EHBO Sport en spel koken en vuur maken knopen en sjorring tenten en kamperen oriëntatie
1
Inhoudstafel: EHBO ..................................................................................................................................................... 3 BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) ............................................................................................ 3 JUNIORS EN ASPIRANTEN ........................................................................................................................ 11 Knopen en sjorring ....................................................................................................................... 20 Koken en vuurmaken ................................................................................................................... 26 BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) ......................................................................................... 26 JUNIORS EN ASPIRANTEN ........................................................................................................................ 30 Oriëntatie: ........................................................................................................................................ 31 BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) ......................................................................................... 31 JUNIORS & ASPIRANTEN ........................................................................................................................... 37 Sport en spel .................................................................................................................................... 44 JUNIORS EN ASPIRANTEN ........................................................................................................................ 44 Tenten en kamperen .................................................................................................................... 46
2
EHBO Benjamins: - hoe alarmeren - flauwte - bloeding - huidwonde - brandwonde - blaren door wrijving - verbandkoffer - stabiele zijligging Juniors en aspiranten: - basisregels EHBO - brandwonden - letsel aan botten, spieren en gewrichten - vreemd voorwerp - verbandtechnieken - evacuatie technieken
BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) Hoe alarmeren Wie alarmeren? Wanneer een slachtoffer ernstig gewond is of als de situatie levensbedreigend is, moet je zo snel mogelijk de hulpdiensten verwittigen via het Europees alarmnummer 112. Het is belangrijk dat je snel en correct de hulpdiensten verwittigt en de juiste informatie doorgeeft. Zo kan de centrale de nodige hulp uitsturen: een ziekenwagen, een MUG (medisch urgentie groep), politie, brandweer, … Het nummer 112 is het Europees alarmnummer dat je in elke lidstaat van de Europese Unie kan gebruiken om dringend hulp op te roepen. Bij vermoeden van een vergiftiging, verwittig je ook altijd het Antigifcentrum via het nummer 070/245 245. Geef volgende informatie door als je 112 belt: o Zeg wie je bent. Vertel wat jij van eerste hulp kent (arts, cursus EHBO, verpleger, …). o Vertel WAT er gebeurd is. Over welk soort ongeval gaat het? Is er nog ander gevaar waarvoor gespecialiseerde hulp nodig is? o Let uit WAAR de hulpdiensten verwacht worden. Vermeld de (deel)gemeente , de straat en het huisnummer. Zijn er opvallende herkenningspunten in de buurt. Laat iemand de hulpdiensten opwachten, die hen naar de plaats van het ongeval kan leiden. o Vertel WIE de slachtoffers zijn.
3
Hoeveel slachtoffers zijn er? Is er informatie over het slachtoffer die de hulpdiensten moeten weten? Bvb. Is het een kind of een zwangere vrouw? Is het slachtoffer bij bewust zijn? Ademt het slachtoffer normaal? Zijn er andere specifieke letsel te zien? LET OP: haak nooit zelf in, wacht tot de noodcentrale het gesprek beëindigt. Misschien hebben zij nog bijkomende informatie nodig. Flauwte Een flauwte is een kort en plots bewustzijnsverlies, als gevolg van een tijdelijk zuurstoftekort in de hersenen. Dat zuurstoftekort ontstaat door een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen. Mogelijke oorzaken zijn pijn, uitputting of een emotie zoals angst of het zien van bloed. Het komt ook voor bij slachtoffers die lang rechtstaan of stilzitten (zeker in een warme omgeving). Wat stel je vast? o Het slachtoffer wordt bleek en ziet zwarte vlekken voor de ogen. o Hij voelt zich zwak en soms ook misselijk. o Hij begint te zweten, maar zijn huid voelt koud aan. o Hij verliest het bewustzijn en valt neer. Wat doe je? o Laat het slachtoffer neerliggen. Als je de flauwte ziet aankomen, ondersten het slachtoffer dan bij het vallen, zodat hij zich geen pijn doet. o Zorg voor voldoende frisse lucht. Laat iemand een raam openzetten, zorg dat de omstaanders op een afstand blijven, maak kledij los die de ademhaling bemoeilijken. o Leg een vochtig washandje op het voorhoofd van het slachtoffer. o Als het slachtoffer al flauwgevallen is: controleer dan het bewustzijn, open de luchtwegen en controleer de ademhaling. o Als het slachtoffer bijkomt: laat hem geleidelijk rechtzitten en pas na een tijdje terug opstaan. Begint het slachtoffer zich opnieuw flauw te voelen, leg hem dan opnieuw neer tot hij volledig hersteld is. o Als het slachtoffer niet bijkomt (na twee minuten): leg hem in stabiele zijligging en verwittig de hulpdiensten. Bloedingen Ernstige bloeding Bij een uitwendige bloeding zijn de huid, de bloedvaten en de onderliggende weefsels beschadigd. Het bloed spuit of gutst uit de wonde. Het is belangrijk om snel en correct te handelen om zo het bloedverlies te beperken in afwachting van de komst van de hulpdiensten.
4
Wat doe je? o Vermijd contact met het bloed van het slachtoffer. Vraag het slachtoffer om zelf op de wonde te drukken, als hij dat kan. o Help het slachtoffer voorzichtig te gaan liggen. o Laat ondertussen iemand de 112 verwittigen, als je alleen bent met het slachtoffer doe je het zelf. o Trek wegwerphandschoenen aan als dat kan. o Druk nu zelf met je handen rechtstreeks op de wonde. Als je dat hebt, leg dan een propere doek, een drukverband of ander verbandmateriaal op de wonde. o Een drukverband is een zwachtel met daarop een kompres. In dat kompres zitten vochtopslorpende watten. o Als de wonde blijft bloeden, leg er dan extra handdoeken of verbandmateriaal op de plaats van de bloeding. o Blijf druk uitoefenen op de wonde tot de hulpdiensten aankomen. o Trek je handschoenen uit en was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer.
Bloedneus Een bloedneus krijg je als enkele kleine bloedvaatjes in je neus scheuren. Dit gebeurt vaak na een slag of stoot op de neus. Ook door hevig te niezen, te snuiten of in je neus peuteren, kan je een bloedneus krijgen. Sommige mensen krijgen een bloedneus door warmte. Wat doe je? o Vermijd contact met het bloed van het slachtoffer. Trek wegwerphandschoenen aan. o Laat het slachtoffer zitten met het hoofd lichtjes voorovergebogen (leeshouding). o Vraag om door de mond te ademen en de neusvleugel 10 minuten ononderbroken dicht te knijpen, net onder het harde gedeelte van de neus. o Steek geen watten of kompressen in de neus. o Controleer of na 10 minuten of de bloeding gestopt is. Als dat niet zo is, vraag het slachtoffer dan om opnieuw de neus dicht te knijpen voor 10 minuten. o Als de bloedneus gestopt is, maak het gezicht van het slachtoffer proper met water. o Vraag het slachtoffer om het rustig aan te doen, en om de eerste uren de neus niet te snuiten. o Was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. o Ga met het slachtoffer naar het ziekenhuis of naar de arts als: De neus na 20 minuten dichtknijpen nog steeds bloedt. De bloedneus veroorzaakt werd door een slag of stoot, zodat de arts kan nagaan of er nog andere letsels zijn. De bloedneus ergert wordt of er andere symptomen zijn. Als het slachtoffer slaperig wordt of het bewustzijn verliest.
5
Huidwonde Een schaafwonde Een schaafwonde is een oppervlakkige wonden. Enkel de bovenste huidlaag is afgeschaafd. Daardoor zie je losse velletjes. Een schaafwonde ziet er rood uit, bloedt weinig, maar kan wel pijnlijk zijn. Dat komt doordat er veel zenuwuiteinden geraakt zijn. Vaak zitten er kleine steentjes of vuil in de wonde. Een schaafwonde komt bijvoorbeeld voor wanneer je valt met de fiets. Een snijwonde Bij een snijwonde is de huid gekwetst door een scherp voorwerp, zoals een mes of een stuk glas. Een snijwonde bloedt fel, maar is meestal minder pijnlijk. Dat komt doordat er minder zenuwuiteinden geraakt zijn. Wat doe je bij beide wonden? Er is water ter beschikking in de omgeving. o Zorg ervoor dat je niet in contact komt met bloed of andere lichaamsvochten van het slachtoffer. Als het slachtoffer geen ernstige bloeding heeft, was dan eerst je handen met water en zeep en trek wegwerphandschoenen aan. Je vermindert hierdoor de kans op besmetting. o Als de wonde nog niet vanzelf gestopt is met bloeden, stelp dan eerst de bloeding door rechtstreeks op de wonde te drukken. o Spoel de wonde met lauw stromend water van de kraan. Is er geen kraan in de buurt, gebruik dan ander drinkbaar water. o Laat het water rechtstreeks op de wonde stromen om het vuil uit de wonde te spoelen. Blijf spoelen tot er geen vuil meer in de wonde zit. o Wrijf niet in de wonde om het vuil eruit te halen. o Droog na het spoelen de omgeving van de wonde af met een handdoek, maar kom niet aan de wonde zelf. o Dek de wonde na het reinigen af met een wondpleister of met een steriel kompres. Maak het steriel kompres vast met een zwachtel of met kleefpleister. o Vraag aan het slachtoffer of hij ingeënt is tegen tetanus, of kijk dat na op de medische fiche. Als dit niet zo is, ga dan naar een arts. o Trek je handschoenen uit en was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. Er is geen water of te weinig water ter beschikking in de omgeving. o Zorg ervoor dat je niet in contact komt met bloed of andere lichaamsvochten van het slachtoffer. Trek wegwerphandschoenen aan als dat kan. Je vermindert op die manier de kans op besmetting. o Als de wonde nog niet vanzelf gestopt is met bloeden, stelp dan eerst de bloeding door rechtstreeks op de wonde te drukken. o Reinig de wonde met een waterig, niet kleurend ontsmettingsmiddel. Dep eventueel met een kompres op de wonde (zeker niet wrijven). Blijf deppen tot er geen vuil meer in de wonde zit. Als er veel vuil in de wonde zit, moet je regelmatig een nieuw kompres nemen en voldoende ontsmettingsmiddel gebruiken.
6
o o
Ontsmet de wonde nog een keer met een zuiver kompres. Droog de omgeving van de wonde af met een handdoek, maar kom niet aan de wonde zelf. o Dek de wonde na het reinigen af met een wondpleister of met een steriel kompres. Maak het steriel kompres vast met een zwachtel of met kleefpleister. o Vraag aan het slachtoffer of hij ingeënt is tegen tetanus, of kijk dat na op de medische fiche. Als dit niet zo is, ga dan naar een arts. o Als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer, trek dan je handschoenen uit en ontsmet je handen met handalcohol als je dat hebt. Ga met het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis als: o o o o o o o o
Je de bloeding niet kan stelpen. Je de wonde niet goed kan reinigen. Hij niet is ingeënt tegen tetanus of als er twijfel is. Als hij een schaafwonde heeft die groter is dan de helft van zijn handpalm. Er botten, spieren of andere onderhuidse weefsels zichtbaar zijn. Het gezicht, de ogen of de geslachtsdelen gekwetst zijn. Er een voorwerp in de wonde zit. De wonde veroorzaakt werd door een beet van een dier of mens.
Een brandwonde Een brandwonde is een beschadiging van de huid die veroorzaakt wordt door warmte, door chemische producten, door elektriciteit of door straling. Een brandwonde wordt meteen geassocieerd met vuur of met een andere warmtebron. Nochtans kunnen er ook andere oorzaken zijn. Er bestaan verschillende types brandwonden. De ernst van een brandwonde is afhankelijk van de diepte, de plaats en oorzaak van de brandwonden, van de oppervlakte die verbrand is en van de leeftijd van het slachtoffer. Brandwonden worden ingedeeld in drie graden om zo de diepte ervan in te schatten: eerste -, tweede - en derdegraadsbrandwonden. Hoe dieper de brandwonden, hoe ernstiger. Wat doe je? De eerste hulp bij elke brandwonde is gelijk. Toch moet je proberen de ernst van de brandwonde in te schatten. Bij een ernstige brandwonde moet je immers gespecialiseerde hulp inschakelen, terwijl je een lichte brandwonde volledig zelf kan verzorgen. Denk bij een brandwonde ook steeds aan veiligheid. Controleer of het gevaar is uitgeschakeld en zorg voor de veiligheid van jezelf, het slachtoffer en de omstaanders. Denk aan de slagzin “eerst water, de rest komt later” o o
o
7
Trek wegwerphandschoenen aan als dat kan. Koel de brandwonde zo snel mogelijk af met koel of lauw leidingwater, bijvoorbeeld van de kraan of de douche. Als je dat niet hebt, gebruik dan flessenwater. Richt de waterstraal boven de brandwonde en laat het water over de brandwonde vloeien. Het is pijnlijk om de straal rechtstreeks op de brandwonde te richten. Zorg ervoor dat het slachtoffer niet onderkoeld geraakt. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij grote brandwonden, als je lang en uitgebreid moet koelen. Gebruik
daarom geen ijskoud water. Het is ook belangrijk om het slachtoffer na het koelen te beschermen tegen wind en regen. Gebruik een deken of jas om het slachtoffer warm te houden. o Leg zeker geen ijs op een brandwonden. Dat kan de weefselschade erger maken. o Blijf de brandwonde afkoelen tot de pijn verlicht is. o Verwijder kledij en juwelen als ze niet aan de huid vastkleven. o Prik blaren, als die er zijn, niet open. Dat verhoogt de kans op infectie. o Vraag of kijk na op de medische fiche of het slachtoffer ingeënt is tegen tetanus. Als dat niet zo is, ga dan naar een arts. o Probeer de ernst van de wonde in te schatten. o Kleine eenvoudige eerstegraadsbrandwonden kan je na het spoelen bedekken met een vocht inbrengend product. o Ga naar een arts al het slachtoffer een tweedegraadsbrandwonden heeft. Leg dan na het koelen een nat verband aan en gebruik geen zalf. o Verwittig de hulpdiensten via het nummer 112 als het slachtoffer een derdegraadsbrandwonde heeft. Leg na het koelen een nat verband aan. o Trek je handschonen uit en was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. Ga met het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis als: o o o o o
Hij is niet gevaccineerd tegen tetanus of er is twijfel. Hij is ouders dan 60 jaar of jonger dan 5 jaar. Hij heeft brandwonden aan het gezicht, de oren, handen, voeten, gewrichten of geslachtsdelen. Hij heeft brandwonden in de mond of keelholte. Hij heeft brandwonden die veroorzaakt zijn door elektriciteit of chemische producten. Blaren door wrijving
Een blaar is eigenlijk een brandwonden van de tweede graad, die kan ontstaan door wrijving. Een dergelijk blaar is vaak hinderlijk. Bovendien bestaat de kans dat de blaar spontaan scheurt. In dat geval wordt de blaar best op een steriele manier opengeprikt. Wat doe je? o o o o
8
Als de blaar niet hindert, laar hem dan intact. Een gesloten blaar verdwijnt vaak vanzelf. Als de blaar hindert of als de kans bestaat dat de blaar spontaan scheurt, prik de blaar dan open. Ga met het slachtoffer naar de dokter als de blaar infecteert. Een open blaar verzorg je als een huiswonde.
Verbandkoffer Voorbeeld voor inhoud van een eerstehulpkoffer o 1 schaar o 10 veiligheidsspelden o 1 thermometer o 1 splinterpincet o 1 tekentang o 1 flacon handalcohol o 1 nierbekken o 10 steriele naalden o 5 steriele drukverbanden o 5 steriele driehoeksverbanden o Zwachtels ( 10 – 7 – 5 cm) o 2 rolletjes kleefpleister o 1 rol wondpleister o 2 mapjes wondpleisters o 40 steriele kompressen o 5 unidoses fysiologisch water o 10 unidoses van een waterig, nietkleurend ontsmettingsmiddel o 1 koelzakje (eenmalig gebruik) o 1 pak wegwerphandschoenen o 1 flacon vloeibare zeep o 1 handdoek
9
Stabiele zijligging 1. 2. 3. 4.
Verwijder de bril van het slachtoffer als hij een bril draagt. Zorg ervoor dat de beide benen van het slachtoffer gestrekt zijn. Kniel naar het slachtoffer. Leg de dichtstbijzijnde arm van het slachtoffer in een rechte hoek boven het lichaam. Buig de onderarm naar boven. Leg de hand met de handrug neer op de grond. 5. Breng de andere arm van het slachtoffer over de borstkas heen. Druk de handrug tegen de wang van het slachtoffer aan jou kant. Blijf deze hand zo vasthouden. 6. Neem met je andere hand de knie vast van het verst liggende been. Trek het been op, maar laat de voet op de grond staan. 7. Trek nu het gebogen been naar je toe. Blijf ondertussen de handrug tegen de wang drukken. Rol het slachtoffer naar je toe, zodat hij in zijligging komt. 8. Leg het bovenste been in een recht hoek. 9. Kantel voorzichtig het hoofd achterover om voor een vrije luchtweg te zorgen. Zorg ervoor dat de mond naar de grond gericht is. Zo kan het slachtoffer niet stikken in bloed of braaksel. 10. Verschuif eventueel de hand onder de wang als dat nodig is om het hoofd gekanteld te houden. 11. Controleer de ademhaling van het slachtoffer elke minuut.
10
JUNIORS EN ASPIRANTEN Basisregels EHBO De zes basisprincipes van eerste hulp 1. Blijf rustig in een noodsituatie o Blijf kalm o Handel doordacht 2. Vermijd besmetting o Zorg ervoor dat je niet in contact komt met bloed of andere lichaamsvochten van het slachtoffer o Was je handen met water en zeep voor en nadat je eerste hulp verleend hebt o Gebruik wegwerphandschoenen om jezelf te beschermen o Wees voorzichtig met scherpe voorwerpen en ruim ze veilig op o Raak nooit een wonde aan 3. Handel als een eerstehulpverlener o Zorg ervoor dat je de situatie van het slachtoffer niet verergerd o Als je twijfelt, stel enkel die handelingen waarvan je zeker bent dat ze kunnen helpen o Wees niet bang om te helpen! 4. Zorg voor het comfort van u slachtoffer o Dek het slachtoffer toe met een jas of deken om hem te beschermen tegen koude o Scherm het slachtoffer af tegen warmt, zorg voor schaduw o Laat het slachtoffer een voor hem comfortabele houding aannemen o Geef geen voedsel of drank aan een slachtoffer dat ziek of gewond is, tenzij op advies van professionele hulpverleners 5. Verleen psychosociale hulpverlening o Benader het slachtoffer vriendelijk en zonder vooroordelen o Stel jezelf voor o Luister naar wat het slachtoffer vertelt en toon medeleven o Leg uit wat er gebeurd is en wat er verder gaat gebeuren o Geef informatie aan het slachtoffer o Blijf bij het slachtoffer, laat hem niet alleen o Help met praktische zaken, bvb verwittigen van ouders 6. Houd rekening met emotionele reacties nadien Het verlenen van eerste hulp kan ook voor de hulpverlener emoties met zich meebrengen, zoals twijfels of boosheid. Het gebeurt soms dat je na de hulpverlening moeite hebt om deze emoties te verwerken of dat je jezelf vragen stelt. o Praat met andere begeleiders, familie of vrienden o Blijf je met problemen zitten, contacteer dan een arts of een vertrouwenspersoon
11
De vier stappen bij eerste hulp 1. Veiligheid o Van jezelf o Van het slachtoffer o Van omstaanders 2. Toestand van het slachtoffer o Controleer het bewustzijn o Maak de luchtwegen vrij o Controleer de ademhaling 3. Alarmeer de hulpdiensten o Europees alarmnummer 112 Wat? Waar? Wie? 4. Verleen verdere eerste hulp Wat doe je? 1. Veiligheid van jezelf o Blijf zelf rustig. Het is belangrijk om op een goede manier hulp te kunnen verlenen. o Zet je eigen veiligheid nooit op het spel! Ga alleen dichter bij het ongeval als je dat kan doen zonder zelf gevaar te lopen. o Trek bij een verkeersongeval een fluovestje aan en plaats de gevarendriehoek. Zet de motor van de auto af en doe de knipperlichten aan. o Leg gevaarlijke voorwerpen weg, zodat niemand zich eraan kan verwonden. o Zorg ervoor dat je niet in aanraking komt met bloed of andere lichaamsvloeistoffen van het slachtoffer, zoals speeksel of urine. Draag wergwerphandschoenen als dat kan. Veiligheid van het slachtoffer o De algemene regel is dat je het slachtoffer nooit verplaatst. Doe dat enkel in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij gevaar voor verdrinking of bij brandgevaar. o Evacueer een slachtoffer enkel als je dat kan doen zonder jezelf in gevaar te brengen. Veiligheid van de omstaanders o Probeer omstaanders op een veilige afstand te houden. Soms kunnen ze in paniek zijn en in de weg lopen. o Je kan omstaanders inschakelen om je te helpen tijdens de hulpverlening. Geef hen korte, duidelijk instructies: vraag hen bijvoorbeeld om de gevarendriehoek te plaatsen.
12
2. Controleer het bewustzijn Ga na of het slachtoffer nog reageert: o Schud zachtjes aan de schouders van het slachtoffer. o Vraag luid: gaat het? Het slachtoffer reageert: o Laat het slachtoffer liggen in de houding waarin je hem gevonden hebt. Verplaats hem alleen als er gevaar dreigt. o Probeer te weten te komen wat er mis is met het slachtoffer. o Haal hulp als dat nodig is. o Controleer regelmatig het bewustzijn en de ademhaling van het slachtoffer. o Blijf bij het slachtoffer en praat met hem. o Leg voorzichtig uit wat er is gebeurd en wat er nog gaat gebeuren. Luister naar het slachtoffer en troost hem. Het slachtoffer reageert niet: o Roep luid om hulp! Doe dat om er niet alleen voor te staan tijdens de hulpverlening. Zo kan jij het slachtoffer helpen, terwijl iemand anders de hulpdiensten kan verwittigen als dat nodig is. o Draai het slachtoffer op de rug en maak de luchtwegen vrij. o Als je bij de controle van het bewustzijn duidelijk merkt dat het slachtoffer normaal ademen, dan moet je hem niet op de rug draaien. Leg hem dan meteen in stabiele zijligging. Maak de luchtwegen vrij o Ga op je knieën zitten naast het slachtoffer. o Leg een hand op het voorhoofd van het slachtoffer. o Druk met je hand op het voorhoofd, en kantel het hoofd voorzichtig achterover. o Plaats twee vingertoppen van je andere hand onder de punt van de kin van het slachtoffer. Druk niet in het zachte gedeelte onder de kin, want dat kan de ademhaling bemoeilijken. o Til de kin omhoog om de luchtwegen vrij te maken. Controleer de ademhaling Ga na of het slachtoffer normaal ademt. Breng je oor en wang dicht bij de mond en de neus van het slachtoffer, terwijl je naar de borstkas kijkt. Houd het hoofd van het slachtoffer tijdens deze controle naar achteren gekanteld. o Kijk of de borstkas op en neer gaat. o Luister aan de mond en de neus of je ademhalingsgeluiden hoort. o Voel met je wang of er lucht uit de mond en neus van het slachtoffer komt. Doe dit maximaal 10 seconden. Dat lijkt misschien lang, maar een bewusteloos slachtoffer heeft soms een trage ademhaling. Als je niet lang genoeg luistert, heb je misschien net de periode tussen twee ademhalingen gecontroleerd. Dan ga je ervan uit dat het slachtoffer niet meer ademt, terwijl dat wel nog zo is.
Het slachtoffer reageert niet, maar ademt wel normaal: o Leg het slachtoffer in stabiele zijligging. 13
o Laat iemand de hulpdiensten verwittigen. Doe dat zelf als je alleen bent. o Controleer elke minuut of de ademhaling normaal blijft. Het slachtoffer reageert niet, en ademt niet normaal: o De reanimatie van het slachtoffer moet gestart worden.
3. Alarmeer de hulpdiensten Wanneer een slachtoffer ernstig gewond is of als de situatie levensbedreigend is, moet je zo snel mogelijk de hulpdiensten verwittigen via het Europees alarmnummer 112. Het is belangrijk dat je snel en correct de hulpdiensten verwittigt en de juiste informatie doorgeeft. Zo kan de centrale de nodige hulp uitsturen: een ziekenwagen, een MUG (medisch urgentie groep), politie, brandweer, … Het nummer 112 is het Europees alarmnummer dat je in elke lidstaat van de Europese Unie kan gebruiken om dringend hulp op te roepen. Bij vermoeden van een vergiftiging, verwittig je ook altijd het Antigifcentrum via het nummer 070/245 245. Geef volgende informatie door als je 112 belt: o Zeg wie je bent. Vertel wat jij van eerste hulp kent (arts, cursus EHBO, verpleger, …). o Vertel WAT er gebeurd is. Over welk soort ongeval gaat het? Is er nog ander gevaar waarvoor gespecialiseerde hulp nodig is? o Let uit WAAR de hulpdiensten verwacht worden. Vermeld de (deel)gemeente , de straat en het huisnummer. Zijn er opvallende herkenningspunten in de buurt. Laat iemand de hulpdiensten opwachten, die hen naar de plaats van het ongeval kan leiden. o Vertel WIE de slachtoffers zijn. Hoeveel slachtoffers zijn er? Is er informatie over het slachtoffer die de hulpdiensten moeten weten? Bvb. Is het een kind of een zwangere vrouw? Is het slachtoffer bij bewust zijn? Ademt het slachtoffer normaal? Zijn er andere specifieke letsel te zien? LET OP: haak nooit zelf in, wacht tot de noodcentrale het gesprek beëindigt. Misschien hebben zij nog bijkomende informatie nodig.
14
Huidwonden Een schaafwonde Een schaafwonde is een oppervlakkige wonden. Enkel de bovenste huidlaag is afgeschaafd. Daardoor zie je losse velletjes. Een schaafwonde ziet er rood uit, bloedt weinig, maar kan wel pijnlijk zijn. Dat komt doordat er veel zenuwuiteinden geraakt zijn. Vaak zitten er kleine steentjes of vuil in de wonde. Een schaafwonde komt bijvoorbeeld voor wanneer je valt met de fiets. Een snijwonde Bij een snijwonde is de huid gekwetst door een scherp voorwerp, zoals een mes of een stuk glas. Een snijwonde bloedt fel, maar is meestal minder pijnlijk. Dat komt doordat er minder zenuwuiteinden geraakt zijn. Wat doe je bij beide wonden? Er is water ter beschikking in de omgeving. o Zorg ervoor dat je niet in contact komt met bloed of andere lichaamsvochten van het slachtoffer. Als het slachtoffer geen ernstige bloeding heeft, was dan eerst je handen met water en zeep en trek wegwerphandschoenen aan. Je vermindert hierdoor de kans op besmetting. o Als de wonde nog niet vanzelf gestopt is met bloeden, stelp dan eerst de bloeding door rechtstreeks op de wonde te drukken. o Spoel de wonde met lauw stromend water van de kraan. Is er geen kraan in de buurt, gebruik dan ander drinkbaar water. o Laat het water rechtstreeks op de wonde stromen om het vuil uit de wonde te spoelen. Blijf spoelen tot er geen vuil meer in de wonde zit. o Wrijf niet in de wonde om het vuil eruit te halen. o Droog na het spoelen de omgeving van de wonde af met een handdoek, maar kom niet aan de wonde zelf. o Dek de wonde na het reinigen af met een wondpleister of met een steriel kompres. Maak het steriel kompres vast met een zwachtel of met kleefpleister. o Vraag aan het slachtoffer of hij ingeënt is tegen tetanus, of kijk dat na op de medische fiche. Als dit niet zo is, ga dan naar een arts. o Trek je handschoenen uit en was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. Er is geen water of te weinig water ter beschikking in de omgeving. o Zorg ervoor dat je niet in contact komt met bloed of andere lichaamsvochten van het slachtoffer. Trek wegwerphandschoenen aan als dat kan. Je vermindert op die manier de kans op besmetting. o Als de wonde nog niet vanzelf gestopt is met bloeden, stelp dan eerst de bloeding door rechtstreeks op de wonde te drukken. o Reinig de wonde met een waterig, niet kleurend ontsmettingsmiddel. Dep eventueel met een kompres op de wonde (zeker niet wrijven). Blijf deppen tot er geen vuil meer in de wonde zit. Als er veel vuil in de wonde zit, moet je regelmatig een nieuw kompres nemen en voldoende ontsmettingsmiddel gebruiken. o Ontsmet de wonde nog een keer met een zuiver kompres.
15
o
Droog de omgeving van de wonde af met een handdoek, maar kom niet aan de wonde zelf. o Dek de wonde na het reinigen af met een wondpleister of met een steriel kompres. Maak het steriel kompres vast met een zwachtel of met kleefpleister. o Vraag aan het slachtoffer of hij ingeënt is tegen tetanus, of kijk dat na op de medische fiche. Als dit niet zo is, ga dan naar een arts. o Als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer, trek dan je handschoenen uit en ontsmet je handen met handalcohol als je dat hebt. Ga met het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis als: o o o o o o o o
Je de bloeding niet kan stelpen. Je de wonde niet goed kan reinigen. Hij niet is ingeënt tegen tetanus of als er twijfel is. Als hij een schaafwonde heeft die groter is dan de helft van zijn handpalm. Er botten, spieren of andere onderhuidse weefsels zichtbaar zijn. Het gezicht, de ogen of de geslachtsdelen gekwetst zijn. Er een voorwerp in de wonde zit. De wonde veroorzaakt werd door een beet van een dier of mens.
Brandwonden Een brandwonde is een beschadiging van de huid die veroorzaakt wordt door warmte, door chemische producten, door elektriciteit of door straling. Een brandwonde wordt meteen geassocieerd met vuur of met een andere warmtebron. Nochtans kunnen er ook andere oorzaken zijn. Er bestaan verschillende types brandwonden. De ernst van een brandwonde is afhankelijk van de diepte, de plaats en oorzaak van de brandwonden, van de oppervlakte die verbrand is en van de leeftijd van het slachtoffer. Brandwonden worden ingedeeld in drie graden om zo de diepte ervan in te schatten: eerste -, tweede en derdegraadsbrandwonden. Hoe dieper de brandwonden, hoe ernstiger. Wat doe je? De eerste hulp bij elke brandwonde is gelijk. Toch moet je proberen de ernst van de brandwonde in te schatten. Bij een ernstige brandwonde moet je immers gespecialiseerde hulp inschakelen, terwijl je een lichte brandwonde volledig zelf kan verzorgen. Denk bij een brandwonde ook steeds aan veiligheid. Controleer of het gevaar is uitgeschakeld en zorg voor de veiligheid van jezelf, het slachtoffer en de omstaanders. Denk aan de slagzin “eerst water, de rest komt later” o o
o
o
16
Trek wegwerphandschoenen aan als dat kan. Koel de brandwonde zo snel mogelijk af met koel of lauw leidingwater, bijvoorbeeld van de kraan of de douche. Als je dat niet hebt, gebruik dan flessenwater. Richt de waterstraal boven de brandwonde en laat het water over de brandwonde vloeien. Het is pijnlijk om de straal rechtstreeks op de brandwonde te richten. Zorg ervoor dat het slachtoffer niet onderkoeld geraakt. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij grote brandwonden, als je lang en uitgebreid moet koelen. Gebruik daarom geen ijskoud water. Het is ook belangrijk om het slachtoffer na het koelen te beschermen tegen wind en regen. Gebruik een deken of jas om het slachtoffer warm te houden. Leg zeker geen ijs op een brandwonden. Dat kan de weefselschade erger maken.
o o o o
Blijf de brandwonde afkoelen tot de pijn verlicht is. Verwijder kledij en juwelen als ze niet aan de huid vastkleven. Prik blaren, als die er zijn, niet open. Dat verhoogt de kans op infectie. Vraag of kijk na op de medische fiche of het slachtoffer ingeënt is tegen tetanus. Als dat niet zo is, ga dan naar een arts. o Probeer de ernst van de wonde in te schatten. o Kleine eenvoudige eerstegraadsbrandwonden kan je na het spoelen bedekken met een vocht inbrengend product. o Ga naar een arts al het slachtoffer een tweedegraadsbrandwonden heeft. Leg dan na het koelen een nat verband aan en gebruik geen zalf. o Verwittig de hulpdiensten via het nummer 112 als het slachtoffer een derdegraadsbrandwonde heeft. Leg na het koelen een nat verband aan. o Trek je handschonen uit en was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. Ga met het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis als: o o o o o
Hij is niet gevaccineerd tegen tetanus of er is twijfel. Hij is ouders dan 60 jaar of jonger dan 5 jaar. Hij heeft brandwonden aan het gezicht, de oren, handen, voeten, gewrichten of geslachtsdelen. Hij heeft brandwonden in de mond of keelholte. Hij heeft brandwonden die veroorzaakt zijn door elektriciteit of chemische producten.
Letsel aan botten, spieren en gewrichten Het slachtoffer heeft zich verwond aan de hand, de arm, de voet of het been bij het spelen, door een slag of val. Vaak kan het slachtoffer het gewonde lidmaat niet meer normaal bewegen of kan ze er niet meer op steunen. Het letsel doet pijn en is vaak gezwollen of verkleurd. In sommige gevallen zie je een abnormale stand van het lidmaat of het gewricht. Wat doe je? o o
Als je twijfelt of het een verstuiking, een ontwrichting of een breuk is, ga dan steeds uit van de ergste situatie en ga met het slachtoffer naar het ziekenhuis. Raad het slachtoffer aan om het gewonde lidmaat zo weinig mogelijk te bewegen
Vreemd voorwerp Splinter Het slachtoffer heeft een wonde waarin een klein vreemd voorwerp vastzit (Vb. stukje hout). Wat doe je? 1. Was je handen en trek wegwerphandschoenen aan. Was de wonde en de omgeving ervan voorzichtig met water. 2. Ontsmet een pincet door hem ongeveer 1 minuut in ontsmettingsalcohol te leggen. 3. Wacht daarna enkele seconden tot de alcohol verdampt is (niet blazen).
17
4. Grijp het uiteinde van de splinter met het pincet dat je in het verlengde van de splinter houdt. 5. Trek de splinter uit de huid. 6. Dek het huidwondje af met een wondpleister of met een kompres dat je vastmaakt met een kleefpleister. 7. Was je handen als je klaar bent met het verzorgen van het slachtoffer. 8. Trek je handschoenen uit en was je handen als je klaar bent. Glas in wonde Het slachtoffer heeft een wonde waarin een vreemd voorwerp vastzit (Vb. stukje glas). Wat doe je? 1. Was je handen en trek wegwerphandschoenen aan. 2. Leg steriele kompressen aan beide kanten van het voorwerp. Heb je geen kompres gebruik dan een zuivere droge doek. 3. Vul aan beide zijden het hoogteverschil tussen de huid en het voorwerp op, bijvoorbeeld met kompressen of 2 zwachtels. 4. Leg hierover voorzichtig een verband aan. Het verband mag niet op het voorwerp drukken. 5. Trek je wegwerphandschoenen uit en was je handen. 6. Ga met het slachtoffer naar het ziekenhuis. OPMERKING: is het voorwerp te groot om het hoogteverschil volledig op te vullen, leg dan het verband naast het voorwerp aan en laat het voorwerp ertussenuit steken.
Verbandtechnieken Spiraalverband 1. Leg het begin van de eerste winding een beetje schuin aan. 2. Plooi na de eerste winding een tipje van de zwachtel om. 3. Bedek dat tipje bij de volgende winding zodat de zwachtel niet kan verschuiven. 4. Maar spiraalvormige windingen. 5. Eindig met een volledig rechte winding en maak het spiraalverband vast met kleefpleisters. Kruisverband aan de hand 1. Vraag aan het slachtoffer om de hand in een comfortabele positie te houden, en breng de eerste winding aan op de pols. Leg het begin van de eerste winding een beetje schuin aan. 2. Plooi na de eerste winding een tipje van de zwachtel om zodat die niet kan verschuiven, en breng een tweede winding aan. 3. Breng de zwachtel naar het uiteinde van de hand in de richting van de vingers. 4. Maak een volledige winding rondom de vingers. Bedek ze niet volledig, zodat het slachtoffer ze nog kan bewegen. Deze winding zorgt ervoor dat de zwachtel niet wegschuift. 5. Keer terug naar de pols. Kruis daarbij de reeds aangebrachte zwachtel. Draai onder de pols door, en keer terug naar de vingers. 6. Herhaal deze reeks kruisvormige windingen rond de hand. Ga telkens terug in de richting van de pols. 7. Leg deze windingen steeds iets verder van het uiteinde van de hand. Werk naar het hart toe.
18
8. Eindig met twee cirkelvormige windingen rond de pols. Maak de zwachtel daarna vast met kleefpleister. Kruisverband aan de voet 1. Vraag aan het slachtoffer om de voet in een neutrale positie te houden (dat is ongeveer een hoek van 90° met het onderbeen). Breng de eerst winding lichtjes schuin aan net boven de enkel. 2. Plooi na de eerste winding een tipje van de zwachtel om zodat die niet kan verschuiven, en breng een tweede winding aan. 3. Breng de zwachtel schuin over de voetrug in de richting van de tenen. 4. Maak een volledige winding rondom de tenen. Bedek ze niet volledig, zodat het slachtoffer ze nog kan bewegen. Deze winding zorgt ervoor dat de zwachtel niet wegschuift. 5. Keer terug naar de enkel. Kruis daarbij de reeds aangebrachte zwachtel. Draai onder de enkel door, en keer terug naar de tenen. 6. Herhaal deze reeks kruisvormige windingen rond de voet. Ga telkens terug in de richting van de enkel. 7. Leg deze windingen steeds iets verder van het uiteinde van de voet. 8. Eindig met twee cirkelvormige windingen rond de enkel. Maak de zwachtel daarna vast met kleefpleister.
Evacuatie technieken Er zijn verschillende technieken om iemand snel te evacueren. Rautek is één van de mogelijkheden. Het gaat er vooral om dat evacuatie snel moet gebeuren. Verplaats het slachtoffer naar de dichtstbijzijnde veilige plek. Leg altijd uit wat je gaat doen, en vraag om mee te werken als dat mogelijk is. Verplaats het hoofd, de nek en het lichaam van het slachtoffer tijdens de evacuatie zoveel mogelijk in één blok. Probeer te vermijden dat ze ten opzicht van elkaar bewegen. 1. Leg de armen van het slachtoffer tegen het lichaam. 2. Kniel achter het hoofd van het slachtoffer. Schuif één hand onder de hals, en de andere hand tussen de schouderbladen van het slachtoffer. Hef het hoofd en de schouders voorzichtig op en schuif zelf dichterbij. 3. Til de rug van het slachtoffer op en breng haar in een zittende positie. Ondersteun het slachtoffer aan de schouders. 4. Steek je beide handen onder de oksels van het slachtoffer, en grijp een onderarm. Neem die met je ene hand vast aan de pols, en met je andere hand dichtbij de elleboog. 5. Plaats jezelf in hurkzit, zonder de arm los te laten. Het slachtoffer zit nu tussen je gespreide benen. Druk de arm van het slachtoffer goed tegen de borstkas aan. 6. Kom met gestrekte rug recht en trek het slachtoffer mee omhoog tot ze op je dijbeen rust. Stap achterwaarts en sleep het slachtoffer mee. Let op hindernissen.
19
Knopen en sjorring In dit onderdeel vind je 10 knopen die van belang kunnen zijn op een zomerkamp. Benjamins, jullie moeten 5 knopen kunnen die jullie zelf mogen kiezen maar de schoenstrik moet er zeker bij zitten. Juniors, jullie moeten 8 knopen kunnen die jullie zelf mogen kiezen maar de mastworp moet er zeker bij zitten op de 2 manieren. Jullie moeten ook een sjorconstructie kunnen maken en het doel van elke knoop kennen.
Schoenstrik (benjamins!!)
DOEL: Veters vastknopen. WERKWIJZE 1: Maak om te beginnen een gewone knoop (zoals het begin van de platte knoop),
daarna maak je met elk uiteinde een lus en maak je met deze 2lussen nog eens een gewone knoop. WERKWIJZE 2: Maak op te beginnen een gewone knoop (zoals het begin van de platte knoop), daarna maak je met 1van de uiteinden een lus. Met het ander uiteinde draai je rond de lus en trek je er dan door om een tweede lus te krijgen. RESULTAAT : Kijk maar naar je eigen voeten. EXTRA : Voor deze knoop vraag je best hulp aan iemand die het al kan aangezien hier geen
afbeelding van te vinden is.
Platte knoop
DOEL: 2 ongeveer gelijke touwen met elkaar verbinden. WERKWIJZE : Rechts over links, links over rechts.
20
RESULTAAT :
EXTRA : Wanneer je de knoop aan beide kanten neemt, moeten de touwen goed in en uit elkaar
kunnen schuiven.
Achtknoop
DOEL: Als stopknoop of als verdikking om het touw niet ergens door te laten glippen. WERKWIJZE :
RESULTAAT :
EXTRA : /
Vissersknoop/ verlengknoop
DOEL: 2 touwen aan elkaar hangen. WERKWIJZE : Maak een knoop met touw A rond touw B en omgekeerd.
21
RESULTAAT :
EXTRA : /
Verkortingsknoop
DOEL: Verkorten van een touw die je later nog in zijn geheel nodig hebt. WERKWIJZE : Maak 3 gelijke lussen en trek de middelste door de buitenste.
RESULTAAT :
EXTRA : Deze knoop kan van pas komen wanneer de tondeurs te lang zijn.
22
Timmersteek
DOEL: Kan gebruikt worden bij het begin van een sjorring. WERKWIJZE 1: vouw een deel van het touw dubben, steek je vinger door de lus en draai enkele
keren in dezelfde richting. Daarna steek je het ander uiteinde van het touw door de lus. WERKWIJZE 2: leg het touw rond de sjorpaal en draai het uiteinde van het touw rond de rest. Daarna trek je stevig aan het touw, zodat het goed vast zit. Let in het begin wel op de lus!
RESULTAAT :
EXTRA : Zorg dat het uiteinde dat je rond het touw draait lang genoeg is.
Patersknoop
DOEL: Voor het maken van een klimtouw, als versiering zoals aan het hemd van de leiding en als
onderdeel van de wurgknop of strop. WERKWIJZE :
RESULTAAT : Zie laatste stap werkwijze. EXTRA : Zorg dat het stuk touw dat je gebruikt voor het draaien lang genoeg is.
23
Paalsteek
DOEL: Iets aanhangen. WERKWIJZE :
RESULTAAT :
EXTRA : /
Mastworp (juniors!!)
DOEL: Om een touw vast te leggen aan een paal. Bv; bij het begin van een sjorring WERKWIJZE 1: Maak 2 gelijke lussen en leg de linkse over de rechtse. Daarna breng je het
resultaat over de paal en spant deze op door een de 2 kanten te trekken.
WERKWIJZE 2: Deze werkwijze gebruik je wanneer je niet aan het begin of einde van de paal kunt,
bv rond een boom. Je draait het touw 2 keer rond de stam, maar zorg ervoor dat het begin en einde in het midden zitten zoals op de tekening.
24
RESULTAAT : Zie telkens laatste stap van de werkwijze. EXTRA : om de mastworp wat steviger te maken, kan je altijd nog een knoopje maken met de 2
uiteinden. Zo komt de mastworp zeker niet los. Kruissjorring
DOEL: 2 palen gekruist aan elkaar vastmaken. Zoals bij de kookvuren op zomerkamp! WERKWIJZE : Begin met de mastworp, volg goed de tekening en eindig met de mastworp.
RESULTAAT : Zie tekening. EXTRA : Zorg dat je tussendoor voldoende aanspant, anders is al je werk voor niets geweest!!
Vraag gerust eens aan iemand om het voor te tonen, dit is niet iets dat je in een vingerknip onder de knie hebt!
25
Koken en vuurmaken Benjamins: - Tafel correct dekken - Elementaire hygiëneregels in de keuken - Basisvaardigheden kuisen kunnen toepassen - Een eenvoudig gerecht maken - De voedingsdriehoek Juniors: - Maaltijd maken adhv een recept - Vuur maken en onderhouden - Menu samenstellen adhv de voedingsdriehoek
BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) Tafel dekken
26
-
Stap1: maak de tafel schoon en zet eerst je bord op tafel recht voor de stoel.
-
Stap2: leg de vork links van het bord.
-
Stap3: leg het mes rechts van het bord.
-
Stap4: leg een soeplepel naast het mes.
-
Stap5: leg een koffielepel boven het bord.
-
Stap6: zet een glas rechts bovenaan.
Elementaire hygiëneregels in de keuken Voedselhygiëne -
-
27
Was telkens je handen voor en na het contact met voedsel! Zo was je het best je handen: Handen nat maken onder stromend water. Zeep nemen in de handpalmen. Handen hoed inzepen door de handpalmen tegen elkaar te wrijven gedurende 20sec. Vergeet de handruggen niet te wassen. Tussen de vingers goed wrijven. Zorg dat je nagels proper zijn door met je vingertoppen in je handpalm te wrijven en door gebruik te maken van een nagelborsteltje. Goed afspoelen onder stromend water. Handen zeer goed afdrogen! Plaats voedsel niet op een natte ondergrond, ookal heb je ze net gereinigd maar nog niet afgedroogd. Leg bereide voedingsmiddelen nooit samen met onbereide voedingsmiddelen, er kan kruisbesmetting optreden. Zorg dat de koelkast niet langer open blijft dan nodig is, en beperk het aantal keren dat de koelkast wordt geopend en gesloten. Leg rauw vlees op een bord en bedek het met folie. Plaats het daarna in de koelkast. Plaats producten bij elkaar die bij elkaar horen (vb: groenten, zuivel,vlees,…) Bewaar geen voeding die vervallen is. Vermijd om bij het bereiden van gerechten hetzelfde bestek te gebruiken voor verschillende ingrediënten. Koken is nog steeds de beste methode om bacteriën te vermijden. Vries een product nooit 2keer in.
Plaatsen en voorwerpen -
-
-
-
-
Aanrecht, afdruiprek en tafel: Reinig ze steeds voor en na het gebruik om bacteriën te vermijden. Vaatdoek en schuursponsje: Het vocht in deze materialen is een kweekvijver voor bacteriële besmettingen. Het is dan ook aan te raden ze na elk gebruik grondig uit te wassen, en ze helemaal te laten drogen voor je ze opnieuw gebruikt. Vervang vaatdoeken en schuursponsjes elke maand. Snijplanken en houten lepels: Doordat deze materialen van hout zijn, zijn ze moeilijk schoon te maken. De bacteriën maken gebruik van de vele gaatjes en kloofjes om zich in te nestelen. Gebruik dit enkel als er geen ander materiaal beschikbaar is. De koelkast: De koude bewaart, maar heeft geen zuiverende werking en bestrijdt ook de bacteriën niet. Bacteriën overleven immers bij lage temperaturen. Om te vermijden dat de bacteriën zich gaan verspreiden is het aangeraden om de koelkast 1 of 2 maal per maand leeg te maken en te reinigen met een desinfecterend product ( bleekwater, javel, detol,…) De vuilnisemmer: De kleine vliegjes die je vaak bij de vuilnisemmer aantreft, zijn echte voertuigen voor bacteriën en infecties. Het is dan ook belangrijk om een vuilnisemmer te reinigen met een vochtig doekje telkens wanneer je de vuilniszak vervangt. De vloer: Voor thuis is 1 tot 2 maal per week de vloer poetsen voldoende, op kamp doe je dit in principe iedere dag. Bacteriën die zich op de vloer bevinden worden immers ”getransporteerd” via onze schoenen.
Basisvaardigheden kuisen Werkwijze: - Alles volledig opruimen - Stoelen en ander materiaal op tafel zetten - Grondig vegen - Vul een emmer met warm water en voldoende kuisproduct - Dweil zeer nat - Trek al het water af met een trekker - Dweil nog eens alles met een vochtige dweil - Als de vloer droog is mag je alles terug op de grond zetten Tips: -
Vervang tijdig het water Begin altijd aan 1bepaalde kant en schuif zo beetje bij beetje op naar de andere kant Een eenvoudig gerecht maken
Koken - Je neemt een kookpot en vult deze voor ¾ met water. - Zet de pot op het vuur en wacht tot het water kookt. Dit zie je wanneer het water begint te pruttelen. - Wanneer het water kookt mag je het eten eraan toevoegen.
28
-
Prik af en toe in het eten om te weten te komen of het genoeg gekookt is. Wanneer het zacht aanvoelt is het klaar. Giet het water af (voor pasta, groenten, rijst,… doe je dit in een vergiet). Gebruik hiervoor een handdoek zodat je je niet verbrandt.
Bakken - Zet je pan op het vuur en leg er een stuk bakboter in. - Wanneer de boter goudbruin is mag je het eten erin leggen. - Draai de stukken geregeld om zodat het niet aanbrandt. - Voeg kruiden toe. - Om te kijken of het genoeg gebakken in kan je het altijd doormidden snijden. - Gebruik steeds een spatel en snij nooit in een pan, dit om beschadiging te voorkomen De voedingsdriehoek
29
JUNIORS EN ASPIRANTEN Een maaltijd maken adhv een recept -
Zorg steeds op voorhand dat je al de nodige ingrediënten in huis hebt. Kijk goed of je bepaalde zaken op voorhand kan klaarmaken ter voorbereiding. Volg de stappen effectief zoals ze er staan. Gebruik altijd de juiste hoeveelheden die vermeld staan. Ook de kooktijden of baktijden zijn van groot belang. Denk aan de hygiëneregels die hierboven vermeld staan en doe wat er staat, dan kan er weinig fout lopen. Vuur maken en onderhouden
Vuur maken - Maak een klein hoopje van licht ontvlambare zaken (papier, touw,…) - Maak daar rond een piramide van kleine, dunne takjes - Tenslotte maak je de piramide grote door iets grotere takken - Steek het papier aan met een lucifer Vuur onderhouden - Eens het vuur brandt, kan je grote stukken hout op het vuur leggen zodat het langer aan blijft - Als het vuur toch begint te doven kan je met een schijf of stevig stuk karton naar het vuur wapperen. Zorg wel altijd dat er niemand aan de overkant staat! - Voeg tijdig hout toe om het vuur brandende te houden - Zorg dat je steeds water bij de hand hebt voor in geval van nood!! Menu samenstellen adhv de voedingsdriehoek Voedingsdriehoek: zie hierboven.
30
Oriëntatie: Benjamins: -
Pistes kunnen volgen Stafkaart opplooien Symbolen op een stafkaart herkennen Kaart richten m.b.v. een kompas
Juniors & Aspiranten: -
Een kompas kunnen hanteren Een piste en kaartroute kunnen volgen Correct bepalen van plaatsen a.d.h.v. een kompas
BENJAMINS (RAKKERS EN KAPOENTJES) Verschillende soorten piste kunnen volgen Spoortocht (pistetekens) Bij de spoortocht wordt geen gebruik gemaakt van kaart of kompas. De spoortekens geven je de nodige informatie.
31
Bolleke-pijlke Het bolleke-pijl systeem is gebaseerd op kaartlezen. Kleine schetsen geven je duidelijk een overzicht van de situatie. Het bolletje is de plaats waar je je bevindt, de pijl geeft de richting aan die je moet volgen. Voorbeeld:
1.
op viersprong rechtsaf
2.
einde weg linksaf
3.
op driesprong rechtsaf
4.
haaks linksaf
5.
scherp rechtsaf
Bolleke-pijl met kompas Een variatie die ook wel wordt gebruikt is een bolleke-pijl waar de te lopen richting niet wordt weergegeven door een pijl maar wel door het aantal graden dat je moet lopen, gemeten vanaf de plaats die overeenkomt met het bolletje… Het kompas is hier onontbeerlijk! Opgelet: 90° is niet steeds rechts !!! Je MOET de richting op je KOMPAS aflezen !!! TIP: Bij elk getal boven 360° mag je steeds 360° of een veelvoud ervan aftrekken. bvb 1530° = 90°
32
Rechtelijnschets Evenals bolleke-pijl is de rechteweg-schets afgeleid van het kaartlezen. De te volgen route wordt weergegeven als een rechte lijn die meestal vertikaal wordt afgedrukt en van onder naar boven wordt afgelezen. Aan deze lijn zijn streepjes getekend dat zijn de zijwegen ten opzichte van de te volgen route. Bij het tekenen zijn als het ware de beide einden van de route zodanig “uitgetrokken ” dat een rechte weg overbleef. De wegen die je links of rechts moet laten liggen , hangen er als franjes aan. Op deze wijze worden de door de rechtewegschets (ook wel stripkaart genoemd) aangegeven wegen eigenlijk gestandaardiseerd. De wegen, die door de streepjes worden weergegeven, zijn dus niet op schaal getekend en lopen in werkelijkheid natuurlijk verder door. Op bijgaande figuur zie je een ingetekende route met daarnaast de op de verschillende situaties betrekking hebbende rechtewegschets. Op het eerste zicht lijkt dit erg ingewikkeld maar dat is het allerminst. Te onthouden: Ieder streepje aan de lijn betekent: “EEN WEG LATEN LIGGEN” Voorbeeld:
Links de rechtewegschets, rechts de echte situatie met de te volgen weg…
33
Visgraat Visgraat kan je het best vergelijken met bolleke-pijl met dit verschil dat de situaties in volgorde na mekaar zijn getekend. (steeds beginnen vanaf het bolletje) Let op : soms zijn er bepaalde straten niet op te zien zoals bv. rechts afslaan aan een “T” waar er dan enkel een pijl naar rechts wordt getekend. Hier wordt dus de nadruk gelegd op de wegen die je effectief moet volgen en niet op de wegen die je moet laten liggen !!! Voorbeeld:
34
Doelstelling 2 : Stafkaart opplooien
Doelstelling 3 : Stafkaart symbolen
35
Doelstelling 4 : De kaart naar het noorden richten m.b.v. een kompas
-Je neemt de kaart en plaatst het kompas erop. -Je draait de kompasdoos zo dat het noorden tegenover het vizier staat. -Daarna draai je heel het kompas, zodat de kompasnaald tegenover het puntje staat dat het magnetische noorden aanduidt. -Nu draai je de kaart onder het kompas zodat de bovenzijde in de richting van het noorden ligt. Om juist te werken moeten de verticale en horizontale lijnen op de kaart juist evenwijdig liggen met de zijden van het kompas .………………………………………………………………………………………………>
36
JUNIORS & ASPIRANTEN Doelstelling 1 :Een kompas kunnen hanteren Het kompas Het kompas is een instrument waarmee men zich kan oriënteren gebruikmakend van het magnetisch veld van de aarde. Je kan er om het even welke richting nauwkeurig mee vastleggen. Er bestaan allerhande kompassen in alle maten en prijzen. Het heeft geen zin om zich als amateur een zeer duur kompas aan te schaffen, maar opgepast met de goedkope modellen. Zorg er steeds voor dat het omhulsel van het kompas in kunstof is, of uit een niet-magnetisch metaal (bvb. lood). Aangeraden is een kompas waarvan de naald in olie beweegt in plaats van lucht. De olie zorgt ervoor dat de beweging van de naald vertraagt, wat het aflezen vergemakkelijkt. Om kompas te lezen moet je maar 1 ding onthouden: De naald wijst steeds naar het NOORDEN Bij het aflezen van het kompas MOET je jezelf steeds zo draaien totdat de pijl op het NOORDEN staat, NIET het kompas… OPGELET: een kompas is gevoelig aan magnetische velden. Ga dus nooit onder een straatlamp staan of in de buurt van een hoogspanningskabel, elektriciteitscabine, grote metalen massa (deze zijn ook magnetisch) of elektrische apparatuur... Vertrouw dus ook nooit IN de auto het kompas !
37
Opbouw: I.
Een beweegbare magneetnaald, die zich altijd naar het magnetische Noorden richt.
II. Een vaste cirkelvormige gradenverdeling van 0° tot 360° of van 0 tot 64(00) duizendjes. Deze twee zaken vind je op elk kompas. Goedkope kompassen met enkel deze zijn onbruikbaar voor trektochten. Men kan er enkel het Noorden mee vinden en eventueel een kaart mee richten. Een goed kompas moet bovendien nog het volgende bevatten: III.
Een tweede gradenverdeling op een draaibare schijf. Enkele graden links van het Noorden vind je een puntje dat het echte magnetische Noorden aanduidt (ipv het geografische Noorden).
IV.
Een vizierkeep aan de ene zijde van het doosje en een vizierkorrel aan de ander zijde.
V.
Een richtingspijl, gewoonlijk aangebracht aan de binnenzijde van het deksel dat het kompas kan afsluiten, ofwel aangebracht juist naast de draaibare schijf (op kompas zonder deksel).
Optioneel kan een kompas ook nog een draaibare spiegel hebben (is nuttig maar niet noodzakelijk) of een hefboompje om de kompasnaald vast te zetten. (eveneens niet noodzakelijk) OPGELET: Sommige kompassen hebben een verdeling in graden en in duizendjes, andere gebruiken slechts één soort verdeling. Vergis je niet: bij de verdeling in duizendjes worden op de kompassen slechts twee cijfers aangegeven. De laatste twee cijfers zijn weggelaten: De verdeling gaat dan van 0 tot 64.
38
Kaart richten met het kompas Je neemt de kaart en plaatst het kompas erop. Je draait de kompasdoos zo dat het noorden tegenover de vizierkorrel en/of de richtkorrel staat. Daarna draai je heel het kompas, zodat de kompasnaald tegenover het puntje staat dat het magnetische noorden aanduidt. Nu draai je de kaart onder het kompas zodat de bovenzijde in de richting van het noorden ligt. Om juist te werken moeten de verticale en horizontale lijnen op de kaart juist evenwijdig liggen met de zijden van het kompas (indien je tenminste een kompas hebt waar de kompasdoos in een vierkant onderstel is bevestigd).
39
Kompas instellen Je krijgt een aantal graden opgegeven en je moet die richting bepalen De richting waarin men marcheert noemt men de marsrichting, uitgedrukt in graden. De marsrichting instellen op het kompas noemt men het kompas instellen. Bvb: je moet marcheren in de richting 210°... hoe moet je instellen? Je draait de kompasdoos, zodat het punt 210° aangeduid op de gradenverdeling, geplaatst wordt tegenover de richtingspijl (opgelet: met richtingspijl bedoelen we niet de naald) Je draait nu je lichaam totdat de naald op het noorden staat. De richting aangeduid door de richtingspijl is nu de marsrichting van 210°. Hoe moet je een kompasrichting volgen ? We plaatsen het kompas op de open hand en kijken of de naald inspeelt tegenover het magnetische noorden. Breng het kompas ter hoogte van het oog om te mikken. Je moet opletten dat je het kompas niet draait zodat de naald steeds tegenover het noorden blijft staan. Om te mikken brengen we de vizierkorrel in de vizierkeep en in het verlengde van die lijn zoeken we een merkwaardig punt op het terrein: een opvallende of hoge boom, de hoek van een huis, een toren, enz... Heb je geen keep of korrel op je kompas dan zoek je een merkwaardig punt in het verlengde van de richtingspijl. Bij het mikken kan je nu gebruik maken van het spiegeltje, indien dit op je kompas bevestigd is. Je draait de spiegel omhoog zodat je in de spiegel kunt nagaan of de kompasnaald tegenover het magnetische noorden blijft staan. Zoniet draai je je lichaam een weinig. Enkele raadgevingen Kies je mikpunten niet te ver, zeker niet in het begin. Een halve km is meer dan genoeg. Waarom ? Meer gelegenheid het kompas te gebruiken
40
Indien er een afwijking is, is de fout kleiner naargelang je mikpunt dichterbij ligt en omgekeerd. Om geen tijd te verliezen laat je twee tot drie mensen mikken en laat de rest al voorop gaan. Indien er geen merkwaardige punten zijn (open veld) laat je iemand voorgaan en gebruik je deze persoon als Merkwaardig punt (bij nacht met zaklamp). Je kan deze persoon leiden door afgesproken tekens zoals fluiten, Armbewegingen enz…
Afwijkingen door hindernissen Het kan gebeuren dat je tijdens je mars voor een hindernis komt: een ven, een verboden terrein enz. Je weet meestal niet hoe groot de hindernis is en welke vorm ze heeft. Je moet de tocht kunnen voortzetten aan de andere zijde van de hindernis op dezelfde lijn die je volgt. Je kijkt even links en rechts en onderstelt aan welke zijde de hindernis het kleinste is. (daarin kan je je soms spijtig genoeg lelijk vergissen...) Is rechts waarschijnlijk de kortste afstand dan maak je een hoek van 90° naar rechts. Je telt dus bij je marsrichting 90 bij. Je marcheert in die richting en telt je passen. Wanneer je denkt de hindernis voorbij te ° zijn, trek je terug 90° af en marcheert evenwijdig met de oorspronkelijke marsrichting. Aan het einde van de hindernis gekomen, trek je opnieuw 90° af en marcheert naar links in die richting. Je telt de stappen tot je hetzelfde aantal hebt als tevoren. Dan tel je terug 90° bij en je marcheert terug in de juiste marsrichting. Doelstelling 2 : Een piste en kaartroute kunnen volgen De stafkaart Schaal
Voorbeeld van een stafkaart, met schaal 1:25.000
De schaal van de stafkaarten die het meest gebruikt wordt binnen Scouting is 1:25.000 of 1:20.000. 1:25.000 wil zeggen, 1 cm. op de kaart is in werkelijkheid 25.000 cm., ofwel 250 meter. 1 cm = 25.000 cm 1 cm = 2.500 dm 1 cm = 250 m
41
Deze verschillende schalen zijn er voor stafkaarten: 1:10.000 (1cm = 100m) 1:20.000 (1cm = 200m) België, numerieke reeks 1:25.000 (1cm = 250m) Nederland en België, klassieke reeks 1:50.000 (1cm = 500m) 1:100.000 (1cm = 1km) Bij zowel de 1:25000 als de 1:50000 is elk vakje op de kaart altijd 1 bij 1 km. Legenda ( zie doelstellingen bejamins) Omdat op de kaart natuurlijk niet alles kan worden nagetekend, wordt gewerkt met tekens. De verklaring van de tekens heet de legenda. Als je de legenda van de kaart eens goed bekijkt, dan zie je hoeveel er wel niet allemaal op de kaart wordt aangegeven! Op de kaart zie je ook bruine kronkelige lijnen. Dat zijn HOOGTELIJNEN. Die verbinden alle punten die op dezelfde hoogte liggen. Meestal om de 5 of 10 meter. Als er veel lijnen dicht bij elkaar staan dan betekent dat dat het daar erg steil is. Oriënteren Als je wilt weten waar je je op de kaart bevindt, dan moet je eerst weten hoe je de kaart moet vasthouden. Dat klinkt lachwekkend... maar hier wordt bedoeld: je moet het Noorden op de kaart ook in de richting van het noorden houden. "De kaart op het noorden leggen" of "oriënteren", heet dat. Het is wel handig om te weten dat bij de meeste kaarten de bovenkant het noorden is. Coördinatengrid Op de kaart wordt met veel verschillende kleuren gewerkt. Dat ziet wel leuk uit, maar het is vooral heel erg handig. als je een beetje op de kleuren let, is het veel makkelijker om te zien waar je op de kaart bent. Een donkergroen vlak is een bos, een lichtgroen vlak is een grasveld. Sta je midden in een weiland en wil je weten waar dat op de kaart is, dan hoef je dus alvast niet bij de donkergroene gebieden te kijken. Hoe meer je op de kleur, hoogtelijnen en tekens let, des te sneller zul je de omgeving op de kaart herkennen. Je zult dan waarschijnlijk ook minder snel verdwalen. De tocht, route of hike zal dan nog leuker worden. Hoewel verdwalen ook wel eens leuk kan zijn... Miswijzing Er bestaat een verschil tussen het noorden van een Kaart en het noorden dat een kompas aanwijst. Dit verschil wordt Miswijzing genoemd. Dit komt doordat de 'Magnetische Noordpool' en het 'Kaartnoorden' niet precies samenvallen, met andere woorden de 'Magnetische Noordpool' ligt niet precies op de plek waar de Aarde omheen draait en kaarten staan niet altijd in de richting van de plek waar de Aarde omheen draait. In de legenda van en topografische kaart staat bij “magnetische gegevens” de miswijzing aangegeven.
42
Doelstelling 3 : Correct bepalen van plaatsen a.d.h.v. een kompas Richting schieten Om de kompasrichting van een object te bepalen, of om een opgegeven kompasrichting te kunnen lopen moet je weten hoe je richting moet schieten met een kompas. Beide varianten worden hieronder uitgelegd. Deze techniek werkt het beste met een kompas met een uitklapbare spiegel. Richting van een object bepalen Zorg dat je het kompas om je nek hebt hangen en kijk in de richting van het object waarvan je de kompasrichting wilt bepalen. Richt het kompas met gestrekte arm in de richting van het object. Draai nu de ring van het kompas zodat de (rode) noordpijl gelijk staat met de N (0°) op je kompas. Maak hierbij gebruik van de spiegel, zodat je tegelijk het object en je kompas kunt zien. Lees nu de kompasrichting af die bij het pijltje staat. (In dit voorbeeld ongeveer 45°)
In een opgegeven richting lopen Stel de ring van je kompas zo in dat de opgegeven richting bij het pijltje staat. Houd nu het kompas met gestrekte arm voor je en draai net zolang, totdat de (rode) noordpijl van het kompas precies op de N (0°) staat. Maak ook hierbij weer gebruik van de spiegel om zowel het kompas als de looprichting in de gaten te houden. Loop nu in de richting waarin je arm wijst. Lopen op kompas Met behulp van de hierboven uitgelegde technieken kun je al in een opgegeven richting lopen, maar in een bebouwd of bebost gebied is het heel moeilijk om de juiste richting vast te houden. Je kunt ervoor zorgen dat je toch de juiste richting op loopt door een object uit te kiezen dat precies in jouw looprichting ligt en daar vervolgens heen te lopen. Vanaf dat object schiet je opnieuw de te volgen richting naar een volgend object. Op die manier kun je er zeker van zijn dat je in de juiste richting loopt.
43
Sport en spel JUNIORS EN ASPIRANTEN Zelf een spel maken Ditmusa Doel: in elk spel moet er een doel zijn Inkleding: een thema koppelen aan het spel Terrein: plaats (grasveld, zaal, …) Materiaal: het gerief dat je nodig hebt Uitleg: duidelijk vertellen wat de bedoeling is Spelregels: kort en duidelijk Aangepast: leeftijd spelers, aantal deelnemers, tijd, … Stappenplan 1. Brainstormen, schijf de zotste ideeën op een post-it. 2. Maak 4 categorieën, leg elke post-it in een categorie: MISSCHIEN - ALS ER NIETS ANDERS IS – JA – NEEN 3. Ga verder met de categorie JA en MISSCHIEN. Maar er 1 hoopje van en selecteer de beeste ideeën. 4. Brainstorm opnieuw maar blijf binnen jullie geselecteerde ideeën. 5. Schrijf een spel uit a.d.h.v. DITMUSA. Aan de slag Naam van het spel: ……………………………………………………………………………………………………………………………… Doel: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Inkleding: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Terrein: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Materiaal: -
44
-
Uitleg: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Spelregels: …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Aangepast: …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Tenten en kamperen Benjamins: - Een eenvoudige tent opzetten Juniors: - Tenten opzetten - Opstellen van een tafelvuur
Tent opzetten Uitzoeken van geschikt terrein Voor je de tent begint op te zetten, zoek je natuurlijk eerst een plek. Een mooi vlak stuk is ideaal, maar helaas is een hellend terrein met bulten en pollen veeleer de regel. Het is aan te raden, alleen als het mag van de eigenaar van het terrein, om de bulten weg te scheppen en de pollen uit te steken. Dit zal je slaapcomfort fel doen toenemen. Als je in het bos ligt kan een bedje van bladeren of dennennaalden onder het grondzeil maken om op te liggen ook helpen. Let ook op de vochtigheid van de grond waarop je wil kamperen. Je wilt immers niet dat wanneer je 's avonds terugkomt, je ziet dat je hele tent onder water is gelopen. Let daarom op dat je je tent niet in een kuil opzet. Ook moet je goed kijken of je niet in een geul staat, waar bij regen het water van hoger gelegen delen naar de lagere plekken stroomt. Graaf bij hele zware regen een soort greppel van ongeveer 20 cm diep rond de tent. zorg daarbij dat de greppel aan de kant vanwaar het water komt in een soort punt staat, zodat alles goed wegstroomt. De begroeiing is een goede indicator: harde grassoorten bv. duiden vaak op een zompige ondergrond. Dit lijkt misschien geen probleem op een warme zomerdag, maar na een flinke regenbui kan dit heel wat natte luchtmatrassen opleveren. Het opzetten van de tent Heb je eenmaal je plek gevonden, dan kan je beginnen met het opzetten van de patrouilletent. Volg hiervoor de tekening.
1. Let op de windrichting. In Nederland en België komen wind en regen meestal vanuit het westen. Je oriënteert de patrouilletent dan ook best volgens de noord-zuidas. 2. Vermijd raakpunten. Alle plekken waar binnen- en buitenzeil elkaar raken, geven kans op lekken. Afstandsbuisjes zorgen ervoor dat dit niet kan gebeuren. Ze schuiven over de bovenkant van de palen en houden zo het buitenzeil van de binnentent voldoende gescheiden. Let wel: dit werkt alleen bij stevig opgespannen zeilen. 3. Knoop dicht voor je opspant. Knoop de voor- en achterzijde van de tent volledig dicht vooraleer je begint op te spannen. Zo vermijd je dat je de binnentent teveel opentrekt en de zaak niet meer afgesloten krijgt. Span de tent ook niet te weinig op. Anders gaat het binnenzeil in plooien hangen en kan het beginnen klapperen in de wind.
4. Denk in lijnen. Laat alle spantouwen (zowel van binnen- als buitentent) rechtdoor lopen. Ook die van de hoeken. Anders krijg je vouwen en belast je de stof in een verkeerde richting. De piketten moeten mooi op één rij staan, parallel aan de zijkant van het zeil. Enkel zo kan je het geheel gelijkmatig opspannen. Er staat evenveel kracht op elk touw. 5. Leg blokjes. Plaats onder elke tentpaal een blokje. Zo verhinder je dat het grondzeil beschadigd wordt. 6. Flap naar binnen. Onderaan de zijwanden van de binnentent hangen flappen. Sla die naar binnen. Ofwel zijn er ijzeren ringen (ogen) in die flappen. Die steek je vast met een priem (dunne ijzeren pikket). Ofwel zijn er lussen aan de buitenkant van de zijwanden. Ook die steek je vast met een priem. 7. Enkel bij storm. Stormtouwen zijn in principe niet nodig, maar bevestig ze uit voorzorg toch maar bij het opzetten. Enkel bij zware storm zijn ze nuttig. Maak ze vast aan de top van de voorste en achterste paal en span ze op. Opgespannen oefenen ze zijdelingse krachten uit. Een zotte wind die van alle kanten komt, krijgt zo geen vat op de tent. Tips bij het opzetten Vermijd spanlijnen die schots en scheef uitstaan, ze kunnen 'hinderlijk' zijn (hoewel je dit wellicht anders noemt als je ’s avonds met je frisgewassen tandjes kennismaakt met de volgende piket). Je kan de stormlijnen ook naar binnen spannen. Zet alle piketten op één rechte lijn. Dat zorgt ervoor dat het zeil gelijkmatig gespannen wordt, maar ook dat er een logische afscheiding tussen piketten en loopruimte is. Tip: als je niet genoeg piketten hebt, kan je alle spanners aan één sjorbalk vastmaken en die opspannen op twee (hoek-) piketten. Sla de piketten altijd zo dat de kracht haaks opgevangen wordt. De afbeelding links in figuur 4 toont de correcte manier, de afbeelding rechts toont een fout opgespannen piket. Tip: Sla op een houten piket enkel met een houten hamer en op een metalen piket met een metalen hamer. Gebruik geen piketten van plastic. Ontspan ´s avonds je spanlijnen als je ´s nachts regen of forse dauw verwacht (want dan krimpt het zeil). Doe dit niet als er veel wind verwacht wordt. Span ´s morgens de lijnen weer op, de warmte zal het zeil snel doen rekken. Graaf eventueel een greppel rond de tent zeker op matig hellend terrein, zo wordt het water naar beneden afgevoerd. Let er dan wel op dat het water op het laagste punt ook weer snel uit de greppel kan, anders krijg je toch nog overstroming als de greppel opeens vol is. Afbreken van de tent Het afbreken van de tent doe je in de onderstaande volgorde. 1. Zorg ervoor dat de tent leeg is (veeg hem eventueel even uit met een stoffer) 2. Trek alle piketten uit de grond, die van de stormtouwen als laatste. 3. Wanneer je je er van verzekerd hebt dat alle piketten en touwen los zijn, kan je de tent neerleggen (weet dat als je één piket bent vergeten de tent zal scheuren bij het neerleggen). 4. Leg de binnentent met de buitenkant op de grond. Vouw de flappen van de zijkanten naar binnen, zodat er een rechthoek ontstaat(figuur 5). Leg ook de touwen op het tentzeil, zodat deze mee opgevouwen kunnen worden. Vouw het zeil nu dubbel, zodat de nok in de vouw ligt en daarna in drieën. Wanneer je de tent nu in de andere richting opvouwt/oprolt zal ze juist in de zak gaan.
5. De buitentent kan op gelijkaardige wijze opgevouwen worden. 6. Berg de tent steeds droog op, anders zal ze verstikken of rotten. Een natte tent zal dus steeds ergens te drogen gelegd moeten worden!
Opstellen tafelvuur -
Zoek 4 palen die ongeveer 2 meter lang zijn en recht. Sla deze 4 palen in een rechthoekige vorm in de grond. Daarna sjor je 4 balken in horizontale wijze aan de palen vast (2 langs de buitenkant, 2 langs de binnenkant) Leg nu de lege oppervlakte (het midden) vol met rechte takken. Bedek deze met aarde of zand, daarna leg je er een laagje varens op en als laatste nog een laagje aarde. Zoek 2 bakstenen waarop je het rooster kan plaatsen.