Cahier Een initiatief van de psychiatrische ziekenhuizen van de vzw Emmaüs: Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus Duffel
S
y m p o s i u m
30 januari 2009
Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Zoersel
Spreken(de) muren? Architectuur voor de zorg Zorg voor de architectuur
Colofon Samenstelling redactie: Algemeen secretariaat Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Ingrid Moerman Lutgart Van Dongen Fotografen: Joris Bulckens Leo Eyselbergs Marc Soubron Marck Swinnen Verantwoordelijke uitgever: Gui Rusch Andreas Vesaliuslaan 39 2980 Zoersel Opmaak: www.hetgeelpunt.be
April 2009
Met de steun van:
S
y m p o s i u m
30 januari 2009
C a h i e r Spreken(de) muren? Architectuur voor de zorg Zorg voor de architectuur
3
I n h o u d st a f el
Voorwoord p. 5-7 Voorbij de architectuur van de schijn: over comfort als troost p. 8-11 Samenvatting en commentaar Gezonde omgevingen - de architect als dokter? p. 12-16 Samenvatting en commentaar Over dingen en mensenmaat p. 17-19 Samenvatting en commentaar Drie hedendaagse modellen p. 20 Opnamekliniek De Fase: ‘Healing environment’ p. 20-21 De nieuwe opnameafdeling van het Psychiatrisch Centrum O.-L.-Vrouw van Vrede te Menen p. 22-23 Elim, Centrum voor Psychotherapie: oase en werkplaats p. 24 Gedachtewisseling p. 25-27
4
Voor woord Beste symposiumgangers, Als hoofdgeneesheer van het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniën huis is het mij een waar genoegen u van harte welkom te heten op het vijfde symposium dat gezamenlijk ingericht wordt door het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus Duffel en het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Zoersel. Samen met onze zusterinstelling in Duffel maken we deel uit van dezelfde inrichtende macht, de vzw Emmaüs. Sinds 2005 zijn de psychiatrische ziekenhuizen van Zoersel en Duffel gestart met een symposiumreeks waarin we onderwerpen aansnijden op het raakvlak tussen psychiatrie en maatschappij. Soms blijven we dichter bij de klinisch-psychiatrische invalshoek: zo hebben we ons bijvoorbeeld gebogen over de kritische factoren in herstel en terugval bij majeure psychiatrische ziektebeelden. Soms ligt de nadruk op maatschappelijke aspecten: vorig jaar keken we naar de patiënt als burger. Vandaag leggen we de focus met ‘Architectuur voor de zorg - Zorg voor de architectuur’ helemaal op de overgang tussen het psychiatrisch domein en de gewone leefomgeving. En domein kunnen we hier ook in zijn letterlijke betekenis nemen: de domeinen van Zoersel en Duffel liggen in of dicht bij de dorpskom en ze beïnvloeden met hun relatief grote gebouwen mee het aanzicht ervan. Vroeger deden ze dat met grote, statige, relatief sombere bouw werken en de laatste decennia met eerder lage, moderne volumes met grote glasoppervlakten, inclusief zonnepanelen op het dak. Op deze domeinen is er geen sprake meer van eenvormigheid zoals bij de opstart hier in Zoersel in de jaren twintig van de
5
vorige eeuw, waarbij verschillende paviljoenen door eenzelfde architect, met name Jef Huygh, werden ontworpen. Zijn hoofdgebouw, het oorspronkelijke Bethaniënhuis, is trouwens in 2008 na grondige restauratie en verbouwing heropend door de gemeente Zoersel die er haar gemeenteen OCMW-diensten heeft in ondergebracht. Naar aanleiding van de opening van de nieuwbouw in Duffel vorig jaar werden al heel wat bespiegelingen gewijd aan de betekenis van wonen - voor de meesten kort, voor sommigen jarenlang - in een psychiatrisch ziekenhuis. Luc Pelgrims, technisch directeur van het Psychiatrisch Ziekenhuis Duffel, schetste toen de ingrijpende wijzigingen in het bouwen voor psychiatrie doorheen de geschiedenis. Tijdens de nabespreking groeide het idee om het thema verder uit te bouwen tijdens een Emmaüssymposium. Welke woonkwaliteiten staan voorop? Kan architectuur het herstel bevorderen? Wat de leefomgeving doet voor een mens, hebben we bij de talrijke verhuisbewegingen binnen onze ziekenhuizen al uitgebreid kunnen ondervinden. Het gunstige effect was het meest zicht- en voelbaar bij een populatie die ten gevolge van een traumatische voorgeschiedenis uitgesproken problemen had met de gewone sociale interacties. Ze verbleven eerst op een oude afdeling van enkele verdiepingen hoog met dikke muren, kleine vensters, traliewerk voor de ramen, hoge donkere gangen, aftands meubilair en sanitair waar we het eufemisme ‘retro’ zullen op plakken. Het gebouw moest 6
plaats ruimen voor een ruime, lichte laagbouw met eenpersoonskamers. Van de mogelijkheid om zich rustig terug te trekken op de eigen kamer of te ontspannen in de binnentuin werd gretig gebruik gemaakt. Het aantal incidenten in de omgang met behandelaars en tussen de bewoners onderling daalde spectaculair. Daarnaast is er een duidelijke evolutie merkbaar om de afdelingen meer aansluiting te laten vinden bij het leven in het dorp. De afdelingen in Zoersel worden ingeplant langs de straat, weg van het centrale gedeelte dat meer de functie van een park krijgt. In Duffel werd de dorpsstraat als het ware doorgetrokken over het domein langsheen de nieuwbouw, compleet met dorpspleintje. Voor we helemaal lyrisch worden en onszelf wijsmaken dat er quasi geen verschil meer is tussen intra- en extramuros, toch nog even deze bedenkingen. Verschillende afdelingen zijn gesloten en je kan ze als patiënt niet verlaten zonder de bereidwillige hulp van een personeelslid dat met een elektronische badge de veel licht doorlatende deur laat openzwaaien. Je moet samenleven in gemeenschappelijke ruimten met mensen die je niet gekozen hebt en die elk hun eigen problemen en hebbelijkheden kennen. Ook in de recente nieuwbouw zijn er afzonderingskamers voorzien voor mensen die in complete ontreddering en verwarring toekomen. Daarom willen we deze namiddag ook de stem van de bewoners zelf laten doorklinken in de bevraging over hun ervaringen in de drie bouwprojecten die aan bod komen. Ironisch genoeg heeft de studiedag over architectuur plaats in Zoersel en niet in Duffel. In Duffel beschikt het psychiatrisch ziekenhuis namelijk over een auditorium dat helemaal ingericht is voor studiedagen zoals deze. We hebben hier in Zoersel onze toevlucht gezocht in wat met een
verontrustende benaming ‘polyvalente zaal’ heet. Hier gaan door: sessies bewegingstherapie, avondlezingen, bijscholingen, mindfulness, kwaliteitsdagen, uitreiking van eretekens, bijeenkomsten van onze gepensioneerde werknemers, een cafetaria voor de kerststalbezoekers, dansavonden voor patiënten en op de dag van de verkiezingen vinden de inwoners van onze gemeente hier de weg naar het kiesbureau. Dat klinkt geweldig, maar polyvalent betekent natuurlijk ook dat deze zaal voor geen enkele van bovengenoemde activiteiten helemaal aangepast is. Het is te warm of te koud, te groot of te klein, te kaal, de akoestiek deugt niet … en bovenal er ontbreekt iets om het helemaal af te maken: naar onvervalste Belgische traditie zal er een veranda worden aangebouwd! Traditiegetrouw start onze studiedag met een eerste lezing vanuit een eerder beschouwende, filosofische invalshoek. Koen Van Synghel is architect en schrijft tweewekelijks in De Standaard kritisch over recente architectuurprojecten. Zo reflecteerde hij eind december 2008 nog over de inplanting en de kenmerken van een nieuw psychiatrisch verzorgingstehuis in Gent. Hij zal zich in zijn lezing afvragen of architectuur troost kan bieden voor wie behoefte heeft aan zorg. In een interview over de architectuur in diezelfde stad las ik een uitspraak van hem: ‘Eigenlijk wil iedereen op zijn gat onder een boom zitten en naar verhalen luisteren’. De boom heeft hier weliswaar de vorm aangenomen van een plastic stoel, maar naar zijn verhaal zijn we benieuwd. In een tweede lezing laten we Cor Wagenaar aan het woord, universitair hoofddocent aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Hij studeerde geschiedenis, altijd een degelijke basis, om zich daarna te storten op de wederopbouw van Rotterdam. Hij hield zich bezig met uiteenlopende onderwerpen, maar specialiseerde zich in architectuur en stedenbouw met gezondheidszorg als sub-
specialisme. Hij was van 2001 tot 2005 inhoudelijk verantwoordelijk voor een internationaal congres over de architectuur van het ziekenhuis. In een derde lezing komt Dirk Armée aan het woord. Hij is directeur van het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus in Duffel. Hij belicht het complexe samenspel van actoren bij het bouwen voor de psychiatrie: gebruikers, behandelaars, omwonenden en de wetgever. ’s Namiddags presenteren drie sprekers hun recent gerealiseerde nieuwbouwprojecten. Uit het Psychiatrisch Ziekenhuis Menen stellen we de opnamedienst aan u voor, waar de vermaledijde ziekenhuisgangen werden afgeschaft. Het is een aparte ervaring om je voort te bewegen door wat een grote overdekte hal lijkt te zijn, waar de kamers rechtstreeks op uitgeven. Het Psychiatrisch Ziekenhuis Duffel stelt zijn vorig jaar geopende opnamedienst voor. Er werd gekozen voor een herkenbare huisjesstructuur gelegen aan een straat die door het domein rechtstreeks naar het aanpalende dorp leidt. Vanuit het Psychiatrisch Ziekenhuis Zoersel trekken we naar onze campus in Kapellen waar een vroegere opnamedienst, die huisde in een overgeproportioneerde Provençaalse villa, radicaal werd omgetoverd tot Psychotherapeutisch Centrum Elim, waar vorm en inhoud naadloos in mekaar overgaan. Dr. Marc Hermans, hoofdgeneesheer, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
7
Voorbij
de architectuur van de schijn:
over comfort als troost
Koen Van Synghel, zelfstandig architect, scenograaf en criticus. Docent architectuurkritiek in KULeuven en Hogeschool Antwerpen - Hoger Architectuurinstituut Henry van de Velde. Publiceert regelmatig over hedendaagse architectuur in binnen- en buitenland
Commentaar Marc De Cuyper, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
architectuur moet als medium steun, comfort en troost bieden. De spreker illustreerde dit met een vijftal casussen.
Koen Van Synghel is niet alleen architect, maar ook docent en criticus. Bij het grote publiek is hij vooral bekend van zijn columns over architectuur in De Standaard. Hij was dan ook bij uitstek de geschikte persoon om dit symposium in te leiden, om in een bevattelijke taal uit te leggen dat architectuur en welzijn hand in hand gaan. Dit lijkt voor de meesten van ons vanzelfsprekend. Kijk maar naar de voorzieningen voor rolstoelgebruikers. Maar is dat wel overal en voor iedereen zo? Maurice Maeterlinck - onze enige Vlaamse, zij het dan in het Frans schrijvende, Nobelprijswinnaar - schreef over het sociale leven van de bijen. Instinctief bouwen deze dieren een woonomgeving die tegelijk een uitdrukking is van hun sociale identiteit en hun verscheidenheid, van hun behoefte aan samenhorigheid en hun zorg voor de volgende generaties. Mensen kunnen hier echter bewust en rationeel over nadenken. De psychiatrie of de zorgverlening in zijn geheel heeft een grote weg afgelegd om te komen tot een punt waar soms tegenstrijdige noden aan zorg, begeleiding, emancipatie en respect voor het individu elkaar in een helende omgeving kunnen ontmoeten. Of, om het in de woorden van de spreker te zeggen,
Serviceflats Kruishoutem
8
Een eerste project betrof een door de spreker zelf gerealiseerd project, waarbij enkele accenten werden gelegd die men doorgaans niet bij dit type van voorzieningen aantreft: nl. een kuuroord. Een kuuroord is een beetje vreemd in de context van een bejaardenvoorziening. In plaats van verzorgen en louter overnemen – soms iets te veel – werd hier de nadruk gelegd op genezen, ook op het vlak van herstel, autonomie en sociaal contact. Natuurlijk moet dit alles vervat zitten in de behandelvisie van een team. Maar het mooie aan dit project is dat een groot deel ervan al op voorhand vervat zat in de architectonische opzet van het gebouw. Grofweg kan men stellen dat de bouwer de identiteit en de ruimte van het individu heeft laten overlopen in die van de groep zonder aan één van de twee geweld aan te doen. Ieder heeft er zijn eigen voordeur. Dit is een duidelijk te bewaken grens en tegelijk een raakpunt tussen het individu en de ander. Het balkon dat tegelijk de functie van terras kreeg toegewezen, vormt een soort overgang tussen beide ruimtes en biedt een beveiligend uitzicht op de wereld. De tuin is dan een gemeenschappelijke, publieke
S a m e n v a t t in g De handeling als troost Architectuur van de zorg is zorg voor de architectuur Wie staat er stil bij een balustrade of een handgreep? Wat voor een belang heeft zo’n greep in hout, steen of metaal voor de architectuur, voor de hedendaagse architectuur? Ik moet bekennen, een namiddag op stap met blinden en slechtzienden,
opende me de ogen voor details als een reling, maar vooral ook voor het verbijsterende tactiele, akoestische en olfactische wezen van de architectuur. Verbijsterend, omdat een onzichtbaar gebouw zich verrassend aangenaam laat lezen via de tastzin, het gehoor, de geuren, ... Maar schrikaanjagend ook. Want bij een blind bezoek zorgen de eenvoudigste zaken zoals het nemen van een trap, het oversteken van een open
ruimte, open voor iedereen, een plaats van ontmoeting en het binnenbrengen van de buitenwereld. De nabijheid met de dorpskern, met de kerk als centrale blikvanger, heeft meer dan symbolische waarde. Ondanks zijn noden aan rust en in sommige gevallen verzorging, maakt de bejaarde nog steeds deel uit van de gemeenschap en heeft hij er een rol in te vervullen. Isolatie, inertie en verlieservaringen kunnen zo worden tegengegaan.
Het huis van Bavo Een tweede project betrof het aanpassen van een woning aan de behoeftes van een gehandicapt kind. Het betrof hier een zwaar zorgbehoevende jongen waarvan de ouders wisten dat hij niet lang te leven had. Comfort, zorg en levenskwaliteit voor deze jongen stonden voorop in de verbouwing, ondanks de sombere verwachtingen. Hoewel deze jongen ondertussen is overleden, hebben de ouders de inrichting ervan ongewijzigd gelaten. De kamer van Bavo ligt er nog bij zoals op de dag dat hij gestorven is. Enkel heeft men in de kleerkast zijn urne bijgezet. Zeggen dat het huis een schrijn geworden is, is een te sterke uitdrukking. Maar na het toneel te zijn geweest van een intense zorg en respect voor het kind, is het nu de plaats die het verwerkingsproces van de ouders kadert en tevens een blijvende herinnering garandeert.
ruimte, ... voor angstgevoelens en suspens waar zelfs Hitchcock niet aan kan reiken. Existentiële angst. Gebouwen zijn immers labyrinten, valkuilen: elke hoek is een doodlopend spoor, een open ruimte, een eindeloze leegte, ... Architectuur is in tegenstelling tot beeldende kunst een medium dat comfort moet schenken. Geen pluche en lui gemak, maar comfort in de Engelse betekenis van het woord.
➜
Buildings Revis(it)ed: blind in architectuur Het betrof hier een experiment waarbij architecten konden ervaren wat het betekent om als blinde een weg doorheen een groot gebouw te zoeken. Met de blinde als ervaringsdeskundige, kregen de deelnemers allerhande attributen aangereikt - zoals stokken en zwarte brillen - voor een zo dicht mogelijke benadering van de leefwereld van de gidsen. Uit deze ervaring viel af te leiden dat voor blinden en slechtzienden de moderne architectuur niet erg vriendelijk is. Wanneer het visuele wegvalt, treedt het tactiele, auditieve en in veel gevallen ook het olfactorische in de plaats. De wereld is er één van geuren, aanraken, geluiden en weerkaatsingen. Het probleem is echter dat onze huidige manier van bouwen hier niet op berekend is. Trappen, doorgangen en grote ruimtes zijn doorgaans bedreigende, beangstigende en gevaarlijke plekken voor wie niet ziet. Veel euvels kunnen verholpen worden door tactiele hulpmiddelen als handgrepen of lijnen getrokken in vloeren en tegels. Voor de blinde is het zo mogelijk zich te oriënteren en een weg te zoeken. De spreker had het in dit verband over universeel ontwerpen, bouwen voor iedereen. Hij deed een beroep op de metafoor van de draad van Ariadne, waarmee ze uit het doolhof van de Minotaur wist te ontsnappen. Op analoge wijze moet er oog zijn voor tactiele
9
Troost dus. Misschien moeten architecten zich meer gaan bezighouden met triviale zaken als handgrepen en balustrades of met sporen, getrokken in voetpaden en betegeling. Opdat die quasi onzichtbaar en dienstbaar slechtzienden met hun stok doorheen straten, pleinen en binnenkoeren loodsen. En wie weet, herspannen al deze ingrepen de ingenieuze draad van Ariadne. Want Ariadne, die ooit het
labyrint van Minos ontrafelde met een bol breigaren, staat voor het begrijpen van architectuur, voor het ontmaskeren van bouwwerken en het slechten van muren. Architectuur werkt nog al te vaak als kerkers in plaats van de weg te tonen naar de vrijheid. Architectuur van de reling, ofte architectuur van de zorg, opent nieuwe perspectieven op de architectuur. Het betekent de aanzet van het zogenoemde all-in-design.
en tastbare oriënteringspunten in gebouwen, waardoor het voor deze mensen mogelijk wordt zich doorheen ruimtes op georiënteerde en comfortabele wijze te bewegen.
De geschikte plek Architect Patrick Lefebure ontwikkelde in drie verschillende steden, onder meer de Lorkenstraat te Gent (nabij het Ghuislain Instituut), een woonproject voor maatschappelijk kwetsbare mensen met vaak een geschiedenis als psychiatrisch patiënt. De nadruk lag op re-integratie, gewoon doen en de vervreemding tegengaan, waarbij tegelijk ondersteuning en veiligheid werden geboden. Opvallend is dat vaak werd teruggegrepen naar oude waarden van onze vroegere wooncultuur. We vernoemen hier alleen maar de traditie van de ‘formele’ gesloten voordeur en de achterdeur die voor de vrienden en bekenden altijd open staat, wat de opbouw van sociale contacten alleen maar kan bevorderen. Tegelijk, indien men dit wenst, kan een te bedreigende buitenwereld ook op afstand worden gehouden. De aandacht voor details, onder meer de vegetatieve aanplanting, drukte niet alleen aandacht en respect voor de bewoner uit, maar versterkte ook een wankel zelfbeeld en positieve verwachtingen.
10
De vraag is echter: leidt zorg voor de architectuur niet per definitie naar architectuur van de zorg?
Autisme als de ware gedachteverteller Om af te sluiten, kwam geen bouwkundige realisatie aan bod, wel een project van Anne Langelet en Paul Bottelberghs. Aan autistische kinderen werd gevraagd een ruimte te creëren die voor henzelf en anderen bewoonbaar moest worden. Bij autistische kinderen heeft men de gewoonte te structureren en in te perken. De bekende Teach-methode is daarvan het meest beruchte voorbeeld. Deze geforceerde aanpassing aan de realiteit – want dat is het tenslotte – gaat in veel gevallen gepaard met heel wat lijden en verzet. Maar wat gebeurt er als men deze kinderen zelf hun leefwereld laat tekenen? De chaos die velen meenden te zullen zien, bleef uit. In de plaats daarvan wisten ze zich een ruimte op eigen maat op te bouwen die beantwoordde aan hun kijk op de wereld. Eerder dan een ingeperkte ruimte waarin de autist zich totaal op zichzelf terugplooit of regresseert, ontstond een gelegenheid tot communicatie met, het bevragen en het verkennen van de buitenwereld. Ter illustratie haalde de spreker het voorbeeld van de rode tape aan die bij de Teach-methode gebruikt wordt om een absolute grens af te bakenen, een voor de autist verboden zone. Hier merkte men dat dezelfde rode tape dienst deed als transitioneel object, waarmee op een veilige manier de eigen grenzen konden verlegd en de enigmatische buitenwereld verkend worden.
Dit was ook meteen het meest klinische voorbeeld van de spreker, waaruit verrassende inzichten met betrekking tot de begeleiding van autistische jongeren kunnen worden gehaald.
Comfort en identiteit Koen Van Synghel toonde overduidelijk aan dat goede, respectvolle zorg en architecturale kwaliteit synoniem zijn. De teneur van een gebouw is minstens even belangrijk als de bejegening van de cliënt en de kwaliteit van de zorgplannen. Architectuur moet comfort bieden, in de zin dat iedereen een plaats kan vinden zonder zijn identiteit te verliezen, of zonder zich vervreemd of onveilig te voelen. De metafoor van de draad van Ariadne is hier dan goed op zijn plaats. Muren mogen dan niet spreken, maar ze zeggen in ieder geval zeer veel.
11
Gezonde
omgevingen
-
de architect als dokter?
Cor Wagenaar, historicus, gespecialiseerd in architectuur en stedenbouw met de architectuur van de gezondheidszorg als subspecialisme. Universitair hoofddocent aan de Faculteit Bouwkunde van de TU-Delft
C o m m e n t aa r Stef Joos, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
Evidence based design Cor Wagenaar stelt vast dat vandaag de invloed van onder meer architectuur op het welbevinden van mensen erg in de belangstelling staat. Opdrachtgevers of ontwerpers van ziekenhuisgebouwen gebruiken graag termen als ‘the healing environment’ en in Amerika is zelfs zoiets als ‘evidence based design’ een groeiend fenomeen. Een fenomeen zoals wij dat ook in het psychiatrisch werkveld kennen: sommige auteurs poneren dat bepaalde effecten van ingrepen (op het behandelingsaanbod of op het gebruik van de ruimte) meetbaar en zelfs voorspelbaar zijn. Alsof psychiatrie en architectuur te reduceren zijn tot ‘hard boiled science’. Om aan te tonen dat het manipuleren van de omgeving effect kan hebben op de gezondheid van mensen verwees Cor Wagenaar, wat provocatief in dit gezelschap, naar het feit dat de architectuur wellicht meer voor de volksgezondheid betekend heeft dan de medische wetenschap. De aanleg van riolen en waterleiding en het tochtvrij maken van woningen en gebouwen zijn slechts enkele voorbeelden die aantonen hoeveel verschil stedenbouw of architectuur kan maken. Ook het omgekeerde effect van bepaalde stedenbouwkundige
12
keuzes is gekend. De ooit zo enthousiast gebouwde, maar vaak monotone woonwijken bleken uiteindelijk een bron van geestelijk leed. Vandaag worden dus gans andere keuzes gemaakt en is kleinschaligheid, herbergzaamheid en het mengen van bestemmingen het nieuwe parool.
Medische machines Het merkwaardige, stelt Cor Wagenaar, is nu dat het besef dat ‘de omgeving waarin mensen vertoeven invloed heeft op hun welbevinden’ weinig of geen impact heeft als ziekenhuisgebouwen worden neergepoot. Het feit dat ziekenhuizen medische machines lijken waarin vooral het op elkaar afstemmen van medische processen architecturale beslissingen beïnvloeden, krijgt, volgens de spreker, terecht meer en meer kritiek. Hoewel het er in een ziekenhuis toch om gaat hoe mensen zich voelen, lijkt die bekommernis in de architectuur van ziekenhuizen zelden terug te vinden. Ziekenhuizen zijn autoritair, totalitair. Mensen worden van hun familie gescheiden, eenpersoonskamers zijn nog steeds geen evidentie, sanitair moet vaak gedeeld worden, verveling doordrenkt het verblijf, oeverloos wachten is vanzelfsprekend, de weg niet kunnen vinden in de wirwar van gangen normaal. Al deze herkenbare kritieken brengen een bepaalde ambiance het ziekenhuis binnen (stress, ergernis, angst, ...) die wellicht
S a m e n v a t t in g De invloed van architectuur en stedenbouw op het welbevinden van mensen staat volop in de belangstelling. Geen ziekenhuis wordt gebouwd zonder dat opdrachtgever of ontwerper het begrip healing environment in stelling brengt. In Amerika ontstond het fenomeen van het evidence based design, dat zich als hard boiled science voordoet en stelt dat de effecten van ruimtelijke manipulaties wetenschappelijk te identificeren en te meten zijn. Wat voor de
pleitbezorgers ervan voor zich spreekt, vervult critici met scepsis. Ontwerpen als iets net zo hard boiled wetenschappelijks als evidence based medicine? Is dat geen klinkklare nonsens? En is architectuur überhaupt wel bedoeld om het soort effecten te hebben waar de voorstanders van de healing environment zo graag mee schermen? Moet de architect zich niet beperken tot het maken van een aangename gevel? Die er goed uitziet of in ieder
een deel van de gunstige resultaten van de medische behandeling op zich weer tenietdoen.
Zorg dichter bij de klant Vandaag pogen zowel architecten als ‘wetenschappers’ (of mensen die zichzelf zo definiëren en zweren bij de evidence based design) antwoorden te formuleren op die kritieken. Beide partijen proberen het welbevinden van patiënten te vergroten. Binnen de evidence based design worden de meetbare effecten van geïsoleerde ingrepen geëvalueerd (wat is het effect van de keuze voor eenpersoonskamers op de verblijfsduur, is er een verschil als er gekozen wordt voor uitzicht op groen voor wat betreft medicijnverbruik, wat is het effect van het verbeteren van de akoestiek op het algemeen welbevinden, ...). Het is net die reductie tot enkelvoudige kenmerken die de kern van de kritiek vormt op de ‘evidence based design’. In het ontwerpen van gebouwen heeft immers elke te maken keuze invloed op weer andere kenmerken. Architecten hebben in praktijk dus een complexere opdracht als ze in hun ontwerp een antwoord willen formuleren op de kritieken op de gebouwen van vandaag.
geval geen pijn aan de ogen doet, en lang meegaat zonder al te veel kosten? Om niet al te snel in een moeras van onbegrijpelijke vooronderstellingen en vage begrippen weg te zinken, lijkt het allereerst verstandig om na te gaan of het überhaupt voorstelbaar is dat omgevingsfactoren invloed hebben op het welbevinden van de mensen, in het bijzonder op hun gezondheid. Daarna proberen we na te gaan op welke manieren de architectuur
➜
Cor Wagenaar pleit voor grotere decentralisatie (als alternatief voor de mastodonten van vandaag) waardoor de zorg dichter bij de klant georganiseerd kan worden, waardoor zijn zeggenschap vergroot. Dit betekent automatisch dat er meer keuzemogelijkheden ontstaan waardoor de rem op het (zorg)aanbod verkleint. Als op die manier dan ook meer concurrentie kan ontstaan, dringt de keuze voor een verdere schaalverkleining zich al snel op. Verder richt de aandacht van de spreker zich op het weghalen van de enorme muren die er zijn tussen de wereld van de gezonden en die van de zieken. Hij pleit ervoor om de openheid te vergroten door enerzijds het sociale leven in het ziekenhuis binnen te smokkelen (openbaar zwembad, winkels, bibliotheek, ...) en anderzijds het ziekenhuis dichter bij de mensen neer te poten. In zijn voorbeeld vormde het te bouwen ziekenhuis een architecturale eenheid met een al bestaande moskee en werd een groot, erg open, plein voorzien met een grote waterpartij waar flaneren en verpozen op een terras aangenaam kunnen zijn.
Een vreemd studiemoment Het was, voor mij althans, een eerste ontmoeting met een wereld waarin het erg gewoon is diep na te denken over de effecten van architectuur op de mens en zijn welzijn.
13
daarbij in principe een rol zou kunnen spelen. Dat veronderstelt dat we een idee hebben van wat architectuur eigenlijk is. Ten slotte maken we de overstap naar gebouwen voor de gezondheidszorg. Daar proberen we een aantal strategieën in beeld te brengen die zijn bedacht om deze gebouwen een positieve werking te geven op de gezondheid en het welzijn niet alleen van de patiënten, maar ook van de staf. Om met het eerste punt te beginnen: kan het manipuleren van de omgeving
de gezondheid vooruit helpen? Dat is een retorische vraag. Zelfs de auteurs van belangwekkende medische overzichtwerken erkennen dat het effect ervan op de volksgezondheid vermoedelijk groter is dan de ontwikkeling van de medische wetenschap: het effect van stedenbouw door de aanleg van riolering en waterleiding bijvoorbeeld; het effect van architectuur door het ontwerp van waterdichte, tochtvrije, verwarmbare woningen; het effect van architectuur en stedenbouw samen toen in de jaren vijftig van de vorige eeuw bleek dat de monotone nieuw-
Het was dan ook goed dat Cor Wagenaar ons bij de hand nam om ons een beetje door de geschiedenis van het denken over ziekenhuisarchitectuur te gidsen. Het was best een boeiende uitstap waarin het mij alvast duidelijk werd dat we, vaak onbeseft, enorm beïnvloed worden door de manier waarop in een bepaalde periode over stedenbouwkunde en architectuur gedacht wordt.
14
bouwwijken een bron van geestelijk leed waren. Kleinschaligheid werd toen het parool, herbergzaamheid, het woonerf, het mengen van bestemmingen. Is het de taak van architecten en stedenbouwkundigen om zich hiermee bezig te houden? Of moeten andere deskundigen eisen formuleren die de ontwerpers daarna mogen ‘vertalen’? Architectuur en stedenbouw culmineren niet in fraaie gevels, maar in het onderbrengen van het programma, de logistiek, het ten opzichte van elkaar
Dat ook het evidence based denken in de wereld van de architectuur voor wat controverse zorgt, was troostend. Zover lijkt psychiatrie dan toch niet af te staan van de toch veel concretere wereld van het ‘ontwerpen en neerzetten van gebouwen’. Dat de discussie zelfs op basis van dezelfde argumenten gevoerd werd, was opvallend. Is ook in de wereld van hulpverleners de grootste kritiek op het evidence denken niet dat ze slechts door de complexiteit enorm te reduceren tot enkele
plaatsen van ruimten met verschillende functies, het bieden van helderheid over waar men zich in een gebouw bevindt, en ten slotte de materialisering, de afwerking, de kleur, de inrichting en de gevels. Dan het laatste punt. Welke strategieën zijn in de architectuur van algemene en psychiatrische ziekenhuizen in de loop van de tijd in praktijk gebracht? Beginnen we met het algemeen ziekenhuis. Wat wij het moderne ziekenhuis noemen, is aan het eind van de achttiende eeuw ontstaan uit een
poging de arme mensen die er gebruik van maakten een gezondmakende omgeving aan te bieden. Alles draaide dus om omgevingsfactoren. Van medici werd weinig verwacht. Voor psychiatrische ziekenhuizen gold tot op zekere hoogte hetzelfde, en in beide gevallen werd de eerste stoot gegeven onder invloed van het verlichtingsdenken. Intussen is het ziekenhuis een medische machine geworden waarbinnen nauwelijks oog lijkt voor omgevingsfactoren. Voorop staat het accommoderen van de medische processen. Juist in een ziekenhuis is het feitelijk onver-
(vaak erg concrete) kenmerken en meetbare resultaten kunnen komen? Terwijl het op ‘de werkvloer’ onmogelijk is één kenmerk te isoleren binnen de wirwar van elkaar beïnvloedende betekenissen. Ik weet niet of ik het discours van de spreker echt geweld aandoe als ik een parallel zie tussen de problemen die ontstonden eens de vaak mooi uitgedachte ‘woonwijken’ bewoond werden en de problemen die vandaag beschreven worden als er nagedacht wordt over de manier waarop ziekenhuizen ontworpen worden. In beide gevallen lijkt wat op het eerste zicht efficiënt is, vervreemdend te zijn eens men er in begint te ‘leven’. De woningen die gegroepeerd (en vaak in grote blokken), net buiten de stad en vaak omringd door groen werden opgetrokken, waren mooi, comfortabel en niet te duur. Ze konden snel een antwoord bieden op de nood aan degelijke woningen en leken aan te sluiten op het verlangen van mensen naar meer comfort. In het programma ‘stories’ op radio 1 hoorde ik laatst nog een interview met één van de koppels die bij de groep van de eerste bewoners van de nieuwe woonwijk van het Kiel hoorden. Zij beschreven vol enthousiasme hoe gelukkig ze destijds waren; alles was tochtvrij, er was een badkamer, voor
antwoord alleen op productiefactoren te letten, en niet op consumptiefactoren, op hoe de patiënt zijn oponthoud ervaart en welke rol het gebouw daarbij speelt. Juist in een ziekenhuis draait toch feitelijk alles om hoe de patiënt het maakt. Wordt dat genegeerd, dan resulteert dat maar al te vaak in een ambiance die stress in de hand werkt, bij de behandelden, maar net zozeer bij het personeel. Juist in zijn kernfunctie schiet het ziekenhuis daardoor vaak tekort: het lijdt geen twijfel dat een deel van wat de medische staf aan gunstige resultaten weet te bereiken door
➜
een toiletbezoek moesten ze niet meer naar buiten, ... Maar al snel bleek dat wat eerst zo efficiënt en comfortabel leek behoorlijk ‘lastig’. Mensen woonden te ver weg van wat een organisch gegroeide buurt zo ‘vertrouwd’ maakt; buurtwinkels, gezellige cafés, bibliotheken, ... Eenzelfde probleem is eigen aan de manier waarop ziekenhuizen georganiseerd zijn. Er wordt gebouwd op basis van wat efficiënt lijkt; mensen komen naar het ziekenhuis om te genezen en alles wordt dus ondergeschikt gemaakt aan de efficiëntie van het ‘medisch bedrijf en de medische bedrijvigheid’. Al wat daar niet rechtstreeks toe bijdraagt, wordt als het ware ‘vergeten’. Dat mensen zich dan, eens ze in zulk een ‘efficiënt’ ingericht gebouw verblijven, niet echt welkom voelen, valt pas op eens er mensen zijn. Ook in een ziekenhuis wordt men afgesneden van wat leven tot ‘een leven’ maakt; contact met vrienden en familie, privacy en vrijheid, inspraak en zeggenschap, cultuur en ontspanning, ... Dit alles zorgt er dan ook voor dat mensen vervreemden en in een ambiance terechtkomen die weinig comfortabel en geruststellend is. Voor beide (erg gelijkende) problemen lijken de oplossingen dan ook dezelfde: kleinschaligheid, herbergzaamheid, het mengen van bestemmingen, ...
15
de ambiance waarin dat gebeurt, teniet wordt gedaan. Vanaf de jaren zeventig loopt deze constatering als een rode draad door de kritiek op het ziekenhuis als ‘medisch bolwerk’. Het ziekenhuis is autoritair. Het ziet de patiënt niet als persoon, maar als verzameling ziektebeelden. Het dwingt hem in een totalitair regime. Het scheidt hem van zijn familie, vrienden en kennissen. Er is geen privacy. De reikwijdte van de kritiek is allengs toegenomen. In het ziekenhuis is het onmogelijk zich te oriënteren. Onvoorstelbare hoeveelheden tijd gaan verloren met
wachten. Verveling doordrenkt heel het ziekenhuis. Het is lastig bezoek te ontvangen. De eenpersoonskamer is nog steeds niet overal beschikbaar. Het materiaal is goedkoop en shabby. De akoestiek is belabberd. Het stinkt. Het uitzicht is vaak beroerd. De ansichtkaarten die sommige bedlegerige patiënten in groten getale krijgen, worden steevast achter het bed op een prikbord bevestigd. Het sanitair moet met anderen gedeeld. De keuze van het eten is slecht. Niemand lijkt het overzicht te hebben over de hele behandeling. Iedere arts en iedere
Jammer, sterke focus op algemene ziekenhuizen De bijdrage van Cor Wagenaar zoomde haast uitsluitend in op wat zo eigen is aan algemene ziekenhuizen. Wat voor de meeste algemene ziekenhuizen geldt, geldt immers niet altijd voor psychiatrische ziekenhuizen. In psychiatrische ziekenhuizen wordt de zorg meestal ‘dicht bij de klant’ geboden en is ‘keuzes maken’ en dus zeggenschap hebben op het eigen proces al meer ingeburgerd. Psychiatrische ziekenhuizen zijn soms erg groot, maar ‘verbergen’ dat vaker handig door met paviljoenen te werken (gedecentraliseerd dus) in grote groene parken. In psychiatrische ziekenhuizen wordt wel ingezet op het creëren van een klimaat of een therapeutische sfeer die het welbevinden van mensen in nood zou moeten beïnvloeden. Veel van de door de spreker aangehaalde kritieken op ‘ziekenhuizen en ziekenhuisgebouwen’ had hij wellicht anders geformuleerd als hij zijn focus wat had kunnen verleggen naar het eigene van architectuur in de wereld van de psychiatrie. Zijn pleidooi blijft mij bij om meer in te zetten op het ‘in elkaar doen overvloeien van de wereld van de zieken en die van de gezonden’. Zou het interessant kunnen zijn om tezamen met de gemeente één bibliotheek, één sporthal of zwem-
16
instelling beheert maar een klein deel van het care path. De lijst is lang en wordt steeds langer. Niet de kwaliteit van het medisch bedrijf moet het ontgelden, maar de setting ervan, en dus de architectuur. Van de architectuur mag dus ook worden verwacht een bijdrage te leveren aan het opheffen van deze en andere nadelige karakteristieken.
bad, ... te beheren? Zou het even moeilijk blijven voor patiënten om de weg naar de tafeltennisclub te vinden als die in één van onze gebouwen trainden? Zou het verblijf hier minder vervreemdend zijn als er minder hagen het domein omringden en als ergens in het park een grote speeltuin de kinderen en hun papa’s van het dorp tot op het domein ‘lokt’? Moet ‘Boetiek Stefanie’ eigenlijk de tweedehandswinkel van Zoersel worden? Moeten de gebouwen die we neerpoten ‘gewoner’ zijn en lijken op ‘huisjes in de rij’ (cfr. het nieuwbouwproject in Duffel) om niet nog meer drempelvrees (bij klanten en passanten) te introduceren?
Over
dingen en mensenmaat
Dirk Armée, algemeen directeur Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel
Commentaar Paul Bosiers, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
En niet zozeer met de bedoeling van een kunde aan te leren, maar eerder een ‘ontvankelijk te zijn, open te staan voor’.
…, that’s the question!
Rondleiding met gids
In zijn lezing toonde Koen Van Synghel aan hoe architectuur antwoorden formuleert in verband met bepaalde ‘kwesties’, zonder dat het antwoord evenwel de kwestie zelf ongedaan maakt. Daarom is het erg belangrijk voeling te krijgen met wat er speelt. Dirk Armée benoemt in zijn bijdrage een aantal factoren, of liever gezegd spanningsvelden, die bij architectuur voor psychiatrische zorginstellingen meespelen.
Als illustratie, en om de ervaring tastbaar te maken, nam hij ons ook mee op een boeiende tocht doorheen de geschiedenis, van psychiatrische huisvesting in de Lage Landen en wat daarbij de rol van de architectuur was. Hierbij wees hij telkens op de invloed van de door hem reeds benoemde spanningsvelden. Boeiend om te zien hoe sommige ontwikkelingen eerder bepaald werden door andere wetenschappelijke inzichten, andere door de houding van de samenleving tegenover het fenomeen ‘de ernstig geesteszieken’, en weer andere ontwikkelingen vooral door de visionaire opstelling van individuele spelers …
Daardoor herkennen we weliswaar meer invloeden, kunnen we daarmee rekening houden, maar tegelijkertijd wordt het thema (door de toegenomen complexiteit) ook weer moeilijker te overzien, laat staan te beheersen. Hij brengt een grotere complexiteit aan, en nuancering. Misschien is het best deze lezing te bekijken als een soort dialectisch spel: het oproepen van thema’s, het helpen gewaarworden van, of gevoelig worden voor evenwichten, maar niet in zo’n mate dat de suggestie er één wordt van ‘een model’, met vaste gewichten, één enkele formule.
Stampen en dagen Vermoeiend is het besef dat wij blijkbaar op diverse gebieden in grote golfbewegingen heen en weer gaan: als het rollen en stampen tegelijk van een schip, daveren en ook tegelijk afdrijven … Vermoedelijk ben ik niet de enige die bij dit soort toestanden tot zeeziekte of verwarring neigt. Wat is eigenlijk het kader waarin we dit alles ondernemen? De verlichtingsgedachte waarop alle geesteswetenschappen fel
17
S a m e n v a t tin g Een bouwproces is een fantastisch gebeuren. Dat is uiteraard zo bij particulier bouwen waarbij men zijn droom beetje bij beetje werkelijkheid ziet worden. Bouwen voor de geestelijke gezondheidszorg is dat ook, maar de processen zijn wel complexer: naast bouwheer en bouwmeester speelt ook de overheid een rol. Bovendien is de bouwheer zelf al de vertaler van noden en wensen van gebruikers. Daar nog bovenop zijn de eerste gebrui-
kers slechts een eerste lichting van de opeenvolgende combinaties van cliënten en hulpverleners die het gebouw doorheen de tijd zullen bevolken. We staan dan ook stil bij de specifieke rol die deze verschillende partijen te spelen hebben in een ‘ideaal’ verloop van het totale proces. Met een korte historische schets van het bouwen voor de psychiatrie - later de geestelijke gezondheidszorg - pogen
steunen, wordt hier duidelijk genuanceerd. In zijn slot formuleert Dirk Armée het als volgt: “Niet het voortschrijdend inzicht in de wetenschap stuwt de psychiatrie verder, maar wel ideologie en de tendens naar humanisering en normalisatie (Schnabel)”. Een doordenker. Het lijkt me zonde van de lange opleidingen. Maar wellicht is deze passage te combineren met twee andere stukken uit zijn betoog: trialoog en welsprekendheid, overtuigingskracht. Trialoog: zitten samen op een vergadering: een hoofdgeneesheer, een directeur en een architect. Zegt de mens onder hen: “…”.
Koffie met een koekje Deze lezing vraagt volgens mij om een vervolg, en wel om heel diverse redenen: • Een bouwproject dient ook van een visie te vertrekken. Een belangrijke stap is hier wel degelijk gezet, in de zin van het expliciteren van een kader voor de visie waarmee men een project benadert. Werktuigen voor het concreter maken van deze visie, voor de volgende stap ontbreken eigenlijk. En dan zou het kunnen gaan om het betrekken van de bewonersvisie, het ‘in onderhandeling gaan met de overheid’, het
18
wij de evolutie in de opstelling van de verschillende partijen aan te geven. Bovendien wordt dan duidelijk dat er nog andere spelers in het proces betrokken zijn die telkens in min of meerdere mate medebepalend zijn: de opvattingen van de samenleving over psychiatrie en hoe de zorg er moet of mag uitzien (of hoe kortbij die mag komen) en de stand van de wetenschap. Bovendien speelt de economische toestand telkens een rol. Dat is zo
inbrengen van nieuwe visie bijvoorbeeld tegenover de weerstand van oude gewoontes, … • Aan het eind van de lezing volgde een meer praktische noot: een voorstel voor typologie die aanknopingspunten geeft bij het voorbereiden van discussies of projecten. Voor wie met zo’n project bezig is, zouden enkele voorbeelden van concrete stappen zeker welkom zijn. Hoe kun je, op het niveau waar je zelf werkt, als hulpverlener, directielid, architect of beleidsmaker daarmee aan de slag? • Als goede Belg, geboren in de nog unitaire staat, miste ik een stuk wat toch erg typisch is voor onze omgang met bouwprojecten: het improviseren, het met wat kunstgrepen naar eigen hand zetten, de geest van ‘doe-het-zelf’ en van renovatie en voortdurende aanpassing. • Ik wil dan ook alvast oproepen om over tien jaar nog eens samen te komen om te zien hoe de gedachten, de visies, maar ook de lezingen, de wetgeving, de praktijken en tot slot de concreet getoonde en besproken realisaties verder evolueren en (wellicht) al wat ‘verbouwd’ zijn (of zal het tegen dan ‘geüpdatet’ heten?).
wat betreft de beurs van de opdrachtgever (al dan niet in combinatie met subsidiegelden), maar ook wat betreft de macro-economische context. Er valt dus enigszins iets te zeggen over de (ideale) opstelling van alle tussenkomende partijen in het bouwproces - of, zo men wil, de rol die zij noodzakelijk moeten spelen. Is er ook een goede praktijk denkbaar voor welomschreven opdrachten? Is er op basis
van noden en wensen van gebruikers ook een ideaal concept te formuleren dat herhaalbaar is in andere, maar vergelijkbare situaties? Is er met andere woorden een typologie van (ge)bouwen denkbaar voor verschillende typevragen van bouwheren? Waagstuk: de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg van de toekomst. ‘A la limite’ bouwt men vandaag met een concept van gisteren voor gebrui-
kers van morgen. Dit heeft gevolgen, nog lang nadat de vrolijke geluiden van een feestelijke opening van een nieuwbouw zijn weggestorven ...
• Alleszins roept deze lezing bij mij de behoefte op om eens door de afdeling te struinen waar ik werkzaam ben, dingen eens met een ander oog te bekijken, en vervolgens het gesprek aan te gaan met medewerkers, cliënten, bezoekers, en hierrond wat in beweging te komen en te laten bewegen. Maar, zoals ook Koen Van Synghel al liet verstaan: de architect wordt de knelpunten, subtiliteiten, evenwichten en dilemma’s gewaar. Hij biedt hiervoor geen definitieve oplossing, eerder een ontwerp waarin evenwichten en dilemma’s voelbaar aanwezig zijn. Deze lezing was hiervan een goede illustratie en ook een oefening.
19
Drie
hedendaagse modellen
O p n a m e k li n iek D e F ase: ‘ Heal i ng envi ronm ent ’
Leo Van Dessel, verpleegkundig en paramedisch directeur, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel
De bestaande opnamedienst (open in 1990) voldeed anno 2000 eigenlijk niet langer aan de hedendaagse comfort- en privacynormen die wij wensen te koppelen aan onze behandel- en verblijfsomgevingen. Overigens was door de reconversie onze opnamecapaciteit ruimschoots uitgebreid met dringende behoefte aan meer opnamebedden. Tenslotte dienden zich in het vooruitzicht van de zorgvernieuwingstendensen in onze sector veel gedifferentieerder opnamemodules aan, die dan weer een aangepaste architectuur vereisen. Redenen genoeg dus om na de eeuwwisseling in het kader van ons masterplan van start te gaan met de conceptie van een nieuwe opnamedienst met een capaciteit van 120 bedden. Dit resulteerde uiteindelijk in een opnamedienst met vier zorgeenheden voor telkens dertig patiënten, geclusterd in twee complexen die ieder twee gekoppelde zorgeenheden bevatten. Iedere zorgeenheid is modulair opgedeeld in leefgroepen van tien patiënten, gerealiseerd in een ‘huisjesstructuur’ langs een interne ‘main street’ met expliciete aansluiting bij het omringende sociale weefsel. - Een zorgeenheid voor intensieve recompensatiezorg met hierin een module voor hoog toezicht (De Fase A). - Een zorgeenheid voor snelle oriëntatie naar voortgezette behandeling (De Fase D).
20
- Een zorgeenheid voor grondige diagnose- en indicatiestelling en eventueel kortdurende behandeling (De Fase B). - Een zorgeenheid voor kortdurende resocialisatie (De Fase C). We kozen bij het realiseren van dit project resoluut voor het patiëntenperspectief in plaats van het standpunt van de zorgverlening of zorgverlener prioriteit te geven, zoals in de vroegere paviljoenbouw. Dit kristalliseert in concepten als respect voor de autonomie, de privacy en de individualiteit, aanbieden van hedendaags normaal comfort, een zo ‘genormaliseerd mogelijke’ omgeving, een aansluiting bij het omgevende sociale weefsel, een grote ‘leesbaarheid of herkenbaarheid’ voor wie er verblijft, een omgeving die ‘aangenaam prikkelt’ tot participatie aan het dagelijks leven. Een omgeving die activiteit, interactie en communicatie ondersteunt, die tegelijk ook de nodige geborgenheid en intimiteit biedt om rustig bij zichzelf te kunnen zijn, en die een uitgesproken band onderhoudt met het omgevende sociale weefsel. Kortom, we streefden naar een verblijfs- en behandelomgeving waarbij ook de materiële, (steden)bouwkundige en architecturale kenmerken maximaal zouden bijdragen aan herstelbevordering. Een omgeving met wezenskenmerken van een ‘healing environment’.
21
D e n i e u w e opnameafdeling van het P sy c h ia t r is ch Cen tr u m O.-L.-Vrouw van Vrede t e Menen
Hans De Soete, ergotherapeut en zorgprogrammacoördinator afdeling De Waag
Het Psychiatrisch Centrum O.-L.-Vrouw van Vrede, gelegen in het centrum van Menen, heeft met de ingebruikneming van zijn nieuwe opnameafdeling De Waag, een gebouw gerealiseerd dat origineel en vernieuwend voor de sector kan genoemd worden. Het project, gerealiseerd op een zeer beperkte oppervlakte en een terrein met een niveauverschil van 4,65 meter (tussen straat- en campusniveau), werd in 2002 afgerond. Nu worden 30 psychiatrische patiënten, verdeeld over 4 leefruimtes, opgevangen in een zo huiselijk mogelijke omgeving. Het gebouw bevat twee grote overkoepelde centrale ruimtes (atria), waarrond op het gelijkvloers een aantal zit-, ontspanningsruimtes en patiëntenkamers werden geschikt, die op hun beurt uitkijken op buitenruimtes. Daarboven, op de verdieping, bevindt zich een glazen gaanderij die toegang geeft tot een resterend gedeelte patiëntenkamers en andere lokalen. De glazen koepels brengen veel natuurlijk daglicht binnen, wat een rustige, overzichtelijke sfeer opwekt. In tegenstelling tot de ingesloten gangen van een klassieke ziekenhuisstructuur valt in dit gebouw de zeer open verticale structuur van het geheel op dat onmiddellijk een gevoel van ruimte en vrijheid geeft, waardoor de cliënt tot rust kan komen. Die open structuur biedt echter niet alleen voordelen voor de cliënten, maar eveneens voor het personeel dat
22
vanuit één centraal punt, de verpleegpost, toezicht kan houden op het hele gebouw. Gemakkelijk, veilig en … efficiënt. Want ook bij een kleinere personeelsbezetting behoudt men toch een volledig overzicht. Tegelijk kan men vanuit die strategische positie ander, lees administratief, werk verrichten. Daarnaast is men ook positief over de aanwezigheid van een aantal hoekjes waar cliënten zich toch gedeeltelijk kunnen terugtrekken, zonder dat het personeel het gevoel verliest te weten waar iedere patiënt zich op elk moment bevindt. De reacties van het personeel zelf kunnen grotendeels in drie woorden samengevat worden: veel licht, veel zon, veel rust. De enige negatieve opmerking die door het personeel geuit wordt, is het bestaan van trappen. Ondanks de beperkte bouwoppervlakte werd aan deze afdeling een binnentuin met veranda aangelegd. Ook dit element draagt bij tot de kalme atmosfeer die hier hangt en die klaarblijkelijk ook invloed heeft op familie, vrienden en bezoekers in het algemeen. Mede door evenwichtig kleur- en materiaalgebruik is de sfeer van deze A-dienst heel huiselijk, zacht en helemaal niet koud en klinisch. Bij familiebezoek kunnen de cliënten zich in één van de vele hoekjes, in één van de leefruimtes of op hun kamer terugtrekken. Dat geeft een gevoel van privacy. De rust, die van de innoverende structuur van het nieuwe
gebouw uitgaat, blijkt ook uit de vaststelling dat de verbale of fysische agressie beduidend is afgenomen. Dat is wellicht mede het gevolg van het feit dat de patiënten weten dat ze overal ‘gezien’ zijn, maar ongetwijfeld spelen ook de rustgevende structuur en sfeer van het gebouw daarin een rol. Wij nemen bijvoorbeeld veel minder dan vroeger onze toevlucht tot het afzonderen van agressieve patiënten in een afzonderingskamer. De rustige sfeer laat ons met andere woorden toe om op dat vlak de patiënt meer bewegingsvrijheid te geven, zonder te veel risico te nemen. De continue ‘bereikbaarheid’ en ‘beschikbaarheid’ van de zorgverstrekker zijn een belangrijk gegeven dat dus duidelijk temperend werkt.
23
E lim , C e n t ru m v oor P sy ch oth e rapi e: oase en w erkpl aat s
Paul Descheemaeker, psychiater/psychotherapeut Elim, Kapellen
Elim is een centrum voor psychotherapie te Kapellen dat in december 2006 zijn deuren heeft geopend. Elim betekent oase en tracht dit ook waar te maken door de uitbouw van een uniek zorgconcept in een hedendaagse en groene omgeving. De alliantie van vorm (het centrum, de architectuur) en inhoud (de visie, het therapeutisch aanbod, het zijn) zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. De cliënt verblijft in Elim als een gast, met een grote mate van autonomie, die uit vrije wil en in een aangepast kader, aan zichzelf werkt. Het gebouw straalt architectonische waarden uit van schoonheid, bruikbaarheid en stevigheid met een respect voor de cliënt, voor het unieke anders zijn. De strakke vormgeving, de gebruikte materialen en het kleurenpallet vormen een vertaling van deze filosofie. De architectuur van Elim kan nog best benaderd worden vanuit de mensvisie waarbij de cliënt in staat is om te reflecteren over het eigen ‘zijn’ en zijn verhouding tot de wereld. De cliënt is zelf bron van zijn betekenisgeving. Deze zoektocht kan alleen maar in een omgeving waar men zich veilig voelt en het goed is om te verblijven. Een plek waar men mag vertragen in een koesterende en beschermende omgeving. Rust, stilte, openheid, licht, geborgenheid, samenhorigheid, warmte en respect zijn hierin belangrijke sleutelwoorden.
24
Gedachtewisseling Gilbert Vanderhoven, hoofdverantwoordelijke Psychiatrisch Verzorgingstehuis Schorshaegen, Duffel
met Kristel Mariën, journaliste VRT, moderator van de gedachtewisseling en Hans De Soete, Psychiatrisch Centrum O.-L.-Vrouw van Vrede
Paul Descheemaeker, Elim, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis
Joris Helssen, Elim, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis
Marck Swinnen, De Fase B, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus
Rita Vervaet, De Fase D, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus
Het is evident dat architectuur een belangrijke rol speelt in de geestelijke gezondheidszorg. Dit symposium heeft dit zeker aangetoond. De moderator vraagt de verschillende deelnemers van het debat wat ze denken over elkaars modellen. Rita Vervaet Ik vind Elim heel luxueus, strakke ruimtelijkheid, veel lichtinval, een oase met prachtige waterpartijen. Het gebouw klopt met de natuur, met de omgeving waarin het ingeplant is. Ons model van De Fase in Duffel heeft een ander opzet, maar klopt ook heel erg met de omgeving. De straatjes- en huisjesstructuur kloppen met de onmiddellijke omgeving, nl. de dorpskern met de kerktoren iets verderop.
trast met de verblijfsafdeling is zeer groot. De patiënten hebben nood aan openheid en veel licht. Het zicht op de blauwe hemel boven hen maakt hen al minder depressief. Marck Swinnen Patiënten komen in de eerste plaats voor hun behandeling. Gebeurt dit in een mooi gebouw dan is dit goed meegenomen. Maar een mooie doos mag geen lege doos zijn. Kwalitatief iets goed doen, is even en zelfs belangrijker. Liever een doos met inhoud dan een lege, mooie doos. Wat waren de reacties van de patiënten wanneer zij de nieuwe gebouwen in gebruik konden nemen? Wat vonden zij van hun nieuwe omgeving?
Willen patiënten nog wel weg, als ze in zo’n moderne omgeving kunnen verblijven? Het contrast met de thuissituatie is soms toch wel erg groot.
Marck Swinnen Privacy vonden ze belangrijk. Ook de kleinschaligheid en de aansluiting met de gewone buitenwereld werden als positief naar voren geschoven.
Joris Helssen Inderdaad, de oase van rust en stilte overvalt hen. En soms willen ze daar echt niet graag weg. We horen de cliënt vaak zeggen: “Hier wil ik niet meer weg, de rust en de stilte zijn een therapie op zich”. Dit is voor ons echt een aandachtspunt.
Joris Helssen Privacy en geborgenheid vonden zij heel belangrijk. Het personeel komt niet in de slaapkamers. Er wordt sterk gereageerd wanneer deze privacy wordt geschonden.
Hans De Soete De opnameduur in de opnameafdeling is beperkt. Het con-
Hoe ervaren familieleden deze nieuwe ruimten? Hebben jullie bezoekersruimten? 25
Rita Vervaet Wij hebben bewust gekozen om geen bezoekersruimte te voorzien. Er zijn wel bezoekuren. Dit omwille van de voorspelbaarheid en privacy. Eenmaal per week is er een uurtje voorzien waarop de kinderen de kamer van mama of papa kunnen zien. Bezoekers nemen de patiënt zoveel mogelijk mee naar buiten, naar de dorpskern. Dat kan normaliserend werken.
En wat bedraagt de kostprijs voor de patiënt voor zoveel comfort. Zijn het hoge investeringen voor een dergelijk bouwwerk?
Hans De Soete Bezoek wordt ontvangen in de gemeenschappelijke ruimtes. Ook de terrassen in de tuinen lenen zich om bezoek te ontvangen.
Dirk Armée De norm is dat er 67 m2 per patiënt voorzien kunnen worden, all-in, ook administratieve ruimten en andere ruimten moeten hierin verrekend worden. We hebben in Duffel 601 patiënten. De prijzen per m2 zijn bepaald door de subsidiërende overheid. Er is een prefinanciering. Maar het indexeren van de bouwkosten laat de kosten uit de pan swingen, zeker op langere termijn, want tussen het opzet en de afwerking ligt heel wat tijd. Het is dus niet evident om zulk gebouw neer te zetten. Er zijn wettelijke voorschriften, er is het comfort, er is de design. Het is een moeilijke afweging. Er dienen steeds keuzes gemaakt te worden. Bij elke bouwvergadering was de kostprijs steeds een belangrijk element in de afweging, in de bespreking.
Ik kan me voorstellen dat de stap zetten om in behandeling te gaan voor de patiënt gemakkelijker en drempelverlagend kan zijn als hij in een mooi gebouw terecht komt. Rita Vervaet Inderdaad, de patiënten zeggen dit zelf ook. Paul Descheemaeker Patiënten komen om aan zichzelf te werken, om te werken aan hun problemen en niet om naar een mooie omgeving te gaan. Psychotherapie is moeilijke, zware arbeid. Patiënten hebben daarom het recht om dit te doen in een mooie, uitnodigende omgeving. 26
Rita Vervaet Wij hebben in onze afdeling allemaal eenpersoonskamers. Ik weet dat patiënten geen opleg moeten betalen voor een eenpersoonskamer. Van de totale kostprijs weet ik niet zoveel af, daarvoor moet ik verwijzen naar onze algemeen directeur.
Er is veel evolutie in de geestelijke gezondheidszorg, in de psychiatrie. Doelgroepen evolueren. In hoeverre kan een gebouw aangepast worden aan deze veranderlijke evolutie van doelgroepen?
Marck Swinnen Er is nagedacht over welke noden de patiënt heeft in een opnameafdeling. Wij vonden dat we dichter bij de patiënt moesten aanwezig zijn, niet vanuit een verpleegpost. Dit gebouw kan later ook gebruikt worden als woonfunctie voor langdurig verblijvenden met resocialiserend karakter.
dit zal ook veel geld kosten. Anderzijds zullen er altijd mensen zijn die een ziekenhuis nodig hebben waar alles gecentraliseerd wordt. Ik heb mijn centrale verpleegpost, van waaruit ik alles zie. In dit opzicht is Menen erg verschillend van Duffel waar de begeleiding in de huisjesstructuur fysiek dichter bij de patiënt staat.
Joris Helssen Het gebouw, Elim, is specifiek aangepast aan de vorm, aan het ‘unieke’ zorgconcept. Maar wij zijn meer met het nú bezig. Wat is er nu nodig. Ik kan me voorstellen dat het gebouw ook voor iets anders kan gebruikt worden, voor een woon- en zorgcentrum bijvoorbeeld.
Hoe waren de ervaringen van de hulpverleners zelf om in deze nieuwe gebouwen te kunnen gaan werken?
Rita Vervaet Op onze campus werd al elk gebouw verbouwd of aangepast aan de noden van het moment. De geschiedenis wijst dit uit. Gebouwen verdwijnen, gebouwen worden aangepast. En dat zal ook niet anders zijn voor deze nieuwe gebouwen. Heeft de geestelijke gezondheidszorg deze gebouwen nodig? Er is toch de tendens naar vermaatschappelijking van de zorg, naar thuisverpleging, meer gericht naar buiten. Hans De Soete Wat is er in de toekomst nodig? Er zal meer naar buiten gegaan worden, meer vermaatschappelijking van zorg, doch
Hans De Soete Het was even wennen. Onze medewerkers zijn constant beschikbaar. Ze leven tussen de patiënten. Marck Swinnen Er was weerstand en angst bij de begeleiding om in dit nieuwe gebouw te gaan werken. We kwamen uit een gebouw met gangen, met daarrond de slaapkamers. Alles verliep langs de centrale gang. Er was controle, overzicht. We wisten waar elke patiënt zich bevond. Nu hebben we geen toezicht meer, we zien niets meer, we horen niets meer. De slaapkamers zijn boven. Overdag leeft men beneden, ’s avonds gaat men naar boven. Het is een andere manier van werken.
Allen bedankt voor dit gesprek. 27