Zwerver of pelgrim? Zingen: Psalm 56:4 Gij weet, o God, hoe 'k zwerven moet op aard'; Mijn tranen hebt G' in Uwe fles vergaard. Is hun getal niet in Uw boek bewaard, Niet op Uw rol geschreven? Gewis, dan zal mijn wreevle vijand beven, En, als ik roep, straks rugwaarts zijn gedreven. Dit weet ik vast; God zal mij nooit begeven; Niets maakt mijn ziel vervaard. Lezen Spreuken 27:1-8 1. Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren. 2. Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen. 3. Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide. 4. Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan? 5. Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde. 6. De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden. 7. Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet. 8. Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats. Lezen Hebreeën 11:8-16 8. Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. 9. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte. 10. Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. 11. Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.
12. Daarom zijn ook van een, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is. 13. Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. 14. Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken. 15. En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren; 16. Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid. Spreuken 27:8 Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats. Er zijn twee soorten mensen die geen vast verblijf hebben. En daar gaat het hier om in deze tekst. We gaan nadenken over zwervers, die geen doel hebben en over pelgrims, die ook geen vast verblijf hebben, maar wel degelijk een doel! Misschien heb je het zelf wel eens gedaan: een vogel uit zijn nest opjagen en daarna het nest stukmaken. Zo’n vogel vliegt dan rusteloos en verloren rond dat kapotte nest. Ten slotte vertrekt het dier om ergens anders een plaats te zoeken. Dat beeld past Salomo toe op een man die zijn huis heeft moeten verlaten en nu eenzaam ergens ronddoolt zonder een vaste, veilige plek. Waarom die man zijn huis verlaten heeft staat er niet bij. Misschien heeft hij ruzie gehad thuis. Denk maar aan Jakob, die na zijn bedrog voor zijn broer Ezau moest vluchten. Of denk maar aan David, die moest vluchten voor Saul. Maar het zou ook dezelfde reden kunnen zijn als bij de gelijkenis van de verloren zoon: Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En dat de jongste zoon vertrekt naar een ver gelegen land. Om daar zijn goed door te brengen en met overdaad te leven, zonder God. Hoe het ook zij, het werkwoord ‘omdolen’ geeft aan de man een zwerversbestaan leidt. Een manier van leven zonder doel. Dat hij geen thuis meer heeft en nu her en der ronddwaalt. We kennen ze vandaag de dag ook. Zwervers in grote steden, die in de winkelstraat of bij de Albert Heijn hun krantje proberen te verkopen. Aan hen moet je niet vragen wat hun doel is in het leven. Je kunt ook denken aan asielzoekers. Mensen die vaak vanwege levensgevaar uit hun land zijn weggevlucht en zorg en veiligheid in een ander land proberen te vinden, en dan in ons land. Denk ook nu aan Haïti, waar duizende mensen weggetrokken zijn uit hun woonomgeving door die aardbeving. Wat zijn daar nu veel mensen zonder huis of haard.
Zwerver geworden. Het is goed om daar bij stil te staan. Het is ook onze plichten om aan die mensen te denken en te helpen, want Jezus zegt in Matt. 25: Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan. Want je mag het gerust als een grote zegen te zien als je een plek hebt in het gezin, waar je je thuis voelt en warmte, liefde en bescherming krijgt. In de bijbel vind je een paar voorbeelden van een zwerversbestaan. Bijvoorbeeld in Jeremia 14 waar de Heere zegt tegen zijn volk: Zij hebben zo liefgehad te zwerven, zij hebben hun voeten niet bedwongen; daarom heeft de HEERE geen welgevallen aan hen, nu zal Hij hunner ongerechtigheden gedenken, en hun zonden bezoeken. Met dat zwerven bedoeld de Heere dat ze naar buurvolken afgoden gingen op hulp te zoeken Zo ook in Jeremia 2: Wat reist gij veel uit, veranderende uw weg? Gij zult ook van Egypte beschaamd worden, gelijk als gij van Assur beschaamd zijt. Gij zult ook van hier uitgaan met uw handen op uw hoofd; want de HEERE heeft al uw vertrouwen verworpen, zodat gij daarmede niet zult gedijen. Met dat vertrouwen bedoeld de Heere als het ijdelen toeverlaat, die je buiten God zoekt. Maar zijn wij geen zwervers? We zijn toch uit het paradijs bij God, onze Schepper en Eigenaar, vandaan gelopen. We wilden niet onder Zijn beschermend en liefdevol gezag staan. We wilden op eigen benen gaan en zelf de dienst uitmaken. We zeiden God, onze Vader, vaarwel en klapten de deur van het Vaderhuis achter ons dicht. Dat is onze zonde! En sinds die tijd zijn we verloren zonen en dochters. We dwalen in het donker, zonder Gods bescherming en zonder echte veiligheid. Zonder een hart, dat in liefde voor ons klopt; zonder hand, die ons veilig leidt; zonder uitzicht op de toekomst. Zonder God, dat is zonder hoop in de wereld. We leven zonder kennis van God. Dat is een doodlopende weg, een weg die eindigt in het eeuwige verderf. Vandaar zoveel lege, eenzame, verharde en kille levens. Wat een wonder als je het erge daarvan leert inzien. Als je met je zwerversbestaan vastloopt, net zoals die jongen uit de gelijkenis, die het niet meer in het vreemde land kon uithouden. Hij dacht eraan hoe goed hij het bij zijn vader had. Hij kwam tot inkeer. En toen keerde hij zich van dat leven zonder zijn vader af en ging terug.
Kom jij er ook steeds meer achter dat je een zwerver bent wat betreft het leven met God. Dat je weer of nog steeds leeft naar je eigen verlangens en behoeftes. Keer dan weer tot de Heere, want Hij heeft geen welgevallen aan dat je zwerft. Daar kun je Zijn eer niet mee bedoelen! Denk jij er wel eens aan, dat God zwervers zoekt? Want dat is zeker: God wil ons geen zwervers laten blijven. Na de zondeval in het paradijs ging Hij meteen Adam en Eva achterna
en Hij riep hen terug. ‘Adam, waar bent u?” Dat zegt God ook tegen ons. De Heere staat dag en nacht uit te kijken of er zo’n zwerver bij Hem terugkomt met de belijdenis: “Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor U; ik ben niet meer waard uw kind genaamd te worden..” Denk ook aan de vorige JV-avond toen de woorden van God tot je klonken: Mijn zoon, geef mij je hart. De Heer wacht op genadig te zijn. Wie zo bij de Heere Jezus komt, in wie God Zich als Vader laat vinden en kennen, die ontvang vergeving, die sluit Hij in zijn armen en drukt Hij aan zijn hart. En dan is het goed. Geen zwerver meer, omdat de Heere Jezus als een zwerver over de aarde is gegaan. Er was nergens plaats voor Hem. Dat begon al toen Hij op aarde kwam. Ze legde Hem in een kribbe, omdat er voor Hem geen plaats was in de herberg. Verder heeft de Heere Jezus ook dit over zijn leven gezegd. ‘De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge.’ Hij is zelfs vanwege de last van onze zonden aan het kruis gespijkerd en is door Zijn Vader totaal verlaten, opdat zwervers medeburgers der heiligen en huisgenoten van God zullen worden. Wat een genade! Het zoeken van zwervers door God is ook mooi verwoord in de N.G.B. art. 17: Wij geloven dat onze goede God, toen Hij zag dat de mens zich zo in de lichamelijke en geestelijke dood gestort had en zich volkomen rampzalig gemaakt had, hem in zijn wonderbare wijsheid en goedheid zelf is gaan zoeken, toen hij bevend voor Hem vluchtte. God heeft hem getroost met de belofte hem zijn Zoon te geven, die geboren zou worden uit een vrouw (Gal. 4 : 4), om de kop van de slang te vermorzelen (Gen.3 : 15) en de mens voor eeuwig gelukkig te maken. En zoals Bonar het in een spreuk het uitdrukte: In liefde ging Hij uit tot de verste cirkel van verbanning, die deze aarde kende, opdat Hij ons tot de dichtste cirkel van Goddelijk gemeenschap en nabijheid zou terugbrengen. Als God in ons leven komt blijven we dus geen zwervers. We krijgen een doel en hoop in ons leven. We worden dan pelgrims. Dat is wat anders als een zwerver. Als zwerver stond je in eigen schoenen en als pelgrim niet meer. Je bent afgesneden en ingeënt in Christus. Een pelgrim is op reis. Wat het hele leven is een reis, een reis naar die eeuwigheid. Hij heeft een doel. Een kind van God mag zeker genieten van Gods goede gaven hier op aarde. Hij of zij heeft een taak. En toch… toch ben je hier in een zondige wereld nooit helemaal thuis. Je zoekt de dingen die boven zijn, zoals Paulus zegt in de brief aan de Kolossensen. Ook de H.C vraag en antwoord 58 spreken hiervan. Dat ik nademaal het beginsel van de eeuwige vreugde in mij voel, om God daarin eeuwiglijk te prijzen. In de Bijbel heb je verschillende voorbeeld van pelgrims. Mensen die vreemdelingen zijn op aarde, zoals Abraham en Jakob. Jakob getuigde voor Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren
mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen. Abraham krijg de belofte van de Heere in Gen. 15: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. Zo zijn er velen gelovigen uit de Bijbel beleden dat zij gasten en vreemdelingen waren op de aarde, zoals we ook afgelopen zondagmorgen gehoord hebben. Verlang jij daar ook naar, naar die heerlijkheid die hierna is? Of ben je toch nog druk met de beslommeringen van deze wereld. Het is onze taak om bij het einde te leven. Wat komt er dan veel in ons leven op een laag pitje te staan in vergelijk met het eeuwige leven. De apostel Petrus leefde ook dicht bij het einde zoals je kunt lezen in zijn brief: En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchteren, en waakt in de gebeden. Hoe leef jij hier op de aarde, heb je jouw levenshuis diep gefundeerd of woon je in een tent?
Gespreksvragen Zwerver of pelgrim? n.a.v. Spreuken 27:8 Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.
1. a. Noem eens voorbeelden die aantonen dat Christus Vreemdeling was op aarde. b. Welk doel had Zijn vreemdelingschap? (zie o.a. Hebreeën 10:19 en 13:12) 2. Een pelgrim is iemand die zogezegd ‘niet meer in zijn eigen schoenen staat’. In een preek wordt dit weleens genoemd: Hij is ‘afgesneden’ van zichzelf en ‘ingeënt’ (beeld uit de fruitteelt) in Christus. Probeer met elkaar eens een betekenis te geven van de woorden ‘afgesneden’ en ‘ingeënt’, of te wel spreek met elkaar eens over de toeeigening van het heil. 3. Waarom zou jij wel of waarom geen ‘pelgrim willen zijn op aarde? Wat houd je tegen op pelgrim te zijn? 4. Bestudeer met elkaar Hebreeën 11: 8-16. Bedenk een aantal dingen waarom de daar genoemde personen echt vreemdelingen waren. Probeer dit is over te zetten naar onze tijd. Wat betekend vreemdelingschap dan vandaag voor christenen? Ben jij vreemdeling en waarom? Zie ook de Catechismus vraag 58. 5. Wat betekent dit gedeelte nu praktisch voor je houding ten opzichte van mensen die geen thuis hebben. Wat zou jij kunnen betekenen voor je ontheemde medemens.