Beknopt overzicht stedelijke ontwikkeling Nijmegen
Stad van het verloren verleden KEES PETERSE
De namen Ulpia Noviomagus en Numaga herinneren aan een rijk verleden waarvan in Nijmegen boven het maaiveld weinig bewaard is gebleven. Veel m.eer wordt het karakter van de stad aan de Waal bepaald door de 19deeeuwse ring, de wederopbouw van het centrum en de gesaneerde Benedenstad.
nederzetting het recht om markt te houden. Vandaar waarschijnlijk de naam Noviomagus (nieuwe markt). In de laatste periode van de Romeinse aanwezigheid (260/270-400 na Chr.) werd Ulpia Noviomagus in het Waterkwartier verlaten. De burgerbevolking trok zich ter verdediging tegen de oprukkende Germanen terug op en rond de Valkhofheuvel. Ofschoon opgravingen een steeds completer beeld geven van de Romeinse aanwezigheid, is er boven het maaiveld bitter weinig bewaard gebleven. Vooral in de 16de en 17de eeuw zijn de laatste resten tufsteen verdwenen. Alleen in het wegenpatroon bestaat een zekere continuïteit. Palts en burcht
Kronenburgerpark met toren. Ofschoon het Rijk van Nijmegen al bewoners heeft gehad vanaf de Nieuwe Steentijd, laat men de stedelijke geschiedschrijving van Nijmegen aanvangen bij de Romeinse overheersing. Ulpia Noviomagus De Romeinse aanwezigheid in Nijmegen strekt zich uit over een periode van vier eeuwen. De eerste fase (12 voor Chr. tot 70 na Chr.) stond in het teken van de vestiging en consolidatie van de Romeinse macht. In deze periode bevond zich op het
huidige Valkhof de Gallo-Romeinse nederzetting Oppidum Batavorum, die bevolkt werd door kolonisten uit het zuiden. Vanaf de tijd van keizer Augustus hadden de Romeinen bovendien een groot legerkamp op de Hunnerberg. Na het neerslaan van de Bataafse Opstand (70 na Chr.) brak er voor de Romeinen een periode aan van vreedzame overheersing. In die tijd bevond zich een kleiner castra op de Hunnerberg en een Bataafs-Romeinse nederzetting in het huidige Waterkwartier. In 104 na Chr. kreeg de burgerlijke
Met de komst van de Germanen verdween de stedelijke cultuur uit deze regio. Over de periode tijdens en na de grote volksverhuizingen is weinig bekend, al zijn er sporen van bewoning in de Frankische tijd. Vanaf het midden van de achtste eeuw maakt Nijmegen, toen Numaga geheten, opnieuw deel uit van een groot Rijk, namelijk dat van Karet de Grote. Deze liet op de Valkhofheuvel binnen de omheining van het voormalige Romeinse castellum een palts bouwen. Sedert 92 5 maakt Nijmegen deel uit van het Duitse Rijk; de Ottoonse keizer Otto II verbleef meermalen in de palts van Nijmegen. In 1030 liet de Salische keizer Koenraad II op het Valkhof de St. Nicolaaskapel (de zogenaamde Karolingische kapel) bouwen. In deze tijd, en vermoedelijk al voor het jaar 1000, bevond zich westelijk van de Valkhofheuvel een burgerlijke nederzetting. Deze kwam evenwel nauwelijks tot bloei, omdat hiervoor de economische voorwaarden ontbraken. Hierin kwam pas in de 12de eeuw verandering toen Nijmegen ten koste van Tiel een belangrijke positie kreeg in de overslag van stapelgoederen. Vanaf 1152 werd de door brand zwaar beschadigde palts in opdracht van keizer Frederik Barbarossa omgevormd tot een reusachtige burcht. Uit deze tijd stamt ook de burchtkapel, waarvan de absis nog bewaard is gebleven. Verplaatsing van het centrum
Toen Nijmegen in 1230 stadsrechten kreeg, waren de hellingen van de Benedenstad goeddeels bebouwd. Het centrum van de toenmalige stad bevond zich aan de voet van de Grotestraat. De eerste omwalling dateert van ongeveer 1300 en omvatte heel globaal het gebied tussen het Valkhof
Oranjesingel met herenhuizen van de architect G. Buskens (circa 1896). en de St. Stevenskerk. In de loop van de 13de eeuw werd de stedelijke bebouwing uitgebreid met het plateau in het zuiden. Oorspronkelijke landwegen als de Burchtstraat en de Broerstraat gaven nu toegang tot het centrum. De parochiekerk op het voorterrein van de burcht, gewijd aan St. Steven, was al verplaatst naar het meest westelijk gelegen plateau van de heuvelrug, de Hundisburg.
verschillende fasen nog ruime aandacht (Menno van Coehoorn 1700). De Valkhofburcht wordt in 1796 per opbod verkocht om dienst te doen als tufsteengroeve. Alleen de twee kapellen bleven door tussenkomst van J. In de Betouw gespaard. Door de vestingstatus zijn enkele moderne ontwikkelingen aanvankelijk aan Nijmegen voorbijgegaan. De stad
miste de eerste industrialisatie, omdat daar binnen de vesting nauwelijks plaats voor was en er buiten de vestingwerken om strategische reden niet in steen gebouwd mocht worden. Ook werd Nijmegen veel later dan concurrent Arnhem aangesloten op het landelijk spoorwegnet. Tenslotte leverden de sterk vervuilde stadsgracht en de grote dichtheid van de bebouwing ernstige problemen op voor de
In 1473 werd Nijmegen belegerd door Karel de Stoute, waarbij de omwalling ernstige averij opliep. Deze werd vervangen door een nieuwe walmuur, waarvan in het Kronenburgerpark nog resten te zien zijn. Ook de Kronenburgertoren dateert uit die tijd. De 15de eeuw vormde het hoogtepunt in de bloeiperiode van de Hanzestad Nijmegen. Vestingstatus als belemmering In 1591 wordt Nijmegen definitief Staats (Reductie van Nijmegen). De wisselende heerschappij in de stad en de oorlogshandelingen hadden ernstige gevolgen voor de economische positie van Nijmegen als doorvoerhaven. In de 17de eeuw was de sociaal-economische positie van de stad wankel. Op stedenbouwkundig gebied verandert er weinig meer. Daarentegen kregen de verbetering en uitbreiding van de vestingwerken in
Kruising Broerstraat en Burchtstraat met rechts het gebouw van V & D.
volksgezondheid. Pas in 1874 werd met het aannemen-van de nieuwe Vestingwet een einde gemaakt aan de vestingstatus. Singels en radialen Het nieuwe Nijmegen moest vooral een stad worden voor welgestelden: renteniers en oud-Indiëgangers. Voor de nieuwe gordel, die op de plaats kwam te liggen van de inmiddels gesloopte vestingwerken, zijn verschillende plannen gemaakt (plan van uitleg). Uiteindelijk is het ontwerp van Eert Brouwer vanaf 1880 uitgevoerd. Dit bestond uit een stelsel van brede singels (Oranjesingel, Nassausingel en Kronenburgersingel) en radialen (St. Annastraat, Graafseweg, Groesbeekseweg en Berg en Dalseweg). Verder voorzag het plan in de aanleg van het Keizer Karelplein als knooppunt en een tweetal parken in Engelse landschapsstijl (Rosseels 1880): het Kronenburgerpark en het Hunerpark. Hier werden delen van de vestingwerken gespaard ter verhoging van het romantisch karakter. Aan de brede singels en radialen werden de woningen gebouwd voor de welgestelden, villa's en herenhuizen, waarvan er vele bewaard zijn gebleven. De secundaire wegen binnen de door singels en radialen afgebakende gebieden boden daarentegen plaats voor eenvoudiger woningen. Rond de eeuwwisseling ontstond de eerste volkswoningbouw. De nieuwe uitleg stond in het teken van de eclectische bouwstijl. Kerken werden vooral gebouwd in neogotische stijl, terwijl voor de herenhuizen de neorenaissance meer geliefd was. In het begin van de 20ste eeuw werd dit beeld gecompleteerd met architectuur van art nouveau, rationalisme en Amsterdamse School. Stad zonder hart Voor de Tweede Wereldoorlog was Nijmegen een aantrekkelijke stad met een historisch centrum, een monumentale 19de-eeuwse ring en arbeiders- en middenstandswijken: Willemskwartier, Waterkwartier en Schildersbuurt. Deze laatste zijn gebouwd in verband met de grote bevolkingsaanwas. Met het bombardement van 22 februari 1944 verloor de stad van de ene op de andere dag haar centrum. Direct na de oorlog zijn onder leiding van Siebers, Verhagen en Fokkinga, representanten van de Delftse School, plannen gemaakt voor de wederopbouw. Uiteindelijk is gekozen voor het plan dat in hoofdlijnen voorzag in een herstel van het oorspronkelijk stedelijk weefsel, zij het met de introductie van Plein '44. De architectonische uitwerking stond onder supervisie van W.J. Gerretsen. De architectuur die toen tot stand is gekomen, is veelal
Gesaneerde Benedenstad met op de achtergrond de St. Stevenskerk.
traditioneel, maar ook meer.'moderne' invullingen zijn gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan is het gebouw van V & D aan de Grote Markt, waar tevergeefs geprobeerd is aansluiting te vinden bij de middeleeuwse perceelindeling. Sanering Benedenstad De middeleeuwse Benedenstad, die met de aanleg aan de Waalbrug (1936) nog verder geïsoleerd werd, is lange tijd verwaarloosd. Toen in de jaren '70 en '80 de sanering uiteindelijk vorm kreeg, bleek een groot gedeelte van de bebouwing inmiddels gesloopt te zijn. Andere panden verkeerden in een reddeloze staat. Feitelijk herinnert vooral het gerespecteerde stratenpatroon, samen met een aantal gerestaureerde panden, aan de oorspronkelijke situatie. Dominant in de Benedenstad is de architectonische invulling van de Nijmeegse architect Pouderoyen (o.a. Grotestraat). Verdere urbanisatie Ook Nijmegen toont de sporen van een voortschrijdende verstedelijking.
Nieuwbouwwijken als Dukenburg en Lindenholt weerspiegelen de toenmalige stedenbouwkundige en architectonische opvattingen en vormen min of meer zelfstandige enclaves binnen de gemeente. In tegenstelling tot de 19de-eeuwse ring dragen zij weinig bij aan de identiteit van de stad. Massawoningbouw in liefst lage dichtheden, grotere mobiliteit, voortgaande decentralisatie en een betere infrastructuur spelen vandaag een rol in de stedenbouwkundige planvorming, waarin ook het gebied aan de overkant van de Waal is betrokken (plan Waalsprong).
Literatuur Bron: Stad aan de Waal. Nijmegen van Romeinse tot moderne stad (Nijmegen 1994). Met dank aan drs. Hettie Peterse en drs. Louis Swinkels. Kees Peters is archeoloog en architect te Nijmegen.
In Nijmegen sterk draagvlak voor monumentenzorg JAAP KAMERLING
Nijmegen is energiek bezig zijn monumentenbestand op te knappen. Per jaar tussen de 60 en 10 panden of onderdelen daarvan, met name in de redelijk gave 19de eeuwse uitleg met zijn fraaie stedenbouwkundige opzet en sierlijke architectuur, die gebouwd werd na de sloop van de oude stadswallen eind vorige eeuw.
bouw zou verrijzen. Over uiterlijk en kwaliteit van deze nieuwbouw verschillen architectuurminnaars van mening maar in elk geval kloppen schaal en maat redelijk met de nog oorspronkelijke bebouwing van de Benedenstad. Stadsvernieuwingsfonds Ook de vele monumenten in de oude Lange Hezelstraat worden successievelijk aangepakt. De grote uitdaging zit hem nu echter in de 19de eeuwse schil op en buiten de voormalige stadswallen. Het opknappen daarvan wordt gefinancierd uit het Stadsvernieuwingsfonds. Destijds nam, vertelt Theeuwes, wethouder Hompe van Monumentenzorg terecht de stelling in, dat stadsvernieuwing en monumentenzorg twee loten aan dezelfde stam zijn. Maar dat fonds droogt in het jaar 2005 op. Hoe moet het daarna? Theeuwes: 'Door een nog meer gerichte aanpak en door het stellen van prioriteiten. Vast staat in elk geval, dat ook na 2005 er binnen de gemeenteraad een groot draagvlak bestaat voor het op peil houden van monumentenzorg en stadsvernieuwing.'
De Prins Hendrikkazerne, Foto Thea van den Heuvel.
Dat vernemen we van Mare Theemves, ambtenaar van de Sectie Monumenten van de gemeente. Theeuwes vertelt met voldoening, dat de ruim honderd grote rijksmonumenten merendeels al zijn gerestaureerd. Daar is in de Wederopbouwperiode na de oorlog mee begonnen. De achterstand zit hem meer in de woonhuismonumenten en de jonge monumenten, die sinds 1988 prijken op de gemeentelijke monumentenlijst en zich vooral in de 19de eeuwse uitleg bevinden. Die achterstand wordt nu in flink tempo ingelopen.
Zoals bekend werd in de laatste wereldoorlog een groot deel van de oude binnenstad verwoest. De oude Benedenstad, die grotendeels gespaard is gebleven, werd in 1980 tot beschermd stadsgezicht verklaard en de restanten van de oude bouw zijn intussen gerestaureerd. De stukken daartussen in werden gerehabiliteerd door nieuwbouw te plegen maar dan wel binnen de oude rooilijnen en verkavelingen. Voor deze nieuwbouw stelde het Rijk in het kader van de stadsvernieuwing veel geld beschikbaar vooral omdat hier vooral sociale woning-
Beschermd stadsbeeld Hij raakt enthousiast als hij het over de 19de eeuwse schil heeft. 'In 1990 is dit.gebied tot beschermd stadsbeeld verklaard. Deze schil heeft een heel gaaf stedenbouwkundig en architectonisch samenhangend karakter. Alle gevels van de panden daar zijn nu geïnventariseerd voor wat betreft de beeldbepalende elementen. Bij de geselecteerde panden is van al deze elementen- balkonnetjes, hekken, torentjes etc. - aangegeven welke in aanmerking komen voor gesubsidieerde restauratie. De particuliere bewoners voelen zich erg betrokken bij hun woning. Elke steiger in de buurt stimuleert buren om ook hun pand op te knappen. De waarde van de woningen in de buurt neemt dan ook aanzienlijk toe. Nijmegen beschikt ook over een eigen monumentenverordening, een monumentencommissie en een eigen lijst van bijna 500 monumenten. De monumentencommissie is niet
zoals in sommige andere steden geïntegreerd met de welstandscommissie maar beide houden wel sterk rekening met elkaar. 'Monumenten vragen nu eenmaal om een aparte afweging. Maar natuurlijk stemmen de commissies hun werk op elkaar af en de welstandscommissie beseft heel goed, dat bijvoorbeeld de 19de eeuwse uitleg een beschermd stadsbeeld is en dat nieuwbouw daar goed moet passen in dat beeld.' Beschermde kerken Nijmegen is rijk aan bepaalde categorieën monumenten als kloosters, kerken en kazernes. Hoe staat het bijvoorbeeld met de kerken? 'Er staan er 11 op de Rijksmonumentenlijst. Op de gemeentelijke lijst, die in nauwe samenwerking met monumentenorganisaties als Numaga, Heemschut en het Cuypers Genootschap is samengesteld, stonden er aanvankelijk zes maar dat aantal is uitgebreid met de Maria Geboortekerk, de St.Jozefkerk, onderdelen van de St.Stephanuskerk en de St.Antonius/St.Annakerk. De laatste kerk is inmiddels gerestaureerd. De Maria Geboorte staat in de steigers. De restauratie van de St.Jozef is bijna klaar en voor die van de St.Stephanus is geld gereserveerd.' De gemeente vond al deze kerken erg belangrijk voor het stadsbeeld en stelde 3 miljoen beschikbaar voor restauratie ervan, uitgesmeerd over zes jaar. Theewes wijst met name op het prachtige Tborop-raam in de St.Jozef, dat binnenkort zal worden teruggeplaatst. De St.Stephanus is gebouwd door P. Cuypers jr. en bevat fraaie mozaïeken en glas-in-loodramen vanjoan Collette, de grootvader van uw medewerker.
leegstaande en -komende kerken in en rond het centrum pas redelijk laat aan de orde gekomen. Dat viel gelukkig samen met de in de jaren '80 op gang gekomen waardering voor de neostijlen. Het zoeken naar nieuwe passende functies is vooral een probleem bij katholieke kerken. Dat neemt niet weg, dat voor dé protestantse Opstandingskerk, die het kerkbestuur wil verkopen, nog geen nieuwe bestemming is gevonden, zodat deze moderne kerk met sloop wordt bedreigd. De monumentencommssie vond de kerk niet bijzonder genoeg om hem voor de gemeentelijke monumentenlijst te kandideren.
'Door de verwoesting van een aantal grote neogotische kerkgebouwen in de binnenstad is de problematiek van
Kazernes Hoe zit het met de kazernes in Nijmegen, bijvoorbeeld die indruk-
DeVereeniging. DiaGem. Nijmegen.
De St.Annastraat. FotoGem. Nijmegen.
wekkende Prins Hendrik-kazerne met zijn 'zorgvuldige schakering van op elkaar inspelende bouwmassa's'? Theewes: 'Die kazerne, een oude KNIL-kazerne, is grootscheeps gerenoveerd en de toren is gerestaureerd. Over de Krayenhoffkazerne heeft de monumentencommissie geadviseerd deze te beschermen. Een van de mogelijkheden voor herbestemming is het inbouwen van appartementen.' Restauraties Noemt u nog eens enkele (recente) restauraties? 'Het prachtige gebouw de Vereeniging, dat onder andere met Europees geld is gerestaureerd en twee molens de St.Annamolen en de Witte Molen. Beide molens zijn nog in bedrijf en leveren meel aan de bakker. En dan het pand aan Ridderstraat 1-3, waarin appartementen zijn gekomen. Er is daar uitgebreid bouwhistorisch onderzoek gedaan en ook de stadsarcheoloog heeft er gegraven. De oude bouwsporen zijn voor zover mogelijk zichtbaar gemaakt in de gevel en onder glazen platen. Dan zijn er de kerken, die ik al noemde- men is nog bezig met de Maria Geboorte en de St.Jozef- en verder zijn er de vele woonhuizen, die in restauratie zijn.' Nijmegen heeft geen Stadsherstel als restaurerende instelling? 'Er is wel een Stichting Stadsherstel en die heeft in het verleden enkele panden in de Benedenstad gerestaureerd maar deze stichting is niet zo actief als bijvoorbeeld Stadsherstel in Amsterdam of het Wijnhuisfonds in Zutphen. Misschien komt het hier nog wel eens van.' Bij het Valkhof zag ik dat daar een nieuw museum in aanbouw is? 'Dat wordt het nieuwe museum voor
kunnen overwegen hem op de lijst te zetten.' Dat geldt voor veel meer jonge bouwwerken zoals bijvoorbeeld het unieke Goffert-stadion met het bijzondere stadionpark erom heen. Er zijn plannen om het oude theehuis in het park te restaureren. Prijsvragen
De Groenestraatskerk(St.Antonius/St.Anna) in de steigers. Archeologie en Moderne Kunst van architect Ben van Berkel. De verzamelingen van de Commanderie van SintJan en Museum Kam gaan daarheen. De archeologische vondsten, die de laatste tijd worden gedaan, zullen waar mogelijk een plek vinden in het museum.' Station
In de stationshal staat een maquette van het oude station van Rijksbouwmeester C.H. Peters, de man van de posdcantoren
zoals dat van Amsterdam, nu omgetoverd in een winkelcentrum. Jammer, dat dit station is gebombardeerd maar het 'nieuwe' station van Sijbold van Ravestein is ook de moeite waard? 'Het staat nog niet op de gemeentelijke lijst maar er wordt bij de komende uitbreiding wel zuinig mee omgesprongen. Vooral de toren is erg markant. Je zou, nu voor veel bouwkunst uit de Wederopbouwtijd de 50-jaren grens nadert (nog altijd de voorwaarde om Rijksmonument te worden J.K.) moeten
Over de nieuwbouw in Nijmegen is niet iedereen even goed te spreken. Uw stadskantoor recht tegenover het station is buitengewoon lelijk en dat nieuwe gebouw vlak naast De Vereeniging lijkt me ook niet geslaagd. Wat doet Nijmegen om de kwaliteit van zijn nieuwbouw te verbeteren? 'Er worden steeds vaker prijsvragen onder architecten gehouden en dat werpt z'n vruchten af. De nieuwbouw, die op het Hessenberg-terrein is gepland ziet er bijvoorbeeld spannend uit, evenals de nieuwbouw langs de Stieltjesstraat.' We hopen met Theeuwes, dat het inderdaad 'spannend' wordt bij de Hessenberg maar hebben onze twijfels.' Een vraag nog tenslotte. Is de formatie van afdeling Monumentenzorg (2.5 plaats) niet wat klein? 'Is niet groot inderdaad maar de afdeling wordt licht uitgebreid en dan hebben we daarnaast twee eigen archeologen in dienst, een van de twee speciaal i.v.m. de Waalsprong, die Nijmegen wil gaan maken om verder te kunnen groeien.'
Aannemingbedrijf
J. KNEPPERS Zeeburgerpad 49 1019 AB Amsterdam 020-6940306
STICHTING VAKGROEP RESTAURATIE
10
restauratie onderhoud verbouw schilderwerken nieuwbouw
Stadsvernieuwing in de binnenstad niet altijd opwekkend
Ook treurnis in Nijmegen BERT FRANSSEN Een middagje Nijmegen. Een wandeling door de stad bij vier graden vorst, met Margajetten, secretaris van de Provinciale Commissie Heemschut Gelderland. Niet de oude binnenstad is onze interesse, maar de naoorlogse nieuwbouw. Het wordt in zekere zin een middagje treuren. Treuren om- de teloorgang van de prachtige stad, die Nijmegen vóór de oorlog was. Maar van de naoorlogse invullingen die totstandgekomen zijn, word ik ook niet opgewekt. Margajetten ook niet, maar ze heeft mijn fatalistische instelling niet. Ziet vaak nog wel een paar positieve kanten. Benedenstad. Overigens begon de Benedenstad, die vroeger Onderstad heette, al sinds het einde van de vorige eeuw te verloederen, toen de rijke mensen naar de Bovenstad trokken en kreeg in de jaren '30 een klap, toen de Waalburg er kwam: toen ging het verkeer niet meer via het veer naar de overkant, wat bestaansrecht gaf aan de nering in de Benedenstad. Ondanks protesten van onder meer Heemschut - Ton Gijsbers is daar sterk bij betrokken geweest - zijn veel oude panden gesloopt, de monumentale waarde ervan zag men destijds niet in, er was hier niet eens sprake van oorlogsschade.'
Grotestraat, vroeger een straat van allure. Foto's Bert Franssen. We wandelen door de Grotestraat, niet zonder reden, want dit was vroeger dé Nijmeegse straat in de Benedenstad, met veel winkels. De recente nieuwbouw kan Margajetten niet bekoren. 'Dit is zoveel van hetzelfde, hè. In de Priemstraat hier vlakbij wordt deze zelfde architectuur gecombineerd met een stukje oud en dat was hier ook mogelijk geweest. Maar in de Grotestraat heeft men willens en wetens alles afgebroken vóórdat er een plan voor nieuwbouw lag. Er stonden vroeger huizen met allure, nu zie je alleen goedkopere huizen, maar de architect heeft toch zijn best gedaan om met beperkte middelen zoveel mogelijk variëteit aan te brengen, door hoogteverschillen is er bijvoorbeeld een speels effect. Helaas kun je de allure die de Grotestraat had niet terugbrengen met sociale woningbouw. Dat vind ik het ergste: dit was vroeger dé winkelstraat van Nijmegen met prachtige puien, maar men heeft niet geprobeerd om hier iets extra's terug te brengen. Het is een straat zoals alle andere. En dat wreekt zich nu, want dit is dé doorsteek van de
Bovenstad naar de Waalkade, die men nu geweldig aan het promoten is. Dat lukt ook wel aardig, maar de verbinding, de Grotestraat, is niks, het meest schrijnende voorbeeld van sloop in de
Oude rooilijnen gehandhaafd 'Er zijn zoveel plannen geweest voor de Benedenstad, dat je wél blij mag zijn, dat men uiteindelijk gekozen heeft voor woningbouw. Ze hebben ooit kantorenunits willen neerzetten. Er is best goed over de nieuwbouw nagedacht. Wat ik positief vind, is dat de oude rooilijnen werden gehandhaafd, daarvoor heeft men ook een prijs in de wacht gesleept. Het plan was dus wel goed, maar de invulling,
Priemstraat. Oude huizen, gecombineerd met nieuwbouw.
11
bouw ontdekte Romeinse muur, uniek in Nederland, gesloopt?' Ook de vele moderne woonblokken aan de Waalkade overleven Marga's kwaliteitstoets niet, maar het dieptepunt is een patatkraam. 'Dat is dé miskleun van Nijmegen van de laatste jaren. Het was eerst een gewone frietentent, bij hoogwater kon je er niet bijkomen. Op een gegeven moment heeft men toestemming gegeven om op de kademuur daarboven een vast verankerd gebouwtje van twee verdiepingen te maken, een mal optrekje op het mooiste plekje van Nijmegen!'
Patatkraam aan de Waalkade: de miskleun van de laatste jaren. de uitvoering mist kwaliteit. Er is hier en daar te veel beknibbeld met het doel de kosten zo laag mogelijk te houden. Nieuwbouw 't best samen met oudbouw De nieuwe invulling is het meest geslaagd waar men op het laatste nippertje ook nog oude panden heeft weten te behouden. Ik vind in het algemeen dat je terughoudend moet omgaan met nieuwe invullingen, doe het niet zo rigoureus.' We komen langs de Priemstraat. 'Hier is men veel terughoudender geweest. Oude panden zijn bewaard gebleven, men heeft hier en daar nog een oud huis, en ertegenover een wand met nieuwbouw.' Aarzelend kan Marga Jetten nog enkele moderne panden in de binnenstad aanwijzen die haar kwaliteitstoets min of meer kunnen doorstaan. De meeste zijn grauw, middelmaat, zonder kraak of smaak, al zijn dat niet haar woorden.
De meest geslaagde nieuwbouw aan de Waalkade. 12
Deventer 'In Deventer hebben ze het veel beter gedaan. Het voordeel van Deventer is dat ze de stad niet in de jaren '60, maar pas later hebben aangepakt. Daar waar in steden doorbraken zijn gemaakt, rigoureus is afgebroken waar we nu spijt van hebben: dat is allemaal jaren '60! Maar daar waar men geen geld had om eraan te beginnen, is men nu het gelukkigst af. In de jaren '70 ging men zich pas realiseren waar men mee bezig was en toen was het voor veel plannen al te laat.' We lopen langs de Waal, over de Waalkade, Nijmegens waterfront, dat 's zomers vol terrassen is. Daar is niet zo lang geleden het Casino verrezen. 'Over het Casino is heel erg nagedacht, in de parcellering van het gebouw heeft men willen teruggrijpen op de herenhuizen die er gestaan hebben, maar toch staat het er als een blok, een massaal gebouw; waarom is het niet geworden wat ervan verwacht werd? Waarom heeft men de bij de
Masterplan Er wordt nog steeds gesleuteld aan de Nijmeegse binnenstad. Zo is er een ver reikend en al aangenomen masterplan van de Amsterdamse stedenbouwkundige Sjoerd Soetersvoor een doorsteek tussen twee winkelstraten, de Burchtstraat en de Ziekerstraat. De doorsteek zelf moet ook een winkelstraat worden, over twee verdiepingen. Marga Jetten: 'Een rigoureus plan omdat de doorsteek dwars door en over alles heen gaat. De nieuwe straat gaat via een gigantische poort onder het oude Arsenaal door, nu gemeente-archief, en komt verdiept te liggen, met twee verdiepingen winkels. Men wijst op voorbeelden elders. Rotterdam, doorkijkjes in Italië, besloten pleintjes, de werfkelders in Utrecht. Maar men ondergraaft wel een monument, het Arsenaal, gaat dwars door de funderingen heen. Men maakt geen gebruik van het al bestaande winkelcentrum Mariënburg, de doorsteek moet daar zonodig langs lopen, vervelend voor dat winkelcentrum, en en passant worden nog eens twee aardige 19deeeuwse gevels aan de Ziekerstraat gesloopt. Ze slopen ook het pand van de Sociale Dienst, dat op zich best aardige architectuur is, een veel aardiger gebouw dan het politiebureau, dat wél blijft staan. Het plan had zoveel subtieler kunnen zijn. Ik zou meer hebben laten staan en gebruik hebben gemaakt van de bestaande mogelijkheden. De doorsteek van het Arsenaal is zo kunstmatig, dat had ook op een andere manier gekund. De Mariënburgkapel komt nu vrij geïsoleerd op een plateau te staan, vanwaar je tegen een verdiepte straatwand aankijkt. Maar de kapel heeft nooit op een plateau gestaan! Al ben ik het er wel mee eens dat er iets met de omgeving moet gebeuren. Door de afsluiting van het Mariënburgplein geef je vervolgens de Mariënburgsestraat en de Hertogstraat op, die zullen verpauperen als er nieuwe winkels in de doorsteek komen. Het heeft allemaal zo zijn gevolgen.' De Nijmeegse monumentencommissie heeft helaas in meerderheid voor het plan gestemd; Heemschut en de Nijmeegse Historische Vereniging Numaga waren tegen.
Hessenberg-gat: geplande nieuwbouw veel te grootschalig. Oranjesingel Met de auto - het is 4 graden onder nul - rijden we over de Oranjesingel, mooie statige straat met liefst zes bomenrijen. Daarvan moesten er in de visie van de gemeente twee wijken. 'De singel moet dienst doen als hoofdader voor het busverkeer. De bus moet de stad uit, daarvoor moeten goede mogelijkheden zijn en daarom wilde men twee van de zes bomenrijen opofferen. Het hele profiel is dan naar de knoppen. De Oranjesingel is een van de mooiste singels van Nijmegen, valt
Dwars onder het Arsenaal gaat nieuwe straat lopen.
in het beschermde stadsbeeld. Als hier veel bussen over rijden, zouden ook bomen van de resterende rijen er wel eens aan kunnen gaan. Er is veel protest tegen het plan gerezen. Een alternatief plan, onder andere gesteund door de groene politieke partijen, bewoners en Heemschut, maakt nu een goede kans. Voorgesteld is om de ventwegen van die brede straat als busbaan te gebruiken en de parkeerplaatsen aan de ventwegen op te heffen. Daar zijn de vele kantoren uiteraard niet gelukkig mee. Maar het is een redelijk alternatief.'
Te hoge flats We naderen de westelijke rand van het beschermde stadsgezicht. Daar staat iets heel curieus te gebeuren. 'Hier aan de Kronenburgsingel, aan de rand van het beschermde gezicht, bouwen ze veel te hoge flats met twaalf verdiepingen. Hebben we als Heemschut tegen geprotesteerd, want waar ben je als stad mee bezig? Als je een beschermd gezicht hebt, hou je toch ook rekening met de rand van dat gebied?' Hessenberg-gat We lopen iets verder, naar het Hessenberg-gat, waarvoor ook een plan bestaat. 'Bij het plan Hessenberg is iets soortgelijks aan de orde. Er komen zes futuristische flats van 6 verdiepingen hoog, veel te grootschalig op deze plek in de binnenstad. Het weeshuis met zijn middeleeuwse kern moet hiervoor wijken, waar we tegen geprotesteerd hebben, een rij huizen aan de Kroonstraat moet wijken, en het niveauverschil wordt danig aangetast - van oudsher is het een heel markant hellend terrein - omdat men één grote bak wil plaatsen die functioneert als garage. Het ergste is dat men bereid is het bestemmingsplan aan te passen en op een puntje met uitzicht op het Kronenburgerpark eert hoogte van meer dan 30 meter toestaat. Maak hier een leuk binnenterrein van waar mensen kunnen vertoeven, met de contouren van de kapel! Gebruik de oude structuur!'
13
Stadswandeling door Keizerstad Nijmegen:
'Zo aangenaam als welgelegen' JAAP KAMERLING
In 't edel lustig Gelderland, Alom befaamd door zijn Landsouwen, En vruchtb're Beemden, dicht beplant, Gans schoon en lustig in 't beschouwen, Is een vermakelijke Stad, Zo aangenaam als welgelegen, Die van de Aloudheid, als een schat, Ons ov 'rig is, genaamd Nymegen: Een schone Stad, een plaats, alom Vermaard door hare ouderdom.
Rond de St.Stevenskerk. Foto's Jaap Kamerling,
14
De beginregels van een dichtwerk uit 1738, dat de dichter H.K.Arkstee aan de Karelstad wijdde. Deze mooie op heuvels aangelegde stad aan de Waal, de oudste stad van ons land, heeft heel wat heersers binnen zijn muren zien komen en gaan. Bataven, Romeinen, Franken, Noormannen, Spaanse, Staatse, Franse en Duitse troepen bezetten, vaak op gewelddadige wijze, achtereenvolgens deze strategisch zo belangrijke stad.
Het Besiendershuisje.
Dit heeft natuurlijk geen gunstige invloed gehad op het aantal historische gebouwen. Vooral de laatste oorlog veranderde grote delen van de stad in puinhopen. Maar toch is het herbouwde Nijmegen een bezoek meer dan waard. Alleen al het schitterende uitzicht vanaf de Belvédère bij de historische Valkhof loont de moeite van een bezoek ruimschoots. Heemschut stippelde, aan de hand van de gids '80 stadswandelingen' van de
De Markt met op voorgrond beeldje Marieke van Nimwegen. ANWB uit 1980, een prachtige wandelroute voor u uit van ongeveer zes km. Als u met de trein in Nijmegen aankomt op het bekoorlijke bakstenen station van Sybold van Ravestein - het veel mooiere station van oud-rijksbouwmeestet Peeters (zie de maquette in de hal) is in de oorlog verwoest - moet u maar even niet naar het lelijke gebouw van ANWB en de Dienst Volkshuisvesting aan de overkant kijken. U laat dat gebouw links liggen en loopt rechtuit langs de Burg. van Schaeck Mathonsingel. Aan de linkerkant fraaie villa's in gebruik als kantoor, rechts wat saaie flats. Aan het eind van de singel het monumentale Keizer Karelplein met op het middenplantsoen het standbeeld van Karelde Grote. Linksaf over de Nassausingel wandelt u naar het fraai aangelegde Kronenburgerpark, een oud stadspark, dat op onnederlandse wijze afdaalt naar het oude stadshart. U loopt in de lengterichting door het park naar beneden en passeert de Kruittoren, een ronde vestingtoren uit 1425. Aan het eind van het park loopt u rechtsaf de Lange Hezelstraat in, na het bombardement van Nijmegens centrum in 1944 een van de weinige overgebleven oude winkelstraten. Achterom kijkend ziet u het aardige bakstenen poortviaduct van NS. U loopt het vijfde zijstraatje linkerzijde, de Begijnenstraat, in. Een schilderachtig straatje, geplaveid met oude klinkers. U komt langs een aardig poortje van het vroegere Protestantse Kinderweeshuis uit de 16 de eeuw. Als u langs het huis loopt en links even de tuin in gaat ziet u een tweede poortje,
nog wat sierlijker: dat naar het Katholieke Weeshuis. Terug naar de straat en even doorlopen en de tweede zijstraat rechts, de Lange Brouwerstraat in en daarna de tweede straat rechts, de Ganzenheuvel in, tot de Lange Hezelstraat. Linksaf door de Stille Hezelstraat gaat u omhoog naar de Grote Markt. Een intiem marktplein met fraaie monumenten w.o. de Waag, een mooi renaissancegebouw uit 1612 in Hendrick de Keyserstijl, gerestaureerd in 1977. De strakke gevels van V & D en Hema doen afbreuk aan de sfeer van dit plein.
U wandelt eerst even verder de Burchtstraat in tot het stadhuis. Op de kruising met de Groote Straat ligt in het midden van de straat in het plaveisel de Blauwe Steen, die de plaats aangeeft, waar vroeger de beul zijn werk deed. Het stadhuis is 'n juweeltje van renaissancearchitectuur met gotische invloeden uit de 14de eeuw. Herbouwd in 1554 en in 1954 nadat het in de oorlog geheel was uitgebrand, waarbij de hele voorgevel verloren ging. Dan loopt u weer terug naar de Markt en loopt door een poortje uit 1605 in een prachtige renaissancegevel
sg3m
VHEBIOGENBOSCH//
VENL
15
v
Tientlem\
S
pad voert in de richting van de uit het Hunnerpark oprijzende Belvédère. Het gaat hier steil omhoog naar de Belvédère. (Pas op, er zijn hier paadjes en trapjes, die vrij steil zijn of soms schuin naar de zijkant afhellen). De Belvédère is een overblijfsel van de middeleeuwse stadsommuring, in de 1646 verbouwd tot uitzichttoren. Aan de gevel het reusachtige stadswapen van Nijmegen. Hier heeft u welicht het mooiste panorama van heel Nederland. Op Waal, Waalbrug en landouwen tot aan de einder. Bij de Belvédère loopt u over een bakstenen viaductje en vervolgens rechtdoor. Links van het pad beneden in het Hunnerpark ziet u het standbeeld van Petrus Canisius, een van de eerste noordnederlandse Jezuïeten, in 1521 in Nijmegen geboren en in 1925 door paus Pius XI heilig verklaard. Het pad eindigt bij de St.Jorisstraat. Hier eindigt de wandeling. De verdere route op het kaartje is 'facultatief. Als u de St.Jorisstraat rechts uitloopt komt u weer in het oude centrum. Als u links loopt ziet u op de hoek met de St. Canisiussingel het kantoor van het VW, dat op een onhandige plek in de stad staat. Er is een oversteekplaats bij de kruising St. Jorisstraat/Canisiussingel als u naar het VW wil. Let ook op de markante kiosk aan de voet van het Hunnerpark. Lengte wandeling: 6 km. Duur: ± 2 uur.
was het toen in de stad van vandaag.' U loopt weer langs het Besiendershuis terug en ziet langs het Mussengas een trapje naar boven lopen. Wandel naar boven en u ziet een fraaie schildering aan een hoge muur. Loop de trap langs de muur (Lieve Vrouwentrappen) op en u komt op het Groene Balkon van de stad met fraai uitzicht op Waal en Waalbrug. Aan het eind van het Balkon vijf traptreden af en trap op en u bent op het historische Valkhof, een groene oase van rust, waar destijds de Bataven hun vesting hadden.(zie pag. 17) In het park ziet u de 11 de eeuwse Karolingische of St. Nicolaas Kapel en de ruïne van de 12de eeuwse St. Maartenskapel, ook wel Barbarossaruïne genoemd. Even voorbij de eerste kapel is een schitterend panorama op de Waal. Op een wit hek ziet u de speuk: Quem dabis haec possit qui dare cuncta locum. Ofwel: Weet gij mij een plaats te noemen, die op zoveel schoons kan roemen? De veldheer Claudius die de opstand van de Bataven tegen Rome leidde, zag hier destijds knarsetandend de Romeinse legerscharen naderen. Even voorbij de ruine van de St. Maartenskapel gaat u over een viaductje (brug) over de Voerweg. Aan het eind van dit viaduct (brug) loopt u door een fraai versierd hek met de tekst 'Ontmanteling van Nijmegen begonnen in 1870. Uideg der stad voltooid in 1885' direct linksaf. Het
omhoog naar de St. Stevenskerk, een romaanse kerk uit de 13de eeuw, later herbouwd in gotische stijl. Links tgo. de kerk de Latijnse school, mengsel van laatgothiek en renaissance. U loopt helemaal om de kerk heen en ziet vanaf nr. 44 aan de voet van de kerk de pittoreske kanunnikenhuisjes, gereconstrueerd rond 1970. U loopt de brede trappen af en volgt links het straatje Achter de Hoofdwacht richting Korenmarkt, nu een parkeerterrein, waaraan de onlangs fraai gerestaureerde Commanderie van St.Jan ligt. Een kloosterhospitaal uit de 12de eeuw, waarin nu het Gemeentelijk Museum is gevestigd met een unieke collectie over de kunst- en cultuurhistorie van de stad. U daalt het paadje met drie paaltjes rechts naast het museum af, even naar rechts (Pepergas) en dan linksaf richting Waal, daarna stuk rechtsaf de Steenstraat in, waar rechts het fraaie Brouwershuis staat. U loopt even verder en ziet dan het schilderachtige Besiendershuis liggen, een laatgotisch trapgevelhuis uit 1525. Aan de muur van een nieuw huis ernaast staat een tekst, die verwijst naar de rijke historie van de stad: 'Sta stil wandelaar en bedenk: meer dan vier eeuwen heeft Nijmegen behoord tot het Rijk der Romeinen. Uit die wereld liggen hieronder de resten van tufstenen muren, gebouwd aan de oever van de Waal in het grijze verleden. Zij stellen ons de vraag: hoe
putz
T -4
> ^SP
%& ~ 4Vx*^y IfjCxV / i~^
fe^. ^V vV -^iu»
1 ^-f Jfö^
^fe. 3*.
•A /
f/'
& l
arwo
x
x
/ /
Postbus 9
heemstede 023-5481581
Herbouw van het Valkhof: een (boze) droom? WILLEM JAN PANTUS
Wat is er nu mooier dan het verwezenlijken van een jongensdroom? Stelt u zich eens voor, de keizerpalts van Karelde Grote, de burcht van Barbarossa, roept u maar. Het kan echt, het is allemaal weer terug te halen, op een cultuurhistorisch verantwoorde manier, en het brengt nog geld op ook! Dat •was kon samengevat de boodschap die, begeleid door een uitstekend voorbereide PR-campagne, met pakkende slogans, computersimulatie en videopresentatie, door de Nijmeegse Valkhofoereniging in 1995 naar buiten gebracht werd.
De Sint-Nicolaas of Karolingische Kapel uit ca. 1047. Foto's A. Pantus. De gemeenteraad, geconfronteerd met dit plan, hoefde alleen maar groen licht te geven en de bouw zou van start kunnen gaan, zonder gemeenschapsgeld, zonder dure investering van de kant van de altijd noodlijdende gemeente. Een projectontwikkelaar zou zich ontfermen over het plan en van Nijmegens Akropolis een hoogwaardig centrum maken voor 'specialty-expo's' ten behoeve van produktpresentatie in combinatie met eenviersterren-hotelaccommodatie, aangevuld met 'thematische horeca' en
detailhandel. Dat alles, wel te verstaan, in het gewaad van een middeleeuwse burcht, met hoge donjon, dikke muren, trotse torens en kantelen. En zie wat er gebeurde: hadden burgemeester en wethouders bij een eerdere poging van diezelfde ValkhofVereniging in 1987/1988* nog laten weten, na adviezen te hebben ingewonnen bij onpartijdige deskundigen, dat zij een herbouw van het Valkhof vanuit cultuurhistorisch oogpunt onverantwoord vonden, nu er iemand
met een geldbuidel rammelde, werd het nieuwe herbouwplan bijna unaniem omarmd en met een positief advies bij de raad neergelegd. Weliswaar haalde de gemeente nog het 'innovatieve' instrument van de stadsraadpleging - een soort vrijblijvend referendum onder 1000 burgers - uit de kast, maar de uitkomst daarvan (43 % voor herbouw, 47% tegen) mocht niet meer baten: de raad stemde voorjaar 1996 in principe in met het herbouwplan, mits het de gemeente geen geld kost. Economisch motief voorop In afwijking van alle eerdere plannen staan ditmaal de economische aspecten op de voorgrond, en het is dan ook deze kant van de zaak die voor de raad bij zijn besluit de doorslag gegeven heeft. Het bedrijfseconomische plan dat aan de herbouw ten grondslag ligt, gaat immers uit van een PPS-constructie waarbij 70% van de stichtingskosten gedragen zal worden door private bedrijven en 30% uit Europese subsidies voor werkgelegenheid en toerisme zal moeten worden geput. Opmerkelijk is daarbij dat men het bedrag aan stichtingskosten van het enorme complex met zijn ingewikkelde structuur, civieltechnisch moeilijke locatie en de hoge eisen die er ten aanzien van het monumentale karakter aan gesteld worden, niet hoger dan 48 miljoen gulden inschat. Ter vergelijking: in Braunschweig spreken de initiatiefnemers bij een overeenkomstig plan tot herbouw van het in de Tweede Wereldoorlog totaal verwoeste slot over 120 miljoen DM, terwijl de plaatselijke overheid 180 miljoen DM eerder als realistisch aanmerkt. Als economische effecten van de herbouw van het Valkhof worden onder meer genoemd het stimuleren van de internationale handel, het toerisme en de werkgelegenheid, en ook wordt er een belangrijke 'spin-off verwacht. Het zijn deze aspecten die het mogelijk maken de stad 'weer een zichtbaar en historisch imago te geven'. Ook wordt er wel gesproken van het 'herstellen' van het stadssilhouet en zelfs van het 'ongedaan maken' van de geschiedenis, waarmee dan gedoeld wordt op de onfortuinlijke afbraak van de burcht in de nadagen van de Franse Revolutie, tegen de zin van de stad. Of in de woorden van de initiatiefnemers: 'De sfeer die ons voor ogen staat, is die van een monumentale burcht die in de tijd vele veranderingen heeft onder17
betrouwbaar beeld van het historische Valkhof. Anderzijds zullen de eigentijdse toevoegingen de voorwaarde vormen voor de exploiteerbaarheid van het complex. Dat betekent dus dat financieel-economische motieven - de waan van de dag - de herbouw gaan bepalen en niet cultuurhistorische. Het mag niet • Herbouw van de burcht op het Valkhof mag niet: Herbouw lijkt een ontkenning van tweehonderd jaar geschiedenis. De burcht is in 1796 niet zonder reden afgebroken. Ook de afbraak is een historische daad, voortvloeiend uit de ideeën van de Franse Revolutie, de naijver van de 'buren' en het feit dat middeleeuwse burchten stilaan hun functie verloren hadden. Je kunt 200 jaar geschiedenis niet wegpoetsen, ook niet door te doen alsof. Herbouw zoals hier voorgesteld wordt, blijft namaak, imitatie, onwaarachtig.
De Barbarossa-ruïne. (Dia A.A. Dullé) gaan. Op een chirurgische wijze wordt gesneden in het historische casco en worden historische elementen toegevoegd. Elke episode laat zijn sporen na in een oud gebouw; dat is onherroepelijk. Zo zal herkenbaar blijven dat het gebouwencomplex eens grotendeels afgebroken is geweest. Het resultaat is een burcht van de 21ste eeuw.' Het standpunt van Heemschut, daarin gesteund door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, de Raad voor Cultuur, het Cuypersgenootschap en een 35-tal plaatselijke organisaties op het gebied van cultuur en milieu, is ondubbelzinnig: herbouw kan niet en herbouw mag niet. . Het kan niet • Cultuur-historisch verantwoorde herbouw kan niet: We hebben niet voldoende informatie
18
over een gebouwencomplex dat al 200 jaar geleden is afgebroken. De vele historische afbeeldingen - van vaak beroemde kunstenaars als Jan van Goyen, Alben Cuyp en Salomon van Ruysdael- spreken elkaar tegen als het gaat om verhoudingen en bouwkundige details. Het zijn immers artistieke impressies en geen bouwtekeningen. De vroeger gebruikte bouwmaterialen en - technieken kunnen om technische en economische redenen niet meer worden toegepast. Een herbouw, beter gezegd: een nieuwbouw, zou dus neerkomen op een 'betonskelet met steenstrips'. Kortom: de geschiedenis is niet 'maakbaar'. Herbouw in historische vormen met eigentijdse toevoegingen - wat expliciet de bedoeling is - levert een tweeslachtig gebouw op. Het wordt dus niet alleen een imitatie, maar ook nog eens een slechte imitatie. Een aldus herbouwd Valkhof geeft geen
Park zelf een monument Het landschapspark dat rond de twee van de sloop geredde kapellen is aangelegd - een van de oudste openbare parken van het land - is zelf op zijn beurt ook weer een historisch monument geworden. De overblijfselen van de Sint-Maartenskapel, ook wel Barbarossa-ruïne genoemd, temidden van struiken en bomen (treurwilgen!) zijn een verwijzing naar de vergankelijkheid van alle aardse grootsheid. Op andere plaatsen in Europa werden ten tijde van de Romantiek kunstmatige ruïnes als zogenaamde 'follies' opgetrokken om de vanitas-gedachte bij de wandelaar op te roepen; in Nijmegen maakte men bewust gebruik van een bestaande ruïne. Het landschapspark met de kapellen is zelf een monument van geschiedenis en kunst en daarom terecht geclasseerd als beschermd Rijksmonument. De uitvoering van de herbouwplannen impliceert een grove aantasting van de bouwkundige resten en een vernietiging van het romantisch landschapspark, dat immers van zijn verwijzingen wordt beroofd. Bovendien maakt het Valkhof deel uit van het Beschermd Stadsgezicht Benedenstad. Het Valkhof is in archeologisch opzicht het Troje van Nijmegen. Hier ligt de kiemcel van de stad; achtereenvolgens vestigden zich hier prehistorische stammen, Kelten, Romeinen en Bataven, Merovingers, Karolingers, Ottonen, Saliërs en Staufen, die allen hun sporen achterlieten. Het Valkhof is daarom met reden aangewezen als beschermd archeologisch monument. Weliswaar schrijft het herbouwplan de deskundige opgraving van alle archeologische resten voor, maar men realiseert zich niet dat dit gelijktijdig de vernietiging ervan betekent. Het bodemarchief kan immers slechts eenmaal 'gelezen' worden.
Plaats van bezinning En tot slot: het Valkhof is voor Nijmegen een heilige plaats, een plaats van mijmering en bezinning, met aarde, zwanger van het verleden. Juist de herinnering aan alles wat hier geweest is, wat men alleen in zijn verbeelding kan oproepen, maakt het Valkhof zo bijzonder en geeft de plek zijn sterke uitstraling. ledere poging tot concretisering zal dit imaginaire beeld kapotslaan. Een jongensdroom is de droom van een kind, en kinderdromen kunnen prachtig zijn. Maar laat deze naïeve dromen dromen blijven. Zo zijn ze op hun mooist. Dr. Wilkmjan Pantus is kunsthistoricus en werkzaam aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. " Zie daarover Heemschut 1988,1 en 5.
Resten van de ommuring.
Een voorstander aan het woord
Herbouw van het Valkhof FER BOSHOUWERS
Graag maak ik in kon bestek gebruik van de gelegenheid mij door de redactie geboden om iets te zeggen over de herbouwplannen rond de Valkhofburcht in Nijmegen.
Gezicht op de Valkhofburcht van Hendrik Hoogers (1747-1814).
In feite wordt de discussie rond de al of niet gewenste herbouw vaak versmald tot een drietal zaken: Zijn er voldoende bouwtechnische gegevens om tot herbouw over te gaan? Wordt met het archeologisch onderzoek het bodemarchief verstoord? Weegt de waarde van het huidige Valkhofpark niet zwaarder? Laat ik voorop stellen dat ik voorstander ben van de herbouw. Vanuit dat gezichtspunt ben ik uiteraard selectief in het hanteren van argumenten pro en contra. Overigens ben ik van mening dat iedereen daaraan onderhevig is. Het een kwestie van ervóór of ertegen zijn. Later komen dan de argumenten en het is nog maar de vraag of de vaak aanvankelijk emotionele stellingname
pr
19
daar nog een gevoelig klankbord voor wil of kan zijn. In de ontwikkelingsfase van de plannen tot op heden heb ik steeds het standpunt ingenomen, dat verdediging niet de juiste weg is, maar dat de uitleg van de plannen in al haar aspecten de voorkeur heeft. De plek: toen en nu Het gaat om de herbouw van de Valkhofburcht te Nijmegen, die nu tweehonderd jaar geleden werd gesloopt, tegen de zin van Nijmegen in. De burcht was provinciaal eigendom, maar geleidelijk binnen de muren van de uitdijende stad komen te liggen. Zij was daar landschappelijk gezien deel van uit gaan maken en werd dan ook door Nijmegen aan het hart gedrukt. Uit schaamte voor het grote gat na de sloop heeft de stad in eerste instantie de Haarlemse tuinarchitect (Zocher) aangetrokken om een park in Engelse landschapsstijl te ontwerpen. Dat park is er gekomen, maar in de loop van de twee eeuwen meermalen zo ingrijpend veranderd, dat van het oorspronkelijke ontwerp niets meer over is, zo sterk dat het nu eigenlijk het predikaat park amper verdient. Archeologie De ondergrond van het voormalige burchtcomplex is reeds twee millennia bewoond en bebouwd geweest. In de tijd der Romeinen, Karolingers, Ottoönse Keizers, Frederik Barbarossa en Karel V, ja tot vlak voor de sloop, is het steeds een plek geweest van waaruit werd bestuurd, soms tot over de grenzen van het huidige Europa heen. In deze grond zijn ongetwijfeld sporen te vinden van vertegenwoordigers van de diverse culturen, die er hebben gewoond: Sommige sporen zijn reeds getraceerd, maar steeds in zeer beperkte onderzoeksopzet. Archeologisch kan het een zeer rijke vindplaats zijn. Dit moet met name de nieuwsgierigheid van archeologen prikkelen! In haar niet-Nederlandse verschijning (gelegen op een natuurlijke hoogte aan de bocht van de rivier de Waal) is de burcht steeds een geliefd onderwerp van kunstenaars geweest. Het aantal werken in olieverfschilderijen, etsen, gravures en crayontekeningen, is zo groot, dat er mogelijk geen tweede plek in het huidige Nederland is te vinden, die zo vaak werd vereeuwigd. De artistieke impressies lijken doorgaans geen getrouw beeld te geven van wat er heeft gestaan - het is een mix met soms grote accentverschillen - doch tonen in grote lijn wel de constructie en het aanzien van het complex in haar ontwikkeling. Nauwkeurig zijn de tekeningen - later in gravures verwerkt - van Hendrik Hoogers. Hij was groot tegenstander van de afbraak en heeft op welhaast fotografische wijze het burchtcomplex vastgelegd voor het nageslacht. Mede 20
daaraan kunnen betrouwbare maten worden afgeleid. Bovengronds is nog het nodige aan burchtrestanten aanwezig: de St. Nicolaaskapel (ook Karolingische. kapel genoemd), de Barbarossaruïne (het koor van de voormalige St. Maartenskapel), het restant van een walmuurtoren en bijna 150 meter walmuurresten. Ingepast in een bekende plattegrond (het werkmeestersplan uit 1726) geeft dit aangevuld met studies van schilderijen, metingen en archeologisch onderzoek; een redelijk betrouwbaar beeld van het gehele complex. Voldoende om het historische beeld in zijn silhouet terug te roepen. Initiatief tot herbouw Met volledig respect voor én inachtneming van het bovenstaande heeft de Valkhofvereniging (opgericht 1978) en beheerder namens de gemeente van de kapellen op het Valkhof reeds vanaf het begin haar herbouwplannen naar buiten gebracht. Noch cultuurhistorisch, noch economisch was er eerder een draagvlak te vinden voor deze plannen. Nu echter (vanaf 1995) is er door de vereniging contact gelegd met een ontwikkelbureau. Dit bureau heeft een formule geschapen op grond waarvan de herbouw van de burcht een reële kans krijgt. In de formule zijn opgenomen een sterrenhotel en een ondergrondse cultuurtempel met expofaciliteiten voor hoogwaardige goederen; niet iets schreeuwerigs, maar juist kwalitatief hoogstaand van karakter. Positieve argumenten De herbouw van de burcht heeft meerdere doelen. Ik noem er een paar in willekeurige volgorde. * Nijmegen voegt aan haar huidige karakter weer de vroegere allure van keizerstad en bestuurs- en handelscentrum toe. Het behoud van de relicten uit het verleden (o.a. de kapellen) is beter gegarandeerd in een totaalopzet met bezorgdheid voor het geheel, dan in een geleidelijke overlevering aan de tand des tijds. * De activiteiten die er tot op heden plaats vinden kunnen in een aangenamere ambiance worden gerealiseerd dan tot op heden. Het hele jaar rond kunnen er activiteiten plaats vinden . van culturele aard met soms ook een enigszins commercieel tintje; niet alleen buiten, maar ook ondergronds. * De parkaanleg zal anders zijn, maar in goede harmonie met het burchtcomplex een aangenaam en besloten karakter ademen. Het wordt tevens een veiliger plek, waar grotere groepen van kunnen genieten. Het blijft immers openbaar, evenals het direct aansluitende Hunnerpark. * De archeologische vondsten, die nu vaak slechts worden vermoed, zullen na opgraving een beter beeld geven van de geschiedenis van de plek en waar
mogelijk geïncorporeerd worden in de ondergrondse bebouwing. Dit kan niet worden beschouwd als vandalisme, maar getuigt van gerichte interesse. * De huidige structuur van de heuvel is zeer slecht. Op korte termijn dienen stappen te worden gezet tot behoud, omdat er nu sprake is van zeer sterke erosie. De heuvel vertoont kenmerken van 'gatenkaas' en behoeft los van herbouwpla.nnen weer een nieuw geraamte, dat de interne binding versterkt. * De geplande activiteiten in het complex hebben zeker een commercieel karakter, maar veroorzaken ook werkgelegenheid, waaraan de stad ook nadrukkelijk behoefte heeft. Overigens is de commercie niet iets vies, zeker als er culturele manifestaties mee worden mogelijk gemaakt. Dit vindt reeds vaak, én met instemming van velen plaats. * Herbouw op zich levert de mogelijkheid op om leerplaatsprojecten te integreren in de bouwperiode. Ambachtelijk werken krijgt op grotere en veelzijdiger schaal kansen om voor het nageslacht op peil te blijven. Kleinschalige projecten kunnen daardoor in de toekomst ook rekenen op deskundige en vaardige handen. * Herbouw en reconstructie zijn overigens geen nieuwe begrippen. In diverse Europese landen herbouwt men ook burchten en kastelen, soms zelfs hele stadscentra, zoals in Warschau en in Dresden. Onder meer de kerk wordt daar gereconstrueerd. Ook in Nijmegen zelf zijn herbouwprojecten gerealiseerd, en niet alleen op basis van noodzakelijk herstel van oorlogsschade. Ik wijs hierbij op de kannunikenhuisjes bij de St. Stevenskerk, de Commanderie van St. Jan (huidig gemeentemuseum) en enkele panden aan de Waalkade (nr. 28 bijvoorbeeld). Uiteraard gebiedt de eerlijkheid, dat er ook eigentijdse elementen aan de herbouw zijn te ontdekken, zodat een heldere datering mogelijk blijft. Dat het gemeentebestuur van Nijmegen erin gelooft, bewijst het feit, dat de meerderheid van de Raad op 12 juni 1996 het voorstel van het College van B 8e W vóór de herbouw heeft gevolgd, weliswaar kritisch en voorlopig, maar toch (Inmiddels heeft staatssecretaris Nuis laten weten uitwerking van de herbouwplannen niet zinvol te achten omdat de locatie een rijksmonument betreft. Hij vreest een te grootschalige ingreep in het Valkhof-terrein. Een vergunning van de gemeente voor wijziging van dit monument i.v.m. herbouw zou hij ter vernietiging kunnen voordragen bij de Raad van State J.K.) Drs. E.F.M. Bosbouwers is conservator van de St. Nicolaaskapel op het Valkhof te Nijmegen, voorzitter van de Valkhofstichting en directeur van het Bevrijdingsmuseum 1944 te Groesbeek.
Nijmegen en zijn kloosterlijk erfgoed
'Monnickendam aan de Waal' WIES VAN LEEUWEN Wie het telefoonboek van 1996 raadpleegt komt tot de ontdekking, dat er van de 93 orden en congregaties die Nijmegen eens maakten tot een katholiek bolwerk - 'Monnikendam aan de Waar werd de stad spottend genoemd - nog slechts 28 over zijn gebleven. Een respectabel aantal, maar slechts een schaduw van de overdaad uit de periode van het 'rijke roomse leven'.
Het Neboklooster, (J.Stuyt, 1926-28) werd tijdens de bouw ook een 'cyclopische burcht' genoemd. Stuyt gebruikte vormelementen uit het Italiaanse Romaans, Foto Wies van Leeuwen.
Deze achteruitgang is een voorspelbaar proces. De meeste congregaties werkten in onderwijs, gezondheidszorg, wetenschap of sociale zorg, sectoren die al jaren geleden aan de zorg van de overheid of andere instellingen werden overgelaten. Het aantal roepingen is daarenboven al in de jaren '60 dramatisch teruggelopen. Veel kloosters zijn van dienstwoningen tot bejaardenoorden geworden. De gemiddelde leeftijd van hun bewoners doet vermoeden dat de meeste binnen een tiental jaren gesloten zullen worden, waarmee het voortbestaan der gebouwen onherroepelijk ter discussie komt. Het is een problematiek die overal in Zuid-Nederland speelt, maar in Nijmegen wel bijzonder pregnant tot uitdrukking komt.
Dominante elementen in de stad De weinige paters en nonnen zijn op straat niet meer door een habijt of pij herkenbaar, maar hun 'gigantesque kloosterburchten' - de karakterisering is uit de jaren '20 - bepalen nog steeds het stadsbeeld. De oranjerode neorenaissance gevel van het Caniusiuscollege overheerst de Berg en Dalseweg, het Neboklooster en de kerk van de Heilig Landstichting domineren een beboomde heuvelrand, de oude stuwwal ten oosten van de stad en het hoekige blok van het klooster Bethlehem rijst nog steeds op boven het Waalfront van de herbouwde benedenstad. Zij zijn waarmerken van een wijk en herinneren aan het katholieke element in de stedelijke geschiedenis. Hun architectuur is verzorgd,
geeft afwisseling in het straatbeeld en de haast parkachtige tuinen spelen een belangrijke rol in de groenstructuur. Het zijn gebouwen met een zeer specifieke indeling en ruimtelijke organisatie, die volledig lijken te voldoen aan de eisen die de Duitse propagandist voor de neogotiek^Mgart Reichensperger in 1854 stelde. Wijs geworden door het gegeven dat kloosters sinds de late middeleeuwen op grote schaal onteigend waren en omgevormd tot kazernes, gevangenissen of regeringsgebouwen, meende hij dat nieuwe kloosters zo ingericht moeten worden dat ze voor geen enkele andere functie geschikt waren. Het zijn vaak combinatiegebouwen, 'dienstwoningen' met bedrijfsruimten. Bij het Neboklooster van de redemptoristen scheidt de openbare kloosterkerk de woonruimte van de paters en broeders van het schoolgebouw. Bij het Canisiusziekenhuis was het kloostergebouw slechts een van de vele vleugels. Soms zijn het kleinere gebouwen, zoals het zusterklooster aan de Pater Eymardweg uit 1930 dat zich alleen door een dakruiter onderscheidt van een wat uit de kluiten gewassen woonhuis. Ook het al eerder genoemde Huize Bethlehem aan de Sint-Anthoniusplaats i's niet meer maar ook niet minder dan de laatste vertegenwoordiger van de 18deeeuwse herenhuizen in de binnenstad. Het is in 1927-'29 met een tweetal etages verhoogd maar behield het oude karakter. De kleinste gebouwen vinden meestal geruisloos een nieuwe bestemming. Ze worden verkocht als woonhuis of 21
De kapel van het Canisiusziekenhuis met schilderingen van Joannes Collette voor de sloop. Foto B. Bersch, 1984). kantoorruimte en onmerkbaar inwendig verbouwd. Massale burchten als de Nebo en het Canisiuscollege, maar ook vriendelijker complexen als het Dominicuscollege zijn echter moeilijker her te bestemmen. Afbraak tegenover herbestemming Toen ik met collega-kunsthistorici in 1989 een jarenlang onderzoek afsloot met de in 1994 met de Numagaprijs bekroonde publicatie Een veelkleurig habijt. Kloosters in Nijmegen in de negentiende en twintigste eeuw, bleek dat onderzoek nog juist op tijd te zijn geweest. Er waren negentig kloostervestigingen gedocumenteerd, maar de lotgevallen van de gebouwen in de periode tussen 1989 en 1996 geven een scherp beeld van de problematiek. Twaalf zijn er intussen gesloopt, twaalf kregen een nieuwe bestemming en twee
zijn er gerestaureerd. Helaas waren het niet alleen minder waardevolle gebouwen die met de grond gelijk gemaakt werden, integendeel. Onder de verliezen tellen we enkele belangrijke gebouwen als het Canisiusziekenhuis met klooster en het Dominicuscollege, twee zeer.fraai en subtiel in baksteen gedetailleerde complexen van het Amsterdamse bureau Ed. Cuypers, voorzien van rijk beschilderde kapellen. Ondanks de rijksbescherming is de kapel van het Dominicuscollege kort voor de realisering van een nieuwe bestemming door brandstichting volledig verloren gegaan, inclusief de unieke expressionistische glasramen van de Duitser Walter Vits. De kapel van het ziekenhuis is na juridische procedures tegen de weigering van het gemeentebestuur het gebouw op de monumentenlijst te plaatsen, alsnog
De Krophollerkapel van het Canisiuscollege tijdens de sloop in 1987. Foto Wies van Leeuwen. 22
gesloopt. De schilderingen van Joannes Collette gingen daarbij volledig verloren. Van het neogotische Rosaklooster van de Nijmeegse architect W. van der Waarden (1911-12) bleven althans de glasramen over, die in de kerk te Puiflijk (bij Druten) herplaatst konden worden. Het neorenaissance huis Stella Maris werd na ernstige brandschade door de universiteit gesloopt, waarbij een gebeeldhouwde kolom als een trofee in de nieuwe aula is geplaatst. Daarentegen bleef het Canisiuscollege (N. Molenaar 1898-1900) na 15 jaar actievoeren gedeeltelijk behouden. De kapel vunA.J. Kropholler, de internaatsvleugels en de fraai betimmerde toneelzaal werden gesloopt, maar het hoofdgebouw is rijksmonument en thans weer in gebruik voor onderwijsdoeleinden. Villa Wolfskuyl werd kantoorgebouw, evenals het augustijnenklooster aan de Graafseweg (J. Kayser, 1925). De internaten Jonkerbosch en Westerhelling en het studiehuis van de carmelieten aan de Doddendaal werden omgebouwd tot appartementen en studentenwoningen. Het Jozefklooster aan de Kerkstraat van de Nijmeegse architect J.G. Deur (1930) werd kloosterbejaardenoord en het uitzonderlijk mooi gelegen neogotische internaat van J. van Groenendael in Beek-Ubbergen woongemeenschap. De kapel is hier na brand weer geheel hersteld. Gemeentelijke en rijksmonumenten Twee kloosters, het Bisschop Hamerhuis met het markante Chinese torentje (Ch. Estourgie, 1928) van de in China werkzame missionarissen Van Scheut en Huize Bethlehem zijn gemeentelijk monument. Vier kloostergebouwen konden na jarenlange acties van het Cuypersgenootschap eveneens toegevoegd worden aan de gemeentelijke lijst. Het gaat hierbij om het Albertinum van het bureau Ed. Cuypers (1930-32), hetBerchmanianum van Jos Cuypers (1927-29), Mariënbosch van Estourgie (1923) en het Neboklooster van Jan Stuyt (192628). Al deze gebouwen zijn omgeven door ruime, parkachtige tuinen en ware ankerpunten in het stadsbeeld. Deze gebouwen komen gelukkig ook voor op de indicatieve lijst van toekomstige rijksmonumenten van het Monumenten Selectie Project in Gelderland. Dit kan opgevat worden als een erkenning van de monumentale waarde, die tot voor kort door de gemeentelijke deskundigen geringschattend werd afgedaan. Mariënbosch is in handen van een projectontwikkelaar die een deel van de tuin wil bebouwen en een nieuwe bestemming zoekt voor het bakstenen hoofdgebouw, dat in silhouet even doet denken aan het radiogebouw Kootwijk. Het Hamerhuis heeft een goede bestemming. De Nebo wordt als klooster en Vervolg zie pag. 23
De langgerekte gevel van het Berchmanianum (arch. Jos Cuypers, 1927/29. school gebruikt, ook Bethlehem en het Berchmanianum zijn nog steeds in handen van de oorspronkelijke gebruikers, maar de toekomst van deze gebouwen is nog niet geheel veilig gesteld, ook al ontwikkelt de gemeente nu beschermende bestemmingsplannen voor de belangrijkste kloosterterreinen. Het Albertinum als testcase Wat er allemaal mis kan gaan is in de afgelopen drie jaren gebleken bij het Albertinum, een complex van landelijke betekenis, met een uitzonderlijke plattegrond en detaillering. Het was onderwerp van talrijke discussies en acties van de Werkgroep Behoud Albertinum en de Stichting Vrienden van hetAlbertinum. Door de architecten H. Bijlard en K. van Geyn van het bureau Ed. Cuypers werd het in 1932 gekarakteriseerd als een 'ridderhof-
stede in het heuvelland', maar de lasten van het gebouw werden te groot voor de dominicanen, zeker nadat de theologische faculteit het gebouw had verlaten. Het valt te betreuren dat de orde dit zo sfeervolle gebouw zonder meer verkocht heeft aan de Beekse projectontwikkelaar Wibeco, en niet gezocht heeft naar andere mogelijkheden. Wibeco wilde weliswaar het gebouw behouden, maar tevens gebruik maken van een leemte in het oude bestemmingsplan, en een groot deel van de door de firma J.H. Ebben en Zonen in samenhang met het klooster ontworpen tuin bebouwen. Hoewel de gemeente al jaren geleden was geattendeerd op de grote waarde van de kloostertuinen, was in dit geval actie van de buurtbewoners nodig. In 1995 is er als gevolg hiervan een voorbereidingsbesluit genomen en zijn de
bouwplannen gestuit. De gemeente besefte dat ze een zeer waardevol groengebied dreigde te verliezen, dat elders slechts tegen zeer hoge kosten aangelegd zou kunnen worden. Binnen twee jaar moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden, waarbinnen het geheel een groenbestemming gaat krijgen. De tuin is na lang aarzelen begin 1996 ook als gemeentelijk monument beschermd, omdat deze onlosmakelijk deel uitmaakt van het kloostercomplex. Onlangs zijn echter zonder vergunning paden verhard en is er een tweede uitgang gemaakt. Door dergelijke relatief kleine ingrepen en door gebrek aan onderhoud worden de waarden sluipenderwijs aangetast, terwijl de sociale controle door actieve buurtbewoners wordt bemoeilijkt door de afsluiting van het eens openbare gebied. Momenteel wordt het klooster nog gedeeltelijk gebruikt door de dominicanen. Op de verdiepingen zijn appartementen gebouwd, waarbij het uiterlijk van het gebouw amper is gewijzigd. Wel werden de kleine dakkapellen uit de bouwtijd verwijderd en de dakvlakken doorbroken met talrijke dakramen. De zeer sfeervolle ruimten op de begane grond, de in baksteen overwelfde kloostergang en de kapel met haar rijzige paraboolgewelven zullen worden gehuurd door het new agecentrum Oibibio uit Amsterdam, dat ook belangstelling heeft voor de tuin. Het behoud van de sfeer van deze ruimten lijkt bij deze gebruiker in goede handen, al is de parkeerproblematiek nog onopgelost. Met veel geluk, wijsheid en vermoedelijk ook grote sommen geld, ziet de toekomst er voor het klooster nu wat beter uit. Ondanks alles is er tevredenheid over het feit, dat dit gebouw niet net als het zustercomplex, het Dominicuscollege, plaats heeft moeten maken voor nondescripte vrije sectorwoningen. Veel problemen hadden voorkomen kunnen worden als de gemeente eerder een visie had ontwikkeld op de problematiek van de monumentale kloosters en hun tuinen en de orden en congregaties meer liefde, consideratie en geduld hadden gehad met hun architectonisch erfgoed. Hopelijk zullen de ontwikkelingen rondom de overige monumentale kloosters en hun tuinen soepeler verlopen. dr. A.J.C, van Leeuwen is kunsthistoricus en voorzitter van het Cuypers Genootschap. Hij werkt bij de Provincie Noord-Brabant als projectleider M. S. P.
Literatuur
Het Albertinum, de trapeziumvormige plattegrond met kapel en kloosterhof, kort na de bouw met tuinaanleg van J.H. Ebben. Foto KLM Aerocarto 1932.
D. Nicolaisen (red.), Een veelkleurig habijt. Kloosters in'Nijmegen in de negentiende en twintigste eeuw, Grave 1989. Werkgroep Behoud Albertinum, Groenewoudseweg 27, 6524 TN Nijmegen..
23
Bescherming 19de-eeuwse stadsuitleg: uitdaging voor Nijmegen VINCENT COLLETTE
De 19de-eeuwse stadsuitleg van Nijmegen is zonder meer in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht van nationaal belang te noemen. In de j aren '80 van onze eeuw dreigde dit gebied ten prooi te vallen aan verpaupering. Sindsdien voert de gemeente een beleid ter handhaving en verbetering van zijn kwaliteiten. .
Straatwand aan de Oranjesingel te Nijmegen. Foto V. Collette.
Om aan de groeiende bouwbehoefte te kunnen voldoen werd tussen 1880 en 1910 na het slechten van de stadswallen het bouwoppervlak van Nijmegen 21/2 maal zo groot gemaakt. De ruggegraat van die uitbreiding vormde het singelplan van architect L.A. Brouwer uit 1878 op het geëgaliseerde bolwerkenterrein. Brouwers' plan bestond uit de aanleg van het Keizer Karelplein als centraal punt waarop zes wegen zouden uitkomen. Hij ontwierp brede singels, zoals de . Oranjesingel, de Canisiussingel en de Van SchaeckMathonsingel. Tuinarchitect P.L. Rosseels uit Leuven nam tussen 1880 en 1885 de aanlegvanhet Hunnerpark en het Kronenburgerpark als afsluiting van het singelgebied ter hand. Diverse groenstroken zouden voor een decoratief effect gaan zorgen. 24
Tevens vond bebouwing plaats van de voor Nijmegen zo markante straatwanden, bestaande uit villa's en herenhuizen langs de singels en uitvalswegen, en kleinere huizen voor de minder welgestelden en arbeiders daartussen. De panden werden aan de voorzijde voorzien van tuinen en hekwerken. Behalve L.A. Brouwer zorgden ook andere architecten, zoals J.J. Weve, G. Busken, W.J. Mauritsen N. Molenaar, voor een fraai aanzien van gevels in de stijl van het eclecticisme, de neorenaissance en de Jugendstil. De kracht van de 19de-eeuwse uitleg schuilt in de harmonieuze verwevenheid van stedenbouw en architectuur. Beschermd stadsbeeld Bovengenoemde architecten zullen wel niet hebben kunnen bevroeden, dat hun creaties ooit nog monument
zouden worden. In april 1990 besloot de gemeenteraad namelijk de 19deeeuwse 'schil' aan te wijzen als Beschermd Stadsbeeld om het toen aanwezige tij van verpaupering te kunnen keren. Daaraan ging in 1985 een onderzoek naar een doelmatiger beheer met beperkte financiële middelen vooraf. 'Voor het begrip stadsbeeld is bewust gekozen om verwarring te kunnen voorkomen met de in de Monumentenwet 1988 voorkomende term stadsgezicht, die in het geval van Nijmegen betrekking heeft op het gebied van de binnenstad langs de Waal', aldus mevrouw M. Verstappen, medewerker bij de gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting & Milieu, Sectie Monumenten. B en W verstaat onder het begrip stadsbeeld 'een waardevolle verschijningsvorm van een gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken (als bomen, boomgroepen, tuinen, plantsoenen, parken, singels, wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten, sloten, en andere waterwerken), die met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens schoonheid of het eigen karakter van het geheel.' Verstappen: 'In de Atlas van het Beschermd Stadsbeeld 19de eeuwse stadsuitleg vindt men de precieze begrenzing alsmede een kenmerkende beschrijving van het beschermde gebied, verlucht met afbeeldingen. .
Er wordt een duidelijk overzicht van alle straatprofielen gegeven.' De Atlas geeft tevens de waarde van de 19deeeuwse uitbreiding aan. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen 'waardevolle' en 'meewerkende' straatwanden alsmede 'gave' en 'te verbeteren' straatprofielen. Behalve het beschermde gedeelte (gebied A) is er in de Atlas ook de aangrenzende wijk uit de periode van het Interbellum (gebied B) opgenomen. De Atlas vormt een uitstekend hulpmiddel bij het verlenen van wijzigingsvergunningen. Bij de uitvoering van het vergunningenstelsel laat B en W zich adviseren door de gemeentelijke monumentencommissie. Advisering omtrent nieuwbouwplannen in de schil heeft volgens Velthuyzen, commissielid en beroepsmatig stedenbouwkundige zijn beperkingen. 'Wij adviseren alleen, indien er een directe relatie bestaat met het Beschermd Stadsbeeld, denk hierbij aan tegen de oorspronkelijke bebouwing te plannen bouwwerken. De taken van de monumentencommissie en de welstandscommissie zijn derhalve duidelijk gescheiden.' Reageren op signalen Velthuyzen erkent, dat het gemeentelijke beschermingsbeleid ten aanzien van de 19de-eeuwse uitleg zijn tekortkomingen heeft. 'Het betreft geen initiatiefvol, naar de eigenaren van monumenten gericht beleid. Er wordt slechts gereageerd op signalen van buitenaf, zoals van de leden van onze commissie. Hierdoor verdwijnen cultuurhistorische waarden wel eens.' Gebrek aan een al te stimulerend beleid van gemeentewege naar buiten toe is volgens hem wel verklaarbaar. 'Immers, dat zou bij de burger alleen maar te hoge financiële verwachtingen wekken. En we weten allemaal, dat voor een optimaal instandhoudingsbeleid de middelen helaas ontoereikend
Bebouwing 19de-eeuwse stadsuitleg.
Bebouwing 19de-eeuwse stadsuitleg. zijn.' Het financiële beheersinstrument, dat de gemeente hanteert, is een op maat gesneden subsidieregeling, die is ondergebracht in de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1987, zoals die geldt per l januari 1990. Jaarlijks neemt de gemeente een besluit ten aanzien van de budgetverdeling in het kader van het UPS (Uitvoeringsprogramma Stadsvernieuwing). Hierin zijn dus ook de reserveringen opgenomen voor uitvoering van het monumentenbeleid. De bijdrage voor de 19de-eeuwse uitleg is bijna 9 ton per jaar. De elementen, die in aanmerking komen voor subsidie, hebben betrekking op behoud van het 'beeld', d.w.z. gevel, dak, tuin en hekwerk. Toch zal de gemeente over andere vormen van financiering moeten gaan nadenken, aangezien het Stadsvernieuwingsfonds in 2005 ophoudt te bestaan. 'Wij denken aan het scheppen van financieringsfaciliteiten in het kader van de
Onroerend Goed Belasting. Ook zijn er onderhandelingen met een bank gaande over een regeling van subsidiëring-op-termijn. In ieder geval zal het accent van restauratie naar onderhoud verschoven worden', aldus M. Theeuwes, collega van Verstappen. Aanwijzing van de schil als rijksmonument in het kader van het MS/MRP is in dit verband niet interessant, 'want het rijk heeft in financiële zin de eigenaren van monumenten niets te bieden.' En waar geen geld, geen monumentenzorg! Interbellum-gebied onbeschermd Overigens is het merkwaardig, dat slechts de 19de-eeuwse uitleg onder het beschermingsbeleid van de gemeente valt en niet het eveneens cultuurhistorisch gezien hoogwaardige Interbellum-gebied. Voor het behoud van de daar aanwezige bebouwing van middenstands- en arbeiderswoningen voelt zij zich momenteel slechts in beperkte mate verantwoordelijk. Theeuwes: 'Alleen hekwerken aldaar kunnen in aanmerking komen voor subsidie.' En hoe zit het met het beheer van de stadsuitleg vanuit de planologische invalshoek ? Velthuyzen: 'Voor het directe singelgebied bestaat een bestemmingsplan. Hierdoor is bijvoorbeeld het ooit gelanceerde idee voor een zesbaansweg gelukkig geen realiteit geworden.' Echter, hij moet toegeven, dat alle overige bestemmingsplannen nog allemaal geactualiseerd moeten worden. Een effectiever planologische bescherming buiten de singels is dan ook voorlopig toekomstmuziek. Toch is Velthuyzen tevreden over de aanpak van de 19de-eeuwse stadsuitleg: 'het kan altijd wel beter, maar ik ben van mening, dat de gemeente met de nodige zorgvuldigheid een type beschermingsbeleid voert, dat uniek is in Nederland.' 25