STADSVISIE 2030
Maastricht mosaïek
I a d v g K l k p d k v s m r s s l t b m l m O t g l d r H h w w b d i j e
In deze Stadsvisie 2030 zoeken we het antwoord op een aantal vragen. Waar staan we als stad Maastricht van daag de dag? Waar gaan we naar toe? Wat kunnen we verbeteren? De belangrijkste bevinding is: we staan er goed voor, maar een aantal zaken kan beter Kernproblemen zijn de eenzijdige bevolkingssamenstel ling en de werkloosheid. Het scheppen van een aantrek kelijk woon- en leefklimaat en het versterken van de positie van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt zijn de uitdagingen. Er bestaat een reëel gevaar dat kansrij ke inwoners de stad verlaten en kansarmen achterblij ven, wat een verdere scheefgroei in de sociaal-economi sche ontwikkeling tussen stad en omgeving met zich meebrengt. De stad is dé economische motor van de regionale economie. En diezelfde economie biedt kan sen om de grootstedelijke problematiek te keren. De stad is de plaats bij uitstek waar leefbaarheid, werkge legenheid en veiligheid integraal aangepakt en verbe terd kunnen worden. Het stadsbestuur van Maastricht blijft alles op alles zetten om achterstanden te voorko men, de economische structuur te versterken, werkge legenheid te scheppen en alle buurten leefbaar te maken. Om de toekomst van de stad mee te bepalen en richting te geven, moeten we ons bewust zijn van de ontwikkelin gen die we idealiter wensen en van de concrete moge lijkheden die voorhanden zijn. Dat is wat we beogen met deze Stadsvisie. We schetsen Maastricht op twee manie ren: via het verleden en de toekomst. Het verleden, omdat de stad van nu het resultaat is van historische ontwikkelingen en ingrepen. Daarom kijken we dertig jaar terug in de tijd. De geschiedenis leert ons wat de toekomst zou kunnen brengen. Ze geeft ons een beeld van de snelheid waarmee veranderingen plaatsvin den en hoe processen zich voltrekken. Een terugblik geeft inzicht in de langetermijndynamiek van Maastricht. Een juist beeld kunnen schetsen van de toekomst betekent eerst en vooral verdiepen in het verleden.
We bieden met deze stadsvisie een kader waarbinnen toekomstige besluiten worden afgewogen. De realisering van de grote bouwprojecten van nu, is immers het gevolg van besluiten, die een tiental jaren geleden zijn genomen. Op dezelfde manier bepalen de besluiten van vandaag de aanblik van de stad in de volgende decennia. De Stadsvisie is daarmee geen papieren tijger maar naast een raamwerk voor toekomstige afwegingen ook een toetsingskader voor de voortgang. Op welke manier kijken we terug in de tijd? We gebruiken een omgevingsanalyse die hier wordt gepresenteerd als ‘stadsprofiel’. Deze verkenning maakt als het ware een foto van de stad en geeft inzicht in het veelkleurige ’mosaïek’ dat Maastricht nu is. We kunnen concluderen dat onze stad een sterk imago heeft en hoge ambities: er is veel aandacht en zorg nodig om dit in de toekomst waar te kunnen maken. We moeten de nodige aandacht besteden aan volgende zaken: afbrokkeling van de industriële bedrijvigheid, omschakeling naar een kennis- en diensteneconomie, vergrijzing en ontgroening, veranderend opleidingsniveau, bereikbaarheid en ruimtelijke beperkingen. In aansluiting hierop buigen we ons over de invloed die autonome krachten als individualisering, informalisering, internationalisering, informatisering en intensivering uitoefenen op ontwikkelingen in Maastricht. Deze beschrijving van trends geeft ons inzicht in de netwerksamenleving die zich ontwikkelt. Maastricht is een netwerkstad. Dit betekent dat we onze maatschappelijke doelstellingen alleen kunnen verwezenlijken in samenwerking met de maatschappelijke partners: mede-overheden, bedrijven, instellingen, burgers. Onder invloed van de autonome ontwikkelingen verandert ook de rol van de overheid en is een andere maatschappelijke sturing het gevolg. Vandaag de dag gelooft men niet meer zozeer in de volledige ‘maakbaarheid’ van de samenleving: men kent de overheid een meer bescheiden en realistische rol toe. Diezelfde
STADSVISIE 2030
Maastricht mosaïek
Maastricht, juni 2005
INHOUD
1
Inleiding en samenvatting 1
2
Stadsprofiel 5 Economisch profiel 7 Sociaal profiel 8 Ruimtelijk profiel 10 Euregionaal profiel 13 Conclusie 14
3
Trends en maatschappijontwikkeling: netwerkstad en rol van de overheid 17 Ontwikkeling naar een netwerksamenleving 17 Verschuivende rol van de overheid 21 Conclusie 25
4
Beleidsafspraken tot 2015 27 Economische speerpunten 27 Sociale speerpunten 29 Fysieke speerpunten 31 Regionaal speerpunt 33 Speerpunten uit de actuele Stadsdebatten 35 Conclusie 37
5
Doorkijk 2030 – Maastricht mosaïek 41
6
De toekomst begint morgen 47 Stadsvisie geslepen 48 Slotakkoord: drie stadstyperingen 50 Maastricht is een compacte bezoekers- en woonstad 50 Maastricht is een lerende kennisstad 51 Maastricht is een bedrijvige, creatieve en bereikbare stad 53 Samenhangende strategische beleidsvisies 55
7
Slot 59
HOOFDSTUK 1
INLEIDING EN SAMENVATTING
In deze Stadsvisie 2030 zoeken we het antwoord op een aantal vragen. Waar staan we als stad Maastricht vandaag de dag? Waar gaan we naar toe? Wat kunnen we verbeteren? De belangrijkste bevinding is: we staan er goed voor, maar een aantal zaken kan beter. Kernproblemen zijn de eenzijdige bevolkingssamenstelling en de werkloosheid. Het scheppen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat en het versterken van de positie van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt zijn de uitdagingen. Er bestaat een reëel gevaar dat kansrijke inwoners de stad verlaten en kansarmen achterblijven, wat een verdere scheefgroei in de sociaal-economische ontwikkeling tussen stad en omgeving met zich meebrengt. De stad is dé economische motor van de regionale economie. En diezelfde economie biedt kansen om de grootstedelijke problematiek te keren. De stad is de plaats bij uitstek waar leefbaarheid, werkgelegenheid en veiligheid integraal aangepakt en verbeterd kunnen worden. Het stadsbestuur van Maastricht blijft alles op alles zetten om achterstanden te voorkomen, de economische structuur te versterken, werkgelegenheid te scheppen en alle buurten leefbaar te maken. Om de toekomst van de stad mee te bepalen en richting te geven, moeten we ons bewust zijn van de ontwikkelingen die we idealiter wensen en van de concrete mogelijkheden die voorhanden zijn. Dat is wat we beogen met deze Stadsvisie. We schetsen Maastricht op twee manieren: via het verleden en de toekomst.
1
2
Het verleden, omdat de stad van nu het resultaat is van historische ontwikkelingen en ingrepen. Daarom kijken we dertig jaar terug in de tijd. De geschiedenis leert ons wat de toekomst zou kunnen brengen. Ze geeft ons een beeld van de snelheid waarmee veranderingen plaatsvinden en hoe processen zich voltrekken. Een terugblik geeft inzicht in de langetermijndynamiek van Maastricht. Een juist beeld kunnen schetsen van de toekomst betekent eerst en vooral verdiepen in het verleden. We bieden met deze stadsvisie een kader waarbinnen toekomstige besluiten worden afgewogen. De realisering van de grote bouwprojecten van nu, is immers het gevolg van besluiten, die een tiental jaren geleden zijn genomen. Op dezelfde manier bepalen de besluiten van vandaag de aanblik van de stad in de volgende decennia. De Stadsvisie is daarmee geen papieren tijger maar naast een raamwerk voor toekomstige afwegingen ook een toetsingskader voor de voortgang. Op welke manier kijken we terug in de tijd? We gebruiken een omgevingsanalyse die hier wordt gepresenteerd als ‘stadsprofiel’. Deze verkenning maakt als het ware een foto van de stad en geeft inzicht in het veelkleurige ’mosaïek’ dat Maastricht nu is. We kunnen concluderen dat onze stad een sterk imago heeft en hoge ambities: er is veel aandacht en zorg nodig om dit in de toekomst waar te kunnen maken. We moeten de nodige aandacht besteden aan volgende zaken: afbrokkeling van de industriële bedrijvigheid, omschakeling naar een kennis- en diensteneconomie, vergrijzing en ontgroening, veranderend opleidingsniveau, bereikbaarheid en ruimtelijke beperkingen. In aansluiting hierop buigen we ons over de invloed die autonome krachten als individualisering, informalisering, internationalisering, informatisering en intensivering uitoefenen op ontwikkelingen in Maastricht. Deze beschrijving van trends geeft ons inzicht in de netwerksamenleving die zich ontwikkelt. Maastricht is een netwerkstad. Dit betekent dat we onze maatschappelijke doelstellingen alleen kunnen verwezenlijken in samenwerking met de maatschappelijke partners: mede-overheden, bedrijven, instellingen, burgers. Onder invloed van de autonome ontwikkelingen verandert ook de rol van de overheid en is een andere maatschappelijke sturing het gevolg. Vandaag de dag gelooft men niet meer zozeer in de volledige ‘maakbaarheid’ van de samenleving: men kent de overheid een meer bescheiden en realistische rol toe. Diezelfde overheid realiseert zich echter wel dat ze op basis van een strategisch plan – stadsvisie - de hoofdlijnen van bepaalde ontwikkelingen kan blijven beïnvloeden. De rol van de nationale overheid neemt af en tegelijkertijd wint Brussel aan betekenis. Aansluiting bij Euregionale ontwikkelingen, het Zuid-Limburgse netwerk - Maastricht, Sittard-Geleen en Heerlen - en ontwikkelingen in de stadsregio zijn en blijven van grote betekenis voor Maastricht. De Stadsvisie 2030 levert input voor de visie-ontwikkeling t.b.v. de stadsregio - Eijsden tot en met Sittard-Geleen -, het stedelijke netwerk en de Euregio en daarmee tot een visie op het totale gebied. De inzichten vanuit het stadsprofiel worden gebruikt om met het Rijk en Brussel te onderhandelen over extra-middelen in het kader van respectievelijk de grote steden en Europese regio’s. Na de profielschets geven we een overzicht van het beleid dat al is uitgezet, in de vorm van speerpunten tot het jaar 2015. We gaan dieper in op de zaken die al zijn afgesproken: kunnen we deze daadwerkelijk bereiken of leiden ze op termijn tot conflicten? Dat is ons vertrekpunt. Vervolgens ontwikkelen we een stadsbeeld. Welk soort stad willen we zijn binnen dertig
jaar? Op dit vlak constateren we dat inwoners, instellingen en bedrijven samen een voedingsbodem vormen van nieuw talent. Creatieve bedrijven vinden hun weg naar Maastricht en maken gebruik van hoogwaardige technologie om oplossingen te ontwikkelen voor de problemen van de stad. Deze beelden zijn met een groot aantal partners – inwoners, bedrijven, instellingen, deskundigen – in een stadsgesprek gewisseld en nader geconcretiseerd. Maastricht is volop in beweging. Maastricht is een moderne versie van een oude stad, functioneel en charmant tegelijk. Als gevolg van demografische en technologische ontwikkelingen veranderen de stedelijke economie en de samenleving. Stad, inwoners, bestuur en bezoekers zien er op termijn anders uit. Op technologisch vlak blijft aansluiting bij snelle ontwikkeling en spreiding van informatie- en communicatietechnologie noodzakelijk. De wereld verandert in een ‘global village’ en de werkplek in een ‘local world’: glocalisering. Op sociaal-cultureel vlak is sprake van grote verscheidenheid in levensstijlen, scholing, beroepen, inkomen en etniciteit. We stellen ook vast dat mensen aan oriëntatie verliezen, omdat ideologieën en andere richtinggevende kaders afbrokkelen: de ene ontwikkelingskoers lijkt even waar als de andere, het ene beleidsdoel even goed om na te streven als het andere. Maastricht wil met haar Stadsvisie 2030 hier een antwoord op bieden en richting geven. De maatschappij is de afgelopen decennia complexer geworden. Sociaal-culturele, economische en fysieke processen, zowel van lange als van korte duur, zijn met elkaar verweven. Ze spelen zich af op diverse niveaus, in buurt, stad en regio en grijpen op elkaar in doordat er een groot aantal personen en organisaties bij betrokken is. Een toekomstvisie moet vooral streven naar evenwicht tussen economische, sociale en fysieke omgevingsaspecten. Zij moet uiteraard alle spelers hierbij betrekken: inwoners, bedrijven, instellingen en overheden. Een andere vaststelling is dat stad en regio met elkaar verweven zijn, wat de grenzen doet vervagen. De stad kan niet alles voor haar rekening nemen en moet afspraken maken met haar buren. Afspraken over ruimtelijke ordening, groen, natuur en landschap, mobiliteit, volkshuisvesting, milieu, economie... Op die manier worden specifieke problemen gezamenlijk aangepakt, zonder dat de eigenheid van de steden, dorpen en kernen wordt aangetast.
3
HOOFDSTUK 2
STADSPROFIEL
Maastricht boerde de laatste tientallen jaren goed. Economisch ging het haar voor de wind. De stad ontwikkelde zich goed en succesvol ondanks een aantal onopgeloste problemen. De komst van de universiteit, de internationale en creatieve kennisinstellingen en de vestiging van het beurs-en congrescentrum MECC droegen in grote mate bij aan haar succes. Hiermee is het bewijs geleverd dat de strategie van de overheid, om extra te investeren tijdens de economische malaise van eind jaren tachtig en begin jaren negentig, tot nieuwe economische bloei heeft geleid. Zo heeft Maastricht extra geprofiteerd van de economische groei de laatste jaren. Op straat is dat duidelijk zichtbaar. De stad ziet er fris en geboend uit en verdient daarmee het predikaat ‘schone en veilige stad’. Maastricht is een Bourgondische en soms on-Nederlandse stad: kijk naar de grote hoeveelheid cafés en gerenommeerde restaurants en hotels. Maastricht is een lekkere stad: exquise dranken en gerechten weet men hier naar waarde te schatten. Maastricht is ook een mooie stad: uiting hiervan is de bijbehorende kledingetiquette. Maastrichtenaren zijn trots op hun stad en stralen dat ook uit. Maastricht is tegelijkertijd een compacte stad waarin alles op loopafstand is te bereiken. Er kan gewinkeld worden voor iedere beurs, het is er aangenaam vertoeven en het is een stad om te beleven: de stad is letterlijk een bezoek waard. Beleveniseconomie avant la lettre!
5
6
Het regeringsbesluit om de mijnen te sluiten heeft grote economische gevolgen gehad. Hoewel Maastricht nooit een mijnbouwstad is geweest, liet de economische malaise als gevolg van deze mijnsluiting ook in het bestuurscentrum van Limburg haar sporen na. Dit effect werd versterkt door het grotendeels verdwijnen van de traditionele industrie. Als compensatie voor het enorme verlies van arbeidsplaatsen besloot de nationale overheid destijds nieuwe industrie naar Limburg te halen en een deel van de rijksdiensten over te plaatsen. Onderdeel van het rijksbeleid was het omscholen van de Limburgse bevolking om werklozen een plek te geven in de nieuwe industrie en de diensteneconomie. Het stichten van de Rijksuniversiteit Limburg was een logische en belangrijke stap in dit transformatieproces. Het feit dat Maastricht als vestigingsplaats werd gekozen, is van grote betekenis gebleken. Zonder de universiteit en het daaraan verbonden Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) zou de stad de weg uit het economische dal niet hebben gevonden. De komst van de universiteit en de internationale onderzoeksinstituten, die zich in de binnenstad vestigden, bliezen de stad nieuw leven in. De rijksoverheid heeft ook geld beschikbaar gesteld voor de restauratie van de verpauperde historische binnenstad en de ontwikkeling van (fabrieks)terreinen zoals Céramique, Hoge Fronten en Herdenkingsplein tot spraakmakende nieuwe binnenstedelijke woon-, werk- en voorzieningenlocaties. Een derde impuls voor de wederopbouw van Maastricht was de vooruitziende blik van het stadsbestuur: Maastricht kon niet overleven zonder op internationaal vlak mee te tellen. De vestiging van het MECC en de blijvende internationale belangstelling voor Maastricht als gevolg van de Europese toppen van 1981 en 1992 en het Verdrag van Maastricht, werpen in dit verband nog steeds hun vruchten af. Het bestuur heeft er op die manier toe bijgedragen dat niet alleen een internationaal gerichte universiteit maar ook veel internationale instituten in Maastricht actief zijn. En tenslotte: de Maastrichtenaar. Maastricht is de stad van de ‘Mestreechter Geis’: de ziel van de gemeenschap van Maastrichtenaren. Deze Mestreechter Geis staat voor de liefde van Maastrichtenaren voor hun stad, voor de specifieke karaktertrekken van de stad en haar bewoners als product van een roemruchte historie. Bij de Mestreechter Geis denk je aan begrippen als kleurrijk, creatief, trots, spiritueel, zelfbewust. De Mestreechter Geis verwijst tegelijkertijd naar het soms ongebreidelde chauvinisme, de opmerkelijke ontmoeting van bourgondische en zakelijke levensstijlen en tolerante levensopvattingen. Deze drie aspecten van de Mestreechter Geis – de Maastrichtse mentaliteit - kunnen niet van bovenaf worden opgelegd, maar ontstaan als een product van interactie tussen mensen: we kunnen ze niet maken, maar wel koesteren. Deze karaktertrek bepaalt de wijze waarop mensen in Maastricht met elkaar omgaan. De bezoeker proeft het meteen: het is ongrijpbaar en toch tastbaar aanwezig. Opgeslagen in het collectieve bewustzijn van de Maastrichtenaar. Het is een mentaliteit, een specifieke leefstijl en een bijzondere stadscultuur. Die Mestreechter Geis ontwikkelt zich, past zich aan door de komst van de universitaire en intellectuele elite, de vestiging van welgestelde senioren, de aanwas van de vele (buitenlandse) studenten, de opvang van vluchtelingen van over de hele wereld. Dat gaat niet zomaar, de traditionele krachten willen behoud van de oorspronkelijke invulling van de Geis. Dat roept spanningen op omdat de nieuwkomers erbij horen, ook trots zijn op hun Maastricht en bijdragen aan de ontwikkeling van de stad. Als die Geis zich niet ontwikkelt, dan scheurt de stadscultuur in stukken, dan verdwijnt die oorspronkelijke ziel die bezoekers zo weten te waarderen, dan kunnen de tegenstellingen uitgroeien tot conflicten.
Economisch profiel De economische structuur van Maastricht is in de afgelopen decennia sterk gewijzigd. Was Maastricht enige tientallen jaren geleden nog een echte industriestad, inmiddels mag Maastricht zich kennis- en dienstenstad noemen. Dit leidde tot een gedifferentieerde economische structuur waarin zowel commerciële als niet-commerciële diensten, industrie en bedrijvigheid, diverse vormen van detailhandel en de toeristische en recreatieve sector een eigen plaats hebben. Ook de werkgelegenheid verspreidde zich over de sectoren. Dat maakt de stad minder kwetsbaar als het in een van deze sectoren tegenzit. Bij recessie stijgt de werkloosheid dus minder snel en ook de economie kan zich, in de periode nadien, sneller herstellen. Het inwonertal in de stad is in vijftig jaar gegroeid van bijna tachtigduizend inwoners in 1950 naar meer dan honderdtwintigduizend. Het aantal banen verdubbelde van veertig- tot bijna tachtigduizend. De stad groeide daarmee uit tot dé banenmotor voor de regio. De ontwikkeling in de richting van de kenniseconomie is het resultaat van wisselwerking en samenwerking tussen eindgebruikers, bedrijven, kennisleveranciers, intermediairs als het landelijk innovatienetwerk van universiteiten en bedrijfsleven ten behoeve van kleine bedrijven (Syntens) en de Limburgse Industrie- en Ontwikkelingsbank (LIOF) en infrastructurele voorzieningen. Nieuwe technologieën en producten worden mondiaal ontwikkeld. Het is in dit verband van belang dat kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijk toegang hebben tot nieuwe kennis, dat het basis, middelbaar, hoger en wetenschappelijk onderwijs aansluit op hun behoeften en dat er een universiteit en kennisinstituten in de buurt zijn. Er moet ook voldoende goed opgeleid personeel zijn in de regio; de nodige concurrentie tussen bedrijven en instellingen zorgt voor een positieve stimulans en maakt het mogelijk om producten en diensten uit te wisselen. Een creatief klimaat is natuurlijk ook noodzakelijk. Maastricht moet zich bezinnen over de positie die zij als stad in wil nemen in de technologische topregio die gevormd wordt door de hoekpunten Leuven, Aken en Eindhoven en haar ligging aan de kennis-as A2. Indicatoren die iets kunnen zeggen over de innovatiekracht zijn: de kennisinfrastructuur in Maastricht en omgeving, de huidige economische structuur inclusief het aantal starters, de relaties tussen onderwijs en arbeidsmarkt/bedrijfsleven en de kwaliteit van de beroepsbevolking. Geconstateerd moet worden dat de innovatieve potenties van de kennisinstituten voor zowel economische, sociaal-culturele als infrastructurele ontwikkelingen in Maastricht nog onvoldoende benut worden. De groei van de stad en de aandacht van buitenaf hebben er toe geleid dat Maastricht vooral op het gebied van toerisme kon groeien. Bij gebrek aan stedelijke hoogtepunten is ingezet op de kwaliteit van Maastricht als geheel: een kwaliteitsstad met een ontspannen Bourgondisch karakter. Doelgroepen waren de zakelijke congrestoerist en de internationaal georiënteerde kooptoerist. Die aanpak heeft gewerkt. Het imago van Maastricht staat als een huis. Qua naamsbekendheid is Maastricht de tweede bezoekers- en derde congresstad van Nederland. Maastricht wordt geroemd om het detailhandelsaanbod en trekt zo een groot aantal bezoekers. Het is van belang dit beeld vast te houden en te blijven investeren in de positieve beeldvorming van Maastricht als stad met internationaal allure. Ondanks dit overwegend positieve beeld zijn er ook problemen. De arbeidsparticipatie ligt met vijfenzestig procent lager dan het Nederlandse gemiddelde van zevenenzestig procent, het werkloosheidscijfer ligt hoger dan het
7
8
Nederlandse gemiddelde en het aandeel inwoners met een gemiddeld gezinsinkomen ligt in Maastricht lager (achtenveertig procent) dan in vergelijkbare steden (ruim vijftig procent) en Nederland als geheel (zestig procent). Het aantal startende ondernemers ligt twintig procent lager dan het landelijk gemiddelde en bedroeg 356 nieuwe starters in 2003. Ruim tweeëntachtig procent van de werklozen heeft een opleidingsniveau lager dan het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO). De kans op een arbeidsplaats neemt echter af gezien de vraag naar hoogwaardige arbeid. Dit heeft negatieve gevolgen op het persoonlijk welbevinden: gezondheid, status, inkomen, participatie en zelfrespect of anders gesteld: mogelijkheden voor mensen om volwaardig te participeren in de samenleving vallen daarmee weg. Van de langdurig werklozen geeft tweeënzeventig procent aan met gezondheidsproblemen te kampen en het aantal WAO-ers in Maastricht is hoger dan het landelijk gemiddelde. In 2001 waren 9.530 mensen arbeidsongeschikt. Van deze populatie zijn ongeveer veertienhonderd personen jonggehandicapt. Het oplossen van deze problematiek zal geruime tijd vergen en gepaard gaan met forse inspanningen. Sociaal profiel De laatste jaren is het aantal bijstandsuitkeringen gehalveerd, het aantal arme gezinnen afgenomen en het aantal banen fors gestegen. Toch zijn er kwetsbaarheden. De werkgelegenheid is bijna voor de helft afhankelijk van de toeristische sector en de traditionele industrie. Deze branches zijn conjunctuurgevoelig. Het alternatief, de kennis- en diensteneconomie, is weliswaar goed ontwikkeld, maar vraagt weer een hoger opgeleide bevolking, terwijl het gemiddelde opleidingsniveau van de Maastrichtse bevolking laag is. Daarmee ontstaat frictie op de arbeidsmarkt. Een gedegen samenhangend en effectief onderwijssysteem om deze situatie te doorbreken in de stad – van basis- naar voortgezet onderwijs en vervolgopleidingen – is met andere woorden onontbeerlijk. Veel jongeren verlaten het beroepsonderwijs zonder diploma. Ze kiezen ook veel te weinig voor beroepen in de zorg en de techniek. De lage onderwijskwalificatie hoort hierbij. Van de totale jongerenpopulatie heeft een kwart een lage sociaal-economische status die van generatie op generatie wordt overgedragen: tien procent jongeren met een allochtone achtergrond en vijftien procent autochtonen. Bij brugklassers van het voortgezet onderwijs treffen we mede onder druk van de ouders meer Havo- en VWO-geïndiceerde leerlingen aan dan gemiddeld in Nederland. Vervolgens vindt gedurende de schoolloopbaan een grotere uitstroom plaats waardoor er minder doorstroming is naar Hoger Beroepsonderwijs (HBO) en Wetenschappelijk Onderwijs (WO) dan het landelijke gemiddelde. De hiermee samenhangende afgebroken schoolloopbanen leiden tot aansluitingsproblemen en desillusie van betrokkenen; de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt bijgevolg groter. Recent onderzoek naar ‘braindrain’ toont aan dat het grootste probleem erin bestaat dat we hoogopgeleiden van hier of elders niet aan onze stad kunnen binden. Als we dit probleem willen oplossen moeten we de structuur van onze opleidingen afstemmen op de economische ambitie van de stad. Bovendien kunnen we de studenten tijdens de studie onvoldoende sociaal binden, zodat verschillende ‘high potentials’ na hun studies vertrekken, wat een economisch verlies teweegbrengt. Tegelijkertijd maken we onvoldoende gebruik van de jonge talenten van de studentenpopulatie gedurende hun studieverblijf in Maastricht.
De bevolking van Maastricht groeit momenteel niet meer (122.000 inwoners) en zal in de loop van jaren als volgt van samenstelling wijzigen: Leeftijd 0 - 20 jaar 21-64 jaar 65-ouder
1988 22% 64% 14%
2002 20% 64% 16%
2015 19% 63% 18%
2030 19% 60% 21%
Dat betekent een forse ontgroening en vergrijzing. Voor beide categorieën geldt een afwijking van het landelijke gemiddelde van vier procent in negatieve zin. Andere steden hebben vooral meer allochtone jongeren en minder ouderen. Maastricht heeft een rijk historisch verleden en cultureel erfgoed. Het is een stad met een grote fysieke uitstraling en aantrekkingskracht en met een groot sociaal kapitaal. Meer dan elfhonderd verenigingen en vrijwilligersorganisaties vormen een hecht en bont sociaal weefsel van culturele, sportieve, emancipatoire, sociaal-culturele en mantelzorgactiviteiten. Mensen ontmoeten elkaar, maken afspraken, werken samen en wisselen ideeën uit. Ze leren respect voor elkaar op te brengen en elkaar te vertrouwen. Dat sociale en tolerante weefsel moet behouden blijven en onderhouden worden. Maastricht is een tolerante stad: een stad waar vreedzaam samenleven in de praktijk wordt gebracht. Dit bevordert de sociale binding en een verdere uitbouw van de eigen identiteit. Deze binding levert een positieve bijdrage aan het veiligheidsgevoel van Maastrichtenaren. Een op de vijf Maastrichtenaren komt van buiten Nederland. Het opnamevermogen van de stad is groot. Dat blijkt ook uit de acceptatie van vele duizenden studenten. Maastricht bezit al eeuwenlang het vermogen nieuwkomers te accepteren en ruimte te geven aan diversiteit, wat leidde tot een tolerante leefomgeving. Denk aan de unieke bestuursvorm van Maastricht gedurende vele eeuwen, de tweeherigheid (1284-1795): de Maastrichtse magistratuur was gedwongen tot besturen op basis van gemeen beraad. Het moest zoeken naar overeenstemming tussen de Prinsbisschop van Luik en de Hertog van Brabant. Er ontstond een rijk sociaal en cultureel klimaat waarin traditie samenging met vernieuwing en waarin uitdagende culturele impulsen getoetst werden aan oudere geaccepteerde uitingsvormen. Zo groeide een open en productieve overlegcultuur. De Maastrichtenaar is erg betrokken bij de stad en de eigen buurt, hij is gehecht aan zijn leefomgeving en bereid om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dit onverlet het feit dat momenteel een verharding waarneembaar is met betrekking tot diversiteit of integratie, die zich uit in negatieve effecten op het gebied van wonen, werken, onderwijs, sociale contacten en veiligheid. Maastricht beschikt over een sterk middenveld dat elkaar goed kent, een bestuurscultuur die gedeeltelijk is gebaseerd op persoonlijke betrekkingen. Dit is de afgelopen decennia een belangrijke kracht van Maastricht gebleken: zij kreeg door deze ‘persoonsgerichte’ aanpak zaken voor elkaar die andere steden niet konden realiseren. De stad Maastricht heeft, dankzij haar rijk verleden, op basis van deze ‘centrumfunctie’ een kwalitatief hoogwaardig en dekkend netwerk van voorzieningen en activiteiten opgebouwd. Voorbeelden zijn maatschappelijke opvang,
9
10
verslavingszorg, kinderopvang en scholen. Door hun verscheidenheid en samenhang in aanbod dragen ze bij aan het gunstige leef- en vestigingsklimaat. De moderne inwoner van Maastricht heeft zijn blik niet alleen gericht op de stad, maar ook op de regio, Europa, het land van herkomst en wereldwijd. Als tegenhanger hiervan groeit bij veel mensen de behoefte om zich thuis te voelen in de eigen woonomgeving. In Maastricht is dit gevoel sterk aanwezig: mensen zijn trots op hun stad en buurt. Grote groepen mensen in Maastricht en omgeving profiteerden van de economische groei van de afgelopen tijd. Ondanks de vernieuwingen en de vooruitgang is een aantal sociale problemen blijven bestaan én zijn er nieuwe ontstaan. Voor een aantal kwetsbare groepen is de positie weinig verbeterd. Meervoudige problematieken over meerdere generaties - gerelateerd aan de lage sociaal-economische status van bepaalde groepen autochtone Maastrichtse inwoners - worden niet structureel opgelost. De sociale mobiliteit is te klein waardoor zorgvragen met de jaren kunnen toenemen: kwetsbaar wordende ouderen zijn voor hun ‘zelfredzaamheid’ meer en meer afhankelijk van hun familie en een vaak sterk inkrimpend sociaal netwerk. Vereenzaming is een probleem. De feitelijke gezondheid van Maastricht ligt lager dan het gemiddelde in Nederland. Maastricht is meer dan gemiddeld vergrijsd en de arbeidsongeschiktheid is hoog. Men verwacht dat over vijf jaar minstens dertig procent van de huisartsen niet meer actief is. Veel oudere huisartsen met solopraktijken leggen de komende jaren hun werk neer. Opvolging zal veelal plaatsvinden door jonge artsen die bij voorkeur niet solistisch werken en geen praktijk aan huis nastreven. Het vinden van een geschikte praktijkruimte kan tot problemen leiden. Tevens zijn de deels verouderde praktijkruimten niet toegerust op de steeds grotere rol van de praktijkondersteuners. Maastrichtenaren bewegen te weinig (vijftig procent t.o.v. vijfenzestig procent landelijk) en steeds meer mensen hebben overgewicht. Ouderen bewegen te weinig. De ketenbenadering in de jeugd(gezondheid)zorg is niet voldoende ontwikkeld. Als schaduwzijde van de vermaatschappelijking van de zorg doet men een toenemend en vaak té zwaar beroep op mantelzorgers. In het kader van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning continueert het Rijk dit beleid mede gedwongen door de huidige economische omstandigheden. Mensen hebben het alsmaar moeilijker om te voldoen aan de sociale en economische eisen van onze maatschappij. Ze raken tussen wal en schip en komen in psychosociale nood. Hierdoor grijpen ze soms naar alcohol of drugs of gaan zwerven. Ook jongeren met een beperkt toekomstperspectief volgen dit spoor. Zelfs indien deze groep kwetsbaren in aantal kleiner wordt, dan blijft de intensiteit en de complexiteit van de problemen toenemen. Ruimtelijk profiel De omslag in de economische structuur vertaalde zich ook fysiek. Maastricht werd de afgelopen decennia gekenmerkt door een enorme economische dynamiek, grote bouwactiviteit en internationaal allure. Wie in Maastricht komt wonen, werken of er een bezoek aan brengt, merkt dat de stad en het landschap een onverbrekelijke eenheid vormen. De stad draagt veel landschappelijke elementen in zich, terwijl de aanwezigheid van de ‘stad in een dal’ al op grote afstand voelbaar is. Vanaf de dalrand wordt Maastricht plots zichtbaar. Voor de Maastrichtenaar
een vertrouwd fenomeen, voor bezoekers een kwaliteit die in het geheugen wordt gegrift: de schoonheid van de ligging van de stad in het landschap. De stad is gegroeid door zich te voegen naar het landschap. De rivier en sporen van het landschap vormen een structurerend kader. Landschap en natuur dringen in de vorm van groene wiggen diep door tot het binnenste van de stad. Waardevolle natuurgebieden liggen als een groene ring om de stad en vormen een wezenlijke aanvulling op de kwaliteit van de leefomgeving. De druk vanuit de stedelijke bebouwing op de zelf opgelegde contouren begint op te lopen: uitbreiding van de stad met behoud van de groene waarden en leefbaarheid komt opnieuw ter discussie. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond ruimtegebrek aan de westzijde van de Maas. Borgharen, Itteren, Amby en Heer werden aan de oostkant aan Maastricht toegevoegd. De bevolking groeide niet alleen in aantal; geëmancipeerde en mondige burgers gingen zich roeren. Ze lieten plannen niet langer over zich heenkomen, maar gingen meepraten en meedenken. Dit leidde tot een ingrijpende rolwisseling van de overheid. Communiceerde de overheid in eerste instantie alleen over projecten: in de jaren zeventig is sprake van een omslag. Bewoners dwingen inspraak af in de stadsvernieuwing, wat later wettelijk wordt vastgelegd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de loop van de laatste twee decennia evolueert de inspraak bij projecten die betrekking hebben op de leefbaarheid van de directe leefomgeving, naar actieve participatie en initiatief van burgers en ondernemers door middel van buurtgericht werken en andere samenwerkingsconstructies in de vorm van Publieke en Private Samenwerking (PPS). Op het gebied van wonen zijn nog steeds 20.000 mensen in Maastricht op zoek naar een woning in het lagere huur- en koopsegment. Daarnaast is gebrek aan grondgebonden woningen, waaroor de welgestelde Maastrichtenaar zich in de regio vestigt. Om aan die woonbehoefte tegemoet te komen worden buurten geherstructureerd door middel van buurtplannen en buurtgericht werken. De overheid speelt in die planontwikkeling meer en meer de rol van ‘regisseur’ van deze samenwerking. Dit denken is zover ontwikkeld dat de jongste buurtplannen in Malberg en Caberg/Malpertuis vanuit de eigen positie en verantwoordelijkheid van alle betrokken partners, bewoners, woningbouwcorporatie en overheid, worden ontwikkeld en uitgevoerd. Inmiddels zijn vergaande afspraken gemaakt met betrekking tot de relatie tussen overheid en burger in de vorm van burgerinitiatieven. In de jaren vijftig bevorderde de A2 – toen nog Europaweg 9 – de dynamiek in het oostelijk stadsdeel. In diezelfde periode werd het Stokstraatkwartier gerestaureerd. Maastricht breidde vervolgens buiten de singels uit. De nieuwe verbindingen tussen de westelijke en oostelijke stadsdelen door de Noorder- en Kennedybrug, hadden grote gevolgen voor de stad. Belangrijke stadsuitbreidingen vonden plaats, die een onmiskenbare bijdrage leverden aan de economische groei van de stad: Beatrixhaven, MECC en AZM. De stad moest creatief omgaan met de hedendaagse problemen: de verloedering van de binnenstadsdelen, het dreigend verlies van de centrumfuncties en de afnemende betekenis van Wyck, noopten tot een grondige aanpak. Het overheidshandelen leidde in samenhang met stadsvernieuwing, monumentenzorg, aanpak openbare ruimte en inzet van volkshuisvesting tot de trekpleisters van het huidige Maastricht.
11
12
De stedenbouwkundige structuur van de stad wordt in sterke mate bepaald door de singels die op de voormalige verdedigingswerken zijn aangebracht. Resten van oude stadsmuren en stadspoorten zijn bewaard gebleven. De stad heeft een middeleeuws stratenpatroon met als basiselementen Vrijthof, Onze-Lieve-Vrouweplein en Markt. De torens van kerken en stadhuis bepalen het silhouet van de stad. De nieuwbouw in deze historische binnenstad is behoedzaam te noemen; detonerende nieuwbouw is sporadisch te bespeuren. Van oudsher wordt in Maastricht gewerkt met een strak welstandsbeleid, hetgeen de eenheid van de stad ten goede is gekomen. De resultaten van tweeduizend jaar bouwen zijn te zien in een relatief klein gebied. In het Stokstraatkwartier kan men in de bestrating de plekken zien waar in de periode van het Romeinse Rijk de thermen lagen. Vlakbij staat de OnzeLieve-Vrouwe Basiliek: een schoolvoorbeeld van Romaanse bouwkunst. Wanneer men de nieuwe wandel- en fietsbrug oversteekt, komt men in een gebied dat zich vanuit oogpunt van hedendaagse architectuur kan meten met de beste plekken op aarde. En alles is op een harmonieuze manier met elkaar verbonden. Maastricht is altijd zorgvuldig met de stedelijke ruimte omgesprongen. In 1988 wordt Maastricht landelijk erkend als stad in een internationaal verband met Heerlen, Hasselt, Aken, Luik: de zogenoemde MHAL-steden. Regionalisering en internationalisering gaan hand in hand. Maastricht krijgt eind jaren tachtig op een kruispunt van culturen, een voortrekkersrol. De stadsvernieuwing, het buurtbeheer, de succesvolle afronding van Céramique, Randwyck en Annadal en de inzet om de ondertunneling van de A2 op de politieke agenda te houden, illustreren dat Maastricht ervoor kiest om de stad permanent te revitaliseren. Kwaliteit als opgave wordt richtsnoer voor beleidsintenties. PPS-constructies leveren in hoge mate een bijdrage aan langdurige zekerheid, binding en continuïteit van beleid. De pijlers voor de stedelijke vernieuwing zijn recentelijk vormgegeven. Het Belvedèreproject als nieuw stadsdeel, de ombouw van de Geusselt als modern gemengd gebied en de Tapijnkazerne zijn hier voorbeelden van. Deze ontwikkeling is gekoppeld aan de verbetering van de A2 en het Maaskruisend verkeer als onderdeel van de Euregionale bereikbaarheid van Maastricht. Ondanks een scala aan maatregelen heeft het autoverkeer in het afgelopen decennium een forse groei doorgemaakt. In 2001 bedroeg het aantal personenauto’s in Nederland 6,7 miljoen en het aantal kilometers afgelegd door personenauto’s 103 miljard. In de periode vanaf 1976 is het aantal personenauto’s verdubbeld. Men verwacht een groei van de automobiliteit met zestig procent tot 2030. Hoewel de dagelijks in- en uitgaande pendel een belangrijke rol speelt, is betere benutting en bevordering van andere vervoerssoorten van belang. Het bereikbaarheidsprobleem bestaat uit drie onderdelen: het gaat om vervoersstromen naar, door en in de stad. Deze drie problemen moeten in hun onderlinge samenhang worden aangepakt. Ruimtelijke relaties worden met buurgemeenten opgesteld en gerealiseerd: Panneslager, Terraspark, milieuparken en regionale woonvisie. Op de agenda van het stedelijk netwerk Zuid-Limburg staan grensoverschrijdende bereikbaarheid, inrichting van het landschap tussen de steden en het vaststellen van onderscheidende stedelijke profielen. In termen van stedelijkheid vraagt dit om specialisatie en concentratie van functies en activiteiten op een beperkt aantal, bewust geselecteerde, plekken binnen het stedelijk netwerk.
Euregionaal profiel Maastricht heeft zich in de Euregio altijd autonoom opgesteld, als een stad met weinig direct-fysieke relaties met aangrenzende steden. In het verleden was Maastricht in Nederland de enige stad in de regio. Vanuit de geschiedenis heeft ze een belangrijke en emotionele binding met het Maasdal (Luik); rationeel kiest Maastricht echter voor de Zuid-Limburgse regio. Dankzij haar autonome status heeft Maastricht zich kunnen ontwikkelen tot de stad die zij nu is. Tegelijkertijd ervaart Maastricht haar ligging tussen een beschermd landschap en de landsgrens als een beknelling. Daarom ondernam de stad initiatieven om samen te werken met de andere MHAL-steden. Door bewust om te gaan met de eigen beperkingen en haar kansen te benutten blijft de parel Maastricht groeien. Niet zozeer in omvang maar in intensiteit en kwaliteit. De afgelopen vijftien jaar is de functionele, sociale, ruimtelijke en economische samenhang toegenomen. Ook de gemeenten in de regio (Lanaken, Riemst, Eijsden, Margraten, Valkenburg en Meerssen), stadsregio (Eijsden, Meerssen en Sittard-Geleen), de regio Zuid Limburg (Sittard-Geleen en Heerlen) en de Euregio werden hierdoor meer afhankelijk van elkaar. De tijd dat gemeenten kleinschalig en puur vanuit het lokale (eigen)belang opereren is voorbij. Tegenwoordig verwacht men van gemeenten dat zij vanuit goed nabuurschap handelen en ook het regiobelang behartigen. De samenwerking die Maastricht aangaat is operationeel, tactisch en strategisch van aard. Het voorbije decennium heeft de samenwerking met de gemeenten in het gewest Maastricht en Mergelland, met de centrumgemeenten in Zuid-Limburg en met de MHAL-steden vorm gekregen. De samenwerking in het gewest Maastricht en Mergelland is operationeel en gegroeid vanuit de centrumfunctie, die Maastricht van nature heeft voor de Heuvellandgemeenten. Pogingen om het gewest als strategisch samenhangend netwerk op te laten treden zijn mislukt. Dit is vooral te wijten aan een eenzijdige agenda en het ontbreken van gemeenschappelijke vraagstukken. De provincie Limburg greep een aantal jaren geleden de mogelijkheden aan van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) om een samenwerkingsstructuur in het leven te roepen. Zo kon een gemeentelijke herindeling worden vermeden. Van de typisch stedelijke problematiek van Maastricht hielden de Heuvellandgemeenten zich ver: voor deze vraagstukken was de stad op zichzelf aangewezen. De Regionale Woonvisie vormt hierop een uitzondering: nieuwe woningbouwlocaties landen in het stedelijk gebied. Afspraken met Meerssen en Eijsden op strategisch en tactisch niveau over de locatie van bedrijventerreinen (Panneslager, bedrijventerrein MaastrichtEijsden), bereikbaarheid en mobiliteit (A2), natuur en landschap (Landgoederenzone, Grensmaas) lopen buiten het gewest om. Samenwerking met de buurgemeenten aan de andere kant van de grens (Lanaken, Riemst) komt geleidelijk van de grond, maar is vooralsnog beperkt. De regionale samenwerking wordt op het ogenblik van het totstandbrengen van deze stadsvisie opnieuw gewogen. Schaalvergroting is manifest op het niveau van ZuidLimburg. De Zuid-Limburgse centrumgemeenten delen de mening dat het stedelijk netwerk Zuid-Limburg van strategisch belang is. Samenwerking in het MHAL-gebied is op het vlak van bestuur strategisch relevant, maar heeft nog geen concrete beleidsmatige gevolgen gehad. De mogelijkheden van het grensoverschrijdende stedelijk netwerk MHAL zijn al in het begin van de jaren negentig in het Ontwikkelingsperspectief neergezet en konden op brede steun rekenen in Nederland, Duitsland en België.
13
14
Op de MHAL-agenda staan grensoverschrijdende bereikbaarheid, inrichting van het landschap (Drielandenpark) tussen de steden en de mogelijkheden van stedelijke profielen. De sterkte van dit grensoverschrijdende netwerk is meteen ook de zwakte. Cultuur- en taalverschillen, verschillen in politieke structuren, regelgeving en bevoegdheden verhinderen een succesvolle samenwerking. De steden blijven kiezen voor de veiligheid van de eigen nationale verworvenheden.
Conclusie Uit de omgevingsanalyse blijkt dat de ontwikkelingsgeschiedenis van Maastricht een unieke en sterke stad heeft voortgebracht. Een bont geheel van historische, economische en demografische ontwikkelingen als een samenhangend ‘mosaïek’. Dat uit zich in de Mestreechter Geis: een stadscultuur die staat als een huis en daarmee de basis vormt voor een ijzersterk imago. Dit omdat de bezoeker deze cultuur met haar stedelijke ambiance weet te waarderen en te belonen. Een stad die verkeerde ruimtelijke ontwikkelingen bespaard is gebleven. Veel oude gebouwen zijn in een prachtig historisch centrum bewaard met als kalme open ruimte de rivier de Maas. De economische opbloei heeft een rijke stad opgeleverd. Rijk aan mooie, moderne gebouwen en bruggen, aan mooi ingerichte en goed onderhouden buitenruimten, aan kunst en cultuur en uitgaansmogelijkheden. Maastricht is schoon, heel en behoorlijk veilig. Het kernwinkelgebied heeft allure, de voorzieningen voor miljoenen bezoekers en congresgangers zijn van hoog niveau. De stad beschikt over een uitgebreid pakket onderwijsmogelijkheden en kenniscentra. De omwenteling naar een kennis- en diensteneconomie is volop bezig. De stad is standvastig en flexibel, het hart blijft en de buitenkant verandert en past zich aan. Maastricht heeft een groot opnemend vermogen ontwikkeld. Dat uit zich in de acceptatie van nieuwe bewoners, de duizenden studenten en de miljoenen bezoekers die naar Maastricht komen. Ook het (ver)bindend vermogen van de stad is sterk ontwikkeld. Dat zien we aan de stevige verenigingsstructuren, aan de vele PPS-constructies die zijn ontstaan vanuit een betrouwbare en consistente bestuurscultuur en aan de vele Maastrichtenaren die trots zijn op hun stad en er vaak op latere leeftijd weer naar terugkeren. Deze vermogens leiden tot een tolerante en een talentrijke leefomgeving. Daartegenover staat dat juist de zeer sterke stadscultuur van de Mestreechter Geis soms beperkend werkt voor andersdenkenden en de tolerantie het karakter heeft van een zekere braafheid. De binding is te weinig naar buiten gericht. Er wordt soms teveel lippendienst bewezen en te weinig actief op (eu)regionale schaal samengewerkt. Maastricht raakt op een drietal terreinen bekneld. De omgevingsanalyse laat zien dat de sociale samenstelling van de bevolking tot een beknotting van de ontwikkelingsmogelijkheden kan leiden. Vergrijzing en ontgroening leiden tot afname van het sociaal-economische aanpassingsvermogen van de stad. Het vrij lage beschikbare opleidingsniveau vraagt om instroom van nieuwe, jonge, hoog opgeleide en ambitieuze talenten die hun bijdrage aan de stad leveren. Op de tweede plaats werken de harde fysieke grenzen van het dal en de nationale grenzen belemmerend.
Er is vraag naar vele soorten woningen en de burgers stellen steeds hogere eisen aan leefbaarheid en veiligheid. Tenslotte leidt op economisch terrein beknelling van het innovatief vermogen en het gebrek aan ondernemersschap tot een mogelijke achilleshiel voor economische versterking van de stad.
15
HOOFDSTUK 3
TRENDS EN MAATSCHAPPIJONTWIKKELING: DE NETWERKSTAD EN DE ROL VAN DE OVERHEID
Ontwikkeling naar een netwerksamenleving Trends en autonome ontwikkelingen als internationalisering, individualisering en technologische ontwikkelingen gaan het demografisch landschap aanzienlijk veranderen. De toename van de vergrijzing is begonnen. Daarnaast is ruimte ontstaan voor andere samenlevingsvormen dan het traditionele kerngezin. Ook de economie is ingrijpend veranderd. Technologische processen als informatisering en internationalisering en een stijgend opleidingsniveau hebben Maastricht omgevormd van een industriële naar een diensteneconomie. Op infrastructureel vlak ondergaat Maastricht een gedaantewisseling met als voorlopig eindpunt de ondertunneling van de A2. De meeste huishoudens zijn aangesloten op het kabeltelevisie- en telefoonnetwerk. Deze netwerken worden steeds meer gebruikt als drager van internet. Ze worden langzamerhand vervangen door nieuwe om aan de steeds groeiende behoefte aan andere en snellere vormen van communicatie te voldoen. De zendmasten voor de mobiele communicatie zijn niet meer weg te denken uit het landschap. ICT en de opkomst van het internet worden steeds belangrijker in onze informatiemaatschappij: meer dan zestig procent van de Maastrichtse huishoudens is aangesloten op het internet, dat één van de belangrijkste
17
18
informatiemiddelen is geworden. ICT-toepassingen zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. In de toekomst zal dit toenemen. Internettoegang wordt een basisvoorziening, beschikbaar voor iedereen. De technische ontwikkelingen op dit gebied beïnvloeden het verwachtingspatroon van de burger; hij stelt steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de diensten en producten die via het internet worden geleverd. Supersnelle service aan internetsnelheid – wordt vanzelfsprekend. Men stelt alsmaar hogere eisen aan de kwaliteit van de ‘elektronische snelweg’ of de infrastructuur die internetverkeer mogelijk maakt. We zullen er voor moeten zorgen dat er een betrouwbare breedbandinfrastructuur in de stad aanwezig is, die voor iedere burger, instelling of bedrijf toegankelijk is. Een glasvezelnetwerk (‘de snelheid van het licht’) tot in ieder pand, aangevuld met snelle draadloze verbindingen, wordt noodzakelijk. Ook ‘het wonen’ hoort bij de materiële infrastructuur; hier stellen we vast dat de toegenomen mobiliteit, in combinatie met de gestegen welvaart, tot een verschuiving heeft geleid. Selectieve migratieprocessen kwamen op gang, zodat er nu een onevenwichtige verdeling is van woningvoorraad en bevolking: mensen die het zich kunnen permitteren, gaan wonen in de groene omliggende gemeenten. Naast deze ‘harde’ uitingen van maatschappelijke verandering zijn er ook minder zichtbare, maar wel uiterst belangrijke ‘zachte’ veranderingen. Onder invloed van het ontstaan van de multi-etnische samenleving, maar ook door de toegenomen mondiale communicatie en mobiliteit, wordt de Nederlandse en Maastrichtse cultuur steeds meer geconfronteerd met buitenlandse culturen. Enerzijds krijgt men hierdoor meer aandacht voor typisch streekgebonden cultuuruitingen, anderzijds groeit de aandacht voor andere culturen. De toegenomen internationalisering - met als meest in het oog springende effect de sterke groei van de wereldhandel -, internationale concurrentie en een steeds verdergaande europeanisering heeft ons wereldbeeld de afgelopen jaren meer op de vrije markt afgestemd. Men verwachtte dat de vrije marktwerking een balsemend effect zou hebben. Dit leidde tot een golf van privatiseringen van overheidsactiviteiten, waarbij men vaak als reden aanvoerde dat men op deze manier “beter zou kunnen inspelen op de individuele behoeften en marktconforme prijzen kon bieden en vragen”. Als gevolg van individualisering en emancipatie kwam de behoefte van het individu centraal staan. Een aantal van de bovengenoemde veranderingen, zoals de sterk toegenomen mobiliteit en het toegenomen aantal eenpersoonshuishoudens, is een gevolg van individueel gedrag. Steeds meer is onze samenleving gegroeid naar een ‘ik-maatschappij’. Een ware mengelmoes van levensstijlen is ontstaan die enkele tientallen jaren geleden voor onmogelijk werd gehouden. Levensstijlen die steeds meer gekenmerkt worden door intensiteit. Het leven moet beleefd worden met als gevolg een steeds sneller veranderende vraag naar producten en diensten. Deze vrijheid om te kiezen heeft positieve aspecten, maar in combinatie met de voortschrijdende informatisering is er ook een negatief aspect te bespeuren: de ontkenning van waardering en respect voor anderen en voor traditioneel gezaghebbende instituties. Zodra er problemen of risico’s zijn, bijvoorbeeld op het vlak van sociale of externe veiligheid, kijkt men niet langer naar ‘het eigen ik’, maar wel naar de overheid. Denk aan de rampen in Enschede of
Volendam of het toenemende zinloos geweld. We wijzen ook op de brede maatschappelijke discussie en dreiging die uitgaat van het internationale terrorisme: ook hier doet de burger een beroep op de overheid. De 24-uurs-samenleving gestimuleerd door de groei van de informatietechnologie en informatienetwerken, leidt op langere termijn tot een ander tijd- en afstandsbesef en andere dagindeling. Het is nu mogelijk om 24 uur per dag virtueel te communiceren. Er ontstaat een minder vaste scheiding tussen werk- en vrije tijd en meer flexibiliteit in de besteding van tijd: velen hebben of krijgen kantoor aan huis. Scheidslijnen tussen vrije tijd en werktijd vervagen steeds meer. De 24-uurs-economie heeft vergaande gevolgen voor de sociaal-maatschappelijke structuur, zowel voor individuen, huishoudens, verenigingsleven en maatschappelijke verbanden. De 24-uurs-samenleving staat daarmee op gespannen voet met traditionele vormen van sociale organisatie, maar biedt tegelijkertijd mogelijkheden voor andere structuren en nieuwe kansen: grotere flexibiliteit in werk- en vrije tijd kan voor Maastricht betekenisvol zijn, vooral voor die terreinen waar cultuur een stuwend effect heeft op de stedelijke economie. Ofschoon het verschijnsel van de 24-uurs-economie een autonoom proces is, zijn er beleidsmatig mogelijkheden om bij te sturen in de zin van afremmen of versnellen door het beperken of juist verruimen van openingstijden van tal van voorzieningen. Processen als individualisering en emancipatie leiden er evenwel niet toe dat de mens verandert in een absoluut solitair levend wezen. Hij is en blijft een kuddedier. Mensen vallen echter niet terug op familie of kerk, maar op een zelf gekozen groep van vrienden en bekenden waarmee een bepaalde belangstelling of levensovertuiging wordt gedeeld. Hierdoor gaan netwerken ontstaan die zijn gekoppeld aan levensstijl, gedeelde belangstelling en doelstellingen. Mensen maken deel uit van meerdere van dergelijke netwerken, die net zo snel weer verdwijnen als ze opkomen. Moderne communicatiemiddelen als mobiele telefoon, internet en audiovisuele middelen vormen vertrouwde hulpmiddelen bij het totstandbrengen en onderhouden van deze netwerken. De vraag is wel in hoeverre er echt zelf wordt gekozen. De nieuwe media-infrastructuur vertelt wat de levensstijl met bijpassende muziek, kleding, woning en auto zou moeten zijn. De huidige Amerikaanse maatschappij wordt gezien als de belichaming van individualisering en intensivering van deze trend. Kernbegrippen in deze maatschappij zijn belevingseconomie en belevingscultuur. Een dergelijke maatschappij is niet gericht op duurzaamheid. De maatschappelijke dynamiek wordt gevormd door snelheid en verandering en is vooral gebaseerd op een grote mate van individuele vrijheid: alles kan. Voor alles – producten en relaties - geldt: een grote omloopsnelheid. Mensen maken keuzes die passen bij hun individuele persoonlijkheid. Men wil steeds meer herkend en erkend worden zowel in wonen, werken als cultuur. Het gaat niet om het recht op gelijkheid, maar om het recht om anders te zijn. Dit kan tot problemen leiden als het gaat over relatief grote groepen die anders willen zijn dan de hoofdstroming van de samenleving. Hierbij kan gedacht worden aan (nieuwe) vormen van fundamentalisme van welke aard dan ook. Als reactie op trends als individualisering en internationalisering kan de hang naar geborgenheid, veiligheid en zekerheid, identiteit en sociale cohesie toenemen: een vorm van enclavegedrag. Aan dit gedrag zit de risicovolle kant van ‘wij-zij-denken’. Dergelijke tendensen zijn nu al zichtbaar: migranten ‘hebben’ geen probleem, maar ‘zijn’ een probleem, zo wordt in sommige kringen gesteld.
19
20
De trends roepen soms tegengestelde ontwikkelingen op. Van de ene kant staan we steeds meer en met steeds groter gemak in contact met de wereld, waardoor de schaal van het individueel functioneren samenvalt met de wereld. Van de andere kant roept dit ook weer de behoefte op aan meer eigen identiteit en schaalverkleining. We accepteren wel de voordelen van de internationalisering en schaalvergroting, maar we zijn beducht voor de gevolgen ervan voor de eigen culturele identiteit. Ondanks de individualisering is men niet bereid om zichzelf al te verantwoordelijk te voelen voor de maatschappij. Men spreekt daar liever de overheid op aan. Tegelijkertijd is helder dat de overheid er niet langer op kan vertrouwen dat het niveau van de nachtwakerstaat gegarandeerd is. Veiligheid is geen vanzelfsprekend gegeven en de publieke gevoeligheid voor het onderwerp is groot. Steeds meer wordt om strenge regels gevraagd en de toekomst zal dan ook een verharding van het beleid te zien geven. Wordt dit nagelaten dan is de kans groot op een zogenoemde ‘sociale explosie’: het vertrouwen in de bestaande instituties verdwijnt en men kiest voor nieuwe en eigen symbolen en instituties. De toon is inmiddels gezet met een aanscherping van de uitvoering van diverse wettelijke regelingen als WAO en WW of strikte handhaving bij vraagstukken rond openbare orde: zero-tolerance of lik op stuk. Onder het handhavingsbeleid zal men in de toekomst, nog meer dan nu al het geval is, aangewezen zijn op zelfredzaamheid. Hier bestaat het gevaar dat de groep van ‘zorgwekkende zorgmijders’ zal toenemen. Ook de criminaliteit groeit in Maastricht. Factoren zijn: • de stagnerende economie, die ertoe leidt dat de maatschappelijke perspectieven van bepaalde bevolkingsgroepen teruglopen, • de mate waarin mensen bereid zijn of gestimuleerd kunnen worden hun eigen verantwoordelijkheden ten opzichte van anderen te nemen (sociale controle) en • een toenemend drank- en drugsgebruik onder de jeugd. De criminaliteitsstijging doet de gevoelens van onveiligheid toenemen, wat weer kan leiden tot enclavegedrag. Soms vanuit identiteit, maar ook vanuit angstgevoelens. Daarbij geeft de keuze voor de lokale identiteit niet steeds de maat aan, maar ook de identificatie met de wereldgemeenschap; een verschijnsel dat op dit moment volop in de belangstelling staat met betrekking tot de islamitische gemeenschap. Naast de sociale netwerken blijft het belang van economische netwerken groeien. Het functioneren ervan, ook lokaal, kan niet meer los worden gezien van ontwikkelingen en gebeurtenissen op wereldschaal. Calamiteiten als die van 11 september 2001 zijn wat dat betreft illustratief genoeg. Niet alleen dergelijke ingrijpende gebeurtenissen kunnen verstrekkende gevolgen hebben, ook een computervirus dat zich binnen één dag verspreidt kan het bedrijfsleven grote schade berokkenen. Bovendien liggen de dagen dat beslissingen over de bedrijfsvoering uitsluitend door een directie worden genomen reeds ver achter ons: de beurskoersen in New York, Londen, Tokio, Frankfurt en Amsterdam voeren deze taak inmiddels met ongekende hardheid uit. Door de nieuwe communicatiemiddelen zijn relaties meer en meer geabstraheerd van tijd, ruimte en fysieke omstandigheden. Steeds makkelijker kunnen we als persoon of bedrijf contact leggen met wie, wanneer en waar we maar willen, hetgeen enorme consequenties voor de bereikbaarheid van individuen, bedrijven en organisaties heeft. Dit proces is echter niet onbegrensd. De mens is geen machine die vierentwintig uur per dag kan blijven
draaien. Deze activiteiten hebben altijd een fysieke weerslag. Als gevolg van de ontwikkeling van economische, institutionele en sociale netwerken zijn er ook ruimtelijke netwerken ontstaan. Met elkaar verbonden knooppunten van versnelling als New York, Londen, Parijs en München zijn hier op mondiaal niveau voorbeelden van. Wat dichter bij huis kan verwezen worden naar ontwikkelingen van Maastricht als netwerkstad op Zuid-Limburgse schaal of in MHAL-verband. Niet alleen snelle verbindingen in ICT-zin maar ook in de betekenis van optimalisering van het openbaar vervoer door light-rail en de TGV-verbinding. Hiermee wordt ook de vinger gelegd op het ruimtelijk netwerk binnen een stad. Dat bestaat uit diverse buurten en wijken met verdichtingen en functies. We concluderen dat de samenleving wordt omgevormd tot een netwerksamenleving. Dit betekent niet dat er vroeger geen netwerken waren. Sociaal-culturele, economische en ruimtelijke netwerken zijn er in feite altijd al geweest. Maar nu zijn ze veel grootschaliger, ze grijpen meer op elkaar in, ze ontstaan steeds vaker op basis van keuzes en hebben een steeds grotere omloopsnelheid gekregen: wat vandaag een interessant netwerk is, is morgen achterhaald. Netwerken stellen individuen, groepen en organisaties in staat om zich aan te passen aan de steeds complexere samenleving. Dit betekent echter ook dat men zich in veel netwerken een plaats dient te veroveren, terwijl men voorheen automatisch lid was van sociale netwerken. Om te kunnen participeren in de ‘nieuwe’ netwerken dient een individu over voldoende zelfsturend vermogen te beschikken om niet door de mazen van het net(werk) te vallen. Een individu moet in staat zijn om de juiste keuzes te maken en zich ‘aantrekkelijk’ genoeg te maken om door netwerken te worden geselecteerd. De netwerkmaatschappij impliceert: selecteren en geselecteerd worden. Dit betekent een grotere individuele kwetsbaarheid dan in een traditionele en verticaal georganiseerde samenleving omdat er in een netwerksamenleving een groter beroep op het zelfsturend vermogen van de burger wordt gedaan. Dit stelt voortdurend andere eisen aan voorzieningen die met name kwetsbare groepen toerusten en ondersteunen in het ontwikkelen van de hiervoor benodigde bekwaamheden of deze groepen voldoende beschermt op het moment dat die niet verworven kunnen worden. Verschuivende rol van de overheid Deze anders georganiseerde maatschappij vereist een ander type van besturen. Als we kijken naar toekomstige ontwikkelingen, dan moet deze gewijzigde besturing rekening houden met veranderde wereldbeelden in de vorm van marktwerking, concurrentie en efficiency enerzijds, en individuele keuzevrijheid anderzijds. De samenleving wordt meer en meer horizontaal georganiseerd: een netwerksturing sluit hier op aan. Binnen maatschappelijke organisaties als onderwijs, gezondheidszorg, welzijn en volkshuisvesting wordt steeds meer gedacht vanuit een marktgericht perspectief met als kernbegrippen efficiency, concurrentie en marktwerking. Privatisering van overheidsinstanties en -diensten, het afschaffen van bepaalde overheids-monopolies, meer marktwerking in de volkshuisvesting en allerlei maatregelen in het onderwijs en gezondheids-zorg zijn daarvan voorbeelden. Veranderde maatschappelijke omstandigheden zijn voor de overheid de afgelopen decennia aanleiding geweest om zich te bezinnen op haar rol, taken en werkwijze. In de jaren zeventig was behoefte aan het versterken van het sturend vermogen van de overheid vooral gestoeld op collectiviteit, solidariteit en zekerheid (de verzorgingsstaat);
21
22
rol, taken en werkwijze waren hiërarchisch, verticaal en aanbod- in plaats van netwerkgericht. In de jaren tachtig vond een financiële herbezinning plaats met grootscheepse privatiseringen en verzelfstandigingen. In de jaren negentig kwam de nadruk te liggen op marktwerking en efficiency: overheidsorganisaties moesten meer als bedrijven worden beschouwd. Deze ontwikkeling is door de decentralisatie van bevoegdheden en taken van rijksoverheid naar lokale overheid versterkt. Tot op de dag van vandaag worden vraagstukken die zich uitstrekken over verschillende maatschappelijke domeinen en over diverse schaalniveaus (regio, stad, wijk) nog steeds verticaal aangestuurd. Het maatschappelijke initiatief krijgt te weinig ruimte en het vertrouwen in het recht wordt ondergraven. Een nieuwe koers is nodig. Dit vraagt niet alleen om een moderne visie op de taak en het functioneren van de overheid, maar ook om eigentijds concept van burgerschap. De gemeentelijke overheid denkt aan een burger die zelfredzaam, mondig en betrokken is, niet door alleen te eisen, maar door te participeren en verantwoordelijkheid te nemen. Traditionele (politieke) partijen en belangenorganisaties zijn weliswaar nog steeds van belang, maar nieuwe netwerken van organisaties op het terrein van welzijn, arbeid en onderwijs zijn toegetreden of zouden betrokken moeten worden. Daarnaast zijn de rollen van de traditionele organisaties gewijzigd. Als gevolg van marktwerking zijn de maatschappelijke organisaties bezig met transities: zij versterken hun positie in de markt en doen dat veelal via schaalvergroting. Welzijn, jeugdzorg, onderwijs en schoolbegeleiding zijn wat betreft financiering niet meer alleen afhankelijk van de overheid. Tegelijkertijd neemt hun bestuurskracht en managementdeskundigheid toe en verandert hun positie ten opzichte van de lokale overheid. Deze ontwikkeling zal zich verder doorzetten. Zo hebben woningbouwcorporaties meer marktmogelijkheden dan enige jaren geleden, maar kennen ze ook nog hun sociale opgave. Was het beheer van de openbare ruimte dit vroeger vooral een zaak van het gemeentebestuur, tegenwoordig zijn grote delen van de ruimte met een openbare functie een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente Maastricht en andere partijen. Tenslotte wordt gewezen op het continue spanningsveld tussen de hoofdbezigheden van instellingen enerzijds en de opdracht om met partners in het veld tot nieuwe vormen van dienstverlening te komen, zoals psychische hulp in de wijk. Hierdoor worden grote groepen burgers in steeds grotere mate bloot gesteld aan de gevolgen van autonome, op elkaar inwerkende trends en nauwelijks gecontroleerde marktmechanismen. Dit heeft hen niet alleen kwetsbaarder dan ooit gemaakt, maar het is ook gepaard gegaan met een toenemende mate van structurele onzekerheid over inkomen, onderwijs, zorg en huisvesting. Sommigen beschikken over onvoldoende maatschappelijke veerkracht of weerstand om de ontwikkelingen bij te kunnen benen en kunnen worden beschouwd als slachtoffers ervan. Als we het leven opdelen in fasen, dan kunnen we spreken van een opbouwperiode (jeugd), een werkzame periode en een afbouwperiode (ouderen). Voor de maatschappelijke veerkracht zijn in elke periode andere netwerken verantwoordelijk. Er is wel een samenhang tussen deze periodes. In de opbouwfase ligt het accent vooral op de kracht van het primaire levensverband als gezin, familie en buurt. Vandaaruit dienen stimulansen uit te gaan om een zo hoog mogelijk onderwijsniveau te bereiken dat bepalend is voor de veerkracht in de werkzame fase. Deze veerkracht wordt niet alleen ontleend aan het opleidingsniveau, maar ook aan de mogelijkheid om zich voor de arbeidsmarkt zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In de afbouwperiode ligt het weerbaarheidsaccent op het
ruimtelijk netwerk, in combinatie met specifieke zorgvoorzieningen. De gestaag gegroeide welvaart van de voorbije decennia heeft ertoe bijgedragen dat het aantal maatschappelijke slachtoffers op dit moment meevalt. Hierdoor kon de overheid een redelijk niveau van collectieve voorzieningen handhaven op terreinen als onderwijs, uitkeringen, gezondheidszorg, maatschappelijke participatie en volkshuisvesting; dit ondanks haar overgang naar een verzorgingsstaat ‘nieuwe stijl’, gebaseerd op een grotere marktwerking, streven naar efficiency en uitgaande van individuele zelfredzaamheid. Bovendien heeft de aanhoudende economische groei de selectiviteit van de arbeidsmarkt vooralsnog verbloemd en bijgedragen aan een relatief grote individuele keuzevrijheid op dit terrein. Bij een inzakkende economie in combinatie met een afnemend solidariteitsgevoel en ongewijzigde, verouderde sturingsmechanismen kan het allemaal wel eens heel anders worden. Politiek en openbaar bestuur hebben steeds meer invloed moeten afstaan aan internationale organen, non-gouvernementele organisaties en burgers en hun organisaties, die elkaar via netwerken vinden. Tegelijkertijd zien we een toenemende bereidheid tot samenwerking tussen overheidsorganen om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. Als voorbeeld hiervan kan het Grotestedenbeleid worden genoemd. Hetzelfde geldt voor allerlei tot voor kort separaat van elkaar opererende organisaties, bijvoorbeeld op het terrein van wonen en zorg. Binnen de maatschappelijke organisaties zelf zien we ook ontwikkelingen om nieuwe netwerken te laten ontstaan om complexe vraagstukken te benaderen. In maart 2002 werd direct na de laatste gemeenteraadsverkiezingen de wet dualisering gemeentebestuur van kracht. De nieuwe wet beoogt door een duidelijker rolverdeling tussen gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders de herkenbaarheid van het lokale bestuur en daarmee ook het politieke karakter ervan te versterken. Ruimte bieden aan maatschappelijk initiatief, rekenschap en verantwoording afleggen over bereikte resultaten door het vooraf stellen van realistische doelen vormen de uitgangspunten. De belangrijkste elementen in de wet dualisering zijn: de ontvlechting van het wethouderschap en het raadslidmaatschap, de versterking van de volksvertegenwoordigende en controlerende functie van de raad, de invoering van een rekenkamer (of rekenkamerfunctie) en een raadsgriffier. In het voorjaar van 2004 is in de Gemeenteraad van Maastricht met betrekking tot de kerntaken over de rolopvatting een aantal aanzetten geleverd. Kernbegrippen in dit debat waren: flexibiliteit, dynamiek, samenwerking/regionalisering, relatie met burgers en de principiële vraag ‘wat voor soort overheid wil je zijn’. De kerntakendiscussie zal na de totstandkoming van de Stadsvisie 2030 en gebaseerd op die Stadsvisie worden voortgezet. Het zal de komende decennia veel creativiteit vragen om met de nieuwe werkverhoudingen en schaalgroottes van het maatschappelijke middenveld maatwerk te blijven leveren ten aanzien van sociale vraagstukken in de stad. En daarbij zelf ook de juiste bestuurlijke schaalgrootte te benutten in buurt, stadsregio, gewest, regio om voldoende gewicht in de schaal te leggen.
23
24
Ook ondernemingen die over grenzen heen producten maken en diensten verlenen vragen om een andere sturing van de overheid. Evenals de goed opgeleide burger met zijn individuele wensen. Wil de gemeente Maastricht de scherpe kanten van de ontwikkeling naar een netwerksamenleving eraf slijpen, dan moet zij zich niet laten verleiden tot het principe van volledige marktwerking. Organisaties en daarmee ook de gemeentelijke organisatie bewegen heen en weer tussen centralisatie en decentralisatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, tussen geïsoleerd overheidshandelen en samenwerking, tussen controle en beïnvloeding, tussen voorschrijven en faciliteren, tussen geheimhouding en openheid en participatie, tussen kwantiteit en kwaliteiten, tussen uniformiteit en onderscheidend vermogen, tussen risicomijdend gedrag en het nemen van hoge risico’s, tussen conformiteit en creativiteit. De grote druk in de jaren tachtig om tot privatisering van overheidsinstanties en diensten over te gaan, kan leiden tot een overheid zonder bestuurskracht. Eerder moet worden gezocht naar nieuwe sturingsprincipes die meer uitgaan van het netwerkdenken dan van oude principes als hiërarchie en aanbodgericht. Het nieuwe adagium is een overheid die interactief en integraal haar rol op zich neemt. Daarmee verwerft ze zich een nieuwe rol waarin ze afwisselend regisseert, onderhandelt, bemiddelt, toezicht houdt, inspecteert, diensten verleent en financiert. Daarmee geeft ze richting aan de ontwikkeling van de stad, biedt ze ruimte aan burgers, maatschappelijke partners en bedrijfsleven om mede invulling te geven aan die ontwikkeling, stelt voorwaarden, werkt resultaatgericht en legt rekenschap af. De overheid faciliteert in haar nieuwe rol enerzijds het verkeer tussen de maatschappelijke partners, maar handhaaft in toenemende mate de regels die gepaard zijn aan dat maatschappelijke verkeer. Vanuit deze veranderde positie van de overheid moet aandacht aan samenwerking worden besteed. Samenwerking met burgers en ondernemers op het gebied van leefbaarheid via buurtgericht werken. Samenwerking op het gebied van stedelijk ontwikkeling met investeerders, via PPS-constructies. Samenwerking op het gebied van beheer, zoals het Centrummanagement in de binnenstad maar ook gebiedsmanagement op bedrijfsterreinen zoals bij de Geusselt. Samenwerking met belangrijke partners als woningcorporaties via buurtontwikkelplannen mede gefinancierd vanuit het leefbaarheidsfonds. Kortom: samenwerkingsconstructies, die typerend zijn voor de nieuwe rol van de overheid als regisseur en coördinator. Op deze wijze wordt de relatie tussen overheid en burger hersteld en versterkt. Maastricht loopt hierin voorop. Samenvattend: de samenleving vanuit de centraal georganiseerde ‘verzorgingsstaat’ wordt omgevormd in de richting van een decentrale netwerksamenleving met eigen verantwoordelijkheden voor burgers en deelnemende partners aan de onderscheidende netwerken. Hiermee wijzigt de rol van de overheid van centrale besturing, naar die van participant met andere partners in de netwerken. De overheid stuurt aan op de eigen verantwoordelijkheid van haar burgers. Tegelijkertijd echter waakt diezelfde overheid voor het te ver doorschieten van het cultiveren van de individuele vrijheden in de richting van de prestatiemaatschappij en draagt zorg voor voldoende opvangmogelijkheden voor die burgers die buiten de boot dreigen te vallen of tijdelijk niet in staat zijn de regie over het eigen leven te voeren.
Conclusie Onder invloed van de trends individualisering, internationalisering, informatisering, informalisering en intensivering verandert de maatschappij ontegenzeglijk naar een netwerksamenleving en de stad Maastricht naar een netwerkstad. Een dergelijke samenleving heeft vele mogelijkheden maar houdt ook een bedreiging in. Burgers moeten een groot zelfsturend vermogen hebben om in deze netwerkomgevingen te kunnen opereren. De rol van de overheid verandert, in samenhang daarmee, naar een overheid die interactief, integraal en regisserend opereert. De verticale besturing uit het verleden wordt geleidelijk omgevormd in een horizontale. Dit proces is in volle gang. Maastricht zelf is als een netwerkstad ingebed in grote netwerken. Dat biedt vele kansen. De netwerkontwikkeling vormt een van de belangrijkste antwoorden op de vraagstukken van de stad zoals die naar voren komen uit het stadsprofiel.
25
HOOFDSTUK 4
BELEIDSAFSPRAKEN TOT 2015
De Stadsvisie 2030 is geen autonoom product met een geïsoleerde toepassing. Vele vraagstukken en ontwikkelingen hebben een plek gevonden in welomschreven beleid en werden onder meer ondergebracht in een sociale visie, een structuurplan 2005, een economische visie, een integraal beheersplan voor openbare ruimte, een cultuurvisie, een natuur- en milieuplan en een regionale woonvisie. De Stadsvisie 2010 met haar geïntegreerde ontwikkelingsprogramma’s neemt daarin een bijzondere plaats in. Die visies, plannen en programma’s zijn gebaseerd op een tijdshorizon tot 2010 en vormen de uitwerking van de beleidsdomeinen ‘fysiek’, ‘economie’ en ‘sociaal’. Het bestaande convenant Grotestedenbeleid (GSB II) dat met het Rijk gesloten werd, loopt tot 2005 en verkeert in de afrondingsfase. De mede op basis van de Stadsvisie 2010 verdiepte inzichten die zijn opgenomen in deze Stadsvisie 2030 – Maastricht ‘mosaïek’ - vormen op hun beurt de basis voor het nieuwe convenant met het Rijk (GSB III). De huidige beleidsafspraken zijn uitgetekend voor de periode tot het jaar 2015. Een analyse van de belangrijkste strategische afspraken levert een palet van twaalf speerpunten op. Economische speerpunten Op lange termijn is de economische pijler, naast de sociale, een belangrijk middel voor de ontwikkeling van de vitaliteit en de weerbaarheid van Maastricht. Daarnaast is die pijler belangrijk voor de verwezenlijking en de
27
28
verbetering van een aantal maatschappelijke effecten zoals werk, participatie, ontplooiing, cultuur, sport en zelfredzaamheid van de burger. Economie doet op die manier dienst als scharnier tussen stad en mens, tussen sociaal en fysiek. De gemeente Maastricht speelt daarin een specifieke rol: die van een pro-actieve, ontwikkelende, samenwerkende en ondernemende partij.
Y Speerpunt 1: Realisatie en behoud van een brede economische structuur Als gevolg van diverse economische ontwikkelingen zijn de economische structuren van West-Europese steden veranderd. Maastricht heeft een omslag gemaakt van een industriestad naar een kennis- en dienstenstad, met een brede en gedifferentieerde werkgelegenheidsstructuur, waarin de industrie gekoesterd wordt. Dat is een bewuste keuze die al jaren aan de basis ligt van het economisch beleid van deze stad. Monoculturen - eenzijdige ontwikkeling van steden - houden altijd een groot risico in; denk in dat verband maar aan de gevolgen van de sluiting van de mijnen in de Oostelijke Mijnstreek. Een gedifferentieerd aanbod van bedrijvigheid en werk biedt de meeste kansen op een langdurige economische weerbaarheid. Het verlies aan werkgelegenheid in de ene sector kan opgevangen worden door een andere sector als het economisch slechter gaat. In de toekomst blijft dit een belangrijke randvoorwaarde voor de economische ontwikkeling van de stad. Een consolidatie van de industrie, met nieuwe impulsen voor het midden- en kleinbedrijf, starters en doorstarters, moet - hoe moeilijk ook - gelijktijdig plaatsvinden. Verder moet de positie in de groeisectoren kenniseconomie en vrijetijdseconomie versterkt worden. Y Speerpunt 2: Behoud van een sterk imago De vrijetijdseconomie – waaronder naast toerisme ook vrijetijdsbesteding, cultuur en sport - is een zeer kansrijke sector. Verwacht wordt dat deze sector nog aan betekenis zal winnen. Ze kan het verlies aan werkgelegenheid in de industrie opvangen. De vrijetijdseconomie en het Maastrichtse sociaal-culturele klimaat dragen in belangrijke mate bij tot het besluit van mensen en bedrijven om zich hier te vestigen. Met vrijetijdseconomie bedoelen we alle activiteiten die mensen in hun vrije tijd ondernemen en alle zaken die een activiteit tot een belevenis maken. Het gaat over bezoekers en bewoners. Op dit moment scoort Maastricht heel goed als bezoekstad, als culinaire, culturele en historische stad. Dat imago is eeuwenlang opgebouwd en werd dankzij zorgvuldig beleid de laatste decennia zodanig versterkt, dat Maastricht met haar bekendheid een absolute koploper is in Nederland. Het is een uitstekend imago, maar wel één dat velen proberen te imiteren en waar de ‘wet van remmende voorsprong’ dreigt. Maastricht kan haar beeldvorming alleen behouden als ze het zorgvuldig koestert. Daarom kiest Maastricht ervoor zich nadrukkelijk te onderscheiden en te investeren in voorzieningen en evenementen die aansluiten op het bijzondere karakter van de stad: cultureel, historisch, culinair, een tikkeltje buitenlands en gastvrij. Tegelijkertijd profileert Maastricht zich als een moderne stad voor zowel bezoekers als bewoners, een kleinschalige en overzichtelijke stad. De stad overlegt met het Heuvelland en met andere steden in Zuid-Limburg en de Euregio over voorzieningen en evenementen die bijvoorbeeld niet bij haar imago passen, of juist de regio in zijn geheel kunnen versterken.
Y Speerpunt 3: Versterking van de economische infrastructurele voorzieningen De aantrekking, het behoud en de binding van nieuwe bedrijvigheid, nieuwe werknemers en bezoekers is voor de stad van essentieel belang. De stad is in korte tijd zowel qua bedrijven als werkgelegenheid opmerkelijk gegroeid en geëvolueerd tot een belangrijk centrum van het Euregionale stedelijk gebied. De bestaande infrastructuur moet daaraan worden aangepast; vanuit de economie worden hiervoor grote inspanningen geleverd. Daarnaast moeten er voldoende, veilige en kwalitatief goede bedrijfsterreinen, én starters- en kantoorlocaties én bedrijfsverzamelgebouwen beschikbaar zijn, ook op wijkniveau. Ook aantrekkelijke, leefbare woonbuurten zijn belangrijk voor de economische structuur, omdat ze naast cultuur en sport een belangrijke vestigingsfactor vormen. Hier blijft de gemeente op aansturen. Sociale speerpunten De kerntaak van de sociale pijler is om de sociale en culturele infrastructuur in stand te houden en een stimulerend sociaal, cultureel en veilig klimaat te scheppen voor alle inwoners. Hierbij verdienen vooral de meest kwetsbare inwoners onze aandacht. Onder de sociale en culturele infrastructuur verstaan we ‘het geheel van organisaties, diensten, voorzieningen en betrekkingen dat het mogelijk maakt dat mensen op een redelijke manier in sociale verbanden kunnen leven, dat ze kunnen participeren in de samenleving en dat die samenleving een eigen, krachtige en kwaliteitsvolle identiteit in stand houdt en voortdurend vernieuwt.’ De kwaliteit en de identiteit van ons leven worden niet alleen bepaald door de mate waarin we als burger kunnen meedoen in sociale verbanden. Ook de uitstraling en vitaliteit van de stad spelen een cruciale rol via de kwaliteit van de sociale, culturele en sportieve voorzieningen en de niet-meetbare, maar wel voelbare ‘ziel’ van de stad. Om de kwaliteit van ons leven op peil te houden moeten we de sociale, culturele en sportieve infrastructuur duurzaam in stand houden en zonodig verder inrichten. ‘Duurzaam’ betekent pro-actief inspelen op de eisen van de maatschappelijke en economische ontwikkelingen en het voorkomen en wegwerken van wrijvingen die daardoor kunnen ontstaan. Het betekent ook we ons extra moeten inzetten voor de kwetsbare groepen en individuen. Naast voorzieningen is ook het sociale en culturele klimaat van belang. In de definitie van de sociale en culturele infrastructuur wordt dit verwoord als ‘de betrekkingen’. Sociale cohesie, integratie, verenigingen, maatschappelijke activiteiten en dergelijke, dragen bij tot een ‘gezond’ sociaal-cultureel klimaat. Een ‘gezond’ sociaalcultureel klimaat kan overigens alleen gedijen in een veilige samenleving.
Y Speerpunt 4: Naar een vitale sociaal-economische structuur De stad is sociaal gezien goed uitgebouwd. Er is geen sprake van verpaupering of verloedering; het leefklimaat is niet ernstig aangetast. Toch verdienen sommige zaken meer dan gemiddelde aandacht. De werkloosheid is hoog, gekenmerkt door een laag opleidingsniveau en een zeer beperkte inzetbaarheid, onder andere als gevolg van gezondheidsproblemen. Veel gezinnen hebben een laag inkomen. Ook het aantal WAO'ers is hoog. Qua werkgelegenheid is er een terugloop van de traditionele industrie, terwijl de opleidingseisen van de resterende industrie steeds hoger worden. Als we dat in verband brengen met de gegevens op het vlak van zelfontwikkeling en opleidingsniveau, kunnen we op lange termijn aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt problemen verwachten.
29
30
Veel kinderen zitten gezien hun schoolloopbaan in een kwetsbare positie. Veel jongeren verlaten het beroepsonderwijs zonder diploma. Daarbij moeten we rekening houden met de demografische ontwikkeling, namelijk de vergrijzing en de ontgroening en is het een feit dat veel jongvolwassenen na hun studies de stad verlaten. De burger moet kunnen deelnemen aan het arbeidsproces dat zich steeds meer ontwikkelt in de richting van hoogwaardige kennis en diensten. De stad moet op dit punt weerbaar zijn en blijven. Met name de kenniseconomie vraagt daarbij om een sterke onderwijsinfrastructuur. Een grote kans doet zich voor bij de samenwerking op onderwijsgebied in Euregionaal verband en de aansluiting op de toptechnologische ontwikkelingen in de driehoek Leuven, Eindhoven, Aken.
Y Speerpunt 5: Behoud en versterking van de sociale samenhang en participatie Op het vlak van participatie zien we dat het vrijwilligerswerk onder druk komt te staan. In Maastricht zijn meer dan elfhonderd verenigingen en vrijwilligersorganisaties actief; qua veiligheid zijn de cijfers niet dramatisch, maar onveiligheidsgevoelens blijven aandacht vragen. Het thema veiligheid en de discussie over normen en waarden staan hoog op de agenda van de stad. Inzake culturele identiteit merken we een grote verbondenheid met de stad, maar tegelijk onbehagen en gemis aan ontplooiingsmogelijkheden in het bijzonder voor de jeugd. De cultuur wordt vluchtiger en oude kaders vervagen. Als we dat afzetten tegen de trends ‘individualisering’, ‘commercialisering’, ‘internationalisering’, de ‘24-uurseconomie’ en een doorgroei van de multiculturele samenleving, dan is aandacht op dit vlak broodnodig. Het doel blijft het behoud van de huidige Maastrichtse identiteit, een hoge participatiegraad en een veilig sociaal klimaat. Binnen de verenigingsstructuren en het vrijwilligerswerk is wel vernieuwing en innovatie aan de orde met onder andere nieuwe vormen van participatie bij de studentenpopulatie. Y Speerpunt 6: Dienstverlening en zorg op maat Op het gebied van wonen zien we in bepaalde buurten een verouderde woningvoorraad en veranderde vraagpatronen door sociaal-culturele en demografische ontwikkelingen: vergrijzing als probleem. Als het gaat om leefbaarheid stellen we steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving qua speelgelegenheid, onderhoud en groen. Dat knelt soms, omdat de stad letterlijk en figuurlijk compact is, terwijl de diversiteit toeneemt door vermaatschappelijking van de zorg en de instroom van nieuwkomers. Uit de buurtprofielen blijkt dat zich in dezelfde buurten problemen opstapelen wat betreft gezondheid, werkloosheid, opleidingsniveau en inkomen. Deze buurten vragen om een geïntegreerde en gestructureerde aanpak met aandacht voor een voorzieningenniveau op maat, zowel in de breedte als in kwaliteit. Het beeld wordt bevestigd door de trends. Het lokale beleid is er enerzijds op gericht de burgers de mogelijkheid te bieden om mee te doen en zichzelf te ontplooien. Anderzijds rekent het op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. De overheid heeft alleen als het mensen zelf niet lukt, aandacht voor de meest kwetsbaren in de stad.
Fysieke speerpunten Maastricht oefent een sterke aantrekkingskracht uit. De stad heeft altijd mensen aan zich weten te binden. Dat heeft te maken met sfeer, cultuur, ambiance en zeker ook met de fysieke eigenschappen van de stad. De ruimtelijke kwaliteit van de openbare plaatsen, de parken en pleinen en het groen zorgt ervoor dat Maastricht aantrekkelijk is om te wonen, te werken en te bezoeken. Deze fysieke kwaliteit is een belangrijke vestigingsfactor en ligt mede ten grondslag aan het succes van de stad. Hoofddoel blijft om ‘kwaliteit als opgave’ onverkort voort te zetten in het toekomstige beleid. Voor steden vraagt ‘kwaliteit als opgave’ specialisatie en concentratie van functies en activiteiten op een beperkt aantal, bewust geselecteerde plekken in het stedelijk netwerk.
Y Speerpunt 7: Versterking en behoud van leefbare buurten De gemeente moet er voor zorgen dat mensen zich verbonden blijven (of gaan) voelen met hun directe leefomgeving. Op het gebied van de openbare ruimte betekent dit een gedegen, kwalitatief hoogwaardige en duurzame inrichting en materiaalgebruik. Het beheer van de openbare ruimte moet gericht zijn op ‘heel, schoon en veilig’. Dit betekent dat men bestaande, verouderde woonmilieus moet aanpassen aan de eisen van deze tijd en de toekomst. Om de woon- en werkmilieus te verbeteren is de aanpak Grotestedenbeleid in het leven geroepen. Hierbij wordt de bestaande woningbehoefte in achtgenomen met een wachtlijst van twintigduizend woningzoekenden in het lagere huur- en koopsegment. Daarbij is kwaliteit opnieuw het uitgangspunt. Voor een binding op wijkniveau dienen ‘pitten’ te worden aangewezen. Pitten zijn plaatsen waar sociale en mogelijk economische functies op wijkniveau worden geconcentreerd. Deze ‘pitten’ liggen bij voorkeur op plaatsen die van oudsher als zodanig functioneren, zoals bestaande wijkcentra en oude dorpskernen. Door schaalvergroting kunnen niet alle buurtcentra volledig gehandhaafd worden. In ieder geval moeten de ‘pitten’ op een veilige loop- en fietsafstand binnen de wijk liggen. De stad is gegroeid in wisselwerking met het omringend landschap. In de ruimtelijke structuur van de stad zijn sporen van het landschap terug te vinden en in het landschap de relicten van de eeuwenoude vestingwerken. Mede door de ligging aan de rivier en het smalle Maasdal kan het omringende landschap op tal van plaatsen tot diep in de stad doordringen en is het bijna overal voelbaar aanwezig. De groenstructuur van lanen, parken en vestingwerken is nauw verweven met het recreatieve netwerk van pleinen en straatjes in de oude binnenstad en vormt een wezenlijk onderdeel van de historisch gegroeide ruimtelijke en sociale structuur .
Y Speerpunt 8: Versterking en behoud van de stedelijke fysieke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit kan worden uitgedrukt in de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Van een hoge gebruikswaarde is sprake als de ruimte op een veilige wijze gebruikt kan worden voor functies zoals wonen, werken, ontspannen en verplaatsen, én deze functies elkaar bovendien niet hinderen, én ze elkaar zoveel mogelijk versterken én toegankelijk zijn voor de bevolking. Belevingswaarde speelt een belangrijke rol in de leefomgeving. Daarbij gaat het om cultureel besef en diversiteit, aanwezigheid van karakteristieke kenmerken (identiteit), toegankelijkheid, (cultuur-)historie en schoonheid en dit alles op mensenmaat. Ook moet in dit verband gedacht worden aan ruimtelijke variatie in vorm, kleur, textuur en afmetingen, harmonie en contrast,
31
32
drukte en stilte, geluid en geur. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpassingsvermogen en flexibiliteit in de tijd. Dit zowel wat betreft geschiktheid voor nieuwe gebruiksvormen als ontvankelijkheid voor nieuwe culturele en economische betekenissen. De opgave is en blijft nieuwe inwoners, bedrijven en bezoekers voor de stad te interesseren en te binden. Een belangrijke basis daarvoor is de fysieke kwaliteit van de stad en het aanwezige voorzieningenniveau in brede zin. De stedelijke projecten de Geusselt, A2 en Belvedère bepalen samen met de GSB-aanpak voor de komende tien tot vijftien jaar de ruimtelijke opgave van de stad en het aanbod van nieuwe woon- en werkmilieus. De kwalitatieve inzet en het evenwicht tussen bereikbaarheid en leefbaarheid zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. De aanleg van de A2-tunnel en de recente ontwikkelingen ten aanzien van de light-rail en de aansluiting op het Europese hoge snelheidsnetwerk (TGV) zijn hiervan eminente voorbeelden. Als nieuwe gebieden binnen het stedelijk gebied vrijkomen en transformatie aan de orde is, moeten deze gericht worden ingezet, waarbij een afweging is te maken tussen de mogelijkheden van de plek en de meerwaarde voor het stadsdeel, de vitaliteit en concurrentiekracht van de stad en de positie binnen het stedelijk netwerk op Zuid-Limburgse schaal. Analoog aan het onderscheid in woonmilieus, zoals dat in de nota ‘Wonen in beweging’ tot uitdrukking komt, zou het onderscheid in werkmilieus, voorzieningenmilieus en ‘groene’ milieus verder moeten worden aangescherpt op het niveau van de stadsregio. Daarbij valt te denken aan een duidelijkere variatie binnen bedrijfsterreinen, een thematisering van centrumgebieden, zoals ‘sport’ of ‘campus’. Ook een sfeerbepaling van groengebieden, zoals een accent op ecologie of op actieve recreatie. Het doel is om binnen de stadsregio tot zoveel mogelijk elkaar aanvullende milieus te komen en concurrentie tussen projecten te voorkomen. Maastricht is een compacte stad. De stad is gegroeid en heeft zich steeds weten te voegen naar het landschap. Die groei heeft voor een belangrijk deel plaatsgevonden binnen de eigen stadsgrenzen. Hierdoor is de stad compact en vitaal gebleven en konden kwalitatief hoogwaardige landschappen worden bewaard. De belangrijkste voorzieningen zijn binnen relatief korte afstand aanwezig. Dit is aantrekkelijk voor de mensen die in de stad wonen of verblijven. Doel is het concept van de ‘compacte stad in een weids landschap’ ook voor de toekomst van Maastricht te hanteren. De opgave is de stad vitaal te houden door nieuwe functies zorgvuldig in het bestaande stedelijk weefsel in te passen en bestaande gebieden aan te passen aan de eisen van de tijd.
Y Speerpunt 9: Verbetering milieukwaliteit van de stad De compacte stad heeft diverse milieukundige voordelen: bijvoorbeeld het sparen van het open landschap en een groot potentieel voor openbaar vervoer. Het bij elkaar brengen van vele en diverse functies als wonen, werken en verkeer op een relatief klein grondgebied leidt ook tot uitdagingen op milieugebied, zoals luchtvervuiling, geluidsoverlast, onveiligheid en stank. Deze milieuparadox van de compacte stad is zeker in Maastricht actueel: een stad met een relatief klein oppervlak en hoge ambities. De bodem van de stad is op vele plaatsen ernstig vervuild door eeuwenlang gebruik. Binnenstedelijke ontwikkeling is onmogelijk zonder bodemsanering. De energiehuishouding van de stad is niet duurzaam. Nog lang niet alle realistische kansen op energiebesparing worden benut en de productie van duurzame energie (bijvoorbeeld zonne-energie) is nog nauwelijks van de grond gekomen. In Maastricht is een belangrijke voorwaarde voor goed leven tot op zekere hoogte aanwezig: er is een
evenwicht tussen dynamiek en rust. Een leven zonder dynamiek is saai, een leven zonder rust leidt tot overmatige stress en voortdurende onzekerheid. Bij rust gaat het niet alleen om de afwezigheid van lawaai. Bij rust gaat het ook om veiligheid, beperking van risico’s van bodemverontreiniging of ongevallen en het behoud of de creatie van ruimtes waar mensen tot rust kunnen komen, zoals natuurgebieden. Rust heeft ook alles te maken met stabiliteit op langere termijn, bijvoorbeeld de beperking van het broeikaseffect. Het evenwicht tussen dynamiek en rust is aanwezig op diverse niveaus: regionaal is sprake van een compacte stad (dynamiek) in een weids landschap (rust); in de compacte stad bestaan gebiedstypen als centrum, intensief woon-, werk- en industriegebied (dynamiek) en extensief wonen, groen verbindingsgebied en buitengebied (rust) naast elkaar; in het centrum liggen zowel drukke pleinen als rustige tuintjes. Regionaal speerpunt Y Speerpunt 10: Versterken van de regionale samenwerking Regionale samenwerking beoogt positie en concurrentiekracht van stad en regio te versterken. Naast samenwerking binnen de stadsregio gaat het ook om de samenwerking met partners binnen stedelijke netwerken in ZuidLimburg en de Euregio Maas-Rijn. De capaciteit van de stadsregio Maastricht is te beperkt om alle problemen op te lossen en alle nieuwe functies onder te brengen. Samenwerking is noodzakelijk. In het Zuidelijk Limburg van 2030 kunnen de steden als één stedelijk geheel worden opgevat, waarbij ieders verscheidenheid en identiteit herkenbaar zijn. Er zal een regio van miljoenen inwoners ontstaan, die geen rekening meer houdt met de landsgrenzen. We vormen een europese regio, die voldoende kwaliteiten bezit om als een aantrekkelijke regio te worden ervaren. De verschillende functies zijn niet meer voorhanden binnen de eigen stadsgrenzen alleen, maar wel binnen de regio. Op alle regionale agenda’s staan de volgende thema’s: BEREIKBAARHEID: hoe houden wij de infrastructuur en de onderlinge bereikbaarheid binnen de regio op peil en welke gezamenlijke inspanningen zijn daarvoor nodig; RECREATIE EN TOERISME: hoe kunnen wij gezamenlijk de recreatieve en toeristische waarde versterken en het Mergelland als uniek stukje Nederland bewaren; WOON- EN WERKMILIEUS: hoe kunnen wij gezamenlijk het beste inspelen op de vraag naar ruimtevragende functies op het gebied van wonen, werken, winkelen en recreatie. STADSREGIO Maastricht ligt in het Maasdal en is gezegend met een zeer fraai ommeland. De stadsregio omvat het Zuidelijk Maasdal, van Eijsden tot en met Sittard-Geleen. De afgelopen decennia is het stedelijk gebied aanzienlijk uitgebreid. Met de nieuwe uitleg van de stad, die voorzien is in het Structuurplan 2005, en de locaties, die in het kader van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg in de regio zijn aangegeven, is de balans tussen ‘rode’ en ‘groene’ functies in de Maastrichtse stadsregio in evenwicht. Verdergaande uitbreiding van het stedelijke gebied zal ten koste gaan van de kwaliteit van het buitengebied, de aanwezige waarden op ecologisch gebied en de noodzakelijke ruimte voor (passief) recreatief gebruik. Doel blijft zeer zorgvuldig om te gaan met de grens tussen
33
34
stad en landschap. En zeer terughoudend te zijn met het verleggen van de rode grens. Dit om het belang van de landschappelijke gebieden rond Maastricht veilig te stellen. STEDELIJK NETWERK Het stedelijk netwerk Zuid-Limburg speelt op strategisch niveau een belangrijke rol als het gaat om afspraken: in ruimtelijke zin (‘waar komt wat’), over economische profilering (‘wie doet wat’) en inzake culturele diversiteit (‘eigenheid’). Afstemming met regionale partners is noodzakelijk voor het behoud van de eigen identiteit en voor de versterking van het policentrisch stedelijk netwerk Zuid-Limburg. Geen ander stedelijk netwerk heeft met ‘nietNederlandse’ ontwikkelingen en beleid te maken. Afstemming en overleg met Vlaamse, Waalse en Duitse partijen kan niet alleen een belangrijke meerwaarde hebben voor de ruimtelijke ontwikkelingen, maar is voor verschillende onderwerpen een noodzaak. Het economisch kerngebied maakt onderdeel uit van de toptechnologieregio Zuidoost-Nederland. De luchthavens van Luik en Maastricht en de aansluiting op de TGV-verbinding zijn belangrijk voor de internationale positionering van de regio. EUREGIO Op termijn zal het grensoverschrijdende stedelijk netwerk MHAL aan belang winnen. Het netwerk zal zich ontwikkelen tot een gebied dat zich op tal van terreinen onderscheidt van andere stedelijke netwerken in Noordwest-Europa. Onderscheidende kwaliteiten zijn: culturele diversiteit, landelijke en stedelijke variëteiten en de economische en innovatieve kracht van de steden in het netwerk. Ze zullen bijdragen aan een voortreffelijk vestigingsklimaat voor mensen en bedrijven. De kwaliteiten en eigenschappen van het MHAL-gebied kunnen worden versterkt en benut door een aantal ruimtelijke ontwerpuitgangspunten ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen. Zo dienen we de herkenbaarheid - ruimtelijke en functioneel - van de afzonderlijke steden te handhaven en te versterken en dit ten opzichte van elkaar en van het omringende landschap. Ook moeten we de beleving en de zichtbaarheid van het onderliggende en omringende landschap in de steden versterken. En tenslotte dienen we de overgang van de stad naar omliggende landschap te optimaliseren door een kwalitatief hoogwaardige inrichting van stadsrandgebieden met mogelijkheden voor recreatief gebruik. Voordat deze fase is bereikt, moet een aantal aspecten verder worden uitgediept te beginnen op lokaal en stadsregionaal niveau. De regionale partners zullen de binding zelf moeten vormgeven. De stedelijke dynamiek concentreert zich in een ring rondom het landschappelijk zeer waardevolle Heuvelland. Voor het Heuvelland geldt een conservatiebeleid. Dat wordt op lange termijn voortgezet. Het Heuvelland is als uitloopgebied voor de stedeling zeer belangrijk. De stadsregio Zuidelijk Maasdal is voor de realisatie van stedelijke opgaven van wezenlijk belang. De gemeenten Eijsden, Meerssen en Sittard-Geleen zijn daarbij natuurlijke partners. Samen zullen wij ervoor moeten zorgen dat de ruimtelijke ontwikkeling uitgekiend verloopt. Het komende decennium wordt benut om het stedelijk netwerk Zuid-Limburg verder vorm te geven, waarbij de steden zich effectief presenteren als een stedelijk gebied. Als we voor het gemak de stedelijke gebieden in
Zuid-Limburg als een geheel zien, dan ligt de vijfde stad van het land in deze regio. Bovendien is deze stad onderdeel van een transnationale agglomeratie. Een paar miljoen mensen dicht bij elkaar. Het openbaar vervoer houdt hier in onvoldoende mate rekening mee. Voor de huidige en toekomstige werkgelegenheid is het van het grootste belang dat de stedelijke gebieden met elkaar worden verbonden door op steden ingericht vervoer met zeer korte wachttijden en veel opstapplaatsen. Bovendien moet dit vervoer de aansluiting regelen op de HSL-stations Aken en Luik. Met betrekking tot de bereikbaarheid staat de stad voor een belangrijke keuze: ’welke autobereikbaarheid willen we bieden?’ Deze vraag is temeer toepasselijk omdat als gevolg van de ruimtelijk-economische ontwikkeling van stad en regio, alsmede door algemeen sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen de groei van de automobiliteit de komende twintig tot dertig jaren nog sterk zal groeien: gemiddeld twee procent per jaar. De agenda voor het stedelijk netwerk betreft de thema’s: • uitvoering geven aan de ruimtelijke ontwikkelingsagenda (kernpunten: kennisinfrastructuur, bereikbaarheid, centrumvorming/herstructurering), • komen tot economische profilering tussen Heerlen, Sittard-Geleen en Maastricht, • gezamenlijke visievorming ten aanzien van leefbaarheid, vergrijzing en ontgroening, • afstemmen van culturele voorzieningen. Bij het aangaan en onderhouden van de operationele, tactische en strategische allianties op de verschillende schaalniveaus als MHAL, stedelijk netwerk Zuid-Limburg, stadsregio, gewest, bedrijven, investeerders en maatschappelijke instellingen is de gemeente Maastricht een integere en betrouwbare partner gebleken. Deze bestuurlijke opstelling heeft gezorgd voor complementariteit en heldere uitvoeringskaders van de ruimtelijke, sociale en economische ontwikkelingsperspectieven. Dit betekent niet dat aangegane verbindingen onbeperkt blijven voortbestaan, maar dat de gemaakte afspraken uitgangspunt blijven voor de oplossing van de stedelijke knelpunten. Speerpunten uit actuele Stadsdebatten In deze paragraaf wordt vanuit de bestuurlijke actualiteit ingegaan op debatten met betrekking tot de naamsbekendheid van de stad Maastricht, de sport, het culturele profiel van de stad en culturele biografie.
Y Speerpunt 11: De reputatie van de stad Maastricht De sociaal-culturele identiteit en de naamsbekendheid van de stad wordt mede bepaald door de het palet van culturele en sportieve voorzieningen en evenementen. Maastricht beschikt over alle elementen die daarbij een rol spelen: professionele kunsten, kunstonderwijs, amateurkunsten en een brede volkscultuur enerzijds en uitgaansmogelijkheden, evenementen en sportvoorzieningen voor jong en oud, en anderzijds een aantrekkelijke natuuren landschappelijke inrichting van de stad en haar omgeving. Sport, cultuur en vrijetijdsbeleving kunnen niet op zichzelf beschouwd worden, maar hebben een rechtstreekse relatie met de fysieke en de economische pijler van de stad. Sport, cultuur en recreatie zijn van belang voor de identiteit van de stad, voor de sociale cohesie en de
35
36
maatschappelijke participatie, voor de naamsbekendheid. Het maakt het mogelijk dat de bewoners van de stad zich te manifesteren in sociale verbanden en zich te herkennen in de sterke eigen sociaal-culturele identiteit. Het maakt dat de stad een trekpleister blijft voor bezoekers. Het sociaal- culturele klimaat speelt een grote en nog steeds groeiende rol bij de keuze van mensen en bedrijven die zich in de stad willen vestigen. Sinds de Cultuurvisie 2010 van december 2001 is er op het vlak van cultuur in Maastricht veel beweging ontstaan. De stad profileert zich onder meer met hoogwaardige culturele evenementen, belangrijke culturele instellingen, belangwekkend industrieel en cultureel erfgoed dat op een moderne manier ontsloten kan worden en een rijk en goed toegankelijk amateur- en verenigingsleven. Op het gebied van accommodaties is het nieuwe Filmhuis gerealiseerd; Opera Zuid krijgt een volwaardige huisvesting; plannen liggen klaar voor het cultureel erfgoed en de archeologische collectie, de culturele versterking via de ENCI-cluster en het Belvedèregebied. Kortom: Maastricht beschikt over een sterk cultureel profiel. Het belang van dit cultuurprofiel voor de economie en de stedelijke ontwikkeling heeft inmiddels grote erkenning gekregen. Maastricht staat op de kaart en cultuur draagt daar in hoge mate toe bij, al was het maar omdat cultuur een belangrijke vestigingsfactor blijkt voor creatieve en innovatieve groepen bewoners en nieuwe bedrijvigheid. In het transformatieproces richting kennis- en dienstenstad blijkt cultuur een onmisbaar element. De bereidheid van beleggers om op deze lijn mee te denken, is onmiskenbaar aanwezig. De bijdrage die cultuur speelt in de citymarketing en de reputatie van de stad Maastricht is van elementair belang. Wat voor het cultuurprofiel geldt doet eveneens opgeld voor het sportieve en recreatieve profiel. De aanwezigheid van de mogelijkheden voor actieve sportbeoefening, zowel in groepsverband als individueel wordt hogelijk gewaardeerd door haar bewoners. Juist de aanwezigheid van het heuvellandschap en de faciliteiten die het biedt voor actieve en individuele buitensportbeoefening – mountainbike, duursport, wielrennen – maakt een onderdeel uit van de vestigingsfactor voor burgers en bedrijven. Potentiële nieuwkomers genieten van deze en dergelijke activiteiten en juist de aanwezigheid ervan mag worden beschouwd als een signaal dat de beoogde vestigingsplaats over een creatieve en open levensstijl beschikt. Toenemende bestedingsruimte van burgers en een groeiend aanbod in de markt met een veelal afnemende hoeveelheid vrije tijd, zetten extra druk op de vrije tijd. Er valt meer te kiezen en er is minder tijd om keuzes in de praktijk te brengen. Tegelijkertijd is de belangstelling voor het lichamelijke duidelijk toegenomen en daarmee ook de belangstelling voor lichamelijk inspannende activiteiten en de groeiende behoefte aan spanning en avontuur. In toenemende mate lopen sport, recreatie, ontspanning en vermaak door elkaar. Voor sportief Maastricht betekent dit een verruiming van de mogelijkheden door de opkomst van instituten waar de individuele sporter gebruik van kan maken, zoals de fitness- en vrijetijdscentra. Er bestaat een afnemende belangstelling om zich te binden aan verenigingen. Voor de meer traditioneel georganiseerde sport vormt deze ontwikkeling een bedreiging, maar ook een nieuwe kans. Deze ontwikkelingen vragen ruimte en flexibiliteit. Maastricht is echter een compacte stad die woekert met de verdeling en invulling van wonen, leven en de openbare ruimte. Speel- en recreatievoorzieningen komen daardoor in het gedrang, jongeren missen zelfs voorzieningen en bestaande sportaccommodaties kampen met achterstallig onderhoud.
Topsportevenementen komen economische vitaliteit van de stad en haar imago ten goede. Regionaal is samenwerking en versterking mogelijk gezien de ontwikkeling in Parkstad van grootschalige vrijetijdsactiviteiten (Snowworld, Mondo Verde) of de topsportambities van Sittard-Geleen. Maastricht kan meeliften met deze ontwikkelingen.
Y Speerpunt 12: De geschiedenis van Maastricht Maastricht is een stad met een rijke historie. De verschillende perioden uit het verleden zijn niet alleen fysiek zichtbaar, maar ook voelbaar in de stad. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan de sfeer en kwaliteit van de stad en voeden het collectieve geheugen van inwoners en bezoekers. De identiteit van Maastricht wordt er mede door bepaald. De opgave is de belangrijkste kenmerken uit het verleden te koesteren. Het gaat daarbij ook om de kenmerken van het meer recente verleden zoals het industriële erfgoed en de naoorlogse stedenbouw. We moeten hier de nodige aandacht aan besteden bij de transformatie van de stad. Doel is om op die manier nieuwe lagen aan de rijke geschiedenis van Maastricht toe te voegen. De culturele biografie van Maastricht onderscheidt zich op twee vlakken van meer gangbare vormen van stadsgeschiedenis. De stad wordt gezien als een complexe persoonlijkheid met een gedifferentieerd programmatische en inhoudelijke reikwijdte. Die wordt enigszins overzichtelijk gemaakt door haar te benaderen als een gelaagde structuur, letterlijk als een opeenstapeling van geologische ondergrond, maaiveld, infrastructuur, gebouwen, instituties en verhalen. Het zijn lagen met een eigen archief, een eigen tijdspad en omloopsnelheid. Stedengeschiedenis is niets anders dan het in kaart brengen van de verwevenheid van die lagen in de loop der eeuwen. De levenswandel en sociale betekenis van stedelijke artefacten – stratenplan, gebouwen – en gebeurtenissen zijn onlosmakelijk verweven met de biografieën en genealogieën van stadsgebruikers en bewoners. Met andere woorden: in een cultureel biografische benadering van de stad gaat het niet alleen om historische feiten, objecten en verhalen, maar vooral om de mate waarin die deel uitmaken van het collectieve geheugen van de stad. Landschap en Europa bepalen de genetische code van Maastricht. Met het oog op de actuele toeëigening en beleving kunnen de volgende vier kernelementen uit de stadsgeschiedenis worden geselecteerd: de Romeinse stichting, het middeleeuws religieus centrum, de vroegmoderne garnizoensstad en de industriestad. Conclusie Met deze speerpunten is het perspectief voor 2015 beschreven. De kansen zijn duidelijk, op de bedreigingen wordt in de speerpunten per beleidsterrein een antwoord gegeven. De geschetste beleidsrichtingen roepen tegenstellingen op, zelfs een fors dilemma. Zo staat economisch doorgroeien op gespannen voet met verwezenlijken van goede bereikbaarheid, milieukwaliteit, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de stad. Een sterk imago bevordert samen met het sterke cultuurprofiel en de fysieke kwaliteit een groei van het bezoekersaantal van vijftien miljoen naar twintig miljoen per jaar. Door deze groei van de stroom van bezoekers worden banen geschapen voor mensen met een lagere opleiding, maar tegelijkertijd ontstaat met de toename van de automobiliteit een fors probleem op het vlak van de bereikbaarheid. Ook zijn er grenzen aan de binnenstedelijke druk. Het breed economische profiel zorgt samen met het goede imago, goede faciliteiten voor starters, het grote sociale kapitaal,
37
38
de uitgebreide diensten- en zorgstructuur en de inzichten omtrent schoon, heel en veilig ervoor dat Maastricht een aantrekkelijke woon-, werk- en verblijfstad is. Hierdoor kan de bevolking binnen de stadsgrenzen toenemen van honderdvijfentwintigduizend nu naar honderdvijftigduizend in de toekomst en komt er een meer evenwichtige opbouw van de bevolking, zowel qua leeftijd als opleiding. Deze groei zal ten koste gaan van de beperkte ruimte en kan enkel opgevangen worden door samenwerkingsafspraken en allianties met andere overheden: MHAL, provincie, steden Zuid-Limburg of regiogemeenten.
Het Maastrichtse dilemma samengevat De beknelling op het sociale vlak blijkt uit de vergrijzing en het opleidingsniveau. Op het vlak van de economie wordt een gebrek aan innovatie en ondernemerschap geconstateerd. Hiermee staat de sociaal-economische vitaliteit onder druk. De oplossing kan gevonden worden in een tweetal groeiscenario’s: • In het kader van de vrije tijdseconomie door een toename van het aantal bezoekers van vijftien naar twintig miljoen per jaar, waardoor de werkgelegenheidsproblematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt oplosbaar wordt, maar tegelijkertijd bereikbaarheidsproblemen toenemen; • In het kader van de kennis- en diensteneconomie door een tweede groeiscenario: de bevolkingstoename naar honderdvijftigduizend, waardoor een meer evenwichtige bevolkingsopbouw mogelijk wordt zowel wat betreft leeftijdsverdeling als opleidingsniveau. Aan het tweede groeiscenario kleeft het probleem dat de fysieke grenzen moeten worden overschreden - met alle gevolgen van dien met betrekking tot het aantasten van de ruimtelijke kwaliteit – en het in het geding komen van bestuurlijke betrouwbaarheid. Het tweede groeiscenario tast de compacte stad in het weids landschap aan: een afname in plaats van toename van het aantal bezoekers kan daar weer het gevolg van zijn. Terwijl juist de groei van het aantal bezoekers een van de mogelijk oplossingen vormt voor de problemen van de stad. Eigenlijk zou Maastricht vanuit de behoefte aan groei juist in een negatieve neerwaartse spiraal terechtkomen. De samenwerking op regionaal niveau is vooralsnog te beperkt om tot de gewenste sociale en economische versterking te komen en de netwerkstad lost de ruimtelijke beperkingen niet alleen op.
39
HOOFDSTUK 5
DOORKIJK 2030 – MAASTRICHT ‘MOSAÏEK’
Bestaat er een uitweg uit geschetste ruimtelijke beknelling door de compactheid te handhaven en toch te blijven groeien - een soort van derde weg? Zijn er oplossingen te bedenken voor het doemscenario van vastgelopen verkeersstromen of een onleefbare binnenstad. Kunnen we de kansen grijpen die er zijn: de compactheid, het weids landschap, de complete regio, het brede cultuurprofiel, de goede kennisinfrastructuur (technologie), de opleidingen (zeventienduizend studenten en jonge talenten), de ambachtelijke kennis in de oudste industriestad (grijze talenten), het sociale kapitaal met haar tolerantie: de gemoderniseerde Mestreechter Geis? We moeten op zoek naar een oplossing voor de bedreigingen door het gebrek aan innovatief vermogen, door de brave en burgerlijke cultuur in combinatie met het beperkte ondernemingsklimaat of door de vergrijzing in combinatie met het vertrek van hoger opgeleiden. Maastricht beschikt over een tolerante omgeving1 , een hoog potentieel aan kenniswerkers en talenten, een goede kennisinfrastructuur en ambachtelijke kennis. Via de netwerksad en bestuurlijke partners op de diverse niveaus wordt het beeld van het talent, de tolerantie en de beschikbare technologische infrastructuur nog meer versterkt. En – heel belangrijk - Maastricht staat op de internationale kaart. Het stadsbestuur is er zich terdege van bewust dat het bij de huidige bloei en groei van de stad verleidelijk is tevreden achterover te leunen, waardoor het gevaar dreigt van ‘verstoffing’. Juist daardoor verschuiven innovatie 1 Trendsettend in het kiezen van een populaire woonplaats zijn de bohémiens- en homoscene. Maastricht neemt de 13e respectievelijk 15e plaats in van de 50 grote steden in Nederland
41
42
en groei naar andere regio’s en steden. Steden die niet kiezen voor een eenduidig imago gebaseerd op een diepdoorvoelde identiteit en dat imago vervolgens niet actief onderhouden, komen onherroepelijk in de problemen met hun reputatie. Beelden worden bijgevolg diffuus en waar geen imago is, gaan anderen dat invullen met alle gevolgen van dien. Hiermee komt de concurrentiepositie van Maastricht onder druk te staan. Het ontwikkelen van nieuwe culturele en organisatorische patronen blijft essentiële randvoorwaarde: Maastricht moet niet blijven leunen op de oude historische succesfactoren, maar deze wel koesteren en daarop voortbouwen. De belangrijkste voorwaarde voor het succes in de toekomst is glashelder: vasthouden van de sterke kanten van Maastricht en deze versterken met creatieve, goed opgeleide, ondernemende mensen. Mensen gaan niet meer wonen waar werk is, maar bedrijven gaan zich juist vestigen in die steden, waar mensen graag willen wonen. Mensen scheppen nieuwe kennis en vormen de bron van nieuwe ideeën die uiteindelijk uitmonden in innovatie. Soepel functionerende netwerken maken het mogelijk om steun te mobiliseren. Een tweede randvoorwaarde is de stadscultuur. Het gaat dan over de houding van de stad Maastricht ten opzichte van innovatie en ook over de technologie en de kunsten als inspiratiebronnen voor creativiteit. Op de derde plaats gaat het over de instituties: de wijze waarop het openbaar bestuur en de samenleving georganiseerd zijn en of dat uitnodigt tot innovatie. Om op termijn een aantrekkelijke compacte stad te kunnen zijn, moeten starterscultuur, ‘creative industry’ en tegencultuur een plaats krijgen in de stedelijke samenleving2. De aanwezigheid van een tegencultuur wordt steeds meer een vestigingsvoorwaarde voor de internationaal opererende bedrijven en instellingen. Het hooggekwalificeerde personeel waar zij een beroep op doet, vindt een blinkende stad alleen niet voldoende voor haar veeleisende levensstijlen. De woon- en leefomgeving moet tegenstellingen in zich verenigen in de vorm van sferen en milieus die dicht bij elkaar liggen; het faciliteren van de combinaties van wonen, werken en vrije tijd. In die uitdaging zit ook het tegemoet te komen aan de woonwens van de twintigduizend mensen op de wachtlijst. Op dit moment ontbeert Maastricht de combinatie van sferen. De economische welvaart heeft alle plekken waar de tegencultuur tot ontwikkeling zou kunnen komen opgepoetst tot de dominante en ‘brave’ cultuur. Het betreft met andere woorden de ontwikkeling en legitimatie van technologie, kunst en cultuur en daarmee creativiteit als productiemiddel van de veel geprezen kennisindustrie, waarvan stad en stedelijke netwerken zeggen dat het hun nieuwe economisch profiel is. Waar vroeger de machine en de ‘arbeider’ het productiemiddel voor de klassieke industrie was, is nu de factor creativiteit de belangrijkste stimulans voor de moderne kennisindustrie. Het sociale en economische klimaat in een stad is niet de enige doorslaggevende reden voor de vestiging van (midden-) groepen en bedrijvigheid. Een stad is interessant als er wat interessants te beleven valt. De aanwezigheid van technologische en culturele productiekracht (cultuurproducenten) is ook een belangrijke factor omdat deze specifieke soort van productiekracht garant staat voor de broodnodige nieuwe concepten op het gebied van wereldbeelden, esthetiek, presentatietechnieken, organisatieprincipes, kritische substantie, waardenbesef, lef, durf en vruchtbare speculatie waar inmiddels ook het bedrijfsleven grote behoefte aan heeft. Het afwijkende geluid komt tot uitdrukking binnen de creatieve groepen die enerzijds op een af ander wijze ‘buiten’ de bestaande maatschappij staan, maar er anderzijds tegelijkertijd zeer intensief mee verbonden zijn, zodat het afwijkende 2 Op dit moment vormt de zogeheten creatieve klasse 20.6% van de beroepsbevolking (landelijk 22.1%). Daarmee bekleedt Maastricht van de 50 grote steden de 22-ste plaats
geluid ook hoorbaar is binnen de ‘gevestigde orde’. Een vitaal en assertief cultureel klimaat in Maastricht draagt bij aan de gewenste omvorming van de stad. Die transformatienood is in Nederland voor heel veel steden dezelfde: de overgang van een klassieke industrie naar een kennis- en diensteneconomie. Vandaar dat dit vraagstuk omtrent de rol van technologie, cultuur en creativiteit voor een weerbare stedelijke economie geen privilege is van een aantal willekeurige steden maar een breed gedragen debat is geworden. Met tegencultuur wordt niet alleen de creativiteitssector bedoeld, maar ook de cultuur binnen organisaties, instellingen en bedrijven. De tegencultuur is een impuls om te komen tot innovatie. Cultuur in deze betekenis is de wijze waarop mensen denken, voelen en handelen in organisaties – het betekent een verandering in de manier waarop mensen zich identificeren met hun organisatie en omgeving. De productie van cultuur kan niet losgezien worden van de werkprocessen en de organisatie – de processen zelf zijn culturele verschijnselen. Een sterke en kritische debat- of jeugdcultuur is een uitingsvorm van een dergelijke tegencultuur. Tegencultuur in brede zin duidt op de ruimte bieden en laten aan creativiteit in haar volledige breedte. Dat maakt de stad juist tot een creatieve stad. Het aantal mensen dat zijn brood verdient met creatief werk, of ze nu muziek maken of een computerprogramma ontwerpen, maakt een steeds groter deel uit van de beroepsbevolking. Het scherpe onderscheid tussen werk en vrije tijd vervaagt. Creatief werk wordt door passie gedreven, creatieve mensen zijn nooit ‘niet’ aan het werk. Een succesvolle stad grijpt de aanwezige kansen door haar beschikbare grote tolerantie te koppelen aan talent en technologie. Onderzoek toont aan dat een tolerante stad als Maastricht een stad is die over een potentieel hoogwaardige creatieve economie beschikt. Hier zijn immers bloeiende gemeenschappen van kunstenaars, wetenschappers en ondernemers aanwezig die oog hebben voor technologische ontwikkelingen. Voor de realisering van hoogwaardige creatieve economie moet de infrastructuur voor research en technologie opgewaardeerd worden, maar tevens randvoorwaardelijk op het gebied van bereikbaarheid en vervoer over weg, water, spoor of door de lucht. Zo’n stad opereert in talloze netwerken, is soms knooppunt en soms deelnemer in het netwerk. Intensieve samenwerkingsvormen, nationaal en internationaal, zijn indicatoren of men succesvol opereert. Zolang aan de grootste technische universiteit van Europa (Aken) met eenendertigduizend studenten maar tweehonderd Nederlanders studeren, blijven veel kansen liggen om optimaal ingebed te worden in de regio van toptechnologische ontwikkelingen. De recent gesloten strategische alliantie tussen de universiteiten van Luik en Maastricht geeft daarentegen aan dat er stappen in de juiste richting worden gezet. Internationaal georiënteerde onderzoeksinstellingen werken immers als magneten van talent: het is zaak om daar bij aan te haken. De stad moet meer geld en aandacht besteden aan intensieve samenwerkingsvormen in nationaal verband met name in de informele kunstensector. Dit omdat de traditionele kunst- en cultuurtempels niet langer de enig sturende cultuurfactor vormen. De informele sectoren moeten niet worden geplet onder bureaucratie, maar worden gekoesterd door bijvoorbeeld op kleine schaal ‘terugverdien’-fondsen op te zetten. Als stad investeer je in een musicus en als hij succes heeft deel je mee in de royalties. Deze opbrengsten worden vervolgens weer in nieuwe
43
44
initiatieven gestopt: een creatieve subsidiemethode gebaseerd op privaatpublieke samenwerking (PPS). Een tolerante stad maakt optimaal gebruik van haar inwonerspotentieel en daarmee ook van de talenten van haar ‘migranten’, die bereid zijn om risico te nemen. Het begrip van smeltkroes van culturen maakt geleidelijk plaats voor het begrip ‘mosaïek’: oog hebben voor de veelkleurigheid en deze vervolgens op creatieve wijze benutten. Een voorzichtige maar concretere doorkijk naar 2030 levert voor Maastricht het volgende beeld op. Mogelijkheden voor Maastricht om een eigen herkenbare rol te spelen binnen de regio maar zeker ook internationaal liggen op het terrein van medisch technologisch onderzoek en bedrijvigheid, stedenbouw, architectuur, toerisme, het hoger onderwijs en de menselijke verzorging. Het uitbreiden van de kennis en technologie op medisch en gezondheidskundig gebied geniet de voorkeur. Deze disciplines zijn stevig verankerd in de huidige universiteit en een groot bedrijf als DSM. Ze leiden tot een belangrijke spin-off aan bedrijvigheid. Maastricht biedt een omgeving met volop kansen voor uitbreiding van zowel de traditionele als de alternatieve zorg. Denk aan nieuwe instituten en activiteiten samen met, of juist voortkomend uit, het AZM. Zoals privé-klinieken, schoonheidsklinieken, centra voor spiritualiteit en levenswijsheden. Wederom kleinschalig en hoogwaardig, als tegenhanger voor het grootschalige MECC. Het mooie landschap kan daarbij een belangrijke rol spelen. Het in ontwikkeling zijnde drielandenpark met de vele historische monumenten, kan de functie vervullen van vestigingsplaats voor fysiek en psychisch helende voorzieningen. Daarentegen biedt het oude mijnbouwlandschap meer mogelijkheden voor grotere commerciële recreatievoorzieningen, gericht op actie, spanning, inspanning en nieuwe belevenissen. Maastricht als vertrekpunt voor de vermoeide stedeling, die zowel stad als landschap nodig heeft om te herstellen. Maastricht als compacte stad is gebaat bij een bewuste keuze voor kleinschaligheid en overzichtelijkheid bij het inpassen van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Compactheid wordt ingevuld met nieuwe vormen van wonen, welzijn en zorg en met gepaste hoogbouwvarianten. Hierin past ook de ontwikkeling van starters- en tegencultuur, uitgaande van de eigen historie, cultuur en industriële verleden. Samenwerking tussen de stad en de culturele- en onderwijsinstellingen om de verloren ambachtelijke kennis te laten herleven met behulp van nieuwe technologie, is belangrijk. Daarbij zijn kennis en contacten uit de hele wereld een vanzelfsprekendheid. De moderne ICT-technologie, maar ook de vele buitenlandse studenten versterken de plek van Maastricht in internationaal verband. Maastricht beschikt over alle noodzakelijke fysieke kwaliteiten voor een stadscampus. De universiteit kan uitbreiden met als doel het bereiken van het allerhoogste kwaliteitsniveau. Tegelijkertijd de maatschappelijke functie van de universiteit (Univercity), hogeschool en kennisinstituten meer dan totnutoe gebruikelijk benutten en ten goede laten komen van de regio; waar mogelijk en noodzakelijk zoals hierboven aangetoond de innovatie stimuleren en de research-faciliteiten van en bedrijfsleven en kennisinstituten samenbrengen en faciliteren. Het geven van een eigen plaats aan de Maaslandse architectuur hoort daarbij en kan er een extra dimensie aan geven. Een veel gehoorde suggestie in dit verband is het opzetten van een nieuwe faculteit architectuur en stedenbouw aan de universiteit van Maastricht. Dan kan de universiteit inspelen op de verwachte en ruimtelijke ontwikkelingen in de regio, vooral die tussen Maastricht en Luik. Het opnieuw aanhalen van bestaande, vaak
familiaire, culturele, maar zeker ook economische banden tussen Maastricht en Luik ligt voor de hand. Steeds vanuit het perspectief van opzoeken en gebruikmaken van elkaars sterke punten. Barrières slechten tussen het Franse en Nederlandse taalgebied kan door Frans als ‘verplicht’ vak op te nemen in het basisonderwijs in Maastricht (en de regio). Met deze ontwikkeling wordt gebouwd aan de lokale en regionale kenniseconomie echter met oog voor lager opgeleide bewoners van Maastricht. Ook het middelbaar beroepsonderwijs profiteert van deze ontwikkeling en bereikt met uiterst moderne lesmethoden de hoogst denkbare onderwijskwaliteit. In combinatie met arrangementen op het gebied van ‘leven lang leren’ is het opleidingsniveau van de Maastrichtse bevolking op termijn hoog te noemen. Maastricht blijft de banenmotor voor de regio en aangevuld met goede bereikbaarheid houdt Maastricht aantrekkingskracht op jonge en hoogopgeleide werknemers. Ook de andere uitdaging voor de stad is opgelost. Vooral aan de troostkant, binnen de sociale pijler, is Maastricht vaak koploper in het bedenken van creatieve oplossingen voor sociale vraagstukken. De Maastrichtse traditie van het behalen van landelijke erkenning en prijzen voor hun werk door de woningbouwcorporaties en welzijns- en gezondheidsinstellingen, is bestendig gebleken. Daarmee heeft de stad de problematiek van haar vergrijzende bevolking een uitstekende plek gegeven. Een vitale stad als Maastricht beschikt op termijn over een optimaal ondernemingsklimaat, met een innovatief kennis- en infrastructuur en haar overige omgevingskwaliteiten en werkt als een bezoekersmagneet. Een sleutelbegrip in dit verband vormt de daarmee gepaard gaande mobiliteit en bereikbaarheid. Maastricht heeft dit vraagstuk opgelost door optimaal gebruik te maken van de beschikbare technologische vervoersscenario’s. Door het maximaal ondertunnelen van verkeersstromen (singels), het uitbouwen van het openbaar vervoer met light-rail en TGV-aansluitingen, door een optimaal Park en Ride- (P+R) en Park en Walk- (P+W) systeem is de leefbaarheid in de stad op niveau gebleven en de bereikbaarheid maximaal uitgebouwd. Tenslotte is in 2030 de planvorming met betrekking tot de ringweg en de problematiek van het Maaskruisend verkeer aangepakt.
45
HOOFDSTUK 6
DE TOEKOMST BEGINT MORGEN
Waar moet de stad aan voldoen om vitaal en compleet te blijven? Vitaliteit speelt op stedelijk niveau, op buurtniveau en op het niveau van de (eu)regio. Dit betekent tegelijkertijd en in balans kijken naar enerzijds behoud en beheer en anderzijds de ontwikkeling van hoogwaardige kwaliteit op het gebied van de fysieke en de sociaal-economische inrichting van de stad. We staan er goed voor maar een aantal zaken kan beter. Dat is verwoord in het Maastrichtse dilemma waarin we hebben gezegd dat een beperkte groei mogelijk is en dat een aantal beperkingen moeten worden opgeheven. Kernproblemen zijn de eenzijdige bevolkingssamenstelling en de werkloosheid. Het scheppen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat en het versterken van de positie van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt zijn de uitdagingen. Door vertrek van goed opgeleide en kansrijke inwoners en het achterblijven van kansarmen kan een verdere scheefgroei in de sociaal-economische ontwikkeling tussen stad en omgeving ontstaan. Er is meer innovatie en ondernemerschap nodig dan nu aanwezig om binnen de beperkte ruimte te komen tot nieuwe bedrijvigheid. In het gesprek met de stad is duidelijk geworden dat in aanscherping gezocht moest worden: de Stadsvisie werd geslepen. De discussie ging uit van een aantal te verwachten ontwikkelingen op technologisch en sociaal-economisch vlak. De inbreng van burgers, instellingen, bedrijven en organisaties gedurende het stadsdebat in de zomer
47
48
van 2004, de meningen van de denktank (een bont gezelschap van oud-politici, wetenschappers en ondernemers), de inbreng vanuit de raad in de raadsconferenties: wie alle stellingen, reacties, meningen en visies in het stadsgesprek overziet, ontdekt al snel dat een duidelijk profiel naar voren komt waaraan de stad zich kan spiegelen. Hoe verschillend de achtergronden van de debaters ook waren, uiteindelijk ontstond er consensus over de toekomst van Maastricht. De Stadsvisie 2030 vormt niet meer of minder dan een horizon die richting biedt, die sturing geeft aan ons dagelijks handelen, maar die ook gaande de weg naar 2030 voortdurend bijgesteld en veranderd zal worden. Het ondenkbare heeft geen plek in een visie, omdat het ondenkbaar is. In 1950 was onze visie op 2000 een snellere en hippere jaren vijftig: wolkenkrabbers, raketten en flitsende auto’s. Aan Internet had niemand gedacht. Of wie had dertig jaar geleden gedacht aan het ondertunnelen van de A2, een nieuwe wijk op Ceramique of een draadloze telefoon niet groter dan een pakje sigaretten. De Stadsvisie 2030 Maastricht Mosaïek schetst de ontwikkelingsvisie voor de stad op de lange termijn. De Stadsvisie 2030 bouwt voort op de Stadsvisie 2010, vult de daarin bestaande leemten aan en baseert zich op een wetenschappelijke en feitelijke omgevingsanalyse, waarin alle beleidssectoren zijn meegenomen. In het stadsdebat is de visie Maastricht Mosaïek vertaald naar meer concrete beelden. Dit vanuit het gegeven dat dit ‘verre’ perspectief weliswaar onderschreven wordt, maar nu al gewerkt kan worden om dat toekomstbeeld daadwerkelijk in te vullen: de toekomst begint morgen. Dit hoofdstuk vormt het destillaat uit de cocktail aan debatten en is daarmee in gezamenlijkheid geschreven. Stadsvisie geslepen Nieuwe technologische ontwikkelingen - de ontwikkeling van de chip, energie en biotechnologie – bevorderen de kansen voor de creatieve kleinschalige en middelgrote industrie. Het kenniscluster, waar de universiteit (UM) samen met AZM maar zeker ook het hoger beroepsonderwijs deel van uitmaakt, specialiseert zich in toenemende mate met haar natuurlijke partners als de Reinisch Westfälische Technische Hochschule (RWTH) te Aken op het terrein van life-sciences. Onderzoek bij de UM en AZM leidt bij beide instellingen geregeld tot nieuwe kennis en innovatieve vindingen op het gebied van life-sciences en biotechnologie. De instellingen hebben echter niet de expertise om die vindingen te patenteren, aan product- en marktontwikkeling te doen en zo de onderzoeksresultaten te vertalen naar commerciële toepassingen. Recentelijk is door de beide instellingen met behulp van de Industriebank LIOF een bedrijf met juist dit doel opgericht: BioMedBooster. De toekomstverkenningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), EuroStat en Wereldbank geven aan dat voor Noord-West Europa en daarmee voor Maastricht dat een beperkte en selectieve maar hoogwaardige sociaal-economische groei mogelijk is. Maastricht blijft kiezen voor een breed samengestelde economische portefeuille, waarin plaats blijft voor de hoogwaardige maakindustrie. Gezien de beperkt beschikbare ruimte wordt niet gekozen voor grootschalige en ruimte verslindende activiteiten als zware industrie, grootwinkelbedrijven aan de stadsranden of grootschalige recreatieve parken. Gekozen wordt voor fijnkorrelige en kleinschalige bedrijvigheid. Vakmanschap, specialisatie en complexe productieprocessen zijn sleutelbegrippen. Het begrip creatieve stad krijgt daarmee in Maastricht nadrukkelijk een andersoortige kleuring dan elders in Nederland en Europa.
Zo krijgt creativiteit vanuit economische optiek een eigen Maastrichtse invulling: nieuwe ambachtelijkheid gebaseerd op de traditionele Maastrichtse industrie. Uit alle debatten komt naar voren dat voor Maastricht het begrip kwaliteit als leidraad geldt. Daarmee wordt richtinggevend invulling gegeven aan alle programma’s en projecten. Tevens is kwaliteit een zelfstandige grootheid, specifiek gericht op de ruimtelijke omgeving: investeren in de ruimtelijke kwaliteit. Het begrip kwaliteit is in de stad voelbaar en proefbaar. Kwaliteit wordt door het stadsbestuur steeds weer op allerlei manieren bevorderd o.a. door de maatschappelijke partners te overtuigen van het belang ervan: kwaliteit is met andere woorden niet vanzelfsprekend en staat telkens onder druk. Het begrip kwaliteit vindt in Maastricht op een aantal manieren een eigen vertaling: • Kwaliteit heeft betrekking op alle domeinen: sociaal, fysiek en economisch; • Het kwaliteitsaspect - allure - dat te maken heeft met het goede leven, de mooie stad, de goede restaurants, de bon-chique, de fine art of living, het dat gun je jezelf. Er is geen stad in Noord-West Europa waar het zo vanzelfsprekend en natuurlijk is dat mensen er mooi uitzien, dat het eten goed smaakt, dat het gezellig shoppen is en dat de stad er prachtig bij ligt. Allure sluit aan bij het tolerante karakter van de Maastrichtenaar. Allure vormt de bindende factor voor de stad en haar bewoners en instellingen; • De europese dimensie: Maastricht is de meest Europese stad van Nederland. De stad is trots op het unieke karakter en verbindt daar de consequentie aan om zich in europees perspectief in te bedden in de (eu)regio; • Kwaliteit is een dynamisch begrip: beheer en behoud van het goede en tegelijkertijd oog voor hoogwaardige investeringen en ontwikkelingen; • Hoogwaardig kennisniveau en innovatiekracht: een vitale stad geeft ruimte aan haar bewoners om zich te ontplooien. De opgave is door middel van een rijk geschakeerd palet aan onderwijsvoorzieningen van basis- tot hoger (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (Universiteit Maastricht) te komen tot een hoogwaardige kennisniveau en daaruit voortkomende innovatiekracht. Daarnaast kent Maastricht vele lokale en internationale instellingen die tezamen een schat aan kennis en kunde in huis hebben. De ligging van de stad in de Euregio met 100.000 studenten die gebruik maken van 5 universiteiten en andere kennisinstituten vormt een welhaast onuitputtelijke en onderbenutte bron van mogelijkheden; • Kwaliteit is een onlosmakelijk onderdeel van bestuurlijk handelen en betreft zeker ook de betrouwbaarheid (consistent en gericht op continuïteit) van het stadsbestuur als samenwerkingspartner. Het Stadsgesprek heeft geleid tot de identificatie van een aantal unieke kernwaarden voor de stad: Maastricht (1) on-Nederlands, europees, buitenlands, Maastricht (2) als kwaliteit, mooi, verzorgd, bourgondisch, allure. Maastricht (3) als creatief, om te winkelen, actief te zijn en cultureel en tenslotte Maastricht (4) stad met allure, chique, modieus, stijl. Deze typering komt overeen met de bevindingen in het Berenschot-rapport – De Europese Belofte.
49
50
Andere conclusies zijn: 1. De constatering dat er voldoende woningen moeten worden gebouwd als basisvoorwaarde voor een gezonde vitale toekomst; 2. De kenniseconomie is in relatie tot de Maastrichtse kleinschaligheid van groot belang; 3. Koester de hogere inkomensgroepen en de ouderen, maar vergeet de vele duizenden jongeren en studenten niet want dat zijn de toekomstige hoge inkomens en jonge gezinnen! M.a.w. studenten blijven geen 25 jaar student dus juist in 2030-perspectief essentieel; 4. Verbeter en versterk de culturele profilering van de stad Maastricht. Met als voorbeelden Salzburg en Avignon. De opdracht uit de debatten is dan ook: (1) behoud de balans tussen ontwikkeling en beheer (behoud), (2) ga zaken overeenkomstig een dergelijk evenwicht daadwerkelijk aanpakken en (3) hanteer kwaliteit als basisprincipe. Slotakkoord: drie stadstyperingen Tijdens het Stadsgesprek zijn concrete beelden naar voren gekomen die we in de vorm van drie stadstyperingen neerzetten. Per typering is een aantal concrete doelen genoemd die gerealiseerd zouden moeten worden. De drie typeringen houden niet in dat er een keuze gemaakt moet worden uit deze omschrijvingen. Maastricht 2030 als complete stad is zowel een compacte bezoekers- en woonstad, een lerende kennisstad als een creatieve en bedrijvige stad. Met andere woorden deze typeringen laten de meerdere gezichten van dezelfde stad zien. Maastricht 2030 is een compacte bezoekers- en woonstad De stad blijft een aantrekkelijke woon- en bezoekersstad. Een verscheidenheid van groepen in leefstijlen, inkomen, culturele achtergrond en leeftijd verleent aan de stad een extra dimensie en zorgt voor dynamiek. De bevolkingssamenstelling is in Maastricht de afgelopen periode gewijzigd. Door de komst van de universiteit is de stad in cultureel opzicht opener geworden. De cultuur heeft meer diversiteit gekregen, de gemeenschap is ontsloten en er zijn nieuwe stedelijke culturele patronen ontstaan. Kiezen voor de aantrekkelijke woonstad onder andere voor hoogopgeleiden met jonge kinderen betekent dat de druk op de woningmarkt en de benodigde ruimte groter wordt. Maar juist daardoor kan de dynamiek van de stad een extra impuls krijgen, zeker wanneer hier het accent op komt te liggen. Het gaat echter niet alleen om de woning, ook de woonomgeving is van belang. Het ontwikkelen van woonmilieus die zijn aangepast aan de veranderende vraag leidt er vaker toe dat de bestaande dichtheden in de bebouwing moeten worden verminderd. Vitale buurten hebben voorzieningen nodig. Niet alleen vanuit gebruikersoogpunt, maar ook omdat ze een bijdrage leveren aan de sociale binding in de buurt. Initiatieven die de sociale samenhang bevorderen dienen daarmee een stevige stimulans te krijgen. Hiermee moet een adequate dienstverlening en zorg op maat worden verbonden. Meedoen is het motto en maatschappelijke ondersteuning daar waar nodig. De aantrekkingskracht van de binnenstad en het kernwinkelgebied van Maastricht is groot op het gebied van koop-, congres-, evenementenen- en cultuurtoerisme. Het hoogwaardige toerisme is een sector die grote groeipotenties kent en waarvan Maastricht kan profiteren. Het verder uitbouwen van Maastricht als bezoekstad wordt bepleit. Dit biedt immers mogelijkheden om arbeidsplaatsen te realiseren die aan de onderkant van de arbeids-
markt zitten. De betekenis van deze markt is groot voor Maastricht. Aangedrongen wordt op enkele publiekstrekkers in de culturele sfeer. Naast de intrinsieke betekenis van cultuur is met name de economische betekenis van deze sector van groot belang. De gewenste verlenging van de verblijfsduur moet mede worden gerealiseerd door nadrukkelijker de culturele sector verder uit te bouwen. Hierbij dient gedacht te worden aan culturele voorzieningen die overdag bezocht kunnen worden als musea, exposities, gespecialiseerde boekhandel, antiquariaat. Voor de avonduren aan een breed gevarieerd aanbod van de theaters gespreid over de gehele week. Met name de culturele programma’s in de avonduren zouden ten tijde van publiekstrekkende evenementen in de stad geïntensiveerd moeten worden. Naast het typisch eigene van Maastricht zullen de programma’s ook moeten voldoen aan de smaak van de bezoekers. Het aantrekken van kwaliteitsbezoekers – 15 miljoen bezoekers, waarvan 500.000 verblijftoeristen per jaar - en het binden van nieuwe inwoners vormt de uitdaging. Dit om de investeringen in cultuur, sport en omgeving terug te verdienen en de staat van het onderhoud te garanderen. Uiteraard moeten bewoner en bezoeker elkaar verstaan: gastvrijheid en leefbaarheid gaan hand in hand. Opvallend is nog dat de rivier de Maas onvoldoende íngepast’ wordt in het beeld van de stad: we doen er nog te weinig mee als verbindend element tussen de beide stadsdelen. Hier liggen nadrukkelijk grote kansen. Samenvattend. Maastricht streeft vanuit een hoge kwaliteitsstandaard naar het werven van de kwaliteitstoerist en de jonge hoog opgeleide nieuwe bewoner. De kwaliteitstoerist is niet alleen de senior met dikke beurs maar ook de jeugdige bezoeker. De cruciale vraag is hoe krijgen en houden! we jonge hoogopgeleiden huishoudens naar Maastricht? We moeten stappen zetten door allure te verbinden met een creatief en sportief vestigingsklimaat voor deze doelgroep! Beelden die daaruit voortvloeien: 1. realiseer herkenbare woningen met name voor jonge gezinnen, 2. schep huisvestingsmogelijkheden (campus) voor studenten en 3. aantrekkelijke levensloopbestendige huisvesting voor ouderen, 4. behoud dichtbijheid en voelbaarheid van het groene heuvellandschap, 5. ontwikkel publiekstrekkers in de culturele sfeer, 6. bevorder verlenging verblijfsduur voor met name kwaliteitsbezoekers, 7. ontwikkel de boorden van de Maas als publiekstrekker.
Maastricht is een lerende kennisstad Om de vitaliteit van de stad voor de toekomst te waarborgen wordt gekozen voor groei van hoogwaardige werkgelegenheid. Een van die groeisectoren wordt gevormd door de kennis- en dienstensector. Het streven moet er op gericht zijn om maximale kansen te scheppen die de jeugd en jongvolwassenen - studenten vinden zichzelf geen jeugd meer! - goede startersmogelijkheden bieden. Daarbij moet gebruik gemaakt worden van in stad en Euregio
51
52
aanwezige kennisdragers. Maximale ruimte wordt geboden aan onderwijsvoorzieningen – universiteit, hogeschool in samenwerking met andere kennisdragers als welzijns-, zorg- en culturele instellingen. De (eu)regionale kennisdragers moeten meer gaan samenwerken met hun omgeving: het beeld van de Univercity als uitdaging. Om de jongeren te behouden voor Maastricht moeten meer mogelijkheden komen op de arbeidsmarkt. Dit houdt in dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt goed georganiseerd moet zijn om de mismatch tussen vraag en aanbod te voorkomen. Met name een goed functionerend middelbaar beroepsonderwijs is daarbij een kritische succesfactor. Dit onderwijstype kan zorgdragen voor het behalen van startkwalificaties en een motor worden op het gebied van een leven lang leren. Ook kan door de aanwezigheid van het AZM meer de nadruk komen te liggen op de aansluiting tussen onderwijs en zorgsector. ‘Maastricht vergrijst’ is geen bedreiging maar een kans. Bind mensen met geld aan de stad als een nieuwe middenklasse. Een belangrijk thema vormt gezondheid in de breedste zin: omgeving, voorzieningen, universiteit, onderzoekscentra, biotechnologie, biomaterials. Voor de life-sciences ambitie is een Euregionaal perspectief (en dus Euregionale samenwerking) cruciaal om het tot een economisch speerpunt te maken waarin Maastricht slechts een van de partijen is. Versterk de positie van de UM - Geneeskunde, Gezondheidswetenschappen, wereldtopinstituten als Carim en Nutrim, maar ook Psychologie (wat betekent het om ouder te worden?), economie (de discussies over publiek en privaat), rechten (gezien de opkomende claimcultuur) en cultuurwetenschappen (wat betekent gezondheid in een moderne hoogtechnologische cultuur en de ethische vragen die daarbij horen); daarbij is juist voor actieve senioren een intellectueel leefklimaat ook belangrijk: steeds meer mensen zullen na hun pensioen weer gaan studeren of promoveren. Het is realistisch te mikken op Nederlands vergrijzende klasse. Een stad is geen stad als er geen mensen wonen, werken, leren, vertoeven, recreëren. Al die mensen samen beschikken soms in groepsverband soms individueel over een schat aan ideeën. Voor een vitale stad is het van belang om die ideeën de vrije loop te laten, om ze boven tafel te krijgen, om ze eventueel te kanaliseren en om ze waar mogelijk te gebruiken. Voorop staat in alle gevallen: mensen kunnen met hun ideeën een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de stad in al haar facetten. Dat geldt te meer als ideeën kunnen worden omgezet in economische activiteiten in het kader van de kenniseconomie. Als het beleid mede vorm wordt gegeven door de mensen, dan wordt het draagvlak voor dat beleid groter. Partijen staan niet tegenover, maar naast elkaar als partners. Het is een methode om de spreekwoordelijk problematische relatie tussen politiek en samenleving (=burgers) te verbeteren. Het stadsbestuur zorgt voor de organisatie van de samenwerking. De in gang gezette beweging van buurtgericht werken moet versterkt worden. Dat vraagt van de gemeente een duidelijke interne stellingname over de rollen die de verschillende partners kunnen spelen en dat ze met haar burgers niet met verschillende monden praat. Beelden die daaruit voortvloeien: 1. Frans (en Duits) op school, 2. behoud en bouw de onderwijsinfrastructuur in Euregionaal verband uit, 3. ontwikkel nieuwe ambachtelijkheid, 4. ontwikkel arbeidsmarktbeleid t.a.v. hoogopgeleide ‘starters’ (dus niet alleen als nieuwe bedrijfjes maar ook voor mensen die in loondienst willen werken).
Maastricht is een bedrijvige, creatieve en bereikbare stad Maastricht is een ideale stad voor ‘creatieve industrie’ en het aantrekken van de ‘creatieve klasse’. Het industriële verleden van de stad met van oudsher een nadruk op topdesign (Sphinx, Mosa) biedt daarvoor sterke wortels en een goede voedingsbodem. Gepleit wordt voor een cluster kleinschalige en creatieve (productie)bedrijven: een aansluiting op het industriële verleden en de ambachtelijkheid. De vormen van massamaatwerk die momenteel op internet worden aangeboden zijn een eerste aanzet voor wat een geheel nieuwe aanpak van het productieproces zal worden, maar zijn nu al interessant voor de gewone consument. Investeer in kleine ateliers, maar zorg voor voldoende omvang: een creatieve industrie komt tot bloei als 50 of meer ateliers en werkplaatsen bij elkaar zitten. Er moet spin-off en onderlinge bevruchting zijn en inspiratie. Belvédère leent zich prima voor een dergelijke aanpak en de huidige bedrijvigheid kan daar perfect in worden geassimileerd. Heel veel steden roepen ‘creatieve stad’ maar Maastricht heeft alle factoren mee om het ook waar te maken: de allure, de bezoekers, het industriële verleden, de Belvédère. Het mes van de creatieve industrie snijdt aan twee kanten: (1) werkgelegenheid: het helpt Maastricht te transformeren van de stad van een beperkt aantal bedrijven met massale werkgelegenheid naar de stad van een groot aantal kleine bedrijven met beperktere werkgelegenheid; (2) cultuur (en daarmee bezoekers en verblijfsklimaat): de exclusieve pianobouwer wil niet alleen een atelier, maar ook een galerie en klein concertpodium. Een productief cultureel klimaat vormt de bakermat van nieuw talent, dat op zijn beurt weer dynamiek verleent aan het ontwikkelingsproces van de creatieve industrie. Om echter blijvend van dit talent, gevormd en geschoold aan de verschillende kunstfaculteiten die de stad rijk is, te kunnen profiteren en te voorkomen dat jonge kunstenaars de stad verlaten, moeten voorzieningen worden getroffen om hen in staat te stellen op professionele wijze hun beroep uit te oefenen. Te denken valt aan het realiseren van ateliers en expositieruimten en verdergaande facilitering van deze ontwikkelingen. Maar ook een meer permanente tentoonstelling met een grote uitstraling of de realisering van de culturele biografie geven kansen aan nieuwe werkgelegenheid. Aandachtspunt is de bereikbaarheid van de stad zowel regionaal als internationaal. Om aantrekkelijk te zijn voor nieuwe bewoners en kleine bedrijven is de leisure infrastructuur nog onvoldoende sterk ontwikkeld. Met name op het gebied van sporten en bewegen is aansluitend op het goede leven nog winst te boeken. Gezien de vergaande internationalisering neemt het belang van de landsgrenzen af en wordt de economische ontwikkeling wordt steeds meer bepaald door de concurrentie tussen de Europese grootstedelijke regio’s. Voor de middelgrote steden zoals de MHAL-steden is het van belang om samen te werken en de Euregio als schaalniveau te kiezen voor de eigen ontwikkeling. Maastricht kiest bewust voor het niveau van de steden in Zuid Limburg – Tripool; daar waar aangesloten kan worden bij de MHAL-regio (=Euregio) zal dat zeker plaatsvinden. Maastricht vervult in economisch, cultureel, bestuurlijk en verzorgend opzicht een motorfunctie voor ZuidLimburg. Wat deze functie betreft heeft Maastricht steeds gekozen voor een complete stad met een breed profiel. Dat brede profiel van een complete stad willen we handhaven ook binnen het regionaal perspectief. De regio hangt nog niet echt functioneel samen. De samenwerking tussen de steden in Zuid Limburg is nog pril, divers en onvolledig.
53
54
Kiezen voor een sterkere en vitale regio betekent concreet kiezen voor: • veiligstellen van het drielandenpark, • meer uitwisselingsmogelijkheden van wonen en werken over de grenzen heen, • meer mogelijkheden om de compacte stadsgedachte te realiseren • versterken van het voorzieningenapparaat, • bevorderen van de bereikbaarheid van de Euregio, • investeren in de ruimtelijke kwaliteit tussen Luik en Maastricht, • een betere basis voor de sociale en economische ontwikkeling van Maastricht, sterker accent op het ontwikkelen van regionale netwerken, • identificeren en oplossen van Euregionale knelpunten die voor de dagelijkse leefwereld van de burgers van belang zijn, • niet de problemen van Maastricht afwentelen op de omgeving, de ander ook iets gunnen: niet vanuit arrogantie maar vanuit de gelijkwaardigheid. De gezamenlijke belangen van Maastricht en zijn omgeving zijn zó evident dat er geen twijfel over bestaat dat de huidige gemeenten vergaand moeten samenwerken. Er hoeft geen enkele angst te zijn voor verlies van identiteit. Integendeel zelfs: het is van levensbelang voor Maastricht dat het een compacte stad in een weids landschap blijft, en voor de aantrekkingskracht en leefbaarheid van het heuvelland is het van levensbelang dat stedelijke activiteiten zich in de stad concentreren. De geconcentreerde verstedelijking in de Maasdalzone gekoppeld aan de aanwezige hoofdinfrastructuur komt het beste tegemoet aan de eis van een duurzame stedelijke ontwikkeling. De opgave ligt in het zodanig vorm geven en invullen van de A2-zone tussen Kerensheide en Luik, dat een duurzame ontwikkeling wordt gewaarborgd. Effectuering daarvan is bepalend voor de toekomstkansen van stad en regio en is nodig om in te kunnen spelen op europese ontwikkelingen. Beelden die daaruit voortvloeien: 1. realisatie van meer ateliers en werkplaatsen voor de nieuwe ambachtelijkheid in samenwerking met aanstaande kunstenaars, 2. de ontwikkeling van kansenzônes, 3. zoek aansluitend bij culturele biografie het specifiek cultureel profiel, 4. realiseer TGV en lightrail, 5. verbeter het vestigingsklimaat door het versterken van leisure infrastructuur (cultuur en sport), 6. behouden en versterken kenniseconomie en toerisme.
Maatschappelijk effect: Met deze drie stadstyperingen bereiken we het beoogde maatschappelijke uitgangspunt van de Stadsvisie Maastricht Mosaïek 2030: het bereiken van een vitale complete stad.
Samenhangende strategische beleidsvisies De ontwikkeling van visiestukken verloopt niet steeds via de weg van de strikte logica, maar houdt - terecht rekening met de bestuurlijke actualiteit en maatschappelijke weerbarstigheid. Logisch zou zijn eerst een Stadsvisie op te stellen met een tijdshorizon tot 2030 en uit die Stadsvisie vervolgens de deelvisies op de hoofddomeinen - Sociaal, Fysiek en Economisch - met een tijdshorizon tot ca. 2015. De Sociale Visie is opgesteld naar aanleiding van de bevindingen door de visitatiecommissie Grote Stedenbeleid najaar 2002 en vastgesteld in 2003. Daarmee liep die Sociale Visie voor op het opstellen van de Stadsvisie 2030. De opgestelde omgevingsanalyse voor de sociale visie is na actualisering gebruikt voor de Stadsvisie 2030. Het is in dit verband logisch dat na het traject van de stadsvisie opnieuw naar de sociale visie gekeken zal worden en deze op haar beurt weer aangepast zal worden. De Economische Visie 2015 (Speerpuntennota) is parallel aan de Stadsvisie 2030 ontwikkeld. Het opstellen van het structuurplan (lees: fysieke visie) is in het najaar 2004 gestart. Het proces van visievorming is nooit af: elk ‘einde’ is ook weer een nieuw begin. Het gaat om de wisselwerking tussen deze stukken, niet persé om de volgorde, m.a.w. een bijstelling van de stadsvisie moet rekening houden met sectorale visies en nieuwe sectorale visies moeten aanhaken bij de stadsvisie. Het is de wisselwerking die cruciaal is, niet de volgorde. In de Stadsvisie 2030 is veel aandacht voor het imago van de stad. Dit is opgenomen in ‘Speerpunt 2: Behoud van een sterk Imago’ en ‘Speerpunt 11: De reputatie van de stad’. Bureau Berenschot heeft recentelijk een studie verricht om dat imago verder te ontwikkelen en daaraan gekoppeld de citymarketing onder de loep te nemen en met verbeteringsvoorstellen te komen. De inzichten van de Stadsvisie vormen de basis voor de Berenschotbevindingen en dienen derhalve als basis voor het opstellen van een citymarketinginstrumentarium in de zomer van 2005. Tenslotte warrelen de visies over specifieke beleidsonderdelen – wonen, cultuur, onderwijs, jongeren, ouderen, sport, zwemmen, maatschappelijke ondersteuning - telkenmale tussendoor. Dat hoort ook zo en zal ook altijd zo blijven. Deze visies haken aan bij de verschillende speerpunten in de Stadsvisie en zijn uitwerkingen van onderdelen van hetzij de sociale visie, de economische speerpunten of het structuurplan. Deze en dergelijke visies haken met andere woorden aan bij en baseren zich op de inzichten van de stadsvisie en kennen een wisselende tijdshorizon van 5 tot 10 jaar. Die meer gedetailleerde visies beïnvloeden ook het denken over de complete stad, en leiden dus ook weer tot aanpassingen, bijstellingen en aanscherpingen van de stadsvisie. Zaak is deze visieontwikkeling in zijn samenhang te blijven houden. Hiervoor is het noodzakelijk om periodiek – jaarlijks bij de algemene beschouwingen - zaken ‘op te schudden’ en waarnodig tot aanpassingen van de visies over te gaan. De inhoud van alle beleid is gericht op maatschappelijke effecten die we op basis van onze stadsvisie en coalitieprogramma willen realiseren. Het kenmerk van die effecten is, dat de realisering ervan vaak een lange duur kent, terwijl we daarbij in hoge mate afhankelijk zijn van andere actoren. De sportdeelname of de verkleining van de gezondheidsverschillen veranderen niet wezenlijk en duurzaam binnen 1 jaar vandaar dat het perspectief van de Voorjaarsnota een meerjarenperspectief is van ca. 4 jaar. Het is noodzakelijk dat jaarlijks een ‘omgevingsanalyse’ wordt gemaakt, waarin de staat van de stad in zijn omgeving op een compacte wijze wordt beschreven. Hiervoor gaan we niet de omvangrijke omgevingsanalyse die behoort bij de Stadsvisie elk jaar opnieuw doen.
55
56
We stellen ons bij de Voorjaarsnota de vraag of er wezenlijke veranderingen zijn opgetreden in het lopende jaar, die aanleiding geven om op onderdelen de bestaande analyse aan te passen m.a.w eigenlijk is het een kwestie van jaarlijks updaten van de omgevingsanalyse! Deze omgevingsanalyse is gericht op maatschappelijke effecten en geeft aanwijzingen of wel of niet moet worden bijgestuurd in de uitvoering. Het kost nog veel tijd en moeite om tijdig de juiste en betrouwbare informatie te verkrijgen. Voor de beleidsmatige informatie loopt een project geïntegreerd plannings- en monitorinstrument. Partijen en raadsleden onderschrijven het toekomstbeeld als richtinggevend: binnen dat richtinggevende kader vult men met eigen ideeën in hoe e.e.a. te realiseren kan zijn, dan wel stelt men prioriteiten waar als eerste de tanden in worden gezet. Het is zeer goed mogelijk dat bij de verdere uitwerking van de verschillende visies aanpassingen nodig zullen zijn. Het is goed dat nu al te weten. Wat wel zeker zal zijn is dat het geheel of gedeeltelijk realiseren van dit toekomstbeeld de transparantie van het bestuur en de kwaliteit van de organisatie verder zal verbeteren.
57
HOOFDSTUK 7
SLOT
Na de uitgebreide beschrijving van de situatie, waarin de stad Maastricht op dit moment – anno 2004 – verkeert in de vorm van een stadsprofiel hebben we een beeld van de toekomstige stad geschetst op basis van de trends informalisering, informatisering, individualisering, intensivering en internationalisering. Hierdoor konden we vaststellen dat er netwerken ontstaan en dat de rol van de overheid verandert. Vervolgens beschreven we de afspraken die gemaakt werden voor de belangrijkste beleidsterreinen tot 2015. Gebleken is dat we op termijn op een stevig dilemma afstevenen. De uitweg uit dit dilemma ligt in de creatieve stad. Hiermee ontstaat het beeld van Maastricht als knooppunt in een internationaal netwerk met als motto: ‘een compacte stad in een weids landschap, in een complete regio, in een netwerksamenleving’: een nieuw ‘mosaïek’ Maastricht 2030. De Stadsvisie is richtinggevend voor toekomstige discussies en beleidstrajecten ook die nu nog niet te voorzien zijn. Een concretisering van de belangrijkste bevindingen in de Stadsvisie wordt in de vorm van meerjarig beleidsprogramma bij de begroting 2006 gepresenteerd. Hierbij horen ook convenanten met burgers, instellingen, maatschappelijke partners en partnersteden. Bij de Algemene Beschouwingen zal jaarlijks over de voortgang worden gerapporteerd.
59
60
Derhalve is in de Raadsvergadering van 31 mei 2005 is besloten: • de Stadsvisie 2030 – Maastricht Mosaïek – vast te stellen en te onderschrijven als ontwikkelings-richting van de stad Maastricht; • de Stadsvisie 2030 te gebruiken om prioriteiten en postprioriteiten te bepalen middels een kaderstellende raadsconferentie als de Kaderbrief/Voorjaarsnota wordt opgesteld; • de Stadsvisie te gebruiken als richtinggevend document voor de Structuurvisie 2015 (najaar 2005); • de Stadsvisie te gebruiken als richtinggevend document voor het opstellen van een citymarketing instrumentarium (REMAGO) (zomer 2005); • de sociale visie in het kader van de WMO te actualiseren en aan te passen aan de bevindingen van de Stadsvisie (voorjaar 2006); • De Stadsvisie te gebruiken als richtinggevend document voor het uitwerken van de Economische Speerpunten; • Stadsvisie te gebruiken als richtinggevend document voor de verdere ontwikkeling van de visie van het Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg (Tripool Zuid-Limburg) en de Euregio.
Colofon Deze Stadsvisie is tot stand gekomen dankzij de inzet van veel bestuurders en ambtenaren van de gemeente Maastricht. Speciale dank aan de leden van de Strategische Denktank onder leiding van Burgemeester Gerd Leers bestaande uit Wim de Ridder, hoogleraar toekomstverkenningen Universiteit Twente, Peter Elverding, bestuursvoorzitter DSM, Paul Schnabel, directeur Sociaal-Cultureel Planbureau, Gerard Mols, rector magnificus UM, Sjeng Kremers, oud-gouverneur provincie Limburg, Harry Struyker Boudier, hoogleraar farmacologie aan de Universiteit, Maastricht en directeur van het onderzoekcentrum CARIM, Thijs Wöltgens, voorzitter Kamer van Koophandel ZuidLimburg, Hary Gulikers, architect, Huub Smeets, directievoorzitter Vesteda.
© Gemeente Maastricht 2005 Auteur en samensteller: Redactie: Fotografie: Vormgeving:
Jan Weling, Concernstaf Gemeente Maastricht Wil Loonen en Jan Weling Philip Driessen Dion Gelders
Contactadres: Gemeente Maastricht Jan Weling, Concernstaf Postbus 1992 6201 BZ Maastricht tel. 043 350 43 60
[email protected]
61
overheid realiseert zich echter wel dat ze op basis van een strategisch plan – stadsvisie - de hoofdlijnen van bepaalde ontwikkelingen kan blijven beïnvloeden. De rol van de nationale overheid neemt af en tegelijkertijd wint Brussel aan betekenis. Aansluiting bij Euregionale ontwikkelingen, het Zuid-Limburgse netwerk - Maastricht, Sittard-Geleen en Heerlen - en ontwikkelingen in de stadsregio zijn en blijven van grote betekenis voor Maastricht. De Stadsvisie 2030 levert input voor de visie-ontwikkeling t.b.v. de stadsregio - Eijsden tot en met Sittard-Geleen -, het stedelijke netwerk en de Euregio en daarmee tot een visie op het totale gebied. De inzichten vanuit het stadsprofiel worden gebruikt om met het Rijk en Brussel te onderhandelen over extra-middelen in het kader van respectievelijk de grote steden en Europese regio’s. Na de profielschets geven we een overzicht van het beleid dat al is uitgezet, in de vorm van speerpunten tot het jaar 2015. We gaan dieper in op de zaken die al zijn afgesproken: kunnen we deze daadwerkelijk bereiken of leiden ze op termijn tot conflicten? Dat is ons vertrekpunt. Vervolgens ontwikkelen we een stadsbeeld. Welk soort stad willen we zijn binnen dertig jaar? Op dit vlak constateren we dat inwoners, instellingen en bedrijven samen een voedingsbodem vormen van nieuw talent. Creatieve bedrijven vinden hun weg naar Maastricht en maken gebruik van hoogwaardige technologie om oplossingen te ontwikkelen voor de problemen van de stad. Deze beelden zijn met een groot aantal partners – inwoners, bedrijven, instellingen, deskundigen – in een stadsgesprek gewisseld en nader geconcretiseerd. Maastricht is volop in beweging. Maastricht is een moderne versie van een oude stad, functioneel en
technologische ontwikkelingen veranderen de stedelijke economie en de samenleving. Stad, inwoners, bestuur en bezoekers zien er op termijn anders uit. Op technologisch vlak blijft aansluiting bij snelle ontwikkeling en spreiding van informatie- en communicatietechnologie noodzakelijk. De wereld verandert in een ‘global village’ en de werkplek in een ‘local world’: glocalisering. Op sociaal-cultureel vlak is sprake van grote verscheidenheid in levensstijlen, scholing, beroepen, inkomen en etniciteit. We stellen ook vast dat mensen aan oriëntatie verliezen, omdat ideologieën en andere richtinggevende kaders afbrokkelen: de ene ontwikkelingskoers lijkt even waar als de andere, het ene beleidsdoel even goed om na te streven als het andere. Maastricht wil met haar Stadsvisie 2030 hier een antwoord op bieden en richting geven. De maatschappij is de afgelopen decennia complexer geworden. Sociaal-culturele, economische en fysieke processen, zowel van lange als van korte duur, zijn met elkaar verweven. Ze spelen zich af op diverse niveaus, in buurt, stad en regio en grijpen op elkaar in doordat er een groot aantal personen en organisaties bij betrokken is. Een toekomstvisie moet vooral streven naar evenwicht tussen economische, sociale en fysieke omgevingsaspecten. Zij moet uiteraard alle spelers hierbij betrekken: inwoners, bedrijven, instellingen en overheden. Een andere vaststelling is dat stad en regio met elkaar verweven zijn, wat de grenzen doet vervagen. De stad kan niet alles voor haar rekening nemen en moet afspraken maken met haar buren. Afspraken over ruimtelijke ordening, groen, natuur en landschap, mobiliteit, volkshuisvesting, milieu, economie... Op die manier worden specifieke problemen gezamenlijk aangepakt, zonder dat de eigenheid van de steden, dorpen en kernen wordt