Stadsgesprek “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” Campus Orleon 2015
Voorwoord In 2014 hebben vier onderzoekers van Campus Orleon het stadsgesprek “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” georganiseerd. Onderdelen hiervan waren bijeenkomsten met ondernemers, een narratief onderzoek en een zwermonderzoek. Het stadsgesprek is anders verlopen dan vooraf ontworpen. Ruimte om af te wijken van het ontwerp klopt met de aard van het project, dat bedoeld was om het concept ‘stadsgesprek’ voor stedelijke vernieuwing te onderzoeken in een experimentele opzet. Het stadsgesprek zelf was het onderwerp van onze studie. Dit eindverslag beschrijft de stappen die we hierin gezet hebben. Doel was ook om een gesprek op gang te brengen over het thema “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” en daarmee natuurlijk inzicht te krijgen in hoe ondernemers daar zelf invulling aan geven. Dit eindverslag is ook daar de weergave van. Samengevat zijn op basis van onze ervaringen dit onze aanbevelingen: -
ga naar de ondernemer toe (nu nodigden we de ondernemer uit om naar ons te komen); kies een concreet thema (nu was het thema te meta en abstract); kies een behapbare schaal (nu was ‘de stad’ te breed); betrek ook andere bij het thema betrokkenen (nu waren het alleen ondernemers).
Dit project is ondersteund met financiering van Platform31, dat namens het Ministerie van Economische Zaken een call for proposals voor experimenten met stedelijke vernieuwing had uitgezet. Op deze plek willen we graag dank zeggen voor de ontvangen steun, mede in de vorm van peer review met de andere partijen van wie de voorstellen zijn gehonoreerd. Ook bedanken voor de ondernemers die aan ons stadsgesprek hebben deelgenomen. Floor Basten Mede namens: Lonneke Alsema, Marianne Dagevos en Anne-Marie Poorthuis Nijmegen, 2015
2
Inhoudsopgave Proces Resultaten Conclusies en aanbevelingen Geraadpleegde literatuur
4 7 12 14
3
Proces Campus Orleon heeft in Nijmegen het stadsgesprek “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” gevoerd. Een stadsgesprek begint als gesprek tussen mensen die betrokkenheid bij een maatschappelijk thema delen en waaiert via hun netwerken uit over de stad. 1 Daarmee is het een middel om betrokkenheid zichtbaar te maken, te vergroten en om te zetten in acties. Door dit onderzoekend te doen, organiseert het stadsgesprek de aandacht en genereert het ook nog eens kennis. Het doel van stadsgesprek “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” was dat ondernemers hun betrokkenheid bij maatschappelijk thema’s zichtbaar konden maken. Hierdoor kon de aandacht voor het thema worden gebundeld en ingezet in (tijdelijke) netwerken, die daarmee aan de slag gaan. In het kader staat hoe we dit volgens ons projectvoorstel wilden vormgeven. We starten met een klein netwerk van Nijmeegse ondernemers die zich aangetrokken voelen tot het thema “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst”. Daarbij beginnen we met het netwerk dat CO in Nijmegen heeft […]; van daaruit kan het gesprek zich immers verder verspreiden. Het stadsgesprek wordt gemarkeerd door een startbijeenkomst, vervolgbijeenkomsten en een eindmanifestatie. In de startbijeenkomst wordt met de ondernemers verkend wat “maatschappelijke (aan)winst” voor hen betekent. Hoe geven ze het nu vorm, waar willen ze graag verder aan werken? Ieder kiest een invalshoek die leidend blijft bij het vervolg van het stadsgesprek. Die invalshoek heeft bijvoorbeeld betrekking op ruimtegebruik, sociale inclusie, duurzame productie, afvalbeperking of onderwijs; in principe staat het iedereen vrij die invalshoek te kiezen, die de meeste energie geeft om mee verder te bouwen aan het thema. Het uitwaaieren van het stadsgesprek en dus het leggen van de verbindingen in de stad gebeurt in de tijd tussen de bijeenkomsten. Iedere ondernemer die meedoet aan het stadsgesprek gaat immers de uitdaging aan om het gesprek verder te brengen in het eigen netwerk. De CO-onderzoekers zelf gebruiken verschillende netwerkstrategieën om breed over het stadsgesprek te communiceren in Nijmegen. De bijeenkomsten worden gebruikt om uit te wisselen en elkaar te inspireren. Hier wordt ook toegewerkt naar de eindmanifestatie, waarin de Nijmeegse ondernemers en de CO-onderzoekers hun stedelijke vernieuwing aan een groter publiek laten zien. Een viertal ondernemers had vooraf toegezegd mee te willen doen en na de start van het project werden nog meer ondernemers uitgenodigd voor een eerste kennismakingsbijeenkomst. Dat hebben we gedaan in persoonlijke gesprekken en per e-mail (dit laatste naar de ondernemers van een lijst van een van ons, die met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een onderzoek naar ‘social entrepreneurship’ had gedaan; dit leverde geen reacties op). Uiteindelijk beginnen we gewoon. Op een vrijdag in mei starten we het stadsgesprek door de stad in te gaan en binnen te stappen bij winkeliers die we kennen of naar wie we worden verwezen. We vragen even aandacht, vertellen waar we mee bezig zijn, horen reacties die wonderwel allemaal enthousiast zijn en maken een afspraak voor een vervolggesprek. Gedurende de dag en bij elke ontmoeting gaat het gesprek verder. Af en toe vertellen we of stellen we een vraag over wat we 1
Deze methode is ontwikkeld door Anne-Marie Poorthuis, onderzoeker bij Campus Orleon en directeur van Stichting Eigentijdse Verbindingen; zie http://eigentijdseverbindingen.nl/aspx/stadsgesprek.aspx. 4
eerder hebben gehoord. Zo ontspint zich in de loop van de dag een eerste kennismaking met het thema “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst”. De ondernemers, winkeliers en horecaondernemers, reageren verrassend enthousiast op het contact dat we maken. Ze gaan graag in gesprek. Ze vinden het onderwerp interessant en vinden het fijn als we terugkomen. Of is dat hun vanzelfsprekende klantvriendelijkheid? Blijkbaar werkt het goed als we naar de ondernemers toekomen. Terplekke is er eigenlijk altijd ruimte voor een gesprekje. We beseffen dat in onze uitnodiging om in gesprek te gaan over “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” eigenlijk al een erkenning zit dat een ondernemer wat toevoegt aan de stad. We merken dat dit aanspreekt. Het maakt de ondernemer toegankelijk en trots. Misschien komen we daarom ook zo gemakkelijk in gesprek. Op uitnodigingen voor bijeenkomsten reageren ze echter terughoudend en zeggen ze weinig tijd te hebben. Het past eigenlijk nooit. Een concreet voorbeeld van de ondernemer als maatschappelijke aanwinst komt naar voren in een straat van Nijmegen met vooral nieuwe ondernemers, waar ze beseffen dat ze met elkaar de straat nieuw leven in (moeten) blazen. Daar is veel onderlinge afstemming. Ze bouwen aan hun eigen zaak en aan de straat. Hoe zit dat bij de andere ondernemers? Wat delen die met hun collega’s? We merken dat veel afstemming tussen ondernemers vooral gebeurt om zich te verhouden tot de gemeente en dat gaat veelal gepaard met boosheid. Ondernemers voelen zich niet erkend door de overheid en willen die erkenning blijkbaar wel. In de manier waarop de ondernemers hun bedrijf aantrekkelijk maken voor publiek zit ook informatie over de maatschappelijke aanwinst. Woorden als ‘gezond’, ‘gezellig’, ‘hergebruik’ en ‘betaalbaar’ appelleren aan wat maatschappelijk gewenst wordt, maar ook in het eigen enthousiasme en de eigen uitstraling van de ondernemer zit maatschappelijke winst. Al snel werd het echter duidelijk dat het een probleem ging worden om ondernemers naar bijeenkomsten te krijgen. Het paste niet in hun agenda’s, ze waren naar eigen zeggen ‘niet zulke praters’, of ze zagen bij nader inzien niet direct een nut voor hun onderneming (zie ook Resultaten). Om toch data te kunnen verzamelen voor het gezamenlijk vertelde verhaal “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst”, hebben we daarom besloten de ondernemers niet uit te nodigen voor door ons georganiseerde bijeenkomsten, maar om 1. naar bijeenkomsten te gaan waar zij ook naartoe gingen en daar gesprekken aan te knopen; 2. hen een-op-een te interviewen op hun eigen werkplek. Chronologisch gezien zag het proces er zo uit: -
23 mei zijn we in de Nijmeegse binnenstad in gesprek gegaan met ondernemers in retail en horeca (zie hierboven). 3 juni waren we bij een bijeenkomst van het Huis voor de Binnenstad, waar het rapport ‘Winkelgebied van de toekomst’ van Platform31 werd gepresenteerd. 23 juni waren we op bezoek bij brouwerij Oersoep. 1 september gingen we naar het netwerkfestival ‘Majeure opgaven in mobiliteit’, georganiseerd door de Provincie Gelderland met als doel ambtenaren en ondernemers te verbinden. 5
-
-
5 september waren we bij de borrel van het Nijmeegs ondernemerscafé, een informeel ondernemersnetwerk. 21 november hadden we een bijdrage aan de werkconferentie ‘De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst’, georganiseerd door stichting Eigentijdse Verbindingen. Hierbij vertegenwoordigden we het perspectief van het stadsgesprek als invulling van het motto ‘Kennis ligt op straat’. 2 december waren we bij de opening van het groene warenhuis Van Nature. tussentijds zijn met ondernemers, die wegens hun agenda niet in de gelegenheid waren om aan bijeenkomsten deel te nemen, individuele gesprekken gevoerd op locatie of telefonisch.
In totaal hebben we met 20 ondernemers uit Nijmegen gesproken. Onderstaande tabel laat de verdeling over hun terreinen zien: Secundaire sector Tertiaire sector
Quartaire sector
Horeca Retail non food Retail food Zakelijke dienstverlening Recreatie Culturele sector Groothandel non food Dienstverlening aan consumenten Maatschappelijke dienstverlening
1 1 6 2 3 2 2 1 1 1 Totaal 20
In het volgende hoofdstuk presenteren we de resultaten van ons narratief onderzoek en zwermonderzoek. Daarin komen onder andere ook aspecten aan de orde die ons hebben doen besluiten om van ons oorspronkelijke ontwerp af te stappen en nieuwe acties te ondernemen.
6
Resultaten Voordat we overgaan tot het weergeven van de resultaten van ons onderzoek, staan we kort stil bij de door ons gevolgde onderzoeksmethoden. In de kaders staat een korte, algemene uitleg over narratief en zwermonderzoek. Narratief onderzoek Verhalen geven ons inzicht in hoe mensen tegen hun wereld aankijken, hoe ze die waarderen en welke rol zijzelf en andere elementen (mensen, instituten, dingen) hierin spelen. Narratief onderzoek gebruikt deze verhalen als bron voor een gezamenlijk verteld verhaal, een verhaal dat een collectieve logica kent, dat wil zeggen: een logica die het individuele niveau ontstijgt en kenmerkend is voor een groep die haar deelt. Dit verhaal blijft zo dicht als mogelijk bij de eigen bewoordingen van de vertellers, zodat zij hun eigen standpunten herkennen in het verhaal, maar ook kennismaken met de standpunten van anderen. Zwermonderzoek In een zwermonderzoek verzamelen diverse onderzoekers vanuit hun eigen onderzoeksvraag data tijdens een event (in situ). Ze verwerken deze data in een essay, waarin ze ook theoretische concepten en observaties (van andere events, uit de media, et cetera) kunnen gebruiken. Zo plaatsen ze het event in een bredere maatschappelijke en wetenschappelijke context. Voor stadsgesprek “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” hebben we data verzameld in diverse door ons en andere georganiseerde events en in interviews (zie Proces). Deze hebben we vervolgens geclusterd in een viertal thema’s: relatie tot je publiek, samenwerken, leren, en maatschappelijke winst. Hieronder wordt het gezamenlijk vertelde verhaal van de ondernemers weergegeven.2 Dit verhaal wordt in rode kadertjes aangevuld met concepten en observaties uit het zwermonderzoek. Relatie tot je publiek Leegloop wordt ook als trend gesignaleerd in Van Aarle et al. (2014). In een onderzoek naar de Bredase wijken Tuinzigt en Haagpoort (Basten, 2010a en 2010b) bleken de lokale ondernemers de spin in het web van burenhulp.
De binnenstad loopt leeg. Je ziet het gewoon gebeuren. Het publiek blijft weg. Maar tegelijkertijd zie je ook dat het publiek de ondernemer kan steunen, bijvoorbeeld met crowd funding. Je kunt de gunfactor, dus het idee van ‘support your local hero’, heel goed met bijvoorbeeld social media in stand houden. Ondernemers kunnen ook de ogen en oren van de lokale samenleving zijn en binnen hun eigen publiek een sociale rol spelen. Hun locatie – winkel of horeca – wordt dan gebruikt als sociale plek, waar mensen elkaar ontmoeten en het laatste nieuws uitwisselen. Dat is dan ook waar ze de meeste zorg aan besteden.
2
Voor narratief onderzoek kunnen gesprekken worden opgenomen en verbatim uitgewerkt. Daar hebben we in dit geval niet voor gekozen: het project was te klein voor een dergelijk arbeidsintensief onderzoek (richtlijn is: 1 respondent = 1 dag werk excl. transcriptie) en de gespreksomstandigheden waren daarvoor niet altijd ideaal. 7
Ondernemers bieden een service aan hun publiek, doordat ze iets toevoegen aan de stad wat er nog niet, of niet meer is. Daardoor zorgen ze ook voor levendigheid op straat, mensen komen naar hen toe om te halen wat ze nodig hebben. Ondernemers moeten trouwens gaan kiezen. Ze kunnen niet meer een voor het publiek te onduidelijk of te gedifferentieerd aanbod meer hebben. Herkenbaarheid is heel belangrijk. Sommige ondernemers zijn zelf heel herkenbaar. Je ziet vaak meteen in een winkel of café of iemand de ondernemer is, of een werknemer is. De ondernemer heeft altijd iets te doen en zit nooit stil, de werknemer komt pas in actie als er een klant binnenkomt. Je ziet dat ondernemers met een voor het publiek herkenbare historie, bijvoorbeeld familiebedrijven, deel gaan uitmaken van de lokale geschiedenis. Zij vormen ijkpunten, ze dragen bij aan de identiteit van een plaats en historisch besef. Daarnaast heb je ook ondernemers die bijdragen aan de uitstraling van een stad, zonder dat ze per se zichzelf daarbij zichtbaar maken. Die zijn achter de schermen actief, niet per se ‘het gezicht van’. Ze zorgen ervoor dat de ICT goed werkt, of de boekhouding. Niet iedereen hoeft even zichtbaar te zijn, op de voorgrond te treden. Ondernemers voegen dus altijd maatschappelijke waarde toe, waarde voor de maatschappij. Tegelijkertijd merk je dat ondernemers heel verschillend worden gelabeld. Voor de een ben je een held, een soort Messias, zo iemand als Richard Branson of zo; maar voor de ander ben je een anti-held, een duivel die meewerkt aan een slecht systeem, en dat kan trouwens die zelfde Richard Branson zijn. Terwijl je eigenlijk alleen doet wat je het liefste doet. Je hebt letterlijk hart voor Graffiti in Nijmegen de zaak. Het is je lust en je leven. Je hebt natuurlijk de kleinere ondernemers en die profiteren van de spin-off van de aanwezigheid van grote ondernemingen: hun werknemers, en dat zijn er veel, maken gebruik van de stad als locatie om te wonen, te werken en te winkelen of te recreëren. Zij creëren publiek. Andere ondernemers vinden hun publiek ook buiten Nijmegen, overal in het land of zelfs over de hele wereld. Samenwerken Samen staan ondernemers sterk. Ze kunnen bijvoorbeeld samenwerken vanuit hun product geredeneerd, zodat ze zich zowel binnen als buiten Nijmegen profileren als ‘the place to be’ voor een bijzonder soort product, bijvoorbeeld speciaalbieren. Wat je vaker ziet is dat ze samenwerken vanuit hun locatie en zorgen voor een aantrekkelijke straat. Maar hoewel ondernemers het belangrijk vinden om samen aan de identiteit van hun straat te werken, blijkt het moeilijk om een verband te realiseren. Er is sprake van eilandgedreven ondernemerschap en niet veel ondernemers komen daadwerkelijk naar vergaderingen. Het tijdsbeslag voor puur de core business is al meer dan een gemiddeld mens werkt. Aan de randen van de eigen zaak meewerken aan een groter geheel is bijna niet meer menselijk, want je bent al voor 150% in beslag genomen. Verbinding gaat dus ten koste van je eigen bedrijf. Daar komt bij, iedereen wil wel samenwerken, maar niet zijn identiteit opgeven. Misschien is ‘de binnenstad’ als gebied voor de ondernemer te groot en te diffuus; de straat is schaalbaar als directe omgeving.
8
‘Nijmegen’ als trekpleister is nog niet echt gelukt. Zo te zien zijn er niet echt keuzes gemaakt. Toch moet je ‘Nijmegen’ als product gezamenlijk aanpakken. Er is een professionele schil nodig die dat faciliteert, een procesbegeleider die de specialisten – de ondernemers – verbindt met de overheid, want tussen hen is een taalverschil. Het zijn verschillende werelden. Maar als je als adviseur of subsidieverstrekker het verband tussen ondernemers organiseert, dan raak je te ver af van wat de ondernemer wil en creëer je geen houdbaar verband. In Nijmegen is er een Huis voor de Binnenstad dat de ondernemers probeert te verbinden door informatie te delen. Je merkt dan dat je die informatie echt thuis moet brengen en niet zomaar alleen op een website moet zetten, want daar kijken ze niet naar. En dan nog: alles is er aan theorie en informatie, je doet een experiment, maar om van pilot naar iets blijvends te komen, blijft trekken. Vanaf ‘hoe nu verder?’ komt er niemand meer. Wat ook meespeelt is dat naarmate er meer ketens komen, er meer bedrijfsleiders dan ondernemers zijn en die gaan meestal na sluitingstijd naar huis, wat het samen organiseren van events of besturen van de ondernemersvereniging moeilijk maakt. Relaties tussen ondernemers, bewoners en gemeente kunnen beter vanuit het gedeelde belang van ‘de levendige stad’ opgebouwd worden, nu staan ze wel eens tegenover elkaar vanuit eigenbelang. En er zit soms een spanning tussen de politieke voorkeur van een ondernemer en diens commerciële ambities en/of de commerciële ambities van de ondernemers uit een samenwerkingsverband. Maar door steeds het gezamenlijke belang van de stad te benadrukken, zijn er steeds minder conflicterende belangen. Het is belangrijk voor lokale ondernemers om een inbedding in het netwerk van de stad te hebben, een netwerk van collega-ondernemers, ambtenaren, professionals, toeleveranciers, opdrachtgevers, et cetera. Zo draag je ook zorg voor je eigen afzetmarkt. Op meer informeel niveau zie je dat samenwerking in zaken doen, dus elkaars producten of diensten afnemen, heel snel kan, maar dan moet meteen duidelijk zijn wat iedereen eraan heeft. Je moet echt een goede elevator pitch hebben, die is daarin belangrijk. Als niet meteen duidelijk is wat een ondernemer aan je heeft, vindt hij je niet meer interessant als gesprekspartner over ondernemen. Wel als persoon misschien, maar dan hoeft het wat de ondernemer betreft niet over ondernemen te gaan. Voor de meeste ondernemers gaat samenwerking echt alleen over gedeelde economische belangen. Bij het Honig complex gaat samenwerken gemakkelijk. De samenwerking is er open en ongedwongen. Iedereen is bezig met opzetten van het eigen bedrijf, maar je vindt elkaar vanzelfsprekend. Het bruist. Er komt nog veel bij: ambachtelijke bedrijven, horeca, onderwijs, media, in totaal straks 40 ondernemers. En er is een grote loods, die als smeltkroes moet gaan fungeren, waar 200 man in kunnen. Allemaal herkenbaar en naar buiten toe gericht. De ondernemers willen er allemaal wat van maken op deze plek.
Citybranding was jarenlang in de mode en professionele marketingbureaus hebben daar veel geld aan verdiend. Het denken en praten over de stad uitbesteed. Het is belangrijk dat ‘de stad’ dat gesprek zelf gaat voeren, maar hoe dat het beste kan, is nog ver van duidelijk. Uit het coalitieakkoord blijkt dat de profilering van Nijmegen als historische en kennisstad al vastligt, maar dat de gemeente dit in samenwerking wil uitbouwen: “Projecten en activiteiten doen we in coproductie met de stad. Zo wordt iedereen in de stad ambassadeur” (Nijmegen 2014, p. 17).
9
Of de Honig en de binnenstad gaan samenwerken? Het gemeentebeleid lijkt met name de positie van de binnenstad te verdedigen. De gemeente steekt veel geld in de binnenstad, omdat dat ten goede zou komen aan alle burgers. Maar dat is niet zo. De Lindenberg is bedoeld voor iedereen, maar als je gaat kijken wie er komt, dan zijn dat met name de mensen uit Nijmegen Oost. Niet echt de meest armlastige wijk in Nijmegen. De Lindenberg is het wijkcentrum van Nijmegen Oost geworden en de wijkcentra buiten het centrum zijn gesloten. In Dukenburg is er dus niets meer te doen. Hoe dit met de ondernemers onderling gaat, is nog de vraag. Gaat het Honigterrein bij de binnenstad horen? De afstand is behoorlijk en er is voor wandelaars geen aantrekkelijke verbinding met onderweg winkels en horeca. Bovendien zijn er nog geen bushaltes vlakbij het terrein. Maar uiteindelijk bent je als ondernemer verantwoordelijk voor je eigen succes. De gemeente kan wel helpen, maar je moet je eigen keuzen maken en navolgen.
Nijmegen heeft een Wethouder Binnenstad om een “zorgvuldige integrale aanpak” een “stevige impuls” te geven, waarin ook een proactieve rol is voor het Huis voor de Binnenstad en de centrummanager als het gaat om leegstand (Nijmegen 2014, p. 14). En ook: “We geven de binnenstad speciale aandacht in dit coalitieakkoord. We geven samen met bewoners, ondernemers, cultuurinstellingen, en anderen een stevige impuls aan de huiskamer van Nijmegen” (Nijmegen 2014, p. 2).
Leren De Honig als hotspot in wording kan voor Nijmegen een enorme opsteker worden. De industriële locatie aan het water betekent een fikse uitbreiding van het centrum, een alternatief voor de misschien wat saaie binnenstad, een mogelijkheid om jonge mensen aan te trekken en een plek waar je heel aantrekkelijke happenings kunt organiseren. Eigenlijk moet het een nieuw stadscentrum worden. De huurprijs per meter maakt het interessant, het risico wordt verantwoord. Zo ontstaat ruimte voor ondernemerschap. Gaat de Honig met de binnenstad concurreren? De Binnenstad loopt terug. Het lijkt of alle winkels alleen maar groter worden, er zijn weinig pandjes meer voor kleinere ondernemers, die juist de huur van grote panden niet kunnen opbrengen. En de straathandel is zo goed als verdwenen. Er zijn veel ketens. Die zijn wel in staat om de hoge huren te betalen die de vastgoedeigenaren, de baronnen maar blijven vragen. Er is een oligopolie. Kleine, lokale ondernemers kunnen de huur niet betalen en verdwijnen uit de binnenstad. Maar de trend is wel dat bezoekers van de binnenstad op zoek gaan naar een beleving, en dat vraagt om kleinere, meer intieme winkels. Het Honig complex biedt met zijn ruimte in vergunningen nieuwe kansen en dat is een gelegenheid om ervaringen op te doen en te leren. Bestaande ondernemers in de binnenstad ervaren beperkingen door de regels en bepalingen, dus met het Honig complex kun je onderzoeken welke regels en afspraken je eigenlijk nodig hebt. Je moet dan wel daarna wat je geleerd hebt uitrollen naar de binnenstad voor een synergie tussen binnenstad en Honig complex. Doe je dat niet, dan wordt de investering minder urgent. Een ander voorbeeld: tussen retail en horeca ligt een spanningsveld. Retailers willen drankjes aanbieden en dat wordt getolereerd, horeca wil non-food aanbieden en dat mag niet. Je kunt ze heel strak afkaderen, zodat iedereen meteen in de ankers gaat, maar je kunt dat ook opengooien om te kijken welke nieuwe kansen er ontstaan. Ondernemers doen er goed aan om de kunst van elkaar af te kijken. Bijvoorbeeld Primark: hoe creëren zij een markt zonder marketingbudget, en wat betekent dat voor ons? Het is net een sneeuwbal die is gaan rollen en niet meer stopt. Hoe gaan wij daarmee om?
10
Om dat samen leren en van elkaar leren te organiseren, moet je de goede vorm kiezen. Ondernemers willen heel goed zijn in wat ze aanbieden aan producten of diensten en het leren ondernemen, nodig om te blijven doen wat ze willen doen, is eerder een noodzakelijk kwaad dan hun eerste passie. De ondernemer zelf wil het liefst ontzorgd worden van gedoe en regelgeving en gewoon lekker met zijn core business bezig zijn, maar er komen veel secundaire disciplines bij kijken. Extra activiteiten, bijvoorbeeld samenwerken en samen leren, vallen onder de laatste en kosten tijd. Wat hierbij komt, is dat niet alle ondernemers zichzelf als ondernemer zien. Ze beschouwen zichzelf eerder als zzp’er met een specifieke specialisatie, die zij toevallig uitvoeren als ondernemer. Bovendien past niet elke vorm bij de persoonlijkheid van ondernemers. Praten voor groepen past niet altijd, ze vinden soms dat wat ze te zeggen hebben voor een ander waarschijnlijk niet interessant is. Bedrijfspresentaties lijken voor sommige ondernemers te veel op de kringgesprekken van vroeger, waar ze een hekel aan hebben. En ondernemers die met succes een nieuwe koers zijn gaan varen, worden er wel eens moe van om steeds aan andere ondernemers te komen vertellen hoe ze dat gedaan hebben. Als het past binnen de eigen onderneming, is de ondernemer als docent vanzelfsprekender. Zo leiden ze ook de jongere generatie op, bijvoorbeeld in stages. Dat kost wel weer tijd, ook door overleg met de school, maar dat hebben ze er wel voor over, vooral als het goede stagiaires zijn. Er valt ook in algemenere zin van ondernemers te leren. De samenleving kan van ondernemers leren dat je niet tot morgen moet uitstellen wat je vandaag kunt doen: ‘ik heb geen tijd’ bestaat niet, je moet goed voorbereid zijn, veel onthouden, veel koeien bij de horens vatten en prioriteiten stellen. Met de kwaliteit van goed gemaakte en mooie producten laten ondernemers aan het publiek zien dat je als je iets meer investeert ook langer kunt genieten: technische kwaliteit – het gaat langer mee – en esthetische kwaliteit – het blijft tijdloos mooi. Maatschappelijke winst Je draagt als ondernemer natuurlijk bij door de kwaliteit van je producten, bijvoorbeeld met een groen keurmerk, en met je kennis erover, je hebt hart voor je product, je staat ergens voor. Echte ondernemers willen de beste zijn, het beste bieden. Ondernemers die inzetten op recycling (in- en verkoop) bieden kans op meerdere vormen van winst: zowel inkomsten uit de verkoop van producten als het tegengaan van verspilling. Als ondernemer draag je ook de zorg voor je werknemers, je wil een gezonde onderneming om hen in dienst te kunnen houden. Ondernemers kunnen als werkgevers bijdragen aan een gezonde samenleving, maar ze kunnen ook zorgen voor maatschappelijke kosten als ze slecht zorgen voor hun werknemers. Goed werkgeverschap is maatschappelijke winst. Diversiteit is belangrijk, er moet een goede balans zijn tussen aanbieders van Einzelstücke en aanbieders van bulk, een goede mix in soorten aanbieders, variërend van een eigen, lokale winkelketen en (inter)nationale winkelketens, en een brede variatie in aanbod, dus horeca, retail, cultuuraanbieders, misschien zelfs kleine, ambachtelijke maakindustrie. Ondernemers voegen diversiteit toe en dragen daarmee bij aan democratie, opgevat als georganiseerde pluriformiteit.
11
Conclusie en aanbevelingen Op de voorgaande pagina’s hebben we het verhaal van de ondernemers herverteld en aangevuld met andere bronnen. Welke lessen kunnen we hier nu uit trekken voor enerzijds het stadsgesprek en anderzijds het thema daarvan? We sluiten deze rapportage af met het beantwoorden van deze vragen en een aantal aanbevelingen. Het stadsgesprek We hadden binnen de vooraf ontworpen opzet moeite met het op gang brengen van het stadsgesprek. Misschien was onze uitnodiging niet aantrekkelijk genoeg of stappen ondernemers niet makkelijk uit hun eigen wereld. De notie van ‘eilandgedreven ondernemerschap’ en de straat als hoogst haalbare schaal suggereren dat het ondernemen een manier van leven is waar de ondernemers volledig in opgaan, misschien wel door geleefd worden. Een stadsgesprek met nog meer bijeenkomsten waar ze naartoe zouden moeten, is dan gemakkelijk te categoriseren als restpost, die als eerste uit de agenda verdwijnt. Informele bijeenkomsten, waar verder geen inhoudelijk programma bij is, maar waar ondernemers elkaar ontmoeten en zich in gesprek mogelijkheden voor zaken voordoen, zijn meer laagdrempelig en hebben daardoor meer kans op bezoekers. Toch waren ondernemers zeer bereid om met ons individueel in gesprek te gaan. Het kostte weinig moeite om op bijeenkomsten contact te maken of om voor interviews af te spreken. Een stadsgesprek dat naar de ondernemer toe gaat, heeft waarschijnlijk meer kans van slagen dan een stadsgesprek waar de ondernemers naartoe moeten. Er is een besef dat samenwerking onder ondernemers nodig is om tot een gezamenlijk product, een aantrekkelijke stad, te komen, en dat dit gezamenlijk product op haar beurt weer mogelijkheden biedt voor de ondernemers. Ondernemers hebben veel kennis over zowel het ondernemerschap zelf als de lokale context, maar ze bundelen deze kennis nog nauwelijks. Ondernemers creëren als het ware een microkosmos waar zij zorg voor dragen en waar ze anderen in uitnodigen. De wereld daarbuiten heeft hun belangstelling wanneer daar gebeurtenissen plaatsvinden die van invloed zijn op die microkosmos. Voor het verbinden van al die microkosmossen moet je niet bij een ondernemer zijn. AANBEVELING: Er is een gezamenlijk besef dat ondernemers meebouwen aan de stad door er van alles aan toe te voegen: levendigheid, diversiteit, service, et cetera. De keuzes die ondernemers maken, zijn van grote invloed waar de stad haar aandacht op richt. De rijkdom die we in de gesprekken verzameld hebben, laat zien dat een vervolg in deze door ons aangepaste vorm veel kan opleveren aan inzichten in en ideeën voor hoe de wens om van elkaar te leren, net als de wens om van Nijmegen een mooi product te maken, het beste kan worden vormgegeven. De zorg voor het maken en verspreiden van het gezamenlijk vertelde verhaal moet niet bij de ondernemers liggen, maar moet ook niet uitbesteed worden aan partijen die dit verhaal meteen vertalen in (lees: reduceren tot) een krachtenveldanalyse, SWOT-analyse een of anderszins eenzijdig ‘dit-is-goed-endit-is-fout’ oordelend verhaal. Het is duidelijk dat concurrentie onderdeel van het ondernemerschap is, maar daarmee hoeft het niet het vertrekpunt te zijn; een verhaal op meso-niveau, dat concurrentie naast andere aspecten van het ondernemen laat zien, blijft belangrijk om de mogelijkheden voor maatschappelijke winst vanuit die andere aspecten zichtbaar te maken. We adviseren daarom een uitgebreider narratief onderzoek, waarin de rijkdom van ondernemend Nijmegen kan verschijnen. Dat draagt immers bij tot die diversiteit die nodig is voor democratie of 12
georganiseerde pluriformiteit. En zo kan ook het eigene van Nijmegen, de couleur locale, onderscheidend blijven. Het stadsgesprek wordt zo een instrument voor city branding waar de ondernemers zelf aan bijdragen. Het thema “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” Het thema ‘Maatschappelijke winst’ uit het vorige hoofdstuk werd het kortst besproken; het kwam ook het minst vaak expliciet aan de orde in de gesprekken. Toch is het moeilijk om je een stad zonder ondernemers voor te stellen. Over hun bijdrage is veel meer te vertellen, zoals ook uit de rest van het verhaal blijkt. We denken dat “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst” als uitnodiging voor een gesprek te abstract of te meta was, of op de een of andere manier te links was vanwege het woord ‘maatschappelijk’, of ondernemers direct bescheiden maakte vanwege datzelfde woord; de verwachting kan ontstaan dan je als ondernemer dan ook meteen de ‘ideale maatschappij’ brengt (dat beeld van die Messias) en dat is een last die geen enkel individu op zijn schouders kan nemen (in Basten (2014) wordt dit teruggebracht tot de meer haalbare mogelijkheid om aan de maatschappij van je eigen keuze te werken). Allerlei concretiseringen als ‘levendig’ en ‘dienstverlenend’ waren gemakkelijkere thema’s om over uit te wisselen. AANBEVELING: Een vervolg op het stadsgesprek kan zich beter op heel concrete thema’s richten, die ook nog eens de ondernemer aan zijn eigen plek verbinden. Dat betekent dat er duidelijkheid moet zijn over thema en locatie, bijvoorbeeld zo:
Thema Levendigheid Duurzaamheid
Locatie Bloemerstraat
Honigterrein
Binnenstad
Het stadsgesprek als overkoepelend geheel brengt dan bijvoorbeeld samen: straatgesprek ‘Bloemerstraat en levendigheid’, terreingesprek ‘Honigterrein en levendigheid’ en gebiedsgesprek ‘binnenstad en levendigheid’. Op het niveau van straat en gebied zijn er diverse ondernemers die al van nature een verbindende rol spelen. Het is daarom goed mogelijk om aan de ondernemers te vragen wat zij zelf belangrijk vinden en hen dan daar ook de uitnodiging voor te laten doen. Dat was ook het oorspronkelijke ontwerp van ons stadsgesprek. In een vervolg kan dat ontwerp (abstract thema voor de hele stad) beter opgesplitst worden in overzichtelijke deelgesprekken (concrete thema’s voor kleinere gebieden). Het is te overwegen om hier ook andere belanghebbenden bij te betrekken, zoals bewoners en bezoekers. Door veel thema’s en locaties bijeen te brengen, ontstaat alsnog “De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst”, editie Nijmegen.
13
Geraadpleegde literatuur Aarle, S. van, J. Bardoel, W. Blommensteijn, T. Heijmans, A. Raatgever, R. Romijn & J. Weltevreden (2014) Winkelgebied van de toekomst. Platform31 in opdracht van Detailhandel Nederland en G32. Basten, F.M.R.C. (2010a) Open deuren in Haagpoort. Eindrapport van een wijkonderzoek in opdracht van woningcorporatie WonenBreburg. Basten, F.M.R.C. (2010a) Open deuren in Tuinzigt. Eindrapport van een wijkonderzoek in opdracht van woningcorporatie WonenBreburg. Basten, F.M.R.C. (2014) De ondernemer als maatschappelijke (aan)winst. Blog naar aanleiding van het gelijknamige congres georganiseerd door Stichting Eigentijdse Verbindingen. (te vinden op http://campusorleon.nl/blog/de-ondernemer-als-maatschappelijke-aanwinst) Nijmegen (2014) Coalitieakkoord 2014-2018. Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend. Nijmegen, mei 2014.
14