IJsberen op Spitsbergen In juli 2014 ben ik op een fantastische reis naar Spitsbergen geweest. De hoop was dat ik een ijsbeer zou zien die ook zichtbaar was zonder verrekijker. En wat heb ik (en alle anderen) geboft!! We hadden meerdere ontmoetingen met het grootste roofdier van het arctisch gebied. Rupert Pilkington, de berenexpert van de expeditie, wist zijn wetenschappelijke verhaal duidelijk, enthousiast maar ook met de nodige bezorgdheid te vertellen. Hierbij wat algemene informatie, een korte impressie van de ontmoetingen en de opgedane kennis. Zeg ‘ijsbeer’ en er doemt bij behoorlijk wat mensen een beeld op van het schattige, door zijn ouders verstoten, ijsbeertje Knut uit de dierentuin van Berlijn. De verzorger was er mee aan het knuffelen en spelen en Knut toonde zich ook de volmaakte lieveling wanneer gadegeslagen door het publiek. Het zag er allemaal bedrieglijk lief, zachtaardig en aaibaar uit. Dat is natuurlijk totaal buiten de realiteit van de leefwereld van een wilde ijsbeer. Ook daar kunnen ze er zachtaardig uit zien als ze opgekruld in de sneeuw liggen, zich eens lekker uitstrekken of omrollen in de sneeuw. Kijk maar naar de foto’s. Dan ben je weleens geneigd te vergeten dat een ijsbeer het grootste roofdier van de Noordpool is. Maar ook de andere kant heb ik gezien: een ijsbeer die zich tegoed deed aan een in het ijs gevonden snack; een witsnuitdolfijn. Afgestroopt vel, bloederig karkas… welkom in de wereld van de ijsbeer. Evolutie IJsberen hebben zich afgesplitst van bruine beren die zo’n 200.000 jaar geleden - in het late Pleistoceen- leefden in de bergen, bossen en grote vlakten van Noord-Amerika en Azië. In die periode, toen de meest noordelijke bruine beren kans zagen het seizoensgebonden ijs te bereiken, begonnen deze beren zich aan het leven op het ijs aan te passen en, nog belangrijker, aan het jagen op zeehonden. IJsberen hebben unieke eigenschappen ontwikkeld voor het leven op pakijs zoals grote, harige poten en korte, gebogen, stevige klauwen waardoor ze zich makkelijk op het ijs kunnen voortbewegen. Andere evolutionaire aanpassingen zijn de vacht van holle haren die zorgt voor isolatie en drijfvermogen en een extreem goed ontwikkeld reukvermogen. Dit laatste zorgt ervoor dat ze zelfs op grote afstand zeehonden ontdekken, zelfs wanneer deze zich een meter onder het ijs en sneeuw bevinden in hun hol. Verder zijn ijsberen uitstekende zwemmers. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, kunnen ze goed zien omdat ze op hun ogen moeten vertrouwen tijdens het jagen. Hun gehoor is ongeveer zoals goed als dat van mensen. Onderzoek Tot de tweede helft van de 20ste eeuw werd er veel op ijsberen gejaagd en werden ze te pas en te onpas neergeschoten voor hun pels en tanden of gewoon omdat het stoer was. Tegenwoordig zijn ze beter beschermd en is het doden van een ijsbeer over het algemeen een strafbaar feit. Er wordt dus altijd onderzoek gedaan wanneer iemand een ijsbeer heeft gedood en er moet wel een heel goede reden voor zijn geweest. De afgelopen 50 jaar is er veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar ijsberen en het neerschieten gebeurt over het algemeen met verdovingspijlen. Alleen vrouwtjes worden gebruikt voor onderzoek met een halsband met gps. Waarom een vrouwtje? Om het simpele feit dat de kop van een vrouwtje groter is dan haar nek. Mannetjes hebben zulke gespierde en brede nekken dat de kop kleiner is en een halsband simpelweg af zou glijden. Dat is een van de kenmerken waaraan je een mannetje kunt herkennen. Verder zijn ze groter (mannetjes 3,3m/750kg versus vrouwtjes 2m/200kg), hebben een gespierde kop en dragen ook littekens van gevechten op hun kop. Niet alle mannetjes hebben littekens; dat gebeurt pas wanneer ze geslachtsrijp zijn (na ongeveer 6 jaar) en op zoek gaan naar vrouwtjes. Er vinden dan heftige gevechten plaats om de vrouwtjes waarbij gebroken tanden en littekens geen uitzondering zijn. En soms vallen er ook dodelijke slachtoffers.
Voorplanting Een drachtig vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven in een sneeuwheuvel, op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is. IJsberen paren in het voorjaar maar kennen een verlengde draagtijd. Dit houdt in dat de bevruchte eicel zich pas in de baarmoederwand nestelt wanneer het vrouwtje voldoende vetreserves heeft en dus voldoende gewicht heeft om de zwangerschap te overleven en in staat is de jongen goed te voeden na de geboorte. Op deze manier worden de jongen ook geboren in een gunstig jaargetijde. Wat gebeurt er nu eigenlijk in het hol voordat moeder en jongen tevoorschijn komen? De moeder zoogt haar jongen met vette rijke melk waarvoor ze haar eigen vetreserves gebruikt. Zelf eet ze niet gedurende deze tijd. De jongen komen in maart/april voor het eerst tevoorschijn wanneer ze ongeveer 3 maanden oud zijn. Het zogen stopt aan het begin van de winter wanneer ze zelf zeehonden gaan eten. Wanneer ze 30 maanden oud zijn moeten ze voor zichzelf zorgen. Tot die tijd beschermt het vrouwtje de jongen. De mannetjes hebben geen rol in het grootbrengen van de jongen. Winterslaap of niet? In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, houden ijsberen geen winterslaap. Alleen de zwangere vrouwtjes blijven gedurende de koude en donkere winter tijdens hun zwangerschap en het werpen van de jongen in hun hol. De mannetjes en niet drachtige vrouwtjes blijven ook in de lange en donkere winter actief. Op het pakijs jagen ze dan op hun hoofdvoedsel; zeehonden. Dat gaat veel beter op het pakijs omdat zeehonden iedere paar minuten moeten ademhalen. Dit gebeurt door een ademgat in het ijs waar een ijsbeer geduldig kan staan wachten om een nietsvermoedende zeehond te grijpen zodra die zijn kop uit het ademgat steekt. IJsberen vangen geen zeehonden in open water en doen dit ook maar zeer zelden op het land. Geen winterslaap dus maar wat dan wel? IJsberen hebben wel lethargische perioden in de zomer wanneer ze op hun vetreserves van de winter teren en zo min mogelijk energie proberen te gebruiken. Iedere makkelijk snack is dan meegenomen. Wanneer het lukt, eten ze in deze periode vogels, eieren en zeewier of doen zich tegoed aan een kadaver. In diverse documentaires worden zulke beelden gebruikt om aan te tonen dat de dieren verhongeren. Feit is dus dat ze niet verhongeren maar dat ze proberen zo min mogelijk energie te verbruiken. De zomer is de eigenlijke ‘winterslaap’ en dus rustperiode voor de ijsbeer. Die heeft zich in de tijd dat het pakijs er lag namelijk helemaal volgevreten en moet de periode dat ze niet kunnen jagen (in de zomer dus) door zien te komen zonder al te veel vetreserves te verliezen. Ze verhongeren dus niet maar doen het rustig aan. Twee gevaren (natuurlijk zijn er veel meer) Klimaatverandering Zodra het vrouwtje met haar jongen tevoorschijn komt, moet ze jagen. Ze heeft dan namelijk al haar vetreserves opgebruikt en is in een slechte conditie. Om haar jongen te kunnen blijven voeden en zelf niet om te komen van de honger moet ze haar reserves zo snel mogelijk aanvullen. Dat was in het verleden geen probleem omdat ijsberen zo’n 8 maanden van het jaar de tijd hadden om op het pakijs te jagen op zeehonden. Dit is voor ijsberen uitermate belangrijk omdat het vangen van zeehonden vrijwel onmogelijk is in open water. Daar zijn ze een ijsbeer te snel af en het kost de ijsbeer dus te veel nutteloze energie die ze toch al niet meer heeft. Tegenwoordig is er steeds minder pakijs wat betekent dat de ijsberen steeds minder tijd hebben om te eten. Waar het ijs in het arctische gebied vroeger ieder jaar bleef liggen tot half juli, is het tegenwoordig half juni of nog eerder al verdwenen. Dit betekent dat de vrouwtjes met jongen in het voorjaar steeds minder tijd hebben om op zeehonden te jagen. Deze tijd hebben ze echter wel nodig om ervoor te zorgen dat de jongen en zijzelf de zomer, waarin ze niet kunnen jagen, overleven. Omdat dit steeds slechter lukt, sterven er steeds meer jongen in hun eerste levensjaar en hebben de vrouwtjes in toenemende mate een slechte conditie aan het begin van de zomer. Dit betekent dat zij dan ook sterven of sterven in de daaropvolgende winter omdat ze te weinig vet hebben om de koude periode te
overleven. Tegenwoordig is de periode waarin het vrouwtje haar vetreserves op peil kan brengen, teruggebracht tot ongeveer 2 maanden. Dit is onvoldoende om aan te sterken en vette melk te leveren waardoor de jongen van de honger omkomen. Dit is een groot probleem voor het voorbestaan. Onderstaande grafieken geven de terugtrekken van het ijs weer alsmede de periode waarin de ijsberen kunnen jagen (gearceerde gedeelte). De laatste grafiek laat zien wanneer “the point of no return” is bereikt en de ijsberen uiteindelijk zullen uitsterven.
Vervuiling Een ander minstens zo groot probleem is de hoge concentratie van pcb’s en zware metalen in het milieu. Dit soort stoffen stapelt zich in vet van (prooi)dieren. IJsberen zijn toppredatoren en staan dus aan de top van de voedselpiramide. In deze piramide stapelt de verontreiniging zich van laag (vissen) tot hoog (walrussen, zeehonden en walvissen) in het vet en krijgen de toppredatoren (het dieet van ijsberen bestaat voornamelijk uit zeehondenvet) grote hoeveelheden binnen. De stoffen veroorzaken een veelheid aan problemen in de voorplantingsorganen en het immuunsysteem. Karkassen van arctische dieren zijn soms zo sterk vervuild dat ze als chemisch afval gezien moeten worden. Dat klinkt misschien grappig maar is verre van dat.
Wat heb ik geleerd over een ijsberen, behalve bovenstaande? IJsberen kunnen overal maar dan ook werkelijk overal zitten zonder dat jij als leek ze in de gaten hebt. Gelukkig zijn er berenexperts als Rupert om je op hun aanwezigheid te wijzen. Ze lijken erg langzaam maar in werkelijkheid lopen ze ontzettend snel, veel sneller dan ik eigenlijk had gedacht. Je ziet een ijsbeer, kijkt even opzij om wat te zeggen tegen je medepassagier, kijkt weer terug en de ijsbeer loopt alweer enkele tietallen meters verderop. Maar het allerbelangrijkste is toch wel dat het zulke prachtige dieren zijn die het verdienen om hun leven veilig te leiden in hun eigen omgeving. Hopelijk helpt dit verhaal je om daarmee in te stemmen.