S P I T S B E R G E N
IN
1899.
DOOR
L. J. VAN VOORTHUIJSEN.
In de lente van 1899 rijpte het plan in mijn „reislustig" brein om in den aanstaanden zomer eene reis door Scandinavië te maken, en deze uit te strekken tot de Noordkaap van Noorwegen. Terwijl ik druk bezig was met de voorbereidende maatregelen, kwam mij toevallig een klein, blauw boekske in handen, een „reisgids" van eene Noorsche Stoombootmaatschappij („Vesteraalens Dampskibsselskab"), waaruit ik vernam, dat er sinds 1896 eene geregelde stoomvaartverbinding bestaat tusschen het noorden van Europa (Hammerfest) en Spitsbergen, de eilandengroep in de Poolzee. Het boekske bevatte, behalve eene nauwkeurige opgave van de tijden van vertrek der booten, tal van interessante bizonderheden over Spitsbergen als toeristenoord, opgeluisterd door eenige goedgeslaagde illustratie's en een duidelijk kaartje van het eiland. Door de lectuur van dit kleine boekje (het telt slechts een 8 tal bladzijden) werd ik er toe gebracht mij om nadere inlichtingen te wenden tot het reisbureau van Lissone te Amsterdam (dat ik ook de zorg voor mijne overige reisbiljetten had opgedragen) en toen deze inlichtingen zeer tot mijn genoegen uitvielen, liet ik door deze firma ook eene plaats voor mij bespreken op de stoomboot Hammerfest— Spitsbergen. Daar ik er niet in kon slagen, een reismakker te vinden, die zich verder dan Hammerfest wilde „wagen," besloot ik de reis alleen te ondernemen, vast overtuigd, dat het mij onderweg niet aan gezelschap zou ontbreken. Ik scheepte mij dan den 13 den Juli te Rotterdam in op de boot naar Noorwegen en arriveerde precies 48 uur later, 's avonds om 8 uur, te Stavanger, vanwaar ik over land naar Bergen trok (een tocht van 6 dagen, in „stolkjaerre" of „kariool," getrokken door een hit; alleen het allerlaatste traject, van Vossevangen naar Bergen, kan per spoor afgelegd worden; deze steden zijn slechts 4 uren van elkaar verwijderd). Den 21 sten juli te Bergen gekomen, verliet ik die merkwaardigste van alle Noorsche steden den volgenden avond, scheepte mij in aan boord van de //>»rz'/& Wkr£?/a:«a?, en arriveerde ruim 2 etmalen later te Trondhjem of Drontheim, eene stad van 33,500 inwoners, op dezelfde breedte gelegen als de zuidkust van IJsland.
54
ELHEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Onderweg hadden we slechts 2 malen aangelegd, nl. te Aalesund en te Christiansund, belangrijke handelsplaatsjes aan de kust. Twee dagen waren noodig om de merkwaardigheden van Drontheim (voormalige hoofdstad van Noorwegen, reeds in 997 gesticht) te bezichtigen en den 2Östen gingen we aan boord van de FI?.stfmzd:/«z, om 5 1 uren later aan land te stappen te Tromsö, hoewel de bestemming van de boot Hammerfest was. Door hevige stormen echter, had ons vaartuig 2 schroefvleugels verloren, waarvan het gevolg was dat wij een oponthoud hadden van 24 uren en moesten overnachten te Tromsö, op ééne na de noordelijkste stad der wereld, gelegen ten noorden van de Lofoten-Eilanden, op een van de tallooze kusteilandjes. Den volgenden dag bezochten wij het aldaar gevestigde Lappenkamp en zetten 's middags met het stoomschip ifösv? de reis naar Hammerfest voort. Zooals ik wel gedacht had, ontbrak het mij op de geheele reis nooit aan kennissen, wier aantal op elke nieuwe boot werd vermeerderd, daar betrekkelijk weinigen onderweg de reis afbraken. Op den dag, dat wij te Hammerfest zouden arriveeren vernam ik echter, dat wat de passagiers van deze laatste boot betreft, slechts 3 het plan hadden, de noordelijke Ijszee te doorklieven om een bezoek aan Spitsbergen te brengen, nl. een bejaarde Duitsche Eisenbahndirector, een jeugdige Duitsche jager, die rendieren wilde gaan schieten en ik zelf. We waren natuurlijk erg benieuwd om te weten, hoevele anderen zich nog te Hammerfest met ons zouden inschepen naar het hooge noorden. Toen we 7"ra«rö verlaten hadden, werd het plotseling zoo fel koud aan boord, dat we liepen te bibberen in onze demietjes en eenparig besloten, de winterkleeding uit de koffers te halen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Pelzen, bontwerk en winterjassen werden voor den dag gehaald, foulards en andere hals- en oorwarmers verlieten hunne schuilplaatsen en kort daarop vereenigde men zich weer op het dek, thans gewapend tegen de weersgesteldheid van den zeventigsten graad noorderbreedte. De 7?Ö5-/ was een lichtgebouwd, snelvarend schip en 12 uren na ons vertrek uit Tromsö, (93 uren nadat we Trondhjem verlaten hadden) bereikten we de noordelijkste stad der aarde, Hammerfest, gelegen op ruim 701/2° N. B. Het was 5 uur in den morgen, toen ik gewekt werd door den overal aan boord herhaalden kreet: „Hammerfest! Hammerfest 1" In een oogwenk was ik óp, en gekleed; ik stormde naar 't dek. Ja! daar lag ze dan voor mij, die stad, die verzameling van een honderdtal houten huisjes, die mij zoo dikwijls met bewondering en een gevoel van mysterieuze bekoring had vervuld. De noordelijkste stad der wereld! Was het mogelijk? Zag ik die daar nu met eigen oogen? Was ik dan werkelijk nu op 70° N. B.? (Ik dacht er toen op dat oogenblik niet aan, dat ik de 80° N. B. zou overschrijden!) Poor little Hammerfest! Het ligt daar zóó troosteloos eenzaam, zoo van ieder verlaten, met zijne twee houten kerkjes, zijne armzalige vierkante, vervelooze huisjes en zijne verlaten straatjes en pleintjes, allen aan 2 zijden van enorme electrische lantaarns met een warnet van draden voorzien. Het stadje maakte op mij zulk een weemoedigen indruk, dat het mij toescheen, dat het maar het
SPITSBERGEN IN 1899.
55
best zou zijn als de lange winternacht nooit voor haar ophield, want het zonnelicht paste niet bij de geheele troosteloos-dorre omgeving. Hammerfest werd gesticht in 1787 en bezit (1899) 2200 inwoners. Het bestaat geheel uit houten huisjes en brandde verscheidene malen tot den grond toe af (het laatst in 1890); telkens werden de huisjes weer precies eender opgebouwd als zij vóór den brand waren. Van 18 November tot 23 Januari gaat de zon er niet op; de duisternis van dien langen winternacht wordt er dan verbroken door de electrische straatverlichting, die in 1891 werd ingevoerd. Wederkeerig gaat de zon niet ö«üter van 13 Mei tot 29 Juli. Het kleine plaatsje onderhoudt een levendigen handel met Rusland (olie, smeer, levertraan, gevangen dieren uit de Poolstreken, huiden, traan). Het „Vesteraalens Dampskibs-Selskab" onderhoudt van hieruit 2 geregelde stoomvaartverbindingen (alleen des zomers), eene naar de Noord-Kaap en eene naar Spitsbergen en de „7 Eilanden" (de schepen van de laatste route doen op den iferagw^ de Noord-Kaap aan). Verder is Hammerfest het uitgangspunt van de vangstschepen naar Beren-Eiland, Spitsbergen, Jan Mayen-Eiland, IJsland, Nova Zembla en de Kara-Zee. Wij hadden slechts 4 uren oponthoud in dit noordelijkste eindpunt van de beschaafde wereld, want om 9 uur zou de stoomboot ZÖ/Ö&T? (Kapitein Hegge) naar Spitsbergen vertrekken. We deden natuurlijk een onderzoekingstocht door de stad, welks inwoners nog in zoete rust lagen (arme schepsels I), vonden tot onze teleurstelling het post- en telegraafbureau gesloten en begaven ons weer naar boord, om voor het overpakken der bagage van de F
56
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
reizigers, op één na, zijn voorzien van biljetten naar de „7 Eilanden", ten noorden van Spitsbergen gelegen. Bereikt zijn deze eilanden door een toeristenstoomboot nog nooit, want het pakijs strekt zich, zelfs 's zomers, vele mijlen westelijk en zuidelijk daarvan uit; men zou dan ook eigenlijk beter doen den naam „7 Eilanden" op het biljet te vervangen door „uiterste grens van het Pak-ijs". Men moet weten, dat de excursie naar Spitsbergen bestaat uit twee gedeelten: 1°. het traject Hammerfest—Spitsbergen (tot Advent—Bay, aan de Z.W.kust van het eiland, waar een Aó&7 gevestigd is); 2°. Advent—Bay— Pakijs (langs de ^v?^& westkust naar het noorden; men keert niet terug, alvorens het eeuwige z/
& te zien kregen en de boot somtijds uren achtereen moest stilligen, aangezien de mist zóó dik was, dat men den koers niet kon bepalen 1
SPITSBERGEN IN 1899.
57
Toch hadden drie hunner zich niet laten afschrikken, maar waren, toen de ZÖ/ÖZWZ weer naar Noorwegen terugkeerde, in het Hotel achtergebleven, met het doel om een tiental dagen op Spitsbergen de jacht op rendieren te beoefenen en dan met de tweede expeditie naar de bewoonde wereld terug te keeren. De reis, die wij medemaakten, was dus de tweede, die de ZÖ/Ö^T? in het voorlaatste jaar der 19de eeuw, naar Spitsbergen ondernam, en tevens de /##&•£? naar het uiterste Noorden, want, zooals ik reeds mededeelde, zouden de volgende expedities niet verder gaan dan Advent-Bay. Het pakijs begint zich nl. reeds in het begin van Augustus naar het Zuiden uit te strekken, en zou dus alle verder doordringen verijdelen. De geschiedenis van de eerste en eenige geregelde stoomvaartverbinding tusschen het Europeesche vastland en Spitsbergen vangt aan met het jaar 1896, hèt jaar voor Spitsbergen, waarin het misschien méér van zich heeft doen spreken dan gedurende de 3 eeuwen, die sinds zijne ontdekking (1596) verliepen. Immers in dit jaar was het, dat de onversaagde Poolvorscher-aeronaut-ingenieur, Salomon Auguste Andrée, zich met zijn Beren-Eiland • (halverwege N.-Kaap van Noorwegen en Z.-Kaap van Spitsbergen),
ballon, „Ie Pöle Nord," naar Spitsbergen inscheepte, om op het Denen-Eiland (Dansk Oer) alle voorbereidende maatregelen te treffen tot de volvoering van zijn stoutmoedig en geniaal idee, nl. om, waar alle andere middelen faalden, per Z&c/ztó;?/ de Noordpool te bereiken! Ook de gebeurtenissen van het volgende jaar maakten Spitsbergen tot een onderwerp van gesprek in alle beschaafde landen, want in 1897 kwam het grootsche plan tot «?/z><5W272^: den ii
j8
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT
Wie is er, die nu, na drie jaren, nog aan het welslagen der onderneming gelooft? Mochten wij tenminste zekerheid bekomen, omtrent het lot der ongelukkigen; ook dit blijft echter een mysterie, hoewel men, naar aanleiding van krantenberichten die later bleken „canards" te zijn, allerlei hypothesen daaromtrent heeft opgeworpen. Maar laat ik tot mijn reisverhaal terugkeeren. Den 31 sten Juli, den tweeden dag van onze vaart door de Noordelijke Ijszee, bereikten wij des morgens om 9 uur het eenige „tusschenstation" tusschen Noorwegen en Spitsbergen: BerenEiland. Deze eilandengTW/, welke tot het jaar 1898 nooit bewoond is geweest, bestaat uit steile rotsformatiën, wier hoogste top door den ontdekker van het eiland, den Hollander Willem Barents (9 Juni 1596) Jammerberg gedoopt is (587 M.). Tot dusver had de ZÖ/Ö&TZ nog «<w«? aan het BerenEiland aangelegd, maar was gewoon, er op eenigen afstand langs te varen om zonder oponthoud zijn weg naar Spitsbergen te vervolgen, maar voor ons, passagiers van de 2de expeditie van de Zta* in het jaar 1899, was de eer weggelegd, om de eerste toeristen te zijn, die op het Beren-Eiland voet aan wal hadden gezet! De aanleiding hiertoe was gelegen in een brief, dien onze kapitein moest overbrengen aan de bewoners van het Eiland „Bewoners van het eiland?" Ja zeker, het Beren-Eiland, gelegen op 74° N.B. midden in de Noordelijke Ijszee, is winter en zomer bewoond I Eenige jaren geleden nl. vestigde zich eene Z>«ztofc
SPITSBERGEN IN 1899.
59
geen havens zijn. Het houten huis der Duitschers, benevens de groote tent liggen boven op een rots aan zee, zoodat ze van die zijde niet te bereiken zijn dan langs een steilen touwladder. In geval men de kolonisten met geweld wilde dwingen, hunne „bezitting" te verlaten, zou men er waarschijnlijk heel wat werk aan hebben, want de stelling boven op de rots is onneembaar en van eene andere zijde kan men het Eiland ook niet naderen, om de eenvoudige reden, dat er geene havens zijn. De „roovers" voelen zich dan ook zeer op hun gemak, en denken er niet over, hun nieuw vaderland te verlaten. Nu moet men weten dat onze kapitein, Herr Hegge, eene aanbieding van 400 kronen (ƒ280) had ontvangen, zoo hij zich de moeite wilde geven, op zijne tweede reis naar Spitsbergen, het Beren-Eiland aan te doen en er een brief af te geven, afkomstig van een der Duitsche handelshuizen, die met de „noordelijkste bewoners van Europa" in relatie stonden. Nu, het aanbod was royaal! ƒ280, alléén om een brief af te geven, dat werd den kapitein niet eiken dag aangeboden, en hij besloot dus, voor deze eene keer eens als brievenbesteller te fungeeren, natuurlijk niet dan na zich vergewist te hebben, dat alle passagiers met het plan instemden. Hijzelf was nooit op het eiland geweest en wist dus niet vooraf, waar hij zou landen, maar dat was Beren-Eiland (74° N.B.). geen bezwaar, dat zou hij wel uitvinden als we er vlak bij waren! Hij vroeg ons of we soms lust hadden, om hem te vergezellen, en dadelijk boden alle passagiers op één na zich aan om de expeditie mee te maken: alleen de Engelsche schilder verklaarde, liever aan boord te blijven; hij wilde vandaar schetsen van het eiland ontwerpen. Wij ontveinsden ons niet, dat de onderneming niet zonder gevaar was: ten eerste moesten wij ergens landen, waar zelfs de kapitein nog nooit was geweest en ook niemand van de officieren of de equipage: kennis van het vaarwater bezat dus niemand aan boord. Ten tweede wisten we volstrekt niet, hoe de dames en heeren Bereneilanders ons zouden ontvangen. We hadden juist vernomen, dat er kort geleden eene Zweedsche expeditie van astronemen heengezonden was, om wetenschappelijke onderzoekingen op het eiland te doen, maar dat deze geleerden op alles behalve vriendschappelijke wijze door de bewoners waren begroet. Dezen hadden hun ongenooden gasten kort en
6o
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
bondig beduid, dat zij op hüm gebied (dat der eilanders) niets te zoeken hadden, en dus maar het best aouden doen met onmiddellijk „rechtsomkeert" te maken! Wie wist dus, wat de eilanders in het schild zouden voeren, wanneer ze de „Lofoten" zagen naderen, d&e de Noorsche vlag in top voerdel 's Morgens om 9 uur (31 Jold) zagen we in de verte het Beren-Eiland als eene hooge rotsmassa uit de Ijszee oprijzen! Eerst een klein eilandje en vlak ernaast, door eene nauwe „straat" daarvan gescheiden, eene lange strook lands, waarvan het einde niet te zien was; zoo deed het zich voor aan onzen blik. Dichterbijgekomen zagen we duidelijk een houten huis héél boven op den voorkant van het eiland, dat zich uu voordeed als een eindelooze hooge rotsmuur. Op eenigen afstand van het kuis wapperde de Duitsche vlag; vlak ernaast bespeurden we eene tweede wo-ming, nl. een bijzonder groote tent van zeildoek. Van menschen was volstrekt miets te zien, hoe we ook tuurden door onze kijkers. Sliepen ze nog, of verfoxsirgen zij zich? We wisten het niet te zeggen. Op tamelijken afstand van de voorste rots (waarop het huis stond), liet de kapitein stoppen, daar hij het veiliger vond, niet al te dicht te naderen en liet eene roeiboot uitzetten, onm daarmede de landing te beproeven. Behalve hijzelf, de stuurman, de machinist en de hofmeester, namen daarin plaats vier van de passagiers, benevens eem 3-tal matrozen, waarvan 2 de riemen hanteerden. En nu roeide men nmet eenige voorzichtigheid naar den wal, recht op de rots aan! Ik zag ondertutsschen mijn revolver na en constateerde met een vluchtigen blik, dat er zes patronen op zaten. Het kostte heel wat moeite, aan land te komen, want met alle mogelijke inspanning van de roeiers, kon zelfs het lichte bootje niet zoo dicht bij het „strand" gebracht worden, dat wij er zonder natworden uit konden springen. Een der matrozen waadde nu tot de knieën door het water en droeg ons één voor één op zijn rug aan wat 1 Daar stonden we nu op eene zeer smalle strook strand, uitsluitend bestaamde uit groote, eironde, gladde keien, en recht vóór ons verhief zich de loodrechte, kolossale rots als een reuzenmuur 1 Er hing een zeer lang, dik touw van de steilte af, en naar boven ziende, ontdekten we, dat dit touw, halverwege de rots, overging in een touw/aafokr, die tot den top doorliep. Zonder lang te dralen greep de kapitein het eind van het touw en begon zich Baar boven te werken met de voeten steunend op elk uitstekend stukje rots. en zich verder met de handen naar boven trekkend. Daarop volgde de stuurman, vervolgens uw onderdanige dienaar, en eindelijk de rest van de passagiers en de bemanning. . . Het was een vermoeiende karwei, en vooral eea der passagiers, een bejaard heer, deed schier bovenmenschelijke inspanning, «own het doel te bereiken; hij werd van voren getrokken en van achteren geduwd en toch dachten we stellig, dat hij het zou moeten opgeven; eindelijk, eindelijk was de touwladder bereikt en nu ging het verder vrij gemakkelijk, in vergelijking althans met het eerste gedeelte
SPITSBERGEN IN 1899.
6l
van de klauterpartij! Toen wij bijna boven waren, was de bewnms&te oude heer nog niet halverwege, maar hij hield vol, rustte van tijd tot ttipi, (ondersteund door de matrozen, even uit, en zette dan weer, met inspaBEnntnig van alle krachten, de bestijging voort! Hij was waarlijk te bewonderen, nmaaaar toch vond ik het, op zijn leeftijd, eigenlijk onverantwoordelijk, aan zulk ©erase gevaarlijke onderneming deel te nemen. Plotseling deed zich de gedachte Itonjüi mij op, dat de eilanders, indien zij zich op „afdoende" wijze van lastige fearaekers wilden ontslaan, niets anders te doen hadden dan. . . den touwladldflsnr van boven door te snijden. Ik hield die gedachte echter maar voor nnoij; ze was fe' ontzettend. We naderden steeds den rand van de rots; suss^ 50 sporten, nog 30, nog 15, nog 3. . . we waren boven! I^atf zagen werr Eeam 30-tal mannen stonden naast elkaar aan den rand van de steilte in eene larageïiiijj, en hadden blijkbaar, voor óns onzichtbaar, onze bestijging „sport voor sportT'gadegeslagen 1 Een van Maan trad naar voren «ai •wnnneg den kapitein, die ftrttt eerst boven was, w a t wij op ^z)« gebied kwannnoen uitvoeren: het Berem-Effiliund was geen ,,toeristei!Mx»t«dr, maar Privatbesitz*""
62
ELSEVTER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
met eenige der Bereneilandsche regenten zaten te klinken en te rooken, hoorden wij een gestommel op de trap en kwam, na een forschen tik op de deur onze dappere, maar wel wat roekelooze, bejaarde tochtgenoot, het vertrek binnen, nog geheel buiten adem, en zoo uitgeput, dat hij nauwelijks kon spreken. Men had hem buiten reeds op de hoogte van de tegenwoordige verhoudingen gebracht, zoodat hij zich haastte, mede in te stemmen in de wederzijdsche tevredenheid I Men verzocht ons, onze namen te teekenen in een groot, tot dusver nog nooit gebruikt, vreemdelingenboek, daar wij de eerste toeristen waren, die hier voet aan wal zetten. Toen de „rooverhoofdman" zag, dat ik onder mijne handteekening de woorden: „Haag, Holland" plaatste, riep hij plotseling uit: „Was 1 sind Sie Hollander? Das ist schön, da sollen sie eine Hollandische Cigarre rauchen!" En uit eene kast haalt hij me daar eene groote kist, voorzien van een etiket met de woorden „Hollandsche Sigaren"! Stellig had ik nooit gedroomd, nog eens op het /^'Twz-.fi'zYiZ^a? eene ƒƒ
SPITSBERGEN IN 1899.
63
uit die rust opgeschrikt, dan wordt de hemel voor enkele seconden verduisterd door hun plotseling opvliegen, maar zeer kort daarop zitten ze weer rustig op hun oude plek, even stil en statig alsof er niets gebeurd was. Na een verblijf van 3J uur op het Beren-eiland, vroeg de kapitein ons, hoe we er over dachten, naar boord terug te keeren en de reis te vervolgen. De oude Duitscher antwoordde hierop, dat we dit niet konden doen, alvorens onzen gastheeren eene contra-beleefdheid bewezen te hebben, welke volgens hem zou moeten bestaan uit het gemeenschappelijk ledigen van eene flesch ouden Port, door hem (den Duitscher) aangeboden, en die door den hofmeester, op zijn verzoek, van ons schip zou worden gehaald I Het plan werd goedgekeurd, de hofmeester ging naar boord en kwam na een halfuurtje terug met een flesch onder zijn arm en glazen in de handen. Nu werd de gezondheid van de Beren-eilanders gedronken, die weer een toast op óns instelden, zoodat aan het „Hochl" roepen schier geen einde kwam! Ik heb nog verzuimd te melden, dat de kolonisten de vriendelijkheid gehad hadden, ons eene betere en gemakkelijker landingsplaats aan te wijzen dan die, welke wij bij onze aankomst gebezigd hadden. De steille rots behoefde gelukkig niet afgedaald te worden, maar een kwartier ten N. van het woonhuis bevond zich eene nauwe baai, vanwaar men gemakkelijk in open zee kon komen. De hofmeester was vandaar naar de „Lofoten" afgestoken, om zijne zending te vervullen en had tevens aan boord het bevel des kapiteins overgebracht om het schip te laten stoomen naar den ingang der baai, zooeven genoemd. Alvorens wij in de roeiboot stapten, na een hartelijk afscheid van de ,,roovers" genomen te hebben, overhandigde een van hen mij 2 groote paperassen, met verzoek, die eens op mijn gemak door te lezen, zoodra ik aan boord terug zou zijn. Ze werden in dank aanvaard en we staken van wal Een half uur later vervolgde de ZÖ/ÖA?» hare reis naar het Noorden langs de kust van het Beren-Eiland en het duurde nog verscheidene uren, alvorens deze nieuwe Duitsche Kolonie (?) uit het oog was verdwenen. No. 1 van de mij ter hand gestelde documenten bevatte het volgende: BESTIMMUNGEN FÜR DEN
AUFENTHALT VON EXPEDITIONEN, TOURISTEN UND BESATZUNGEN DEUTSCHER UND AUSLANDISCHER FAHRZEUGE AUF UNSEREM EIGENTUM.
Das Betreten unseres Eigenturaes, sowohl des im Jahre 1898, als auch im Jahre 1899 erworbenen, ist überall und gern gestattet. 2.
Die Jagd auf unserem Eigentum, das Entnehmen von frischem Wasser, Kohlen fiir den eigenen Bedarf ist nach zw//
04
-
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
F
TÏSHOODOR LERNER, KKCSHR & BURCHARD Nfl., Lrtouis STEIN und Otarro KAUFMANN. THEODOR LERNER.
r .&Jr<w»M',
das nnter beschriebene, und durch eine Kartenslii»ze nither bezeichnete, bis dahin herrenlose Land auf der keinem Staatsverbande angskörigen Bareninsel im nördlichen Eismeer ausgemessen, abgegrenzt und zum Zwecke den Ausnutzung für Bergbau, Fischerei und Jagd, hauptsachlich Thrantierjagd, in Privatbeste- genommen. Für diese, dem deutschen Reichskanzler angezeigte Erwerbung, sowie alle Rechte auf Land und Wasser, besonders die Hiifen, wird der r-Schutz des Deutschen Reiches in Anspruch genommen. Unser neues Besitztum wird begrenzt im 5//(/«« voon-flem Privateigentum der deutschen Staatsangehörigen THEODOR LERNER und HUGO RÜJKUGER, erworben im Jahre 1898, und dem sogenannten Vogelberge in Lange von etwai 77181 Metern und reicht von der Wassergrenze der Ostseite bis zur Wassergrenze der Westseite der Bareninsel. Letztere bildet in nordwestlicher Richtung in einen Lange von ungefahr 1780 Metern die weitere Begrenzung. "Von dem nördlichen Endpunkte der Westseite wanadet sich die Grenze in nordnordöstlicher Richtung landeinwarts und erreicht in einen lEntfernung von etwa 13,500 Metern wieder die Ostseite der Bareninsel. Die Wasserlinièc der Ostseite in allgemein südöstlicher Richtung bis zum Ausgangspunkte und zwan iin. einer Lange von etwa 14.408 Metern beschliesst die Abgrenzung unserer Erweaibung. An den Endpunkten der vorgenannten Grenzlinien, sowie an den mit f beasichneten Stellen der Kartenskizze stehen Tafeln mit der Aufschrift: „DEUTSCHES PRIVAT-EKrJENTUM," ausserdem auf der Anhöhe nordwestlich des Olgateutfens eine grössere Tafel mit der Aufschrift: PRIVATEIGENTUM DER DEUTSCHEN STAATSANGEHÖRIGEN THEODOR LERNER, KNÖHR & BUURCHARD Nfl., Louis STEIN und OTTO EL&UJFMANN. THEODOR LERNER.
^7//rfï?r.Zfó/rw/w.w/, den 5 Juni 1899.
SPITSBERGEN IN 1899.
65
ZEUGEN
......
nebenbezeichneter Erwerbung sind Capitiln LINDEMANN, Steuermann FLAMBOE, Maschinisten VVEHLEN und PAUL, sowie Mannschaft des Hamburger Seeschlepp-Dampfers 7>riT/^///»^-, Eigentum der Firma SCHRADER & WREDE, ferner der mich als Harpunier begleitende norwegische Staatsangehörige KLAUS N. THUE von Tromsoe. Diese Erwerbs-Urkunde ist zugleich mit einer Abschrift der Eigentums-Erklarung von 1898 in einer Tasche verschlossen in dem unter der grossen Tafel beim Olgahafen befindlichen Holzschrankchen niedergelegt. Weitere Ausfertigungen befinden sich bei den Tafeln an der Kohlenbucht und im Russenhafen. THEODOR
LERNER.
Men ziet het, alles was zoo officieel mogelijk toegegaan! de groote borden met de boven vermelde opschriften stonden op verschillende punten van de kust en verkondigden „den volke" dat het Beren-Eiland sedert 1898 privaat-bezit was van eenige Germanen. Mijne mede-bezoekers van dit eiland en ikzelf zijn buitengewoon nieuwsgierig naar den afloop van deze kwestie; hoelang zullen de kolonisten zich daar handhaven ? Zullen ze verdreven worden, of uit eigen beweging hunne „bezitting" prijsgeven? De toekomst zal het Ons reisgezelschap bij 't verlaten van Beren-Eiland. leeren. Zoodra Beren-Eiland uit het gezicht was verdwenen verlieten we het dek van onze boot en trachtten beneden in de kajuit, bij de snorrende kachel weer wat warmte te verzamelen, want we waren tamelijk verkleumd geworden door het lange verblijf boven op dek. Lang zou deze rust echter niet duren, want met een ruk werd plotseling de kajuitsdeur geopend, en de stuurman viel binnen met den gejaagden uitroep: „Snel! naar boven 1 walvisschen I" We vlogen naar dek en zagen werkelijk op vele verschillende plaatsen waterfonteinen uit de zee opspuiten. Nu en dan vertoonde zich een reusachtige kop of een gedeelte van een rug, maar het gebeurde slechts zelden, dat men van een der monsters kop, rug en staart gelijktijdig te zien kreeg. De kapitein en ik schoten eenige geweer- en revolverkogels op hen af, wat tot eenig resultaat had dat de monsters als ze zich getroffen voelden op verwoede wijze hooge waterstralen opspoten; meer effect maakten onze kogeltjes niet op hunne gespekte lichamen I Walvisschen komen in de zee ten XX. io» Jaarg. 7. 5
66
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
noorden en zuiden van het Beren-Eiland zeer veel voor, hoewel er tamelijk druk jacht op gemaakt wordt. Zij maakten op mij den indruk van zeer vreesachtig te zijn, want nauwelijks stak er een zijn kop uit het water in de nabijheid van onze boot, en zag hij deze met zijn kleine oogjes, of plomp! dook hij terug onder den zeespiegel en kwam eerst een heel eind verder weer boven water. Dien avond om 11 uur passeerden wij de zuidkaap van Spitsbergen, gelegen op 761/2° N.B. Hier verheft zich een enorme bergmassa, die in een spitsen top eindigt, de Hornsunds Piek geheeten, en van uit zee duidelijk te zien. Nu nam onze boot een westelijken koers aan, daar het doel van de reis, Advent—Bay, aan de westkust van het eiland gelegen is. We hadden nog een 20-tal uren te varen, eer we zoover waren, maar die 20 uren vlogen daarheen als een droom; het besef dat we nu werkelijk vlak langs Spitsbergen voeren en elke berg, elke gletscher, die we voor ons zagen, een deel uitmaakte van dat mysterieuse pool-eiland, bracht ons in eene soort voortdurende extase, die ons den tijd deed vergeten. Daarbij kwam nog, dat de zon nu in 't geheel niet meer onderging, maar eenvoudig een kring aan den hemel beschreef, zoodat we bijna alle notie van tijd en afstand begonnen te verliezen. We sliepen ,,'s nachts" enkele uren, na de ronde venstertjes in onze cabine's zorgvuldig dichtgestopt te hebben, om de felle zonnestralen af te weren, en waren verder bijna voortdurend op dek om van het toover-panorama te genieten, dat ieder oogenblik eene gedaanteverwisseling onderging. TV// begrepen we, waarom Barents, toen hij den i/den Juni 1596 dit land ontdekte, het den naam van „Spitsbergen" gegeven heeft; de geheele kust nl. van Zuid naar Noord is eene opeenvolging van geheel met sneeuw en ijs bedekte zeer jr/zV.r toeloopende ^r^-gevaarten. Gletscher volgt op gletscher, eene enkele maal afgewisseld door een rots, die niet £-
SPITSBERGEN IN 1899.
67
de bewering der Russen, dat ,CT/ de eigenlijke ontdekkers van Spitsbergen zijn, en reeds langen tijd vóór de komst der Hollanders (1596) vaarten daarheen organiseerden, om op zeehonden en walvisschen te jagen. In de i/ftó/«Tg?» 6ks«%? van 13 Juli 1897 komt een ingezonden stuk voor van den heer A. Engelhardt, Gr#mz 7?&j\sr7z ««ƒ 5/?te/;^roi-ff) waarin deze heer tracht aan te toonen, dat den Russen eigenlijk de eer der ontdekking toekomt. De hoofdredacteur van dit / W t ó z a ' (de heer Carl Christensen, een Noor) antwoordt daarop: „Wie man sieht, hat der hochgeehrte Herr Gouverneur ,, ,,einen Grund zu behaupten, dasz Spitzbergen den Russen bedeutend früher bekannt war als 1596."" Leider weisz ich nicht, welche Quellen ihm zur Verfügung gestanden haben um dies behaupten zu können; «&r #//2&fc/è
68
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
voer langs de opening van de Bell-Sound, eene gnuoote binnenzee met 3 baaien: Recherche B, Van Keulen B en Van Mijens- B. Nog steeds strekten de puntige glaciers in onafzienbare rijen hunne tasppen ten hemel, op feensche wijze verlicht door de stralen der zon, die döm sneeuwkegels een rosen en groenen weerschijn verleenden, wat een tooveraidhtig effect maakte. Het was fel koud en er woei een ijzige wraidl toen we ons na het ontbijt naar het dek begaven, maar toch was het pirachtig weer: een onbewolkte, diep blauwe zonnelucht. Op het midden van den dag passeerden we K. Staratshin, aldus genoemd naar een Russischen jager-heremiet, die 15 jatren 0>z«3/>^K/tov4* dlnniekleur op het Beren-Eiland! We zijn hier immers niet op Noorsch gebïaarll „Nu ja! zegt de Noorsche student, „maar van alle volken hebben de Noirom toch het meest aanspraak op Spitsbergen, aangezien het 't dichtst bij hum Hand ligt; of het moesten de Nederlanders zijn," gaat hij beleefd voort, ziclln ttot mij wendende: „want die hebben het ontdekt I" „Nu, ik denk dat de N*-ï:«flerlaiiders en Noren er voorloopig nog wel niet om zullen gaan vechten!" gjeef ik lachend ten antwoord, „een land, dat slechts 6 weken per jaar „betresisbaar" is, is niet veel bloedvergieten waard!" Langzaam nadert onze Z,tf/"cA?« de oostkustt wan Advent-Bay: we leggen aan; met een roeibootje, dat al op ons ligt te '-wachten, worden we naar land geroeid; we staan op Spitsbergschen bodem 1 <Ö>), trots! o, zaligheid! Het doel
SPITSBERGEN IN 1899.
69
bereikt! Althans het «öTüzwz/è*?/^ doel, want we zijn h i e r / « J op 781/4° N.B. en we hopen de 80° te overschrijden I Onmiddellijk begeven we ons naar het „Grand Hotel du Spitzberg," gewoonlijk „Turisthytten" genaamd, hetwelk op 3 minuten afstands van de landingsplaats ligt en plaatsruimte heeft voor een 30 a 35-tal gasten; naast den hoofdingang van het £v?/£<sW #?V /£
7O
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
• De poststempels waarmee de zegels gemerkt worden, zijn tweeërlei: ten eerste (voor de Noorsche zegels) de officieele stempel, in een cirkel bovenaan: Advent-Bay, onderaan: Spitsbergen, in het midden: de datum, b.v. 3. VIII. 99. Dan heeft men nog een stempel voor de Spitsbergensche zegels, nl. een cirkel met het woord: Spitsbergen; in het midden alléén het jaartal (alles in paarsen drukinkt). Voegt men geene Spitsbergensche zegels bij, dan vervalt deze laatste stempel. De beide officieele postzegels hebben den naam Spitsbergen foutief (op de Noorsche wijze) gespeld, nl. Spitsbergen; alleen de „officieuze" munt uit door correcte spelling. Geïllustreerde briefkaarten bestaan in 4 soorten: 3 in kleurendruk en 1 als photographische nadruk. Slechts eene van de 4 verschillende soorten is «ZÏJ/«ZV*«^ aan het postkantoor op Spitsbergen verkrijgbaar en daardoor merkwaardig; de 3 andere soorten kan men ook in Noorwegen koopen. Na deze kleine ,,philatelistische" beschouwing omtrent de „noordelijkste postzegels van de wereld," die mij uit de pea vloeide naar aanleiding van de beschrijving van „het Postkantoor," zullen wij. indien mijne lezers het goed vinden, het inwendige van de Toeristenhut verder onderzoeken. Recht tegenover het Postkantoor bevindt zich de keuken, waar, bij onze aankomst, een 3 tal Noorsche meisjes, in nationaal kostuum, aan het koken en braden zijn; daarop volgen, links en rechts van de gang, de kamertjes voor het personeel, waarna men recht voor zich de deur van de ..Spisesaal" gewaar wordt. Deze eetzaal is het „middenpunt" van de hut en bevat twee flinke lange eettafels met de daarbij behoorende stoelen, 2 dientafels, die hier als buffet fungeeren, en beladen zijn met blinkend gepoetste koffie- en theepotten, suikerkommen, wijnflesschen, enz. Verder vindt men er een kunstig bewerkten, grooten steenen haard, waarin een heerlijk houtvuur brandt, en een ijzeren kachel, voor het geval dat de haard defect mocht raken. Ziedaar alles. Van een piano, die er vroeger gestaan moet hebben, kon ik, tot mijn spijt, geen spoor ontdekken: ik vermoed dus dat die door de koude onbruikbaar is geworden en tot brandhout gehakt. (Sic transit, etc.) Toen we de eetzaal binnentraden, vonden we daar een drietal Schotten (van wier aanwezigheid ik hierboven reeds melding maakte), die zich juist tegoed deden aan een hartig maal, en ons met de meeste vreugde en hartelijkheid begroetten, alsof we elkaar reeds jaren gekend hadden! In een hotel op Spitsbergen neemt men nl. meer notitie van zijne buren aan de table d'höte, dan dit in eene drukbezochte badplaats het geval pleegt te wezen. Deze 3 rendierjagers waren, zooals de lezer reeds weet, met de eerste expeditie meegekomen en hadden, na het vertrek hunner medereizigers, gedurende 10 dagen, de eenige loges van het hotel uitgemaakt: zij schoten in dien tijd 3 rendieren en een groot aantal vogels, die 's middags aan den hoofdmaaltijd verorberd werden, en waren zoo vergenoegd en tevreden over hun kluizenaarsleven in het barre noorden, dat ze er met weemoed aan dachten, spoedig Spitsbergen te moeten verlaten, om met onze boot naar Noorwegen terug te keeren. Ze hadden echter nog eenige dagen den tijd, want
SPITSBERGEN IN 1899.
yi
ZOT/ moesten earst nog naar het hoogste Noorden (80") en zouden hen op den terugweg komiE afhalen. De eetzaal was in het bezit van groote openslaande vensterdeuren die op een soort baten uitkwamen, waar eenige tafeltjes en stoelen schenen te bewijzen dat het wso^/jté was, op Spitsbergen „buiten te zitten" ; een soort „den," dus aaii.de strengheid van het Pool-klimaat! Gedurende ons verblijf werd van dit Itialcon echter geen gebruik gemaakt, en ik twijfel of dit wel ö;2 boven elkaar, precies als op een schip. In de gang brandde nacht en dag een groote ijzeren kacheü, die eene behaaglijke warmte verspreidde door de kleine slaaphokjes, wier «enig ameublement bestond uit een stoel en een waschtafeltje. Advent-bay ik- volstrekt niet een der mooiste plekjes van Spitsbergen en het kan dan ook tjopervlakkig beschouwd eenige verwondering wekken, dat men juist daar het ltótel gebouwd heeft, maar als men weet, dat de plek waar zich de Toeristenhut iwrheft, door de bijzonder beschutte ligging, gedurende 2 maanden van het jaar, jreheel vrij van sneeuw en ijs is (eene groote zeldzaamheid op S.) en dat ook de baiii eene zeer beschutte ligplaats voor de schepen aanbiedt, dan ziet men in. dat Advent-bay nog het „minst onbewoonbare" deel van het eiland vormt, fflèa heeft er zelfs eenige malen met succes overwinterd (echter helaas! ook <mfele malen „zonder succes," wat in dit geval wil zeggen, dat de overwinteranden door gebrek, koude of scheurbeuk een ellendigen dood stierven). Het -strand voor het hotel bestaat uit gladde, dunne, vierkante of ronde keisteema, die in vorm veel overeenkomst vertoonen met Engelsche cakes. Het Ikiis zelf staat op eene soort dorre grasvlakte, die zich eenige mijlen ver uitstrekt, tot aan den voet der bergen. Hoe ongelooflijk het ook klinken moge: men vindt op dezen dorren bodem hier en daar zeer fraaie mossen en kleme gele en rose bloemen! Het spreekt wel van zelf, dat ^W»2é??2 op geheel Sptftibergen niet te vinden zijn, want de „noordelijkste boom", de beuk, komt iikl boven den 70ste" breedtegraad voor (het „noordelijkste beukenwoud der wereld", een 50-tal boompjes, komt voor een uur buiten de stad Hammerfest, m. doorwegen.). Wat de dieramwereld betreft, is Spitsbergen ook niet rijk te noemen: Rendieren komen, ii kleinen getale, voor; verder heeft men er vossen en ijsberen : de laatsten zijn echter des zomers met te zien, aangezien zij dan zoover noordwaarts ttiakken, dat men ze niet kan volgen, 's Winters daarentegen komen zij op Spitsbergen veel voor, daar zij dan door gebrek aan voedsel genoodzaakt warden, verder naar het Zuiden te verhuizen. Verder vindt men in de zee om Spitsbergen: walvisschen, walrussen en zeekoeien. De vogelwerid is goed vertegenwoordigd: alken, meeuwen, pooleenden treft men in enorme hoeveelheden aan, en er wordt druk jacht op gemaakt, wat niet zeer llkstig is daar de dieren volstrekt niet schuw zijn, weinig gewend
72.
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
als ze zijn aan de tegenwoordigheid van den mensch. Er zijn dan ook op Spitsbergen massa's z. g. „vogelbergen", in niets verschillend van die op Beren-Eiland en bij de N. Kaap. Insecten komen in 't geheel niet voor. Als merkwaardigheid laat ik nu het menu volgen van het diner, dat op den dag onzer aankomst in de „Turisthyttem" werd opgedisclit (het cursieve was gedrukt; de rest geschreven.). /frw / .
Suppe a la Spitsbergen Vegetation Icefjord Lax (zalm) i smeltet smör (boter) Asparges a la Groenland. Rendsdyrsadel a la Sassenbay. Dessert: Omelette d'Adventbay, Confecture, Brod, Smör. Als ik hier nog bijvoeg dat de „kelders" van het hotel voorzien waren van allerhande soorten uitnemende wijn- en biersoorten, dan zal men inzien, dat men, althans gedurende het ,.seizoen," op Spitsbergen niet van gebrek behoeft om te komen! Het merkwaardigste van alles wat wij in de hut vonden waren wel eenige kranten, die op tafel lagen! Men zal het buitengewone hiervan inzien, als men verneemt, dat de titel dezer nieuwsbladen luidde: „Spitsbergen Gazette, most northern newspaper on the Globe, edited from Spitsbergen." Heeft men nu nog recht om van Spitsbergen te spreken als van een land zonder beschaving? Een hotel, een postkantoor, „heuzige" postzegels, en een nieuwsblad I Wat wil men nog meer ? Als de belangstelling maar groot genoeg is, wordt Advent-Bay misschien nog eens eene bloeiende badplaats, met Kurhaus, Casino's, Clubs, „Poolzeebaden" en eene „Bar," waar een gezelschap Eskimo's nationale muziekstukken uitvoert! Voor zenuwachtige menschen zou de frissche zomertemperatuur van Spitsbergen (nog iets lager dan de gemiddelde temperatuur in Januari te Parijs) misschien zeer goed zijn en wie weet tegen hoeveel andere kwalen het poolzeewater nog zal blijken dienstig te zijn! De eerste baders behoeven al niet meer gezocht te worden, want reeds in 1899 waren de 3 Schotsche jagers, waarvan ik gesproken heb, gewoon om eiken morgen in zeer primitief toilet de toeristenhut te verlaten, in bet ijskoude water van de IJsfjord een oogenblikje rond te plassen, om in een wollen deken gehuld, den terugtocht naar 't hotel te hernemen. Met groote zelfverloochening (2 van hen waren „clergyman of the Free Presbyterian Church of Edinburgh") verklaarden zij dan, dat „het hun bepaald goed gedaaa had" (!) Maar ik had het over de Spitsbergeasche krant: om der waarheid getrouw te blijven moet ik verklaren, dat het een #«<& jaargang was, nl. van het jaar '97, en tot mijn grooten spijt rraoet ik er bijvoegen, dat het de *?
SPITSBERGEN IN 1899.
73
politiek, litterair en ander nieuws van Spitsbergen bleek niet groot genoeg te zijn, om dit noordelijkste van alle weekbladen in het leven te behouden. Er verschenen 9 nummers van 6 Juli tot 24 Aug. '97 in 5 verschillende talen (Noorsch, Zweedsch, Fransch, Duitsch, Engelsch o. a. een Duitsch stukje, door een Hollander geschreven) en daarna volgde de Poolnacht, zoowel voor Spitsbergen als voor „deszelfs" nieuwsblad, met dit onderscheid dat het voor dit laatste een OTW?^ nacht bleek te zijn, want het blad hield op te bestaan. Het werd uitgegeven bij G. Hagen te Hammerfest en geredigeerd door Carl Christensen, op Spitsbergen. Wij vonden er een heel stapeltje van, waarvan wij ons begrijpelijkerwijze terstond meester maakten 1 Het waren alle gebonden jaargangen 1897, de laatste die nog a prendre waren, en wij waren dus zeer verheugd, op zulk eene gemakkelijke wijze in het bezit te komen van zulke rariteiten op het gebied der journalistiek! Denzelfden avond moesten wij weer verder, maar het afscheid van de hut en van Advent-Bay was niet „voor eeuwig," want we zouden er, bij leven en welzijn, na eenige dagen terugkeeren en er dan overnachten alvorens naar Noorwegen te retourneeren. Het laatste half uur besteedde ik in het postkantoor: ik had 37 briefkaarten met Ansicht van Spitsbergen van postzegels te voorzien (geschreven waren ze al grootendeels vooraf op de boot, waar ze ook al te krijgen waren) e n . . . te stempelen 1 Het gaat er nl. zeer huiselijk toe, op dat noordelijkste van alle postkantoortjes: als men het den postmeester vriendelijk vraagt, laat hij u de Spitsbergensche postzegels eigenhandig afstempelen met het officieuze stempel, waarbij men dan natuurlijk zijn best doet dat de woorden: „Spitsbergen, 1899" zoo duidelijk mogelijk weergegeven worden. Het officieele stempel: „AdventBay, 3. VIII. '99, Spitsbergen" kregen we echter niet in handen; hiermede mocht niemand anders dan hijzelf de AW.sr/&
74
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Advent-Bay en de omringende bergen, terwijl de 3 andere passagiers (de Duitsche „Director", de Noorsche student en ik) in stilte bleven genieten van de indrukwekkend schoone lichteffecten op land en water . . . . Om 2 uur liet de kapitein het anker lichten en begaven we ons naar kooi terwijl de „Lofoten" Advent-Bay verliet en ons naar het verre Noorden meevoerde, steeds voorwaarts 1 Reeds om 7 uur, na eene korte, maar verkwikkende nachtrust, lieten we ons wekken en kwamen aan dek, juist op het oogenblik toen onze „Lofoten" om de zuidpunt van Prince Charles Foreland stoomde, een langgestrekt eiland, slechts door eene zeer nauwe zeestraat van Spitsbergen gescheiden, welke alleen voor kleinere schepen bevaarbaar is, terwijl vaartuigen van grooteren omvang hun weg moeten nemen langs de geheele Westkust van het tamelijk lange eiland, dat zich van den 78^11 tot den 79*"^ graad uitstrekt. Enorme ijsbergen, gletschers en ijswoestijnen krijgt hier het oog van den toerist te aanschouwen, de ijsbergen schijnen echter van geheel anderen aard dan die op Spitsbergen, veel breeder oploopend zonder spitse toppen. Vele uren lang duurde de vaart langs dit barre „voorland", doch tegen dien middag bereikten we de noordpunt en stoomden nu eenigen tijd in oostelijke richting tot we de Westkust van Spitsbergen weer aan onze rechterhand hadden. Nog steeds bleef de lucht strak en helder, als uit metaal gegoten; een enkele maal werd zij plotseling verduisterd door talrijke wolkenmassa's, zoodat wij reeds vreesden dat het weer zou omslaan, maar 5 minuten later was er geen spoor meer van te ontdekken. Die plotselinge luchtveranderingen komea in de poolstreken veelvuldig voor, zoodat men eigenlijk geen oogenblik zeker van het weer kan zijn. Wij naderden nu langzamerhand de Noordkust van Spitsbergen. Na het passeeren van de ingangen der diep landwaarts indringende Kings-Bay en Cross-Bay voeren we langs Kaap Mitra, die als een reusachtige scherpe ijspunt ver in zee uitsteekt. De natuur van Noord-Spitsbergen verschilt nog tamelijk van die van Zuid-Spitsbergen; terwijl hier van tijd tot tijd bergen voorkomen die nagenoeg ontbloot van sneeuw zijn, komt dit in het hooge Noorden zoo goed als »
.SPITSBERGEN IN 1899.
'
75
dit eilandje tot uitgangspunt diende van de ballon-expeditie Andrée, welke tot doel had het ontdekken van de Noordpool. Tegen 4 uur lag de „Lofoter" vóór het Denen-Eiland (Dansker) en liet het anker vallen in de Virgo-haven, vanwaar reeds uit de verte de ruïnes van Andrée's ballonhuis, benevens het „noordelijkste huis der wereld" (Mr. Pike's House) duidelijk te zien waren. Natuurlijk werd hier geland en begaven we ons terstond naar de houten villa van den heer Pike, om dezen een bezoek te brengen. Ongelukkig was er „niemand thuis" (zooals op een briefje aan de deur vermeld stond), maar de huissleutel hing heel netjes aan een spijker naast de voordeur, zoodat de kapitein de vrijheid nam, de deur te openen en wij allen achter elkaar de woning binnenstapten! In den gang hing (ook al aan een spijker) een heel pak brieven en drukwerk, welke omstandigheid het zwijgend verzoek aan den kapitein inhield om ze mee te nemen naar Advent-Bay, ze daar te laten afstempelen aan het postkantoor, en voor verdere bezorging naar Noorwegen (Hammerfest) zorg te dragen. Die meneer Pike heeft dus den gang van zijn huis tot het „tweede postkantoor van Spitsbergen" gepromoveerd. Jammer dat de „buslichting" slechts eens of tweemaal per jaar plaats heeft! Toen Andrée in '96 en '97 de gast van Mr. Pike was, toen „regende" het brieven en stukken in het postkantoor van Danes-Gat (zooals men weet moest Andrée in '96 door gebrek aan een gunstigen wind, zijne opstijging tot het volgend jaar uitstellen), maar nu is genoemde Engelschman de eenige, die zijne brieven aan den spijker hangt. Aan de wanden van den kleinen gang waren met spijkers of spelden een aantal visitekaartjes bevestigd van vroegere bezoekers van deze woning. Wij haasten ons, dit voorbeeld te volgen of onze namen met potlood op de wanden te schrijven. Het huisje van Mr. Pike is klein, maar verbazend sterk gebouwd; dit is dan ook niet overbodig als men bedenkt wat het daar op dien noordelijken uithoek der wereld heeft uit te staan en hoevele maanden van het jaar het ifc>fe«/ bedolven ligt onder de sneeuw. Het bevat beneden een eet- en zitkamer en een keuken; de geheele bovenverdieping of liever zolder (vlak onder 't dak) is tot slaapzaal ingericht en bevat een groot aantal houten kooien, benevens een flinken kachel, natuurlijk. Het spreekt wel vanzelf dat alles met den grootsten eenvoud is ingericht, er is geen sprake van meubels, kleeden, behangsels, gordijnen of andere draperieën. Eenige ruwe houten tafels met dito banken benevens een aantal ijzeren kachels en een haard vormen den geheelen „inboedel" van deze poolvilla. In de „huiskamer" bevond zich nog een zeer groot aantal kisten met levensmiddelen, benevens een enorm hermetisch gesloten pakket met doosjes lucifers, alles afkomstig van de Pool-expeditie Andrée 1897. A. had nl. zulk een groot aantal levensmiddelen en andere bagage naar Danes-Gat gesleept, dat hij lang niet alles in zijn ballon kon meenemen en een groot aantal kisten in Mr. Pike's huis moest achterlaten.