SPELLING en UITSPRAAK NEDERLANDS het alfabet de klinker vrije of lange klinker gedekte of korte klinker de medeklinker de tweeklank de lettergreep de open lettergreep de gesloten lettergreep spellen splitsen in lettergrepen de verbinding de intonatie de uitspraak de leestekens de punt de komma de puntkomma het vraagteken het uitroepteken de dubbele punt het beletselteken de aanhalingstekens de haakjes de vierkante haakjes het trema het liggend streepje de apostrof het weglatingsteken de gedachtestreep de letter de hoofdletter de kleine letter
FRANS l’alphabet la voyelle la consonne la diphtongue la syllabe la syllabe ouverte la syllabe fermée épeler séparer les syllabes la liaison l’intonation la prononciation les signes de ponctuation le point la virgule le point-virgule le point d’interrogation le point d’exclamation les deux points les points de suspension les guillemets les parenthèses les crochets le tréma le trait d’union l’apostrophe l’élision / l’omission le tiret la lettre la majuscule la minuscule
ENGELS the alphabet the vowel the consonant the diphthong the syllable to spell the intonation the pronunciation the punctuation marks the full stop the comma the semicolon the question mark the exclamation mark the colon the quotation marks the brackets the square brackets the hyphen the apostrophe the apostrophe the dash the letter the capital letter
SPAANS el alfabeto la vocal
DUITS das Alphabet der Vokal
la consonante el diptongo la sílaba la sílaba abierta la sílaba trabada deletrear
der Konsonant der Diphtong die Silbe
los signos de puntuación el punto la coma el punto y coma el signo de interrogación el signo de exclamación el punto doble / los dos puntos los puntos suspensivos las comillas las parénthesis los corchetes la diéresis la raya horizontal el apóstrofe el signo de elisión el guión la letra la mayúscula
die Satzzeichen der Punkt das Komma der Strichpunkt das Fragezeichen das Ausrufezeichen der Doppelpunkt
buchstabieren
die Anführungszeichen die Klammer der Umlaut der Bindestrich der Apostroph der Gedankenstrich der Buchstabe der Großbuchstabe
1
DE WOORDSOORTEN NEDERLANDS de woordsoorten het zelfstandig naamwoord het substantief het geslacht/genus Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Enkelvoud Meervoud de eigennaam de soortnaam de verzamelnaam de afleiding het voorvoegsel het achtervoegsel de samenstelling de samenstellende afleiding het bijvoeglijk naamwoord het adjectief het bijwoord de trappen van vergelijking de stellende trap de vergrotende trap de overtreffende trap het (on)bepaald lidwoord
het telwoord het hoofdtelwoord het rangtelwoord het voegwoord het voorzetsel het tussenwerpsel
FRANS les parties du discours le substantif
ENGELS the parts of speech the noun
le genre Masculin Féminin Neutre le singulier le pluriel le nom propre le nom commun le nom collectif le nom (mot) dérivé le préfixe le suffixe le nom composé la dérivation composée l’adjectif (qualificatif)
the gender masculine feminine neuter singular plural the proper name the common noun the collective noun the derivative the prefix the suffix the compound (word)
SPAANS LAS CLASES DE PALABRAS el nombre el substantivo el género masculino feminino neutro singular plural el nombre propio el nombre común el nombre colectivo el derivado el prefijo el sufijo el compuesto
the adjective
el adjetivo
das Adjektiv
l’adverbe les degrés de comparaison le positif le comparatif le superlatif l’article (in)défini l’article partitif l’article contracté l’article élidé l’adjectif numéral l’adjectif numéral cardinal l’adjectif numéral ordinal la conjonction La préposition l’interjection
the adverb the degrees of comparison
el adverbio la gradación el positivo el comparativo el superlativo el artículo (in)definido el artículo partitivo
das Adverb die Steigerungsstufen der Positiv der Komparativ der Superlativ der (un)bestimmte Artikel
el numeral el númeral cardinal el númeral ordinal la conjunción la preposición la interjección
das Zahlwort die Grundzahl / Hauptzahl die Ordnungszahl / Ordinalzahl die Konjunktion die Präposition die Partikel
the comparative the superlative the (in)definite article
the numeral the cardinal number the ordinal number the conjunction the preposition the interjection
DUITS
das Geschlecht/Genus männlich weiblich sächlich der Singular der Plural der Eigenname der Gattungsname das Prefix das Suffix
2
DE WOORDSOORTEN (vervolg 1) NEDERLANDS het persoonlijk voornaamwoord het bezittelijk voornaamwoord het betrekkelijk voornaamwoord het aanwijzend voornaamwoord het wederkerig voornaamwoord het vragend voornaamwoord het onbepaald voornaamwoord het werkwoord het (on)regelmatig werkwoord het zwak werkwoord het sterk werkwoord het defectief werkwoord het (on)overgankelijk werkwoord het zelfstandig werkwoord het hulpwerkwoord het koppelwerkwoord het samengesteld werkwoord het (on)scheidbaar werkwoord het hulpwerkwoord van modaliteit het wederkerend werkwoord de hoofdtijden / hoofdvormen De stam De vervoeging De werkwoordstijden Enkelvoudige tijden Samengestelde tijden Onvoltooid deelwoord Voltooid deelwoord
FRANS le pronom personnel (tonique ou atoné) le pronom possessif le pronom relatif le pronom démonstratif le pronom réfléchi le pronom interrogatif le pronom indéfini le verbe le verbe (ir)régulier le verbe faible le verbe fort le verbe défectif le verbe (in)transitif l’auxiliaire / le verbe auxiliaire le verbe copule le verbe composé le verbe (in)séparable le verbe à particule séparable l’auxiliaire de modalité le verbe pronominal les temps primitifs le radical la conjugaison les temps primitifs et dérivés les temps simples les temps composés le participe présent le participe passé
ENGELS the personal pronoun
SPAANS el pronombre personal
DUITS das Personalpronomen
the possessive pronoun the relative pronoun the demonstrative pronoun the reflexing pronoun the emphasizing pronoun the interrogative pronoun the indefinite pronoun the verb the (ir)regular verb
el pronombre posesivo el pronombre relativo el pronombre demonstrativo el pronombre reflexivo
das Possessivpronomen das Relativpronomen das Demonstrativpronomen das Reflexivpronomen
el pronombre interrogativo el pronombre indefinido el verbo el verbo (ir)regular
das Fragepronomen das Indefinitpronomen das Verb das (un)regelmäßeVerb das schwache Verb das starke Verb
the (in)transitive verb
el verbo (in)transitivo
the auxiliary verb
el verbo auxiliar
das (in)transitive Verb das Vollverb das Hilfsverb das zusammengesetzte Verb das (un)trennbare Verb das Modalverb
the principal parts the conjugation
La raíz la conjugación
die Stammformen der Stamm die Konjugation die Tempusformen
the present participle the past participle
el gerundio el participio pasado
das Partizip Präsens Das Partizip Perfekt
3
DE WOORDSOORTEN (vervolg 2) NEDERLANDS de wijze de aantonende wijze de voorwaardelijke wijze de gebiedende wijze
FRANS le mode le mode indicatif le mode subjonctif le mode conditionnel le mode impératif le mode infinitif
ENGELS
SPAANS
DUITS
4
ZINSLEER NEDERLANDS de zin de zinsbouw de enkelvoudige zin de samengestelde zin de hoofdzin de bijzin de actieve zinsvorm de passieve zinsvorm de (in)directe rede de mededelende zin de vragende zin de uitroepende zin de gebiedende zin de ontkennende zin het zinsdeel het zinsdeelstuk de persoonsvorm het onderwerp het gezegde het lijdend voorwerp het naamwoordelijk gezegde het werkwoordelijk gezegde het meewerkend voorwerp het voorzetselvoorwerp de bepaling van gesteldheid het handelend voorwerp de bijstelling de bijvoeglijke bepaling de bijwoordelijke bepaling de betrekkelijke bijzin de bijwoordelijke bijzin van plaats de bijwoordelijke bijzin van voorwaarde
FRANS la phrase la syntaxe la phrase simple la phrase composée la phrase principale la phrase subordonnée la voix active la voix passive le discours (in)direct la phrase affirmative la phrase interrogative la phrase exclamative la phrase impérative la phrase négative le partie du discours le syntagme le verbe à un mode personnel le sujet l’attribut le complément d’objet direct l’attribut du sujet l’attribut (du complément) le complément d’objet indirect le complément prépositionnel l’attribut du complément le complément d’agent l’apposition le complément du (pro)nom le complément circonstanciel de la proposition relative la subordonnée adverbiale de lieu la subordonnée adverbiale de condition
ENGELS the sentence the sentence structure the compound sentence the main clause the subclause the active voice the passive voice (in)direct speech the affirmative sentence the interrogative sentence the imperative the negative sentence
the subject the direct object the indirect object
SPAANS la frase la síntaxis la oración simple la oración compuesta la oración principal la oración subordinada la voz activa la voz pasiva la oración (in)directa la frase afirmativa la frase interrogativa la frase exclamativa la oración imperativa la oración negativa la parte de la oración el sujeto el predicado el complemento directo el atributo
DUITS der Satz der Satzbau der zusammengesetzte Satz der Hauptsatz der Nebensatz das Aktiv / der aktive Satz das Passiv / der passive Satz der (in)direkte Satz der Mitteilungs- / Aussagesatz der Fragesatz der Ausrufesatz der Imperativsatz die Negation der Satzteil / das Satzglied die Wortgruppe die Personalform das Subjekt das Prädikat das direkte Objekt
el complemento indirecto
das indirekte Objekt das Präpositionalobjekt
el complemento agente la aposición el complemento del sujeto el complemento circunstancial
der Urheber die Apposition die Adjektivergänzung die Adverbialergänzung der Relativsatz
the relative clause la subordinada adverbial de lugar the conditional clause the if-clause
la subordinada adverbial de condición
der Konditionalsatz
5
DE WERKWOORDSTIJDEN (benaderend overzicht) NEDERLANDS onvoltooid tegenwoordige tijd
FRANS L’indicatif présent
onvoltooid verleden tijd
L’indicatif imparfait …………………………………. Le passé simple The past continuous L’indicatif passé composé The present perfect Le plus-que-parfait The past perfect Le passé antérieur Le futur simple
voltooid tegenwoordige tijd voltooid verleden tijd onvoltooid toekomende tijd
voltooid toekomende tijd Le futur antérieur onvoltooid verleden toekomende Le conditionel présent tijd voltooid verleden toekomende Le conditionel passé tijd Le subjonctif présent Le subjonctif passé Le subjonctif imparfait Le subjonctif plus-que-parfait
ENGELS The simple present The present continuous The simple past
SPAANS El presente (indicativo)
DUITS Das Indikativ Präsens
El imperfecto
Das Indikativ Präteritum
El perfecto compuesto El plusquamperfecto
Das Indikativ Perfekt Das Indikativ Plusquamperfekt
El futuro
Futur 1 Futur 2
The present conditional tense
El futuro anterior El condicional
Das Konditionalis Präsens
The perfect conditional tense
El condicional perfecto
Das Konditionalis Perfekt
El subjuntivo presente El subjuntivo perfecto El subjuntivo imperfecto El subjuntivo plusquamperfecto
6
