Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
1
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
In opdracht van het Ministerie van SZW April 2012 Projectnummer 11.705 Tekst Petra Molenaar-Cox en Boukje Cuelenaere I.s.m Bob de Levita en Wietske Nijhof, Radar Advies Vormgeving DATBureau AStri Beleidsonderzoek en -advies Stationsweg 26 2312 AV Leiden T 071 512 49 03 F 071 512 52 47
[email protected] www.astri.nl
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Inhoud 1 Inleiding 6
1.1 Veranderingen in het sociale domein 6
1.2 Inventarisatie bij opleidingen 6
1.3 Leeswijzer 9
2 Soort en structuur opleidingen 10 3 Aandacht voor multiproblematiek 14
3.1 Waar vinden we dit terug in de opleiding? 14
3.2 Welke methodieken worden geleerd? 16
3.3 Aandacht voor arbeidstoeleiding? 19
3.4 Aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid 21
4 Opleiden tot ‘sociaal werker van de toekomst’? 22
4.1 Kenmerken van de sociaal werker van de toekomst 23
4.2 Benodigde competenties 24
5 Succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes 26
5.1 Succesfactoren 27
5.2 Randvoorwaarden, lacunes en knelpunten 28
5.3 Beschouwing 31
Geïnterviewde opleidingen 33 Gebruikte literatuur 34 Verantwoording 35
Gebruikte afkortingen CMA CMV MW MWD SA SJD SP SPH
Cultureel Maatschappelijk Agoog Cultureel Maatschappelijke Vorming Maatschappelijk Werk / Maatschappelijk werker Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Sociaal Agoog Sociaal Juridische Dienstverlening Sociaal Pedagoog Sociaal Pedagogische Hulpverlening
6
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
1 Veranderingen in sociaal domein vragen om nieuwe sociaal werker
Aandacht voor multiproblematiek in hbo?
Aandacht voor arbeidstoeleiding in hbo?
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
7
Inleiding 1.1
Veranderingen in het sociale domein Het sociale domein is sterk aan het veranderen. De decentralisaties die de afgelopen tijd al in gang zijn gezet, zijn onderdeel van een langer lopend proces waarin gemeenten bezig zijn met het zoeken naar wegen om groepen burgers met meervoudige problemen op meerdere leefdomeinen beter te ondersteunen. We zien de opkomst van wijkcoaches die tijdelijk de regie overnemen bij multiprobleem gezinnen, sociale interventieteams en de opkomst van integrale sociale teams die meervoudige problemen bij burgers aanpakken. Gemeenten zullen het sociale domein meer als geheel gaan bezien. Professionals in de verschillende domeinen zullen hierbinnen een andere rol krijgen. De verwachting is dat professionals in het sociale team meer generalistisch zullen zijn, meer in de wijk werken en meer bevoegdheden krijgen. Ook voor de begeleiding van cliënten met multiproblematiek en hun arbeidstoeleiding betekenen deze ontwikkelingen een andere manier van werken. Er zal meer een beroep op eigen kracht en het eigen netwerk van mensen worden gedaan. De rol van de gemeente verandert hiermee van zorgen voor re-integratie (bijvoorbeeld door inkoop) naar zorgen dat de cliënt gaat re-integreren. Dit zal ook consequenties hebben voor de klantmanagers van sociale diensten en de methodieken die zij zelf gebruiken. Het simpel hanteren van methodieken in de traditionele setting van een loket van een sociale dienst zal niet meer werken. In het nieuwe sociale domein willen gemeenten bereiken dat hulpverleners een klant in beweging brengen en niet het probleem van een cliënt overnemen. We willen af van meerdere hulpverleners die ieder een klein stukje van de oplossing hebben maar daarin niet gezamenlijk opereren. Het kan effectiever en efficiënter. Centraal in de verbeterde werkwijze staat in onze ogen de klantmanager van de toekomst. We noemen het hier de ‘sociale werker van de toekomst’. Dit is een generalist die weet wat er te koop is en wat er moet gebeuren. Eigenlijk praten we over een sociaal werker in een gemeente met kennis over eigen kracht/zelfsturingsaanpak van burgers; met kennis over methoden om arbeidstoeleiding en problemen op andere leefgebieden integraal op te lossen; met instrumenten om mee te werken, zoals een hoogwaardige ICT-omgeving, eenduidige registratie en een heldere sociale kaart. De sociaal werker beschikt over de benodigde competenties en weet wanneer verwezen moet worden naar de specialist. Bij dit alles houdt hij of zij zicht op de randvoorwaarden om goed te kunnen werken en heeft hij/zij de focus om uiteindelijk te komen van een situatie van niet-werken naar een situatie van werk. Onderwijsinstellingen spelen een belangrijke rol bij het opleiden tot de ‘sociaal werker van de toekomst’. De sociaal werker van morgen wordt immers vandaag opgeleid. En uiteindelijk zijn ontwikkelde methodieken pas goed geborgd als deze ook onderdeel zijn van de reguliere opleiding en van de bijscholing van professionals. Om na te kunnen gaan in hoeverre opleidingen die nieuwe integrale werkwijze, waarbij andere eisen gesteld worden aan de professionals, reeds aan hun studenten leren, is een inventarisatie gedaan.
8
1.2
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Inventarisatie bij opleidingen Om goed aan te sluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen, voerden we een inventarisatie uit bij de belangrijkste aanbieders van relevante opleidingen. In deze inventarisatie zijn we ingegaan op de volgende vragen: • Op welke wijze wordt in opleidingen nu aandacht besteed aan dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek? • Welke methodieken en aanpakken worden geleerd en wat is bekend over de effectiviteit van deze aanpakken? • Hoe wordt aandacht besteed aan arbeidstoeleiding bij de ondersteuning van cliënten met multiproblematiek? • Is er aandacht voor het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid van cliënten? • Wordt er aandacht besteed aan de competenties die dit van professionals vraagt? • Welke lacunes bestaan er nog in de opleidingen? Deze inventarisatie is uitgevoerd middels gesprekken met hogescholen en instituten die zich bezig houden met na- en bijscholing van professionals in het sociale domein. Dat zijn enerzijds zes hbo-instellingen met de opleidingen Sociaal juridische dienstverlening (SJD) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). Daarnaast zijn twee gesprekken gevoerd aanbieders van c.q. betrokkenen bij nascholing. (Zie ook bijlage I). Aanvullend is beschikbaar lesmateriaal geanalyseerd. Het resultaat is neergelegd in voorliggend rapport, dat de stand van zaken weergeeft en duidelijk maakt in hoeverre de opleidingen klaar zijn om de ‘sociaal werker van de toekomst’ op te leiden.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
9
1.3 Leeswijzer We beginnen in hoofdstuk 2 met een zeer beknopte beschrijving van de hogescholen en instituten waarmee gesprekken zijn gevoerd. Hoofdstuk 3 gaat over de mate en wijze waarop de opleidingen aandacht besteden aan cliënten met multiproblematiek: waar in de opleiding of training besteedt men hier aandacht aan? Welke methodieken met betrekking tot multiproblematiek worden geleerd? Is er aandacht voor arbeidstoeleiding? Is er aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid van cliënten? In hoofdstuk 4 beantwoorden we vervolgens de vraag of studenten op dit moment worden opgeleid tot ‘sociaal werker van de toekomst’ en aan welke competenties hierbij aandacht wordt besteed. Het vijfde hoofdstuk gaat in op succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes in de opleidingen en sluit af met een beschouwing over de vraag in hoeverre de opleidingen er klaar voor zijn om de ‘sociaal werker van de toekomst’ op te leiden.
10
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
2 Maatschappelijk
Slechts één
werk en sociaal
integrale opleiding
juridische
sociaal werk
opleidingen
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
11
Soort en structuur opleidingen We hebben de inventarisatie uitgevoerd door gesprekken te voeren met docenten, lectoren en andere betrokkenen bij opleidingen en trainingen van verschillende aard: • Zes hbo-instellingen; waarbij het twee maal om een SJD-opleiding ging (dus met een juridische insteek), drie maal om sociale studies c.q. de focus op MWD, en één maal om een integrale opleiding ‘sociaal werk’. • Eén trainingsbureau dat opleidingen op maat maakt voor instellingen of gemeenten die sociaal werkers in dienst hebben. • Divosa, de Nederlandse vereniging van gemeentelijke managers op het terrein van participatie, werk en inkomen – die op die terreinen ondersteuning biedt. Aanvullend hierop is de informatie die bij deze acht instellingen is verzameld (middels gesprekken en analyse van studiemateriaal) gelegd naast informatie die ontleend is aan de website van het Nascholingscentrum Maatschappelijk Werk1. Tijdens de inventarisatie bleken de opleidingen grofweg uiteen te vallen in drie groepen, die in de beschrijvingen in de hierna volgende hoofdstukken waar relevant onderscheiden worden: • opleidingen met een maatschappelijke/sociale focus (algemene sociale studies, MWD, SPH (en verwant) en social work); • SJD opleidingen; • na- en bijscholing. Structuur van hbo-MWD De meeste studies kennen een meer of minder brede gemeenschappelijke basis van 1 tot 1,5 jaar, waarna de studenten de keuze maken voor een profiel MWD, SPH of CMV, afhankelijk van wat er aangeboden wordt. De studie vervolgt met profielspecifieke vakken en biedt, meer of minder, ruimte om eigen keuzes in de studie te maken in de vorm van minoren. Hogeschool Zuyd is de enige opleiding die de erkenning voor een integrale opleiding ‘sociaal werk’ heeft gekregen. Maar ook daar start men met een generiek deel, waarna een keuzeprogramma volgt, inclusief verplichte keuze voor een uitstroomprofiel: SA, SP, MW of CMA. De studenten studeren af als Social Worker, waarbij nu op de diploma’s nog wel het uitstroomprofiel vermeld wordt, maar daar wil men op termijn van af. Structuur hbo-SJD Bij de SJD-opleidingen is de insteek juridisch, met veel aandacht voor onder meer jeugdrecht, sociale zekerheid, strafrecht, huurrecht, de nieuwe Wet werken naar vermogen, maar ook uitstroomproblemen bij sociale diensten en re-integratie. De opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening richt zich op sociaal juridische vragen met betrekking tot onder andere werk, ontslag, inkomen, schulden, sociale uitkeringen, wonen en justitiële contacten. SJD’ers kunnen gaan werken in veel verschillende functies in de juridische adviespraktijk, het bedrijfsleven, de centrale en decentrale overheid (justitie en gemeenten) op het gebied van jeugd, veiligheid, werk en inkomen. Ze krijgen een brede kijk op het beroepenveld, maar omdat de nadruk ligt op het juridische, worden ze dus niet specifiek opgeleid voor maatschappelijk werk.
www.ncmw.nl
1)
12
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
SJD-studenten zijn in mindere mate dan bijvoorbeeld MWD-studenten idealisten; de ‘J’ trekt aan dat is ‘de waarheid’, is ‘harder’ dan andere maatschappelijke vraagstukken. Maar dat maakt het voor studenten ook ingewikkeld, want het gaat niet louter om regelen van juridische kwesties.
Aparte positie van Hogeschool Zuyd Hogeschool Zuyd heeft als enige in Nederland een erkenning als integrale opleiding Social Work gekregen (met een eigen crohonummer). De aanleiding voor de herstructurering van de opleiding was de noodzaak om de twee SPH-opleidingen van Maastricht en Sittard samen te voegen. In diezelfde tijd werd de bama-structuur ingevoerd en was er vanuit het verdrag van Bologna aandacht voor integraal onderwijs. Toen is besloten één bacheloropleiding ‘social work’ in te richten. Vanuit de MWD opleidingen in de rest van het land wordt soms met enige afgunst naar deze opleiding gekeken, nu de noodzaak tot het breed opleiden groter wordt met het oog op de nieuwe sociaal werker. De SPH opleidingen hebben een langere traditie van bredere opleiding en zijn minder afgunstig. De studenten zijn enthousiast over deze opleiding, er komen ook wel studenten uit andere delen van het land specifiek voor deze opleiding. In 2016 zal het hele cohort studenten zijn opgeleid als generiek sociaal werker.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
13
14
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
3 Aandacht voor multiproblematiek in de casuïstiek
Eerst
Weinig
Niet één
vertrouwensrelatie
aandacht voor
methodiek maar
opbouwen
arbeidstoeleiding
een wijze van benaderen leren
Versterken van
Verschillende
eigen kracht van
methodieken op
cliënten
het juiste moment kunnen inzetten
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
15
Aandacht voor multiproblematiek 3.1
Waar vinden we dit terug in de opleiding? In dit hoofdstuk bekijken we op welke wijze op dit moment in opleidingen aandacht wordt besteed aan dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek. Vormen zij bijvoorbeeld een specifieke aandachts- of doelgroep en in welke fase van de opleiding komt dit aan de orde? Is dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek een specialisme of basiskennis? Over het algemeen leren hbo-studenten in de eerste (twee) jaar van hun opleiding de basis, met in de ‘sociale studies’ onderdelen als sociologie, gesprekstechnieken, communicatie, ontwikkelingspsychologie, basis wetskennis en actuele ontwikkelingen en programma’s, en in meer juridische studies is er met name aandacht voor onderdelen als jeugdrecht, sociale zekerheid, strafrecht, huurrecht, de nieuwe Wet werken naar vermogen, etc. Later in de opleiding (in minoren of keuzevakken) komt multiproblematiek aan de orde; de complexiteit van de casussen neemt daarbij in de loop van de opleiding toe. Dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek is daardoor eerder te beschouwen als een specialisme dan als basiskennis – met uitzondering van de opleiding Social Work aan de Hogeschool Zuyd.
De opleiding Social Work van de Hogeschool Zuyd wijkt af op dit punt: alleen hier start aandacht voor Multiproblematiek al in het eerste studiejaar. De opleiding streeft ernaar aansluiting te hebben bij de problematiek in de regio: vergrijzing en krimp. Door de slechte sociaal-economische situatie ontstaat er ook meer multiproblematiek.
In nascholing kunnen cliënten (of gezinnen) met multiproblematiek een specifieke doelgroep vormen waar de scholing zich op richt – de richting van de nascholing is vaak afhankelijk van de vraag uit het werkveld. In de opleidingen met een maatschappelijke/sociale focus blijkt met name in het MWD-profiel aandacht te worden besteed aan multiproblematiek. Dat wil niet zeggen dat de aandacht hiervoor in andere profielen helemaal ontbreekt, maar daar lijkt het meer sporadisch en minder systematisch aan de orde te komen. Anderzijds is het ook weer niet zo dat elke MWD-opleiding een keuzevak of minor ‘Multiproblematiek’ kent – ook daarin bestaan verschillen. Vaak wordt in alle vakken van de opleiding wel enige aandacht besteed aan multiproblematiek. (Toenemende) Aandacht voor multiproblematiek bestaat op alle hogescholen wel. Elke hogeschool heeft daarbij een eigen invulling en specialisatie. De SJD-opleidingen gaan ook verschillend om met aandacht voor multiproblematiek. Bij de één vormen de eerste twee jaar de basis (voor iedereen gelijk), daarna volgt specialisatie: arbeidsrecht, conflict management en international law of multiproblem. Hier is aandacht voor multiproblematiek dus echt een specialisatie binnen de SJD-opleiding. In de andere SJD-opleiding komt multiproblematiek impliciet in bijna alle vakken wel aan de orde, en in enkele vakken meer expliciet. Hier wordt bijna vanaf het begin van de studie aangesneden dat problemen meerdere dimensies (kunnen) hebben. Dit beklijft niet meteen, dit moet men veel herhalen. Multiproblematiek is in feite een gegeven: studenten wordt geleerd er alert op te zijn dat
16
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
ze kijken naar meerdere dimensies; “Wat is de vraag achter de vraag?”. De ambitie of het ideaal van de opleiding is dat studenten leren kijken naar alle domeinen. Ook in de SJD-opleidingen loopt de complexiteit van de casuïstiek in de loop van de studie op, net zoals we dat zagen bij de MWD-opleidingen. Verder kan van alle opleidingen gezegd worden dat ze multidisciplinair en integraal zijn, in die zin dat er (in meer of mindere mate) aandacht wordt besteed aan verschillende domeinen (werk en inkomen, volkshuisvesting en wijkaanpak, zorg en welzijn, onderwijs, veiligheid en justitie).
3.2
Welke methodieken worden geleerd? Hoewel de hbo-opleidingen studenten uiteraard wel methodieken aanleren, benadrukken ze daarbij dat er – zeker als het om de doelgroep cliënten met multiproblematiek gaat – niet één methodiek is die ‘heilig’ is en dat het nooit meteen duidelijk is welke methode men moet gebruiken. Men staat de eclectische benadering voor, om het risico te vermijden dat sociaal werkers in hokjes gaan denken waar de cliënt dan in moet passen. Men ziet teveel oogkleppen van de werkers in het veld en wil er zorg voor dragen dat studenten zich niet blind staren op één methodiek en één theorie. Het is allereerst van belang dat de sociaal werker geïnteresseerd is in waarom een klant in een bepaalde situatie zit. Daarvoor is echt luisteren en contact maken een voorwaarde. Zo kan een vertrouwensrelatie worden opgebouwd. De rode draad in de aanpak kan dus omschreven worden als ‘breed kijken’ en een flexibele opstelling. Het gaat meer om het aanleren van een attitude en reflectie, dan om het aanleren van een basismethodiek. Eén van de opleiders illustreert dit met het verhaal van een ervaringsdeskundige die bij de opleiding betrokken is en die de studenten vertelt over hoe zij zelf te maken had met 25 verschillende hulpverleners, en uiteindelijk geholpen werd door een hulpverlener die de methodieken aan de kant zette. Daarbij komt nog dat de organisaties in het werkveld met verschillende methodieken werken en dat sociaal werkers in het werkveld verschillend worden ingezet. Opleidingen ervaren het daarom niet als zinvol om de studenten één methode aan te leren. Belangrijk is dat studenten leren om met verschillende methodieken te werken en de juiste methodiek op het juiste moment in te zetten. Ze moeten kritisch leren denken. Men zet over het algemeen in op een onderzoekende, kritische professional. Men wil de studenten geen trucje leren. Ze leren: • belangen zien vanuit verschillende organisaties (dat is moeilijk); • regie nemen / organisaties aanspreken (dat is lastig); • het complete beeld krijgen, want ieder heeft een stukje (dat vergt tijd); • wat belangrijke competenties zijn voor de regievoerder (Wat betekent regie vanuit één organisatie? Hoe kun je gebruik maken van de eigen kracht van de cliënt? Dat werkt heel anders dan vanuit een organisatie. Wie mag welke informatie opvragen?) Maar uiteraard leren de hbo-opleidingen (evenals de instituten voor nascholing) de studenten wel methodieken aan. Deze kunnen taakgericht, oplossingsgericht, ervaringsgericht en/of systeemgericht zijn en draaien om bijvoorbeeld gezinsbehandeling of materiële hulpverlening.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
17
De volgende methodieken worden expliciet genoemd2: • De methode van de Integrale Traject Bemiddeling / Individuele Vraaggerichte Benadering (ITB-/IVB); deze methodiek bestaat uit een combinatie van begeleiding en bemiddeling. De begeleiding is erop gericht om de regie die mensen over hun eigen leven voeren te versterken. Door aan te sluiten op hun perspectieven en mogelijkheden worden concrete stappen gezet om te komen tot een duurzame vorm van maatschappelijke participatie. • Basismethodieken voor psychosociale hulpverlening en methodieken die daarvan zijn afgeleid: – De methode “Monoloog” bij bemiddeling, die lijkt op de “Complete boodschap” van Walter Kempler. Kern hiervan is dat je als hulpverlener de cliënt op een persoonlijke manier moet aanspreken en zo de cliënt zelf het voordeel van veranderen laat inzien, waardoor de cliënt in beweging komt. – “Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening” van Sjef de Vries. De kern hiervan is dat een vertrouwensrelatie met de klant belangrijker is dan een methodiek. Ofwel: het zijn niet de (wetenschappelijk bewezen) methoden, maar vooral de cliënt zelf. De bijdragen van de hulpverlening liggen in de werkrelatie; de persoon en houding van de hulpverlener en het voortdurend checken bij de cliënt of de hulp hem helpt. Kortom elke methode is zo goed als de personen die hem uitvoeren. Daarom legt men een grote nadruk op het aangaan en onderhouden van een persoonlijke werkrelatie en op het openlijk bespreken met de cliënten of de hulp hen verder helpt en wat er eventueel beter kan. • De methode “Outreachend werken” volgens het boek van Lia van Doorn; niet wachten tot de burger naar de gemeente toe komt, maar zelf op bezoek gaan bij de hulpbehoevende burger (achter de voordeur, in de privésfeer). • De methodieklijn volgens het boek van Leo Witte (“Methodisch werken in de materiële hulpen dienstverlening”). In plaats van de ‘helpers’ zijn de professionals degenen die burgers faciliteren om, waar mogelijk, zelfwerkzaam en zelfredzaam te worden. Een vraaggerichte werkwijze waarin de vragen en behoeften van de cliënt leidend zijn, vervangt het aanbodgerichte werken. • De Kortdurende Oplossingsgerichte Therapie (KOT) is een methode die de hulpverlener handvatten geeft om de cliënt te helpen op eigen kracht te varen. Hij onderzoekt met de cliënten wat er al goed gaat in het gezin. Hij helpt de cliënten hun eigen doelen in concreet, alledaags gedrag te formuleren en laat hen ontdekken welke stappen zij al gedaan hebben en welke verdere stappen zij willen nemen en wat daarvoor nodig is. • Verder gebruikt men veelal de inzichten uit “De rotonde van Hamed” omdat een student hiermee alles wat hij leert kan plaatsen in de samenleving. In feite laat de Rotonde van Hamed de organisaties de organisaties zijn en moeten de professionals elkaar vinden in de uitvoering. • Methoden die duidelijk hun weg hebben gevonden binnen de opleiding zijn ‘Erop af’3 en ‘Achter de voordeur’. • ‘Wraparound care’4, met als belangrijkste principes die studenten leren om echt radicaal toe te Zie bijlage 2 voor een lijst van literatuur die hierbij gebruikt wordt in opleidingen. J. van der Lans; Eropaf. De nieuwe start van het sociaal werk 2010. 4) De naam zegt het al: er omheen gaan staan of inwikkelen met zorg. Informele zorg en formele zorg wordt gecombineerd met één centrale persoon, die expert is van het gewone leven. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de krachten van de samenleving: er wordt specialistische hulp ingeschakeld waar nodig, er wordt gebruik gemaakt van natuurlijke (sociale) steunbronnen, het team werkt samen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het gehele plan en er wordt community-based gewerkt. In ieder individueel geval wordt een plan van aanpak met concrete doelen en wegen daar naartoe opgesteld. 2)
3)
18
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
passen: vraaggericht werken, regie bij de cliënt, één centrale professional. • Critical Time Intervention (CTI). Deze methodiek is afkomstig uit de VS en wordt nu in Nederland op effectiviteit getest. • Presentiebenadering van Andries Baart. De presentiebenadering is ontwikkeld vanuit het pastoraal werk. Bij de presentiebenadering gaat het om een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de des betreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn. • instrument ‘INVRA’: INVRA-Wonen, INVRA-Ambulant en INVRA-Arbeid. INVRA helpt bij het inzicht krijgen in eigen mogelijkheden en stimuleert dat mensen op grond van zelfinzicht eigen keuzen maken. • meer algemene methodieken voor motiverende gesprekstechnieken en casemanagement. Aan empowerment van de hulpverlener lijkt met name in nascholing aandacht te worden besteed, bijvoorbeeld middels Ervaringsgerichte Psychosociale Therapie (EPT). Elke hulpverlener dient de leiding te hebben in het hulpverleningsproces. EPT is een methodiek die de hulpverlener aanspreekt op zijn eigen kracht en mogelijkheden om zo op een persoonlijke manier professioneel leiding te geven5. Door open en persoonlijk de eigen ervaringen van en reacties op de cliënten in te brengen, schept de hulpverlener een werkrelatie die gebaseerd is op direct menselijk contact en gelijkwaardigheid. Het gaat daarbij om het methodisch hanteren van professionele nabijheid. Een dergelijke persoonlijke werkrelatie blijkt een krachtige voorspeller van een effectieve hulpverlening en vormt dus de basis van elke goede hulpverlening. Een ander initiatief dat ook op deze lijn ligt, is de intervisie-methodiek die Fontys Actief heeft ontwikkeld voor de brede professional in de bemiddeling van werklozen met meervoudige problematiek. (Zie de publicatie “Een afslag voor Hamed”.) Wanneer een traject vastloopt, gebeurt dat vaak in het hoofd van de sociaal werker; deze ziet dan geen perspectief en geen aanknopingspunten meer. Elke werker laat als het ware een ‘vingerafdruk’ na, werkt (onbewust) volgens terugkerende patronen. In intervisie-bijeenkomsten wordt een casus diepgaand doorgesproken, om er zo achter te komen welke problemen de sociaal werker heeft (intuïtief toegepaste patronen van werken omzetten in bewuste patroonherkenning). In een casus gaat het niet alleen om de klant, maar om de klant en diens netwerk en om de sociaal werker en diens netwerk. Men is een jaar of zes geleden begonnen met deze intervisie-bijeenkomsten en men heeft hiermee actief geëxperimenteerd (en inmiddels zo’n 50 casussen besproken). Integrale aanpak Alles samen genomen kunnen we stellen dat de aanpak die studenten geleerd wordt een integrale aanpak is. Studenten leren om vanuit alle domeinen en alle niveaus te kijken. Altijd maatwerk De vraag of de aanpak die studenten leren standaard is, of dat er maatwerk mogelijk is, is bijna een overbodige. Cliënten met multiproblematiek zijn nooit standaard, dus er moet àltijd sprake zijn van maatwerk. Dat betekent dat benadrukt wordt dat er eerst een vertrouwensrelatie met de cliënt moet worden opgebouwd, om goed zicht te kunnen krijgen op de problemen. J. de Vries; Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening 2009.
5)
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
19
Zodra dit zicht er is, kan de sociaal werker beginnen over perspectieven, om richting te geven aan de hulpverlening. Vroeger was de instructie: wacht op de hulpvraag. Maar cliënten met multiproblematiek hebben vaak geen hulpvraag, dus dat werkt niet bij deze groep. Maatwerk is dus noodzakelijk. Dit sluit aan bij de ontwikkeling die gaande is, dat er steeds meer ruimte komt voor de professional om niet louter protocollen te volgen, maar om dichter bij de klant te kunnen staan en om te onderzoeken hoe de regie weer bij het gezin c.q. de cliënt gelegd kan worden. Aandacht voor preventie Aandacht voor preventie c.q het voorkomen van terugval is niet in alle opleidingen en metho dieken een expliciet onderdeel. Wel komt preventie, meer impliciet, aan de orde door vragen zoals: hoe voorkom je dat iets escaleert en hoe ga je om met emoties?
In sommige opleidingen wordt wèl expliciet aandacht besteed aan preventie. Zo benoemt de SJDopleiding aan de Hanzehogeschool in de specialisatie ‘Multiproblem’ preventief werken expliciet als competentie: “Door onderzoek en onderwijs binnen een praktijkcontext vroegtijdig signaleren van problemen die kunnen leiden naar grotere problemen. Praktijkgerichte voorstellen doen.”
Een belangrijke notie in het kader van preventie is: zorg voor betrokkenheid van het sociale netwerk van de cliënt. In de periode van hulpverlening is er veel aandacht, regie, controle en sturing, maar dat moet doorgaan nadat de hulpverlening beëindigd wordt. Dus daarmee moeten werkers al tijdens de hulpverlening rekening houden, door er voor te zorgen dat het netwerk er bij betrokken wordt. Ook zijn er bepaalde momenten in het leven waarvan je vooraf al weet dat ze lastig kunnen zijn (bijvoorbeeld overgang van kinderen van basisschool naar middelbare school), dus aan dat soort zaken besteed je preventief aandacht als hulpverlener. Vervolgens is er eens in de zoveel tijd contact met de klant in het kader van nazorg. Dus: “nazorg = preventie”. Het denken over preventie is in ontwikkeling. Men wil voor elkaar krijgen dat studenten als onderzoekende professionals het veld ingaan en ‘over de casus heen kunnen kijken’ en in staat zijn te komen tot creatieve oplossingen. Doorverwijzen naar en samenwerken met andere partijen Studenten wordt er op gewezen dat een casemanager niet alleen werk moet maken van gebieden waarop hij als hulpverlener zelf iets kan doen, maar dat een casemanager cliënten er ook op moet wijzen dat ze hulp kunnen zoeken op andere gebieden (doorverwijzen en leren van anderen).
3.3
Aandacht voor arbeidstoeleiding Het heeft binnen de opleidingen over het algemeen geen prioriteit om aandacht te besteden aan arbeidstoeleiding (en participatie) bij de ondersteuning van cliënten met multiproblematiek.
20
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Fontys vormt een uitzondering en loopt voorop in Nederland als het gaat om de relatie met reintegratie / participatie en de werkgeversbenadering. Dit komt door de samenwerking met Fontys Actief . Dit komt tot uiting in de minor ‘Activeren en bemiddelen’.
Ook één van de SJD-opleidingen lijkt iets meer dan gemiddelde aandacht te besteden aan arbeidstoeleiding, middels het voor alle studenten verplichte studieblok ‘Re-integratie’. Het blok heeft twee domeinen: re-integratie en schuldhulpverlening. De studenten krijgen een klant die vanuit de Wwb gere-integreerd moet worden. Ze kruipen in de huid van een schuldhulpverlener en proberen de cliënt te re-integreren door onderzoek te doen naar re-integratietrajecten en een werkgelegenheidsanalyse te doen. Ze voeren een gesprek met een acteur en maken dan een re-integratieplan en een schuldhulpverleningsplan op cliëntniveau, en ook een beleidsplan voor de gemeente. Wat men wil uitstralen naar de studenten is: werk is een goed medicijn voor veel problemen. De meeste opleidingen besteden wel aandacht aan het domein inkomen en werk c.q. werkloos heid, maar dus niet of nauwelijks aan arbeidstoeleiding. Enkelen noemen het streven om dit onderwerp meer in de casuïstiek te verwerken. Soms zijn er wel projecten gericht op activering die in de opleiding betrokken worden (bijvoorbeeld de pilot ‘activering en zorg’ bij de dienst Sociale zaken en Werkgelegenheid in Rotterdam, waarbij het uitgangspunt was dat zorg en werk gelijk op moeten gaan). Bij meer ‘traditionele’ hbo-opleidingen zien we duidelijk dat de aanpak erop gebaseerd is om het sociale functioneren eerst op de rails te krijgen en dus niet op ‘work first’ . In nascholing zien we dat de mate waarin aandacht wordt besteed aan arbeidstoeleiding afhankelijk is van wat de vraag is van de cliënt. Daar wordt benadrukt dat het heel belangrijk is om vast te stellen waar de eerste behoefte ligt, en vaak is de werkbehoefte niet de belangrijkste. Voor een succesvolle aanpak is essentieel dat de cliënt gemotiveerd is om aan een probleem te werken. Dat betekent dat de aanpak vaak dus niet ‘work first’ zal zijn. Eerst moet ‘het hoofd van de klant worden leeg gemaakt’, moeten andere problemen worden opgelost, pas dan is er ruimte voor werk. Dit lijkt een traditionele benadering. Divosa plaatst daarbij ook een kanttekening: op dit moment blijft het onderdeel ‘werk’ in de hulpverlening bijna altijd onderbelicht. Het uitgangspunt zou altijd moeten zijn: werken als hoofddoel. Werk maakt namelijk dat mensen zelfstandig kunnen zijn. Dat past ook in het idee van de integrale benadering; het idee van stapje-voor-stapje is nu – in het denken, de theorie – wel van tafel. In de praktijk is het dus echter nog niet zo ver; dat vormt een punt van aandacht.
Fontys Actief is een kenniscentrum verbonden met Fontys hogescholen, op het gebied van re-integratie en maatschappe lijke participatie, met accent op de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit kenniscentrum is sterk verbonden met de beroeps praktijk en heeft een lange traditie van samenwerking met gemeentelijke sociale diensten, re-integratiebedrijven (o.a. SW) en zorg/welzijn-organisaties (activering naar werkervaring/arbeid, sociale activering, terugkeer naar school/BBL).
6)
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
3.4
21
Aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid In de opleidingen is men het wel over eens dat de werkwijze waarbij de sociaal werker of klantmanager de regie volledig op zich neemt achterhaald is, en dat er in de hulpverlening naar gestreefd moet worden dat de cliënt zoveel mogelijk zelf de regie voert (volgens de aanpak ‘één gezin - één plan - één regisseur’). De traditionele gedachte ‘we gaan eerst een plan opstellen voor de klant’ heeft als effect dat de klant denkt ‘dan wacht ik wel’ (en dus achterover gaat leunen). Daarom promoot men de eigen kracht, zelfregie en empowerment (‘mens centraal’). Daarbij maakt men de studenten er van bewust dat het van belang is om niet te optimistisch te zijn over de eigen kracht van de cliënt en de mogelijkheden van het sociaal netwerk van de cliënt hierbij. Dit sluit aan bij de methode van zelfsturing, waarbij de klant zelf verantwoordelijk is, maar wel met ondersteuning van de sociaal werker. Daarbij is van belang dat een hulpverlener niet te snel, maar ook niet te laat de regie neemt. Vaak neemt de hulpverlener in eerste instantie de regie en moet dat goed afwegen. Dat is per geval verschillend. Sommige zaken zijn zo acuut, dat een hulpverlener direct moet ingrijpen. Maar daarbij is het risico dan weer dat de cliënt achterover gaat leunen. Een goed voorbeeld is als er formulieren ingevuld moeten worden: een hulpverlener zou dat heel snel voor een cliënt kunnen doen, maar het is over het algemeen verstandiger om daarvoor het netwerk in te laten schakelen. Belangrijk is steeds om een goede afweging te maken en er ook voor te zorgen dat de cliënt zich gehoord voelt. Professionals moeten in belang van organisaties èn cliënten kunnen denken, moeten alles wat ze doen in een breder perspectief plaatsen. Er is niet altijd een kant en klare of overduidelijke oplossing. Veel is afhankelijk van de persoon van de professional. Enerzijds wil die de klant terwille zijn, anderzijds heeft die te maken met organisaties die daarvoor geen tijd en middelen hebben. Het is lastig om een pro-actieve professional te zijn in zo’n organisatie. Het doel van de opleidingen is om professionals af te leveren met veerkracht, die kunnen meebewegen en meedenken, de belangen van een ander goed voor ogen kunnen houden en incasseringsvermogen hebben. Empowerment van de professional komt dus ook zeker aan de orde in opleidingen.
22
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
4 Opleidingen leveren generalisten af
Sociaal werker moet kritisch naar zichzelf kunnen kijken
Leren creatief denken en anders durven werken
Aansluiten bij de klant
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
23
Opleiden tot ‘sociaal werker van de toekomst’? 4.1
Kenmerken van de sociaal werker van de toekomst Worden studenten op dit moment opgeleid tot ‘sociaal werker van de toekomst’? Dus leren zij een integrale aanpak, worden zij opgeleid tot een generalist die weet wat er te koop is en wat moet gebeuren, die een beeld heeft van de totale situatie, de regie zo veel mogelijk bij cliënt legt, voldoende kennis heeft om problemen zelf op te lossen c.q. weet wanneer er doorverwezen moet worden en die nauw samenwerkt met andere disciplines? Onze indruk is dat dit voor een groot deel wel het geval is of dat men in elk geval die ambitie heeft. De meeste kenmerken van ‘de sociaal werker van de toekomst’ komen in de opleidingen aan de orde of zijn er in verwerkt, waardoor de opleidingen breed inzetbare algemeen werkers afleveren. Daar staat tegenover dat bijna geen enkele studie expliciet gericht is op het opleiden van brede professionals. Met uitzondering van Hogeschool Zuyd uiteraard, die als enige in Nederland een erkenning als integrale opleiding Social Work heeft gekregen. Bij Fontys gaat men waarschijnlijk binnen enkele jaren ook een ‘brede’ opleiding aanbieden. De belangrijkste lacune in de opleiding tot de ‘sociaal werker van de toekomst’ is de beperkte aandacht voor en belangstelling van studenten voor het domein werk en inkomen. Van oorsprong was het onderwijs categoraal, dat wil zeggen naar doelgroep georganiseerd: verstandelijk gehandicapten, mensen met een justitieel verleden, verslaafden etc. Het vraagt om een omslag binnen de opleidingsinstituten om dit los te laten; ‘ontschotting’ is daarvoor noodzakelijk. Hoewel er verschillen bestaan, is er in de opleidingen de afgelopen jaren al veel veranderd. Studenten leren meer vanuit de cliënt te denken en aan te sluiten bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt, zonder daarbij het confronteren uit het oog te verliezen. Bij Fontys is men 2 à 3 jaar geleden begonnen om binnen het profiel MWD te gaan opleiden richting ‘sociaal werker van de toekomst’. Dat doen ze door de nadruk te leggen op multiproblematiek-cauïstiek en – indien studenten kiezen voor de minor ‘activeren en bemiddelen’ – meer basis, intervisie en ondersteuning te bieden dan in het standaardprogramma. Maar dan nog is het vrij basaal; wie afgestudeerd is, heeft voldoende skills en bagage, maar is nog niet klaar. Echt leren doen sociaal werkers pas in de praktijk. Ook de MWD-opleiding van Inholland levert wel breed inzetbare algemeen werkers af. Inhoudelijk betekent dit dat er ruim aandacht is voor: • oplossingsgericht werken; • motiverende gespreksvoering; • de individuele verantwoordelijkheid van het individu versus de cliënt als slachtoffer: benadering van klanten waarbij de klant de klus moet klaren, niet meer de houding van ‘er komt een klant bij de werker’; • aandacht voor de sociale netwerkmethodiek; • filosofie en beroepsethiek: studenten worden aangezet tot het nadenken over hun verhouding tot de cliënt, over hun eigen normen en waarden en die van de cliënten. Outreachend werken is belangrijke bagage voor de sociaal werker van de toekomst die met de doelgroep cliënten met multiproblematiek gaat werken. Verder is in dit verband de scheiding tussen SJD- en MWD-opleidingen van belang. Een generieke werker zou in principe onderdelen uit beide opleidingen in zijn bagage moeten hebben.
24
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
In nascholing lijkt men zoveel mogelijk aan te sluiten bij principes uit ‘populaire’ programma’s als ‘Achter de voordeur’ en de methode ‘Erop af’, die (groten)deels overeenkomen met de ideale kenmerken van de ‘sociaal werker van de toekomst’.
4.2
Benodigde competenties volgens de opleidingen Om te kunnen functioneren als ‘sociaal werker van de toekomst’ zijn bepaalde competenties onontbeerlijk. De opleidingen zeggen daarover het volgende: • Een sociaal werker moet het vermogen hebben om perspectief te zien bij een cliënt: waar zit zijn of haar kracht? En moet kunnen onderzoeken om te achterhalen wat de vraag is achter de vraag. • Een goede hulpverlener is bereid om kritisch naar zichzelf te kijken en weet dat hij kan leren van de klant en is daartoe bereid. Zodra je als hulpverlener erkent dat je zelf ook leert, is de cliënt niet zwak meer en komen hulpverlener en cliënt op een gelijkwaardig niveau. De basis is dat je samen met de cliënt een team vormt. Middels een integrale aanpak aan perspectief werken. Je lost het probleem van de cliënt niet op (dat moet hij zelf doen), maar je bent ook geen traditionele hulpverlener. Het zelfsturend vermogen van de cliënt moet opgebouwd worden. Indien nodig moet je het probleem van de cliënt vergroten (dat kan dankzij de vertrouwensrelatie). Het is geen vrijblijvende aangelegenheid en je moet de klant serieus nemen. Alleen kan de hulpverlener niets doen; als de klant niet in beweging komt, gebeurt er niets. • Een goede sociaal werker moet zich over de angst om fouten te maken kunnen heen zetten. Pas als studenten erkennen dat het nodig is om eerst fouten te maken, kunnen ze gaan leren. Het is belangrijk dat docenten vanaf dag één in de lessen de boodschap verwerken dat je van fouten kunt leren, dat fouten maken menselijk is en dat je ook naar cliënten toe fouten moet erkennen. • Een hulpverlener moet leren waar hij in welke rol moet zitten. Er zijn er drie: de adviserende, de coachende en de expertrol. Vanuit die laatste kan de hulpverlener een paar dingen overnemen van de cliënt. De hulpverlener moet ook accepteren dat de cliënt niet alles kan: die dingen moeten dus samen gedaan worden. Als bemiddelaar moet je dus twee kanten op werken: richting cliënt en richting hulpverlening. Je moet cliënten nieuwe perspectieven bieden (cliënt moet krediet opbouwen) en hulpverleners buiten kaders laten denken. • Een hulpverlener dwingen tot outreachend werken kan niet. Niet alle hulpverleners kunnen dit werk doen, dus beperk het tot de mensen die het echt willen. • Eigenlijk vraagt het werken met de multiproblem-doelgroep volgens de wrap-around care methodiek ervaringsdeskundigheid op alle terreinen van het leven. Daar zijn de studenten veelal nog te onervaren en te jong voor. De werkers met deze doelgroep moeten stevig in hun schoenen staan en bijvoorbeeld ook overeind blijven in overleg met de specialisten uit de 2e lijn, zoals psychiaters. • Belangrijke competenties zijn betrokkenheid en creativiteit. Betrokkenheid is een enorme drive. Creativiteit is niet rechtlijnig denken, protocollen los durven laten, niet blijven hameren op regels en wetten, buiten de lijnen denken. Hierop worden de studenten ook getriggerd: van tevoren is niet duidelijk wat precies het antwoord moet zijn op de opdrachten die ze krijgen.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
25
Buiten bestaande conventies oplossingen zoeken, ‘out of the box’ denken, is belangrijk. • Het vermogen tot reflectie: Studenten die aan de opleiding beginnen hebben over van alles een mening. In de loop van de opleiding gaan ze meer meedenken en ontwikkelen ze vermogen tot veranderen en reflectie. Dit gebeurt met name tijdens de stageperiode. Door ze aan het denken te zetten met complexe casuïstiek: ze moeten problematiseren, is dat wat je op het eerste gezicht denkt wel aan de hand? Studenten die niet leren reflecteren, studeren meestal niet af. • Je moet als hulpverlener aansluiten bij het tempo van de klant, maar anderzijds ook je eigen agenda volgen. Een goede coach/manager weet het juiste tempo aan te houden, “mee te bewegen met de cliënt”. Dit moet deels wel in je zitten, maar deels is het ook te leren door ervaring op te doen en dingen uit te proberen. • Studenten moeten leren hoe ze zich tot alle randvoorwaarden moeten verhouden, moeten ze begrijpen. Ze moeten hun discretionaire ruimte in kaart kunnen brengen, weten wat ze daarmee moeten en hoe die te benutten. Beide SJD-opleidingen omschrijven hun leeruitkomsten in termen van competenties. De Hanzehogeschool onderscheidt daarbij ‘diagnosticeren’, ‘beslissen’, ‘adviseren’, ‘belangen behartiging’, ‘juridisch dossier’ en ‘preventief werken’. De Hogeschool van Amsterdam onderscheidt zeven competenties, die zijn ondergebracht in drie taakgebieden. 1 werken met, voor of namens een cliënt of groep cliënten .
competenties: methodisch en strategisch handelen, wetten en regels toepassen benutten en uitvoeren, communiceren.
2 organisatorische, bedrijfsmatige en coördinerende taken.
competenties: werken in en vanuit de eigen organisatie, werken in externe samenwerkingsverbanden.
3 onderzoeks- en professionaliseringstaken.
competenties: praktijkgericht onderzoek uitvoeren en beleid ontwikkelen, professioneel handelen en zichzelf ontwikkelen in het beroep.
26
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
5 Opleiding actief contact met werkveld nodig
Weinig ruimte voor integrale aanpak in praktijk
Terrein werk en inkomen niet populair bij studenten
Studenten terughoudend in keuze voor multiproblematiek
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
27
Succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes 5.1 Succesfactoren Samenvattend zijn volgens opleiders de werkzame bestanddelen van de aanpak die zij uitdragen met name: • Dat de basis is: er is een klik tussen de hulpverlener en de cliënt. Dat betekent dat de hulpverlener zichzelf èn de cliënt de vraag moet durven te stellen of die klik er is, en dat dus bespreekbaar moet maken. En dat er vervolgens reële verwachtingen worden gewekt en doelen gesteld. • Dat de nadruk wordt gelegd op het belang van echt menselijk contact: ‘van contact naar contract’: teamvorming, afspraken maken, wederzijdse acceptatie, een gemeenschappelijk plan maken met een doel waar naartoe wordt gewerkt, waarin iedereen vertrouwen heeft en waar de omgeving bij betrokken wordt. Daarnaast zijn enkele essentiële factoren genoemd die ten grondslag liggen aan het succes van de opleiding: • Actieve betrokkenheid van het werkveld. Dat gebeurt op verschillende manieren: – Door studenten bij een organisatie aan de slag te laten gaan met een casus uit het werkveld (een dossier of een crisismelding of een daadwerkelijke cliënt), waardoor het werkveld echt intensief geborgd is in de opleiding. Het werkveld participeert actief, omdat ze daar baat bij (hopen te) hebben. Er verandert in Nederland immers veel wat wet- en regelgeving betreft (vooral voor cliënten met multiproblematiek) en studenten hebben actuele kennis op dat terrein. En de organisaties wordt maatwerk geboden. Men probeert organisaties kennis aan te bieden; aangeven waar nog ruimte is voor verbetering. Ook de studenten hebben hier baat bij, want zij zijn hierdoor veel beter voorbereid op de praktijk. – Door studieprogramma’s te ontwikkelen vanuit de praktijk is de inhoudelijke invulling goed afgestemd op het werkveld. Van het werkveld is afhankelijk of bepaalde thema’s interessant zijn voor de opleiding. Men volgt alle ontwikkelingen, bijvoorbeeld ook wat het betekent als er gesneden wordt bij UWV, gemeentelijke diensten sociale zaken en werkgelegenheid etc. • De combinatie van actuele modules (de docenten zijn theoretisch helemaal up to date) en deze op een goede manier in het werkveld herkennen en terug vinden. Er wordt veel overlegd met het werkveld, docenten volgen de ontwikkelingen in vakbladen en via seminars en het studieprogramma wordt daarop steeds aangepast. Dit betekent dat opleidingen constant veranderen, dat er sprake is van dynamiek, curriculumwijzigingen. Praktijk biedt weinig ruimte om het geleerde te gebruiken Voor zover bekend is de indruk dat afgestudeerden wel tevreden zijn over hun opleiding, maar dat zij in de praktijk vaak minder ruimte krijgen om hun werk te doen dan ze zouden willen c.q. dan nodig is. In de praktijk krijgen de afgestudeerden te maken met de regels en de bevoegdheden van de specifieke organisatie waar zij gaan werken. Deze bieden de professionals niet of nauwelijks ruimte voor flexibiliteit en voor de integrale aanpak die nodig is bij de begeleiding van cliënten met multiproblematiek. Daardoor ontbreekt zowel bij cliënten als bij de leiding van de organisaties het vertrouwen dat nodig is om hulpverleners de nodige ruimte te geven. Organisaties richten zich op bestuurbaarheid, wat resulteert in kramp, stress en minder lef. Dit heeft te maken met de
28
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
beschikbare middelen. Andersom is geld alleen niet de oplossing, zolang verantwoordelijkheden niet goed worden benoemd. Het probleem zit ook in samenwerking en onderling vertrouwen. De hoop van de opleidingen is dat studenten in organisaties op een niveau terecht komen waarop ze invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Zolang ze ‘in de basis’ werkzaam zijn is de hoop dat de afgestudeerden blijven signaleren, zich blijven verbazen (Het is toch niet gewoon om maar 10 minuten te hebben voor een gesprek? En dat er geen faciliteiten zijn om op huisbezoek te gaan?). Dat is het ideaal, dat wil men de studenten meegeven: hoe daarmee om te gaan, flexibel en kritisch te zijn? De opleidingen doen hun best om flexibele en kritische professionals af te leveren, die al een grote stap hebben gezet richting ‘de sociaal werker van de toekomst’, maar het werkveld is hier veelal niet klaar voor. In de praktijk hebben de afgestudeerden met schotten te maken tussen de instellingen en kunnen zij de werkwijzen die meer op ontschotting geënt zijn minder goed gebruiken.
5.2
Randvoorwaarden, lacunes en knelpunten Om succesvol te kunnen zijn, moet er bij elke methodiek aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Die kunnen liggen op het financiële vlak, of te maken hebben met bijvoorbeeld competenties, bevoegdheden, samenwerking. De opleiders zeggen daarover het volgende: • De competenties van de klant zijn allesbepalend. • Maar ook de noodzakelijke competenties van de hulpverlener zijn een belangrijke rand voorwaarde voor effectieve hulpverlening (buiten de kaders kunnen denken, onderzoeken om te achterhalen wat de vraag is achter de vraag, protocollen los durven laten, wil van de hulpverlener om outreachend te werken, etc.). • Noodzaak van huisbezoek: het is essentieel om echt contact te maken met de cliënt. Daarvoor, en om outreachend te kunnen werken, is het bij cliënten met multiproblematiek noodzakelijk om op huisbezoek te gaan. Een case-manager màg dat vaak niet; die gaat pas op huisbezoek als er iemand mee kan gaan (bijv. van de sociale recherche). • De bevoegdheden van de hulpverlener zijn essentieel: een hulpverlener moet de regie kunnen nemen. • Een behapbare caseload. Tijd om face-to-face met de cliënt contact te hebben is noodzakelijk. Dat is onmogelijk met een te zware caseload. • Belangrijk is samenwerking binnen gemeenten en met partners in de stad. Dat is niet gemakkelijk. Er spelen ook politieke belangen. Divosa stelt dat de verschillende belangen wellicht als gegeven aanvaard moeten worden, maar dat werkers elkaar in de uitvoering moeten vinden. Met name de SJD-opleidingen noemen randvoorwaarden voor de opleiding: intensieve samen werking met het veld is van groot belang, maar het is ingewikkeld om opdrachten zó af te ronden dat het werkveld de meerwaarde ziet, echt iets nieuws hoort. Organisaties vinden het ook
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
29
voor zichzelf wel leerzaam om te vertellen aan studenten, maar er zijn nog geen baanbrekende adviezen van studenten aan organisaties gedaan. En het kost gemeenten veel tijd om studenten te begeleiden en feedback te geven op het studiemateriaal. Kenniscirculatie zou ideaal zijn. Ook zou het mooi zijn als het werkveld zèlf met vragen kwam. Dat kunnen ze doen in de vorm van externe opdrachten (maar die moeten dan wel passen binnen de systematiek van het onderwijs). Lacunes Hoewel opleidingen op weg zijn om professionals af te leveren die klaar zijn voor hun rol als ‘sociaal werker van de toekomst’, is ook nog een aantal punten aan te wijzen waar nog aandacht aan besteed kan of moet worden Een eerste knelpunt, dat bij meerdere (MWD-) opleidingen is gesignaleerd, is dat studenten niet of nauwelijks voor ‘moeilijke cliënten’ (dus de doelgroep met multiproblematiek) kiezen. Vaak houden studenten zo lang mogelijk zoveel mogelijk opties open en kiezen ze hun vakken zo breed mogelijk, waardoor specifieke minoren (gericht op multiproblematiek, outreachend werken en/ of activeren en bemiddelen) weinig studenten trekken. De animo onder studenten om voor deze doelgroep te werken is erg beperkt. De meeste (vrouwelijke) studenten met kinderen willen werken en zorgen. De zwaardere doelgroep trekt een kleinere groep studenten. Alleen de opleiding Social Work van de Hogeschool Zuyd lijkt dit probleem niet te hebben: Er is duidelijk belangstelling bij studenten voor cliënten met meervoudige problematiek. Ook de doelgroep licht verstandelijk beperkten (LVB) staat in de belangstelling van studenten en daar komt meervoudige problematiek ook vaak aan de orde. Lacunes waar de opleidingen verder mee te maken hebben zijn: • Men kan niet alles aanbieden in de opleiding; voor een deel leren de studenten pas in de praktijk. • In sommige opleidingen is eigenlijk weinig aandacht voor preventie en het voorkomen van terugval. Dit heeft er deels mee te maken dat hiervoor in het werkveld (in het beleid en in de stad) ook geen geld is. • De aandacht voor materiele hulpverlening is nog beperkt. • De theoretische basis in de opleiding zou nog versterkt kunnen worden; dit is nodig voor een beter inzicht van studenten in waarom bepaalde werkwijzen en methodieken effectiever zijn en als algemene bagage (bijvoorbeeld inzichten uit de ontwikkelingspsychologie). • Ontschotting van de opleidingen, waarbij het onderscheid tussen MW, SPH en CMV verdwijnt, is nodig om onderwijs in begeleiding aan de doelgroep te verbeteren (en dus betere en bredere werkers voor deze doelgroep op te leiden). • Er zou door de opleidingen meer landelijk gedacht moeten worden. Men weet niet of nauwelijks van elkaar wat voor initiatieven er zijn, wat men precies doet en waar (in welke studierichting) men ‘Multiproblematiek’ onderbrengt. • Nascholing: De methodiek is niet altijd vast omlijnd, gaat uit van de kernvraag: wat heeft de klant nodig? Dat is op zich geen probleem, maar staat soms wel in tegenstelling tot de trainingsopdracht die men krijgt. In de praktijk wil men korte processen, een grote caseload, snelle productie. Daarbij bestaat het gevaar dat de hulpverlener de regie (te) snel overneemt. Dit is dus een lacune en een probleem in de aanwezige randvoorwaarden, de aansturing en het beleid.
30
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Als knelpunten signaleren de opleidingen: • Het weinig aantrekkelijke arbeidsmarktperspectief voor werkers die met cliënten met multiproblematiek willen werken: de maatschappelijk opvang (waar de doelgroep met multiproblematiek voor een deel mee te maken heeft) is een sector met magere arbeids voorwaarden en weinig loopbaanperspectief. Het ervaren gebrek aan waardering voor de werkers die met cliënten met multiproblematiek werken hangt hiermee samen.
Verder hangen de loopbaanperspectieven af van het dienstverleningsmodel dat een gemeente heeft, ook bijvoorbeeld van hoe het Centrum voor jeugd en gezin is ingericht.
• De lage status van de doelgroep met multiproblematiek: het gaat vaak om zorgmijders en eigenlijk worden deze zorgmijders zelf ook weer gemeden door de (zorg)instellingen, aan deze cliënten is geen eer te behalen, zo lijkt het. Ook internationaal onderzoek liet zien dat dit een probleem is. Gevoel van urgentie ontbreekt dat deze doelgroep voorop zou moeten staan.
Moet er een opleiding tot klantmanager komen? Na een hbo-opleiding SJD of MWD is er een andere insteek nodig. Waarschijnlijk gaat Divosa daarover praten met scholingsinstituten. Er is een brede, landelijke basis nodig, die is er nu niet. Opleidingen weten van elkaar niet wat ze doen c.q. houden wat ze doen heel erg bij zichzelf (concurreren misschien zelfs?). Ze zouden moeten samenwerken. Nascholing is nu heel specifiek inhoudelijk gericht, er is weinig aanbod om te specialiseren. Er is niet iets wat (na hbo) beter voorbereidt op het werkveld.
De praktijk baart meer zorgen dan de opleiding. Er zijn zorgen om de toenemende belangen van gemeenten op dit terrein. Hierbij draait het om de middelen (geen prioriteit voor cliënten met multiproblematiek; er zijn vijf gesprekken mogelijk, dan is het budget ‘op’) en de actuele problemen van gemeenten met de sociale werkvoorziening. Een probleem van organisaties in het werkveld is dat ze te veel zijn gericht op output, op korte termijn cijfers. De praktijk ondersteunt dus niet wat studenten leren. In de praktijk zitten bij gemeenten alleen senior medewerkers (want de jongeren zijn weg bezuinigd) die de stap naar outreachend werken niet kunnen maken. Sociale dienstverlening is vaak toch in eerste instantie regels handhaven. In dit kader ontwikkelde Divosa (Evelien Tonkens) de film ‘Sta me bij’7. Dit heeft geleid tot het besef dat klantmanagers in de dagelijkse praktijk vaak op hun eigen kompas moeten varen en richtlijnen en collegiaal overleg missen. En daardoor niet kunnen werken aan hun eigen vakmanschap. Het werk van klantmanager heeft een hoge moeilijkheidsgraad, zonder dat er een specifieke opleiding voor is en waarbij onrealistische targets worden gesteld. En in die organisaties moeten studenten leren… Ook zijn er de problemen van versnippering, dat iedere organisatie anders werkt, dat er steeds andere managers komen (die nooit het beleid van hun voorganger voortzetten), dat er steeds wisseling van klantmanagers is. Hoe kan men dan professionaliseren? Hoe kan men met methodieken werken? De klantmanagers, en dan met name de goede, ervaren deze problemen ook. Het grootste probleem is dus de weerbarstige praktijk!
http://www.divosa.nl/werkboek_sta_me_bij
7)
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
31
Ook andere opleidingen maken zich zorgen over de bezuinigingen, juist in de instellingen voor maatschappelijke opvang. Eén van de gevolgen daarvan is dat instellingen kritischer gaan kijken of al het werk wel door hbo-ers gedaan moet worden en dat je nu al ziet dat er taken afgesplitst worden en dat daar mbo-functies van gemaakt worden.
5.3 Beschouwing De sociaal werker van morgen wordt vandaag opgeleid. In hoeverre leren de opleidingen de nieuwe integrale werkwijze, waarbij andere eisen gesteld worden aan de professionals, aan hun studenten? In hoeverre zijn opleidingen gericht op het afleveren van ‘sociaal werkers van de toekomst’? Uiteindelijk zijn ontwikkelde methodieken pas goed geborgd als deze ook onderdeel zijn van de reguliere opleiding en van de bijscholing van professionals. Over het algemeen is opleiding en nascholing gebaseerd op methodieken die bewezen hebben te werken in de hulpverlening. De aanpak is outreachend, vraaggericht en systeemgericht, met als doel empowerment van de cliënten en hun netwerk. Wat de hbo-opleidingen (MWD) hun studenten op dit moment leren komt in grote mate overeen met wat nascholingsinstituten bieden. Studenten (met name op hbo-opleidingen ) maken kennis met verschillende (bewezen effectieve) methodieken. Maar omdat in het werkveld veel verschillende methodieken worden gebruikt en omdat nooit op voorhand duidelijk is welke methodiek past bij welke cliënt, is er geen enkele methode (met uitzondering van gesprekstechnieken etc.) die ‘dwingend’ wordt aangeleerd. De kern is eigenlijk altijd: contact maken, vertrouwen winnen, uitvinden wat de vraag en behoefte van de cliënt is, de cliënt perspectief laten zien zodat die zelf in beweging komt, bij voorkeur gesteund door het sociaal netwerk van de cliënt. Onze indruk is dat studenten al voor een groot deel opgeleid worden tot ‘de sociaal werker van de toekomst’, of dat de opleidingen in elk geval die ambitie hebben. De meeste kenmerken van ‘de sociaal werker van de toekomst’ komen in de opleidingen aan de orde of zijn er in verwerkt, waardoor ze breed inzetbare algemeen werkers afleveren. Daar staat tegenover dat bijna geen enkele studie expliciet gericht is op het opleiden van brede professionals. Feit is ook dat niet elke professional het in zich heeft om ‘sociaal werker van de toekomst’ te zijn of worden; dat vraagt om competenties (denk aan ‘outreachend werken’) die niet allemaal zijn aan te leren. De juiste competenties en een goede toolbox werken beter dan een protocol We zien dat opleidingen studenten leren om niet vanuit één aanpak te werken, maar juist de vaardigheid te ontwikkelen meerdere methodieken op het juiste moment tot hun beschikking te hebben. Hierbij zou het goed zijn studenten ook expliciet te wijzen op de schijnbare tegenstelling die deze ontwikkeling in zich herbergt. Enerzijds is er een sterke noodzaak alleen bewezen effecteve methodieken te gebruiken, ook vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie, anderzijds voldoet het werken volgens een vast protocol hier dus niet aan.
32
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Onderdeel van een bewezen werkwijze kan juist zijn het op het juiste moment kunnen kiezen uit verschillende bewezen aanpakken en het goed kunnen gebruiken van de gereedschapskist die de opleiding mee geeft. Kloof tussen hulpverlening en arbeidstoeleiding Er bestaat een kloof binnen de opleidingen (maar ook in de praktijk) tussen de ‘hulpverlenings disciplines’ enerzijds en zij die zich bezighouden met werk en inkomen anderzijds. Hierdoor is aandacht voor arbeidstoeleiding in de meeste opleidingen minimaal en zijn de studenten niet erg genegen deze onderdelen van de studie te kiezen. De omslag van care first naar work first of tenminste work en care tegelijkertijd, zoals die uit de theorie al bekend is, zal ook op de opleidingen gemaakt moeten worden als het gaat om de aanpak van multiproblematiek. Weinig ruimte voor integrale aanpak in de praktijk Er zijn zorgen over de aansluiting van het geleerde bij de praktijk. Deze hebben zowel te maken met de beperkte beschikbare middelen voor cliënten met multiproblematiek als met de nog steeds bestaande schotten tussen de instellingen. In theorie is bekend hoe dienstverlening aan multiproblematiek-cliënten idealiter uitgevoerd moet worden, maar in de praktijk is dat veelal niet mogelijk. De opleidingen leveren zodoende wel sociaal werkers af die zijn voorbereid op de toekomst, maar omdat er in de praktijk nauwelijks sprake is van ontschotting kunnen deze nieuwe professionals de integrale aanpak die zij geleerd hebben niet toepassen in de praktijk.
33
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Geïnterviewde opleidingen In het kader van dit onderzoek zijn bij onderstaande hogescholen en organisaties die zich bezig houden met (na-)scholing van professionals in het sociale domein gesprekken gevoerd met docenten, lectoren en andere betrokkenen.
Opleiding / organisatie
Gesproken met
Functie
Divosa
Gina Jongma
Procesmanager
Alexandra Bartelds
Procesmanager / projectleider WWNV
Fontys Hogeschool /
Evie Heinrichs
Docent MWD – Sociale Studies
Fontys Actief
Wim van Gerwen
Fontys Actief
Johny Vanschoren
Lector Sociale Studies
Sociale Studies en
Hanzehogeschool
Petrick Glasbergen
Docent Sociaal Juridische Dienst-
Groningen
verlening
Hogeschool Utrecht
Lia van Doorn
Lector innovatie maatschappelijke
dienstverlening kenniscentrum Sociale innovatie
Leo Admiraal
Docent / onderzoeker kenniscentrum
Sociale innovatie
Raymond Kloppenburg
Onderzoeker bij lectoraat innovatie
maatschappelijke dienstverlening Hogeschool van
Liesbeth Verkuyl
Docent Sociaal Juridische Dienst-
Amsterdam
verlening
Hogeschool Zuyd
Senior docent en voorzitter curriculum
Willy Nijhoff
commissie Social Work
InHolland Rotterdam
Stuurt het onderwijsprogramma MWD
Josien Hofs
aan RadarVertige
Chaim Wannet
Trainer-opleidingsadviseur
34
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Gebruikte literatuur Onderstaand een (niet volledige) opsomming van de belangrijkste relevante literatuur die door hogescholen gebruikt wordt in de opleiding van professionals in het sociale domein. • Bosselaar, H., E. Maurits, P. Molenaar-Cox & R. Prins (2010). Multiproblematiek bij cliënten. Verslag van een verkenning in relatie tot (arbeids)participatie. Utrecht/ Leiden: Meccano/AStri. • Dorrepaal I. en M. Weima-Oberink (2010). De wereld van arbeidsbemiddeling. Uitgeverij Coutinho. • E-boek (2011). Achter de voordeur. Den Haag: Ministeries van BZK en VWS. • Aandacht en kracht, verbinden van activering en zorg. • Gilde Re-integratie (2011). Belemmerende overtuigingen. • Haster, D. (2005). Integrale schuldhulpverlening. Uitgeverij Coutinho. • Jong, J. de, A. Zuurmond, J. van den Steenhoven e.a. (2009). Kafka in de polder. Handboek voor het opsporen en oplossen van overbodige bureaucratie. SDU UItgevers. • Kersten, R., W. van Gerwen, M. van Luijtelaar en D.G. Veth (2010). Een afslag voor Hamed. Fontys Actief & Garant-Uitgevers n.v. • Kruyter, A.J. de, J. de Jong, J. van Niel, C. Hijzen (2008). De rotonde van Hamed, maatwerk voor mensen met meervoudige problemen. Den Haag: Nicis Institute. • Doorn, L. van, Y. van Etten en M. Gademan (2008).Outreachend werken. Uitgeverij Coutinho. • Lans, J. van der (2010), Eropaf. De nieuwe start van het sociaal werk. • Partners en Pröpper (2010). Achter de voordeur bij de G31, inventaristaie van praktijkvoorbeelden. Den Haag: ministerie van VROM / Wonen, Wijken en Integratie • Polstra, L. (2011). Laveren tussen belangen. Kenniscentrum Arbeid Hanzehogeschool Groningen. • Pool, M. (2010). Alle dagen schuld. Amsterdam: Uitgeverij Augustus. • Spies, H. en J. Vanschoren (2005). Maatschappelijke participatie. Handboek voor trajectbegeleiders sociale activering, arbeidsintegratie en activerende hulpverlening. STAB, Fontys Actief en Stichting Onbenutte Kwaliteiten Rotterdam. • Uittenbogaard, B.P. (2010). Werken met multiprobleemhuishoudens. Uitgeverij ThiemeMeulenhoff. • Vries, S.A. de (2009). Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening. • Walraven, G., Y. van Heerwaarden en J. Hofs (2010). Aandacht en kracht. Verbinden van activering en zorg. Garant-Uitgevers n.v. • Weijden, R. van der, L. Witte (2008). Zo werkt het! Begeleidingsmethoden voor jongeren van school naar werk. Coutinho BV, Bussum. • Witte, L. (2008). Methodisch werken in de materiële hulp- en dienstverlening. Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
35
Verantwoording Bij burgers met meervoudige problemen is de weg naar werk soms ver uit het zicht geraakt. Dat leidt tot langdurige uitkeringsafhankelijkheid en daarmee tot hoge kosten voor gemeenten. Het vinden van de weg naar werk, ook bij mensen met veel problemen op meerdere leefgebieden, is dus cruciaal voor gemeenten. De ministeries van SZW, VWS, OCW, BZK en V&J willen de gemeenten ondersteuning bieden om te zorgen dat de dienstverlening aan deze klanten zo goed mogelijk wordt afgestemd op het doorbreken van de vicieuze cirkel van problemen. Dit om ervoor te zorgen dat mensen met meervoudige problemen afhankelijk blijven van hulp en onvoldoende perspectief hebben om weer zelfredzaam te worden of dat hun situatie verergert. Voor het ministerie van SZW heeft arbeidstoeleiding, met als uiteindelijk doel dat zoveel mogelijk mensen economisch zelfstandig worden, een centrale rol. Om deze ondersteuning te ontwikkelen is het onderhavige project gestart met de volgende centrale vraag: Welke aanpak is bruikbaar voor het oplossen van meervoudige problemen bij mensen, waarbij expliciet ook gewerkt wordt aan arbeidstoeleiding en daarbij resultaten worden bereikt in termen van deelname aan de samenleving, bij voorkeur (gedeeltelijke) uitstroom uit een uitkering naar werk? Hierbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1 Welke bruikbare werkwijzen, methodieken en samenwerkingsvormen, of onderdelen daarvan, uit verschillenden sectoren en domeinen zijn beschikbaar voor het ondersteunen van mensen met meervoudige problemen en die mede tot arbeidstoeleiding leiden? 2 Welke lacunes zijn er? 3 Hoe kunnen deze bruikbare onderdelen uit verschillende domeinen op een handzame wijze toegankelijk gemaakt worden voor zowel professionals als voor opleiders en betrokken beleidsmedewerkers? Dit project levert de volgende drie producten op: • Een overzichtsrapportage van werkzame aanpakken, methodieken en bestanddelen: de bevindingen zijn neergelegd in het kennisdocument • Een overzichtsrapportage over de stand van zaken bij de opleidingen op het terrein van de inhoud van de opleidingen en de training van sociaal werkers met betrekking tot multiproblematiek (het voorliggende document) • Een handreiking voor professionals die werken aan het inrichten of herijken van een integraal team.