Spijt van een actie of inactie: Every cloud has a silver lining
Universiteit van Amsterdam Afdeling Sociale Psychologie Werkstukverslag, doctoraal Auteur: A. Hiddink Collegekaartnummer: 0042331 Begeleider: Frenk van Harreveld Datum: 25 juni 2007
Samenvatting
In het huidige onderzoek is geprobeerd steun te vinden voor de claim van Gilovich en Medvec (1995) dat acties op de korte termijn meer spijt veroorzaken dan inacties en dat op de lange termijn inacties meer spijt veroorzaken dan acties. In een online experiment is respondenten gevraagd die gebeurtenis te beschrijven waarvan zij de meeste spijt hebben, terugkijkend op hun leven tot nu toe of terugkijkend op het afgelopen halfjaar. Deze beschrijvingen werden gecodeerd als zijnde een actie of een inactie. Tevens is de intensiteit van de ervaren spijt gemeten. Gebleken is dat zowel op de korte als op de lange termijn meer spijtige inacties werden genoemd dan acties. Echter, spijtige acties veroorzaakten een intensere spijt dan inacties. Er is daarnaast onderzocht of het benoemen van silver linings (een psychologische regulatiestrategie voor spijt) kan worden toegepast bij zowel spijtige acties als bij spijtige inacties. Hiervoor is respondenten gevraagd of zij een of meerdere positieve kanten van de spijtige ervaring konden noemen. Gebleken is dat, in tegenstelling tot wat Gilovich en Medvec (1995) veronderstellen, zowel aan een spijtige actie als aan een spijtige inactie positieve kanten zijn te ontdekken. Vervolgens is onderzocht of het noemen van de positieve kanten van een spijtige actie of inactie de ervaren spijt kan doen afnemen. Er is gebleken dat het noemen van silver linings een positief effect heeft op het ervaren van spijt en op algemeen positief affect ten aanzien van de spijtige beslissing. De resultaten worden besproken in het licht van eerder onderzoek en er worden suggesties voor gedaan vervolgonderzoek.
-2-
Inhoudsopgave
1
2
3
4
Inleiding
-4-
1.1
Wat is spijt?
-5-
1.2
Waar hebben we de meeste spijt van?
-6-
1.3
Spijt, en nu?
-8-
1.4
Het huidige onderzoek
- 10 -
Methode
- 12 -
2.1
Respondenten
- 12 -
2.2
Materialen
- 13 -
Resultaten
- 14 -
3.1
Inhoud spijtige gebeurtenissen en silver linings
- 14 -
3.2
Actie of inactie
- 17 -
3.3
Ervaren emoties
- 17 -
3.4
Silver linings
- 17 -
Conclusie en discussie
- 21 -
Literatuur
- 25 -
-3-
1
Inleiding
Vele mensen zeggen dat zij nergens spijt van hebben en dat zij niets zouden veranderen, als ze hun leven over mochten doen. Het kan moeilijk zijn een dergelijke uitspraak zomaar te accepteren als je bedenkt dat we dagelijks enkele honderden, zo niet duizenden beslissingen moeten nemen. De meeste van deze beslissingen zijn redelijk triviaal. Sta je bijvoorbeeld meteen op als de wekker gaat of blijf je nog heel even liggen? Ga je ontbijten en wat eet je dan? Hoe ga je naar school of naar je werk? Wat ga je ’s avonds doen, ga je sporten, bij vrienden op bezoek of toch liever tv kijken? We maken echter ook regelmatig beslissingen die belangrijker en ingewikkelder zijn. Welke studie ga je bijvoorbeeld doen en waar ga je studeren? Ga je op zoek naar een andere baan? Ga je verhuizen, trouwen, proberen kinderen te krijgen? Gezien het grote aantal beslissingen waar we in ons leven voor komen te staan, ligt het voor de hand dat we niet altijd de juiste beslissing nemen, waardoor we vrijwel allemaal wel eens te maken krijgen met spijt over een genomen beslissing. Was bijvoorbeeld toch maar meteen opgestaan, dan was je nu op tijd geweest. Had toch maar ontbeten vanmorgen, dan had je nu geen honger gehad. Was toch maar een andere studie gaan doen, dan had je nu meer zicht op werk gehad. Was toch maar niet gaan trouwen, dan had je je nu niet zo ongelukkig gevoeld. Spijt is een emotie die we ervaren als we ons voorstellen of beseffen dat de huidige situatie beter was geweest als we een andere beslissing hadden genomen. We kunnen spijt hebben van iets dat we gedaan hebben (actie) of juist van iets dat we hebben nagelaten (inactie). We kunnen direct al veel spijt hebben van een genomen beslissing, maar het gevoel kan ook met de tijd erger worden. Een vraag die centraal staat in dit onderzoek is waar mensen de meeste spijt van hebben, van hun acties of juist van hun inacties en wat de invloed van tijd is. Eerder onderzoek heeft hierop geen eenduidig antwoord gegeven. Zo is bijvoorbeeld in een onderzoek van Kahneman en Tversky (aangehaald in Gilovich & Medvec, 1994) aangetoond dat onfortuinlijke situaties die het gevolg zijn van acties, meer spijt veroorzaken dan onfortuinlijke situaties die het gevolg zijn van inacties. In later onderzoek van Gilovich en Medvec (1994) is gevonden dat mensen met name op de korte termijn meer spijt ervaren van hun acties en op de lange termijn juist meer spijt ervaren van hun inacties. Gilovich en Medvec veronderstellen derhalve dat er met de tijd een verandering plaatsvindt in het ervaren van spijt. Spijt is een onplezierig gevoel en daarom zijn mensen gemotiveerd om het zo veel mogelijk te voorkomen. Beslissingen worden bijvoorbeeld weloverwogen genomen of juist uitgesteld. Ook kan men ervoor kiezen een beslissing te nemen die, indien niet juist, teruggedraaid kan worden (Zeelenberg & Pieters, 2007). Als men toch spijt heeft van een genomen beslissing dan zal men er alles aan doen om de pijn ervan te verlichten. Er kan bijvoorbeeld geprobeerd worden om de genomen beslissing ongedaan te maken of er kan geprobeerd worden om de verantwoordelijkheid voor de beslissing bij een ander te leggen (Zeelenberg & Pieters, 2007). Een andere manier om de pijn van spijt te verlichten is het benoemen van de eventuele positieve kanten van de ervaring, de zogenoemde silver linings (Gilovich & Medvec, 1994). Men kan zich bijvoorbeeld voorhouden veel geleerd te
-4-
hebben van de ervaring, wat direct het scherpe van spijt kan verzachten (Zeelenberg & Pieters, 2007). Een volgende vraag die centraal staat in dit onderzoek is of het benoemen van silver linings inderdaad een verlichtend effect heeft op het ervaren van spijt over een genomen beslissing. Zo ja, geldt dit dan zowel voor spijtige acties als voor spijtige inacties? Voorzover bekend is hier nog geen onderzoek naar gedaan. Er zal nu eerst aan de hand van bestaande theorieën en onderzoeken worden beschreven wat spijt is, wanneer we het ervaren en waarvan we spijt kunnen hebben. Daarna zullen strategieën beschreven worden met betrekking tot het reguleren van spijt. Tenslotte volgt een beschrijving van het uitgevoerde onderzoek. 1.1
Wat is spijt?
Voordat ongeveer een kwart eeuw geleden daadwerkelijk begonnen is met het doen van empirisch onderzoek naar het fenomeen spijt, bestond de wetenschappelijke benadering voornamelijk uit filosofische pogingen het concept te definiëren. Er werd getracht licht te werpen op de interne staat die gepaard gaat met het ervaren van spijt en op de omstandigheden die eraan vooraf gaan. Er werd tevens getracht spijt te onderscheiden van andere gerelateerde emoties zoals teleurstelling, schuld, wroeging en verdriet (Gilovich & Medvec, 1995). Volgens Gilovich en Medvec was de definitie gegeven door Landman de meest bruikbare en alomvattende. Volgens Landman is spijt, … a more or less painful cognitive and emotional state of feeling sorry for misfortunes, limitations, losses, transgressions, shortcomings, or mistakes. It is an experience of felt-reason or reasoned-emotion. The regretted matters may be sins of commission as well as sins of omission; they may range from the voluntary to uncontrollable and accidental; the may be actually executed deeds or entirely mental ones committed by oneself or by another person or group; they may be moral or legal transgressions or morally and legally neutral… Deze definitie is echter zo breed dat het bijna onmogelijk is om onderscheid te maken tussen spijt en een algemeen ongelukkig of bedroefd gevoel (Connolly, Ordóñez & Coughlan, 1997). Een benadering van spijt die de filosofische conceptuele analyse combineert met empirisch onderzoek komt vanuit de economie. Gilovich en Medvec (1995) stellen echter, dat de toepasbaarheid van dit onderzoek beperkt is doordat spijt hier juist zeer nauw gedefinieerd of geoperationaliseerd is. Spijt werd gezien als een reactie op een verschil in waarde tussen de uitkomsten van een gekozen alternatief en de hoogst haalbare uitkomsten van afgewezen alternatieven. Dit verschil is zeker een belangrijke determinant voor de mate van spijt die wordt ervaren, desalniettemin zijn andere elementen ook cruciaal. Zo hebben de redenen waarom een bepaald alternatief gekozen is enorme impact op het al dan niet ervaren van spijt over de gemaakte keuze, evenals de manier waarop alternatieven of uitkomsten geformuleerd worden. Sommige afgewezen alternatieven kunnen meer spijt veroorzaken dan andere, omdat zij bijvoorbeeld uiterst saillant zijn, of omdat zij bijna gekozen waren, of omdat zij de keuze van anderen zouden zijn geweest. Daarnaast werd in economische theorieën over spijt gesteld dat mensen geen spijt ervaren zolang de uitkomsten van de afgewezen
-5-
alternatieven niet onthuld worden. Oftewel, er werd voorbij gegaan aan het feit dat mensen gekweld kunnen worden door wat zij denken dat de uitkomsten van niet gekozen alternatieven zijn. Deze twee tekortkomingen van economische theorieën over spijt werden aangepakt in psychologisch onderzoek naar counterfactual thinking. Counterfactual thinking is het verzinnen van alternatieve uitkomsten die hadden kunnen gebeuren als er een andere beslissing was genomen. Deze counterfactual alternatieven kunnen vervolgens aanleiding geven tot het ervaren van spijt over de genomen beslissing. Inmiddels zijn er vanuit diverse disciplines, waaronder marketing, geneeskunde, crossculturele psychologie en gezondheidspsychologie, vele onderzoeken gedaan naar de verschillende aspecten van spijt. Zeelenberg en Pieters (2007) vonden dan ook dat de tijd rijp was om een overzicht te maken van alle verkregen kennis, de resultaten samen te vatten en alles onder te brengen in een enkele overkoepelende theorie over spijt en spijtregulatie. Hun Theory of Regret Regulation (TRR) geeft een beschrijving van wat spijt is en met welke gevoelens het gepaard gaat en specificeert de condities voor het ervaren van spijt. Daarnaast worden strategieën beschreven waarop mensen hun ervaren spijt kunnen reguleren. In de TRR wordt spijt omschreven als een counterfactual emotie, welke sterk afhankelijk is van vergelijkingsprocessen. Om spijt te ervaren moet men zich kunnen voorstellen dat de huidige situatie anders en zelfs beter had kunnen zijn. Een eerste belangrijke voorwaarde voor het ervaren van spijt is dan ook het besef dat een andere beslissing beter zou zijn geweest (Zeelenberg & Pieters, 2007). Het ervaren van spijt gaat gepaard met een gevoel dat je beter had moeten weten en met gedachten over de fout die je hebt gemaakt en de mogelijkheden die je daardoor hebt gemist. Het gaat gepaard met de neiging jezelf wel voor je kop te kunnen slaan, met de wens je verkeerde beslissing te corrigeren en met het daadwerkelijk willen herstellen van je fout als je de kans krijgt (Roseman, Wiest & Swartz, 1994). Hieruit valt een tweede belangrijke voorwaarde voor het ervaren van spijt af te leiden, namelijk een bepaalde mate van persoonlijke verantwoordelijkheid (Gilovich & Medvec, 1994; Connolly, Ordóñez & Coughlan, 1997; Ordóñez & Connolly, 2000; Zeelenberg, Van Dijk & Manstead 1998, 2000). Samengevat, er wordt geen spijt ervaren als geen enkele andere beslissing tot een betere uitkomst leidt of als men zich niet persoonlijk verantwoordelijk voelt voor de genomen beslissing. 1.2
Waar hebben we de meeste spijt van?
Vele studies hebben aangetoond dat mensen meer spijt ervaren over de dingen die zij hebben gedaan dan over de dingen die zij niet hebben gedaan (Gilovich & Medvec, 1994). Een van de meest duidelijke illustraties van dit fenomeen is volgens Gilovich en Medvec een scenario experiment van Kahneman en Tversky (aangehaald in Gilovich en Medvec, 1994). Respondenten werd gevraagd aan te geven welke van twee beleggers meer spijt zou ervaren. Beide beleggers verloren $1200, de één door een bepaald aandeel te kopen, de ander door dat zelfde aandeel niet te verkopen. De overgrote meerderheid van de respondenten, 92%, gaf aan dat de actieve belegger meer spijt zou ervaren dan de passieve belegger. Geconcludeerd werd dat acties meer spijt veroorzaken dan inacties. Deze conclusie
-6-
is echter niet onbetwist gebleven. Er is in later onderzoek namelijk aangetoond dat in bepaalde situaties juist inacties, in tegenstelling tot acties, voor meer spijt zorgen. Zo hebben Gilovich en Medvec respondenten direct gevraagd waarvan zij de meeste spijt hebben als zij terugkijken op hun hele leven, de dingen die zij gedaan hebben of de dingen die zij niet gedaan hebben. Het bleek dat een meerderheid van de respondenten meer spijt had van de dingen die zij hadden nagelaten dan van de dingen die zij hadden gedaan. Als verklaring voor deze tegengestelde resultaten veronderstellen Gilovich en Medvec dat er bij het ervaren van spijt mogelijk sprake is van een tijdsaspect: Acties veroorzaken meer spijt op de korte termijn, zoals blijkt uit bijvoorbeeld het scenario experiment van Kahneman en Tversky, terwijl inacties juist meer spijt veroorzaken op de lange termijn, zoals blijkt uit het onderzoek van Gilovich en Medvec. De veronderstelling dat spijt varieert met de tijd, hebben Gilovich en Medvec (1994) getoetst in een scenario-experiment. Respondenten kregen een verhaal te lezen over twee studenten van dezelfde universiteit. Beide zijn niet tevreden over waar ze zitten en overwegen van universiteit te veranderen. De een besluit uiteindelijk naar een andere universiteit te gaan, wat hem echter ook niet bevalt. Hij was achteraf liever niet van school veranderd. De ander besluit te blijven waar hij is en blijft ontevreden over de situatie. Hij was achteraf liever wel van school veranderd. Respondenten kregen vervolgens twee vragen: (1) Wie denk je dat het meeste spijt ervaart, nadat hij erachter kwam dat hij een foute beslissing had genomen? (2) Wie denk je dat er op de lange termijn de meeste spijt ervaart? Uit de resultaten bleek dat de meerderheid van de respondenten, 76%, dacht dat de actieve student in eerste instantie meer spijt zou ervaren. Dit komt overeen met de resultaten van het onderzoek van Kahneman en Tversky. Echter, een meerderheid van de respondenten, 64%, gaf aan dat de passieve student meer spijt zou ervaren op de lange termijn. Om te kijken of dit resultaat eveneens gevonden zou worden zonder de beperkingen van een scenario-experiment hebben Gilovich en Medvec een tweede studie uitgevoerd. Hierbij werd gevraagd naar echte, uit het leven gegrepen spijtige ervaringen van mensen. Respondenten werd gevraagd terug te denken aan de meest spijtige actie en inactie van zowel de afgelopen week als van hun hele leven. Voor elk tijdsperspectief moesten respondenten aangeven waarvan zij de meeste spijt hadden, de actie of de inactie. Wanneer respondenten terugkeken op de afgelopen week, gaf ongeveer de helft, 53%, aan meer spijt te hebben van hun acties dan van hun inacties. Wanneer respondenten echter terugkeken op hun leven tot nu toe, gaf een grote meerderheid, 84%, aan de meeste spijt te hebben van hun inacties. Gilovich en Medvec stellen dat zij met deze experimenten steun hebben gevonden voor het bestaan van een tijdsaspect bij het ervaren van spijt. Op de korte termijn veroorzaken acties meer spijt dan inacties, terwijl op de lange termijn het omgekeerde geldt. Volgens de onderzoekers is dit het gevolg van een aantal psychologische processen welke met de tijd de spijt van acties doen afnemen en de spijt van inacties doen versterken. Kahneman (1995) geeft een andere verklaring voor de gevonden resultaten van Gilovich en Medvec (1994). Hij stelt dat spijt op de korte termijn een andere emotie is dan spijt op de lange
-7-
termijn en dat beide types van elkaar verschillen in intensiteit. Dit in tegenstelling tot Gilovich en Medvec (1994), die beide types behandelen als één emotie die varieert met de tijd. Spijt op de korte termijn noemt Kahneman “hot regret” en beschrijft het als een directe, pijnlijke, emotionele reactie op uitkomsten. Spijt op de lange termijn noemt hij “wistful regret” (weemoed) en beschrijft het als een minder intense emotie, geassocieerd met niet onplezierige gevoelens over hoe het allemaal anders had kunnen zijn. De onderzoekers concluderen samen dat, ceteris paribus, acties meer hot regret produceren dan inacties (Gilovich, Medvec & Kahneman, 1998). In de onderzoeken van Gilovich en Medvec (1994) is echter de intensiteit van spijt niet direct gemeten. Naar aanleiding van de resultaten van hun onderzoek, concluderen Feldman, Miyamoto en Loftus (1999), in tegenstelling tot Gilovich en Medvec en Kahneman, dat de intensiteit van spijt als gevolg van een actie niet verschilt van de intensiteit van spijt als gevolg van een inactie. In hun onderzoek werd respondenten in verschillende experimenten gevraagd een spijtige actie en een spijtige inactie in hun leven te beschrijven en de intensiteit van de ervaren spijt te scoren. Uit de resultaten bleek dat wanneer gevraagd werd naar de meest spijtige ervaring, inacties weliswaar vaker genoemd werden dan acties, vergelijkbaar met het resultaat van de experimenten van Gilovich en Medvec (1994). Echter, de intensiteit van spijt over een inactie verschilde niet van de intensiteit van spijt over een actie, gegeven dat elke respondent zowel een actie als een inactie had beschreven. Zoals gezegd is in de experimenten van Gilovich en Medvec (1994) de intensiteit van spijt niet direct gemeten. In experimenten 1 en 5 moesten respondenten aangeven welke spijtige ervaring meer intens was, de actie of de inactie. Zij kregen echter niet de mogelijkheid om aan te geven dat beide even intens waren. Uit de gegevens valt niet af te leiden hoe groot het verschil in intensiteit was tussen spijtige acties en inacties. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat de spijtige acties en inacties even intens waren, maar omdat zij een gedwongen keuze moesten maken hebben respondenten mogelijk een soort arbitraire beslissingsstrategie toegepast, waarbij de voorkeur werd gegeven aan inacties. Wanneer respondenten gevraagd werd naar de meest spijtige ervaring van hun leven werden inacties vaker genoemd dan acties. Dit zegt echter niets over de intensiteit van spijtige acties en spijtige inacties. Het feit dat inacties vaker genoemd worden hoeft dus niet het gevolg te zijn van een verschil in intensiteit, maar het kan het gevolg zijn van een betere toegankelijkheid van inacties in het geheugen ten opzichte van spijtige acties (Rajagopal, Raju & Unnava, 2006). Een directe meting van de intensiteit van spijtige acties en inacties op de korte en lange termijn zou steun kunnen bieden aan de conclusie van Gilovich en Medvec (1994) dat acties op de korte termijn meer spijt veroorzaken en dat inacties op de lange termijn meer spijt veroorzaken. 1.3
Spijt, en nu?
Zeelenberg en Pieters (2007) stellen dat de ervaringsinhoud van spijt basiselementen bevat van strategieën die mensen kunnen gebruiken om spijt te reguleren. In de TRR wordt gesteld dat strategieën om spijt te reguleren zich kunnen concentreren op het doel, de beslissing, het alternatief of
-8-
het gevoel en dat ze worden toegepast op basis van hun toegankelijkheid en hun profijt voor het overkoepelende doel. Strategieën gefocust op het doel, richten zich op het tevreden zijn met de uitkomsten. Strategieën gefocust op de beslissing, richten zich op het specifieke beslissingsproces en de uitkomsten. Strategieën gefocust op de alternatieven hebben te maken met de niet gekozen alternatieven voor de genomen beslissing. Strategieën gefocust op gevoelens richten zich direct op de ervaren spijt, in plaats van indirect zoals de vorige drie strategieën wel doen. De verschillende strategieën die Zeelenberg en Pieters voorstellen staan genoemd in Tabel 1. De onderzoekers geven aan dat deze wegens het weinige systematische onderzoek dat er gedaan is naar spijtregulerende strategieën, vooralsnog gezien moeten worden als veronderstellingen.
Tabel 1 Spijtregulerende strategieën I. Ter voorkoming van spijt in de toekomst
II. Het reguleren van actuele spijt
1. Gefocust op het doel a. verlaag het niveau van het doel
1. Gefocust op het doel a. verlaag het niveau van het doel
2. Gefocust op de beslissing a. verbeter de kwaliteit van de beslissing b. verhoog de rechtvaardiging van de beslissing c. verplaats de verantwoordelijkheid voor de beslissing d. stel de beslissing uit, of vermijd hem
2. Gefocust op de beslissing a. maak de beslissing ongedaan b. rechtvaardig de beslissing c. ontken verantwoordelijkheid voor de beslissing
3. Gefocust op het alternatief a. beperk of vergroot keuzemogelijkheden b. zorg dat de beslissing kan worden teruggedraaid c. vermijd feedback over de niet gekozen alternatieven
4. Gefocust op het alternatief a. draai de beslissing om (kies het alternatief) b. herwaardeer de kwaliteit van het alternatief
4. Gefocust op het gevoel a. anticipeer op het ervaren van spijt
4. Gefocust op het gevoel a. psychologisch herstelwerk (e.g. identificeer silver linings) b. onderdruk of ontken spijt
Uit de veronderstelde strategieën kan worden opgemaakt dat men spijt kan reguleren op zowel gedragsmatige als psychologische manieren. Zo kan men proberen een genomen beslissing ongedaan te maken of terug te draaien om vervolgens voor het alternatief te kiezen (gedragsmatig). Tegelijkertijd kan men proberen om de verantwoordelijkheid voor de beslissing te ontkennen of om de kwaliteit van het alternatief te herevalueren (psychologisch). Gilovich en Medvec (1995) maken
-9-
eveneens een dergelijk onderscheid wanneer zij manieren beschrijven waarop mensen hun spijtgevoelens kunnen reguleren. Zoals gezegd stellen Gilovich en Medvec (1995) dat er bij het ervaren van spijt sprake is van een tijdsaspect: Op de korte termijn veroorzaken acties meer spijt, terwijl op de lange termijn inacties meer spijt veroorzaken. Dit is volgens hen het gevolg van psychologische processen die met de tijd de spijt van acties doen afnemen en de spijt van inacties doen versterken. Gilovich en Medvec veronderstellen dat de gedragsmatige en psychologische strategieën die mensen kunnen toepassen om hun ervaren spijt te reguleren meer worden toegepast bij spijtige acties dan bij spijtige inacties. Een psychologische manier om ervaren spijt te reguleren is het benoemen van zogenoemde silver linings, of positieve kanten. Een veel genoemde silver lining is bijvoorbeeld bedenken hoeveel je geleerd hebt van de ervaring. Bijvoorbeeld, iemand die aangeeft spijt te hebben van het maken van ruzie om kleinigheden, kan hiervan geleerd hebben, zodat het in de toekomst minder snel weer zal gebeuren. Volgens Gilovich en Medvec (1994) leren mensen meer van hun acties, dan van hun inacties. De uitspraak dat iemand geleerd zou hebben van het niets doen zou volgens hen zelfs nergens op slaan. Er is echter, voorzover bekend, geen onderzoek waarin steun gevonden is voor deze bewering. Het zou mogelijk kunnen zijn dat mensen weldegelijk van het niet ondernemen van actie leren. Iemand die bijvoorbeeld spijt heeft geen tijd te hebben besteed aan zijn of haar studie, zou daar best van geleerd kunnen hebben. Naast het feit dat iemand geleerd kan hebben van een spijtige beslissing, zijn er mogelijk nog andere silver linings te benoemen, zowel voor spijtige acties als voor spijtige inacties. Bijvoorbeeld, een positieve kant van de spijtige beslissing om te verhuizen naar een andere stad kan zijn dat het nieuwe huis mooier en groter is. Vergelijkbaar, een positieve kant van de spijtige beslissing om niet in het buitenland te studeren, kan zijn dat iemand nu dichter bij familie en vrienden is. In het huidige onderzoek zal gekeken worden of er steun gevonden kan worden voor de veronderstelling van Gilovich en Medvec (1995) dat silver linings vooral genoemd worden bij spijtige acties. Tevens wordt gekeken of het noemen van silver linings inderdaad het effect heeft op het ervaren van spijt zoals Gilovich en Medvec veronderstellen. 1.4
Het huidige onderzoek
In het huidige onderzoek zal geprobeerd worden steun te vinden voor de claim van Gilovich en Medvec (1995) dat acties op de korte termijn meer spijt veroorzaken dan inacties en dat op de lange termijn inacties meer spijt veroorzaken dan acties. Er zal gekeken worden of de resultaten van hun experimenten gerepliceerd kunnen worden, als er een andere methodiek wordt gebruikt. Zo wordt er in het huidige experiment geen gebruik gemaakt van telefonische of face-to-face interviews, maar kunnen respondenten deelnemen door een online vragenlijst in te vullen. Verondersteld wordt dat dit het gevoel van anonimiteit zal versterken, waardoor respondenten minder geneigd zullen zijn om aan zelfcensuur te doen.
- 10 -
Respondenten zal gevraagd worden om die gebeurtenis te beschrijven waarvan zij de meeste spijt hebben. Hierbij zal het verschil tussen acties en inacties niet genoemd worden. Sommige respondenten zullen terugkijken op hun hele leven en anderen zullen terugkijken op het afgelopen halfjaar. De beschrijvingen zullen door twee beoordelaars gecodeerd worden als een actie of een inactie. Op basis van onderzoek van Gilovich en Medvec (1994) wordt verwacht dat er terugkijkend op het hele leven meer spijtige inacties genoemd zullen worden dan spijtige acties en dat er terugkijkend op het afgelopen halfjaar meer spijtige acties genoemd zullen worden. In tegenstelling tot de experimenten van Gilovich en Medvec (1994), zal in het huidige experiment de intensiteit van de ervaren spijt gemeten worden. Er zal respondenten gevraagd worden aan te geven in hoeverre zij spijt ervaren wanneer zij terugdenken aan de spijtige gebeurtenis. Tevens zal gevraagd worden aan te geven in hoeverre zij liever een andere beslissing hadden genomen. Het besef dat een andere beslissing beter zou zijn geweest is immers één van de voorwaarden voor het ervaren van spijt. Gekeken zal worden of de intensiteit van spijt verschilt in relatie tot het noemen van een actie of een inactie. Op basis van Gilovich en Medvec (1994) wordt verwacht dat op de korte termijn acties meer spijtig zijn en dat op de lange termijn inacties meer spijtig zijn. Omdat gebleken is dat een bepaalde mate van verantwoordelijkheid eveneens één van de voorwaarden voor het ervaren van spijt is, zal respondenten gevraagd worden aan te geven in hoeverre zij zich verantwoordelijk voelen voor de spijtige ervaring. Een emotie die samenhangt met spijt en waarbij eveneens een bepaalde mate van verantwoordelijkheid verondersteld wordt is schuldgevoel (Mandel, 2003; Zeelenberg et al. 1998). Respondenten zal derhalve ook gevraagd worden aan te geven in hoeverre zij zich schuldig voelen, wanneer zij terugdenken aan de spijtige ervaring. Om te kijken of ervaren spijt op de lange termijn een ander soort spijt is dan op de korte termijn, zoals Kahneman (1995) stelt, zal respondenten eveneens gevraagd worden aan te geven in hoeverre zij weemoed ervaren als zij terugdenken aan de spijtige ervaring. Verder zal in het huidige onderzoek gekeken worden of de beweringen van Gilovich en Medvec (1995) ten aanzien van het noemen van silver linings terecht zijn. Er zal respondenten gevraagd worden of zij positieve kanten (silver linings) kunnen noemen aan de spijtige gebeurtenis die zij beschreven hebben. Tevens wordt gevraagd aan te geven hoe positief zij elke silver lining vinden. Er zal gekeken worden of het noemen van silver linings afhankelijk is van het soort spijt dat respondenten hebben ervaren, spijt van een actie of van een inactie. Op basis van de beweringen van Gilovich en Medvec (1995) wordt ten eerste verwacht dat respondenten die spijt hebben van een actie meer silver linings kunnen noemen dan respondenten die spijt hebben van een inactie. Ten tweede wordt verwacht dat de silver linings van een spijtige actie positiever zullen zijn dan de silver linings van een inactie. Er zal tevens gekeken worden of het noemen van silver linings afhankelijk is van het tijdsperspectief dat respondenten in acht hebben genomen. Het noemen van silver linings heeft als doel het verlichten van de pijn van ervaren spijt en volgens Gilovich en Medvec (1995) zal dat voornamelijk het geval zijn bij spijtige acties. Om te
- 11 -
kijken of het noemen van silver linings inderdaad een positief effect heeft op het ervaren van spijt zal respondenten gevraagd worden om aan te geven in hoeverre zij nu, na het noemen van silver linings, spijt ervaren ten aanzien van de spijtige ervaring. Ervaren spijt wordt dus tweemaal gemeten, voor en na het noemen van silver linings. Tevens zal wederom gevraagd worden in hoeverre respondenten nu liever een andere beslissing hadden genomen, zich verantwoordelijk voelen, zich schuldig voelen en zich weemoedig voelen. Er zal gekeken worden of een eventueel effect van het noemen van silver linings afhankelijk is van het soort spijt dat respondenten ervoeren, spijt van een actie of van een inactie. Op basis van de veronderstellingen van Gilovich en Medvec wordt verwacht wordt dat het noemen van silver linings de spijt van een actie meer zal doen afnemen dan de spijt van een inactie. Er zal tevens gekeken worden of het effect van het noemen van silver linings afhankelijk is van het tijdsperspectief dat respondenten in acht hebben genomen.
2 2.1
Methode Respondenten
De vragenlijst werd online gezet op de website van www.studentenonderzoek.com. Respondenten werden via e-mail en door middel van een oproep op diverse internetfora uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Er is aangegeven dat het een onderzoek betrof in het kader van een afstudeerproject voor de studie Sociale Psychologie. Tevens is aangegeven dat deelname volledig anoniem was en dat er vertrouwelijk met de antwoorden zou worden omgegaan. De vragenlijst was 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag, afhankelijk van de hoeveelheid tijd die respondenten nodig hadden om hun open antwoorden te formuleren. Na een maand is er een herinneringsmail gestuurd naar alle aangeschreven respondenten en is er een herinneringsoproep geplaatst op de diverse fora. Respondenten hebben in totaal 2 maanden de tijd gehad om deel te nemen. Na 2 maanden is de vragenlijst van de site gehaald. Respondenten konden als dank voor hun deelname kans maken op een cadeaubon door hun e-mailadres achter te laten. Benadrukt werd dat dit geen effect had op de anonimiteit van hun deelname. Uit alle achtergelaten e-mailadressen is er willekeurig één gekozen waarvan de eigenaar de cadeaubon heeft gewonnen. Nadat respondenten hadden ingelogd op de site werden zij op basis van het even of oneven zijn van het huisnummer toegewezen aan een van de 2 condities. Respondenten met een even huisnummer werd toegewezen aan de ‘leven’-conditie, waarbij de respondenten verzocht werd terug te kijken op het hele leven. Respondenten met een oneven huisnummer werden toegewezen aan de ‘6mnd’-conditie, waarbij de respondenten werd verzocht terug te kijken op het afgelopen halfjaar. Aan het onderzoek deden in totaal 490 respondenten mee. 135 respondenten hebben geen antwoord gegeven op de vraag naar een spijtige ervaring. Deze respondenten zijn uitgesloten van analyse. Van de overige 355 respondenten gaven 62 respondenten aan nergens spijt van te hebben. Ook deze
- 12 -
respondenten zijn uitgesloten van analyse. Ten slotte hadden 57 respondenten te veel missing values, waardoor ook deze uitgesloten werden van verdere analyse. Uiteindelijk bleven er 236 respondenten over voor analyse, waarvan 149 vrouwen en 87 mannen. Het aantal mannen en vrouwen is gelijk verdeeld over de 2 condities. De leeftijd varieerde van 15 tot 66 jaar, met een gemiddelde van 32,35 jaar. 2.2
Materialen
In het onderzoek werd gebruik gemaakt van een digitale vragenlijst. Nadat respondenten waren toegewezen aan één van beide condities kregen zij de volgende vraag: “Als je nadenkt over de dingen die je in je leven [de afgelopen halfjaar] gedaan hebt of juist niet gedaan hebt, waar heb je dan het meeste spijt van?”. Daaronder werd de mogelijkheid geboden een gebeurtenis te beschrijven. Vervolgens kregen de respondenten een aantal items waarmee het ervaren van emoties werd gemeten. Respondenten moesten aangeven in hoeverre een gegeven uitspraak over het ervaren van een emotie van toepassing was, in relatie tot de spijtige gebeurtenis die zij net beschreven hadden. Voordat naar specifieke emoties werd gevraagd, werd eerst negatief en positief affect gemeten. Respondenten konden zo eerst hun algemene gevoelens uiten ten aanzien van de gebeurtenis, waardoor er een zuivere meting van de specifieke emoties ontstond. Algemeen negatief en positief affect werd gemeten met twee items. Respondenten kregen de volgende stelling voorgelegd: “Ik ervaar hoofdzakelijk negatieve [positieve] gevoelens als ik terugdenk aan de gebeurtenis”. De antwoordschaal liep van niet van toepassing (1) tot sterk van toepassing (7), verdeeld over 7 schaalpunten. Ervaren spijt ten aanzien van de gebeurtenis werd gemeten met twee items. Ten eerste werd gevraagd in hoeverre de respondenten spijt hebben als zij terugdenken aan de gebeurtenis. Ten tweede werd gevraagd in hoeverre de respondenten liever een andere beslissing hadden genomen. Verondersteld wordt immers dat iemand die ergens spijt van heeft, achteraf liever een andere beslissing had genomen. Respondenten kregen bijvoorbeeld de volgende stelling voorgelegd: “Als ik terugdenk aan de gebeurtenis, had ik liever een andere beslissing genomen”. De antwoordschaal liep ook nu van niet van toepassing (1) tot sterk van toepassing (7), verdeeld over 7 schaalpunten. Beide items vormden samen 1 schaal, namelijk ervaren spijt, met een voldoende hoge betrouwbaarheid (Cronbach’s α = .61). Ervaren verantwoordelijkheid werd gemeten met één item. Zoals aangetoond in onder andere onderzoek van Gilovich en Medvec (1994) moet er immers sprake zijn van een bepaalde mate van verantwoordelijkheid bij het ervaren van spijt over een gebeurtenis. Ervaren weemoed werd eveneens gemeten met 1 item. Verondersteld wordt dat weemoed voornamelijk geassocieerd wordt met het ervaren van spijt over iets dat langer geleden is (Gilovich, Medvec & Kahneman, 1998). Ten slotte werd ook ervaren schuld gemeten met één item. Respondenten kregen bijvoorbeeld de volgende stelling voorgelegd: “Als ik terugdenk aan de gebeurtenis voel ik me weemoedig”. De antwoordschaal liep ook nu van niet van toepassing (1) tot sterk van toepassing (7), verdeeld over 7 schaalpunten.
- 13 -
Nadat respondenten hadden aangegeven in hoeverre diverse emoties van toepassing waren werd gevraagd naar het al dan niet kunnen noemen van silver linings. Eerst werden de respondenten gewezen op het feit dat iets waarvan je spijt hebt ook positieve kanten kan hebben. Vervolgens werd gevraagd of zij een positieve kant konden bedenken aan hetgeen zij net beschreven hadden. Daarna moesten zij op een 7-puntsschaal aangeven hoe positief zij dit aspect vonden. De schaal liep van neutraal (1) tot zeer positief (7). Hierna konden de respondenten aangeven of zij nog een positieve kant konden noemen. Zo ja, dan kregen zij hiervoor de gelegenheid, zo nee dan gingen zij verder met de rest van de vragenlijst. Respondenten hadden de gelegenheid om maximaal 5 silver linings te noemen. Na het beschrijven van eventuele silver linings werd de respondenten gevraagd in hoeverre de eerder genoemde emoties nu van toepassing zijn in relatie tot de spijtige gebeurtenis die eerder beschreven is. Dit om na te gaan wat het effect is van het noemen van silver linings op het ervaren van de diverse emoties. De antwoordschaal liep ook nu van niet van toepassing (1) tot sterk van toepassing (7), verdeeld over 7 schaalpunten. Wederom werd eerst gevraagd naar negatief en positief affect, alvorens ervaren spijt, verantwoordelijkheid, weemoed en schuld werd gemeten. Ook nu werd ervaren spijt gemeten met twee items en vormden zij samen 1 schaal, namelijk ervaren spijt, met een voldoende hoge betrouwbaarheid (Cronbach’s α=.78) Tenslotte werd gevraagd naar het geslacht en de leeftijd van de respondenten. Tevens kregen zij hier de mogelijkheid om een e-mailadres achter te laten indien zij kans wilden maken op de cadeaubon. Hierbij werd benadrukt dat de anonimiteit gewaarborgd bleef.
3 3.1
Resultaten Inhoud spijtige gebeurtenissen en silver linings
Alle genoteerde spijtige gebeurtenissen zijn door twee beoordelaars gecodeerd als zijnde een actie of een inactie. De beoordelaars werden vooraf getraind door de onderzoeker en kregen de opdracht om, net als in de onderzoeken van Gilovich en Medvec (1994), de spijtige gebeurtenis te coderen op basis van wat de respondent had benadrukt. Bijvoorbeeld, een spijtige gebeurtenis waarin iemand aangeeft spijt te hebben 10 jaar lang bij een bedrijf te hebben gewerkt waar hij het niet naar zijn zin had, werd gecodeerd als een actie. In een spijtige gebeurtenis waarin iemand beschrijft spijt te hebben na de MAVO niet door te zijn gegaan naar de HAVO, maar naar het MBO, wordt het niet ondernemen van actie benadrukt. Derhalve werd een dergelijke beschrijving gecodeerd als een inactie. In 95,9 % van de gevallen waren beide beoordelaars het met elkaar eens. In de overige gevallen is door discussie een beslissing genomen. In Tabel 2 staat een overzicht van de meest genoemde spijtige acties en inacties. Alle genoteerde silver linings zijn gecategoriseerd. In Tabel 3 staat een overzicht van de meest genoemde silver linings per soort spijt. “Ik heb ervan geleerd” is verre weg de meest genoemde silver lining. Daarnaast geven veel mensen aan dat de ervaring heeft bijgedragen aan persoonlijke groei en
- 14 -
ontwikkeling. Uit de tabel kan worden opgemaakt dat, in tegenstelling tot wat Gilovich en Medvec (1995) veronderstellen, van zowel spijtige acties als van spijtige inacties diverse positieve kanten benoemd kunnen worden.
Tabel 2 Inhoud van de meest genoemde spijtige actie en inacties Soort Spijt Inhoud Actie Ruzie maken
Inactie
Verkeerde beslissing met betrekking tot werk Foutieve actie ondernomen in relatie Gelogen Verkeerde beslissing met betrekking tot studie Onaardig geweest Iemand teleurgesteld Onverstandig romantisch avontuur Roken Verkeerde beslissing algemeen Foutieve impulsieve beslissing Te veel zorgen maken Tijd verspild aan verkeerde mensen Dronkenschap Foutieve financiële beslissing Stelen Vreemdgaan Overig totaal Geen actie met betrekking tot studie Niet voor jezelf opkomen Geen tijd besteed aan vrienden/familie Geen actie met betrekking tot werk Geen actie met betrekking tot vrije tijd Gemiste relatiekans Niet geklust Niet gereisd Geen actie ondernomen door angst/schaamte Niet aan de lijn gedacht Geen actie ondernomen in relatie Niet gesport Overig Totaal
- 15 -
Aantal
Percentage
10 10 9 7 7 6 5 4 4 4 3 3 3 2 2 2 2 13 96 32 21 18 10 9 5 4 4 3 3 2 2 27
10,4% 10,4% 9,4% 7,3% 7,3% 6,3% 5,2% 4,2% 4,2% 4,2% 3,1% 3,1% 3,1% 2,1% 2,1% 2,1% 2,1% 13,5% 100,0% 22,9% 15,0% 12,9% 7,1% 6,4% 3,6% 2,9% 2,9% 2,1% 2,1% 1,4% 1,4% 19,3%
140
100,0%
Tabel 3 Inhoud van meest genoemde silver linings Soort Spijt Inhoud Silver linings actie Ervan geleerd Persoonlijke groei en ontwikkeling Iets positief aan over gehouden Jezelf leren kennen Eigen mening geuit Ervaring opgedaan Leuke dingen gedaan Nieuwe mensen leren kennen Relatie is beter geworden Is ten goede gekomen aan een ander Relatie/vriendschap is sterker geworden Overig Totaal Inactie Ervan geleerd Persoonlijke groei en ontwikkeling Leuke dingen gedaan Jezelf leren kennen Nieuwe mensen leren kennen Iets positiefs aan over gehouden Relatie/vriendschap is beter geworden Werkervaring opgedaan Gemakkelijke weg gekozen Beseffen wat je hebt/had Ervaring opgedaan Het gaat goed op het werk Het kan altijd nog. en dan zelfs beter Zelfbescherming Geld bespaard Levenservaring Ervan genoten Goed gevoel over jezelf overgehouden Leren relativeren Leuke studie gedaan Positieve reactie gekregen Zelf sterker geworden Overig Totaal
- 16 -
Aantal 31 19 12 9 6 4 4 4 3 2 2 30 126 46 17 17 11 7 7 7 6 5 4 4 4 4 4 3 3 2 2 2 2 2 2 22
Percentage 24,6% 15,1% 9,5% 7,1% 4,8% 3,2% 3,2% 3,2% 2,4% 1,6% 1,6% 23,8% 100,0% 25,1% 9,3% 9,3% 6,0% 3,8% 3,8% 3,8% 3,3% 2,7% 2,2% 2,2% 2,2% 2,2% 2,2% 1,6% 1,6% 1,1% 1,1% 1,1% 1,1% 1,1% 1,1% 12,0%
183
100,0%
3.2
Actie of inactie
In totaal hebben van de 236 respondenten er 140 aangegeven spijt te hebben van een spijtige inactie (59,4%) tegenover 96 die aangaven spijt te hebben van een actie (40,6%). 123 respondenten hebben teruggekeken op hun hele leven, waarvan 57 respondenten (46,3%) een spijtige actie hebben beschreven en 66 respondenten (53,7%) hebben aangegeven spijt te hebben van iets dat zij niet gedaan hebben. 113 respondenten hebben teruggekeken op het afgelopen halfjaar, waarvan 39 respondenten (34,5%) een spijtige actie hebben beschreven en 74 respondenten (65,5%) hebben aangegeven spijt te hebben van iets dat zij niet gedaan hebben. Uit de resultaten van een chikwadraattoets blijkt dat de relatie tussen het tijdsperspectief (hele leven en 6 maanden) en het soort spijt dat respondenten noemden (actie of inactie) marginaal significant was (χ2 =3.415, df= 1, p=.065). Terugkijkend op het hele leven werden iets meer inacties genoemd dan acties. Terugkijkend op het afgelopen halfjaar werden er eveneens meer inacties genoemd dan acties, echter hier was het verschil duidelijker. 3.3
Ervaren emoties
Ervaren spijt is gemeten met twee items, namelijk in hoeverre ervoeren respondenten spijt en in hoeverre hadden zij liever een andere beslissing genomen. Beide items correleerden goed met elkaar, zowel op de voormeting als op de nameting (respectievelijk r=.440, n=236, p< .001 en r=.642, n=236, p<.001). Om te kijken of er een effect is van het tijdsperspectief en/of het soort spijt op het ervaren van emoties zijn hierover ANOVA’s uitgevoerd. Uit de resultaten van deze analyse bleek dat er een significant hoofdeffect was van het soort spijt op ervaren spijt (F(1,232)=4.025, p=.046). Respondenten die een spijtige actie hadden genoteerd, scoorden hoger op ervaren spijt dan respondenten die een spijtige inactie hadden genoteerd (respectievelijk M=5.40, SD=1.22 en M=5.05, SD=1.36). Verder bleek dat er een significant hoofdeffect was van tijdsperspectief op ervaren schuld (F(1,232)=8.001, p=.005). Respondenten die hebben teruggekeken op het afgelopen halfjaar voelden zich meer schuldig dan respondenten die terugkeken op hun hele leven (respectievelijk M=4.06, SD=2.03 en M=3.37, SD=1.99). Tevens was er een hoofdeffect van soort spijt op ervaren schuld (F(1,232)=6.407, p=.012). Respondenten die een spijtige actie hadden genoteerd gaven aan zich meer schuldig te voelen dan respondenten die een spijtige inactie hadden genoteerd (respectievelijk M=4.05, SD=1.99 en M=3.46, SD=2.04). 3.4
Silver linings
In totaal hebben 236 respondenten 309 silver linings benoemd. 24 respondenten konden geen enkel positief aspect van de gebeurtenis noemen, 137 respondenten noemden 1 positief aspect, 61 respondenten noemden 2 aspecten, 9 respondenten noemden 3 aspecten, 2 respondenten noemden 4 aspecten en 3 respondenten konden 5 positieve aspecten noemen (Tabel 4).
- 17 -
Tabel 4 Totaal aantal genoemde SL Aantal genoemde Frequentie SL 0 24
10.2
Cumulatief percentage 10.2
Procent
Totaal aantal SL 0
1
137
58.1
68.2
137
2
61
25.8
94.1
122
3
9
3.8
97.9
27
4
2
.8
98.7
8
5
3 236
1.3 100.0
100.0
15 309
Totaal
Om te kijken of er een effect is van het tijdsperspectief en/of het soort spijt op het noemen van silver linings is hierover een ANOVA uitgevoerd. Uit de resultaten bleek dat er geen significant effect was. Respondenten in de verschillende condities noemden gemiddeld evenveel silver linings (M=1.31, SD=.836). Om te kijken of het noemen van silver linings een positief effect heeft gehad op het ervaren van emoties is allereerst een verschilscore berekend voor alle ervaren emoties. De score voor het noemen van silver linings is afgetrokken van de score na het noemen van silver linings. Een positieve verschilscore betekent dat er een toename was in het ervaren van de betreffende emotie. Een negatieve verschilscore betekent dat er een afname was in het ervaren van de betreffende emotie. De belangrijkste gemiddelde verschilscores staan in Tabel 5. Tabel 5 gemiddelde verschilscores op ervaren emoties Tijdsperspectief Soort spijt Ervaren emotie leven actie verschil in positief affect
6 maanden
M
SD
verschil in schuldig verschil in spijt
.26 -.04 -.37
1.126 1.034 1.050
geen actie
verschil in positief affect verschil in schuldig verschil in spijt
.64 -.15 -.63
1.260 1.056 .986
actie
verschil in positief affect verschil in schuldig verschil in spijt
.38 -.44 -.41
1.310 1.095 1.245
verschil in positief affect verschil in schuldig verschil in spijt
.59 -.14 -.31
1.552 1.253 1.013
verschil in positief affect verschil in schuldig verschil in spijt
.49 -.17 -.43
1.338 1.123 1.057
geen actie totaal
- 18 -
Vervolgens is er per conditie gekeken of het noemen van 1 of meer silver linings leidt tot een af- of toename van de ervaren emoties. Oftewel, zorgt het noemen van 1 of meer silver linings bijvoorbeeld voor een afname in het ervaren van spijt? Hiervoor zijn correlaties berekend. Er bleek een significante negatieve correlatie te zijn tussen het noemen van silver linings en het verschil in ervaren spijt voor respondenten in de 6mnd/inactie conditie (r=-.402, n=74, p<.001). Hoe meer silver linings deze respondenten noemden, des te meer de ervaren spijt afnam. Verder bleek dat er een significante correlatie was tussen het noemen van silver linings en het verschil in ervaren positief affect voor respondenten in de leven/inactie conditie (r=.253, n=66, p=.040) en respondenten in de 6mnd/inactie conditie (r=.334, n=74, p=.004). Hoe meer silver linings deze respondenten noemden, des te meer ervaren positief affect toenam. Tenslotte was ook een significante negatieve correlatie tussen het noemen van silver linings en het verschil in ervaren schuld voor respondenten in de 6mnd/inactie conditie (r=-.236, n=74, p=.043). Hoe meer silver linings deze respondenten noemden, des te meer de ervaren schuld afnam. Het noemen van silver linings heeft een positief effect op het ervaren van enkele emoties en dan vooral bij inacties op de korte termijn. Om de effecten van het noemen van silver linings op het verschil in het ervaren van emoties in meer detail te onderzoeken is besloten om de resultaten op basis van het aantal genoemde silver linings te classificeren in 2 groepen. Groep 1, weinig silver linings, werd gevormd door respondenten die geen of 1 silver lining genoemd hebben, 68,2%. Groep 2, veel silver linings, werd gevormd door respondenten die meer dan 1 silver lining genoemd hebben, 31,8%. Er zijn ANOVA’s uitgevoerd over de verschilscores, met tijdsperspectief, soort spijt en veel of weinig silver linings als onafhankelijke variabelen. Er bleek een significant hoofdeffect te zijn van het noemen van veel of weinig silver linings op het verschil in ervaren spijt (F(1,228)= 5.798, p=.017). Het noemen van veel silver linings, leidde tot een sterkere afname van ervaren spijt dan het noemen van weinig silver linings. Daarnaast bleek er een significant hoofdeffect van soort spijt op het verschil in ervaren positief affect (F(1,228)=5.233, p=.023) te zijn. Respondenten die een inactie beschreven hadden ervoeren een grotere toename in positief affect dan respondenten die een actie beschreven hadden. Ook bleek er een significant hoofdeffect te zijn van het noemen van silver linings op het verschil in ervaren positief affect (F(1,228)= 3.950, p=.048). Het noemen van veel silver linings leidde tot een sterkere toename van ervaren positief affect dan het noemen van weinig silver linings. Het interactie-effect van soort spijt en het noemen van weinig of veel silver linings op het verschil in ervaren positief affect bleek eveneens significant (F(1,228)=4.135, p=.043). Het noemen van veel silver linings resulteerde voor respondenten die een inactie hadden beschreven in een grotere toename in ervaren positief affect dan voor respondenten die een actie hadden beschreven. Tenslotte bleek er een marginaal significant interactie-effect te zijn tussen tijdsperspectief en het noemen van silver linings op het verschil in ervaren weemoed (F(1,228)= 3.247, p=.073). Respondenten die nadachten over hun leven ervoeren na het noemen van veel silver linings een sterkere afname in ervaren weemoed (M=-.60, SD=.94) dan respondenten die weinig silver linings noemden (M=-.25, SD=.80). Terwijl respondenten die
- 19 -
nadachten over het afgelopen halfjaar na het noemen van weinig silver linings juist een sterkere afname van ervaren weemoed (M=-.38, SD=1.05) ervoeren dan respondenten die veel silver linings hadden genoemd (M=-.15, SD=1.25). Er is respondenten gevraagd om aan te geven hoe positief zij elke silver lining vonden. In Tabel 6 staat de gemiddelde mate van positiviteit van de silver linings per conditie. Er is een ANOVA uitgevoerd over de positiviteitsscores, met tijdsperspectief en soort spijt als onafhankelijke variabelen. Hieruit bleek dat er een marginaal significant hoofdeffect was van tijdsperspectief (F(1,232)=3.261, p=.072). Respondenten die nadachten over hun hele leven waren gemiddeld positiever over de genoemde silver linings dan respondenten die na hadden gedacht over het afgelopen halfjaar.
Tabel 6 Gemiddelde mate van positiviteit van Silver Linings per conditie Tijdsperspectief Soort spijt M leven
6 maanden
Totaal
actie inactie Totaal actie inactie Totaal actie inactie Totaal
5.18 4.79 4.97 4.50 4.42 4.45 4.90 4.60 4.72
SD
N
2.00 2.22 2.12 2.19 2.21 2.19 2.10 2.22 2.17
57 66 123 39 74 113 96 140 236
Er is per conditie gekeken of de positiviteit van de genoemde silver linings leidt tot een af- of toename van de ervaren emoties. Oftewel, zorgt het positiever waarderen van silver linings bijvoorbeeld voor een afname in het ervaren van spijt? Hiervoor zijn correlaties berekend tussen de gemiddelde positiviteitsscore en de verschilscores op de ervaren emoties. Hieruit bleek dat er een positieve correlatie bestaat tussen de gemiddelde positiviteitsscore en het verschil in positief affect, voor respondenten in de leven/inactie conditie, in de 6mnd/actie conditie en in de 6mnd/inactie conditie (respectievelijk r=.349, n=66, p=.004; r=.399, n=39, p=.012; r=.360, n=74, p=.002). Voor deze respondenten geldt dat hoe positiever zij de genoemde silver linings waardeerden, des te meer ervaren positief affect ten aanzien van de spijtige gebeurtenis toenam. Verder bleek er een negatieve correlatie te zijn tussen de gemiddelde positiviteitsscore en het verschil in negatief affect voor de respondenten in de leven/inactie conditie (r=-.262, n=66, p=.034). Voor deze respondenten geldt dat hoe positiever zij de genoemde silver linings waardeerden, des te meer ervaren negatief affect ten aanzien van de spijtige gebeurtenis afnam. Ten slotte was er een negatieve significante correlatie tussen de gemiddelde positiviteitsscore en het verschil in ervaren verantwoordelijkheid voor respondenten in de 6mnd/inactie conditie (r=-.240, n=74, p=.040). Voor deze respondenten geldt dat hoe positiever zij de
- 20 -
genoemde silver linings waardeerden, des te meer ervaren verantwoordelijkheid ten aanzien van de spijtige gebeurtenis afnam.
4
Conclusie en discussie
Uit het onderzoek blijkt dat respondenten, terugkijkend op hun leven, iets meer inacties noemden dan acties (53.7% versus 46.3%). Deze trend komt overeen met resultaten gevonden in eerder onderzoek van Gilovich en Medvec (1994). Terugkijkend op het afgelopen halfjaar echter, werden er eveneens meer inacties genoemd dan acties. Hier was het verschil zelfs duidelijker, 65.5% versus 34.5%. Dit resultaat komt niet overeen met resultaten van Gilovich en Medvec (1994). Zij vonden dat op de korte termijn acties juist voor meer spijt zorgden. Verder bleek uit de resultaten dat de spijt die ervaren wordt na een actie intenser is dan de spijt die wordt ervaren na een inactie, zowel op de korte als op de lange termijn. Het huidige onderzoek biedt geen steun aan de conclusie van Gilovich en Medvec (1995) dat acties op de korte termijn meer spijt veroorzaken en dat op de lange termijn inacties meer spijt veroorzaken. Inacties werden zowel op lange als op korte termijn vaker genoemd dan acties en de spijt na een actie was intenser, ongeacht het tijdsperspectief. Dat op korte termijn inacties voor meer spijt zorgen dan acties is eveneens gevonden in een onderzoek van Zeelenberg, Van den Bos, Van Dijk en Pieters (2002) en Inman en Zeelenberg (2002). In een serie scenario-experimenten, in methodiek vergelijkbaar met het experiment van Kahneman en Tversky (aangehaald in Gilovich & Medvec, 1994), werden ervaringen voorafgaand aan de beslissing gemanipuleerd. Uit de resultaten bleek dat wanneer ervaringen voorafgaand aan de beslissing onbekend of positief waren, respondenten meer spijt na een actie veronderstellen dan na een inactie. Daarentegen, wanneer ervaringen voorafgaand aan de beslissing negatief waren, veronderstelden respondenten meer spijt na een inactie dan na een actie. De onderzoekers concluderen dat sommige (negatieve) situaties en ervaringen vragen om het ondernemen van actie. Het niet ondernemen van actie is dan de minst normale en minst verdedigbare beslissing en zal derhalve aanleiding geven tot het ervaren van de meeste spijt. Bijvoorbeeld, het behalen van een onvoldoende op een tentamen vraagt om het ondernemen van actie, hard studeren, voor de herkansing. Indien ook voor de herkansing een onvoldoende behaald wordt, zal er meer spijt ervaren worden als er niet harder gestudeerd is (inactie), dan wanneer er wel harder gestudeerd is (actie). In een typisch scenario-experiment krijgen respondenten te lezen over de keuzes die andere mensen maken en welke gevolgen deze hebben, zonder te weten welke reden deze mensen hebben voor hun keuzes. In de onderzoeken van Gilovich en Medvec (1994) dachten respondenten na over hun eigen spijtige ervaringen. Deze respondenten, zo stellen Zeelenberg et al. (2002) terecht, weten waarom zij gekozen hebben voor de spijtige actie of inactie en kunnen deze keuze ook verklaren. Zeelenberg en Pieters (2007) stellen in hun TRR dat spijt het gevolg kan zijn van een beslissing om iets te doen (een actie) of van een beslissing om niets te doen (inactie): Hoe rechtvaardiger het besluit,
- 21 -
des te minder spijt wordt ervaren. Er is dan ook geen a-priori reden om te verwachten dat een inactie (of actie) meer verklaarbaar en verdedigbaar is dan een actie (of inactie) en dus minder spijt veroorzaakt. Dit zou kunnen verklaren waarom Gilovich en Medvec (1994) vonden dat op korte termijn acties en inacties even vaak genoemd werden. In relatie tot de resultaten in het huidige onderzoek kunnen hierover echter geen uitspraken gedaan worden, daar respondenten niet gevraagd is naar de omstandigheden ten tijde van de spijtige ervaring. Een verklaring voor de verschillen in resultaten tussen de experimenten van Gilovich en Medvec (1994) en het huidige experiment zou gevonden kunnen worden in de gebruikte methodiek. In experiment 1 en 5 van Gilovich en Medvec (1994) werd respondenten gevraagd zich zowel hun meest spijtige actie als hun meest spijtige inactie te herinneren, maar niet te onthullen. De inhoud van deze spijtige gebeurtenissen was dus alleen bekend bij de respondenten, ze werden niet gecodeerd door getrainde beoordelaars. Er was dus geen controle op de mogelijkheid dat respondenten acties en inacties anders definiëren dan de onderzoekers zelf. Mogelijk zouden getrainde beoordelaars de spijtige ervaringen anders coderen, waardoor de resultaten en conclusies veranderen. In het huidige onderzoek is ten eerste de actie-inactie dichotomie niet genoemd en daarnaast zijn de beschreven spijtige ervaringen door getrainde beoordelaars gecodeerd. Een verklaring voor het feit dat in het huidige onderzoek gevonden is dat inacties vaker werden genoemd dan acties zou kunnen zijn dat respondenten aan zelfcensuur deden bij het beschrijven van hun meest spijtige ervaring. Ondanks dat anonimiteit werd gegarandeerd, wisten zij dat hun ervaring gelezen zou worden door de onderzoeker. Zoals gezegd is spijt een onplezierige emotie welke gepaard gaat met een gevoel dat je beter had moeten weten en met gedachten over de fout die je hebt gemaakt (Roseman, Wiest & Swartz, 1994). Mogelijk hebben respondenten geen dingen opgeschreven waarvoor ze zich misschien schamen of welke gênant of pijnlijk zijn of waarover zij zich schuldig voelen. Mogelijk zijn het over het algemeen juist acties die dit soort gevoelens veroorzaken, zoals gesuggereerd door Kahneman (1995). Het soort spijt dat gepaard gaat met acties is volgens hem “hot regret” en dat is een pijnlijke, emotionele reactie welke gepaard gaat met een gevoel jezelf wel voor je kop te kunnen slaan. De resultaten van het huidige onderzoek bieden steun aan deze redenering. Ten eerste bleek dat respondenten die een spijtige actie hadden genoteerd zich meer schuldig voelden dan respondenten die een spijtige inactie hadden genoteerd. Ten tweede bleek ook dat respondenten die een spijtige actie hadden genoteerd meer spijt ervoeren dan respondenten die een spijtige inactie hadden genoteerd. Het feit dat acties meer spijt en meer schuld gevoelens teweegbrengen kan een reden zijn geweest voor sommige respondenten om deze in het huidige onderzoek niet te beschrijven. In volgend onderzoek zou deze veronderstelling getest kunnen worden. Er zou kunnen worden gekeken naar de bereidheid van mensen om een spijtige beslissing, welke mogelijk ook gepaard gaat met gevoelens van schaamte, te vertellen. Als mensen spijt ervaren over een beslissing kunnen zij dit op verschillende manieren proberen te reguleren. Een van de manieren waarop dat kan is het noemen van zogenoemde silver
- 22 -
linings. Na het beschrijven van een spijtige ervaring kon bijna 90% van de respondenten een of meer silver linings noemen, ongeacht het tijdsperspectief en ongeacht of zij een actie of een inactie hadden beschreven. Het noemen van silver linings heeft een effect op het ervaren van spijt. Er blijkt een relatie te zijn tussen het noemen van silver linings en de afname in het ervaren van spijt. Echter, alleen voor respondenten die terug hebben gekeken op het afgelopen halfjaar en een inactie hebben genoemd. Daarnaast blijkt dat met name het noemen van meer dan 1 silver lining het ervaren van spijt doet afnemen. Naast het effect op het ervaren van spijt heeft het noemen van silver linings ook een effect op algemeen positief affect. De relatie tussen het noemen van silver linings en de toename in positief affect geldt alleen voor respondenten die een inactie hadden genoemd. Met name na een spijtige inactie leidt het noemen van meer dan 1 silver lining tot het positiever denken over de spijtige ervaring. Tenslotte blijkt het noemen van silver linings nog een effect te hebben op het ervaren van weemoed. Op de lange termijn heeft het noemen van meer dan 1 silver lining een afname in het ervaren van weemoed tot gevolg, terwijl op de korte termijn juist het noemen van 1 of minder silver linings een afname in weemoed tot gevolg heeft. Dit is echter slechts een trend. Volgend onderzoek moet meer duidelijkheid verschaffen in de effecten van het noemen van silver linings met betrekking tot het ervaren van weemoed. Het benoemen van silver linings blijkt dus een gemakkelijk toepasbare, effectieve strategie te zijn voor het reguleren van spijt na zowel een actie als een inactie. Dit in tegenstelling tot wat Gilovich en Medvec (1995) voorstellen. Zij vroegen respondenten zich hun meest spijtige actie en inactie te herinneren. Vervolgens moesten respondenten aangeven bij welke soort spijt zij de meest significante silver lining konden noemen. Uit de resultaten blijkt dat een grote meerderheid, 75%, aangaf bij de spijtige actie de meest significante silver lining te kunnen noemen. Gilovich en Medvec concludeerden derhalve dat silver linings met name genoemd werden bij spijtige acties. Volgens hen slaat de uitspraak dat iemand geleerd zou hebben van het niets doen zelfs nergens op. Uit het huidige onderzoek blijkt echter dat mensen na een spijtige inactie wel degelijk silver linings kunnen benoemen. Een kwart van hen zegt er zelfs van geleerd te hebben. Een verklaring voor het verschil in resultaten tussen het onderzoek van Gilovich en Medvec en het huidige onderzoek kan gevonden worden in de gebruikte methodiek. In het onderzoek van Gilovich en Medvec moesten respondenten zich zowel hun meest spijtige actie als hun meest spijtige inactie herinneren, waarna zij moesten aangeven bij welk soort spijt zij de meest significante silver lining konden noemen. Zij konden echter niet aangeven dat dit voor beide soorten spijt gelijk was. Derhalve kan uit de data niet worden opgemaakt hoe groot het verschil was tussen de silver linings bij een actie en bij een inactie. In het huidige onderzoek hebben respondenten aangegeven hoe positief zij de genoemde silver lining waardeerden. Gebleken is dat de silver linings na een spijtige actie net zo positief zijn als na een spijtige inactie. Dat respondenten in het onderzoek van Gilovich en Medvec aangaven dat zij bij hun meest spijtige actie de meest significante silver lining konden noemen, neemt niet weg dat zij bij hun spijtige inacties eveneens belangrijke silver linings konden noemen. In volgend onderzoek zal
- 23 -
geprobeerd moeten worden de resultaten van het huidige onderzoek te herhalen waardoor steun kan worden gevonden voor de conclusie dat zowel aan een spijtige actie als aan een spijtige inactie positieve kanten te ontdekken zijn. Samengevat wordt geconcludeerd dat spijt het gevolg kan zijn van een actie en van een inactie en van te voren valt niet te voorspellen welke de meeste spijt teweeg zal brengen op de korte en lange termijn. In het huidige onderzoek werden, zowel op korte als op lange termijn, inacties weliswaar vaker genoemd, dit neemt echter niet weg dat acties een intensere ervaring van spijt teweeg brengen. Waarschijnlijk is de reden die iemand heeft voor het al dan niet ondernemen van actie van invloed op het ervaren van spijt, indien de beslissing niet juist blijkt te zijn. Het lijkt dus zinvol om bij het maken van de vele beslissingen in ons leven goed na te denken over de redenen die we hebben. Hoe beter de reden, des te minder spijt. Als er uiteindelijk toch spijt wordt ervaren is het zoeken naar positieve kanten een gemakkelijk toepasbare, effectieve regulatiestrategie. Het noemen van silver linings doet het ervaren van spijt afnemen en daarnaast kan het ervoor zorgen dat je positiever gaat denken over de spijtige ervaring. Het huidige onderzoek heeft voldoende nieuwe vragen opgeleverd voor vervolgonderzoek, waarbij rekening gehouden kan worden met enkele tekortkomingen van het huidige. Zo is er bijvoorbeeld gekozen voor een tijdsperspectief van een halfjaar als korte termijn, in tegenstelling tot een week zoals in eerder onderzoek. Gekeken kan worden of er verschillen worden gevonden in het ervaren van spijt over acties of inacties wanneer respondenten terugkijken op de afgelopen week, op het afgelopen halfjaar en op hun leven tot nu toe. Idealiter heeft het onderzoek dan een longitudinaal karakter en een within-subjectsdesign, in tegenstelling tot een between-subjectsdesign zoals in het huidige onderzoek. Zodoende kunnen er betere uitspraken gedaan worden over het verloop van spijt met de tijd binnen een persoon. In vervolgonderzoek zou respondenten eveneens gevraagd moeten worden naar de omstandigheden voorafgaand aan het maken van hun spijtige beslissingen. Zo kan duidelijkheid worden verschaft over het effect van het hebben van een goede, verklaarbare reden op het ervaren van spijt. Zeker ook de veronderstellingen ten aanzien van het effect van het noemen van silver linings behoeven verder onderzoek, met name omdat er voor zover bekend geen andere onderzoeken bestaan waarbij deze effecten centraal stonden. In het huidige onderzoek is het effect van het noemen van silver linings getoetst binnen een sessie, wat het lastig maakt een effect te vinden. In onderzoek dat meerdere sessie omvat kunnen deze effecten duidelijker aangetoond worden. Naast het effect op het ervaren van spijt en positief affect heeft het noemen van silver linings mogelijk ook effect op andere gevoelens die vergelijkbaar zijn of gepaard gaan met spijt, zoals bijvoorbeeld teleurstelling. Vooralsnog kan in ieder geval met voldoende zekerheid afgesloten worden met de stelling dat “Every cloud has a silver lining”.
- 24 -
Literatuur
Connolly, T., Ordóñez, L.D., & Coughlan, R. (1997). Regret and responsibility in the evaluation of decision outcomes. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 70(1), 73-85.
Feldman, J., Miyamoto, J., & Loftus, E.F. (1999). Are actions regretted more than inactions? Organizational Behavior and Human Decision Processes, 78(3), 232-255.
Gilovich, T., & Medvec, V.H. (1994). The temporal pattern to the experience of regret. Journal of Personality and Social Psychology, 67(3), 357-365.
Gilovich, T., & Medvec, V.H. (1995). The experience of regret: What, when and why. Psychological Review, 102(2), 379-395.
Gilovich, T., Medvec, V.H., & Kahneman, D. (1998). Varieties of regret: A debate and partial resolution. Psychological Review, 105(3), 602-605.
Inman, J.J., & Zeelenberg, M. (2002). Regret in repeat purchase versus switching decisions: The attenuating role of decision justifiability. Journal of Consumer Research, 29, 116-128.
Kahneman, D. (1995). Varieties of counterfactual thinking. In N.J. Roese & J.M. Olsen (Eds.). What might have been: The social psychology of counterfactual thinking (pp. 375396). Mahwah, NJ: Erlbaum.
Ordóñez, L.D., & Connolly, T. (2000). Regret and responsibility: A reply to Zeelenberg et al. (1998). Organizational Behavior and Human Decision Processes, 81(1), 132-142. Pieters, R., & Zeelenberg, M. (2007). A theory of regret regulation 1.1. Journal of Consumer Psychology, 17(1), 29-35.
Rajagopal, P., Raju, S., & Rao Unnava, H. (2006). Differences in the cognitive accessibility of action and inaction regrets. Journal of Experimental Social Psychology, 42, 302-313.
- 25 -
Roseman, I.J., Wiest, C., & Swartz, T.S. (1994). Phenomenology, behaviors, and goals differentiate discrete emotions. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 206-211. Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). A theory of regret regulation 1.0. Journal of Consumer Psychology, 17(1), 3-18.
Zeelenberg, M., Van den Bos, K., Van Dijk, E., & Pieters, R. (2002). The inaction effect in the psychology of regret. Journal of Personality and Social Psychology, 82(3), 314-327.
Zeelenberg, M., Van Dijk, W.W., & Manstead, A.S.R. (1998). Reconsidering the relation between regret and responsibility. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 74(3), 254-272.
Zeelenberg, M., Van Dijk, W.W., & Manstead, A.S.R. (2000). Regret and responsibility resolved? Evaluating Ordóñez and Connolly’s (2000) conclusions. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 81(1), 143-154.
- 26 -