Stadsklas Resource City in de Binckhorst met Sabrina Lindemann en Asli Kyak Ingin als gidsen, 26 mei 2014. Foto: Trekvlietplein
Stadsklas. Learning by doing
You learn the most from your peers: whether it’s one class having an idea together, or a whole generation sharing values, we learn from each other. It’s not a new idea, but it made me realise that sharing soft skills with each other depends on having a shared space. You need spaces to form groups of people, and groups of people to make education happen. Eugenie deLariviere (in uncubemagazine.com / School’s Out, Magazin No. 26)
Inhoudelijk verslag
Introductie Er is in de architectuurwereld de laatste paar jaar heel veel aandacht voor ‘bottom-up en tijdelijke projecten’, alsof daarin het ei van Columbus schuilt voor de vastgelopen of sterk gewijzigde ‘bouwpraktijk’. Om ‘bottom-up en tijdelijk’ daadwerkelijk het ei te laten zijn, is echter meer nodig dan alleen het omarmen ervan. De essentiële kwaliteiten van deze projecten zouden dan doorvertaald moeten worden naar de gebruikelijke (top-down) aanpak. Deze kwaliteiten zijn bijvoorbeeld het (her)gebruiken van aanwezige materialen en ruimtes, het bewust vormgeven van co-creatie, het benutten van tijd als kwaliteit, het al doende en improviserend leren van ervaringen en fouten. Door deze kwaliteiten te vertalen in vaardigheden, zou je ze ook anderen kunnen (aan)leren en zo geleidelijk de bestaande praktijk kunnen vernieuwen. Want alleen als we er in slagen om de vaardigheden die succesvolle ruimtelijke processen kenmerken, te herkennen en over te dragen, zal er iets veranderen in de praktijk. Waarmee we voorbij de hype komen die bottom-up heet en dieper doordringen tot de vragen en consequenties waarmee deze projecten gepaard gaan. Veel van deze alternatieve stedelijke projecten zijn geïnitieerd door kunstenaars of ontwerpers die niet tot de ‘officiële’ bouwwereld of opdrachtgevers behoren. Of het zijn architecten en stedenbouwers die zich bewust buiten de grenzen van die bouwwereld begeven. Die onafhankelijke positie geeft ze vrijheid, maar daardoor worden ze niet altijd even serieus genomen. Vaak dienen ze een tussentijd en mogen ze hun succesverhaal vertellen tijdens symposia of tours door de stad, maar de kennis en vaardigheden die zij ontwikkeld hebben worden niet vaak benoemd, laat staan geraadpleegd (uitzonderingen daargelaten, zoals bijvoorbeeld het boek Compendium of the Civic Economy.) Om stedenbouwers iets te leren over alternatieve vormen van stedenbouw, moeten we dus niet alleen te rade gaan bij adviseurs, onderzoekers en andere stedenbouwers, maar vooral bij deze makers. Bovenstaande overwegingen leidden tot het idee van een cursus stedenbouw door ‘niet-stedenbouwers’, waarin dit soort vaardigheden de leidraad vormen. Vaardigheden die je niet perse uit boeken leert, of in een studiezaal, maar juist buiten, in de praktijk, in beweging en al pratend met vakgenoten en luisterend en kijkend naar hoe anderen te werk zijn gegaan. Kortom: in een Stadsklas. De Stadsklas is een initiatief van Stroom Den Haag (Francien van Westrenen, programmamaker architectuur) en is ontwikkeld met Willemijn Lofvers, Tim Devos en Hans Venhuizen. Deze laatste drie brachten in een eerder onderzoek naar het Ruimteveranderingsontwerp (gesubsidieerd door Stimuleringsfonds in 2013) de karakteristieken in kaart die zij filterden uit een groot aantal alternatieve stadspraktijken. Zij definieerden op basis daarvan een nieuw profiel van ‘iemand die ruimtelijk handelt met organische intelligentie’. De karakteristieken zijn doorgaans herkenbare fasen in
een ruimtelijk veranderingsproces die door sturing van de Ruimtelijk Handelaar vanuit een specifieke mentaliteit gecombineerd met een eigen werkwijze gestalte krijgen. Deze karakteristieken hebben we als vaardigheden benoemd en als onderlegger voor de stadsklas gebruikt. (Zie volgende hoofdstuk voor het overzicht van de karakteristieken) In 2014 omschreven we de Stadsklas als volgt: De Stadsklas is een learning-by-doing programma over vaardigheden die nodig zijn om de stad op andere manieren tot ontwikkeling te brengen. De Stadsklas heeft een uitgesproken interactief en mobiel karakter. Gidsen uit de wereld van kunst en architectuur nemen deelnemers mee naar projecten waar zij deze vaardigheden (bewust of onbewust) hebben ontwikkeld en/of ingezet. In gesprek met elkaar worden zowel de projecten als de vaardigheden tegen het licht gehouden en in relatie gebracht met praktijken van deelnemers. De vierkoppige redactie, gevormd door Francien van Westrenen (programmamaker architectuur Stroom Den Haag), Willemijn Lofvers (architect, verbonden aan het lectoraat Future Urban Regions en promovendus aan U-Gent), Tim Devos (architect, ndvr en promovendus aan de KU Leuven) en Hans Venhuizen (kunstenaar en hoofd Inside. Master stedelijk interieur KABK Den Haag) was hoofdverantwoordelijk voor het programma en de continuïteit. De redactie is productioneel, financieel-administratief en communicatief ondersteund door Stroom Den Haag. We werkten samen met Pop-Up City als communicatie-adviseur en mediapartner. De communicatie verliep via Stroom in mailings, persberichten, architectuuragenda, website, facebook. Er is een flyer gemaakt die is verspreid onder bezoekers van het Stimuleringsfonds symposium in mei 2014. Op het Pop-Up City blog werd twee weken voorafgaand aan elke Stadsklas een interview met de betreffende gids of een artikel over het te bezoeken project gepost. (zie http://popupcity.net/category/ stadsklas/) Via de agenda’s van de Architect, Ruimtevolk, Private Picks, IKCRO en agenda’s van architectuurcentra in betreffende steden werden de dagen aangekondigd. Op vier van de 6 dagen is een journalist meegeweest van een architectuurblog om daarvoor een artikel te schrijven over de Stadsklas. Dat waren de Architect, gebiedsontwikkeling.nu en Ruimtevolk. Daarnaast verschenen nog posts op persoonlijke blogs van deelnemers: Stadslente, HR Trendinstituut en urban thoughts.
Stadsklas Resource City in de Binckhorst met Sabrina Lindemann en Asli Kyak Ingin als gidsen, 26 mei 2014, foto: Papierwarenfabriek Jero
Het Ruimteveranderingsontwerp
Het samenwerkingsverband bestaande uit Willemijn Lofvers, Marina van den Bergen, Hans Venhuizen en Tim Devos voerde in 2013 een vooronderzoek uit ten behoeve van het te ontwikkelen project Het Ruimteveranderingsontwerp. Gedurende het onderzoek bleek al snel dat de processen van ruimteverandering doorgaans in hoge mate worden bepaald door de personen die deze processen aansturen. Dit inzicht heeft ze er toe gebracht om de resultaten te vertalen in een profielschets van de ruimteveranderingsontwerper van de toekomst. In het begrip ‘organische intelligentie’ (Antonio Gramsci, 1971) vonden ze een passende typering voor dit profiel. Antonio Gramsci beschreef het verschil tussen de traditionele en de organische intellectueel. Hij beargumenteerde dat het beeld van de intellectueel in een soort autonome positie, los van de maatschappij, een mythe is die gaandeweg werd gecreëerd. Volgens zijn theorie verdoezelt de historische continuïteit dat de positie van deze intellectuelen altijd op één of andere manier verbonden is aan sociale klassestrijd. Dat zij een onpartijdige rol spelen, is dus een illusie en zo, beargumenteert Gramsci, hebben ze een belangrijke functie in het in stand houden van bepaalde hegemoniën. Organische intellectuelen ontstaan daarentegen als reactie of antwoord op bepaalde maatschappelijke veranderingen en ontwikkelingen. Ze hebben een expliciete sociale functie en ontwikkelen bewust succesvolle (tegen)bewegingen. Organische intellectuelen nemen een directieve rol aan op basis van hun gespecialiseerde kennis. Ze dagen zo de traditionele praktijk en intellectuelen uit. Kortom, de ruimteveranderingsontwerper van
de toekomst werd iemand die ruimtelijk handelt met organische intelligentie: de RHOI. Het vooronderzoek bestond uit 4 delen: 1- Vanuit quickscan van projecten waar organische intelligentie mogelijk een rol in speelde, stelden ze een voorlopig profiel op. 2- Vanuit een scan van de publicaties, manifestaties en symposia die we met ons vooronderzoek in verband zouden kunnen brengen, stelden we een klimaatschets van de actuele ruimteveranderingswereld op. 3-Met de resultaten van de quickscan en de klimaatschets stelden we het voorlopige profiel samen van het Ruimtelijk Handelen met Organische Intelligentie. Het organisch intelligente karakter van de projecten werd voornamelijk ingevuld door personen die een sturende rol bij de totstandkoming en continuering van de projecten speelden. Opvallend was dat werkwijze en mentaliteit sterk op elkaar afgestemd lijken. Het profiel werd gevormd uit 12 karakteristieken. 4- Met het overzicht van karakteristieken uit de door ons opgestelde voorlopige profielschets vergeleken we vervolgens de actuele praktijk van de opleidingen voor het ruimteveranderingsontwerp. De nadruk ligt vaak óf in het onderzoek, óf in het ontwerp, óf in het entrepreneurschap.
Karakteristieken / vaardigheden exploreren • mentaliteit - een situatie vanuit een diversiteit aan bronnen onafhankelijk scannen op potenties • werkwijze - vanuit waarneming, communicatie, studie in the real world, ter plekke. Kijken naar wat er werkelijk aan de hand is en daaruit potenties filteren transdisciplineren • mentaliteit - niet louter de eigen ambities projecteren op de plek • werkwijze - waarnemen en handelen door disciplines en sectoren, ongeacht de eigen achtergrond transformeren • mentaliteit - niet per se streven naar de realisatie van een concreet ruimtelijk ontwerp • werkwijze - voorstellen formuleren die dwars door de schalen heengaan inkaderen • mentaliteit - geen placemaking, niet negeren van problemen maar gebruik maken ervan • werkwijze - vanuit de waargenomen veranderingspotenties een ruimtelijke verandering benoemen, de potentie benoemen zonder een nieuwe gedaante als einddoel, de opdracht voor die verandering ontwerpen. agenderen • mentaliteit - zelf op agenda plaatsen niet afhankelijk zijn van hip, de waan van de dag, wars van actualiteit kennis verspreiden voor betrokkenheid, kantelen, activisme • werkwijze - de veranderingspotenties kunnen agenderen op de daarvoor geëigende plaatsen propaganderen • mentaliteit - geen placemaking, alleen maar plek op de agenda, doorwrocht geheel samenhang • werkwijze - de potenties weten op sterke wijze overdrachtelijk te maken, kennis verspreiden, relatie met activisme initiëren • mentaliteit - ondernemen, cultureel ruimtelijk maatschappelijk actor zijn, onafhankelijk en dus niet aangestuurd van bovenaf • werkwijze - veranderingsprocesontwerp, het veranderingsproces organisatorisch en financieel op gang brengen, waar nodig tijdelijk, event, katalysator, re-activeren, bronnen verbinden op onafhankelijke wijze, met wanneer noodzakelijk wisselende opdrachtgevers financieren • mentaliteit - geld verdienen is niet het doel maar wordt als noodzaak voortvarend en creatief aangepakt • werkwijze - het veranderingsproces organisatorisch en financieel op gang brengen via onafhankelijke relatie met financiers
involveren • mentaliteit - persoonlijke aanwezigheid en betrokkenheid als essentiële investering, loyaliteit bij situatie • werkwijze - verder benodigde kennis, betrokkenheid en vaardigheden weten te binden aan het veranderingsproces, mensen betrekken door ze niet te vertellen wat ze moeten doen maar hoe, instanties worden betrokken maar nemen geen initiatief. sturen niet hun belang maar herkennen het, relaties met planvorming leggen of ontstaan vanzelf, maar niet vandaaruit manifesteren/controleren • mentaliteit - een sleutelrol in de organisatie spelen en zelf eigenaar van het concept blijven • werkwijze - plek versterken, nieuwe netwerken maken, door coöperaties, overeenkomsten, loyaliteiten en communicatie manifesteren van de verandering democratiseren • mentaliteit - meer zeggenschap meer betrokkenheid en meer kwaliteit veroorzaken • werkwijze - de omgeving van de veranderingssituatie bij die verandering betrekken continueren • mentaliteit - zorgdragen voor continuiteit van het veranderingsproces over de grenzen van tijdelijke betrokkenheden en financiers. • werkwijze - voortdurend doorzetten, volhouden, reorganiseren, reframen De karakteristieken zijn herkenbaar in verschillende bestaande praktijken en in die zin niet nieuw. De organische intelligentie schuilt in de wijze waarop deze worden uitgevoerd of veroorzaakt. En vooral in de regie op de verbinding tussen de verschillende vaardigheden. Het gaat om de keten van handelingen vanuit een organisch intelligente mentaliteit en het vermogen om indien noodzakelijk opgaven te herformuleren en opnieuw te exploreren en zo op niet-lineaire wijze tot ruimtelijke veranderingen te komen.
Stadsklas De opdracht voor de verandering in Antwerpen met Tim Devos en Koen Wynants als gidsen, 9 oktober 2014. Foto: Damwijk
Stadsklas: opzet
In de Stadsklas is het profiel van de ruimteveranderingsontwerper geactiveerd door haar te confronteren met de praktijksituatie. De Stadsklas is als het ware ingezet als een onderzoekstool om te zien of die vaardigheden als zodanig herkend worden, overgedragen kunnen worden en hoe dat het beste werkt (ook binnen het reguliere onderwijs). Ten behoeve van de Stadsklas zijn de karakteristieken vertaald en samengevat in vaardigheden die in paren van twee de onderlegger vormden voor de Stadsklasdagen. Zie schema’s op volgende pagina. Het eerste schema laat zien welke vaardigheden we koppelden aan specifieke dagen: zo werden exploreren en transdisciplineren samen Hard Kijken, democratiseren en continueren kwamen samen in This is not a Project, en involveren en manifesteren leidden weer tot Plek maken – Plek zijn. Het tweede schema toont een wat drukker beeld. Hierop staat aangegeven welke andere vaardigheden we gedurende de dag nog ontdekten. Aan elke set van 2 vaardigheden koppelden we een of twee gidsen en een of twee side-kicks. De gidsen leidden de deelnemers rond in, door of langs hun eigen praktijk of project. De side-kicks becommentarieerden en vulden aan vanuit hun eigen ervaring. De keuze voor de gidsen werd ingegeven door diverse overwegingen: hun specifieke werkwijze, de ontwikkelde kennis, de bijzonderheid van een project waar ze aan werken, de bereidheid om vergaarde kennis over te dragen. De meeste gidsen waren kunstenaars met een specifieke interesse in stedelijke ontwikkeling. De gidsen uit de ruimtelijke wereld hadden specifieke interesse
in andere manieren van werken. De gidsen waren verantwoordelijk voor het dagprogramma dat in overleg met de redactie werd samengesteld; dus de precieze invulling, routing, vraagstelling, een eventuele opdracht en side-kick. Op de dag zelf waren de gidsen leidend, de Stadsklasredactie was deelnemer onder de deelnemers. De dagen waren vergelijkbaar in opzet. Er werd op locatie afgesproken. Na een kort welkom door de Stadsklasredactie inroduceerden de gidsen het thema en de plek. Dat gebeurde vaak door middel van een fiets-of wandeltocht. Na de lunch volgden dan de commentaren van sidekicks en/of een workshop rondom een specifieke opgave. Er werd afgesloten met een terugkoppeling op de opgave en op de vaardigheden. Drie van de vijf dagen was er een journalist aanwezig die een verslag plaatste op een blog, een aantal stadsklasdeelnemers schreven zelf een reactie of een blog (zie bijlagen). In 2014 vonden 6 Stadsklasdagen plaats: 5 excursiedagen naar 5 steden, geleid door 12 gidsen en 8 sidekicks, met 42 professionele deelnemers (stedenbouwers, ontwikkelaars, architecten, communicatie-en organisatie adviseurs, kunstenaars, ambtenaren stadsgeografen), 8 studenten (KABK Inside master stedelijk interieur, Rotterdamse Academie van Bouwkunst en Willem de Kooning Academie) en 5 journalisten; en 1 ochtend geleid door 1 gids met 8 docenten en onderwijscoordinatoren van Nederlandse ontwerpopleidingen. De deelnemers konden zich voor meerdere dagen inschrijven. Twee deelnemers deden 4 dagen mee, drie deelnemers 2 dagen, de overige deelnemers gingen 1 dag mee.
Schema vaardigheden en praktijken nadat de Stadsklassen hebben plaatsgevonden: elke praktijk bleek meer vaardigheden te bevatten
Schema van vaardigheden en praktijken op basis waarvan de Stadsklassen zijn samengesteld
Stadsklas The Medium is the message in Amsterdam Noord,16 mei 2014 Foto: fietstour met Luc Haring (I love noord)
Stadsklas: overzicht van de dagen
The medium is the message!
O.l.v. Jeroen Beekmans en Joop de Boer (Pop-Up City) en Mariska van den Berg (Urbaniahoeve) AMSTERDAM: 16 MEI 2014, 09.00 – 18.00 uur Hoe kun je instrumenten, zoals bloggen, campagne voeren en nieuwe media, gebruiken om een gebied, thema of belang op de kaart te zetten? Met gidsen Jeroen Beekmans en Joop de Boer (Pop-Up City) en Mariska van den Berg (Urbaniahoeve) bezoeken we verschillende ‘best practices’ in Amsterdam waarbij tactisch agenderen een rol speelt: Tolhuistuin, I love Noord (Luc Haring), BoloBoost (Lex de Jong) en WoW (VandeJong, Franklin de Bekker). Gidsen Mariska van den Berg schreef onlangs een boek over stedelingen die de stad naar hun hand zetten. Volgens haar is deze ontwikkeling niet perse nieuw, maar vraagt de beweging wel om vernieuwing. De vernieuwing zal gaan plaatsvinden in de manier waarop de stad vormkrijgt en vraagt dus ook om beweging aan de kant van de instituten, ontwikkelaars en overheden. Naast onderzoeker en schrijver, is Mariska ook betrokken bij Urbaniahoeve, een social design-lab voor stadslandbouw. Joop de Boer en Jeroen Beekmans berichten op hun blog Pop-Up City bijna dagelijks over kleine en grote ontwikkelingen in steden over de hele wereld. In het boek Pop-Up City: City-Making in a Fluid World dat half mei verschenen is voorzien ze deze ontwikkelingen van een bredere context.
Onderwerp en plek Communicatie is altijd een onlosmakelijk deel van stedelijke ontwikkeling geweest, maar het zijn nu steeds vaker bewoners en initiatiefnemers die tactisch de media bespelen en zo hun belang op de agenda van de stad weten te krijgen. Zij hebben goed begrepen dat hoe er over gesproken wordt, minstens zo belangrijk is als waar over gesproken wordt. Door erover te schrijven en te berichten via een campagne, blog of publicatie wordt al invloed uitgeoefend en draagvlak gecreëerd. De taak voor een nieuwe generatie stedenbouwers is dan ook om deze vorm van activistisch agenderen te leren. Observaties - Voor deze manier van communiceren is geen opleiding - De rol van de überhost (de verbinder, vertegenwoordiger) is cruciaal - De koppeling tussen plek, netwerk, community en gebiedsontwikkeling - Is de manifestatie van betrokkenheid te exporteren naar andere plekken? - Een stad communiceert ook door hoe ze eruit ziet - Curatorial semantic technology - Belang van een lange termijn visie: er is geen snelle weg - Een blog dat zelf een speler wordt en als zodanig door gemeente serieus genomen wordt. En de verwarring bij deelnemers aan de Stadsklas over de vraag namens wie het blog eigenlijk spreekt. - Als ik het niet doe, doet niemand het
- Onafhankelijke positie: past niet binnen de bestaande modellen - Vertaling van het sociale naar het ruimtelijke - Omturnen van een moment = agenderen - Wisselrestaurant: uittesten van je ondernemerschap - 6 p’s: place, partners, programme, patience, picture, passion - Handelen zonder vooropgezet doel (experimenteren en zoeken) versus het moment waarop die ‘stip aan de horizon’ onontbeerlijk wordt (wens tot vestiging/bestendiging), en de rol van een goed ontwerp daarbij … Reacties van deelnemers en gidsen “Het idee van underground city marketing en het succes ervan heeft mijn blik verruimd op de ‘gewone’ vorm van city marketing. Bij deze laatste vorm was ik al zo teleurgesteld in de vrij conventionele aanpak. Maar tegelijkertijd zie ik hoeveel tijd, energie, toewijding en creativiteit de eerste vorm vraagt. (…) De dag heeft mij doen inzien dat ik mijn idee om te gaan bloggen moet doorzetten.” “De diversiteit aan deelnemers verruimt en verrijkt je eigen blik op situaties. (...) Ik zou het leuk vinden wanneer de Stadsklas behalve informatief ook je netwerk verbreed waarvan je in de toekomst gebruik kunt maken.” “Wat me overigens opviel tijdens het gesprek in de tuin, was dat het onderscheid in de positie waarvan uit gehandeld wordt, niet altijd werd gezien/benadrukt terwijl dat toch veel uitmaakt … zo niet cruciaal is…” Deelnemers Tom Haak, dir. HR (Human Resources) Trendinstituut Judith Pieters, adviseur communicatie Amsterdamse Bos, gemeente Amsterdam Martin Paasman, stedenbouwer, gemeente Den Haag Gerben Helleman, stadsgeograaf, Haag Wonen Archena Mahabir, community developer in de Bijlmer Manon den Dunnen, communicatie adviseur gedragsverandering Ricky van Lingen, landschapsarchitect, Planterra Niek Schoenmakers, student bouwkunde, schrijvend voor de Architect Wilson Wong, architect, schrijvend voor gebiedsontwikkeling.nu Artikelen en blogs (zie bijlagen) > de Architect http://www.dearchitect.nl/nieuws/2014/05/20/stadklas-1-the-medium-is-the-message/stadklas-1-themedium-is-the-message.html > Gebiedsontwikkeling http://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikel/11793stadsklas-spoedcursus-stadsontwikkeling > HR Trendinstituut http://www.hrzone.nl/verandermanagement/verandermanagement-opinie/entry/8-lessen-getrokken-uiteen-trip-naar-den-haag
> Stadslente http://stadslente.blogspot.nl/2014/05/op-zoek-naarnieuwe-verhoudingen.html
Plek maken - Plek zijn
O.l.v. Jouke Sieswerda (ZUS) en Hans Karssenberg (Stipo) ROTTERDAM: 22 MEI 2014 Door persoonlijk aanwezig te zijn en je aan een plek te verbinden kun je een sleutelrol spelen bij de verandering van die plek. Maar hoe doe je dat nou precies? Jouke Sieswerda (ZUS) en Hans Karssenberg (Stipo) nemen de deelnemers een dag mee langs Schieblock, Luchtsingel en Zoho. Floor Ziegler (Noorderparkbar) is sidekick deze dag. Gidsen De hybride praktijk van architectenbureau ZUS laat zich niet laat vastpinnen op één positie. Het bureau werkt autonoom en toegepast, is pragmatisch en idealistisch, praktisch en theoretisch, politiek-strategisch en publiek-geëngageerd, werkt klein-en grootschalig en maakt zowel programma als ruimte. Stipo koppelt als ‘publieke ontwikkelaar’ de eigen visie op de stad aan concrete ontwikkeling en is zo actief als speler in de stad, maar ook als adviseur en kennisontwikkelaar. Hun aanpak kenmerkt zich door een benadering van de stad als geheel en het verbinden van een ruimtelijke, sociale, economische en culturele strategie. Onderwerp en plek ZUS en Stipo werken aan de uiteinden van de Luchtsingel die zich uitstrekt vanaf het Schieblock tot op het voormalige station Hofplein. Het Schieblock is afgelopen jaren het symbool geworden van een alternatieve stedenbouw die opereert op basis van wat er is en niet op basis van een generiek model. Zoho staat model voor een thematische aanpak van leegstand en verloedering in een gebied door in te zetten op innovatie en (in dit geval) de maakindustrie: door leren, verbinden en creëren. Routes en adressen maken, denken vanuit de keten, events organiseren en programma in de plinten zijn een paar voorbeelden van strategieën die beide bureaus hanteren. Experimenteren en testen horen daar ook bij. Observaties - Handelen vanuit een (persoonlijk) gemis en dat (maatschappelijke) urgentie kunnen geven - Belang van een goede kwartiermaker: kan verbinden, is concreet, bedenkt concepten, herkent kwaliteit, is nieuwsgierig, handelt niet in eerste plaats uit eigen belang maar een maatschappelijk belang, is creatief, met oog voor sociale, economische, culturele en ruimtelijke ontwikkelingen - Naast ontwerper ook ontwikkelaar, makelaar, organisator, programmeur kunnen en willen zijn - Leerling – meester model nieuw leven inblazen - Stad als informal academy - Aankoop-optie nemen op voorhand bij sluiten van tijdelijk huurcontract
- Pro-actief durven zijn - Wat ga je morgen als eerste doen? Reacties deelnemers en gidsen “Het persoonlijke, open gesprek (dus de mentaliteit waarmee de Stadsklas is opgezet) vond ik heel bijzonder. En daarin ook onderscheidend van andere excursies of cursussen.” Deelnemers Judith Pieters, adviseur communicatie Amsterdamse Bos, gemeente Amsterdam Arnout Vandenbossche, architect, buur bureau voor urbanisme (Leuven) Michiel van Balen, architect, de Hoorn (Leuven) Frank van der Wouden, communicatieadviseur, gemeente Den Haag Saskia Lambers, student Willem de Kooning Academie Liza Abrosimova, student Willem de Kooning Academie Gert Oosterhuis, stadsgeograaf, Planterra Peer Peters, afdeling stedenbouw, gemeente Den Haag Monique Wijnties, adviseur in zorgtechnologie Matthijs Klooster, architect MK architecten Andrea Celano, stedenbouwer, gemeente Rotterdam Milou Chenevert, architect Utrecht Maarten Hooijmeijer, INBO Willem Wopereis, architect, De Architect Artikelen en blogs (zie bijlagen) > de Architect http://www.dearchitect.nl/nieuws/2014/05/26/stadsklas-2-plek-maken-is-plek-zijn.html
ReSource City
O.l.v. Sabrina Lindemann en Asli Kiyak Ingin DEN HAAG: 26 MEI 2014 Hoe kan ondernemerschap bijdragen aan de ontwikkeling van de stad en hoe kan de stad daarvoor zelf de bron zijn? Vanuit haar ervaring in de Binckhorst in Den Haag leert Sabrina Lindemann hoe je dat inhoudelijk, organisatorisch en financieel aanpakt. Ze toont ons diverse initiatieven in de Binckhorst zoals Jan de Fietsenman, de mobiele expressobar Bakkie Plor, de LunchBoxx in het voormalige Ministerie van Defensie en de Mobiele Kiosk van Denis Oudendijk. De dag eindigt met een diner te midden van de papierwaren van Jero en een lezing van Asli Kiyak Ingin. Gidsen Kunstenaar en urban curator Sabrina Lindemann nestelt zich vaak langdurig in gebieden waar ze werkt. Dat deed ze gedurende acht jaar in de Haagse wijk Transvaal, waar ze de leegstand die met de transformatie van het gebied gepaard ging, benutte voor hotelkamers en een programma over het belang van de tussentijd. Sinds twee jaar is ze gevestigd in De Besturing in de Binckhorst en maakt ze een programma gericht op duurzame ontwerpoplossingen die de economische en sociaal-culturele structuur van het gebied versterken en verrijken. Het benutten van de
bestaande kwaliteiten en potenties, toevoegen van verbeeldingskracht en inzet van lokale kennis en expertise zijn daarin leidend. Op een vergelijkbare wijze heeft ontwerper en architect Asli Kyk Ingin in 2006 de wijk Sishane in Istanbul als onderwerp van een langlopend programma gemaakt. Sishane staat bekend als de wijk die zich specialiseerde in elektriciteit, licht en lampen. En net als de Binckhorst, werd ook Sishane ‘bedreigd’ door projectontwikkelaars die met name geïnteresseerd waren in de locatie en het geld dat ze er konden verdienen met woningen, bedrijven, winkels en hotels. Om te laten zien welke waarde de wijk vertegenwoordigt voor de stad en hoe de specifieke kennis kan worden ingezet om het gebied van binnenuit te ontwikkelen startte Asli Kiyak Ingin in 2006 het project Made in Sishane. Het doel van Made in Sishane is om de rijkdom aan kennis en de aanwezige productie- en communicatienetwerken zichtbaar te maken en te verrijken door onder meer kunstenaars, ontwerpers en architecten te betrekken. Het project bestaat uit workshops, opdrachten en presentaties die laten zien hoe ‘ontwerp’ de toekomst van het gebied mede kan vormen. Onderwerp en plek De Binckhorst is een 130 hectare groot binnenstedelijk bedrijventerrein in Den Haag. Het gebied is vooral bekend geworden door de auto-, bouw-en papierindustrie, waarvoor in de toekomstplannen van de gemeente Den Haag lange tijd geen plek meer was. Nu die plannen als gevolg van de economische crisis van tafel zijn, mag het gebied zich organisch ontwikkelen. Hoe dat precies moet, wordt al doende uitgevonden. Sabrina Lindemann ontwikkelde, samen met anderen, een aantal projecten om deze ontwikkeling vorm te geven vanuit de mogelijkheden die het gebied zelf biedt. Met het speciale bier De Binckse Belofte geeft ze smaak aan het gebied, met Autonië beziet ze de toekomst vanuit het perspectief van de auto en Resource City benut de diverse stromen in het gebied, van afval en mensen tot voedsel en verkeer. Deelnemers aan de Stadsklas krijgen niet alleen een kijkje achter de façades van dit industriegebied, ze zien ook hoe ontwikkeling op de schaal van een gebied tegelijkertijd complex en kansrijk is. Sabrina Lindemann laat zien hoe het gebied zelf de bron kan zijn voor een gebiedsonderneming en betrekt deelnemers bij de vraag wanneer een cultureel project een onderneming wordt. Observaties - Nieuwe rol: stadsvernieuwingsnomade - Principe van mistake-driven design, trial & error, loslaten en aantrekken toepassen in stad: test-site? - Tijd, plek, mensen en materialen als sturend zien - Zorgvuldig omgaan met bestaande netwerken: niet makkelijk op te bouwen (maar wel makkelijk kapot te maken…), en zeer waardevol voor ontwikkelingen. In het herkennen, ontsluiten en verduurzamen van (bestaande) netwerken ligt een rol voor de ontwerper en een kans en mogelijkheid voor ontwikkeling. - Don’t show-off - Verschil tussen kunstenaar en ondernemer: de eerste
is niet perse geïnteresseerd in de onderneming: wanneer geef je dan iets over? Reacties deelnemers en gidsen “Met veel plezier kijk ik terug op de dag waarin veel voorbeelden die een alternatieve manier belichten dan de conventionele manier waarop stedelijke ontwikkeling in elkaar lijkt te zitten. De crisis heeft ons misschien in de problemen gebracht, maar grotendeels ook de kans gegeven om ons te realiseren of het grote geld echt zo belangrijk is en of zo’n adempauze misschien wel op het juiste moment is gekomen voor de stad.” Deelnemers Judith Pieters, adviseur communicatie Amsterdamse Bos, gemeente Amsterdam Tom Haak, dir. HR (Human Resources) Trendinstituut Heleen Fivez, zakelijk leider Fiëbre Antwerpen Nathan de Groot, cultuurwetenschapper Daphne Smits, ruimtelijk ontwerper en sociaal geograaf, Planterra Jurian Voets, student Rotterdamse Academie van Bouwkunst Gielijn Blom, afdeling stedenbouw en planologie, gemeente Den Haag Sharmilee Mahadew, Golfstromen / Pop-Up City Monique Wijnties, adviseur zorgtechnologie Elide Mozzorecchi, student Inside KABK Emilija Juodyte, student Inside KABK Kira Soltani Schirazi, student Inside KABK Pollyane Brasilino, student Inside KABK Zacharias Antoniades, student Inside KABK Niek Schoenmakers, architect, schrijvend voor de Architect Artikelen en blogs (zie bijlagen) > de Architect http://www.dearchitect.nl/nieuws/2014/05/30/stadsklas-3-de-binckhorst/stadsklas-3-de-binckhorst.html > HR Trendinstituut http://www.hrzone.nl/verandermanagement/verandermanagement-opinie/entry/8-lessen-getrokken-uiteen-trip-naar-den-haag
Hard kijken
O.l.v. Melle Smets, Hans Jungerius en Hans Venhuizen ARNHEM: 1 OKTOBER 2014 Hoe scan je onafhankelijk en onbevooroordeeld een situatie zonder daar meteen de eigen ambities op te projecteren? In Arnhem laten kunstenaars Hans Venhuizen, Hans Jungerius en Melle Smets deelnemers zien hoe de vaardigheiden ‘hard kijken’ en ‘jongleren met vage vondsten’ behulpzaam kunnen zijn bij het onderzoeken van stedelijke of regionale identiteit. Dat doen ze aan de hand van onder andere Kamp Koningsweg Noord.
Gidsen Melle Smets ontwikkelde (samen met Hans Jungerius) de vaardigheid hard kijken, die hij onder meer toepaste in de Haagse Binckhorst, Leidsche Rijn en het Ghanese Suame Magazine. Met Melle mee kijken betekent dat je meer ziet dan je op het eerste gezicht voor mogelijk had gehouden: een museale wereld langs de snelweg, een dorp in een winkelcentrum, een autowerkplaats op een vuilnisbelt. De werkwijze van Hans Venhuizen is hieraan verwant, maar richt zich meer op het filteren en benoemen van zogenaamde fenomenen: zaken die de potentie hebben om een rol te spelen in het toekomstige ruimtelijke veranderingsproces. Beide kunstenaars hebben een voorliefde voor plekken en situaties waar de kwaliteiten zich niet direct opdringen. Onderwerp en plek De Koningsweg in Arnhem is zo’n plek. Het is een door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gebouwd militair terrein dat ze vermomden als authentiek Duits dorpje. Na de oorlog bleef de militaire functie nog een tijd bewaard, en een paar jaar terug is het verkocht aan een projectontwikkelaar die er woningen wil gaan bouwen. Tot die tijd houdt Hans Jungerius van het Arnhemse kunstcollectief G.A.N.G. het gebied open met verschillende activiteiten. Observaties - Niet wat kan zijn, maar wat is - Artist impression als bron van informatie - Verhalen in hoe mensen zich ruimtes voorstellen, toeëigenen en gebruiken - Plek maken zonder planning, maar kracht en logica van het gebied volgen, zoals de high-tech werkplaats in Het Dorp waar de bewoners op eenbepaald emanier veel mobieler en aangesloten zijn op techniek dan wij - Inschakelen van verkenners om te achterhalen wat voor gebied het is Reacties deelnemers en gidsen “De meerwaarde van de Stadsklas ten opzichte van bijvoorbeeld een excursiedag met de BNA of een groep architecten schuilt in de diversiteit aan deelnemers en gidsen en verhalen.” Deelnemers Judith Pieters, adviseur communicatie Amsterdamse Bos, gemeente Amsterdam Mathilde Peen, stedenbouwkundige, buro room Iris de Wit, student spatial design Willem de Kooning Academie Rotterdam Kelly Legters, stedenbouw en planologie, gemeente Den Haag Vincent Okhuijzen, stedenbouw en planologie, gemeente Den Haag Matthijs Klooster, architect MK architecten Emma Westerduin, student Rotterdamse Academie van Bouwkunst
De opdracht voor de verandering
O.l.v. Tim Devos, Maarten Desmet (Ndvr) en Koen Wynants (Antwerpen aan ’t Woord) ANTWERPEN: 9 OKTOBER 2014 Hoe start je een ruimtelijk veranderingsproces zonder direct een ruimtelijk ontwerp te willen realiseren en hoe betrek je bewoners daarbij? In Antwerpen zullen architecten Tim Devos en Maarten Desmet (Ndvr) deelnemers betrekken bij de complexiteit van het opstellen van een ontwerpopgave en de manier waarop bewoners daarin kunnen participeren. Dat doet hij aan de hand van de wijk Dam en het Slachthuisterrein dat komende jaren een grootschalige transformatie moet ondergaan. Het project Park Groot Schijn waar een aantal jaren geleden een intensief maar succesvol participatietraject is georganiseerd dient als spiegel. Koen Wynants (Antwerpen aan t Woord) was daarbij betrokken en hij zal optreden als mede-gids. Gidsen Ndvr, bestaande uit drie jonge architecten/stedenbouwkundigen, speelt in op ruimtelijke veranderingsprocessen van een stad of wijk. Wanneer bewoners, lokale overheden en bedrijven nieuwe mogelijkheden krijgen of bestaande opties zien verdwijnen. Het moment dat een buurtgroepering op staat of een concrete nieuwe toekomstvisie zich aandient. Ndvr grijpt dit momentum van de stedenbouw aan om publiek debat en sociale innovatie te organiseren, vanuit het geloof dat een ruimtelijke ingreep meer is dan een alleen een fysieke verandering. Op deze manier gaat ndvr op zoek naar de nieuwe positie die de ruimtelijke planner kan bekleden binnen ruimtelijke veranderingsprocessen en welke rollen, instrumenten en vaardigheden deze ‘nieuwe’ professional daarbij kan hanteren. Onderwerp en plek De wijk Dam in Antwerpen-Noord is een volkse buurt die aan het begin staat van ingrijpende verandering. De stad heeft daar de ambitie om de oude slachthuissite te herontwikkelen. Vleesverwerkende bedrijven moeten wijken voor nieuwe woningen, scholen, KMO en open ruimte. Het project zou deze kleine wijk doen verdubbelen in oppervlakte en inwonersaantal. De wijk krijgt fysiek een nieuw aangezicht maar ook de bevolkingssamenstelling, gewoontes en gebruiken en lokale netwerken veranderen. Steunend op een lange traditie van inspraak en participatie in de wijk, ijvert een lokale bewonersorganisatie voor directe betrokkenheid reeds vroeg in het planproces. Ndvr tracht deze betrokkenheid te organiseren en kanaliseren door op basis van een productief debat op zoek te gaan naar ruimtelijke randvoorwaarden voor het project. Samen met bewoners proberen we de buurt te begrijpen en na te denken over de toekomst van deze plek van ‘van alles een beetje’ aan de rand van de stad, waar wonen en werken vermengd zijn en waar een sterk sociaal netwerk opweegt tegen een soms schrijnend isolement. Op een interactieve manier neemt ndvr de deelnemers aan de Stadsklas mee in dit lopende verhaal en toont in situ welke lokale aangrijpingspunten er ontdekt worden om de opdracht vorm
te geven. Park Groot Schijn dient als spiegel voor wat in de Dam staat te gebeuren. In dit project werd er op zoek gegaan naar een nieuwe identiteit voor een versnipperde plek aan de stadsrand, gekenmerkt door een enorme veelheid aan gebruikers en verschillende belangen, waar nu een landschapspark wordt gerealiseerd. Koen Wynants, is coördinator van de organisatie Antwerpen aan ‘t Woord die een belangrijke rol vervult in dit proces. Als gevolg van het feit dat de stad een klassiek en gesloten proces voerde, was er een gebrek aan betrokkenheid van de enorme diversiteit aan gebruikers aanwezig op het terrein. Antwerpen aan t’ Woord richtte een werkgroep op met een aantal sleutelfiguren die als belangrijkste taak had om de verschillende gebruikers te verenigen. Zo werd de hand uitgestoken naar de stad om verder samen het project vorm te geven. De Stad reageerde positief op dit verzoek wat voor het eerst leidde tot de ondertekening van een Charter tussen de stad, vertegenwoordigers van gebruikers en bewoners en Antwerpen aan ‘t Woord. Eind 2010 ontvingen alle betrokken partners de tweejaarlijkse Vlaamse Ruimtelijke planningsprijs voor dit traject. Observaties - Vroeger: hoe krijgen we programma voor elkaar: gesloten top-down proces; Nu: instrumentele participatie: opgeslorpt in bottom-up proces - Ruimtelijke vertaling van het sociale en de netwerkanalyse: overbruggen van de kloof tussen de realiteit en het plan - Input naar ontwerp toe vanuit ruimtelijke kennis en analyse, niet vanuit communicatie-adviseurs die in termen van marketing denken - Participatie betekent niet ‘u mag het zeggen’, het betekent ook niet ‘wij doen een stapje terug’, het betekent ‘samenwerken, oftewel co-creatie’. - Politiek speelt cruciale rol, die moet aan boord zijn - Mogen mislukken is een groot goed - Organiseren van het conflict Reacties van deelnemers en gidsen “Over de grenzen heen kijken laat zien dat het gras niet per se groener is, maar dat er wel interessante alternatieve manieren van werken zijn. Antwerpen aan t Woord is een mooi model om de diverse lokale bevolking te bundelen en met deze groep over hun toekomst te praten, in plaats van het voor ze te bepalen. Zij kunnen veel waardevolle input geven en bij een gevoel van begrip zullen zij eerder partner worden dan een protestgroep. Uiteindelijk ontwikkelen we uiteindelijk niet voor meer belastinginkomsten, maar voor de mensen in de stad: DIE mensen. Ik zou graag zien dat in Nederland er ook veel meer wordt samengewerkt [en niet per se elke NIMBY een podium geven], maar kijken naar manieren die wederzijds iets opleveren.” “Bedankt allemaal voor de interessante feedback! Heb er zelf veel van genoten en opgestoken. Het geeft veel energie en goesting om even uit de modder te kunnen stappen en te reflecteren. Ook voor ons is zoiets heel leerrijk en relevant. En er zijn nog vele verhalen te
vertellen!” Deelnemers Judith Pieters, adviseur communicatie Amsterdamse Bos, gemeente Amsterdam Tom Haak, directeur HR (Human Resources) Trendinstituut Clemens Nuijens, stedenbouw gemeente Rotterdam Tessa Dikker, Summer University Programmes Office van de UvA Gerben Helleman, stadsgeograaf, Haag Wonen Eelco de With, stedenbouw en planologie gemeente Den Haag Sarah Goossens, ruimtelijk ontwerper Mariska van den Berg, Urbaniahoeve Jurjen Voets, student Rotterdamse Academie van Bouwkunst Talea Bohlander, industrieel ontwerper, schrijver voor Ruimtevolk
School’s Out!
O.l.v. Liesbeth Huybrechts STROOM DEN HAAG: 12 NOVEMBER 2014 Ervan uitgaande dat ontwerpopleidingen studenten opleiden voor een praktijk na hun studie, en constaterende dat die praktijk drastisch aan het veranderen is, is de vraag gerechtvaardigd: voor welke praktijk worden studenten opgeleid en welke vaardigheden krijgen ze daarbij aangeleerd? Onderzoeker Liesbeth Huybrechts analyseert in gesprek met de aanwezige docenten de veranderende praktijk in relatie tot onderwijs en de aanvullende waarde van een Stadsklas. Gids Liesbeth Huybrechts is o.m. verbonden aan Social Spaces (research group ‘exploring the social meanings, uses and applications of art and design’ van de Media Arts Design in Genk), werkt sinds kort als onderzoeker aan de Universiteit van Hasselt, maar was lang hoofd onderzoek van de afdeling Inter-Actions aan de Faculteit Kunsten Universiteit Leuven en is docent onderzoeksmethodiek aan Design Academy. Ze publiceerde onlangs ‘Participation is risky’ (valiz), waarin ze onder meer het begrip risk in de zin van onzekerheid en controleverlies uitwerkte in relatie tot de andere processen in ruimtelijke ordening (meer spelers, meer onderhandelen, meer stemmen). Onderwerp In het onderzoek naar het Ruimtelijk Veranderingsontwerp hebben Willemijn Lofvers en Tim Devos ook gekeken in hoeverre ontwerpopleidingen de veranderende ruimtelijke praktijk weerspiegelden. Dat bleek slechts deels het geval. Het gros van de opleidingen toont wel een bewustzijn van een veranderende praktijk, maar trekt daar weinig consequenties uit voor het curriculum. Vaardigheden als communicatie, veldonderzoek, leren kijken zonder ontwerpbril, draagvlak creeren, voorbij het project kijken zijn niet direct aantoonbaar. Met andere woorden: zouden deze vaardigheden die nodig zijn voor die andere praktijk
van stadsontwikkeling niet óók een rol moeten spelen in het masteronderwijs? En hoe? Vraagt deze vorm van (een transdisciplinaire benadering van de) ruimtelijke verandering om een nieuwe opleiding (srichting – zoals bijvoorbeeld volkshuisvesting dat eens was) of moet zij deel uit gaan maken van het bestaande curriculum? Of is het formaliseren van een dergelijke positie juist de dolksteek in de rug van deze meer informele ontwikkelingsprocessen? Hoe kunnen zij zowel geformaliseerd worden als autonoom blijven. Bij ontwerpopleidingen in Duitsland wordt het experimenteren en het uitvoeren centraal gesteld. Studenten worden niet beoordeeld op –in hoofdzaak- het (eind)product maar het proces neemt een evenredig deel uit van de beoordeling. Dat vraagt om andere criteria. Van een focus op examens, plannen en projecten naar leren, planning en cultiveren. In België is er de plicht en het geld om gedurende een langere periode een rol te spelen bij maatschappelijke projecten. Hoe zit het in Nederland? Observaties en reflectie Door Hans Venhuizen De inzet van de bijeenkomst was om met vertegenwoordigers van het (ruimtelijk ontwerp)onderwijs in overleg te gaan over de noodzaak en mogelijkheden om de vaardigheden die we met de Stadsklas als essentieel voor de nieuwe ruimteveranderingspraktijk hebben vastgesteld, een rol te laten spelen in het onderwijs. Over de zin en noodzaak daarvan leek bij alle betrokkenen geen twijfel te bestaan. De ‘nieuwe’ ruimteveranderingspraktijk is een gegeven en speelt al een rol bij de diverse opleidingen. Over de versterking en uitbreiding van die rol via de stadsklas-aanpak noteerde ik de volgende overwegingen: STUDENT Waar we in ons onderzoek en de voorbereidingen van de Stadsklas eerst keken naar de situaties in verandering en de strategiën dat te ondernemen, ligt de nadruk in het onderwijs eerst en vooral bij de persoon, de student, het individu van de toekomstige ontwerper. Opleidingen propageren niet een ‘nieuwe’ ruimteveranderingspraktijk maar prepareren de studenten om daar mee om te gaan - opleidingen gaan die veranderde praktijk niet als enige uitgangspunt onder de opleiding leggen maar presenteren een scala aan benaderingsmogelijkheden daarvan. Hierbinnen bepalen de studenten zelf hun positie. Staan ze midden in deze situatie, maken er deel van uit en beschouwen dat als integrale basis voor hun ontwerp, of leren ze er mee om te gaan als context voor de ontwerppraktijk die hun zelf voorstaat. - de ‘nieuwe’ ruimteveranderingspraktijk is het beste ervaarbaar binnen die praktijk. Per definitie bestaat die praktijk echter niet uit projecten maar uit processen met onvoorspelbare wendingen en lange horizons. Studenten kunnen die praktijk per definitie slechts gedurende beperkte tijd ervaren (ze moeten immers een uitgebreider studieprogramma volgen én bovendien ook niet vergeten ‘student’ te zijn). Belangrijk is dat de
programma’s daarmee rekening houden door de studenten wel zichtbaar te maken welke rol ze spelen of hebben gespeeld tijdens hun beperkte betrokkenheid in de grotere context van het proces. - een belangrijke opgave voor het onderwijs is de studenten ‘gevoelig’ te maken voor de dominante onzekerheden in het ruimteveranderingsproces. Achter deze onzekerheden verschuilen zich de grote valkuilen én bijzondere mogelijkheden van het veranderingsproces. Maar het leren omgaan met de onzekerheden in de toekomstige beroepspraktijk komt voor hun op het moment dat ze met vele andere onzekerheden moeten leren om te gaan die te maken hebben met hun individuele ontwikkeling en hun persoonlijke keuzes ten aanzien van die toekomstige beroepspraktijk. INSTITUUT De instituten van het (ruimteontwerp)onderwijs zijn geen instellingen met een grote flexibiliteit waar op korte termijn eenvoudig op actualiteiten kan worden ingespeeld. Onderwijsinstellingen zijn gebonden aan kwalificaties en eindtermen die vaak een wettelijke grondslag hebben voor accreditatie, registratie en certificatie. - Het ‘gevoelig’ maken van studenten voor de onzekerheden in het ruimteveranderingsproces, voor het risicovolle vak van participatief ruimteveranderaar, begint bij het nemen van risico bij de onderwijsinstellingen zelf. Door het manipuleren van onderwijsprogramma’s het risicovol programmeren van actuele aanpakken, het eventueel tijdelijk centraal stellen van die ruimteveranderingsrealiteiten, legt de opleiding de beste basis voor de studenten om de essenties van het toekomstige vak te kunnen ervaren. - Omdat het doel van de opleiding het prepareren van de student voor de beroepspraktijk is en niet direct het veranderen van die praktijk zelf, kunnen noodzakelijke programma’s conflicteren met de doelstellingen van het onderwijs. Zinvol deel uit maken van veranderinsgprocessen met een sterke context en lange tijdshorizon mag van groot belang zijn voor de studnenten, voor het instituut vereist het handelingen die niet direct in het belang van het onderwijs zijn. Een opleiding kan geen langdurige ruimtelijke processen ‘aan de gang’ houden alleen omdat studenten er af en toe aan moeten kunnen deelnemen. Hiervoor zijn te veel niet-onderwijsgerelateerde budgetten vereist die in NL niet voorhanden zijn. In België kan door de plicht van de onderwijsinstellingen ook aan maatschappelijke dienstverlening te doen, hierin gedeeltelijk wel worden voorzien. De zinvolle verbinding tussen onderwijsrealiteit en ruimteveranderingspraktijk is een ontwerp op zich. - Veel van de ambities van de Stadsklas om het werkveld gevoeliger te maken voor de nieuwe praktijk zouden beter gericht worden op de beleidsmakers en technici. Met het idealisme en openheid voor ‘the real world’ zit het bij de meeste jonge ontwerpers wel snor. Beleid en techniek zijn een belangrijkere doelgroep. Voor de Stadsklas liggen goede mogelijkheden in het in onderwijsprogramma’s verbinden van de ontwerpers in opleiding aan de praktijk van beleid en techniek die doorgaans veel meer moeite met de onzeker-
heden van de praktijk hebben. STADSKLAS te doen - participatie aan proces van ruimteverandering mogelijk maken voor inflexibele instellingen met projectonderwijs - door programma’s aan te bieden als plug-ins in de onderwijspraktijk met skills in oefeningen verpakt en verwerkt in compacte intensieve confrontaties met ervaringen uit de praktijk - daardoor onderwijs sterker verbinden met beleid en techniek - meer aandacht te geven aan didaktiek - ook samenwerken met architectuur lokaal - en eens kijken naar en praten met de master of city management van de erasmus universiteit - in het algemeen een netwerk openen voor belanghebbenden en belangstellenden voor de nieuwe praktijk (maar dan wel vooral vanuit het ontwerponderwijs gedacht want die netwerken op zich bestaan al) Deelnemers: Rianne Makkink, Designacademy Harma Staal, Willem de Kooning Academie Rotterdam Arjan Klok, Academie van Bouwkunst Amsterdam, hoofd Stedenbouw Jaap Vinken, Sandberginstituut, onderwijscoordinator Fransje Hooimeijer, TU Delft, coordinator stedenbouw Gert Joost Peek, Hogeschool Rotterdam, lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagment Tessa Dikker, Summer University Programmes Office van de UvA Margit Schuster, coördinator stedenbouw, Rotterdamse Academie van Bouwkunst Hans Venhuizen, Koninklijke Academie Beeldende Kunsten, master Inside Stedelijk Interieur Willemijn Lofvers, lectoraat Future Urban Regions, promovendus UGent Tim Devos, architect, promovendus KULeuven
Stadsklas Plek maken - Plek zijn in Rotterdam - Schieblock en Zoho, 22 mei 2014. Foto: DakAkker op het Schieblock
Stadsklas: vaardigheden in praktijk
De Stadsklas is ingezet een onderzoekstool om te zien of de benoemde vaardigheden als zodanig in de praktijk ook daadwerkelijk herkend worden en overgedragen kunnen worden. De vaardigheden zoals geagendeerd in de eerste reeks van Stadsklassen beschrijven een lineair traditioneel proces – de nieuwe praktijken gaan echter niet uit van de bestaande traditie of orde maar komen organisch tot stand. Hier is eerder sprake van een niet-statisch, cyclisch proces. Immers de uitkomsten zijn bij aanvang niet bekend. De projecten ontwikkelen zich gaande weg het proces of zijn nog volop in ontwikkeling en zijn de uitkomsten nog onzeker. De observaties naar aanleiding van de Stadsklas 2014 zijn reeds in het verslag beschreven. We startten de Stadsklas met de stelling: Alleen als we er in slagen om de vaardigheden die succesvolle ruimtelijke processen kenmerken herkennen en de samenhang daartussen begrijpen en kunnen overdragen, dan pas kan er ook werkelijk iets veranderen in de praktijk. Hoe zijn de vaardigheden aangetroffen in de diverse Stadsklasdagen? Hieronder staan de vaardigheden nog eens genoemd met erachter de betreffende Stadsklasdag waar de vaardigheid zich het meest pregnant voordeed, en eronder een korte beschrijving van de manier waarop dat gebeurde.
EXPLOREREN (Hard kijken) Een situatie vanuit waarneming ter plekke en een diversiteit aan bronnen onafhankelijk scannen op potenties. – SK4. Hans Jungerius werkt aan een stapsgewijze ontwikkeling van het gebied rond vliegveld Deelen. Verbazing en verwondering ingegeven door een nieuwsgierige houding zijn daarvoor een voorwaarde. Wat zie ik? Wat beleef ik en hoe beleven anderen dat? Zijn doel is een nieuwe beleving creëren (omdraaien van het bestaande) en daarbij gebruik te maken van datgene wat al aanwezig is (dat beginpunt heb je voor niets). - SK5. Ndvr selecteert intuïtief gegevens die niet alleen decoratief of consumptief zijn maar die – mits goed geanalyseerd – ook een rol kunnen spelen in de ruimtelijke verandering zelf. TRANSDICIPLINEREN (Hard kijken) Ongeacht de eigen achtergrond waarnemen en handelen door disciplines heen / niet louter eigen ambities projecteren op de plek. – SK4. Hans Jungerius: opereer als een legereenheid: neem stelling, stel een doel, maak een plan maar ga daar flexibel mee om, en zorg voor strategische verbindingen bijvoorbeeld met omwonenden en politiek. – SK4. Melle Smets: vertrok naar Suame Magazine in Ghana met een ontwerp voor een auto, maar besloot ter plekke om de auto met de automonteurs aldaar te ontwerpen. Geen van hen had ooit het idee gehad om zelf een auto te ontwerpen en te bouwen i.p.v. alleen
te repareren. Door het project bouwde hij niet alleen een auto, maar bracht hij meteen de wijk in beeld en kaart. De auto leidt vervolgens een eigen leven, Melle verdwijnt naar de achtergrond en dat is prima. TRANSFORMEREN (Hard kijken) (De opdracht voor de verandering) Niet per se streven naar de realisatie van een concreet ruimtelijk ontwerp maar voorstellen formuleren dwars door de schalen heen. – SK4. Vliegveld Deelen is een schakel tussen een aantal grote groene gebieden in bezit van private partijen. Het voorstel is deze ruimten met elkaar te verbinden, door nieuwe programma’s en vormen van gebruik toe te laten. In kleine stappen wordt gewerkt aan de verwezenlijking van een idee. Door het openstellen van gastateliers, door een ontwikkelaar te betrekken bij de ontwikkeling van de Koningsweg, door een culturele agenda, door goodwill, door kennisontwikkeling etc. – SK5. NDVR streeft geen realisatie van een ontwerp van eigen hand na, maar agendeert de ontwikkeling van de wijk Dam door alle betrokken partijen te betrekken, grote en kleine ontwikkelingen te agenderen en samen te brengen. – SK5. Koen Wijnants (bioloog): Antwerpen aan’t Woord is een netwerkorganisatie, gericht op participatie in stedebouwkundige processen. Zij ontwikkelen nieuwe structuren, waarmee lokale gevoeligheden een plek kunnen krijgen in het politieke, centraal georganiseerde proces. AahW doet het voor de stad en zijn zo een spin in het web van de langdurige (30 jaar) stedelijke ontwikkelingstrajecten van bijvoorbeeld de Kaaien en Park Groot Schijn. Planvorming door samenwerking, in plaats van topdown ontwikkelingen bepalen of bottom-up agenderen. Een derde partij is noodzakelijk om tot planvorming te komen.
onderwerpen te agenderen, trots te zijn op de buurt en bij te dragen aan haar imago, behoeften kenbaar en initiatieven mogelijk te maken en de ambities levend te houden. Er wordt actief invloed uitgeoefend op de politieke agenda en tevens fysiek uitgedragen in de omgeving. PROPAGANDEREN (The medium is the message) Een plek op de agenda opeisen door een sterk activistische wijze van werken – SK1. Communicatie met professionele ontwerpkracht, dat wil zeggen voldoende kwaliteit te genereren die nodig is om netwerken te ontsluiten én aan te laten sluiten bij klassieke spelers. Daarvoor is een kerngroep nodig die als motor achter initiatieven functioneert en een lokale achterban die via sociale media wordt bereikt (zoals Ilovenoord en BoloBoost) en tot fysieke acties te verleiden is. Social Media is het middel. –SK2. Koningsweg is een voorbeeld van een project waarin niets is wat het lijkt, maar alles mogelijk is. Dat is de boodschap die Hans Jungerius waar mogelijk uitdraagt, voornamelijk door aanwezig te zijn in het gebied en op de belangrijke bijeenkomsten van gemeenteraad of historiche verenigingen.
INKADEREN (Hard kijken) (De opdracht voor de verandering) Gebruik maken van problemen bij het benoemen van de potenties of opdracht voor ruimtelijke verandering. – SK4. 1- Niet wat er kan zijn, maar wat er is. Vertrouwen op hunches maar ook willen weten waarom iets is zoals het is, zoals de kennisontwikkeling bij de technische rolstoel werkplaats in Het Dorp. 2- Wat wil ik nog meer weten (gevonden in het landschap – getraceerd in het archief, verklaringen zoeken) en/of hoe beleven wij of beleeft een ander, bijvoorbeeld de toerist, een gebied (VVV, zie ook John Urry: the tourist gaze). 3- Blijven vragen! Herkennen, puzzelen, Lezen. -4- Stelling nemen (die vervolgens ook weer verworpen mogen worden) en de ontwikkeling houdt vervolgens nooit op! – Sk5. Ndvr in de Damwijk: proces gericht op een samenwerking tussen de oude bewoners en ondernemers en het laten aanhaken van nieuwe. Doel van de studie is het in kaart brengen van dynamieken in de wijk met alle noden die daarbij horen en deze vervolgens een ruimtelijk te vertalen.
INITIËREN (Plek maken - Plek zijn) (ReSource city) (De opdracht voor de verandering) Onafhankelijk als cultureel-maatschappelijke actor het veranderingsproces organisatorisch en financieel op gang brengen. – SK2. Luchtsingel agendeert ontwikkeling, het idee is gefinancierd met eigen tijd, betrokkenheid en crowdfunding, het stadsinitiatief draagt bij tenslotte bij aan de realisatie. Na een periode van agenderen en testen van ontwikkelingen (testsite) volgt de ontwikkeling van het vastgoed. – SK2. Stipo: Ken de stad, boor de netwerken van relaties aan, denk in oplossingen en financiële modellen. Werk met andere partijen en personen samen om zo tot passende, gebiedseigen oplossingen te komen. Stipo werkt samen met corporaties; zij bezitten vastgoed. Niet de directeuren, maar de strategen zijn de aanspreekpunten. ZUS werkt nauw samen met de gemeente en LSI. Het werkelijk gebruik van de ruimte genereert een spin-off voor stedelijke ontwikkeling. – SK3. Binckhorst. Nieuwe dingen kunnen gebeuren door het faciliteren van ideeën. De vele ontwikkelingen en de bestaande potenties (vakmanschap, ondernemerszin, karakteristieken) met elkaar in relatie brengen. Verbinden en productief maken van relaties, die verduurzamen en de dynamiek inzetten voor ontwikkeling – SK5. Dam Antwerpen en Park Grootschijn: door het creëren van een inhoudelijk plan (ambities: sociale impact) en een businessmodel (op basis van fondsen, kennisindustrie: inclusion, lokaal gebonden kennisindustrie ontwikkelen). Dus niet gericht op een aspect, maar een holistische benadering van de ontwikkeling.
AGENDEREN (The medium is the message) Onafhankelijk en wars van actualiteit kennis verspreiden op de daarvoor geëigende plaatsen – SK1. Digitale communicatie wordt ingezet om
FINANCIEREN (ReSource city) Geld verdienen is niet het hoofddoel maar dient de verandering. – SK3. Binckhorst. Lange adem, dus veel tijd nodig om
ontwikkeling voor elkaar te krijgen. ‘Slow urbanism’ maar dan anders. De ontwikkelingen ter plekke worden niet gestuurd door geld, maar door tijd, relaties met mensen en ruimte, vertrouwen is het sleutelbegrip. - SK3. Sabrina Lindemann: ambitie is niet een onderneming te starten maar iets te doen dat de wijk verbetert: de onderneming is eerder het middel dan het doel, en opbrengsten vloeien dan ook terug in het gebied en niet in de groei van de onderneming. – SK2. ZoHo. Dit kost veel passie-uren. Er is massa nodig om tussentijdse ontwikkelingen mogelijk te maken (van gebouwen, van behoeften, van mensen…) INVOLVEREN (The medium is the message) (Plek maken - Plek zijn) (ReSource city) Persoonlijke aanwezigheid en betrokkenheid als essentiële investering zien en vanuit loyaliteit aan de plek het veranderingsproces mee vormgeven – SK1.Vandejong. De curator als überHost. Hij/zij houdt de ambities van de nieuwe praktijk levend. Interdisciplinair, lokaal gebonden, weet topdown en bottom-up met elkaar te verbinden, programmering en beoogd gebruik aan elkaar te relateren, en de communicatie wordt ingezet om verhaal (ambities) levend te houden. – SK1. WOW (hotel): verbindingen leggen, bij elkaar brengen van verschillende groepen, ruimten en kennis met elkaar te delen. De curator (dus de fysieke aanwezigheid en de rol van een persoon), het hotel en het bloggen zijn samen de uitwerking van het concept. – SK2. Floor Ziegler: Een kwartiermaker is in staat verbindingen tussen mensen en organisaties te leggen, concepten te concretiseren, kwaliteiten te herkennen en ondernemingszin. De praktijken dienen een maatschappelijke belang. Niet omdat het moet en het een vooropgezet, gepland idee is, maar omdat de behoefte daar is. Dus: inspelen op behoeften; het gebruik van plekken mogelijk te maken; mensen aanspreken op talenten – er is een rol voor iedereen weggelegd. Middelen die worden ingezet zijn wandelen, gesprekken aangaan, de beleving van de stad in kaart brengen – voortborduren op aanwezige roots, versterken van communities. – SK3. De op locatie reeds aanwezige ondernemers vormen de identiteit en zijn de bron van ontwikkeling. Papierwarenfabriek Jero is daarvan een voorbeeld. Bevlogen, betrokken, gastvrij en creatief. MANIFESTEREN / CONTROLEREN (Plek maken - Plek zijn) (ReSource city) Een sleutelrol in de organisatie spelen door zelf eigenaar van het concept te blijven, naast het aanboren en verbinden van nieuwe netwerken – SK2. ZoHo: Iedereen kan initiatiefnemer zijn. De opgave is het genereren van energie waarmee ruimte kan worden gefaciliteerd door relaties en toevalligheden bij elkaar te brengen. Het (her)kennen en het kunnen lezen van het gebied. In Zoho woont vrijwel niemand – daardoor kan er een bepaalde overlast gecreëerd worden. Stipo neemt het voortouw in de coöperatieve gebiedsontwikkeling. Er is een duidelijke doelstelling. Ten eerste maakindustrie, ten tweede publieksfuncties in de plinten en gezamenlijk het versterken van
de bestaande stad. Het Gele Gebouw wordt gevuld middels pitches om ervoor te zorgen dat mensen in de praktijk en op persoonlijk vlak iets aan elkaar kunnen hebben en zo het complex en de buurt kunnen versterken. – SK3. Sabrina Lindemann: legt verbindingen tussen de ondernemers, organiseert manifestaties, communiceert veranderingen. Zij is gevestigd in kunstenaarsinitiatief De Besturing in de Binckhorst. Zij realiseert een programma gericht op duurzame ontwerpoplossingen die de economische en sociaal-culturele structuur van het gebied versterken en verrijken. Het benutten van de bestaande kwaliteiten en potenties, toevoegen van verbeeldingskracht, de inzet van lokale kennis en expertise, en het benutten van ondernemerschap zijn daarin leidend. DEMOCRATISEREN (De opdracht voor de verandering) Meer zeggenschap, meer betrokkenheid van de omgeving bij de verandering leiden tot meer kwaliteit ter plekke – SK5. Antwerpen Dam: de bewoners en ondernemers leveren input aan het ontwikkelproces vanuit hun kennis over de buurt, Ndvr levrt ontwerpervaring en samen leiden ze tot de randvoorwaarden van de uiteindelijke ontwerpopgave. Ndvr kiest voor een tussenpositie, creëert commitment, vertaalt sociale dynamiek naar ruimtelijke doelstellingen. - SK5. Antwerpen Park Groot Schijn: door de grote betrokkenheid van alle gebruikers van het park bij de opgave voor de verandering ontstond draagvlak en medeverantwoordelijkheid. CONTINUEREN (Plek maken - Plek zijn) Zorgdragen voor continuïteit van het veranderingsproces voorbij het tijdelijke – SK2 Schieblock. De ontwikkeling rondom het Schieblok is gestart met een alternatieve ontwikkelingsstrategie door ZUS en CODUM. Beide bureaus hebben een sterke binding met de plek, van waaruit zij hun ambities vormgeven. Het (business)plan is gepresenteerd aan de eigenaar LSI – en op basis van intentieverklaringen zijn voorlopige huurcontracten met een grote verscheidenheid aan creatieve ondernemers getekend. Het agenderen van de plek is gestart met de opening van de dependance. Met het organiseren van activiteiten ter plekke kwam het leven terug in de buurt. In vervolg op de ontwikkeling van het Schieblock is de aanpak opgeschaald met het toegekende budget stadsinitiatief voor de Luchtsingel (2011) en de Testsite IABR (2012). De Testsite bestond uit een twintigtal initiatieven, waaronder de DakAkker, en een visie op een groter gebied onder de noemer Luchtsingel. De Luchtsingel is het verbindende en meest publieke element. De initiatieven zijn samenwerkingsverbanden met oa lokale ondernemers, partijen. De ideeën worden gelanceerd en uitgeprobeerd en wanneer de kans op slagen voldoende groot is wordt het initiatief verzelfstandigd.
Stadsklas Hard Kijken in Arnhem, 1 oktober 2014 Foto: Hans Jungerius neemt ons mee uit lunchen langs de A50
Stadsklas: reflectie op opzet
Wat goed werkte was het tonen van de vaardigheden aan de hand van projecten op locatie. We waren elke dag buiten, in gesprek en in beweging, we keken ter plekke met onze eigen ogen, en het aantal powerpoints over plekken waar we niet waren, bleef tot een minimum beperkt. De gidsen waren goed voorbereid, enthousiast en kundig waardoor ze ook daadwerkelijk iets over te brengen hadden. De groepen bestonden gemiddeld uit 10 personen afkomstig uit diverse vakgebieden, wat bevordelijk was voor de uitwisseling en het gesprek. Daar was gedurende de dag ook voldoende gelegenheid voor. De verhouding prijs en kwaliteit van de dag klopte voor de deelnemers die we daarnaar gevraagd hebben. En tot slot werkte de aanwezigheid van de journalisten heel goed, die elk een mooi en informatief artikel op een blog publiceerden. Wat minder goed uit de verf kwam waren de opdrachten om zelf met de vaardigheden aan de slag te gaan. Een middag is eigenlijk te kort voor een dergelijke workshop. Er ontstond al gauw het idee dat men in ‘2 uur moesten doen, waar de gidsen 2 jaar over hadden gedaan’. En de afsluitende gesprekken naar aanleiding van de opdrachten gingen te veel over de – vaak fictieve - opdracht en te weinig over de vaardigheid zelf en hoe deelnemers daarnaar kijken. Een dergelijke opdracht vraagt dus ofwel meer meer sturing en precisie in de voorbereiding en opdracht, ofwel meer tijd en ruimte voor de uitvoering. Wat in het vervolg ook beter kan, is de communicatie over de Stadsklas en de werving van deelnemers. Nu
kwam deze te laat op gang waardoor de eerste Stadsklasdag met Jeanne van Heeswijk helaas geannuleerd moest worden wegens te weinig deelnemers. Deze dag kon, wegens de beperkte beschikbaarheid van Jeanne, ook niet verschoven worden naar het najaar. Dat hebben we wel met de dagen in Arnhem en Antwerpen gedaan, om meer tijd voor de werving te creëren. Tot slot kunnen we nog iets zeggen over de samenhang tussen de toon van de communicatie, de beoogde doelgroep, prijs, opzet en de uiteindelijke deelnemers. De toon was informeel en jeugdig, en legde de nadruk op een spoedcursus stadsontwikkeling nieuwe stijl en jezelf klaar stomen voor de stedelijke opgaven van de 21e eeuw. Die toon komt ook voort uit de taal van het Pop-up city blog dat voornamelijk door jonge ‘urbanisten’ gelezen wordt. Voor een aantal van deze jonge urbanisten was de prijs van 100 euro toch te veel. De beoogde doelgroep – professionals werkend aan de stad als ontwerper, ontwikkelaar, onderzoeker, kunstenaar of planner – bleek in de breedte wel aanwezig maar er waren minder ‘traditionele’ stedenbouwers en architecten dan vooraf gedacht, en meer deelnemers afkomstig uit aanverwante vakgebieden zoals communicatie, stadsgeografie en -sociologie. De feedback tijdens de ochtend met het onderwijs was om het vervolg meer te richten op de wereld van beleid en techniek, daar is de urgentie om iets te veranderen het grootst. Dat was ook onze gedachte, maar wellicht dat zich hier de informele communicatie wreekt en dat deze groep zich hier niet door aangesproken voelt.
Stadsklas Hard Kijken in Arnhem, 1 oktober 2014 Foto: hans Jungerius toont het verboden landschap
Stadsklas: reflectie door redactie
Proactief zijn in de ruimte Willemijn Lofvers Projecten komen steeds meer gaande weg het proces tot stand, dan dat zij vooraf zijn gedefinieerd (SK4, SK5). Opgaven worden steeds vaker geagendeerd vanuit een ander dan een traditionele belang; zij zijn afgestemd op lokale behoeften maar vertegenwoordigen niet perse het algemeen belang. De traditionele opgave definitie in programma’s verschuift naar het denken in gebruik, waardoor een veel grotere dynamiek ontstaat tussen formele en informele eigenaren. Tussen gebruikers, bezitters, beleidsmakers en ontwerpers. Er treedt een verschuiving op van autoriteit naar authenticiteit en lokaliteit, en van een hiërarchisch model naar een netwerkmodel. Het ontwerpen, realiseren en gebruiken wordt dan steeds meer een continue beweging en cyclisch proces waar telkens andere partijen zich verantwoordelijk voor voelen en eigenaar van zijn. Hierin zal de ontwerper telkens een andere rol spelen. Welke nieuwe vaardigheden verlangen deze processen van de ruimtelijk ontwerper, stedebouwer, planner of architect? Uit de eerste reeks stadsklassen een aantal observaties gedestilleerd, die houvast bieden voor de ontwikkeling van het profiel van de ruimtelijk ontwerper (planner, stedebouwer, architect) en te ontwikkelen vaardigheden (en kennisdilemma’s) voor de toekomstige praktijken.
1. Werken in netwerken (SK2). In het herkennen, ontsluiten en verduurzamen van bestaande netwerken ligt een verantwoordelijkheid voor de ontwerper en een kans en mogelijkheid voor ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen van de stad. Het (her)kennen, benaderen en verankeren van een netwerk is een opgave die in het onderwijs veel nadrukkelijker aan bod zou moeten komen. 2. Het leggen van verbindingen (SK2, SK3). Het leggen van verbindingen tussen de korte en lange termijn (leren denken in tijd), tussen de huidige en toekomstige ontwikkelingen, de aanwezige (lokale) dynamiek en het toekomstperspectief is een ruimtelijke opgave. Het leggen van verbindingen tussen mensen en organisaties door een kwartiermaker, concepten te concretiseren, kwaliteiten te herkennen en ondernemingszin is een opgave die daaraan toegevoegd dient te worden – de ontwerpende disciplines kunnen daar in principe mee uit de voeten. 3. Het afstemmen van doelstellingen en verschillende belangen (SK1). Formeel en informeel, algemeen versus specifiek, is een taak en opgave voor de toekomstige ontwerpers. 4. Het communiceren met professionele ontwerpkracht (SK1). Dat wil zeggen voldoende kwaliteit te genereren, is nodig om netwerken te ontsluiten én aansluiting te vinden bij de klassieke spelers. 5. Holistische benadering van de totale ontwikkeling (Sk5). Door het creëren van een inhoudelijk plan (formuleren ambities) én een businessmodel. 6. Continue ontwikkeling (SK4). Opereer als een legereenheid: neem stelling, stel een doel, maak een plan
maar ga daar flexibel mee om. Ook de stad is continue in ontwikkeling en geen statisch gegeven. Leer onderhandelen, projecten definiëren, objecten realiseren, relaties benoemen en afkeuren of waarderen, risico’s nemen en ga zo nodig op zoek naar alternatieven. 7. De überHost (SK1, SK2, SK5): vertegenwoordig het netwerk. De meerwaarde van het netwerk is dat er vitale coalities gesmeed zijn, die hun meerwaarde voor de stad kunnen bewijzen door zichzelf goed te organiseren en zich te laten vertegenwoordigen. Dan is het voor de formele partijen ook duidelijk wie aanspreekpunt is. Het veranderen van de ruimteverandering Hans Venhuizen De financiële en vastgoedcrisis, die aan het eind van de jaren 0 begon, is een grote stimulans gebleken voor de vernieuwing van de ontwikkeling van de gebouwde omgeving. Door het wegvallen van de dominante impulsen van het financiële gewin als grootste motivator van ruimtelijke verandering, kwam er meer ruimte voor de cultuur van de ruimtelijke ordening die eind jaren negentig met de ‘culturele planologie’ was ingezet. Tijdens de studiedagen van de Stadsklas maakten de deelnemers intensief kennis met ruimtelijke verandering die niet louter top-down tot stand kwam en waarin cultuur en participatie een aanzienlijke rol speelden. De Stadsklasdagen waren georganiseerd rondom een overzicht van karakteristieken van een ‘ruimtelijke verandering met organische intelligentie’ zoals die voorafgaand aan de Stadsklas in beeld was gebracht. Een van de hoofdvragen tijdens de Stadsklas was de wijze waarop de ‘karakteristieken’ van de ruimteveranderaar aansluiten bij de disciplines die doorgaans bij processen van ruimtelijke ordening de dienst uitmaken. Het overzicht van karakteristieken is namelijk deels samengesteld uit kenmerken van de bekende ruimteveranderingsdisciplines, zoals stedenbouwkundigen, sociologen, inspraakdeskundigen en architecten. In de Stadsklas was echter geen sprake van ‘interdisciplinariteit’. Met het nauwer samenwerken van de bekende disciplines wordt het karakteristiekenpakket niet bevredigend geactiveerd. En blijven alle betrokkenen bovendien eerst en vooral de eigen doelstellingen van de eigen disciplines vertegenwoordigen. Ook is geen sprake van ‘transdiciplinariteit’. Door het vanuit de ene discipline ruimte claimen binnen het domein van de ander blijft de in disciplines verdeelde praktijk bestaan. Eerder lijkt sprake van een ‘metadisciplinariteit’, oftewel een overgangsfase naar het oplossen van de bekende disciplines in een nieuwe praktijk van ruimteverandering. De nieuwe ruimteveranderaars zijn daarbij, vanuit welke discipline dan ook waar ze vanuit afkomstig zijn, vooral loyaal aan de situatie in verandering en niet aan de daadkracht en prestatiedrang van de eigen discipline. Hierdoor ontstaat ruimte voor veranderingsinzichten die buiten het perspectief van het eigen vak weliswaar minder optimaal zijn maar voor de situatie het meest werkzaam zijn. De Stadsklas leverde veel inzichten, gespreksstof en
ook veel nieuwe vragen op over de transformatie van de ‘klassieke’ ruimteveranderingsdisciplines naar een nieuwe praktijk van ruimteverandering. Op welke wijze ontwikkelt deze nieuwe praktijk zich uit de oude, in hoeverre zijn oude disciplines in staat de eigen ambities op te geven wanneer de ruimte in verandering daar om vraagt. Ook verdient de vraag hoe deze nieuwe ‘meta’ positie, vooral bestaande uit persoonlijke karakteristieken temidden van een veld gevuld met krachtige disciplines, moet worden benoemd en verankerd in processen van ruimtelijke verandering, nog de nodige aandacht. De inzet van de studie is niet enkel in beeld te brengen hoe verschillende projecten er in geslaagd zijn de ruimteverandering anders aan te pakken, maar hoe de inzichten hieruit de ruimteveranderingspraktijk zelf kunnen veranderen. Risky business: stedenbouw zonder stedenbouwers Francien van Westrenen In het 25 jarige bestaan van kunst-en architectuurcentrum Stroom Den Haag spelen alternatieve, visionaire en artistieke visies op de stad een belangrijke rol. We presenteren ze in tentoonstellingen, kunstwerken in openbare ruimte, manifestaties, publicaties, travels en stadsgidsen. Soms verbonden met de lokale ruimtelijke politiek, soms als autonome ingreep of artistiek statement. Maar altijd met als doel om de blik op de stedelijke ruimte te kantelen en zo te verrijken, waardoor ruimte ontstaat voor een andersoortige omgang met de stad vanuit een specifieke mentaliteit. Een mentaliteit die gekenmerkt wordt door een ongebonden positie, een kritische houding, door ruimte voor twijfel en tijd voor ontwikkeling, door een open oog voor verborgen kwaliteiten en door improvisatie en poëzie waardoor de ervaring gestimuleerd wordt. De Stadsklas die Stroom Den Haag in 2014 heeft uitgevoerd moet ook in deze serie gezien worden: als een manier om aandacht te genereren voor de alternatieve stadspraktijken die veelal door kunstenaars en ontwerpers zijn geïniteerd én om te leren van de mentaliteit van waaruit ze werken, de kennis en vaardigheden die zij inzetten en ontwikkelen. Zij spelen, mét hun vaardigheden en praktijken, de hoofdrol in de Stadsklas. ‘Stedenbouw zonder stedenbouwers’ is een knipoog naar het beroemde boek Architecture without architects van Bernard Rudofsky, waarin hij ter inspiratie en lering voorbeelden van gebouwen verzamelde waaraan geen architect te pas was gekomen. Rudofsky wees hierin onder meer op de manier waarop deze gebouwen ingepast waren in hun natuurlijke omgeving, hoe de ondergrond en bijvoorbeeld het klimaat bepalend waren voor het uiterlijk en hoe menselijk deze architectuur was. The wisdom to be derived goes beyond economic or esthetic considerations, for it touches the far tougher and increasingly troublesome problem of how to live and let live, how to keep peace with one’s neighbours, both in parochial and universal sense. Op een vergelijkbare manier hebben we de Stadsklasprojecten geselecteerd. Niet perse vanwege het wat, maar om het hoe; niet vanwege hun economische of
esthetische effect, maar vanwege hetgeen ze teweeg brengen en bewerkstelligen: een gevoel van gemeenschap en veiligheid, betrokkenheid bij en zorg voor een plek, het aanboren en zichtbaar maken van een netwerk, het vinden van alternatieve geldstromen, het scheppen van ruimte voor gesprek en discussie, het tonen van lef en initiatief en de bereidheid tot samenwerken. Volgens ons zijn deze typische softe vaardigheden (die volgen uit mentaliteit en houding, en niet behorend bij een discipline) minstens zo belangrijk (geworden) in het ontwikkelen van de stad als de meer traditionele bouwvaardigheden als ontwerpen, tekenen, ontwikkelen, bouwen en onderhandelen. Dat deze vaardigheden geoefend worden door kunstenaars en ontwerpers die zich aan de randen van hun vakgebied begeven is geen toeval. Zij spelen als geen ander met het door Liesbeth Huybrechts gebruikte begrip risky (in: ‘Participation is risky’ (valiz)). Onzekerheid en controleverlies over het verloop van een proces zijn onherroepelijk het gevolg van het betrekken van en onderhandelen met meer spelers en meer stemmen. Deze projecten in de hoek van de kunst of tijdelijke oplossingen schuiven doet absoluut geen recht aan de innovatieve kracht die erin schuilt. Het wordt tijd om deze kracht te duiden en de vaardigheden over te dragen naar anderen die werken aan de stad. Daar heeft de Stadsklas een begin mee gemaakt. Het vervolg op de Stadsklas zal nog preciezer moeten zijn in het benoemen en overdragen van de vaardigheden: hoe worden ze ingezet, wie speelt welke rol, hoe verloopt de communicatie, welke plaats heeft de ontwerper in het proces, waardoor vallen projecten stil en wat geeft ze nu juist een zwiep, hoe zitten ze financieel in elkaar en hoe kunnen ze meer worden dan een eenmalig incident zonder er een formule van te maken. Op zoek naar een nieuwe positie Tim Devos De praktijken en projecten die we in de stadsklas hebben doorgelicht kenmerken zich niet enkel door de zoektocht naar innovatieve tools en vaardigheden, maar ze onderzoeken elk op hun manier wat voor soort posities de ruimtelijke professional wil en kan innemen in het complexe veld van ruimtelijke verandering. Enerzijds heeft dit onmiskenbaar te maken met het dalen van het aantal ‘klassieke’ opdrachten, maar anderzijds drijft dit bureaus of ruimtelijke ondernemers ook aan om zelf op zoek te gaan naar maatschappelijke uitdagingen, doelstellingen en opdrachten waar architectuur/stedenbouw of beter de architect/stedenbouwkundige in de veranderende context een antwoord op kan of wil bieden. Zo toonden de voorbeelden van de stadsklas dat veel ontwerpers zelf initiatief nemen, samenwerken met bottom-up bewegingen, netwerken vormen, eigen opdrachten identificeren en creëren, samenwerken met kennisinstellingen, etc. Ontwerpers proberen met andere woorden een steeds vrijere en pro-actieve rol op te nemen en treden buiten de grenzen van de voorheen strak afgelijnde kerntaken van de ontwerper of ruimtelijk planner.
Dit heeft tot gevolg dat maatschappelijke doelstellingen vaak bewuster en op een haalbare manier verdiept worden. Het gaat dan niet over grootste utopische projecten, maar over maakbare en vaak lokale en context gebonden aanpak. De ruimtelijke professional is met andere woorden op zoek naar een nieuwe manier om zich te positioneren om een positieve impact te (blijven) hebben op steeds complexere processen van ruimtelijke verandering. De sociale ambities van de architectuur en stedenbouwpraktijk komen daardoor eindelijk terug op de voorgrond. Veel van de onderzochte voorbeelden tonen een professional die een manier zoekt om met zijn specifieke expertise en knowhow de sociale meerwaarde van ruimtelijke veranderingen of initiatieven te verhogen en op welke manier en onder welke vorm ontwerpend onderzoek of ontwerpend denken in het algemeen hierbij opnieuw een waardevolle rol kan vervullen. Hiermee reageren ze bewust of onbewust op de vaststelling dat de sociale hefboomfunctie die ruimtelijke projecten kunnen vervullen in de praktijk vaak onderbenut blijft. Het zoeken naar deze nieuwe positie hangt nauw samen met twee aspecten: een tijdsaspect en de verhouding tot lokale kennis. De zoektocht naar een nieuwe rol voor de architect, ontwerper hangt in grote mate samen met het zoeken naar een nieuwe positie op de tijdlijn van ruimtelijke verandering. In de klassieke praktijk treedt de architect pas helemaal op het einde van dit langdurige proces in actie. Wanneer de projectdefinitie, de randvoorwaarden en het programma klaarligt, wanneer eigenaren, ontwikkelaars en ambtenaren een akkoord hebben bereikt. Dan gaat de architect ontwerpen. De innovatieve praktijken die we bestudeerden in de stadsklas gaan echter op zoek gaan naar wat de vaardigheden van de architect kunnen bijdragen in andere fasen van ruimtelijke verandering en hoe het net het op lange termijn aanwezig zijn op een plek, in een wijk kruciaal is om sociale meerwaarde te creëren. Deze lange-termijn aanwezigheid laat de ruimtelijke professional toe om van rol te kunnen wisselen, onafhakelijkheid te creëren, netwerken te smeden en credibiliteit op te bouwen. Dit terwijl in de klassieke projectgerichte aanpak vaak de tijd ontbreekt om aan grondig vooronderzoek te doen om tot duidelijke randvoorwaarden te komen alvorens concrete plannen uit te werken. Dit brengt ons bij het tweede element. Het zoeken naar deze nieuwe positionering op de tijdlijn en het zich afzetten tegen de kortetermijn-logica hangt nauw samen met het feit dat de ruimtelijke professional eindelijk lijkt in te zien dat er een grote kenniskloof bestaat tussen de wereld van het ontwerp, lokale, sociale kennis en de wereld van geformaliseerde participatieprocedures. Het innemen van een nieuwe positie laat toe om op zoek te gaan naar instrumenten en vaardigheden om het sociale aan het ruimtelijke te koppelen, lokale kennis te ontsluiten en bewoners op een laagdrempelige manier te betrekken. De ruimtelijke veranderingsontwerper zoekt naar een tussentaal tussen ontwerp en lokaal ingebedde kennis en wat zijn rol is in het stimuleren van open ruimtelijk debat, dat verder gaat dan geïnstutionaliseerde en holle vormen van bewonersinspraak in kant en klare projecten.
Stadsklas De opdracht voor de verandering in Antwerpen met Tim Devos en Koen Wynants als gidsen, 9 oktober 2014. Foto: Slachtherijen, Damwijk
Stadsklas: colofon
Stadsklasredactie: Francien van Westrenen, programmamaker architectuur, Stroom Den Haag Willemijn Lofvers, lectoraat FUR, promovendus UGent Hans Venhuizen, Koninklijke Academie Beeldende Kunsten, master Inside Stedelijk Interieur Tim Devos, architect, promovendus KULeuven Gidsen: Mariska van den Berg Jeroen Beekmans Joop de Boer Luc Haring Lex de Jong Hans Karssenberg Jouke Sieswerda Floor Ziegler Sabrina Lindemann Asli Kyiak Ingin Melle Smets Hans Jungerius Hans Venhuizen Tim Devos Maarten Desmet Koen Wynants Jeanne van Heeswijk Met dank aan: alle deelnemers alle locaties waar we gastvrij en met heerlijk eten en drinken ontvangen zijn
De Stadsklas vond plaats 2014 (mei, oktober, november). De Stadsklas werd mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie