STAM op schoolmaat
eindtermen secundair onderwijs
inhoudstafel 1. 2. 3.
inleiding ..............................................................................................................................3 VOETEN ...........................................................................................................................3 vakgebonden eindtermen - 1ste graad...........................................................................4 3.1. A-stroom.........................................................................................................................4 3.1.1. aardrijkskunde .........................................................................................................4 3.1.2. artistieke / plastische opvoeding ..........................................................................4 3.1.3. geschiedenis..............................................................................................................4 3.1.4. nederlands.................................................................................................................5 3.1.5. techniek .....................................................................................................................5 3.2. B-stroom.........................................................................................................................7 3.2.1. artistieke / plastische opvoeding ..........................................................................7 3.2.2. MaVo / geschiedenis & aardrijkskunde .............................................................7 3.2.3. nederlands.................................................................................................................7 3.2.4. techniek .....................................................................................................................8 4. vakgebonden eindtermen - 2de graad.............................................................................8 4.1. ASO.................................................................................................................................8 4.1.1. aardrijkskunde .........................................................................................................8 4.1.2. geschiedenis..............................................................................................................9 4.1.3. nederlands.................................................................................................................9 4.1.4. technisch-technologische vorming.......................................................................9 4.2. BSO.................................................................................................................................9 4.2.1. project algemene vorming .....................................................................................9 4.3. KSO .............................................................................................................................. 10 4.3.1. aardrijkskunde ....................................................................................................... 10 4.3.2. geschiedenis............................................................................................................ 10 4.3.3. nederlands................................................................................................................11 4.4. TSO ...............................................................................................................................11 4.4.1. aardrijkskunde ........................................................................................................11 4.4.2. geschiedenis.............................................................................................................11 4.4.3. nederlands............................................................................................................... 12 5. vakgebonden eindtermen - 3de graad .......................................................................... 12 5.1. ASO............................................................................................................................... 12 5.1.1. aardrijkskunde ....................................................................................................... 12 5.1.2. geschiedenis............................................................................................................ 13 5.1.3. nederlands............................................................................................................... 13 5.1.4. technisch-technologische vorming..................................................................... 13 5.2. BSO............................................................................................................................... 14 5.2.1. project algemene vorming ................................................................................... 14 5.3. KSO .............................................................................................................................. 14 5.3.1. aardrijkskunde ....................................................................................................... 14 5.3.2. geschiedenis............................................................................................................ 14 5.3.3. nederlands............................................................................................................... 15 5.4. TSO .............................................................................................................................. 15 5.4.1. aardrijkskunde ....................................................................................................... 15 5.4.2. geschiedenis............................................................................................................ 15 5.4.3. nederlands............................................................................................................... 16
pagina 2 / 16
1. inleiding De vaste tentoonstelling in het STAM vertelt het verhaal van de stad Gent doorheen de tijd en is de perfecte introductie voor een bezoek aan de echte stad. In het vaste circuit, een chronologisch parcours, ontdek je wat Gent tot Gent maakt. Aan de hand van ruim 300 collectiestukken en vele interactieve media toont het STAM de geschiedenis van Gent op een beeldende manier. ‘Het verhaal van Gent’ wil ook leerlingen uit het secundair onderwijs informeren over de begrippen ‘stad’ en ‘verstedelijking’. Daarom bieden we via deze weg een overzicht van de Vakoverschrijdende en Vakgebonden Eindtermen die overeenstemmen met wat in het STAM verteld wordt en tentoongesteld is. Onder meer de vakken Aardrijkskunde, Geschiedenis, MAVO en PAV komen in deze expo aan bod. STAMcontact
Greet De Lathauwer educatie
[email protected] T +32 (0)9 267 14 64
2. VOETEN Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen globaal voor het secundair onderwijs Gemeenschappelijke stam 6. De leerlingen kunnen schoonheid ervaren 8. De leerlingen benutten leerkansen in diverse situaties 14. De leerlingen gaan alert om met media 18. De leerlingen gedragen zich respectvol Context 4 - Omgeving & duurzame ontwikkeling 5. De leerlingen tonen interesse en uiten hun appreciatie voor de natuur, het landschap en het cultureel erfgoed. Context 7 - Socio-culturele samenleving 1. De leerlingen beschrijven de dynamiek in leef- en omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale en culturele groepen 6. De leerlingen gaan actief om met de cultuur en kunst die hen omringen 7. De leerlingen illustreren de wederzijdse beïnvloeding van kunst, cultuur en techniek, politiek, economie, wetenschappen en levensbeschouwing
pagina 3 / 16
3. vakgebonden eindtermen - 1ste graad 3.1. A-stroom 3.1.1. aardrijkskunde 1. De leerlingen kunnen een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen 2. De leerlingen kunnen kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie 4. De leerlingen kunnen op werkkaarten van Vlaanderen of België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden, industriegebieden, agglomeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken en toeristische centra 6. De leerlingen kunnen elementaire begrippen aangaande de bevolking, inclusief culturele aspecten, verwoorden en desbetreffende bevolkingsgegevens aflezen van kaarten en grafieken 12. De leerlingen kunnen in een landschap en op beeld de belangrijkste elementen van het reliëf aanwijzen alsook reliëfvormen herkennen en benoemen 26. Een stedelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een stedelijk landschap elders 30. De leerlingen kunnen een havenlandschap herkennen en beschrijven naar uitzicht en functies
3.1.2. artistieke / plastische opvoeding 1. De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie 3. De leerlingen kunnen verschillende beeldaspecten identificeren
3.1.3. geschiedenis 1. De leerlingen verduidelijken de begrippen generatie, decennium, eeuw, millennium aan de hand van historische evoluties, vertrekkend van het heden 2. De leerlingen kennen de gebruikelijke Westerse periodisering (Prehistorie, Oude Nabije Oosten, Klassieke Oudheid, Middeleeuwen, Nieuwe Tijd, Nieuwste Tijd, Eigen Tijd) 4. De leerlingen geven verschillen aan tussen pre-industriële en geïndustrialiseerde samenlevingen op basis van kenmerken uit de socialiteitdimensie 7. De leerlingen verduidelijken belangrijke kenmerken van onderscheiden
pagina 4 / 16
maatschappelijke domeinen 14. De leerlingen maken het onderscheid tussen lokaal, regionaal, nationaal, Europees, mondiaal en hebben kennis van de cultuur en geschiedenis van Vlaanderen 15. De leerlingen geven aan de hand van het referentiekader en/of de bestudeerde samenlevingen een voorbeeld van open en gesloten ruimte, stedelijke en rurale samenleving, continentaal en maritiem perspectief, centrum en periferie, korte en verre afstand 20. De leerlingen kunnen aan de hand van gerichte vragen kaarten lezen en de essentie ervan interpreteren 21. De leerlingen kunnen diverse informatiebronnen identificeren en in verband brengen met hun ontstaan in tijd en ruimte 25. De leerlingen leren belangstelling aan de dag leggen voor het historischcultureel erfgoed
3.1.4. nederlands 4. De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste communicatiesituaties een bereidheid om te luisteren, een ander te laten uitspreken, een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen, te reflecteren over hun eigen luisterhouding, het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten 8. De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste communicatiesituaties een bereidheid om te spreken, algemeen Nederlands te spreken, een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen communicatiegedrag 12. De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste situaties een bereidheid om te lezen, te reflecteren over de inhoud van een tekst, de verkregen informatie aan eigen kennis en inzicht te toetsen, zich in te leven in fictionele tekstsoorten, hun persoonlijke waardering en voorkeur voor bepaalde teksten uit te spreken 26. De leerlingen tonen bij de eindtermen Nederlands een (inter)culturele gerichtheid op het vlak van kennis en inzichten, vaardigheden en attitudes.
3.1.5. techniek 21. De leerlingen kunnen in concrete voorbeelden aantonen dat technische systemen ontworpen en gemaakt zijn om aan sociale en culturele behoeften te voldoen 22. De leerlingen kunnen in concrete voorbeelden aangeven wat de positieve en negatieve effecten van technische systemen zijn op het maatschappelijke leven en op de natuur 23. De leerlingen kunnen voorbeelden geven van maatschappelijke keuzen die bepalend zijn voor de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe technische systemen 25. De leerlingen kunnen in concrete voorbeelden aangeven dat technische systemen variëren in de tijd en ruimte 29. De leerlingen kunnen de wederzijdse beïnvloeding van techniek en samenleving illustreren in verschillende toepassingsgebieden uit de wereld van
pagina 5 / 16
techniek waaronder energie, informatie en communicatie, constructie, transport en biochemie
pagina 6 / 16
3.2. B-stroom 3.2.1. artistieke / plastische opvoeding 1. De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie 3. De leerlingen kunnen verschillende beeldaspecten identificeren
3.2.2. MaVo / geschiedenis & aardrijkskunde 2. De leerlingen kunnen belangrijke figuren of gebeurtenissen, die in de lessen aan bod komen, op een tijdsband situeren 14. De leerlingen illustreren verschillen in tijdsbesteding tussen vroeger en nu, hier en elders 15. De leerlingen kunnen aan de hand van eenvoudig bronnenmateriaal het dagelijks leven van mensen in een andere tijd vergelijken met hun eigen leven 16. De leerlingen ontwikkelen kritische zin bij het omgaan met historische informatie. 17. De leerlingen kunnen de begrippen wijk, gehucht, dorp, deelgemeente, fusiegemeente, stad, provincie, regio, land, continent en zee in verband met ruimte hanteren 18. De leerlingen kunnen aan de hand van concrete inrichtingselementen een landelijk, stedelijk, toeristisch en industrieel landschap van elkaar onderscheiden 19. De leerlingen kunnen op een kaart van Vlaanderen of België en op een kaart van andere bestudeerde gebieden, belangrijke plaatsen situeren 20. De leerlingen kunnen zich aan de hand van een plattegrond of een kaart oriënteren 29. De leerlingen kunnen factoren opnoemen die het ontstaan van een stad verklaren 30. De leerlingen herkennen en verklaren in een stad sporen uit het verleden 31. De leerlingen hebben inzicht in de functies van een stad en kunnen de voor- en de nadelen van het stadsleven verduidelijken
3.2.3. nederlands 1. De leerlingen gebruiken Nederlands als communicatiemedium 12. De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in voor hen bestemde tekstsoorten zoals in informatieve radio- en tv-uitzendingen, instructies van leraren of medeleerlingen, telefoongesprek, mededelingen, informatieve teksten en dramatische vormen 14. De leerlingen leven luisterconventies na 15. De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren
pagina 7 / 16
18. De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in voor hen bestemde tekstsoorten zoals instructies, schema's, informatieve en fictionele teksten en gedichten 34. De leerlingen tonen bij de ontwikkelingsdoelen luisteren, spreken, lezen, schrijven en taalbeschouwing een (inter)culturele gerichtheid zowel op het vlak van kennis en inzichten als van vaardigheden en attitudes
3.2.4. techniek 21. De leerlingen kunnen voorbeelden geven van maatschappelijke keuzen die bepalend zijn voor het gebruik en de ontwikkeling van nieuwe technische systemen, nu en in het verleden 22. De leerlingen kunnen de wederzijdse beïnvloeding van techniek en samenleving illustreren in verschillende verkenningsgebieden uit de wereld van techniek: informatie- en communicatietechniek, verzorging, voeding, bouw, elektriciteit, hout, metaal, kunststoffen, schilder- en grafische technieken, mode, tuinbouw
4. vakgebonden eindtermen - 2de graad 4.1. ASO 4.1.1. aardrijkskunde 1. De leerlingen kunnen de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren en de natuurlijke en menselijke aardrijkskundige entiteiten op kaarten aanduiden en benoemen 4. De leerlingen kunnen de eigenheid van regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken 7. De leerlingen kunnen in verband met een economische activiteit in een regio het bestaan van stromen van goederen of personen illustreren 8. De leerlingen kunnen op basis van demografische kenmerken en hun evoluties enkele demografische situaties in de wereld beschrijven en enkele verklarende factoren aangeven 9. De leerlingen kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in relatie brengen met aardrijkskundige factoren 11. De leerlingen kunnen op een eenvoudige manier de impact verklaren van politieke invloedsfactoren en de technologische evolutie op kenmerken van de aardrijkskundige entiteiten 23. De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld
pagina 8 / 16
4.1.2. geschiedenis 4. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving enkele fundamentele kenmerken uit verschillende maatschappelijke domeinen en beoordelen deze als vernieuwend of behoudend 7. De leerlingen duiden de maatschappelijke evoluties in de ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving vanuit continuïteit-discontinuïteit, langzame veranderingbreuk, evolutie-revolutie 8. De leerlingen geven aan wanneer onze gewesten en hun culturele ontwikkeling een regio-overschrijdende betekenis hadden 25. De leerlingen hechten waarde aan de bevraging van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden 27. De leerlingen brengen waardering op voor de creatieve kracht waarmee samenlevingen uit het verleden de uitdagingen waarvoor ze stonden hebben aangepakt 28. De leerlingen zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen
4.1.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 6. De leerlingen kunnen een luisterstrategie kiezen naargelang van luisterdoel(en) en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 14. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
4.1.4. technisch-technologische vorming 1. De leerlingen kunnen effecten van techniek op mens en samenleving illustreren en in historisch perspectief plaatsen
4.2. BSO 4.2.1. project algemene vorming 1. De leerlingen kunnen informatief luisteren en lezen 6. De leerlingen hanteren gepaste taal en omgangsvormen 19. De leerlingen kunnen onder begeleiding gebruik maken van informatietechnologie 27. De leerlingen kennen de grote lijnen van maatschappelijke structuren en
pagina 9 / 16
mechanismen die hun leven beheersen of beïnvloeden 30. De leerlingen kunnen onder begeleiding aspecten van het dagelijks leven van mensen in een andere tijd of op een andere plaats met hun eigen leven vergelijken 32. De leerlingen kunnen zich situeren, oriënteren en verplaatsen door het gebruik van gepaste informatie 33. De leerlingen respecteren het historisch-cultureel erfgoed
4.3. KSO 4.3.1. aardrijkskunde 1. De leerlingen kunnen de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren en de natuurlijke en menselijke aardrijkskundige entiteiten op kaarten aanduiden en benoemen 4. De leerlingen kunnen de eigenheid van regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken 7. De leerlingen kunnen in verband met een economische activiteit in een regio het bestaan van stromen van goederen of personen illustreren 8. De leerlingen kunnen op basis van demografische kenmerken en hun evoluties enkele demografische situaties in de wereld beschrijven en enkele verklarende factoren aangeven 9. De leerlingen kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in relatie brengen met aardrijkskundige factoren 11. De leerlingen kunnen op een eenvoudige manier de impact verklaren van politieke invloedsfactoren en de technologische evolutie op kenmerken van de aardrijkskundige entiteiten 23. De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld
4.3.2. geschiedenis 4. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving enkele fundamentele kenmerken uit verschillende maatschappelijke domeinen en beoordelen deze als vernieuwend of behoudend 7. De leerlingen duiden de maatschappelijke evoluties in de ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving vanuit continuïteit-discontinuïteit, langzame veranderingbreuk, evolutie-revolutie 8. De leerlingen geven aan wanneer onze gewesten en hun culturele ontwikkeling een regio-overschrijdende betekenis hadden 20. De leerlingen hechten waarde aan de bevraging van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden 25. De leerlingen brengen waardering op voor de creatieve kracht waarmee samenlevingen uit het verleden de uitdagingen waarvoor ze stonden hebben aangepakt
pagina 10 / 16
28. De leerlingen zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen
4.3.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 6. De leerlingen kunnen een luisterstrategie kiezen naargelang van luisterdoel(en) en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 14. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
4.4. TSO 4.4.1. aardrijkskunde 1. De leerlingen kunnen de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren en de natuurlijke en menselijke aardrijkskundige entiteiten op kaarten aanduiden en benoemen 4. De leerlingen kunnen de eigenheid van regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken 7. De leerlingen kunnen in verband met een economische activiteit in een regio het bestaan van stromen van goederen of personen illustreren 8. De leerlingen kunnen op basis van demografische kenmerken en hun evoluties enkele demografische situaties in de wereld beschrijven en enkele verklarende factoren aangeven 9. De leerlingen kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in relatie brengen met aardrijkskundige factoren 11. De leerlingen kunnen op een eenvoudige manier de impact verklaren van politieke invloedsfactoren en de technologische evolutie op kenmerken van de aardrijkskundige entiteiten 23. De leerlingen zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen 25. De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld
4.4.2. geschiedenis 4. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving enkele fundamentele kenmerken uit verschillende maatschappelijke domeinen en beoordelen deze als vernieuwend of behoudend 7. De leerlingen duiden de maatschappelijke evoluties in de ontwikkelingsfasen van de westerse samenleving vanuit continuïteit-discontinuïteit, langzame verandering-
pagina 11 / 16
breuk, evolutie-revolutie 8. De leerlingen geven aan wanneer onze gewesten en hun culturele ontwikkeling een regio-overschrijdende betekenis hadden 20. De leerlingen hechten waarde aan de bevraging van het heden en het verleden bij de motivering van meningen en standpunten in de confrontatie met historische en actuele spanningsvelden 23. De leerlingen zijn bereid waarden en normen uit heden, verleden en andere culturen vanuit de historische en actuele context te benaderen 25. De leerlingen brengen waardering op voor de creatieve kracht waarmee samenlevingen uit het verleden de uitdagingen waarvoor ze stonden hebben aangepakt
4.4.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 6. De leerlingen kunnen een luisterstrategie kiezen naargelang van luisterdoel(en) en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 14. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
5. vakgebonden eindtermen - 3de graad 5.1. ASO 5.1.1. aardrijkskunde 11. De leerlingen kunnen zowel verschuivingen van industrie of tertiaire activiteiten als demografische migraties met voorbeelden illustreren en dit in verband brengen met sociaaleconomische of politieke factoren 12. De leerlingen kunnen stad, platteland, verstedelijking en mobiliteit morfologisch en functioneel typeren en verklaren 13. De leerlingen kunnen met voorbeelden het belang van instrumenten van ruimtelijke planning en van milieubeleid toelichten 14. De leerlingen kunnen met voorbeelden de erfgoed- of natuurwaarde van landschapselementen uit het verleden omschrijven en hun huidig belang duiden 15. De leerlingen kunnen het belang duiden van natuurlijke en sociaal-economische componenten voor de ruimtelijke planning 25. De leerlingen kunnen een landschap analyseren, de elementen ordenen tot een structuur en hieruit de eigenheid van het landschap bepalen 28. De leerlingen zien mogelijkheden om op een positieve manier te participeren
pagina 12 / 16
in beleidsbeslissingen inzake milieubeleid en ruimtelijke ordening 30. De leerlingen hebben aandacht voor de waarde van natuurlijke en culturele landschappen
5.1.2. geschiedenis 5. De leerlingen passen de begrippen beschaving, moderniteit en mondialisering/globalisering toe op de westerse samenleving 7. De leerlingen analyseren de breuklijnen in de evoluerende Belgische samenleving vanaf 1830 8. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving de belangrijkste elementen van het culturele domein, in samenhang met andere domeinen van de socialiteit 9. De leerlingen duiden de rol van onze gewesten als medespeler in Europese en mondiale context 10. De leerlingen tonen structurele verschillen aan tussen enerzijds agrarische en anderzijds industriële en postindustriële samenlevingen 24. De leerlingen zijn bereid om actuele/historische spanningsvelden vanuit verschillende gezichtshoeken kritisch te bekijken, rekening houdend met mogelijke achterliggende waarden, normen en mentaliteiten
5.1.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 5. De leerlingen kunnen de geschikte luisterstrategieën toepassen naargelang van luisterdoel(en), achtergrondkennis en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 11. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
5.1.4. technisch-technologische vorming 1. De leerlingen kunnen effecten van techniek op mens en samenleving illustreren en in historisch perspectief plaatsen
pagina 13 / 16
5.2. BSO 5.2.1. project algemene vorming 1. De leerlingen kunnen uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie halen 17. De leerlingen zien in op grond van de actualiteit en eigen ervaringen dat er een verband bestaat tussen verleden, heden en toekomst
5.3. KSO 5.3.1. aardrijkskunde 11. De leerlingen kunnen zowel verschuivingen van industrie of tertiaire activiteiten als demografische migraties met voorbeelden illustreren en dit in verband brengen met sociaaleconomische of politieke factoren 12. De leerlingen kunnen stad, platteland, verstedelijking en mobiliteit morfologisch en functioneel typeren en verklaren 13. De leerlingen kunnen met voorbeelden het belang van instrumenten van ruimtelijke planning en van milieubeleid toelichten 14. De leerlingen kunnen met voorbeelden de erfgoed- of natuurwaarde van landschapselementen uit het verleden omschrijven en hun huidig belang duiden 15. De leerlingen kunnen het belang duiden van natuurlijke en sociaal-economische componenten voor de ruimtelijke planning 25. De leerlingen kunnen een landschap analyseren, de elementen ordenen tot een structuur en hieruit de eigenheid van het landschap bepalen 28. De leerlingen zien mogelijkheden om op een positieve manier te participeren in beleidsbeslissingen inzake milieubeleid en ruimtelijke ordening 30. De leerlingen hebben aandacht voor de waarde van natuurlijke en culturele landschappen
5.3.2. geschiedenis 5. De leerlingen omschrijven de breuklijnen in de evoluerende Belgische samenleving vanaf 1830 6. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving de belangrijkste elementen van het culturele domein, in samenhang met andere domeinen van de socialiteit 7. De leerlingen duiden de rol van onze gewesten als medespeler in Europese en mondiale context 8. De leerlingen tonen structurele verschillen aan tussen enerzijds agrarische en anderzijds industriële en postindustriële samenlevingen
pagina 14 / 16
20. De leerlingen zijn bereid om actuele/historische spanningsvelden vanuit verschillende gezichtshoeken kritisch te bekijken
5.3.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 5. De leerlingen kunnen de geschikte luisterstrategieën toepassen naargelang van luisterdoel(en), achtergrondkennis en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 11. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
5.4. TSO 5.4.1. aardrijkskunde 11. De leerlingen kunnen zowel verschuivingen van industrie of tertiaire activiteiten als demografische migraties met voorbeelden illustreren en dit in verband brengen met sociaaleconomische of politieke factoren 12. De leerlingen kunnen stad, platteland, verstedelijking en mobiliteit morfologisch en functioneel typeren en verklaren 13. De leerlingen kunnen met voorbeelden het belang van instrumenten van ruimtelijke planning en van milieubeleid toelichten 14. De leerlingen kunnen met voorbeelden de erfgoed- of natuurwaarde van landschapselementen uit het verleden omschrijven en hun huidig belang duiden 15. De leerlingen kunnen het belang duiden van natuurlijke en sociaaleconomische componenten voor de ruimtelijke planning 25. De leerlingen kunnen een landschap analyseren, de elementen ordenen tot een structuur en hieruit de eigenheid van het landschap bepalen 28. De leerlingen zien mogelijkheden om op een positieve manier te participeren in beleidsbeslissingen inzake milieubeleid en ruimtelijke ordening 30. De leerlingen hebben aandacht voor de waarde van natuurlijke en culturele landschappen
5.4.2. geschiedenis 5. De leerlingen omschrijven de breuklijnen in de evoluerende Belgische samenleving vanaf 1830 6. De leerlingen omschrijven per ontwikkelingsfase van de westerse samenleving de belangrijkste elementen van het culturele domein, in samenhang met andere domeinen van de socialiteit
pagina 15 / 16
7. De leerlingen duiden de rol van onze gewesten als medespeler in Europese en mondiale context 8. De leerlingen tonen structurele verschillen aan tussen enerzijds agrarische en anderzijds industriële en postindustriële samenlevingen 20. De leerlingen zijn bereid om actuele/historische spanningsvelden vanuit verschillende gezichtshoeken kritisch te bekijken
5.4.3. nederlands 1. De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, probleemstellingen door een volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor leeftijdgenoten 5. De leerlingen kunnen de geschikte luisterstrategieën toepassen naargelang van luisterdoel(en), achtergrondkennis en tekstsoort en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief) 11. De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om algemeen Nederlands te spreken
pagina 16 / 16