Golgotha - Gods handen, waarop de Vader steeds Zijn Zoon gedragen heeft en die de hemel en de aard omspanden, zij laten Jezus los - de aarde beeft Nu zal de duisternis de aard bedekken, de engel van dood zweeft om de heuveltop. De derde dag zal God Zijn Zoon weer wekken. Dan is het Pasen!…Zie, de Morgenster staat op! Naar Nel Benschop (uit: Een boom in de wind)
35
STILLE ZATERDAG stille zaterdag stille nacht stilte overheerst en morgen is het feest zo zou het moeten wezen een ogenblik van rust in het tumult van de dag een gedachte aan de dood aan de Zoon die ons leven zag de hoop sluimert op stille zaterdag om weer te ontwaken de volgende dag
36
PASEN – HET GRAF IS LEEG Hebreeën 13:9-21 9 Laat u niet misleiden door allerlei vreemdsoortige leerstellingen; we doen er goed aan ons te laten sterken door genade, niet door spijzen waar de aanhangers van die stellingen in het geheel geen baat bij hadden. 10 Wij hebben een altaar waarvan zij die in de tent dienstdoen niet mogen eten. 11 Het bloed dat bestemd is voor het reinigingsoffer wordt door de hogepriester het heiligdom binnengedragen, de kadavers van de offerdieren worden buiten het kamp verbrand. 12 Daarom heeft ook Jezus, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de stadspoort geleden. 13 Laten we dus het kamp verlaten, ons bij hem voegen en delen in zijn vernedering. 14 Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt. 15 Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God: het huldebetoon van lippen die zijn naam prijzen, ononderbroken. 16 En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept. 17 Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen. Zorg ervoor dat zij hun taak met vreugde kunnen vervullen, zodat ze geen reden tot klagen hebben: dat zou u zeker niet ten goede komen. 18 Bid voor ons. We zijn er weliswaar van overtuigd dat ons geweten zuiver is, omdat we er op elk terrein naar streven het goede te doen, 19 maar toch vraag ik dringender dan ooit om uw gebed, zodat ik des te eerder bij u zal worden teruggebracht. 20 Moge de God van de vrede, die onze Heer Jezus, de machtige herder van de schapen, door het bloed van het eeuwig verbond uit de wereld van de doden heeft weggeleid, 21 u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. Moge hij in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is, door Jezus Christus, aan wie de eer toekomt, tot in alle eeuwigheid. Amen.
37
Johannes 20:1-18 20 1 Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. 2 Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ 3 Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4 Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6 Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7 en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8 Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. 10 De leerlingen gingen terug naar huis. 11 Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12 en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.
38
SELA - GETSÉMANE Het lied ‘Getsémane’ van de band Sela, verteld voor mij heel mooi het Paasverhaal: De Vader die de Zoon een beker reikt, tot aan de rand gevuld met bitterheid, die Hem benauwt, tot wanhoop drijft. Het water dat Hem aan de lippen staat, een zee van zonden die Hem angstig maakt. Hij gaat ons voor, Hij draagt ons door het lijden heen. Zie hoe Hij aan ons lijdt, voor ons strijdt, de beker drinkt. Wie zijn wij, dat Hij de dood in diepe nood en angst verdrinkt? De schaduw van de dood valt in de hof, waar Jezus worstelt met de wil van God: de beker gaat Hem niet voorbij. De diepte van zijn lijden, angst en pijn, is dieper dan ons lijden ooit zal zijn. Hij gaat ons voor, Hij drinkt ons door het lijden heen De Zoon die ons het brood, de beker reikt; ons in zijn liefde en gemeenschap leidt, gedenken wij in brood en wijn. Wij drinken door zijn dood het leven in: een zee van liefde schept een nieuw begin. Nooit meer alleen, met Jezus één, totdat Hij komt. Al wie dorst, wordt getroost in het brood, de beker wijn. Neem het brood, proef van de wijn; gedenk dat wij vergeven zijn. De Vader die zijn kind een beker reikt, die overstroomt van goedertierenheid: de wijnstok bloeit, de beker vloeit in eeuwigheid. Met Jezus leven, is een leven van stille hoop. Het graf hoeft geen angst op te roepen, maar verwachting: het is een voorbode van nieuw leven. Het hemelse licht breekt door. Want hier wil Jezus ons brengen: in een leven vol licht, waar voor angst geen plaats meer is. David de Hoop 39
PASEN De schrijver van de Hebreeënbrief legt hier een verbinding tussen het offer op grote verzoendag bij het joodse volk en het offer van Jezus. Alles is vol symboliek en heeft betekenis. Op grote verzoendag werden een stier en een bok geofferd. Het bloed van de dieren werd in het heiligdom binnengebracht. Dat was eerst de tabernakel in de woestijn en later de tempel in Jeruzalem. De priester sprenkelde het bloed als een verzoening voor de zonden van het volk. Het vlees van de dieren werd vervolgens niet in de tempel, maar juist buiten de stadpoort verbrand (Leviticus 16:27). Het vlees droeg nl. in symbolische zin de zonden van het volk en moest dus verbrand worden. Dit ritueel wijst symbolisch vooruit naar het ware offer van Jezus, de Messias en Verlosser. Hij werd door de hogepriesters voorgeleid voor Pilatus, die zijn paleis vlak naast de tempelberg in Jeruzalem had. Daar werd hij veroordeeld en gegeseld. Zijn bloed vloeide in de stad bij het heiligdom. Vervolgens werd Jezus buiten de stadspoort gekruisigd. Zonder dat de hogepriesters en Pilatus dit beseften werd Jezus op perfecte wijze het offer der verzoening. Deze indrukwekkende symboliek geeft een diepe verbinding weer tussen Oude en Nieuwe Testament. Ze zijn een eenheid. Jezus breekt niet met het Oude Testament en met het jodendom. Jezus schaft niets af en brengt ook niet iets nieuws. Hij is de vervuller van de beloften gegeven aan Israël en aan een ieder in de wereld die in Hem gelooft. En een geweldige gedachte dat dit offer met alle pijn en bloed die daaraan te pas kwam ook voor mij gebracht is. Om u en mij met God te verzoenen. ds. Kees Kant
40
41