www.rotterdam.nl
Staat van Rotterdam 2013
STAAT VAN ROTTERDAM 2013
Onderzoek en Business Intelligence (OBI) juni 2013 In opdracht van Bestuursdienst, gemeente Rotterdam
Onderzoek en Business Intelligence (OBI) Auteurs: drs. M. van Rhee en drs. A.L. Roode Project: 13-A-0005
Adres:
Blaak 34, 3011 TA Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 267 15 00 E-mail:
[email protected] Website: www.rotterdam.nl/onderzoek Staat van Rotterdam 2013
2
Voorwoord
Een grote stad is nooit af. Rotterdam is dan ook voortdurend in beweging. Iedere bewoner en gebruiker van de stad zorgt voor die beweging. En ook het bestuur voegt iets toe. Wij maken beleid, voeren het uit en veranderen zo de stad. Ondertussen is het belangrijk dat wij weten hoe het er voor staat, zodat wij goed kunnen inspelen op de staat van de stad. Ook dit jaar biedt de Staat van Rotterdam ons weer inzicht in de stand van zaken. Per beleidsveld is op hoofdlijnen in kaart gebracht wat er in de stad is veranderd en wat de Rotterdammers daarvan hebben gemerkt. Rotterdammers konden daarover hun mening geven. Wat gaat goed, wat kan beter? Hun mening vinden wij belangrijk. Net zo belangrijk als de objectieve cijfers. De Staat van Rotterdam koppelt objectieve cijfers aan subjectieve opvattingen van de Rotterdammers en levert daarmee onmisbare kennis aan de beleidsmakers van de stad. Hiermee kunnen wij weer aan het werk. Om beleid te maken dat aansluit op de behoeften, om de stad in beweging te brengen en beter te maken. Want een grote stad is nooit af! De Staat van Rotterdam 2013 is de laatste Staat van Rotterdam onder het huidige college.
Ahmed Aboutaleb Burgemeester van Rotterdam
3
Staat van Rotterdam 2013
INHOUD
Samenvatting
5
1
Inleiding
27
2
Rotterdam in het algemeen
29
3
Bestuur en dienstverlening
40
4
Algemene middelen
42
5
Veiligheid
44
6
Volksgezondheid en zorg
49
7
Onderwijs
56
8
Participatie
62
9
Cultuur, sport en recreatie
77
10
Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
79
11
Verkeer en vervoer
92
12
Economie
97
13
Milieu en duurzaamheid
112
14
Fysiek beheer van de stad
117
Staat van Rotterdam 2013
4
Samenvatting De Staat van Rotterdam geeft op hoofdlijnen weer hoe de stad staat en wat de Rotterdammers ervan vinden. Hieronder zijn per beleidsveld de stand van zaken en de ontwikkelingen samengevat. Rotterdam wordt hierbij zoveel mogelijk vergeleken met de drie andere grote steden. Ook wordt er aandacht besteed aan Zuid. Op Zuid wordt het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) uitgevoerd om de problemen in dit gebied aan te pakken. Om het gebied te kunnen monitoren, wordt Zuid meegenomen als gebied waarover wordt gerapporteerd. Dit wordt alleen gedaan waar dit mogelijk en waar dit zinvol is. Het gebied Zuid bestaat uit de deelgemeenten Feijenoord, Charlois en IJsselmonde. Algemeen De bevolking Na vier jaar groei is de Rotterdamse bevolking in 2012 vrijwel gelijk in omvang gebleven. Begin 2013 wonen er bijna 616 en een half duizend personen in Rotterdam. Zowel de buitenlandse als de binnenlandse migratie is afgenomen. De natuurlijke aanwas is de laatste jaren vrijwel gelijk. De bevolking op Zuid is na vier jaren van groei licht in aantal gedaald (bijna 300 personen). Zie pagina 29 en 30. De bevolkingsprognose tot 2030 wijst uit dat ten opzichte van de landelijke ontwikkelingen de Rotterdamse bevolking jong blijft. De leeftijdsgroep 20 tot en met 54 jaar groeit in Rotterdam meer dan landelijk, de groep 55-plussers minder. De grijze druk in Rotterdam stijgt, maar blijft lager dan landelijk. De verwachting is dat de Rotterdamse bevolking tot 2030 groeit met 7 procent, landelijk is dit 5 procent. Op Zuid wonen in 2013 ruim 195 duizend personen. De ontwikkeling van de bevolking op Zuid lijkt op die in Rotterdam. Zie pagina 31 en 32.
5
Staat van Rotterdam 2013
In 2000 behoorde 60 procent van de allochtonen tot de eerste generatie, in 2013 is dit 56 procent. Op Zuid is dit 61 procent in 2000 en 57 procent in 2013. Binnen de etnische groepen varieert het aandeel eerste generatie van bijna de helft tot tweederde deel in 2013. Toename van de eerste generatie is er de laatste vier jaar alleen bij de Europeanen afkomstig uit de EU. Zie pagina 33. Onder de 65-plussers is het percentage westersen in de grote steden (net) lager dan 90 procent. Landelijk is dit 97 procent. In de jongste leeftijdsgroep is het aandeel westersen het laagst in Rotterdam en Amsterdam. Het aandeel westerse inwoners zal de komende jaren dalen, met name in de grootste steden. Op Zuid is het aandeel westersen in de leeftijdsgroepen tot 65 jaar lager dan gemiddeld in Rotterdam. Zie pagina 34. Het percentage kansarme gezinnen én het percentage kinderen dat in een kansarm gezin woont, nemen af tot 2009. Hierna blijven de percentages vrijwel gelijk aan dat van 2009. Dit geldt ook voor Zuid. Op Zuid zijn het percentage kansarme gezinnen én het percentage kinderen behorend tot een kansarm gezin hoger dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 35. Immigratie naar Rotterdam vanwege werk is sinds 2007 licht toegenomen en het belangrijkste migratiemotief geworden. Op de tweede plek staat sindsdien de gezinsmigratie. Deze neemt niet meer af. Ook landelijk is de arbeidsmigratie het belangrijkste motief. Zie pagina 36. Imago Rotterdam Het imago van Rotterdam verschuift in de beleving van haar bewoners naar een meer rustige, veilige stad met veel groen. Minder waardering dan in 2006 is er in 2013 voor culturele mogelijkheden, uitgaansgelegenheden en voor de aantrekkelijkheid van het stadscentrum. De waardering voor het stadscentrum was in 2011 op het dieptepunt en in 2013 weer hoger. Op Zuid vindt men de stad iets minder veilig en rustig dan gemiddeld in Rotterdam, heeft men minder vertrouwen in de toekomst Staat van Rotterdam 2013
6
en vindt men het stadscentrum aantrekkelijker. Zie pagina 37. Op verkeersproblematiek na vinden Rotterdammers in de periode 2006 tot en met 2013 dat de problemen in de stad niet zijn toegenomen. Problemen rondom criminaliteit en drugs worden al jaren door Rotterdammers het vaakst genoemd als belangrijkste probleem van hun stad. Toch neemt het aandeel Rotterdammers dat dit probleem noemt gestaag af. De problemen rondom de bevolkingssamenstelling en jeugdproblematiek worden eveneens steeds minder vaak genoemd. Ook op Zuid vindt men dat criminaliteit en drugs het belangrijkste probleem is en net als gemiddeld in Rotterdam wordt het probleem minder vaak genoemd dan in 2006. Zie pagina 38. Bestuur en dienstverlening Ongeveer drie kwart van de Rotterdammers maakt gebruik van internet. Sinds 2006 stijgt het gebruik niet meer. Twee op de vijf Rotterdammers bezoekt de website van de gemeente Rotterdam. De bewoners op Zuid maken volgens eigen zeggen in 2013 iets minder gebruik van de website dan de bewoners in de rest van Rotterdam. Zie pagina 40. Bij de benchmark van digitale dienstverlening staat Rotterdam op de derde plek wanneer de vier grote gemeenten worden vergeleken. Dit is één plek lager dan in de voorgaande jaren. Zie pagina 40. De helft tot tweederde van de Rotterdammers vindt de ambtenaren van de gemeente Rotterdam eerlijk, geloofwaardig, betrouwbaar en correct. Minder goed worden openheid, begripvol en nauwgezetheid beoordeeld. De mening van de bewoners op Zuid over Rotterdamse ambtenaren is nauwelijks anders dan gemiddeld in Rotterdam. Zie pagina 41. Algemene middelen In 2013 staat Rotterdam op plek 242 van de ranglijst gemeentelijke belastingdruk. In Rotterdam is de belastingdruk ten opzichte van andere gemeenten flink gestegen. Zie pagina 42.
7
Staat van Rotterdam 2013
De gemeentelijke woonlasten voor meergezinshuishoudens zijn voor het tweede opeenvolgend jaar in Rotterdam gestegen. De woonlasten zijn bijna even hoog als in Utrecht en hoger dan in Den Haag. Zie pagina 42. De OZB-percentages waarmee de Onroerende-zaakbelasting (OZB) wordt berekend op niet-woningen, is in Rotterdam steeds hoger dan in de andere gemeenten. Echter de percentages zijn sinds 2010 in Rotterdam minder gestegen. Zie pagina 43. Veiligheid Voor het beschrijven van de veiligheid in Rotterdam wordt met name gebruikgemaakt van de veiligheidsmonitor. Deze monitor wordt om de twee jaar uitgebracht. Dit jaar heeft er geen meting plaatsgevonden. In 2011 is er geen onveilige wijk in Rotterdam, wel twee wijken waar veiligheid een probleem is (vier minder dan in 2009). De veiligheidsindex is vergeleken met 2009 twee tiende punt gestegen, van 7,3 naar 7,5. De twee wijken waar veiligheid een probleem is, behoren tot het gebied Zuid. De veiligheidsindex van Zuid is 6,4, een tiende punt hoger dan in 2009. Zie pagina 44. Ruim 5 procent van de Rotterdammers voelt zich vaak onveilig in de eigen woonomgeving. In 2012 geven Rotterdammers en Hagenaars dit vaker aan dan de bewoners van de andere twee grote steden. Het zich vaak onveilig voelen, komt in 2011 meer voor onder de bewoners van Zuid dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 44 en 45. Vijftien procent van de Rotterdammers, ongeveer een even hoog aandeel als in Den Haag, geeft in 2012 aan dat overlast van jongeren een vaak voorkomend probleem is in de eigen woonbuurt. In beide andere grote steden is het percentage iets lager. Op Zuid vinden bewoners in 2011 iets vaker dan in de rest van Rotterdam dat overlast van jongeren een vaak voorkomend probleem is. Zie pagina 45 en 46. Het rapportcijfer dat ondernemers geven voor veiligheid is in 2010 in Staat van Rotterdam 2013
8
alle vier de grote steden hoger dan in 2005. De Rotterdamse ondernemers geven in 2010 een even hoog rapportcijfer als de Amsterdamse en de Haagse ondernemers. In Utrecht is het cijfer iets hoger. Zie pagina 46. Ondernemers op Zuid voelen zich in 2011 zowel in de eigen vestiging als in de omgeving van deze vestiging vaker (wel eens) onveilig dan ondernemers in de rest van Rotterdam. Zie pagina 47. Onder de bevolking van 25 jaar en ouder in Rotterdam is het percentage verdachten sinds 2009 onveranderd. In de andere steden daalt dit. In Rotterdam en Den Haag is het percentage verdachten het hoogst in de vier grote steden. Zie pagina 47. Analyse van Rotterdamse jongeren die in het jaar 2011 verdacht waren van betrokkenheid bij criminaliteit laat zien dat het percentage verdachten onder Antilliaanse en Marokkaanse jongeren hoger is dan onder de andere etnische groepen. Zie pagina 48. Volksgezondheid en zorg De levensverwachting is in de periode 2007-2010 in Rotterdam lager dan in de andere grote steden en is in Rotterdam sinds begin deze eeuw minder gestegen. Hogere levensverwachtingen worden gevonden in de regio’s rond de grote steden. Zie pagina 49. Het percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart, is in 2008 in Rotterdam en Den Haag iets hoger dan in Amsterdam en Utrecht. Achtergrondkenmerken (etniciteit, opleidingsniveau, financiële situatie, etc.) verklaren het verschil in (ervaren) gezondheid. Het percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart, is in 2012 op Zuid iets hoger dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 50. Kinderen en jongeren Het percentage peuters met overgewicht is in de periode 2006 tot en 9
Staat van Rotterdam 2013
met 2010 iets toegenomen. Het percentage peuters dat lijdt aan obesitas is ongeveer gelijk gebleven. Zie pagina 51. Het percentage kleuters dat veel buiten speelt, is in 2009/2010 ten opzichte van 2008/2009 iets toegenomen. Zie pagina 51. Overgewicht onder jongens en meisjes in de leeftijdsgroep 4 tot en met 12 jaar die wonen op Zuid, komt vaker voor dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 52. Het percentage jongens in de brugklas en de derde klas van het voortgezet onderwijs dat minimaal twee keer per week buiten schooltijd sport, is in 2010/2011 hoger dan onder meiden. Onder meiden neemt sportdeelname met het ouder worden sterker af dan onder jongens. Op Zuid wordt er door meiden uit de derde klas minder vaak gesport dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 53. Huiselijk geweld Huiselijk geweld komt vaker voor in 2008 in Rotterdam dan in de andere grote steden. Het verschil tussen Rotterdam en de andere steden wordt niet verklaard door verschillen in de achtergrondkenmerken. Zie pagina 53. Vrijwilligerswerk Zeven procent van de Rotterdammers is vrijwilliger in de zorg. Het betreft hier vrijwilligers bij vrijwilligersinstellingen die hulp geven aan zieken, bejaarden, gehandicapten en bij andere organisaties voor hulp- en dienstverlening. De percentages op Zuid en in de rest van Rotterdam zijn respectievelijk net iets lager en iets hoger in 2011. In 2009 was er geen verschil. Zie pagina 54. Het aandeel Rotterdammers dat mantelzorg verleent, is in 2011 15 procent. Het grootste deel van de mantelzorgers doet dit langer dan 3 maanden en/of meer dan 8 uur per week. Verschil tussen Zuid en de rest van Rotterdam is er niet. Zie pagina 55. Staat van Rotterdam 2013
10
Onderwijs De gemiddelde Cito-score van de Rotterdamse basisschoolleerlingen is lager dan gemiddeld in de overige G4 en lager dan in Nederland. De score is in 2013 lager dan in het jaar ervoor. In Rotterdam is de daling groter dan gemiddeld in de overige G4 en in Nederland. Daarbij is in Rotterdam het aandeel leerlingen dat de Eindtoets niveau doet in 2013 het hoogst en is het meest gestegen in procentpunten ten opzichte van 2012. De score van de kinderen op Zuid is lager dan gemiddeld in Rotterdam. Het Rotterdamse gemiddelde en ook van Zuid past ongeveer bij het schooladvies vmbo gemengde / theoretische leerweg. De gemiddelde score van de overige G4 en van Nederland past bij een iets hoger advies, namelijk gemengde / theoretische leerweg / havo. Zie pagina 56. In Rotterdam is de in 2013 behaalde score voor de taal- én de rekentoets van Cito lager dan gemiddeld in de vier grote steden en dan in Nederland. Op Zuid zijn beide scores nog lager. Zie pagina 57. In Rotterdam gaan meer leerlingen naar het vmbo en gaan er minder naar havo en vwo dan in de andere drie grote steden. De deelname vmbo is onder alle drie de groepen autochtoon, eerste en tweede generatie allochtoon hoger, waarbij onder autochtonen het verschil het grootst is. Op Zuid is de deelname vmbo hoger dan in geheel Rotterdam, dat geldt voor alle drie de groepen. Het verschil onder autochtonen is het grootst. In Rotterdam is de havo- en vwo-deelname het hoogst onder autochtone jongeren. Onder hen is de vwo-deelname ten opzichte van 2003 gestegen. Deelname op havo en vwo is onder de eerste generatie allochtonen gestegen om vervolgens weer te dalen. Zie pagina 58 en 59. Het slaagpercentage vwo van Rotterdamse autochtonen in het schooljaar 2010/2011 is lager dan in de andere grote steden. De slaagpercentages vwo en havo zijn in Rotterdam het hoogst onder autochtonen. Onder de eerste generatie allochtonen stijgt het percentage geslaagden 11
Staat van Rotterdam 2013
vwo, onder de tweede generatie is het percentage na een daling sinds 2006/2007 weer gestegen. Zie pagina 59 en 60. In de periode 2005/2006 tot en met 2011/2012 is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters in alle vier de grote steden, behalve in het schooljaar 2010/2011, gedaald. In Rotterdam is het percentage met een procentpunt gedaald ten opzichte van het vorig schooljaar. Het percentage is nog steeds iets hoger dan in de andere grote steden. Onder de eerste generatie allochtonen is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2011/2012 het hoogst. Na een stijging in het voorgaande schooljaar is het percentage onder de eerste én tweede generatie weer gedaald. Onder autochtonen is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters het laagst en is er een geleidelijke daling. Zie pagina 60 en 61. Participatie Voor het beschrijven van de participatie in Rotterdam is de Sociale Index een belangrijke bron. De Sociale Index wordt vanaf 2010 om de twee jaar uitgebracht. In 2014 worden de resultaten van de volgende meting verwacht. Sociaal in de wijken De Sociale Index is in 2012 lager dan in 2010, namelijk 5,5 ten opzichte van 5,8 in 2010. Rotterdam wordt met deze score aangemerkt als ‘sociaal kwetsbaar’. De achteruitgang op het niveau van de aspecten is waarneembaar bij Leefomgeving, Meedoen en Sociale Binding. De eerste twee werden in 2010 nog gezien als ‘sociaal voldoende’ en zijn nu ‘kwetsbaar’. Bij Meedoen is dit vooral te wijten aan een daling van participatie op het gebied van school en werk. Zie pagina 62. De aspecten Capaciteiten en Sociale binding zijn zowel in 2010 als in 2012 ‘kwetsbaar’. Toch is de score van het aspect Sociale binding flink gedaald. De daling vindt vooral plaats bij het thema Ervaren binding dat van ‘kwetsbaar’ in 2010 nu ‘problematisch’ is. Rotterdammers hebben vooral minder vertrouwen in de toekomst van de stad. Zie pagina 62. Staat van Rotterdam 2013
12
In 2012 zijn 24 van de 65 wijken ‘sociaal voldoende’ of ‘sociaal sterk’. In 2010 waren dit er nog 32. Zie pagina 63. Nieuwkomers Het aandeel nieuwkomers in Rotterdam neemt sinds 2010 toe onder bewoners afkomstig uit de Europese Unie (exclusief Nederland). Onder Antillianen en de groep overig niet-westerse bewoners neemt het aandeel nieuwkomers af. Op Zuid is het aandeel nieuwkomers iets hoger dan gemiddeld in Rotterdam. Dit geldt met name voor de groepen bewoners afkomstig uit de Europese Unie en in mindere mate voor Kaapverdianen. Net als in geheel Rotterdam is het percentage nieuwkomers in de groep Europeanen gestegen. Zie pagina 64. Arbeidsmarkt Het aandeel werkenden in de leeftijdsgroep 25 tot en met 64 jaar is in 2012 in Rotterdam lager dan in de andere grote steden en Nederland. In Rotterdam is het aandeel sinds 2010 iets gedaald. Zie pagina 65. Jongeren op de arbeidsmarkt Het percentage autochtone jongeren en westerse jongeren van de tweede generatie met een startkwalificatie is in 2012 hoger dan bij de andere groepen. Vrouwen hebben vaker een startkwalificatie dan mannen. Zie pagina 65. Het percentage werkzoekende Rotterdamse jongeren is hoger dan in Amsterdam en Utrecht maar is het laatste jaar niet gestegen. Op Zuid is het percentage nog hoger en stijgt ook gedurende het laatste jaar. In 2013 heeft 27 procent van deze jongeren een bijstandsuitkering, in 2010 was dit 20 procent. Op Zuid is dit in 2013 26 procent. Zie pagina 66. Inkomensbron 2010 Het gemiddeld persoonlijk besteedbaar inkomen is in Rotterdam lager dan in de andere grote steden. Op Zuid is dit nog lager. Het verschil tussen Rotterdam en de andere steden is in de periode 2001-2010 gro13
Staat van Rotterdam 2013
ter geworden. Zie pagina 66. Het aandeel personen met inkomen uit arbeid is het laagst binnen de eerste generatie allochtonen en het aandeel met inkomen uit uitkering en het aandeel zonder inkomen zijn onder die groep het hoogst. Zie pagina 67. Inkomen huishoudens 2010 Het aandeel huishoudens met een hoog, midden of laag inkomen is, in verhouding tot de gemiddelde huishoudinkomens in Nederland, vanaf 1994 tot en met 2010 onveranderd. Zie pagina 68. Ten opzichte van de andere grote steden en Nederland kent Rotterdam een hoog aandeel huishoudens met een laag inkomen, het aandeel midden en hoge inkomens is lager. Op Zuid is het aandeel huishoudens met een laag inkomen nog hoger en het aandeel hoge inkomens lager. Zie pagina 68. Het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen daalt sinds de aanvang van de economische crisis onder huishoudens met een allochtone hoofdkostwinner. Onder autochtone huishoudens is de stijging bijna nihil. Op Zuid daalt het inkomen van autochtone huishoudens. Huishoudens waarvan de hoofdkostwinner eerste generatie allochtoon is, beschikken over een lager besteedbaar inkomen dan de tweede generatie en autochtone huishoudens. De inkomens van huishoudens op Zuid zijn lager dan gemiddeld in Rotterdam. Zie pagina 69. Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is in Rotterdam voor alle drie de groepen het laagst in de vier grote steden. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde hebben autochtone huishoudens in de grote steden, behalve in Rotterdam, meer te besteden. Het besteedbaar inkomen van de eerste generatie allochtone huishoudens is in alle vier de grote steden lager dan landelijk. Ten opzichte van 2009 zijn de tweede generatie huishoudens er meer op achteruitgegaan dan de andere huishoudens, in Rotterdam en in Amsterdam sterker dan in Den Haag Staat van Rotterdam 2013
14
en Utrecht. Op Zuid is het inkomen van alle drie de groepen lager dan gemiddeld in Rotterdam. Het verschil is het kleinst voor de eerste generatie allochtonen. Zie pagina 70. Het aandeel huishoudens onder 110 procent van het sociaal minimum stijgt sinds 2008. De stijging is het grootst onder tweede generatie allochtone huishoudens. Onder eerste generatie allochtone huishoudens is het aandeel onder 110 procent aanzienlijk hoger. Het aandeel huishoudens onder 110 procent van het sociaal minimum is op Zuid onder alle groepen hoger dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 71. Het aantal huishoudens dat bijzondere bijstand ontvangt, daalt sinds 2010. De daling wordt vooral veroorzaakt door huishoudens met 2 of meer uitkeringen. Van het totaal aantal huishoudens in Rotterdam krijgt in 2012 11 procent bijzondere bijstand. In 2010 was dit 13 procent. Zie pagina 72. Het aantal huishoudens dat gebruik maakt van budgetbeheer is in 2013 lager dan het aantal in 2012. Het aantal is bijna weer gelijk aan het aantal in 2009. Van schuldhulpverlening wordt in 2013 door minder huishoudens gebruik gemaakt dan in 2012. Daarvoor steeg sinds 2009 het gebruik. Zie pagina 72. Het aandeel bijstandsgerechtigden stijgt sinds 2009 in Rotterdam. Rotterdam kent van de vier grote steden het hoogste aandeel bijstandsgerechtigden. Op Zuid is dit hoger dan gemiddeld in Rotterdam. De laatste drie jaren is het bijstandsniveau op Zuid vrijwel gelijk gebleven. Zie pagina 73. Kinderen en bijstand Kinderen tot en met 17 jaar waarvan tenminste één van de ouders behoort tot de eerste generatie allochtonen, leven in 2013 in 23 procent van de gevallen in een gezin dat een bijstandsuitkering ontvangt. In 2010 was dit percentage even hoog. Bij kinderen met autochtone ouders is dit percentage het laagst. Op Zuid zijn de percentages kinderen
15
Staat van Rotterdam 2013
wonend in een huishouden met een bijstandsuitkering onder autochtone en tweede generatie allochtone huishoudens hoger dan gemiddeld in Rotterdam. Zie pagina 74. Uitkeringsafhankelijkheid Het aandeel van de leeftijdsgroep 15 tot en met 64 jaar dat begin 2013 een uitkering ontvangt, is in Rotterdam hoger dan in de andere steden en landelijk. Stijging van de uitkeringsafhankelijkheid ten opzichte van vorig jaar wordt met name veroorzaakt door de verhoging van het percentage bewoners met een WW-uitkering. In Rotterdam is het percentage bewoners met een WW-uitkering en met een bijstandsuitkering het hoogst. Zie pagina 74. Opleidingsniveau Het opleidingsniveau van de Rotterdamse beroepsbevolking stijgt. Het percentage ouders van leerlingen in het basisonderwijs zonder leerlinggewicht is in Rotterdam in 2012/2013 lager dan in de andere grote steden. In alle vier de steden is er sprake van stijging. Het percentage is op Zuid nog lager. Dit duidt erop dat het opleidingsniveau van ouders op Zuid lager is dan gemiddeld in Rotterdam. En in Rotterdam lager dan in de overige grote steden. Het percentage bewoners van 23 jaar en ouder met een midden/hoge opleiding is op Zuid in 2012 lager dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 75 en 76. Sociaal-Economische index Van de 50 grootste gemeenten in Nederland staat Rotterdam in 2012 op ste de 40 plaats. Dat is één plek hoger (en minder goed) in de rangorde van gemeenten dan in 2010 en lager dan de andere grote steden. Zie pagina 76. Cultuur, sport en recreatie Bezoek Rotterdam In 2012 is ten opzichte van 2011 het dagbezoek aan attracties en het bezoek aan evenementen gedaald. Het museumbezoek is vrijwel gelijk Staat van Rotterdam 2013
16
gebleven. Zie pagina 77. Sporten Het percentage sportende Rotterdammers van 6 tot en met 79 jaar is op Zuid lager dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 78. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Woonaantrekkelijkheid De woonaantrekkelijkheid van Rotterdam wordt in 2012 het minst gewaardeerd van de vier grote steden. Sinds 2010 is Rotterdam met de woonaantrekkelijkheidsindex vier plekken gezakt in de rangorde van gemeenten. Zie pagina 79. Het aandeel huishoudens met kinderen onder de 18 jaar is sinds 2006 vrijwel gelijk en is op Zuid iets hoger dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 79. De verhuisgeneigdheid is in 2012 iets groter dan in 2009. Er wordt met name vaker aangegeven misschien wel te willen verhuizen. Dit kan samenhangen met vaker dan voorheen vooruitschuiven van verhuis1 plannen zoals ook landelijk gebeurt. Zie pagina 80. In Rotterdam en Den Haag is de voorkeur om de stad te verlaten onder de verhuisgeneigden tussen 2009 en 2012 toegenomen. Zie pagina 81. Werk, studie en wonen bij familie/vrienden zijn (iets) belangrijkere motieven om zich op Zuid te vestigen dan in de rest van Rotterdam. Vertrekkers van Zuid zeggen iets vaker te vertrekken omdat zij weg willen uit Rotterdam of omdat zij willen samenwonen dan vertrekkers uit de rest van Rotterdam. Minder vaak noemen de vertrekkers van Zuid ‘de vorige buurt/woning’ en ‘gezinsuitbreiding’ als motief om te vertrekken. Zie pagina 83 en 84. 1
Wonen in ongewone tijden, De resultaten van het Woononderzoek Nederland 2012,
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maart 2013
17
Staat van Rotterdam 2013
Wonen Het aantal verhuizingen naar de koopsector is sinds 2007 afgenomen. De jaren daarvoor was dit tamelijk stabiel. De aandelen verhuisde huishoudens naar de koop- en huursector is op Zuid relatief gezien nauwelijks verschillend met die van geheel Rotterdam. Zie pagina 85. In 2011 behoren bijna alle opgeleverde woningen tot het dure segment van de woningmarkt, 93 procent. Het betreft met name woningen in de koopsector. In het goedkope segment zijn slechts 15 woningen opgeleverd. In 2011 zijn meer woningen gesloopt dan in de twee jaren ervoor. Van de bijna 1.800 in 2011 gesloopte woningen stonden er ruim duizend op Zuid. Alle in Zuid opgeleverde woningen horen tot de dure koopsector. Zie pagina 85 en 86. Het aandeel goedkope woningen in de woningmarkt daalt gestaag. Zie pagina 87. De gemiddelde WOZ-waarde van woningen in Rotterdam is sinds 2010 licht gedaald. Ook in de drie andere grote steden en Nederland daalde de WOZ-waarde. De Rotterdamse waarde blijft ver onder die van de andere drie grote steden en het landelijk gemiddelde. De gemiddelde WOZ-waarde van woningen op Zuid ligt ver onder die van de rest van Rotterdam. Dit terwijl de WOZ-waarde van de rest van Rotterdam onder de gemiddelden van de drie andere grote steden en Nederland ligt. Zie pagina 87 en 88. Leegstand van woningen komt vaker voor in de steden Rotterdam, Amsterdam en Den Haag dan in Utrecht en landelijk. Op Zuid is de leegstand iets hoger dan in de rest van Rotterdam. Het laatste jaar is de leegstand licht afgenomen, met name in de rest van Rotterdam. Zie pagina 88 en 89. Het aantal koopovereenkomsten van bestaande woningen vertoont ten gevolge van de economische crisis een terugval vanaf het derde kwartaal van 2008. Het aantal verkochte woningen is vanaf 2008 in RotterStaat van Rotterdam 2013
18
dam, Amsterdam en Den Haag jaarlijks lager dan het jaar ervoor. Zie pagina 89. Woonomgeving In de grote steden zijn de bewoners in 2012 minder tevreden over de woonomgeving dan gemiddeld in Nederland, in Rotterdam en Den Haag het minst tevreden. Zie pagina 90. De bewoners op Zuid zijn in 2012 iets minder tevreden over de eigen woonsituatie (in het algemeen) dan de bewoners uit de rest van Rotterdam. Zie pagina 90. Bedrijven en kantoren De uitgifte van bedrijventerreinen is in Rotterdam boven de Maasoever gedaald tot ruim een hectare. Onder de Maasoever is in 2011 bijna een hectare uitgegeven. Zie pagina 91. De leegstand van kantoorruimte is begin 2013 in een jaar tijd gestegen van 10 naar 13 procent. De voorraad kantoorruimte van kantoren met 2 ruimten van 500 m of groter is ten opzichte van 2006 met 21 procent toegenomen. Zie pagina 91. Verkeer en vervoer Verkeer De verkeersintensiteit stijgt tot 2009 over een lange reeks van jaren gestaag. Echter daarna is er sprake van een gelijkblijvende verkeersintensiteit in 2010 en 2011. De voorlopige cijfers over 2012 duiden op een daling op het ruit- en binnencordon. Zie pagina 92. De bereikbaarheid van banen is per auto tijdens de spits en per openbaar vervoer voor Rotterdammers minder dan voor de bewoners van de andere drie grote steden. Zie pagina 92. Rotterdammers zijn meer tevreden over de doorstroming van bus en tram dan over die van de auto in de stad. Sinds 2010 is de tevredenheid 19
Staat van Rotterdam 2013
over de doorstroming van de auto het meest toegenomen. Daarvoor nam de tevredenheid over de doorstroming van de bus vooral toe. De bewoners van Zuid zijn in 2013 minder tevreden dan gemiddeld in Rotterdam over de doorstroming van de auto. Zie pagina 93. Wanneer wordt gevraagd naar het oordeel over de doorstroming op routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en de binnenstad zijn Rotterdammers in 2013 meer tevreden over de routes Schieweg/Schiekade, Tjalklaan/Vierhavenstraat en Stadhoudersweg/ Statenlaan dan in 2010. Zie pagina 94. De auto is het meest intensief gebruikte vervoermiddel in Rotterdam. Dan volgt de fiets en vervolgens het openbaar vervoer. Op Zuid wordt de fiets door de bewoners iets minder intensief gebruikt dan gemiddeld in Rotterdam. Zie pagina 94. Op Zuid is men iets minder tevreden over het parkeren bij de eigen woning dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 95. Openbaar vervoer Het algemeen oordeel van RET-reizigers voor bus, tram en metro is in 2012 ruim voldoende. Het rapportcijfer is voor tram en metro gestegen. De algemene veiligheid in bus, tram en metro wordt eveneens als ruim voldoende beoordeeld. Het rapportcijfer voor metro en Randstadrail is gestegen. Zie pagina 95 en 96. De beoordeling van de kwaliteit van het openbaar vervoer in Rotterdam wijkt niet af van de beoordeling in de andere grote steden. Zie pagina 96. Economie Rotterdammers en de economische crisis Drie op de vijf Rotterdammers kan in 2013 door de economische crisis minder geld besteden, bijna een derde vindt dat het eigen huis minder waard is dan voor de crisis. Meer mensen dan in de drie jaren ervoor Staat van Rotterdam 2013
20
zeggen dat het financieel minder goed gaat. Het vinden van een baan is moeilijker geworden. De groep mensen die zegt dat de economische crisis geen gevolgen heeft, slinkt. Ook de toekomst wordt als minder zeker ingeschat. Vaker dan vorig jaar verwacht men minder geld te kunnen besteden en dat het eigen huis minder waard wordt. Zie pagina 97. Ondernemers over de economie De ondernemers zijn niet positiever of negatiever over het economisch klimaat dan in het vierde kwartaal 2011. Ten opzichte van het vierde kwartaal in 2010 is men negatiever. In het kamergebied Rotterdam vinden ondernemers vaker dan in Amsterdam dat er sprake is van verslechtering maar minder vaak dan de ondernemers in Utrecht. Zie pagina 98. Ook over de winstgevendheid zijn de ondernemers niet positiever of negatiever dan in het vierde kwartaal 2011. De verschillen tussen de kamergebieden zijn klein. Zie pagina 99. De binnenstad van Rotterdam Het aantal inwoners in de binnenstad stijgt sinds 2007, het aantal werkzame personen sinds 2009. In 2012 is het aantal bezoekers in het winkelgebied van de binnenstad hoger dan in 2008. Na een lager aantal in het jaar 2010, stijgt het aantal jaarlijks. Zie pagina 100. Werkloosheid Het werkloosheidspercentage is in Rotterdam hoger dan in de andere drie grote gemeenten. Sinds 2008 is de werkloosheid in alle vier de grote steden gestegen. De stijging in Rotterdam en Den Haag is fors hoger dan in Amsterdam. Vergeleken met 2011 is de werkloosheidstoename het grootst in Rotterdam. Zie pagina 101. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking is in Rotterdam hoger dan in de andere drie grote steden. Na het begin van 21
Staat van Rotterdam 2013
de economische crisis is de werkloosheid in Rotterdam sterker toegenomen dan in de andere grote steden. Vanaf oktober 2012 is de stijging onder de Rotterdammers fors en ook veel sterker toegenomen dan in de andere steden en landelijk. Zie pagina 101. Er staan eind december 2012 bijna achteneenhalf duizend nietwerkende werkzoekenden meer ingeschreven dan in december 2007. Vijf maanden later, eind mei 2013, is dit aantal veel hoger, ruim 24 duizend. Het aantal neemt in 2012 vooral toe in de middelste en oudste leeftijdsgroep. In de eerste vijf maanden van 2013 in alle drie de groepen. Zie pagina 102. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de leeftijdsgroep 20 tot en met 64 jaar is in Rotterdam hoger dan in de andere steden. Op Zuid is dit nog hoger. Het laatste jaar is er sprake van stijging van het percentage in Rotterdam en Den Haag. Op Zuid is de toename het grootst. Zie pagina 103. Het aandeel 22-jarigen met een startkwalificatie is tot 2010 toegenomen, daarna blijft het percentage vrijwel gelijk. In Zuid is het aandeel lager dan in de rest van Rotterdam. Zie pagina 103. Werkgelegenheid De werkgelegenheid is in Rotterdam ten opzichte van 2001 ruim 2 procent gedaald. In de andere steden is er sprake van (forse) groei. Niettemin kent Den Haag de grootste daling van werkgelegenheid sinds het begin van de economische crisis. Op Zuid groeit de werkgelegenheid in tegenstelling tot het gemiddelde in Rotterdam. Op stedelijk niveau groeit de werkgelegenheid met 1 à 2 procent gedurende het jaar 2011 in de informatiesector, bij financiële instellingen en in de zorg. Afname van de werkgelegenheid met 3 procent of meer doet zich voor in de sectoren detailhandel en handel in auto’s, de horeca, de overheid en de overige dienstverlening. Op Zuid groeit de werkgelegenheid gedurende 2011 met name in de sectoren transport en post, financiële instellingen en overheid. Krimp Staat van Rotterdam 2013
22
van 3 procent of meer is er in de sectoren industrie en nutsbedrijven, bouw, informatiesector en het onderwijs. Zie pagina 104. Gedurende 2011 is de werkgelegenheid met bijna 3.600 werkzame personen afgenomen. Verlies van werkgelegenheid is er vooral doordat opheffing meer werkgelegenheid kost dan oprichting. Op Zuid is de werkgelegenheid in 2011 met bijna 7 honderd werkzame personen afgenomen. Zie pagina 105. Sinds begin 2010 is de werkgelegenheid in het MKB met 2 procent gekrompen. Iets minder dan een vijfde deel van de werkgelegenheid is te vinden op Zuid. Hier is de omvang van de werkgelegenheid in het MKB vrijwel gelijk gebleven. Zie pagina 106. Wonen en werken De helft van de werkenden in Rotterdam woont niet in Rotterdam. In vergelijking met Amsterdam is het percentage hoogopgeleide inkomende pendelaars hoger. Drie op de tien werkende Rotterdammers heeft een baan buiten de gemeente Rotterdam. Dit aandeel uitgaande pendelaars is iets hoger dan in Amsterdam. Dit beeld van inkomende en uitgaande arbeidspendel is de afgelopen jaren (2010 tot en met 2012) niet veranderd. Zie pagina 106 en 107. Studeren In Rotterdam en Den Haag wonen verhoudingsgewijs minder studenten dan in Amsterdam en Utrecht. Zie pagina 107. Bedrijvigheid In Rotterdam zijn er ruim 26 duizend bedrijfsvestigingen. Iets meer dan een op de vijf is te vinden op Zuid. Zowel op Zuid als in de rest van Rotterdam is het aantal bedrijfsvestigingen in 2011 iets afgenomen. Daarvoor was er sprake van een toename. Zie pagina 108. Leegstand van winkels komt in Rotterdam vaker voor dan in de andere grote steden, in Zuid net iets vaker. Zie pagina 108. 23
Staat van Rotterdam 2013
Het aanbod bedrijfsruimte is op Zuid hoger dan in de rest van Rotterdam. De verhouding tussen aanbod en gemiddelde opname (A/O) is op Zuid hoger dan de gewenste ratio van 3. In de rest van Rotterdam is dit lager. Zie pagina 109. De Rotterdamse haven In 2012 is de overslag ten opzichte van 2011 groter, vooral door groei van de overslag massagoed nat. De overslag in de Rotterdamse haven is ondanks de economische crisis sinds 2008 toegenomen. Zie pagina 109. De totale Bruto Tonnage is in 2012 vrijwel gelijk aan die in 2011. Het aantal binnengekomen zeeschepen in 2012 is iets lager dan het aantal in 2011. Zie pagina 111. In 2012 is het aandeel Rotterdamse haven in de totale goederenoverslag Hamburg-le Havre range vrijwel gelijk aan het aandeel in 2010 en iets hoger dan in 2011. Zie pagina 111. Milieu en duurzaamheid Het geschatte aantal vervroegde sterfgevallen door fijn stof in de regio Rijnmond is in de periode 2008 tot en met 2011 lager dan in 2007 en de jaren ervoor. Het aantal sterfgevallen daalt niet meer. Zie pagina 112. De uitstoot van CO2 door wegverkeer stijgt sinds 1990 en blijft ruim boven de norm 2011. Ook de uitstoot van NOx blijft ondanks de daling ruim boven de norm. De norm is wel behaald voor koolwaterstoffen (KWS) en fijn stof. Zie pagina 112. De emissie CO2 is in de Rotterdamse regio hoger dan de RCI doelstelling 2025 en is sinds 2010 vrijwel gelijk gebleven. De RCI doelstelling is dat deze in 2025 is gehalveerd. Zie pagina 113. Bijna twee op de vijf Rotterdammers is bekend met het hoofddoel kliStaat van Rotterdam 2013
24
maatverandering de CO2-uitstoot te halveren, één op de vijf met het doel 100% klimaatbestendig. De bekendheid is sinds 2010 niet af- of toegenomen. Zie pagina 113. De Rotterdammers vinden in 2013 dat vooral de overheid en bedrijven maatregelen moeten nemen tegen klimaatverandering. De mening van de Rotterdammer is niet anders dan in de voorgaande twee jaren. Zie pagina 114. De bereidheid om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering is in 2013 het kleinst wanneer het gaat om minder reizen met het vliegtuig en het nemen van maatregelen tegen wateroverlast. De bereidheid om het huis te isoleren en/of gebruik te maken van groene stroom is sinds 2011 enigszins toegenomen. Zie pagina 115. De twee grootste bronnen van geluidshinder in de eigen woning zijn bromfietsen/scooters en verkeer op de weg. Drie op de tien Rotterdammers ondervindt tamelijk tot erg veel geluidshinder van bromfietsen en scooters, een kwart van verkeer op de weg. Zie pagina 116. Fysiek beheer van de stad De productnormering schoon van bijna alle buurten is in 2012 4 of hoger. Zie pagina 117. In 2012 is de productnormering heel in alle buurten boven de 3,5. Het stedelijk gemiddelde is licht gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Zie pagina 117. Na 2010 daalt het aantal meldingen buitenruimte. Van deze meldingen is in 2012 89 procent binnen drie werkdagen afgehandeld of in behandeling gezet. Dit is even hoog als in 2010. Zie pagina 118.
25
Staat van Rotterdam 2013
Staat van Rotterdam 2013
26
1
Inleiding
Wat is de Staat van Rotterdam? De Staat van Rotterdam geeft op hoofdlijnen weer hoe de stad ervoor staat en wat de Rotterdammers ervan vinden. Per beleidsveld van de gemeente Rotterdam wordt weergegeven wat er gebeurt in de stad, wat er verandert. Waar relevant en mogelijk is een vergelijking gemaakt met de andere grote steden, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. In de Staat van Rotterdam is aan elk van de twaalf beleidsvelden van de gemeente Rotterdam een hoofdstuk gewijd. De twaalf beleidsvelden zijn Bestuur en dienstverlening, Algemene middelen, Veiligheid, Volksgezondheid en zorg, Onderwijs, Participatie, Cultuur, Sport en recreatie, Ruimtelijke ontwikkeling en wonen, Verkeer en vervoer, Economie, Milieu en duurzaamheid en Fysiek beheer van de stad. In elk hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt wat de belangrijkste ontwikkelingen en feiten zijn voor het betreffende beleidsveld. De deelgemeente Rozenburg is in maart 2010 toegevoegd aan de gemeente Rotterdam. De gegevens vanaf 1 januari 2011 zijn inclusief Rozenburg. In september 2011 is het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) van start gegaan. Het beoogt zoals Team Deetman/Mans het formu1 leerde , de ‘on-Nederlandse problemen’ in Zuid aan te pakken. Zuid is een gedeelte van Rotterdam aan de zuidkant van de Maas, bestaande uit de deelgemeenten Feijenoord, Charlois en IJsselmonde. In de Staat van Rotterdam wordt aandacht besteed aan Zuid zodat de positie van Zuid ten opzichte van (de rest van) Rotterdam en zo mogelijk ten opzichte van de andere drie grote steden in beeld wordt gebracht. Ten behoeve hiervan is Zuid in de publicatie meegenomen als een extra gebied waarover wordt gerapporteerd. Dit wordt alleen gedaan waar dit mogelijk en dit zinvol is. In sommige gevallen zijn extra indicatoren toegevoegd om de specifieke problemen van Zuid te kunnen monitoren. In de tekst heeft het woord Zuid een blauwe kleur zodat makkelijk is te zien waar Zuid ter sprake komt.
1
Zie Zuid werkt! Nationaal programma Kwaliteitssprong Zuid
27
Staat van Rotterdam 2013
Leeswijzer In deze publicatie is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van grafieken. Om snel te kunnen overzien wat er in de grafiek staat, is gebruik gemaakt van drie soorten kleurstellingen. Vaak worden gegevens van de vier grote steden in een grafiek naast elkaar gepresenteerd. Hiervoor worden de kleuren oranje en blauw gebruikt. Rotterdam is daarbij steeds oranje. Bij grafieken waar Zuid met de rest van Rotterdam wordt vergeleken, wordt de kleur oranje voor Zuid gebruikt. Indien er diverse jaren worden weergegeven dan worden groen- en geeltinten gebruikt. De donkergroene kleuren betreffen steeds het meest recente jaar. In de overige grafieken worden verschillende roodtinten gebruikt.
Staat van Rotterdam 2013
28
2 Rotterdam in het algemeen Figuur 2-1 Bevolkingstoename en -afname in Rotterdam 20.000 17.500 15.000 12.500 10.000 7.500 5.000
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
-2.500
2001
0
2000
2.500
-5.000 -7.500 -10.000 toe- of afname bevolking natuurlijke aanwas migratiesaldo buitenland
Rozenburg migratiesaldo binnenland migratiesaldo onbekend
Bron: GBA, bewerking OBI
Na vier jaar groei is de Rotterdamse bevolking in 2012 vrijwel gelijk in omvang gebleven. Begin 2013 wonen er bijna 616 en een half duizend personen in Rotterdam. Zowel de buitenlandse als de binnenlandse migratie en de migratie met onbekende bestemming zijn afgenomen. De natuurlijke aanwas is de laatste jaren vrijwel gelijk.
29
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 2-2 Bevolkingstoename en -afname in Zuid 5.000 4.000 3.000 2.000
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
-1.000
2001
0
2000
1.000
-2.000 -3.000 -4.000 -5.000 toe- of afname bevolking migratiesaldo binnenland migratiesaldo onbekend
natuurlijke aanwas migratiesaldo buitenland
Bron: GBA, bewerking OBI
De bevolking op Zuid is na vier jaren van groei licht in aantal gedaald. De migratie vanuit het buitenland én de migratie met onbekende bestemming zijn afgenomen. De migratie naar een binnenlandse bestemming is vrijwel gelijk gebleven.
Staat van Rotterdam 2013
30
Figuur 2-3 Bevolkingsontwikkeling Rotterdam en Nederland 2013-2030 Rotterdam
90- 94
Nederland*
90-94
75- 79
75-79
60- 64
60-64
45- 49
45-49
30- 34
30-34
15- 19
15-19
0-4
0-4 30
20
2013
10
0
10
20
30
2030
30
20
2013
10
0
10
20
30
2030
Bron: GBA (OBI) en CBS, * Voor een goede vergelijking van de leeftijdsverdelingen is de bevolkingspiramide van Nederland per geslacht gewogen naar de totale geprognosticeerde bevolking per geslacht van Rotterdam. Links mannen en rechts vrouwen.
Ten opzichte van de landelijke ontwikkelingen blijft de Rotterdamse bevolking jong. De leeftijdsgroep 20 tot en met 54 jaar is in Rotterdam relatief groter dan in Nederland, de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder kleiner. De grijze druk in Rotterdam stijgt, maar blijft lager dan landelijk. In 2013 zijn er voor elke 65-plusser in Rotterdam 4,3 personen in de leeftijdsgroep 20 tot en met 64 jaar, in 2030 zijn dit er 3,4. Landelijk neemt dit aantal sterker af, namelijk van 3,6 naar 2,3 personen voor elke 65plusser. De verwachting is dat de Rotterdamse bevolking tot 2030 groeit met 7 procent, landelijk is dit 5 procent.
31
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 2-4 Bevolkingsontwikkeling Zuid en Rotterdam 2013-2030 Zuid*
90- 94
Rotterdam
90-94
75- 79
75-79
60- 64
60-64
45- 49
45-49
30- 34
30-34
15- 19
15-19
0-4
0- 4 30
20
10
0
2013
10
20
30
2030
30
20
2013
10
0
10
20
30
2030
Bron: GBA (OBI) * Voor een goede vergelijking van de leeftijdsverdelingen is de bevolkingspiramide van Zuid per geslacht gewogen naar de totale geprognosticeerde bevolking per geslacht van Rotterdam. Links mannen en rechts vrouwen.
Op Zuid wonen ruim 195 duizend personen. De ontwikkeling van de bevolking op Zuid lijkt op die in Rotterdam. In 2013 heeft Zuid in verhouding iets meer jongeren (tot 20 jaar) dan in geheel Rotterdam. Verwacht wordt dat dit verschil kleiner wordt.
Staat van Rotterdam 2013
32
Figuur 2-5 Etnische groepen naar generatie, totaal in 2000 en 2013 totaal 2000 totaal 2013 Antillianen
eerste generatie
ov. niet-westers Surinamers Kaapverdianen Europeanen EU (excl Ned) overig westers Turken
tweede generatie
Marokkanen totaal 2000 Zuid totaal 2013 Zuid 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: GBA (OBI)
In 2000 behoorde 60 procent van de allochtonen tot de eerste generatie, in 2013 is dit 56 procent. Op Zuid is dit 61 procent in 2000 en 57 procent in 2013. Binnen de etnische groepen varieert het aandeel eerste generatie van bijna de helft tot tweederde deel in 2013. Toename van de eerste generatie is er de laatste vier jaar alleen bij de Europeanen afkomstig uit de EU.
33
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 2-6 Aandeel westerse inwoners (autochtonen en westerse allochtonen) 100% 80%
2006
60% 40% 2012
Zuid
Rotterdam Amsterdam Den Haag
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
0%
0-14 jaar 15-64 jaar 65+
20%
Utrecht Nederland
Bron: Statline (CBS) en GBA (OBI)
Onder de 65-plussers is het percentage westersen in de grote steden (net) lager dan 90 procent. Landelijk is dit 97 procent. In de jongste leeftijdsgroep is het aandeel westersen het laagst in Rotterdam en Amsterdam. Het aandeel westerse inwoners zal de komende jaren dalen, met name in de grootste steden. Op Zuid is het aandeel westersen in de leeftijdsgroepen tot 65 jaar lager dan gemiddeld in Rotterdam.
Staat van Rotterdam 2013
34
Figuur 2-7 Ontwikkeling van kansarme gezinnen* 50%
Rotterdam
40% 30%
Zuid
20% rest van Rotterdam
10% 0% 2006
2007
2008 2009
2010
2011
2012 2013
Bron: OBI * Een ‘kansarm gezin’ is gedefinieerd als een huishouden met minstens één thuiswonend kind onder de 18 jaar waarvan tenminste één van de ouders als ‘kansarm’ is gedefinieerd. Een persoon wordt als ‘kansarm’ beschouwd als deze een niet-werkende werkzoekende is met een opleiding zonder startkwalificatie en/of met een bijstandsuitkering.
Het percentage kansarme gezinnen neemt af tot 2009. Hierna blijven de percentages vrijwel gelijk. Op Zuid is het percentage kansarme gezinnen hoger dan in de rest van Rotterdam. Figuur 2-8 Ontwikkeling aandeel kinderen onder de 18 jaar wonend in een kansarm gezin* 100%
Rotterdam
80% 60%
Zuid
40% rest van Rotterdam
20% 0% 2006
2007
2008
2009
2010 2011
2012
2013
Bron: OBI * Zie toelichting vorig figuur.
Ook het percentage kinderen dat in een kansarm gezin woont, neemt af tot 2009. Hierna blijven de percentages vrijwel gelijk. Het percentage kinderen in een kansarm gezin is hoger in Zuid dan in de rest van Rotterdam.
35
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 2-9 Migratiemotieven van immigranten in Rotterdam 100% arbeid
80% 60%
studie
40%
gezinsmigratie*
20%
overig 2011
2009 2010
2007 2008
2005 2006
2004
2003
2001 2002
1999 2000
1997 1998
1995 1996
0%
Bron: CBS * Gezinsmigratie bestaat uit gezinshereniging en -vorming
Immigratie naar Rotterdam vanwege werk is sinds 2007 licht toegenomen en het belangrijkste migratiemotief geworden. Op de tweede plek staat sindsdien de gezinsmigratie. Deze neemt niet meer af. Ook lande2 lijk is de arbeidsmigratie het belangrijkste motief, aldus het CBS . Landelijk is het merendeel van de arbeidsmigranten afkomstig uit één van de EU-lidstaten. Daarnaast neemt onder de arbeidsmigranten het aantal kennismigranten toe en groeit het aantal buitenlandse studenten. Het aantal gezinsmigranten neemt landelijk weer toe. Het CBS wijt dit aan een toename van gezinsmigratie uit Oost-Europa en uit landen waar relatief veel asielmigranten en kennismigranten vandaan komen.
2
Arbeidsmigratie belangrijkste immigratiestroom, artikel CBS, januari 2012.
Staat van Rotterdam 2013
36
Figuur 2-10
Imago van Rotterdam
prettig wonen culturele mogelijkheden
Rotterdam 2013
internationaal karakter voel me Rotterdammer vertrouwen in toekomst Rotterdam Rotterdam 2006
uitgaansgelegenheden aantrekkelijk stadscentrum aantrekkelijk voor jongeren* gezinsvriendelijk*
Zuid 2013
stad met veel groen rustige stad schone stad Zuid 2006 veilige stad liever andere woonstad 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Omnibusenquête (OBI) * Cijfers uit het jaar 2008, niet gemeten in 2006
Het imago van Rotterdam verschuift in de beleving van haar bewoners naar een meer rustige, veilige stad met veel groen. Minder waardering dan in 2006 is er in 2013 voor culturele mogelijkheden, uitgaansgelegenheden en voor de aantrekkelijkheid van het stadscentrum. De waar37
Staat van Rotterdam 2013
dering voor het stadscentrum was in 2011 op het dieptepunt en in 2013 weer hoger. Op Zuid vindt men de stad iets minder veilig en rustig dan gemiddeld in Rotterdam, heeft men minder vertrouwen in de toekomst en vindt men het stadscentrum aantrekkelijker. Figuur 2-11 Belangrijkste problemen Rotterdam volgens haar bewoners criminaliteit/ drugs vervuiling/ beheer openbare ruimte
Rotterdam 2013
verkeersproblematiek overige problemen jeugdproblematiek Rotterdam 2006
armoede overige voorzieningen mentaliteit mensen verloedering wijken
Zuid 2013 woningproblematiek overig overlast bevolkingssamenst. openbaar groen Zuid 2006 stedenbouwk. plan speelmogelijkheden 0%
20%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
Staat van Rotterdam 2013
38
40%
60%
80%
100%
Op verkeersproblematiek na vinden Rotterdammers dat de problemen in de stad niet zijn toegenomen. Problemen rondom criminaliteit en drugs worden nog steeds door Rotterdammers het vaakst genoemd als belangrijkste probleem van hun stad. Toch neemt het aandeel Rotterdammers dat dit probleem noemt gestaag af. De problemen rondom de bevolkingssamenstelling en jeugdproblematiek worden eveneens steeds minder vaak genoemd. Ook op Zuid vindt men dat criminaliteit en drugs het belangrijkste probleem is en net als gemiddeld in Rotterdam wordt het probleem minder vaak genoemd dan in 2006.
39
Staat van Rotterdam 2013
3 Bestuur en dienstverlening Figuur 3-1 Percentage Rotterdammers dat internet gebruikt en bezoek www.rotterdam.nl 100% bezoek www.rotterdam.nl
80% 60% 40%
gebruik internet
20% 0% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: Omnibusenquête (OBI)
Ongeveer drie kwart van de Rotterdammers maakt gebruik van internet. Sinds 2006 stijgt het gebruik niet meer. Twee op de vijf Rotterdammers bezoekt de website van de gemeente Rotterdam. De bewoners op Zuid maken volgens eigen zeggen in 2013 iets minder gebruik van de website dan de bewoners in de rest van Rotterdam. Figuur 3-2 Digitale loketten: score G4-gemeenten ten opzichte van elkaar 0 Rotterdam
1 2
Amsterdam**
3
Den Haag
4
Utrecht
5 2006
2007
2008
2009
2010
2011*
2012*
Bron: Ernst & Young, Benchmark digitale dienstverlening * Ten opzichte van eerdere jaren is vanaf 2011 niet alleen de mate waarin burgers producten digitaal kunnen afnemen meegewogen in de beoordeling van het digitale loket. Ook de effectiviteit van de zoekmachine en de resultaten van het e-mail response onderzoek tellen dit jaar mee. ** Amsterdam 2006 t/m 2010 (best scorende stadsdeel), vanaf 2011 de gehele stad
Bij de benchmark van digitale dienstverlening staat Rotterdam op de derde plek wanneer de vier grote gemeenten worden vergeleken. Dit is
Staat van Rotterdam 2013
40
één plek lager dan in de voorgaande jaren. Figuur 3-3 Beeld van Rotterdammers over Rotterdamse ambtenaren, 2012 correct (beetje) eens
betrouwbaar eerlijk geloofwaardig
geen mening
discreet professioneel nauwgezet
(beetje) oneens
begripvol open 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
De helft tot tweederde van de Rotterdammers vindt de ambtenaren van de gemeente Rotterdam eerlijk, geloofwaardig, betrouwbaar en correct. Minder goed worden openheid, begripvol en nauwgezetheid beoordeeld. De mening van de bewoners op Zuid over Rotterdamse ambtenaren is nauwelijks anders dan gemiddeld in Rotterdam.
41
Staat van Rotterdam 2013
4 Algemene middelen Figuur 4-1 Rangorde G4-Gemeenten* woonlastendruk voor meerpersoonshuishoudens (1=laagst) 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Rotterdam Den Haag Utrecht 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) Onder de gemeentelijke woonlasten wordt verstaan het gemiddelde bedrag dat een huishouden in een bepaalde gemeente betaalt aan ozb, rioolheffing en reinigingsheffing, minus een eventuele heffingskorting. * Voor Amsterdam zijn alleen gegevens over de stadsdelen bekend.
In 2013 staat Rotterdam op plek 242. De belastingdruk in Rotterdam is ten opzichte van andere gemeenten flink gestegen. Figuur 4-2 Gemeentelijke woonlasten voor meergezinshuishoudens € 1.200 € 1.000
Rotterdam
€ 800 € 600
Den Haag
€ 400 € 200
Utrecht
€0 2009
2010
2011
2012
2013
Bron: Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO)
De gemeentelijke woonlasten voor meergezinshuishoudens zijn voor het tweede opeenvolgend jaar in Rotterdam gestegen. De woonlasten zijn bijna even hoog als in Utrecht en hoger dan in Den Haag.
Staat van Rotterdam 2013
42
Figuur 4-3 OZB-percentages voor niet-woningen 0,40% Rotterdam 0,30% Amsterdam 0,20% Den Haag 0,10% Utrecht 0,00% 2010 2011 2012 2013 2010 2011 2012 2013 gebruikers
eigenaren
Bron: Websites van de gemeenten * De OZB wordt berekend door een percentage over de WOZ-waarde van een onroerende zaak te nemen.
De OZB-percentages waarmee de Onroerende-zaakbelasting (OZB) wordt berekend op niet-woningen, is in Rotterdam steeds hoger dan in de andere gemeenten. Echter de percentages zijn sinds 2010 in Rotterdam minder gestegen.
43
Staat van Rotterdam 2013
5 Veiligheid Figuur 5-1 Aantal wijken naar categorie volgens de veiligheidsindex 63 54 45 36 27 18 9 0
veilig aandacht bedreigd probleem onveilig 2006
2007
2008
2009
2011
Bron: Directie Veiligheid
In 2011 is er geen onveilige wijk in Rotterdam, wel twee wijken waar veiligheid een probleem is (vier minder dan in 2009). De veiligheidsindex is vergeleken met 2009 twee tiende punt gestegen, van 7,3 naar 7,5. De twee wijken waar veiligheid een probleem is, behoren tot het gebied Zuid. De veiligheidsindex van Zuid is 6,4, een tiende punt hoger dan in 2009. Figuur 5-2 Percentage bewoners dat zich vaak onveilig voelt in de eigen woonbuurt* 20% Rotterdam 15% Amsterdam 10% Den Haag 5% Utrecht 0% 2008
2009
2011
2012
Bron: Integrale Veiligheidsmonitor CBS * De meetmethode is na 2011 veranderd waardoor er sprake is van een trendbreuk.
Ruim 5 procent van de Rotterdammers voelt zich vaak onveilig in de eigen woonomgeving. In 2012 geven Rotterdammers en Hagenaars dit vaker aan dan de bewoners van de andere twee steden.
Staat van Rotterdam 2013
44
Figuur 5-3 Percentage bewoners dat zich vaak onveilig voelt in de eigen woonbuurt 20% 2008
15% 10%
2009
5%
2011
0% Zuid
rest van Rotterdam
Bron: Veiligheidsenquête Directie Veiligheid
Op Zuid is het percentage bewoners dat zich vaak onveilig voelt hoger dan in de rest van Rotterdam. Figuur 5-4 Percentage bewoners dat zegt dat overlast van jongeren vaak voorkomt in de woonbuurt, 2012 50% Rotterdam
40% 30%
Amsterdam
20%
Den Haag
10%
Utrecht
0% Bron: Integrale Veiligheidsmonitor CBS
Vijftien procent van de Rotterdammers, ongeveer een even hoog aandeel als in Den Haag, geeft aan dat overlast van jongeren een vaak voorkomend probleem is in de eigen woonbuurt. In beide andere grote steden is het percentage iets lager.
45
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 5-5 Percentage bewoners dat zegt dat overlast van jongeren vaak voorkomt in de woonbuurt 40% Zuid
30% 20%
rest van Rotterdam
10% 0% 2006
2007
2008
2009
2011
Bron: Veiligheidsenquête Directie Veiligheid
Op Zuid vinden bewoners iets vaker dan in de rest van Rotterdam dat overlast van jongeren een vaak voorkomend probleem in de woonbuurt is. Figuur 5-6 Rapportcijfer veiligheid van ondernemers 10 Rotterdam
8 6
Amsterdam
4
Den Haag
2
Utrecht
0 2005
2007
2010
Bron: Benchmark Gemeentelijk Ondernemersklimaat
Het rapportcijfer dat ondernemers geven voor veiligheid is in 2010 in alle vier de grote steden hoger dan in 2005. De Rotterdamse ondernemers geven in 2010 een gelijk rapportcijfer als de Amsterdamse en Haagse ondernemers. In Utrecht is het cijfer iets hoger.
Staat van Rotterdam 2013
46
Figuur 5-7 Percentage ondernemers die zich (wel eens) onveilig voelt, 2011 50% 40% 30% 20% 10%
detailhandel vestiging
overige branches vestiging
detailhandel omgeving
rest van Rotterdam
Zuid
rest van Rotterdam
Zuid
rest van Rotterdam
Zuid
rest van Rotterdam
Zuid
0%
overige branches omgeving
Bron: Monitor veilig ondernemen, directie Veiligheid
Ondernemers op Zuid voelen zich zowel in de eigen vestiging als in de omgeving van deze vestiging vaker (wel eens) onveilig dan ondernemers in de rest van Rotterdam. Figuur 5-8 Percentage verdachten 25 jaar en ouder 3% Rotterdam 2%
Amsterdam
1%
Den Haag Utrecht
0% 2007
2008
2009
2010
2011
2012*
Bron: HKS, bewerkt door KLPD/DNRI, *voorlopig cijfer
Onder de bevolking van 25 jaar en ouder in Rotterdam is het percentage verdachten sinds 2009 onveranderd. In de andere steden daalt dit. In Rotterdam en Den Haag is het percentage verdachten het hoogst in de vier grote steden. 47
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 5-9 Percentage verdachten, 2011 Antillianen Surinamers 18 t/m 24 jaar Kaapverdianen Turken Marokkanen overig niet-westers 12 t/m 17 jaar westerse allochtonen autochtonen 0%
10%
20%
30%
Bron: Monitor Rotterdamse Risicogroepen 2012 , oorspronkelijk HKS, politie Rotterdam Rijnmond, bewerking RISBO
Analyse van Rotterdamse jongeren die in het jaar 2011 verdacht waren van betrokkenheid bij criminaliteit laat zien dat het percentage verdachten onder Antilliaanse en Marokkaanse jongeren hoger is dan onder de andere etnische groepen. In de eerdere onderzoeken van het RISBO komt naar voren dat het wel of niet als verdachte geregistreerd zijn, samenhangt met etniciteit, schoolverzuim, voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid. Gewezen wordt op de relatieve beperkte verklaringskracht van deze factoren. De sterkste verklaringskracht gaat uit van het al dan niet hebben van een crimineel verleden. Ook moet de verklaring worden gezocht bij andere factoren zoals de gezinssituatie, problemen in de opvoeding, psychosociale problemen en dergelijke.
Staat van Rotterdam 2013
48
6 Volksgezondheid en zorg Figuur 6-1 Levensverwachting in jaren 85 83
Rotterdam
81
Amsterdam
79
Den Haag
77
Utrecht
75 2001-2004
2005-2008
2007-2010
Bron: CBS, bewerkt door RIVM
De levensverwachting is in Rotterdam lager dan in de andere grote steden en is in Rotterdam minder gestegen. Hogere levensverwachtingen worden gevonden in de regio’s rond de grote steden. 1 Uit onderzoek van het ErasmusMC blijkt dat de lagere levensverwachting van Rotterdammers ten opzichte van het landelijke vooral toe te schrijven is aan verschillen in opleidingsniveau en inkomen, ongezondere leefstijl (roken, alcohol, overgewicht) en de luchtkwaliteit die in Rotterdam slechter is.
1
Schatting van de potentiële effecten van primaire preventieve interventies op de gezondheid van de Rotterdamse bevolking. Het GIDS modelleringsproject, Erasmus MC, Rotterdam / University of Queensland, Australia.
49
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 6-2 Percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart, 2008 50% Rotterdam
40% 30%
Amsterdam
20%
Den Haag
10%
Utrecht
0% Bron: Gezondheidsenquêtes GGD’s van de vier grote gemeenten (G4, op gezondheid uitgemeten, GGD’s van de vier grote gemeenten)
Het percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart, is in Rotterdam en Den Haag iets hoger dan in Amsterdam en Utrecht. Achtergrondkenmerken (etniciteit, opleidingsniveau, financiële situatie, etc.) verklaren het verschil in (ervaren) gezondheid. Figuur 6-3 Percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart 50% 2005
40% 30%
2008
20% 10%
2012*
0% Zuid
rest van Rotterdam
Bron: Gezondheidsenquête GGD-Rijnmond * voorlopig cijfer
Het percentage bewoners dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart, is op Zuid iets hoger dan in de rest van Rotterdam.
Staat van Rotterdam 2013
50
Figuur 6-4 Overgewicht bij peuters 15% 2006/2007 10%
2007/2008
5%
2008/2009 2009/2010
0% jongens
meisjes
jongens
overgewicht
meisjes
obesitas
Bron: Jeugdmonitor, GGD Rotterdam-Rijnmond
Het percentage peuters met overgewicht is sinds 2006 iets toegenomen. Het percentage peuters dat lijdt aan obesitas is ongeveer gelijk gebleven. Figuur 6-5 Percentage kleuters dat minstens vijf dagen per week buiten speelt 60% 2007/2008 40% 2008/2009 20% 2009/2010 0% jongens
meisjes
Bron: Jeugdmonitor, GGD Rotterdam-Rijnmond
Het percentage kleuters dat veel buiten speelt, is ten opzichte van 2008/2009 iets toegenomen.
51
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 6-6 Overgewicht bij kinderen in de leeftijdsgroep 4 t/m 12 jaar, 2011 30% Zuid 20% 10%
rest van Rotterdam
0% jongens
meisjes
jongens
overgewicht
meisjes
obesitas
Bron: Jeugd Rijnmond in Beeld, GGD Rotterdam-Rijnmond
Overgewicht onder jongens en meisjes die wonen op Zuid komt vaker voor dan in de rest van Rotterdam. Figuur 6-7 Percentage kinderen in de leeftijdsgroep 4 t/m 12 jaar dat minstens vijf dagen per week buiten speelt, 2011 100% Zuid
80% 60% 40%
rest van Rotterdam
20% 0% jongens
meisjes
Bron: Jeugd Rijnmond in Beeld, GGD Rotterdam-Rijnmond
Verschil in de mate waarin kinderen buiten spelen, tussen de kinderen die in Zuid wonen en de kinderen die in de rest van Rotterdam wonen, is er niet.
Staat van Rotterdam 2013
52
Figuur 6-8 Percentage brugklassers* en derdeklassers* dat minstens twee keer per week sport buiten schooltijd, 2010/2011 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Zuid rest van Rotterdam jongens
meisjes
jongens
brugklassers
meisjes
derdeklassers
Bron: Jeugdmonitor, GGD Rotterdam-Rijnmond. * Het betreft hier leerlingen van het VO die wonen in Rotterdam.
Het percentage jongens in de brugklas en de derde klas van het voortgezet onderwijs dat minimaal twee keer per week buiten schooltijd sport, is hoger dan onder meiden. Onder meiden neemt sportdeelname met het ouder worden sterker af dan onder jongens. Op Zuid wordt er door meiden uit de derde klas minder vaak gesport dan in de rest van Rotterdam. Figuur 6-9 Percentage bewoners dat de laatste vijf jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, 2008 10% Rotterdam
8% 6%
Amsterdam
4%
Den Haag
2%
Utrecht
0% Bron: Gezondheidsenquêtes GGD’s van de vier grote gemeenten
Huiselijk geweld komt vaker voor in Rotterdam dan in de andere grote steden. Het verschil tussen Rotterdam en de andere steden wordt niet verklaard door verschillen in de achtergrondkenmerken.
53
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 6-10 Percentage bewoners dat de laatste vijf jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld 10% 8%
2008
6% 4% 2012*
2% 0% Zuid
rest van Rotterdam
Bron: Gezondheidsenquête GGD-Rijnmond
Huiselijk geweld komt iets vaker voor op Zuid dan in de rest van Rotterdam. Figuur 6-11 Percentage bewoners dat vrijwilliger is in de zorg 20% Zuid
15% 10%
rest van Rotterdam
5% 0% 2007
2009
2011
Bron: Vrijetijdsomnibus, OBI
Zeven procent van de Rotterdammers is vrijwilliger in de zorg. Het betreft hier vrijwilligers bij vrijwilligersinstellingen die hulp geven aan zieken, bejaarden, gehandicapten en bij andere organisaties voor hulp- en dienstverlening. De percentages op Zuid en in de rest van Rotterdam zijn respectievelijk net iets lager en iets hoger in 2011. In de jaren ervoor was er geen verschil.
Staat van Rotterdam 2013
54
Figuur 6-12 Aandeel mantelzorgers: een schatting 30% 25%
korter dan 3 maanden en minder dan 8 uur per week
20% 15% 10%
langer dan 3 maanden en/of meer dan 8 uur per week
5%
2011 rest
2011 Zuid
2009 rest
2009 Zuid
2007 rest
2007 Zuid
0%
Bron: Mantelzorgers in Rotterdam, OBI
Het aandeel Rotterdammers dat mantelzorg verleent, is in 2011 15 procent. Het grootste deel van de mantelzorgers doet dit langer dan 3 maanden en/of meer dan 8 uur per week. Verschil tussen Zuid en de rest van Rotterdam is er niet.
55
Staat van Rotterdam 2013
7 Onderwijs Figuur 7-1 Cito-eindtoets basisschool 538 Zuid
536 534
Rotterdam
532
overig G4
530
Nederland
528 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: Cito, bewerking OBI
De gemiddelde Cito-score van de Rotterdamse basisschoolleerlingen is lager dan gemiddeld in de overige G4 en lager dan in Nederland. De score is in 2013 lager dan in het jaar ervoor. In Rotterdam is de daling groter dan gemiddeld in de overige G4 en in Nederland. Daarbij is in 2 Rotterdam het aandeel leerlingen dat de Eindtoets niveau doet in 2013 het hoogst en is het meest gestegen in procentpunten ten opzichte van 2012. De score van de kinderen op Zuid is lager dan gemiddeld in Rotterdam. Het Rotterdamse gemiddelde en ook van Zuid past ongeveer bij het schooladvies vmbo gemengde / theoretische leerweg. De gemiddelde score van de overige G4 en van Nederland past bij een iets hoger advies, namelijk gemengde / theoretische leerweg / havo.
2
Vanaf 2013 is het mogelijk om de Eindtoets niveau op papier te maken. Deze toets is
bedoeld voor leerlingen die moeite hebben met de Eindtoets Basis. De invoering van de papierenversie naast de digitale heeft geleid tot een stijging van het aandeel leerlingen met een Eindtoets niveau van 5,1 procent in 2012 tot 23,8 in 2013. Landelijk steeg dit van 2,9 naar 14,8 procent.
Staat van Rotterdam 2013
56
Figuur 7-2 Cito-eindtoets basisschool: taal- en rekentoets, 2013 80 60
taal
40 20
rekenen
0 Zuid
Rotterdam
G4-gemiddeld
Nederland
Bron: Cito, bewerking OBI
In Rotterdam is de in 2013 behaalde score voor de taal- én de rekentoets van Cito lager dan gemiddeld in de vier grote steden en Nederland. Op Zuid zijn beide scores nog lager.
57
Staat van Rotterdam 2013
autochtonen
totaal
Figuur 7-3 Deelnamepercentages* naar havo en vwo (3 2012/2013**
de
en 4
Zuid Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
de
leerjaar),
vmbo
Zuid Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
tweede generatie
eerste generatie
havo Zuid Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht Zuid Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
vwo
0%
20%
40%
60%
80%
100% de
Bron: Statline (CBS), per 1 oktober, *percentages van de leerlingen 3 en 4de leerjaar VO, ** voorlopige cijfers
In Rotterdam gaan meer leerlingen naar het vmbo en gaan er minder naar havo en vwo dan in de andere drie grote steden. De deelname vmbo is onder alle drie de groepen autochtoon, eerste en tweede generatie allochtoon hoger, waarbij onder autochtonen het verschil het grootst is. Op Zuid is de deelname vmbo hoger dan in geheel Rotterdam, dat geldt voor alle drie de groepen. Het verschil onder autochtonen is het grootst.
Staat van Rotterdam 2013
58
de
Figuur 7-4 Deelnamepercentages* naar havo en vwo (3
de
en 4
30%
leerjaar)
vwo autochtonen vwo 1e generatie vwo 2e generatie havo autochtonen havo 1e generatie havo 2e generatie
25% 20% 15% 10% 5% 2012**
2011**
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
0%
Bron: Statline (CBS), per 1 oktober, *percentages van de leerlingen 3de en 4de leerjaar VO, ** voorlopige cijfers
De havo- en vwo-deelname is het hoogst onder autochtone jongeren. Onder hen is de vwo-deelname ten opzichte van 2003 gestegen. Deelname op havo en vwo is onder de eerste generatie allochtonen gestegen om vervolgens weer te dalen. Figuur 7-5 Slaagpercentages naar havo en vwo, 2010/2011* Rotterdam autochtonen
havo
Amsterdam Den Haag Utrecht
eerste generatie
vwo
Rotterdam Amsterdam tweede generatie
Den Haag Utrecht 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Statline (CBS), *voorlopige cijfers
59
Staat van Rotterdam 2013
Het slaagpercentage vwo van Rotterdamse autochtonen is lager dan in de andere grote steden. Figuur 7-6 Slaagpercentage naar havo en vwo 100% vwo autochtonen vwo 1e generatie vwo 2e generatie havo autochtonen havo 1e generatie havo 2e generatie
90%
80%
70%
60% 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010* Bron: Statline (CBS), * voorlopige cijfers
De slaagpercentages vwo en havo zijn in Rotterdam het hoogst onder autochtonen. Onder de eerste generatie allochtonen stijgt het percentage geslaagden vwo, onder de tweede generatie is het percentage na een daling in de periode 2006-2009 weer gestegen. Figuur 7-7 Percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters (VSV-ers) jonger dan 23 jaar 10% Rotterdam
8% 6%
Amsterdam
4%
Den Haag
2%
Utrecht
0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011*
Bron: OCW, VSV-verkenner, per 1 oktober, * voorlopige cijfers (2011/2012)
Staat van Rotterdam 2013
60
In de periode 2005/2006 tot en met 2011/2012 is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters in alle vier de grote steden, behalve in het schooljaar 2010/2011, gedaald. In Rotterdam is het percentage met een procentpunt gedaald ten opzichte van het vorig schooljaar. Het percentage is nog steeds iets hoger dan in de andere grote steden. Figuur 7-8 Percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters (VSV-ers) jonger dan 23 jaar 20%
autochtoon
15% eerste generatie allochtoon tweede generatie allochtoon
10% 5% 0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011*
Bron: OCW, VSV-verkenner, per 1 oktober, * voorlopige cijfers
Onder de eerste generatie allochtonen is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2011/2012 het hoogst. Na een stijging in het voorgaande schooljaar is het percentage onder de eerste én tweede generatie weer gedaald. Onder autochtonen is het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters het laagst en is er sprake van een geleidelijke daling.
61
Staat van Rotterdam 2013
8 Participatie Figuur 8-1 Sociale index
-
0 0
0
-
-
0 0
-
-
0
-
-
0
0
-
sociaal zeer zwak
Ontwikkeling ten opzichte van 2010
probleem
+ is vooruitgang (met 0,2 of meer)
kwetsbaar
– is achteruitgang (-0,2 of meer)
sociaal voldoende
0 is stabiel
sociaal sterk
Bron: Sociale Index (OBI)
Staat van Rotterdam 2013
62
De Sociale Index is in 2012 lager dan in 2010, namelijk 5,5 ten opzichte van 5,8 in 2010. Rotterdam wordt met deze score aangemerkt als ‘sociaal kwetsbaar’. De achteruitgang op het niveau van de aspecten is waarneembaar bij Leefomgeving, Meedoen en Sociale Binding. De eerste twee werden in 2010 nog gezien als ‘sociaal voldoende’ en zijn nu ‘kwetsbaar’. Bij Meedoen is dit vooral te wijten aan een daling van participatie op het gebied van school en werk. De aspecten Capaciteiten en Sociale binding zijn zowel in 2010 als in 2012 ‘kwetsbaar’. Toch is de score van het aspect Sociale binding flink gedaald. De daling vindt vooral plaats bij het thema Ervaren binding dat van ‘kwetsbaar’ in 2010 nu ‘problematisch’ is. Rotterdammers hebben vooral minder vertrouwen in de toekomst van de stad. Figuur 8-2 Sociale index: wijken* naar categorie 30 2008 20
2009
10
2010 2012
0 sociaal sterk
sociaal voldoende
kwetsbaar
probleem
zeer zwak
Bron: Sociale Index (OBI) * exclusief Rozenburg
In 2012 zijn 24 van de 65 wijken ‘sociaal voldoende’ of ‘sociaal sterk’. In 2010 waren dit er nog 32.
63
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-3 Nieuwkomers (korter dan twee jaar in Nederland) als percentage van de bevolking naar etnische groep Turken
2013 Rotterdam
Surinamers Antillianen
2010 Rotterdam
Marokkanen Kaapverdianen
2013 Zuid
overig niet-westers overig westers
2010 Zuid
Europeanen 0%
4%
8%
12%
16%
20%
24%
28%
Bron: GBA (OBI)
Het aandeel nieuwkomers in Rotterdam neemt sinds 2010 toe onder bewoners afkomstig uit de Europese Unie (exclusief Nederland). Onder Antillianen en de groep overig niet-westerse bewoners neemt het aandeel nieuwkomers af. Op Zuid is het aandeel nieuwkomers iets hoger dan gemiddeld in Rotterdam. Dit geldt met name voor de groepen bewoners afkomstig uit de Europese Unie en in mindere mate voor Kaapverdianen. Net als in geheel Rotterdam is het percentage nieuwkomers in de groep Europeanen gestegen.
Staat van Rotterdam 2013
64
Figuur 8-4 Netto-participatiegraad in de leeftijdsgroep 25 t/m 64 jaar 90% 85% 80%
Rotterdam Amsterdam
75% 70% 65%
Den Haag Utrecht Nederland
60% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Enquête Beroepsbevolking, CBS, bewerking OBI
Het aandeel werkenden in de leeftijdsgroep 25 tot en met 64 jaar is in Rotterdam lager dan in de andere grote steden en Nederland. In Rotterdam is het aandeel sinds 2010 iets gedaald. Figuur 8-5 Percentage jongeren 21 en 22 jaar met een startkwalificatie, 2012 100% 80%
man
60% 40% vrouw
20% 0% autochtonen
1ste generatie westers
2de generatie westers
1ste 2de generatie generatie niet-westers niet-westers
Bron: Onderwijspositie (directie Jeugd en Onderwijs/OBI)
Het percentage autochtone jongeren en westerse jongeren van de tweede generatie met een startkwalificatie is hoger dan bij de andere groepen. Vrouwen hebben vaker een startkwalificatie dan mannen.
65
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-6 Percentage jongeren 21 en 22 jaar ingeschreven als nietwerkende werkzoekende 10%
Zuid
8%
Rotterdam
6%
Amsterdam
4%
Den Haag
2%
Utrecht
0% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: UWV-Werkbedrijf en GBA, OenS-afdelingen grote gemeenten
Het percentage werkzoekende Rotterdamse jongeren is hoger dan in Amsterdam en Utrecht maar is het laatste jaar niet gestegen. Op Zuid is het percentage nog hoger en stijgt ook gedurende het laatste jaar. In 2013 heeft 27 procent van deze jongeren een bijstandsuitkering, in 2010 was dit 20 procent. Op Zuid is dit in 2013 26 procent. Figuur 8-7 Ontwikkeling persoonlijk besteedbaar inkomen € 25.000
Zuid
€ 23.000
Rotterdam
€ 21.000
Amsterdam
€ 19.000
Den Haag
€ 17.000
Utrecht
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
€ 15.000
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het gemiddeld persoonlijk besteedbaar inkomen is in Rotterdam lager dan in de andere grote steden. Op Zuid is dit nog lager. Het verschil tussen Rotterdam en de andere steden is in de periode 2001-2010 groter geworden.
Staat van Rotterdam 2013
66
Figuur 8-8 Aandeel personen (23 t/m 64 jaar) naar inkomenssituatie, 2010 100%
zonder inkomen
80% overig
60%
inkomen uit uitkering inkomen uit arbeid
40% 20% 0% autochtonen
eerste generatie
tweede generatie
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het aandeel personen met inkomen uit arbeid is het laagst binnen de eerste generatie allochtonen en het aandeel met inkomen uit uitkering en het aandeel zonder inkomen zijn onder die groep het hoogst. Figuur 8-9 Ontwikkeling aandeel personen (23 tot en met 64 jaar) met een inkomen uit een uitkering 50%
autochtonen
40% 30%
eerste generatie
20%
tweede generatie
10% 0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het aandeel personen met inkomen uit uitkering stijgt na 2009, bij de tweede generatie allochtonen na 2008. Tot voor die tijd is er sprake van daling. Een paar jaar lang was het aandeel personen met een uitkering onder de tweede generatie lager dan onder autochtonen. In 2010 ligt dit weer op hetzelfde niveau. De tweede generatie lijkt meer last te hebben van de economische crisis. Wellicht speelt het gemiddeld jonger zijn van de tweede generatie een rol. De tweede generatie allochtonen is in 2010 - in de leeftijdsgroep 23 tot en met 64 jaar – gemiddeld 34 jaar, de autochtonen 44 jaar, de eerste generatie 41 jaar. 67
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-10 Gestandaardiseerd huishoudinkomen* in Rotterdam 100% laag
80% 60%
midden
40% 20%
hoog
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2000
1998
1996
1994
0%
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, * verdeling in klassen laag, midden en hoog op basis van de verdeling van alle Nederlandse gestandaardiseerde huishoudinkomens naar 40 procent laag, 40 procent midden en 20 procent hoog.
Het aandeel huishoudens met een hoog, midden of laag inkomen is, in verhouding tot het huishoudinkomen in Nederland, vanaf 1994 tot en met 2010 onveranderd. Figuur 8-11 Gestandaardiseerd huishoudinkomen, 2010 100% hoog
80% 60%
midden
40% 20% Utrecht
Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Zuid
Nederland
laag
0%
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS
Ten opzichte van de andere grote steden en Nederland kent Rotterdam een hoog aandeel huishoudens met een laag inkomen, het aandeel midden en hoge inkomens is lager. Op Zuid is het aandeel huishoudens met een laag inkomen nog hoger en het aandeel hoge inkomens lager.
Staat van Rotterdam 2013
68
Figuur 8-12 Ontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar (gestandaardiseerd) huishoudinkomen € 25.000
autochtoon
€ 22.500
1ste generatie
€ 20.000
2de generatie
€ 17.500
autochtoon Zuid 1ste generatie Zuid 2de generatie Zuid
€ 15.000
€ 12.500 2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen daalt sinds de aanvang van de economische crisis onder huishoudens met een allochtone hoofdkostwinner. Onder autochtone huishoudens is de stijging bijna nihil. Op Zuid daalt het inkomen van autochtone huishoudens. Huishoudens waarvan de hoofdkostwinner eerste generatie allochtoon is, beschikken over een lager besteedbaar inkomen dan de tweede generatie en autochtone huishoudens. De inkomens van huishoudens op Zuid zijn lager dan gemiddeld in Rotterdam.
69
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-13 Het gemiddeld besteedbaar (gestandaardiseerd) huishoudinkomen, 2010 Zuid
autochtoon
Rotterdam Amsterdam
eerste generatie
Den Haag Utrecht
tweede generatie
Nederland €-
€ 10.000
€ 20.000
€ 30.000
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen is in Rotterdam voor alle drie de groepen het laagst in de vier grote steden. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde hebben autochtone huishoudens in de grote steden, behalve in Rotterdam, meer te besteden. Het besteedbaar inkomen van de eerste generatie allochtone huishoudens is in alle vier de grote steden lager dan landelijk. Ten opzichte van 2009 zijn de tweede generatie huishoudens er meer op achteruitgegaan dan de andere huishoudens, in Rotterdam en Amsterdam sterker dan in Den Haag en Utrecht. Op Zuid is het inkomen van alle drie de groepen lager dan gemiddeld in Rotterdam. Het verschil is het kleinst voor de eerste generatie allochtonen.
Staat van Rotterdam 2013
70
Figuur 8-14 Aandeel huishoudens onder 110% van het sociaal minimum 50% autochtoon
40% 30%
eerste generatie
20%
tweede generatie
10% 0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI. NB De inkomensgrens voor bijzondere bijstand is vanaf 2011 110 procent van het sociaal minimum.
Het aandeel huishoudens onder 110 procent van het sociaal minimum stijgt sinds 2008. De stijging is het grootst onder tweede generatie allochtone huishoudens. Onder eerste generatie allochtone huishoudens is het aandeel onder 110 procent aanzienlijk hoger. Figuur 8-15 Aandeel huishoudens onder 110% van het sociaal minimum autochtoon Zuid eerste generatie rest van Rotterdam
tweede generatie 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS, bewerking OBI
Het aandeel huishoudens onder 110 procent van het sociaal minimum is op Zuid onder alle drie de groepen hoger dan in de rest van Rotterdam.
71
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-16 Aantal huishoudens met bijzondere bijstandsuitkering* 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
aantal huishoudens met 2 of meer uitkeringen aantal huishoudens met 1 uitkering
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: SoZaWe/GBA * incidentele en periodieke uitkeringen
Het aantal huishoudens dat bijzondere bijstand heeft ontvangen, daalt sinds 2010. De daling wordt vooral veroorzaakt door huishoudens met 2 of meer uitkeringen. Van het totaal aantal huishoudens in Rotterdam krijgt in 2012 11 procent bijzondere bijstand. In 2010 was dit 13 procent. Figuur 8-17 Percentage huishoudens met budgetbeheer en schuldbemiddeling* 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0
budgetbeheer
schuldbemiddeling 2009
2010
2011
2012
2013
Bron: SoZaWe, KBR * De gegevens zijn herzien t.o.v. de vorige Staat van Rotterdam
Het aantal huishoudens dat gebruik maakt van budgetbeheer is in 2013 lager dan het aantal in 2012. Het aantal is bijna weer gelijk aan het aantal in 2009. Van schuldhulpverlening wordt in 2013 door minder huishoudens gebruik gemaakt dan in 2012. Daarvoor steeg sinds 2009 het gebruik.
Staat van Rotterdam 2013
72
Figuur 8-18 Aandeel Rotterdammers (15 tot en met 64 jaar) met een WWB of WIJ-uitkering 15%
Zuid Rotterdam
10%
Amsterdam 5%
Den Haag Utrecht
0% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: SoZaWe, gemeenten
Het aandeel bijstandsgerechtigden stijgt sinds 2009 in Rotterdam. Rotterdam kent van de vier grote steden het hoogste aandeel bijstandsgerechtigden. Op Zuid is dit hoger dan gemiddeld in Rotterdam. De laatste drie jaren is het bijstandsniveau op Zuid vrijwel gelijk gebleven. Figuur 8-19
Aandeel kinderen 0 tot en met 17 jaar dat in een bijstandsgezin* opgroeit
25% Rotterdam
20% 15%
Amsterdam
10%
Den Haag
5%
Utrecht
0% 2006
2007
2008
2009
Bron: Landelijke Jeugdmonitor (CBS) * bij de bepaling van bijstandsgezin heeft minstens één van de ouders een bijstandsuitkering.
Het aandeel kinderen dat opgroeit in een bijstandsgezin is het hoogst in Rotterdam en het laagst in Utrecht. In de periode 2006-2009 is het aandeel in alle vier de grote steden gedaald.
73
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 8-20 Kinderen (0 t/m 17 jaar) die leven in een huishouden waar minimaal één van de ouders* op 1 januari een bijstandsuitkering heeft 50%
20%
Rotterdam 2010 Rotterdam 2013 Zuid 2010
10%
Zuid 2013
40% 30%
0% autochtonen
eerste generatie
tweede generatie
Bron: SoZaWe / GBA, OBI * naar generatie ouders
Kinderen tot en met 17 jaar waarvan tenminste één van de ouders behoort tot de eerste generatie allochtonen, leven in 23 procent van de gevallen in een gezin dat een bijstandsuitkering ontvangt. In 2010 was dit percentage even hoog. Bij kinderen met autochtone ouders is dit percentage het laagst. Op Zuid zijn de percentages kinderen wonend in een huishouden met een bijstandsuitkering onder autochtone en tweede generatie allochtone huishoudens hoger dan gemiddeld in Rotterdam. Figuur 8-21 Percentage bewoners in de leeftijdsgroep 15 tot en met 64 jaar met een AO, WW en/of WWB uitkering, 2013* 20% AO
15%
WWB
10% 5%
WW
0% Rotterdam Amsterdam Den Haag
Utrecht
Nederland
Bron: CBS en de Sociale Atlas, UWV-Werkbedrijf * voorlopige cijfers
Het aandeel van de leeftijdsgroep 15 tot en met 64 jaar dat een uitkering ontvangt, is in Rotterdam hoger dan in de andere steden en landelijk. Stijging van de uitkeringsafhankelijkheid ten opzichte van vorig jaar Staat van Rotterdam 2013
74
wordt met name veroorzaakt door de verhoging van het percentage bewoners met een WW-uitkering. In Rotterdam is het percentage bewoners met een WW-uitkering en met een bijstandsuitkering het hoogst. Figuur 8-22
Opleidingsniveau beroepsbevolking*
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
laag middelbaar
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
hoog
Bron: EBB (CBS) *Doordat steeds minder laagopgeleiden meedoen aan bevolkingsonderzoek neemt het aandeel laagopgeleiden volgens de EBB-cijfers sterker af dan in de werkelijkheid. De beroepsbevolking bestaat uit werkenden en werklozen in de leeftijdsgroep 15 t/m 64 jaar.
Het opleidingsniveau van de Rotterdamse beroepsbevolking stijgt. Figuur 8-23
Percentage ouders zonder leerlinggewicht* basisschoolleerlingen
100% 2010
80% 60%
2011
40% 20%
2012**
0% Zuid
Rotterdam Amsterdam Den Haag
Utrecht
Bron: DUO/CFI *Leerlingen krijgen geen gewicht mee wanneer hun ouders minimaal enige jaren voortgezet onderwijs hebben gevolgd, bijvoorbeeld 3 jaar mavo of VMBO, 2 jaar havo of vwo. ** voorlopige cijfers
Het percentage ouders van leerlingen in het basisonderwijs zonder leerlinggewicht is in Rotterdam lager dan in de andere grote steden. In alle vier de steden, en ook op Zuid, is er sprake van stijging. Het percentage is op Zuid nog lager. Dit duidt erop dat het opleidingsniveau van ouders 75
Staat van Rotterdam 2013
op Zuid lager is dan gemiddeld in Rotterdam. En in Rotterdam lager dan in de overige grote steden. Figuur 8-24
Percentage bewoners 23 jaar en ouder met een voltooide midden/hoge opleiding, 2012
100% Zuid
80% 60% 40%
rest van Rotterdam
20% 0% Bron: Wijkonderzoek (OBI)
Het percentage bewoners van 23 jaar en ouder met een midden/hoge opleiding is op Zuid lager dan in de rest van Rotterdam. Figuur 8-25 Sociaal Economische Index: plek in de rangorde van de 50 grootste gemeenten in Nederland (1=beste) 0 Rotterdam
10 20
Amsterdam
30
Den Haag
40
Utrecht
50 2010
2012
Bron: Atlas voor Gemeenten* De Sociaal-Economische Index wordt gebruikt om de sociaal-economische positie van 50 gemeenten met elkaar te vergelijken. De samenstelling is gebaseerd op kennis over de arbeidsmarkt, werkgelegenheid en lokale economie. Het bestaat uit gegevens over bijstand, opleiding, arbeidsmarktparticipatie zoals werk, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, en werkgelegenheid.
Van de 50 grootste gemeenten in Nederland staat Rotterdam in 2012 op ste de 40 plaats. Dat is één plek hoger (en minder goed) in de rangorde van gemeenten dan in 2010 en lager dan de andere grote steden.
Staat van Rotterdam 2013
76
9 Cultuur, sport en recreatie Figuur 9-1 Aantallen dagbezoeken bij evenementen, musea en attracties* 10.000.000 9.000.000 evenementen
8.000.000 7.000.000 6.000.000
musea
5.000.000 4.000.000 3.000.000 2.000.000
attracties
1.000.000 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Toeristische Barometer Rotterdam* alleen jaarlijks - in dezelfde maand - terugkerende evenementen zijn opgenomen
In 2012 is ten opzichte van 2011 het dagbezoek aan attracties en het bezoek aan evenementen gedaald. Het museumbezoek is vrijwel gelijk gebleven.
77
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 9-2 Percentage sporters 100% 2007
80% 60%
2009
40% 20%
2011
0% 13 t/m 75 jaar Bron: Vrijetijdsomnibus (OBI)
Drie op de vijf Rotterdammers in de leeftijdsgroep 13 tot en met 75 jaar sport. Figuur 9-3 Percentage sporters in de leeftijdsgroep 6 t/m 79 jaar* en naar verband waarin wordt gesport**, 2011 sporters Zuid ongeorganiseerd
bij sportvereniging
sportschool etc.
rest van Rotterdam
anders georganiseerd 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Vrijetijdsomnibus (OBI), * de collegedoelstelling m.b.t. sport gaat uit van deze leeftijdsgroep, ** sporters kunnen in verschillende verbanden sporten
Het percentage sportende Rotterdammers van 6 tot en met 79 jaar is op Zuid lager dan in de rest van Rotterdam. Staat van Rotterdam 2013
78
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Figuur 10-1 Woonaantrekkelijkheidsindex: plek in de rangorde van de 50 grootste gemeenten in Nederland (1=beste) 0 Rotterdam
5 10
Amsterdam
15
Den Haag
20
Utrecht
25 2010
2012
Bron: Atlas voor Gemeenten
De woonaantrekkelijkheid van Rotterdam wordt het minst gewaardeerd van de vier grote steden. Sinds 2010 is Rotterdam met de woonaantrekkelijkheidsindex vier plekken gezakt in de rangorde van gemeenten. De woonaantrekkelijkheidsindex is samengesteld op basis van informatie over bereikbaarheid van banen, cultuur, veiligheid, koopwoningen, culinair aanbod, nabijheid natuurgebieden, aanwezigheid universiteit en het historisch karakter van de stad. Figuur 10-2 Aandeel huishoudens met kinderen onder de 18 jaar 50% 40%
Zuid
30% 20%
rest van Rotterdam
10% 0% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: GBA (OBI)
Het aandeel huishoudens met kinderen onder de 18 jaar is al vanaf 2006 vrijwel gelijk en is op Zuid iets hoger dan in de rest van Rotterdam.
79
Staat van Rotterdam 2013
Rotterdam
2012
Amsterdam
2012
Den Haag
Figuur 10-3 Wens van de huishoudens om binnen twee jaar te verhuizen
2012
beslist niet
2009 verhuisgeneigd
2009 ik heb reeds andere huisvesting/ woning gevonden
2009
weet niet
Utrecht
2012
2009 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Woononderzoek Nederland, bewerking OBI
De verhuisgeneigdheid is in 2012 iets groter dan in 2009. Er wordt met name vaker aangegeven misschien wel te willen verhuizen. Dit kan samenhangen met vaker dan voorheen vooruitschuiven van verhuis3 plannen zoals ook landelijk gebeurt.
3
Wonen in ongewone tijden, De resultaten van het Woononderzoek Nederland 2012,
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maart 2013
Staat van Rotterdam 2013
80
zeker huidige woonplaats
2012
Amsterdam
2009
2012
s-Gravenhage
Rotterdam
Figuur 10-4 Gewenste woning in huidige of andere woonplaats
2012
bij voorkeur huidige woonplaats eventueel andere woonplaats bij voorkeur andere woonplaats eventueel huidige woonplaats zeker andere woonplaats
2009
2009
Utrecht
2012
of in het buitenland
2009 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Woononderzoek Nederland, bewerking OBI
In Rotterdam en Den Haag is de voorkeur om de stad te verlaten onder de verhuisgeneigden tussen 2009 en 2012 toegenomen. 4
Het CPB komt in een notitie tot de conclusie dat het niet goed te voorspellen is of de grote steden te maken krijgen met verdergaande suburbanisatie of dat de aantrekkingskracht van de steden gaat toenemen. De dalende transportkosten en stijgende welvaart, de drijvende krach4
Wordt de wereld plat of is er toekomst voor de stad?, Economische krachten achter
verval en opleving van steden, CPB, april 2013
81
Staat van Rotterdam 2013
ten achter de suburbanisatie, kunnen nu ook andersom werken. Dit omdat de economie zich heeft ontwikkeld tot een diensten- en kenniseconomie in plaats van een industriële economie. De vraag naar hoogopgeleiden stijgt hiermee sneller dan het aanbod. Omdat persoonlijke interactie essentieel is voor productie en uitwisseling van kennis, stimuleert de kenniseconomie de verstedelijking. En zolang de communicatietechnologie niet zo ver is dat het elkaar persoonlijk ontmoeten geen pre meer is, is het toenemende belang van menselijk kapitaal in de economie in het voordeel van de steden. Immers de kans op ontmoeten is groter. Ook vergrijzing is een factor in het voordeel van de steden, met name wanneer de stad zich profileert als consumentenstad. Amsterdam heeft zich sterker ontwikkeld als consumentenstad. En heeft sinds de jaren zeventig meer hoogopgeleiden weten te trekken dan Rotterdam en omgeving. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de prijzen van Amsterdamse woningen meer zijn gestegen dan die in Rotterdam. De aantrekkingskracht van steden op hoogopgeleiden geldt echter evenzeer voor laagopgeleiden. Dit omdat door het vergroten van hooggeschoolde arbeid ook de vraag naar laaggeschoolde arbeid doet toenemen door een grotere vraag naar diensten.
Staat van Rotterdam 2013
82
Figuur 10-5
Motieven van vestigers, 2011
werk zelfstandig wonen
studie Zuid samenwonen bij vrienden/familie
de vorige buurt de woning uit
de vorige woning gezinsuitbreiding rest van Rotterdam geboortegrond
gezondheid/leeftijd anders 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Komen en gaan (OBI)
Werk, studie en wonen bij familie/vrienden zijn (iets) belangrijkere motieven om zich op Zuid te vestigen dan in de rest van Rotterdam.
83
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 10-6 Motieven van vertrekkers, 2011
samenwonen weg uit Rotterdam werk Zuid de vorige buurt bij vrienden/familie de vorige woning studie zelfstandig wonen gezinsuitbreiding geboortegrond
rest van Rotterdam
de woning uit gezondheid/leeftijd anders 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Komen en gaan (OBI)
Vertrekkers uit Zuid zeggen iets vaker te vertrekken omdat zij weg willen uit Rotterdam of omdat zij willen samenwonen dan vertrekkers uit de rest van Rotterdam. Minder vaak noemen de vertrekkers van Zuid ‘de vorige buurt/woning’ en ‘gezinsuitbreiding’ als motief om te vertrekken. Staat van Rotterdam 2013
84
Figuur 10-7
Aantal verhuisde huishoudens per sector, Rotterdam*
30.000 sociale huur 20.000 particuliere huur
10.000
2012
2011
2010
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
0
2009
koop
Bron: WBOB (OBI), *sector waar naar toe is verhuisd
Het aantal verhuizingen naar de koopsector is sinds 2007 afgenomen. De jaren daarvoor was dit tamelijk stabiel. Figuur 10-8 Opgeleverde nieuwbouwwoningen naar prijsklasse en sector en sloop, Rotterdam 4.000 dure koop
3.500 3.000
middeldure koop
2.500 2.000 1.500
goedkope koop
1.000
dure huur
500 middeldure huur
0 -500
goedkope huur
-1.000 -1.500
sloop
-2.000 -2.500 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Stadsontwikkeling
In 2011 behoren bijna alle opgeleverde woningen tot het dure segment van de woningmarkt, 93 procent. Het betreft met name woningen in de koopsector. In het goedkope segment zijn slechts 15 woningen opgele85
Staat van Rotterdam 2013
verd. In 2011 zijn meer woningen gesloopt dan in de twee jaren ervoor. Figuur 10-9 Opgeleverde nieuwbouwwoningen naar prijsklasse en sector en sloop, Zuid 4.000 dure koop
3.500 3.000
middeldure koop
2.500 2.000 1.500
goedkope koop
1.000
dure huur
500 0
middeldure huur
-500
goedkope huur
-1.000 -1.500
sloop
-2.000 -2.500 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Stadsontwikkeling
Van de bijna 1.800 in 2011 gesloopte woningen stonden er ruim duizend op Zuid. Alle op Zuid opgeleverde woningen horen tot de dure koopsector. Het aantal opgeleverde woningen is in 2011 lager dan in de voorgaande jaren. In 2010 was dit het hoogst.
Staat van Rotterdam 2013
86
Figuur 10-10
goedkope woningen
middelduur en dure woningen
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Woningvoorraad naar prijsklasse*
Bron: WBOB (OBI), * De WOZ-waarde is gebruikt om de woningmarkt in te delen in prijsklasse
Het aandeel goedkope woningen in de woningmarkt daalt gestaag. Figuur 10-11 Gemiddelde WOZ-waarde woningen € 300.000
Rotterdam
€ 250.000
Amsterdam
€ 200.000
Den Haag
€ 150.000
Utrecht Nederland
€ 100.000 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Bron: Statline (CBS)
De gemiddelde WOZ-waarde van woningen in Rotterdam is sinds 2010 licht gedaald. Ook in de drie andere grote steden en Nederland daalde de WOZ-waarde. De Rotterdamse waarde blijft ver onder die van de andere drie grote steden en het landelijk gemiddelde.
87
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 10-12 Gemiddelde WOZ-waarde woningen € 200.000 Zuid
€ 175.000 € 150.000
rest van Rotterdam
€ 125.000 € 100.000 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: WBOB (OBI)
De gemiddelde WOZ-waarde van woningen op Zuid ligt ver onder die van de rest van Rotterdam. Dit terwijl de WOZ-waarde van de rest van Rotterdam onder de gemiddelden van de drie andere grote steden en Nederland ligt. Figuur 10-13 Leegstand woningen 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht Nederland 2009
2010
2011
Bron: Statline (CBS)
Leegstand van woningen komt vaker voor in de steden Rotterdam, Amsterdam en Den Haag dan in Utrecht en landelijk.
Staat van Rotterdam 2013
88
Figuur 10-14 Leegstand woningen in Rotterdam 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
Zuid
rest van Rotterdam 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: WBOB (OBI)
Op Zuid is de leegstand iets hoger dan in de rest van Rotterdam. Het laatste jaar is de leegstand licht afgenomen, met name in de rest van Rotterdam. Figuur 10-15 Aantal koopovereenkomsten bestaande woningen op de woningmarkt, per kwartaal 2.400 Rotterdam
2.000 1.600
Amsterdam
1.200 Den Haag
800 400
Utrecht 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: NVM * vierde kwartaal 2012 voorlopige cijfers
Het aantal koopovereenkomsten van bestaande woningen vertoont ten gevolge van de economische crisis een terugval vanaf het derde kwartaal van 2008. Het aantal verkochte woningen is vanaf 2008 in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag jaarlijks lager dan het jaar ervoor.
89
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 10-16 Aandeel huishoudens dat (zeer) tevreden is met de woonomgeving 100% Rotterdam 90%
Amsterdam
80%
Den Haag
70%
Utrecht Nederland
60% 2006
2009
2012
Bron: Woononderzoek Nederland, bewerking OBI
In de grote steden zijn de bewoners minder tevreden over de woonomgeving dan gemiddeld in Nederland, in Rotterdam en Den Haag het minst tevreden. Figuur 10-17 Tevredenheid over de huidige woonsituatie (in het algemeen) 100% Zuid 80% 60%
rest van Rotterdam
40% 2008
2009
2010
2012
Bron: Wijkonderzoek (2008, 2009 Sociale Enquête), OBI
De bewoners op Zuid zijn iets minder tevreden over de eigen woonsituatie (in het algemeen) dan de bewoners uit de rest van Rotterdam.
Staat van Rotterdam 2013
90
Figuur 10-18 Uitgifte bedrijventerreinen in hectare 5 4
Rotterdam Noord
3 2 Rotterdam Zuid*
1 0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: Monitor Bedrijventerreinen stadsregio Rotterdam *Rotterdam Zuid omvat alle deelgemeenten ten zuiden van de Maas
De uitgifte van bedrijventerreinen is in Rotterdam boven de Maasoever gedaald tot ruim een hectare. Onder de Maasoever is in 2011 bijna een hectare uitgegeven. Figuur 10-19 Aandeel leegstand kantoorruimte (van kantoren met ruimten 2 van 500 m of groter) op 1 januari en stijging voorraad t.o.v 2006 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
percentage leegstand ontwikkeling voorraad t.o.v. 2006 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: OBI
De leegstand van kantoorruimte is in het laatste jaar gestegen van 10 naar 13 procent. De voorraad kantoorruimte van kantoren met ruimten 2 van 500 m of groter is ten opzichte van 2006 met 21 procent toegenomen.
91
Staat van Rotterdam 2013
11 Verkeer en vervoer Figuur 11-1 Verkeersintensiteit (in motorvoertuigen op een werkdag tussen 7 en 19 uur) per cordon (x 1.000) 2.000 agglomeratiecordon
1.500
ruitcordon
1.000 500
binnencordon
0 1996 1998
2000 2002 2004
2006 2008
2010 2012*
Bron: dS+V, Verkeer en Vervoer * agglomeratiecordon is een voorlopige schatting en verandering meetpunten binnenstad
De verkeersintensiteit stijgt tot 2009 over een lange reeks van jaren gestaag. Echter daarna is er sprake van een gelijkblijvende verkeersintensiteit in 2010 en 2011. De voorlopige cijfers over 2012 duiden op een daling op het ruit- en binnencordon. Figuur 11-2 Bereikbaarheid banen vanuit de vier grote steden*: plek in de rangorde 50 grootste gemeenten in Nederland 2012 (1=beste) 0 per auto buiten spits
2 4
per auto in spits
6 8
per OV
10 12 Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Bron: Atlas voor Gemeenten, *Bij de bereikbaarheid van banen gaat het om hoe goed kunnen de bewoners van de desbetreffende gemeente een gevarieerd aanbod van banen in die gemeente en alle andere gemeenten in Nederland bereiken.
De bereikbaarheid van banen is per auto tijdens de spits en per openbaar vervoer voor Rotterdammers minder dan voor de bewoners van de andere drie grote steden. Staat van Rotterdam 2013
92
Figuur 11-3 Doorstroming auto, bus en tram in de stad: percentage (zeer) tevreden 100%
doorstroming van de auto in de stad doorstroming van de bus
80% 60% 40%
doorstroming van de tram
20% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: Omnibusenquête (OBI)
Rotterdammers zijn meer tevreden over de doorstroming van bus en tram dan over die van de auto in de stad. Sinds 2010 is de tevredenheid over de doorstroming van de auto het meest toegenomen. Daarvoor nam de tevredenheid over de doorstroming van de bus vooral toe. De bewoners van Zuid zijn in 2013 minder tevreden over de doorstroming van de auto dan gemiddeld in Rotterdam.
93
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 11-4 Doorstroming voor auto op routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en binnenstad: % (zeer) tevreden Stadionweg/ Laan op Zuid Groene Kruisweg/ Dorpsweg
2013
Maasboulevard Vaanweg/ Pleinweg Tjalk laan/ Vierhavenstraat 2010
Stadhoudersweg/ Statenlaan Schieweg/ Schiekade 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
Wanneer wordt gevraagd naar het oordeel over de doorstroming op routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en de binnenstad zijn Rotterdammers in 2013 meer tevreden over de routes Schieweg/Schiekade, Tjalklaan/Vierhavenstraat en Stadhoudersweg/ Statenlaan dan in 2010. Figuur 11-5 Intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets 50% auto
40% 30%
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2003
0%
2007
fiets
2006
10%
2005
openbaar vervoer
2004
20%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
De auto is het meest intensief gebruikte vervoermiddel in Rotterdam. Staat van Rotterdam 2013
94
Dan volgt de fiets en vervolgens het openbaar vervoer. Op Zuid wordt de fiets door de bewoners iets minder intensief gebruikt dan gemiddeld in Rotterdam. Figuur 11-6 Tevredenheid over het parkeren van de auto bij de eigen woning: % (enigszins tevreden) 100% 80%
Zuid
60% 40% rest van Rotterdam
20% 0% 2010
2012
Bron: Wijkonderzoek (OBI)
Op Zuid is men iets minder tevreden over het parkeren bij de eigen woning dan in de rest van Rotterdam. Figuur 11-7 Rapportcijfer kwaliteit openbaar vervoer, algemeen oordeel 10 bus
9 8
tram
7 6
metro
5 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: OV-Klantenbarometer, Kennisplatform Verkeer en Vervoer
Het algemeen oordeel van RET-reizigers voor bus, tram en metro is ruim voldoende. Het rapportcijfer is voor tram en metro gestegen.
95
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 11-8 Rapportcijfer algemene veiligheid in metro, bus en tram 10 bus
9 8
tram
7 metro en Randstadrail
6 5 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: OV-Klantenbarometer, Kennisplatform Verkeer en Vervoer
De algemene veiligheid in bus, tram en metro wordt eveneens als ruim voldoende beoordeeld. Het rapportcijfer voor metro en Randstadrail is gestegen. Figuur 11-9 Rapportcijfers kwaliteit openbaar vervoer: algemeen oordeel 2012 10 Rotterdam
8 6
Amsterdam
4
Den Haag
2
Utrecht
0 bus
tram
metro
Bron: OV-Klantenbarometer, Kennisplatform Verkeer en Vervoer
De beoordeling van de kwaliteit van het openbaar vervoer in Rotterdam wijkt niet af van de beoordeling in de andere grote steden.
Staat van Rotterdam 2013
96
12 Economie Figuur 12-1 Rotterdammers over de gevolgen van de economische crisis ondervonden gevolgen 2013 ondervonden gevolgen 2012 ondervonden gevolgen 2010 verwachte gevolgen 2013 verwachte gevolgen 2012 verwachte gevolgen 2010
minder geld te besteden eigen huis wordt minder waard moeilijker om geld te lenen kan geen baan vinden baan kwijtraken bank komt in de problemen hogere rente lening of hypotheek geen gevolgen weet niet 0%
20%
40%
60%
80%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
Drie op de vijf Rotterdammers kan in 2013 door de economische crisis minder geld besteden, bijna een derde vindt dat het eigen huis minder waard is dan voor de crisis. Meer mensen dan in de drie jaren ervoor zeggen dat het financieel minder goed gaat. Het vinden van een baan is moeilijker geworden. De groep mensen die zegt dat de economische crisis geen gevolgen heeft, slinkt. Ook de toekomst wordt als minder zeker ingeschat. Vaker dan vorig jaar verwacht men minder geld te kunnen besteden en dat het eigen huis minder waard wordt.
97
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-2 Mening van ondernemers over economisch klimaat in het vierde kwartaal 2012 100% verslechterd
80% 60%
gelijk gebleven 40% 20%
verbeterd
0% kamergebied kamergebied kamergebied kamergebied Rotterdam Amsterdam Den Haag MiddenNederland (Utrecht) Bron: COEN (Statline, CBS)
De ondernemers zijn niet positiever of negatiever over het economisch klimaat dan in het vierde kwartaal 2011. Ten opzichte van het vierde kwartaal in 2010 is men negatiever. In het kamergebied Rotterdam vinden ondernemers vaker dan in Amsterdam dat er sprake is van verslechtering maar minder vaak dan de ondernemers in Utrecht.
Staat van Rotterdam 2013
98
Figuur 12-3 Mening van ondernemers over winstgevendheid in het vierde kwartaal 2012 100% verslechterd
80% 60%
gelijk gebleven 40% 20%
verbeterd
0% kamergebied kamergebied kamergebied kamergebied Rotterdam Amsterdam Den Haag MiddenNederland (Utrecht) Bron: COEN (Statline, CBS)
Ook over de winstgevendheid zijn de ondernemers niet positiever of negatiever dan in het vierde kwartaal 2011. De verschillen tussen de kamergebieden zijn klein.
99
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-4 Binnenstad*: wonen en werken (index 2006 =100) 130,0 120,0
bewoners
110,0 100,0 werkzame personen
2013**
2012
2011
2010
2009
2008
2007
80,0
2006
90,0
Bron: GBA (OBI) en Bedrijvenregister Zuid-Holland * Voor de afbakening van het gebied is uitgegaan van de definitie uit het Binnenstadsplan Rotterdam 2008-2020 ** voorlopig cijfer
Het aantal inwoners in de binnenstad stijgt sinds 2007, het aantal werkzame personen sinds 2009. Figuur 12-5 Bezoekers winkelgebied binnenstad* 600.000 560.000 520.000 480.000 440.000 400.000 2006
2008
2010
2011
2012
Bron: Locatus * exclusief de Kop van Zuid, geschat aantal weekbezoekers (incl. koopzondagen)
In 2012 is het aantal bezoekers in het winkelgebied van de binnenstad hoger dan in 2008. Na een lager aantal in het jaar 2010, stijgt het aantal jaarlijks.
Staat van Rotterdam 2013
100
Figuur 12-6 Werkloosheidspercentage 15% Rotterdam 10%
Amsterdam Den Haag
5%
Utrecht 0% 2002
2004
2006
2008
2010
2012
Bron: Enquête Beroepsbevolking (CBS)
Het werkloosheidspercentage is in Rotterdam hoger dan in de andere grote gemeenten. Sinds 2008 is de werkloosheid in alle vier de grote steden gestegen. De stijging in Rotterdam en Den Haag is fors hoger dan in Amsterdam. Vergeleken met 2011 is de werkloosheidstoename het grootst in Rotterdam. Figuur 12-7 Aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking* 22% 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
jul-08 okt-08 jan-09 apr-09 jul-09 okt-09 jan-10 apr-10 jul-10 okt-10 jan-11 apr-11 jul-11 okt-11 jan-12 apr-12 jul-12 okt-12 jan-13 apr-13
Nederland
Bron: UWV-Werkbedrijf, Enquête Beroepsbevolking (CBS) * beroepsbevolking bestaat uit werkenden en werklozen / cijfers zijn ultimo van de desbetreffende maand
Het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking is in Rotterdam hoger dan in de andere drie grote steden. Na het begin van de economische crisis is de werkloosheid in Rotterdam sterker toege101
Staat van Rotterdam 2013
nomen dan in de andere grote steden. Vanaf oktober 2012 is de stijging onder de Rotterdammers fors en ook in deze periode veel sterker toegenomen dan in de andere steden en landelijk. Figuur 12-8 Aantal niet-werkende werkzoekenden* 65.000 60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
45 t/m 64 jaar
25 t/m 44 jaar
apr 2013 mei 2013
mrt 2013
jan 2013 feb 2013
jun 2012 dec 2012
juni 2011 dec 2011
juni 2010 dec 2010
juni 2009 dec 2009
juni 2008 dec 2008
dec 2007
15 t/m 24 jaar
Bron: UWV-Werkbedrijf * cijfers zijn ultimo van de desbetreffende maand
Er staan eind december 2012 bijna achteneenhalf duizend nietwerkende werkzoekenden meer ingeschreven dan in december 2007. Vijf maanden later, eind mei 2013, is dit aantal veel hoger, ruim 24 duizend. Het aantal neemt in 2012 vooral toe in de middelste en oudste leeftijdsgroep. In de eerste vijf maanden van 2013 in alle drie de groepen.
Staat van Rotterdam 2013
102
Figuur 12-9 Aandeel niet-werkende werkzoekenden in de leeftijdsgroep 20 tot en met 64 jaar 20% Zuid 15%
Rotterdam
10%
Amsterdam Den Haag
5%
Utrecht
0% 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: UWV-Werkbedrijf, bewerking OBI
Het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de leeftijdsgroep 20 tot en met 64 jaar is in Rotterdam hoger dan in de andere steden. Op Zuid is dit nog hoger. Het laatste jaar is er sprake van stijging van het percentage in Rotterdam en Den Haag. Op Zuid is de toename het grootst. Figuur 12-10 22-jarigen met een startkwalificatie* 80%
Rotterdam
70% 60%
Zuid
50%
rest van Rotterdam
40% 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Onderwijspositie (directie Jeugd en Onderwijs/OBI) * als aandeel van de gehele leeftijdsgroep 22-jarigen
Het aandeel 22-jarigen met een startkwalificatie is tot 2010 toegenomen, daarna blijft het percentage vrijwel gelijk. In Zuid is het aandeel lager dan in de rest van Rotterdam.
103
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-11 Ontwikkeling werkgelegenheid* (index 2001=100) 120 Zuid Rotterdam
110
Amsterdam 100
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
Utrecht 2001
90
Den Haag
Bron: Bedrijvenregisters, OenS-afdelingen grote gemeenten * werkzame personen 12 uur en meer per week
De werkgelegenheid is in Rotterdam ten opzichte van 2001 ruim 2 procent gedaald. In de andere steden is er sprake van (forse) groei. Niettemin kent Den Haag de grootste daling van werkgelegenheid sinds het begin van de economische crisis. Op Zuid groeit de werkgelegenheid in tegenstelling tot het gemiddelde in Rotterdam. Op stedelijk niveau groeit de werkgelegenheid met 1 à 2 procent gedurende het jaar 2011 in de informatiesector, bij financiële instellingen en in de zorg. Afname van de werkgelegenheid met 3 procent of meer doet zich voor in de sectoren detailhandel en handel in auto’s, de horeca, de overheid en de overige dienstverlening. Op Zuid groeit de werkgelegenheid gedurende 2011 met name in de sectoren transport en post, financiële instellingen en overheid. Krimp van 3 procent of meer is er in de sectoren industrie en nutsbedrijven, bouw, informatiesector en het onderwijs.
Staat van Rotterdam 2013
104
Figuur 12-12
Mutatie werkgelegenheid* door groei en krimp, vestiging en vertrek van aantal bedrijfsvestigingen, 2011
inkrimping vertrek opheffing uitbreiding vestiging oprichting 0
5.000
10.000
15.000
20.000
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland * Werkzame personen 12 uur of meer werkend per week
Gedurende 2011 is de werkgelegenheid met bijna 3.600 werkzame personen afgenomen. Verlies van werkgelegenheid is er vooral doordat opheffing meer werkgelegenheid kost dan oprichting. Op Zuid is de werkgelegenheid in 2011 met bijna 7 honderd werkzame personen afgenomen.
105
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-13
Ontwikkeling werkgelegenheid* in het MKB, periode 1 januari 2010 – 1 januari 2012
120.000 100.000
nieuw t.o.v. 2010
80.000 60.000 40.000
aantal werkzame personen
20.000 0 2010
2012
2010 Zuid 2012 Zuid
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland * Werkzame personen 12 uur of meer werkend per week
Sinds begin 2010 is de werkgelegenheid in het MKB met 2 procent gekrompen. Iets minder dan een vijfde deel van de werkgelegenheid is te vinden op Zuid. Hier is de omvang van de werkgelegenheid in het MKB vrijwel gelijk gebleven. Figuur 12-14
Percentage inkomende pendelaars* (werkt in de stad en woont elders) naar opleiding, 2012
100% laag
80% 60%
midden
40% 20%
hoog
0% Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Bron: Enquête Beroepsbevolking (CBS)
De helft van de werkenden in Rotterdam woont niet in Rotterdam. In vergelijking met Amsterdam is het percentage hoogopgeleide inkomende pendelaars hoger.
Staat van Rotterdam 2013
106
Figuur 12-15
Percentage uitgaande pendelaars* (woont in de stad en werkt elders) naar opleiding, 2012
100% laag
80% 60%
midden
40% 20%
hoog
0% Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Bron: Enquête Beroepsbevolking (CBS)
Drie op de tien werkende Rotterdammers heeft een baan buiten de gemeente Rotterdam. Dit aandeel uitgaande pendelaars is iets hoger dan in Amsterdam. Figuur 12-16
Studenten HBO en universiteit als aandeel van de bevolking van 17 tot en met 27 jaar
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht 2006
2007
2008
2009
2010
2011*
Bron: CFI en GBA, OBI, per 1 oktober, *voorlopig cijfer
In Rotterdam en Den Haag wonen verhoudingsgewijs minder studenten dan in Amsterdam en Utrecht.
107
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-17
Aantal bedrijfsvestigingen
30.000 25.000 rest van Rotterdam
20.000 15.000 10.000
Zuid
5.000 0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012*
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland *voorlopig cijfer, 2009 t/m 2011 zijn aangepast
In Rotterdam zijn er ruim 26 duizend bedrijfsvestigingen. Iets meer dan een op de vijf is te vinden op Zuid. Zowel op Zuid als in de rest van Rotterdam is het aantal bedrijfsvestigingen in 2011 iets afgenomen. Daarvoor was er sprake van een toename. Figuur 12-18 Leegstand winkels, 2011 30% 20% 10% 0% Zuid
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Bron: Koopstromenonderzoek (Locatus, bewerking I&O research)
Leegstand van winkels komt in Rotterdam vaker voor dan in de andere grote steden, in Zuid net iets vaker.
Staat van Rotterdam 2013
108
Figuur 12-19 Aanbod bedrijfsruimte*, 2013 10% 8% 6%
6 5 4 3 2 1 0
4% 2% 0% Zuid
percentage aanbod A/O**
rest van Rotterdam
Bron: Navigator werklocaties Rotterdam * als percentage van de totale voorraad (in m2), ** verhouding tussen aanbod en gemiddelde opname (in m2)
Het aanbod bedrijfsruimte is op Zuid hoger dan in de rest van Rotterdam. De verhouding tussen aanbod en gemiddelde opname (A/O) is op Zuid hoger dan de gewenste ratio van 3. In de rest van Rotterdam is dit lager. Figuur 12-20
Overslag Rotterdamse haven per kwartaal, bruto gewicht (X 1.000 ton)
60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0
massagoed droog massagoed nat stukgoed 1e 2e 3e 4e1e 2e 3e 4e 1e2e 3e 4e 1e2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Havenbedrijf Rotterdam N.V. , stukgoed is incl. containers
In 2012 is de overslag ten opzichte van 2011 groter, vooral door groei van de overslag massagoed nat. De overslag in de Rotterdamse haven is ondanks de economische crisis sinds 2008 toegenomen.
109
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 12-21
Directe zeehavengerelateerde toegevoegde waarde (X mln euro, lopende waarde), Rotterdam
20.000 15.000 10.000 5.000 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Bron: Havenmonitor 2011, Erasmus Universiteit Rotterdam
De direct zeehavengerelateerde toegevoegde waarde is na stijging sinds 2002 in 2009 gedaald en is vervolgens weer gestegen. In 2011 genereren de Rotterdamse havens de helft van de direct zeehavengerelateerde toegevoegde waarde van alle havens in heel Nederland. Figuur 12-22
Aantal werkzame personen in zeehavengerelateerde sectoren in Rotterdam
80.000 77.500 75.000 72.500 70.000 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Bron: Havenmonitor 2011, Erasmus Universiteit Rotterdam
De werkgelegenheid in zeehavengerelateerde sectoren in Rotterdam daalt vanaf 2008 tot 2010 en stijgt vervolgens. Het aandeel direct zeehavengerelateerde werkgelegenheid in Rotterdam van het totaal in Nederland is 45 procent.
Staat van Rotterdam 2013
110
Figuur 12-23
Aantal zeeschepen in Rotterdam met totale BT (Bruto Tonnage)*
80 binnengekomen zeeschepen (x 1000)
60 40
BT-totaal (x 10 mln ton)
20 0 2006 2007
2008
2009
2010 2011
2012
Bron: Havenbedrijf Rotterdam N.V., * BT: de inhoud van het schip incl. opbouw en dekhuizen uitgedrukt in tonnen
De totale Bruto Tonnage is in 2012 vrijwel gelijk aan die in 2011. Het aantal binnengekomen zeeschepen in 2012 is iets lager dan het aantal in 2011. Figuur 12-24
Aandeel Rotterdamse haven in totale goederenoverslag Hamburg-le Havre range
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Havenbedrijf Rotterdam N.V.
In 2012 is het aandeel Rotterdamse haven in de totale goederenoverslag Hamburg-le Havre range vrijwel gelijk aan het aandeel in 2010 en iets hoger dan in 2011. De Hamburg-Le Havre range bestaat uit de zeehavens Hamburg, Bremen, Wilhelmshaven, Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Terneuzen, Antwerpen, Gent, Zeebrugge, Duinkerken en Le Havre.
111
Staat van Rotterdam 2013
13 Milieu en duurzaamheid Figuur 13-1 Vervroegde sterfgevallen door fijn stof in de regio Rijnmond 350 300 250 200 150 100 50 0 1996
1999
2002
2005
2008
2011
Bron: MSR, DCMR
Het geschatte aantal vervroegde sterfgevallen door fijn stof in de regio Rijnmond is in de periode 2008 tot en met 2011 lager dan in 2007 en de jaren ervoor. Het aantal sterfgevallen daalt niet meer. Figuur 13-2 Uitstoot wegverkeer in de regio Rijnmond, index (1986=100) 160
CO2
140 norm 2010 CO2 NOx
120 100 80
KWS
60 norm 2010 NOx, KWS fijn stof
40 20 0 1990
1993
1996
1999
2002
2005
2008
2011
norm 2010 fijn stof
Bron: DCMR
De uitstoot van CO2 door wegverkeer stijgt sinds 1990 en blijft ruim boven de norm 2011. Ook de uitstoot van NOx blijft ondanks de daling ruim boven de norm. De norm is wel behaald voor koolwaterstoffen (KWS) en fijn stof.
Staat van Rotterdam 2013
112
Figuur 13-3 Emissie CO2 in Mton naar veroorzaker 50
verkeer en vervoer
40
gebouwde omgeving
30
industrie en afvalv erwerking energieopwekking
20 10
RCI doelstelling 2025
0 1990 2005 2007 2008 2009 2010 2011 2012* Bron: DCMR, voorlopig cijfer
De emissie CO2 is in de Rotterdamse regio hoger dan de RCI doelstelling 2025 en is sinds 2010 vrijwel gelijk gebleven. Figuur 13-4 Bekendheid Rotterdammers met hoofddoelen klimaatverandering 100% halvering CO2uitstoot
80% 60% 40%
100% klimaatbestendig
20% 0% 2010
2011
2012
2013
Bron: Omnibusenquête (OBI)
Bijna twee op de vijf Rotterdammers is bekend met het hoofddoel klimaatverandering de CO2-uitstoot te halveren, één op de vijf met het doel 100% klimaatbestendig. De bekendheid is sinds 2010 niet af- of toegenomen.
113
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 13-5 Wie moet maatregelen nemen tegen klimaatverandering en wie doet dat al genoeg, 2013 100%
60%
(minder) grote mate
40%
genoeg
80%
20% 0% ikzelf
Rotterdamse gemeente Nederlandse burger Rotterdam overheid
bedrijven
Bron: Omnibusenquête (OBI)
De Rotterdammers vinden dat vooral de overheid en bedrijven maatregelen moeten nemen tegen klimaatverandering. De mening van de Rotterdammer is niet anders dan in de voorgaande twee jaren.
Staat van Rotterdam 2013
114
Figuur 13-6
Bereidheid van Rotterdammers maatregelen te nemen tegen klimaatverandering energiezuinige apparaten meer gebruik fiets meer afvalscheiding
duurzame producten kopen
2013
verwarming thuis lager meer gebruik OV huis isoleren zuinige auto minder gebruik auto gebruik groene stroom zuinige autobanden 2011
met de omgeving energie besparen meer gebruik elektrisch vervoer maatregelen wateroverlast minder reizen vliegtuig 0%
20%
40%
60%
80% 100%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
De bereidheid om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering is het kleinst wanneer het gaat om minder reizen met het vliegtuig en het nemen van maatregelen tegen wateroverlast. De bereidheid om het huis te isoleren en/of gebruik te maken van groene stroom is sinds 2011 enigszins toegenomen.
115
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 13-7 Aandeel Rotterdammers dat (tamelijk tot erg veel) geluidshinder ondervindt in de woning naar bron, 2013 bromfietsen, scooters verkeer op de weg brommend geluid vliegtuigen sterke piekgeluiden bedrijven/industrie trein 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Omnibusenquête (OBI)
De twee grootste bronnen van geluidshinder in de eigen woning zijn bromfietsen/scooters en verkeer op de weg. Drie op de tien Rotterdammers ondervindt tamelijk tot erg veel geluidshinder van bromfietsen en scooters, een kwart van verkeer op de weg.
Staat van Rotterdam 2013
116
14 Fysiek beheer van de stad Figuur 14-1 Productnormering schoon: percentage CBS-buurten 4 of hoger ten opzichte van het totaal aantal CBS-buurten en het stedelijk gemiddelde 100%
5,00
80%
4,00
60%
3,00
40%
2,00
20%
1,00
0%
percentage wijken boven of gelijk aan 4 stedelijk gemiddelde
0,00 2010
2011
2012
Bron: ROTEB
De productnormering schoon van bijna alle buurten in 2012 is 4 of hoger. Figuur 14-2 Productnormering heel: percentage CBS-buurten 3,5 of hoger ten opzichte van het totaal aantal CBS-buurten en het stedelijk gemiddelde 100%
5
80%
4
60%
3
40%
2
20%
1
0%
percentage buurten boven of gelijk aan 3,5 stedelijk gemiddelde
0 2010
2011
2012
Bron: Gemeentewerken
In 2012 is de productnormering heel in alle buurten boven de 3,5. Het stedelijk gemiddelde is licht gedaald ten opzichte van vorig jaar. 117
Staat van Rotterdam 2013
Figuur 14-3 Meldingen buitenruimte 120.000 100.000
ingediend
80.000 60.000 40.000
voldoet aan de servicenorm*
20.000 0 2010
2011
2012
Bron: Gemeentewerken, Burgerjaarverslag *melding is binnen drie dagen afgehandeld of in behandeling genomen
Na 2010 daalt het aantal meldingen buitenruimte. Van deze meldingen is in 2012 89 procent binnen drie werkdagen afgehandeld of in behandeling gezet. Dit is even hoog als in 2010.
Staat van Rotterdam 2013
118