Special:
25 jaar
Groep Veterinaire Specialisten
In Praktijk • nummer 1 • februari 2012
VA K T I J D S C H R I F T V O O R D E G E Z E L S C H A P S D I E R E N A R T S • W W W. R H P. N U
01 Cover 01 IP 01-2012.indd 1
23-01-12 09:17
Volledige voeding voor hond en kat + Wetenschappelijk verantwoord + Bevat geen synthetische geur-, kleuren smaakstoffen + Exclusief verkrijgbaar bij dierenartspraktijken + Nederlands product
Ontwikkeld door Prof. Dr. Ir. Anton Beynen
Vobra Special Petfoods BV | +31 (0)413 229 443 |
[email protected] | www.sanimed.info IP0438
3011_Sanimed_AD_A4_v7.indd 1 IP Sanimed.indd 1 020438 Sanimed.indd 2
20-07-11 09:16 17:09 21-11-11 09:12 23-01-12
Voorwoord
IP DIGITAAL
Welkom in deze speciale uitgave van In Praktijk, waarin de Groep Veterinair Specialisten van de KNMvD centraal staat. Deze Groep is 25 jaar geleden opgericht, een mooi moment om eens terug te blikken en vooral vooruit te kijken. Wat heeft de toekomst de diereigenaar, de eerste lijns- dierenarts en vooral het dier te bieden? Het behoeft geen toelichting welke enorme ontwikkelingen de afgelopen jaren in de diergeneeskunde hebben plaatsgevonden. Een ontwikkeling van mogelijkheden die nog steeds volop in beweging is. Verderop in deze uitgave leest u daar meer over.
Vanaf heden kunnen abonnees van IP op het afgesloten gedeelte van onze website www.rhp.nu artikelen lezen. U hoeft dus niet meer twee maanden te wachten voordat een nieuwe uitgave verschijnt, want vrijwel iedere week verschijnt een nieuw artikel. Daarnaast worden artikelen verrijkt met dynamische content en vervolglinks. U wordt hiervan op de hoogte gehouden via onze digitale nieuwsbrief. Heeft u nog geen inlogcode? Stuur dan even een mailtje naar
[email protected].
Specialistische diergeneeskunde is niet meer weg te denken in het palet van veterinaire zorg. Toch wil ik daarbij een aantal kanttekeningen plaatsen. Graag refereer ik hierbij naar de cover deze uitgave: specialistische gezondheidszorg in optima forma. Het is fantastisch deze kat een dienst te kunnen bewijzen, die jaren geleden absoluut onmogelijk was. Persoonlijk heb ik er wel moeite mee dat een huisdier in onze Westerse samenleving een betere en hoogstaande vorm van geneeskunde krijgt aangeboden, dan menig mens in minder bevoorrechte werelddelen. Los daarvan mogen we best trots zijn op wat we in Nederland hebben bereikt. De specialisten mogen daarin best duidelijker communiceren over hun rol! Teveel diereigenaren zijn namelijk nog onbekend met de veterinair specialisten. Onbekend en ook onbewust van de getoetse kennis en kunde, die de erkende specialist in huis heeft. Dat is duidelijk iets anders dan iemand die zich gespecialiseerd heeft of in twee meter hoge neon letters op de gevel pronkt met het geinf lateerde woord ‘DIERENZIEKENHUIS’. Een term die zonder criteria en toetsing geen inhoud heeft, maar bij de diereigenaar misleidend werkt: het vertrouwen een omgeving binnen te stappen waar diergeneeskundig gezien alles mogelijk en van hoogwaardige kwaliteit is. Praten over kwaliteit is een ding, maar doen… Voor u en de diereneigenaar zou van belang moeten zijn dat tot op dit moment de veterinaire specialisten binnen de gezelschapsdierenmarkt de enige dierenartsen zijn, waarbij kennis en vaardigheden blijvend worden getoetst. Waarbij erkenning en recertificatie alleen mogelijk is, na het behalen van voldoende creditpoints in een gedocumenteerd recertificatiesysteem. Dat maakt je tot een veterinair specialist en dat mag de Groep Veterinaire Specialisten wat mij betreft best eens duidelijker aan de markt bekend maken. Deze speciale uitgave zal daar in ieder geval aan bij dragen!
Inhoud: Beargumenteerd vaccineren (04) Echografie Casus (08) Special Groep Veterinair Specialisten Aanvangsjaren GVS (10) Toekomstvisie GVS (12) Hoe word ik een specialist? (14)
André Romijn
Specialisten Gezelschapsdieren (18) Specialisten Paard (23) Specialisten Diersoort-overschrijdend (24) Update over vlooienbestrijding anno 2012 (26) Uit de Praktijk (31)
Jaargang 15, uitgave 1, februari 2012 ISSN: 1386-8950 © 2012 RHP Ltd. www.rhp.nu
Roman House Productions Ltd. - Ripon HG4 1LE North Yorkshire United Kingdom Tel.: 0044 (0) 1765 607933
[email protected]
WWW.RHP.NU
PRODUCTIONS
februari 2012 • 3
Beargumenteerd vaccineren
Humane gezondheidsstromingen als ‘Kritisch prikken’ stellen de noodzaak en gevolgen van het vaccineren van kinderen ter discussie. Deze discussie heeft zijn weerslag op de veterinaire praktijk, klanten willen hun huisdier laten inenten op een verantwoorde en beargumenteerde manier. Hoogste tijd voor een ‘booster’ van de vaccinatiekennis.
Niets is echter minder waar. Binnenkatten worden niet gechallenged door verwante veldvirussen en zijn daarom extra vatbaar wanneer zij via indirect contact toch worden besmet met katten- of niesziekte.
Yolanda Schaap, werkzaam als Technical Manager Gezelschapsdieren bij MSD Animal Health pleit voor vaccinatie op maat. Maatwerk zorgt voor een goede bescherming van het huisdier en een verminderde kans op bijwerkingen. Hiermee zorgt maatwerk voor gezondere dieren en meer tevreden eigenaars.
In het honden- en kattenbesluit is een vaccinatieverplichting op een leeftijd van zes weken opgenomen. Voor de kat is er echter geen vaccin geregistreerd dat kan worden toegediend op deze leeftijd. Aan deze wettelijke verplichting kan dan ook niet worden voldaan. Gelukkig is de maternale immuniteit bij katten tot negen weken oud vaak voldoende hoog om een kitten te beschermen en vaak zelfs te hoog om zinvol te kunnen vaccineren.
Doel van vaccinatie
Vaccineren is risicobeperking, bijvoorbeeld door het reduceren van het
Marianne Bouman Dierenarts
risico op dodelijke ziektes zoals Parvo, kattenziekte, ziekte van Weil en hondenziekte of het indammen van infecties die chronisch kunnen worden zoals niesziekte, Parvo en hondenziekte. Ook de bescherming van de volksgezondheid speelt bij vaccinatie van huisdieren een rol. Dit is met name het geval bij vaccinatie tegen de ziekte van Weil. Over de vaccinatie tegen Bordetella bronchiseptica in huishoudens met eigenaren die lijden aan immuun suppressie ontstaan nog al eens discussies. Deze bacterie is verwant aan kinkhoest en zou klachten bij mensen met een zwak immuunsysteem kunnen veroorzaken. Immunologen zijn echter duidelijk over deze aanname; zij adviseren mensen met een gecompromitteerde afweer om afstand te doen van hun huisdier, als dit geen optie is zou het dier zo uitgebreid mogelijk gevaccineerd moeten zijn. Eigenaren dragen meer dan eens aan dat hun binnenkat geen inenting behoeft, omdat het dier niet met andere katten in aanraking komt.
Risico’s van vaccinatie
Hoewel moderne vaccinaties bijzonder veilig zijn, kunnen bijwerkingen nog altijd optreden. Bereid eigenaren daarom voor op een mogelijk dagje malaise of een geringe zwelling op de injectieplaats zodat zij niet voor verassingen komen te staan. Dierenartsen kunnen voorzorgsmaatregelen nemen die de kans op bijwerkingen reduceren. Vaccineren op maat is één van deze maatregelen. Dieren worden zo niet belast met vaccins die zij eigenlijk niet nodig heb-
4 • februari 2012
04-07 Beargumenteerd Vaccineren PASFOTO.indd 4
23-01-12 11:45
name de toegediende hoeveelheid krijgt hiervan meer dan eens ten onrechte de schuld. Fokkers kunnen u vragen de pups slechts met een halve dosering in te enten. Dit is een slecht plan, de volledige dosis is nodig om een minimale immuunrespons op te wekken. Bij een halve dosering wordt dan ook geen volledige bescherming bewerkstelligd. Het is beter om de stress van de diertjes te verminderen bijvoorbeeld door voor de inenting een thuisvisite in te plannen. Bij toyrassen is het ook een overweging om pas op negen weken te beginnen met vaccineren. Ook moeten fokkers worden ingelicht over de oorzaken en gevolgen van hypoglycemie. Zo kunnen zij tijdig ingrijpen wanneer de pups na het vaccineren niet willen eten.
Ook de bescherming van de volksgezondheid speelt bij vaccinatie van huisdieren een rol.
ben. Daarnaast moet er zorgvuldig gewerkt worden bij het inenten van een dier. Een grondige gezondheidscontrole is hier onderdeel van. Voor toediening moet het vaccin de tijd hebben gehad om op te warmen tot kamertemperatuur, dit voorkomt pijn op de injectieplaats ten gevolgen van een anafylactoide reactie. Een ander gevolg van een onzorgvuldige werkwijze zou kunnen zijn dat druppels met vaccin achterblijven in de vacht. Bij vaccins waarin Chlamydophila is verwerkt kan dit leiden tot niesklachten en een milde conjuctivitis. In veel klinieken is het gebruikelijk een ontwormingskuur mee te geven wanneer het dier in de kliniek is voor zijn vaccinatie. Het wordt echter aan-
bevolen een dier met een antihelminthicum te behandelen een week voorafgaand aan de vaccinatie. Zo is het zeker dat het immuunsysteem niet
Bij katten ligt de injectieplaats waar de enting gegeven moet worden regelmatig onder vuur. Dit in verband met het mogelijk ontstaan van fibrosarcomen op de injectieplaats, na vaccinatie met een dood vaccin met adjuvans, zoals het geval is bij rabiës en FeLV. Lang werd de injectie tussen de schouderbladen toegediend. In de Verenigde Staten was het gebruik van de achterpoot gangbaar. In de WSAVA richtlijn wordt momenteel de buikwand geadviseerd. Op deze locatie is voldoende huid aanwezig om een mogelijk fibrosarcoom ruim te verwijderen. In sommige landen is het melden van ziekte of sterfte in de eerste week na vaccinatie per wet verplicht. In Nederland geldt deze verplichting
Fokkers kunnen u vragen de pups slechts met een halve dosering in te enten. Dit is een slecht plan! belast is door endoparasieten ten tijde van de vaccinatie, hetgeen een immuunrespons ten goede komt. De eigenaar zou hierop gewezen kunnen worden via de oproepkaart. Pups van sommige kleine hondenrassen zijn bijzonder gevoelig voor stress en kunnen ten gevolge van een hypoglycemisch insult komen te overlijden na vaccinatie. Het vaccin en met
niet. Yolanda Schaap van MSD Animal Health adviseert Nederlandse dierenartsen echter om bijwerkingen te melden bij de fabrikant. Zo kunnen toekomstige vaccins nog veiliger worden gemaakt.
Vaccinatie schema opstellen
Bij vaccineren op maat moet worden uitgegaan van de werkingsmechanismen van de beschikbare vaccins in
februari 2012 • 5
04-07 Beargumenteerd Vaccineren.indd 5
23-01-12 09:19
Nieuw Aanhoudende doeltreffendheid tot 8 maanden tegen vlooien en teken
N
Bij hond én kat
7
M
AA
M
AA
D6
MAAND
ND
MAAN
D5
8
D4
M
M
1
AA
N
AAN D
MAA ND
3 •
D2
•
AN
•
MA
•
Innovatieve halsband: continue afgifte van de juiste dosis imidacloprid en flumethrine door de geavanceerde polymeermatrix Betere therapietrouw: één behandeling geeft tot 8 maanden bescherming Afwerende werking: vermindert het risico op overdracht van vectorziekten Geurloos en waterbestendig
Tot
Seresto 1,25 g + 0,56 g halsband voor honden ≤ 8 kg , Seresto 4,50 g + 2,03 g halsband voor honden > 8 kg. Actieve bestanddelen: imidacloprid en flumethrine. Indicaties: Behandeling en preventie van vlooienbesmettingen (Ctenocephalides) gedurende 7 tot 8 maanden. De werkzaamheid tegen vlooien start onmiddellijk na het aanbrengen van de halsband. Beschermt tegen ontwikkeling van vlooienlarven in de onmiddellijke omgeving van het dier gedurende 8 maanden. Seresto kan gebruikt worden als deel van een behandelingstrategie tegen Vlooien-allergiedermatitis (VAD). Het product heeft een persisterende acaricide (dodelijke) doeltreffendheid tegen tekenbesmettingen (Ixodes ricinus, Rhipicephalus sanguineus, Dermacentor reticulatus) en afwerende (anti-voedende) doeltreffendheid tegen tekenbesmettingen (Ixodes ricinus, Rhipicephalus) gedurende 8 maanden. Het is werkzaam tegen larven, nymfen en volwassen teken. Het is mogelijk dat teken die reeds aanwezig waren op de hond vóór de behandeling, niet binnen de 48 u gedood worden na het aanbrengen van de halsband en vastgehecht en zichtbaar blijven. Daarom wordt aanbevolen om teken die al op de hond zitten op het tijdstip van aanbrengen, te verwijderen. De preventie van besmettingen met nieuwe teken start binnen de twee dagen na het aanbrengen van de halsband. Behandeling van bijtende/zuigende luizenbesmettingen (Trichodectes canis). Idealiter zou de halsband aangebracht moeten worden voor het begin van het vlooien- of tekenseizoen. Contra-indicaties: Puppies van minder dan 7 weken niet behandelen. Niet gebruiken in geval van een bekende overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen. Bijwerkingen: Occasioneel kan er bij dieren die niet gewend zijn een halsband te dragen, een lichte jeuk en/of roodheid waargenomen worden tijdens de eerste dagen na het aanbrengen. Zorg ervoor dat de halsband niet te strak zit. Ter hoogte van de toedieningsplaats kunnen zich licht haarverlies en milde huidreacties voordoen, wat doorgaans binnen 1 tot 2 weken verdwijnt zonder dat de halsband afgenomen moet worden. In bepaalde gevallen, kan het tijdelijk verwijderen van de halsband aangewezen zijn, totdat de symptomen verdwenen zijn. Dosering: Cutaan gebruik. Eén halsband per dier aan te brengen rond de nek. Honden van meer dan 8 kg krijgen één Seresto halsband van 70 cm lang. Kleine honden tot en met 8 kg lichaamsgewicht krijgen één Seresto halsband voor honden < 8 kg van 38 cm lang. Enkel voor uitwendig gebruik. Kanalisatiestatus: vrij REG NL 108283, REG NL 108285 Seresto 1,25 g + 0,56 g halsband voor katten. Actieve bestanddelen: imidacloprid en flumethrine. Indicaties: Behandeling en preventie van vlooienbesmettingen (Ctenocephalides felis) gedurende 7 tot 8 maanden. De werkzaamheid tegen vlooien start onmiddellijk na het aanbrengen van de halsband. Beschermt tegen ontwikkeling van vlooienlarven in de onmiddellijke omgeving van het dier, gedurende 10 weken. Seresto kan gebruikt worden als deel van een behandelingstrategie tegen Vlooienallergiedermatitis (VAD). Het product heeft een persisterende acaricide (dodende) doeltreffendheid (Ixodes ricinus, Rhipicephalus turanicus) en afwerende (anti-voedende) doeltreffendheid tegen tekenbesmettingen (Ixodes ricinus) gedurende 8 maanden. Het is werkzaam tegen larven, nymfen en volwassen teken. Het is mogelijk dat teken die reeds aanwezig waren op de kat vóór de behandeling, niet binnen de 48 u gedood worden na het aanbrengen van de halsband en vastgehecht en zichtbaar blijven. Daarom wordt aanbevolen om teken die al op de kat zitten op het tijdstip van aanbrengen, te verwijderen. De preventie van besmettingen met nieuwe teken start binnen de twee dagen na het aanbrengen van de halsband. Idealiter zou de halsband aangebracht moeten worden voor het begin van het vlooien- of tekenseizoen. Contra-indicaties: Kittens van minder dan 10 weken niet behandelen. Niet gebruiken in geval van een bekende overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen. Bijwerkingen: Occasioneel kan er bij dieren die niet gewend zijn een halsband te dragen, een lichte jeuk en/of roodheid waargenomen worden tijdens de eerste dagen na het aanbrengen. Zorg ervoor dat de halsband niet te strak zit. Ter hoogte van de toedieningsplaats kunnen zich licht haarverlies en milde huidreacties voordoen, wat doorgaans binnen 1 tot 2 weken verdwijnt zonder dat de halsband afgenomen moet worden. In bepaalde gevallen, kan het tijdelijk verwijderen van de halsband aangewezen zijn, totdat de symptomen verdwenen zijn. Aanvankelijk zouden in zeldzame gevallen lichte en voorbijgaande reacties zoals depressie, verandering van de voedselinname, speekselen, Teken Vlooien Vlooienlarven Luizen braken en diarree kunnen voorkomen. Zoals met andere lokale toepassingen, zou allergische contactdermatitis kunnen voorkomen bij overgevoelige dieren. Dosering: Cutaan gebruik. Eén halsband per dier aan te brengen rond de nek. Katten krijgen één halsband van 38 cm lang. Enkel voor uitwendig gebruik. Kanalisatiestatus: Vrij REG NL 108279 Verdere informatie is verkrijgbaar bij Bayer BV, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht, www.companion.bayer.nl
IP0445
Tot 8 maanden bescherming tegen vlooien en teken
(enkel hond)
AH_Seresto_AnnonceA4_NL.indd IP 0445Beargumenteerd Bayer IP 1-2012.indd 1 1 04-07 Vaccineren.indd 6
16/01/12 15:58 20-01-12 10:11 23-01-12 09:19
combinatie met de entstatus en de omgevingsfactoren van het dier. Het gebruik van een vast schema is niet altijd afdoende voor een kloppend vaccinatiebeleid, zeker niet bij pups en kittens. Bij het samenstellen van een schema voor het eerste levensjaar van pups en kittens kan worden uitgegaan van de richtlijnen zoals vermeld in de tabel.
Voor het kitten:
Basisvaccinatie voor kittens moet bestaan uit een tweevoudige vaccinatie tegen kattenziekte, calicivirus en herpesvirus. Meestal wordt de eerste vaccinatie gegeven op de leeftijd van acht a negen weken. Belangrijk is dat de laatste vaccinatie pas toegediend wordt op een leeftijd van minimaal 12 weken.
Wetgeving rabiësvaccinatie
Per 1 januari 2012 veranderen de invoereisen voor honden en katten voor de landen Malta, Zweden, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Voorheen was het bepalen van de rabiëstiter verplicht voor het dier mocht worden geïmporteerd. Deze regelgeving bracht nogal wat praktische bezwaren met zich mee; sommige dieren hadden maar een beperkte humorale respons op vaccinatie terwijl zij via cellulaire afweermechanismen wel volledig tegen het hondsdolheidvirus werden beschermd. Daar is nu een einde aangekomen, de genoemde landen aanvaarden de regels die in de overige EU landen gelden.
n n t g e n, o
Meer lezen? www.WSAVA.org www.ABCD-vets.org www. LICG.nlv
IP0445
n d m n e
Richtlijnen inentingen voor de pup: Parvovirus
Basisvaccinatie bestaat uit 3 vaccinaties vanaf de leeftijd van 6 weken leeftijd met 3 weken tussentijd. Dit zijn geen boostervaccinaties! Echter omdat niet duidelijk is wanneer de maternale immuniteit voldoende is gedaald om een volledige immuunrespons te krijgen worden meervoudige vaccinaties gegeven. De laatste vaccinatie moet pas toegediend worden op een leeftijd van minimaal 12 weken.
Canine
Wordt 2 maal gegeven. Voor een goede bescherming tegen is een
Leptospirose
Wordt 2 maal gegeven. Voor een goede bescherming tegen is een booster* nodig. De laatste vaccinatie moet pas toegediend worden op een leeftijd van minimaal 12 weken.
Adenovirus
Eenmalige vaccinatie vanaf de leeftijd van minimal 12 weken is voldoende
Rabiës
Eenmalige vaccinatie vanaf de leeftijd van minimal 3 maanden is voldoende
Kennelhoest (intranasaal)
Eenmalige intranasale vaccinatie vanaf de leeftijd van 4 weken is voldoende.
*Bij een boostering wordt een tussentijd van minstens 2 weken en hoogstens 2 maan den aangehouden.
Bij katten ligt de injectieplaats waar de enting gegeven moet worden regelmatig onder vuur.
februari 2012 • 7
ond)
12 12 15:58 10:11
04-07 Beargumenteerd Vaccineren.indd 7
23-01-12 09:19
De Echografie Casus Ebert Warmerdam
De ideale patiënt waar het niet goed mee afloopt Patiënten die ondanks alle inspanningen ons toch ontglippen blijven een hard gelach. Natuurlijk, niet iedere patiënt is te redden, maar er zitten ook wel eens patiënten tussen die wat meer in het geheugen blijven hangen dan anderen. Soms omdat het een dier is wat al jaren enthousiast over de vloer kwam en de dierenarts onvoorwaardelijk vrolijk is blijven begroeten. Soms omdat het een meer dan gemiddeld braaf dier is die zo op kan voor de titel ‘de ideale patiënt’. Soms omdat het leek of het dier er weer bovenop kwam en er dan toch weer tegenslag volgt. In deze aflevering van de echografie casus betreft het zo’n patiënt. De patiënt in deze aflevering van de echografie casus kwam in zo’n zeven weken tijd driemaal op consult voor een echografisch onderzoek en paste zonder meer in de categorie van ‘de ideale patiënt’. Voor deze vrouwelijke gecastreerde Golden Retriever van 12 jaar oud gold helaas ook dat het uitein delijk niet goed afliep. De reden voor de eerste verwijzing was een in omvang toegenomen buikomvang en een wat verminderd uithoudings vermogen. Het echografisch onderzoek toonde vrije vloeistof in de peritoneale holte (figuur 1). Op figuur 1 is tevens een klein echoarm gestructureerd haardje in de milt waarneembaar met een dwarse diameter van ongeveer 6 millimeter. Omdat de lever zich tevens wat fors toonde en de venae hepaticae zich vrij prominent toonden werd beslo ten tot aanvullend echocardiografisch onderzoek. Bij het echocardiografisch onderzoek (figuur 2) werd een overvul ling van de pericardiale holte waarge nomen. Het hart zelf toonde zich op het tweedimensionale beeld niet opvallend afwijkend. Er werd geen aanwijzing voor een ruimte innemend proces binnen de pericardiale holte waargenomen, wat leidde tot de diagnose van een idiopa thische overvulling van het pericard.
Figuur 1 is een transversale doorsnede ter hoogte van het linker mesogastrium. Naast de ascites is tevens een klein echoarm gestructureerd haardje in de milt waarneembaar.
Figuur 2 is een transversale doorsnede van het hart. Er is vloeistof in de pericardiale holte aanwezig.
Figuur 3 is een longitudinale doorsnede van het hart, ruim twee weken na het eerste consult. Middels Color Doppler onderzoek is enige (blauw groen gekleurde) lekkage van de mitraalkleppen waarneembaar richting het linker atrium (LV = linker ventrikel, LA = linker atrium, RV = rechter ventrikel, RA = rechter atrium).
Aansluitend werd middels een echo geleide punctie de pericardiale holte nagenoeg volledig geledigd waarbij circa 200 milliliter vloeistof werd verkregen met een macroscopisch roodgekleurd bloederig aspect. Deze vloeistof is niet nader cytologisch onderzocht.
Ruim twee weken na het ledigen van de pericardiale holte kwam de patiënt voor controle terug. Klinisch was bin nen enkele dagen na het eerste consult verbetering opgetreden en was de buik in omvang afgenomen. Bij het echocar diografisch onderzoek werd er geen vrije
8 • februari 2012
08-09 Echografie casus.indd 8
24-01-12 11:13
een maligniteit gaf het niet waarnemen van een ruimte innemend proces en de normalisering van het pericardiale beeld twee weken na de uitgevoerde punctie hoop op een goede prognose.
Figuur 4 is een longitudinale doorsnede van het hart, ruim twee weken na het eerste consult. Middels Color Doppler onderzoek is enige (klein van omvang en groen gekleurde) lekkage van de tricuspidaalkleppen waarneembaar richting het rechter atrium.
Zo’n 5 weken na dit hoopgevende controle consult kwam de patiënt weer terug voor echografisch onderzoek met als klacht benauwdheid. Bij het echografisch onderzoek van de thorax werd een forse hoeveelheid vrije vloeistof in de pleurale holte waargenomen (figuur 5). Ook in de pericardiale holte werd weer een - weliswaar geringe - hoeveelheid vloeistof waargenomen; in figuur 5 werd een laagje van circa 3 millimeter dikte gemeten. Enkele ventrale longranden toonden zich verminderd luchthoudend zoals passend in het beeld van atelectase (figuur 6). Middels een echogeleide punctie is aansluitend aan het onderzoek mede ter verlichting van de patiënt de vloeistof voor het overgrote deel uit de pleurale holte verwijderd. Hierbij werd circa 2 liter vloeistof verkregen met een macroscopisch rood gekleurd aspect. Deze vloeistof is vervolgens wel verzonden voor nader cytologisch onderzoek. De uitslag van het cytologisch onderzoek luidde: “Enorme proliferatie van epitheliale cellen. Waarschijnlijk mesotheelcellen. Mesothelioom zeer goed mogelijk.” Een week na het afzuigen van de liquothorax ging het alweer zodanig slecht met de patiënt dat deze bij de verwijzend dierenarts is ingeslapen.
Figuur 5 is een transversale doorsnede van het hart zo’n 5 weken na het tweede consult. Er is een geringe hoeveelheid vloeistof in de pericardiale holte waarneembaar (tussen de cursors wordt een afstand van 3 millimeter gemeten tussen het pericard en het epicard) en er is een forse hoeveelheid vrije vloeistof in de pleurale holte waarneembaar.
Figuur 6 is een longitudinale doorsnede van het hart zo’n 5 weken na het tweede consult. Rechts van het hart is verminderd luchthoudend longweefsel waarneembaar zoals passend in het beeld van atelectase.
vloeistof meer in de pericardiale holte waargenomen. Middels Color Doppler onderzoek werd nu wel enige lekkage van de mitraalkleppen (figuur 3) en van de tricuspidaalkleppen (figuur 4) waargenomen. Eén en ander ging echter niet gepaard met uitgesproken cardiale mor-
phologische veranderingen, alle M-mode parameters vielen binnen normale grenzen, het hartritme toonde zich regelmatig en de hartfrequentie was circa 83 slagen per minuut. Hoewel een overvulling van het pericard bij een oudere hond nogal eens wordt veroorzaakt door
Diagnostische beeldvorming is in de moderne diergeneeskunde niet meer weg te denken. Echografie heeft zich in de afgelopen 20 jaar technologisch gezien enorm ontwikkeld en inmiddels vele indicaties van het röntgenologisch onderzoek overgenomen. Kijk voor meer informatie op www. warmerdamveterinaireradiologie.nl
februari 2012 • 9
08-09 Echografie casus.indd 9
24-01-12 11:12
DIERENARTS
SPECIALIST
der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
Groep Veterinaire Specialisten 25 jaar:
De Aanvangsjaren Na enkele decennia gediscussieerd te hebben over het nut van specialisatie in de diergeneeskunde ging op 1 oktober 1977 de Algemene Vergadering van de KNMvD akkoord met de basisartikelen voor een reglement voor de opleiding, erkenning en registratie van veterinaire specialisten. In eerste instantie werd er aan vier specialisatierichtingen gedacht: Proefdierkunde, Geneeskunde van het Kleine Huisdier, Geneeskunde van Pluimvee en Vogels, en een Veterinair Laboratoriumspecialist. Het duurde toch nog tot 1982 voordat de Raad voor Specialisatie werd ingesteld en een jaar later de Registratie Commissie. Gedetailleerde informatie over deze periode is te lezen in het gedenkboek ‘Een Eeuw Geneeskunde van Gezelschapsdieren in Nederland.1 De Raad voor Specialisatie bestond uit uit vertegenwoordigers van Overheid, de Faculteit en de KNMvD; ze was eindverantwoordelijke voor de structuur, het vaststellen van de specialisatierichtingen, en de vereisten voor de opleidingen. De Registratie Commissie had een voorbereidende en uitvoerende taak t.o.v. de Raad voor de Specialisatie. Zij bestond uit twee vertegenwoordigers vanuit iedere Specialisatie Commissie. De Specialisatie Commisie bestond voor ieder erkend specialisme en vertegenwoordiger namens de Faculteit en één namens de KNMvD. De Registratie Commissie is tevens verantwoordelijk voor het bijhouden van het Register van specialisten. De Specialisatie Commissies tenslotte, houden zich alleen met hun eigen specialisme bezig. Ze ontwierpen de profielen van het specialisme en het protocol waarlangs de vijfjaarlijkse herregistraties verlopen, en beoordeelden opleidingen en opleiders. Tegenwoordig worden met name de aanvragen voor herregistratie behandeld. De Specialisatie Commissies kunnen echter geen besluiten nemen, maar dragen een voorstel voor aan de Registratie Commissie voor een besluit daar. In de aanvangsjaren van een nieuw specialisme was er gedurende een periode van drie jaar de mogelijkheid om ‘defacto’geregistreerd te worden; dit gold voor dierenartsen die
niet een officiële opleiding hadden doorlopen, maar wel reeds jarenlang op specialistisch niveau werkten. Met behulp van speciaal hiervoor opgestelde eisen werden zij door een commissie van Specialisten op Uitnodiging individueel getoetst en voorgedragen voor erkenning aan de Registratie Commissie.
Voor de muziek uit
Vóór het instellen van de Raad voor Specialisatie was er reeds in de Vakgroep Geneeskunde voor Gezelschapsdieren een “roulantencommissie” ingesteld, die in 1979 kwam met een eerste versie van een gedetailleerd ‘programma voor een opleiding tot uitoefening van de geneeskunde van het kleine huisdier op specialistisch niveau’. Deze bestond uit het doorlopen van een algemene roulatie van twee jaar gevolgd door een nadere specialisatie van twee jaar in een deelgebied van de geneeskunde van het gezelschapsdier. De Vakgroep liep hiermee enigszins voor de muziek uit en startte reeds opleidingen voordat ze officieel waren goedgekeurd door de Raad voor Specialisatie.
Oprichtingsvergadering
Vooral onder de toenmalige specialisten-in-opleiding (SIO’s) van de vakgroep Geneeskunde voor Gezelschaps-
Erik Teske specialist interne ziekten, Dipl. ECVIM-CA
dieren ontstond de behoefte om in een vroeg stadium bij te dragen aan de profilering van de in ontwikkeling zijnde specialismen. Daarnaast wilden ze de plaats van de specialist in de veterinaire zorgstructuur vanaf het begin mede gestalte geven. Het reglement Erkenning en Registratie van Veterinaire Specialisten bood de mogelijkheid om representatieve groepen toe te laten in de Registratie Commissie. Hiervan wilden de SIO’s gebruik maken en in 1984 werd onder leiding van E. Teske de Groep Veterinaire Specialisten (GVS) i.o. gestart, in aanvang voornamelijk gevormd door SIO’s bij de vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Na enkele discussieavonden met ondermeer de voorzitter van de KNMvD, C.C. van de Watering, viel het besluit om de Groep binnen de KNMvD te laten functioneren. In oktober 1985 werd het Huishoudelijk Reglement door het Hoofdbestuur van de KNMvD goedgekeurd en de officiële oprichtingsvergadering vond plaats op 3 juni 1986.2 Het eerste bestuur werd gevormd door E. Teske (voorzitter), M.E. Peeters (secretaris), en de leden J.H. Vos, R. Stolp en R. Janssen.3 Vele toekomstige defacto te registreren specialisten meldden zich al direct bij de eerste bijeenkomst aan voor het kandidaat lidmaatschap van de Groep. De Groep wilde de veterinaire specialist
10 • februari 2011
10-11 GVS01 Aanvangsjaren.indd 10
23-01-12 09:20
vertegenwoordigen, en vond dat een contact tussen deze specialisten en SIO’s essentieel was. Daarom werd lidmaatschap beperkt tot geregistreerde specialisten en SIO’s.
Beeldvorming
Doelstellingen van de GVS bij aanvang waren het participeren in de hierboven geschetste organisatiestructuur van de veterinaire specialisatie in Nederland. Daarnaast moest vorm gegeven worden aan een samenwerkingsverband met eerstelijns dierenartsen, naast het opzetten van een nascholingsstructuur voor specialisten. Hiermee konden transparantie, toegankelijkheid en kwaliteitsborging beter gegarandeerd worden. De voorzitter van de GVS werd lid van de Registratie Commissie en fungeerde tevens als toehoorder bij de Raad voor de Specialisatie. Hierdoor werd een optimale interactie gewaarborgd met diegenen die in de Vakgroep in opleiding tot specialist waren én diegenen die over de structuur van de specialisatie besloten. Daarnaast had de GVS een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur van de KNMvD, waardoor de plaats van de specialist binnen de KNMvD verder werd verankerd.4 In samenwerking met de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde werd een rubriek Op Verwijzing gestart om voor een goede beeldvorming naar de eerste-lijns dierenarts te zorgen.5 Deze rubriek heeft een aantal jaren goed gedraaid, maar moest tenslotte wegens gebrek aan bijdragen worden gestopt. Ondanks enkele enthousiaste pogingen is een organisatie van nascholing voor specialisten nooit van de grond gekomen.
Reglement voor de erkende specialist
De GVS heeft vooral in de jaren 80 en 90 een belangrijke rol vervuld bij de invulling van de verschillende specialisaties. De bijeenkomsten van de Groep (drie á vier per jaar) werden druk bezocht en discussies duurden de hele avond. Inhoud van deze discussies
betrof vooral de behoeftes aan de diverse specialismen, de kwaliteit van de opleidingen en opleidingsinstituten, en ook de profilering naar eigenaar en eerstelijns dierenarts toe. Daarnaast waren er reeds in die aanvangfase vele discussieavonden over een dierenverzekering (ZOO.NV) in de diergeneeskunde, over een logo voor de Groep, maar belangrijker, een trademark met regelement voor de erkende specialist. Dit laatste was nodig om de specialist enigszins een beschermde titel te kunnen geven in de vorm van logo met onderschrift. Dit heeft geresulteerd in het logo, waarbij een geregistreerd specialist herkenbaar is:
DIERENARTS
SPECIALIST
der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
Internationale organisatie van het specialisme
In de loop van de negentiger jaren en zeker in begin van deze eeuw begon er een verschuiving plaats te vinden van een nationale naar internationale organisatie van het specialisme.6 Per 1 januari 2001 is voor een groot aantal specialisaties besloten om over te gaan naar internationale specialisten van de betreffende disciplines en geen nieuwe nationale specialisaten meer op te nemen. Slechts voor die specialismen waarvoor geen Europees equivalent bestaat, blijft de mogelijkheid om nationale specialisten in te schrijven. Als consequentie hiervan raakte de rol van de Raad voor de Specialisatie uitgespeeld en werd dit overgenomen door de Registratie Commissie7 , die slechts eenmaal per jaar ging vergaderen. De internationale specialisaties vallen onder de betreffende ‘Colleges’ van een bepaald vakgebied, zoals bijvoorbeeld het European College of Veterinary Diagnostic Imaging (ECVDI). De discussies over de structurering en organisatie van specialisatie hebben zich dus geleidelijk verplaatst naar het niveau van de Europese ‘Colleges’ en hun overkoepelende organisatie, de
‘European Board for Veterinary Specialisation’ (EBVS). Bij de totstandkoming van deze Europese organisaties hebben diverse leden van de GVS een voorname rol gespeeld, zoals de collegae Boevé, Heyn, Lumeij, Stades, Rijnberk, Schoemaker, Sloet van Oldenruitenborgh-Oosterbaan, Teske, Van den Ingh en Willemse.
Kwaliteitsborging
Een voorbeeld van de veranderde structuur is de verplichte vijfjaarlijkse herregistratie, waarbij kwaliteitsborging van de europees specialist kan plaatsvinden. De discussie en het besluit erover heeft plaats gevonden in de EBVS en is later overgenomen voor de Nederlandse specialisatie door de Registratie Commissie in 2000.7 Herregistratie van Nederlandse europese specialisten vindt in de Colleges plaats en wordt niet meer gedaan door de Registratie Commissie. Het moge duidelijk zijn dat de rol van de GVS over de jaren heen veranderd is. Slechts via de individuele leden kan er beïnvloeding op europees niveau plaats vinden. Een directe invloed op de structuur van het veterinaire specialisme is er niet meer. Behartiging van maatschappelijke belangen is daarom meer op de voorgrond getreden.
Notities 1
Rijnberk, A. en Teske, E. Differentiatie en specialisatie. In: Een eeuw geneeskunde van gezelschapsdieren in Nederland. Ed J.T. Lumeij en P.A. Koolmees. ,
2 3 4 5
6
7
2011. 93-115.
Teske, E. Groep Veterinaire Specialisten i.o. Tijdschr. Diergeneesk. 1986;111:453.
Bosch, G.J. Oprichtingsvergadering Groep Veterinaire Specialisten. Tijdschr. Diergeneesk. 1986;111:1079.
Teske, E. Specialisatie, een goede ontwikkeling? Tijdschr. Diergeneesk. 1987;112:958.
Op verwijzing. Nieuwe rubriek. Heijn, A. Conjunctivitis ….., of toch niet? Tijdschr. Diergeneesk. 1988; 113:29-30.
Teske E. Veterinaire specialisatie: een sterk doorzettende ontwikkeling in binnen- en buitenland.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 125, 236-238, 2000.
Teske E. Registratie Commissie neemt taken van
Raad voor Specialisatie over. Tijdschr. Diergen. 126, 2001, 514-515.
februari 2011 • 11
10-11 GVS01 Aanvangsjaren.indd 11
23-01-12 09:20
DIERENARTS
SPECIALIST
der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
Toekomstvisie
Groep Veterinaire Specialisten
Terugkijkend op 25 jaar veterinaire specialisten is er veel veranderd. Op velerlei gebieden zijn officieel geregistreerde specialisten opgeleid en beschikbaar gekomen. De specialistische zorg is verspreid over Nederland en gerealiseerd binnen meerdere specialistencentra, overheidsbedrijven en commerciële instanties. De Groep Veterinaire Specialisten (GvS) van de KNMvD is belangbehartiger van al deze specialisten. De KNMvD geeft middels haar beleid richting aan de toekomst van veterinair Nederland. Zeker in de huidige krimpende markt met allerlei nieuwe ontwikkelingen die op de dierenarts afkomen (zoals bijvoorbeeld de discussie omtrent het antibioticagebruik), is de inbreng van veterinair specialisten gewenst. Het Nederlands specialisatietraject heeft hierbij een grote rol gespeeld, maar ook het veterinair specialisme heeft zich ontwikkeld tot een gefundeerde, geïnstitutionaliseerde en gecertificeerde instantie.
De Europees erkende specialisten hebben zich nu al jaren geconformeerd aan een toetsbaar kwaliteitssysteem met een vergaand sanctiebeleid. Hiermee sluiten wij naadloos aan bij de gedachte van de KNMvD van kwaliteit en transparantie. Toch zijn we als Groep Veterinaire Specialisten nog niet waar we willen zijn. We kunnen daarin de humane gezondheidszorg als voorbeeld nemen. Het is volkomen logisch dat wanneer je bij de huisarts geweest bent voor
Bert van Ittersum specialist reproduktie, Dipl. ECAR, voorzitter Groep Veterinaire Specialisten KNMvD
een probleem zonder diagnose of therapie, dat je dan verwezen wordt. De volgende logische stap is dan een bezoek aan de specialist. Over deze gang van zaken is in het humane veld geen enkele discussie meer. Daarin speelt de mondigere patiënt een grote rol: kwaliteit van medicinaal (be)handelen met evidence based medicine.
Beter af is in specialistische handen
Hoe anders is dat op dit moment nog binnen veterinair Nederland. Er heerst
Beter af in specialistische handen.
12 • februari 2011
12-13 GVS02 Toekomstvisie.indd 12
23-01-12 09:20
geen cultuur van vanzelfsprekendheid van verwijzen. Natuurlijk worden er al jaren meer en meer verrichtingen bij de hu isarts neergelegd. En deze ontwikkeling zien we natuurlijk ook binnen veterinair Nederland waar het uitvoeren van meer specialistische ingrepen door niet-specialisten bijna routine is geworden. Maar er is een groot scala aan patiënten die beter af is in specialistische handen. Toch komen die lang niet altijd hier terecht. Hiervoor kunnen verschillende redenen aangevoerd worden, waarbij redenen voortkomend uit beperking(en) van de eigenaar buiten beschouwing worden laten. Ieder van deze redenen hebben we nader belicht: • te weinig zelfkritiek van de behandelend arts; het volgen van cursussen en practica en het bijwonen van congressen kan een garantie zijn voor een goed overzicht en het opwerken van patienten. De laatste jaren is het voor pas afgestudeerde dierenartsen steeds duidelijker zichtbaar dat er geen allround dierenarts met diepgang op alle gebieden bestaat. Juist de samenwerking met een locale specialist of verder gedifferentieerde specialisten in het land zien zij als een aanwinst voor een betere zorg voor cliënt en patiënt. De GVS is blij met deze trend, aangezien zij ook nastreven om deel uit te maken van een totalitaire zorg, waar ieder zijn deel in heeft. • Negatieve inkomensprikkel: bij het verwijzen van een patiënt gaat een stukje omzet verloren; naast zelfstandige klinische specialistencentra kunnen specialisten ook onderdeel zijn van grote eerstelijnspraktijken of samenwerkingsverbanden in de vorm van bijvoorbeeld
CV’s. Dit geeft ook nog eens de mogelijkheid voor een veel betere bezetting van de veelal prachtig geoutilleerde praktijkpanden die door heel Nederland staan (denk maar eens aan 24-uurs bezetting van klinieken). Er zijn op dit moment meerdere specialisten gezelschapsdieren en paard werkzaam binnen grotere eerste-lijnpraktijken en deze samenwerking is om meerdere redenen zeer succesvol. Deze samenwerking zal zeker bijdragen tot een nog grotere patiëntenstroom richting de veterinair specialist, en daarmee een kwaliteitsimpuls voor de diergeneeskundige zorg in Nederland. • Onbekendheid van specialistische zorg of het samenwerken met een specialist; hierin is de rol van de GVS belangrijk. Daarom hebben we in december naar alle gezelschapsdieren- en paardenpraktijken een overzicht gestuurd van alle geregistreerde specialistenklinieken in Nederland (zie verder in deze uitgave). Ook zijn de specialisten per specialisatie te vinden via de homepage van de KNMvD (www. knmvd.nl) via de tool van ‘Zoek uw dierenarts’. Tevens is het orthopedisch landelijk dienstrooster op de webpagina van de GVS te vinden naast het telefoonnummer van de oogheelkundige spoed. Door steeds meer de vindbaarheid en inzicht in diensten en faciliteiten van specialisten te vergroten hopen we bij te dragen aan betere communicatie tussen specialist en dierenarts. • Onvoldoende specialisten om naar te verwijzen; tot op heden is het alleen mogelijk geweest om binnen de faculteit Diergeneeskunde specialisten op te leiden, maar de GVS hoopt dat deze
mogelijkheid in de toekomst ook op andere specialistencentra tot stand kan komen. Juist door samenwerking tussen de centra en de faculteit zal dit gefaciliteerd kunnen worden en is het voor enthousiaste specialisten ‘to be’ ook via andere wegen de specialistentitel te behalen. Jong bloed zorgt voor een dynamische toekomst!
Waar gaat de GVS naar toe?
Door bij te dragen aan zichtbaarheid van de specialist en het streven naar kwaliteit zal de Groep Veterinaire Specialisten de komende jaren verder werken aan het op de kaart zetten van de Dierenarts-Specialist in Nederland. Dat wij alle specialisaties binnen veterinair Nederland vertegenwoordigen, blijft een uitdaging. De website met zowel een deel voor de leden als een publiekelijk deel wordt in 2012 waar nodig aangepast en verbeterd. De wettelijke kaders met betrekking tot de term specialist worden nog steeds onderzocht. Ook zullen wij proberen om in de studie het specialisme meer onder de aandacht te brengen en denken bijvoorbeeld ook aan initiatieven zoals het beschikbaar stellen van een beurs voor een specialist-in-opleiding. Wat voorkomen zou moeten worden is dat de marktvraag ons gaat dicteren. Exploitatie van de veterinaire markt door een manager van een grote keten is niet wenselijk. Niet ondenkbaar zou zijn dat een dergelijke keten haar “eigen specialisten” gaat opleiden die, omgeven door een goed marketingconcept, inspelen op marktvraag. Hoewel het zover waarschijnlijk niet zal komen in de nabije toekomst, moeten we de ‘vanzelfsprekende’ positie van de europees erkend veterinair specialist onder de aandacht blijven brengen.
februari 2011 • 13
12-13 GVS02 Toekomstvisie.indd 13
23-01-12 09:20
DIERENARTS DIERENARTS
SPECIALIST SPECIALIST
der KoninklijkederNederlandse KoninklijkeMaatschappij Nederlandse voor Maatschappij Diergeneeskunde voor Diergeneeskunde
Hoe word ik een specialist in de diergeneeskunde? Na de studie diergeneeskunde bestaat de mogelijkheid om je verder te specialiseren in een bepaald vakgebied zoals voortplanting, interne ziekten, oogheelkunde, dermatologie, chirurgie, radiologie, etc. Om deze specialisatie goed vorm te geven met een hoogwaardige kwaliteit en kennis zijn er opleidingen opgezet in Nederland en later ook in Europa, om dierenartsen adequaat op te leiden. lege’ (fonetisch kolètsj). Daarmee werden ook de eisen en criteria, die gesteld werden aan specialisten, omarmd. Tevens is er per college een duidelijke examenstructuur, waarmee men het einde van de opleiding kan afsluiten. Pas bij het behalen van dit examen mag iemand zich in Europa én Nederland specialist van het betreffende vak noemen.
In onderstaand stappenplan is te zien hoe dit verloopt. Tot 2001 kon men zich voor alle specialismen zowel via het Nederlandse systeem als het europese systeem tot specialist laten registreren. Als de opleiding doorlopen was met een roulatie of alternatief plus een specialistenopleiding aan het enige Nederlandse opleidingsinstituut in Utrecht kon men zich Nederlands specialist noemen. Sinds 2001 zijn voor die specialismen waarvoor ondertussen een europees equivalent was gekomen de regels veranderd en kan men zich alleen nog maar via de europese route tot een veterinair specialist laten opleiden bij de betreffende europese groep van specialisten, het zogenaamde ‘col-
Eisen en criteria
De specialismen zijn verdeeld over de europese colleges (zoals bijvoorbeeld het European College of Veterinary Surgeons ofwel ECVS), die ieder verantwoordelijk is voor de eisen en criteria waaraan een specialist van dat spe-
Dierenartsenopleiding of 2 jaar relevante praktijk ervaring
1 jaar roulatie (internship) in Opleidingsinstituut
Specialisten opleiding (residency) (of in reguliere opleidingsinstituut, of een alternatieve opleiding)
Nederlands specialist (tot 2001)
Examen Europees College Europees en Nederlands Specialist
Het stappenplan.
Bouvien Brocks specialist chirurgie, Dipl. ECVS, penningmeester GVS, KNMvD
cialisme moet voldoen. De europese colleges vallen onder de europese board van veterinaire specialisten, de EBVS (www.EBVS.org) , die overzicht houdt over het beleid van de betreffende colleges. De EBVS bestaat sinds 1994, nadat vijf colleges zich verenigden. Deze vijf colleges representeerden de dermatologie (ECVD), diagnostische beeldvorming (ECVDI), interne ziekten van gezelschapsdieren (ECVIM-CA), oogheelkunde (ECVO) en chirurgie (ECVS). Over de afgelopen jaren zijn er in totaal 23 colleges aangesloten bij het EBVS, waarbij het aantal diplomates per college in Europa in 2008 aangeven (zie tabel). Alhoewel er een algemeen opleidingsprofiel is, stelt ieder college eigen criteria op. Ook ten aanzien van de vooropleiding, zoals roulatie of een aantal jaren praktijkervaring. Voor de specialistenopleiding worden criteria opgesteldt, naast eisen aan het opleidingsinstituut én de vorm en inhoud van de specialistenopleiding. De meeste specialisten van de laatste 15 jaar hebben de route van roulatie (internship) en opleiding (residency) in één opleidingsinstituut doorlopen. Deze opleiding valt doorgaans onder supervisie van een gediplomeerd specialist, die aangesloten is bij het betreffende college. De supervisor bepaalt samen met
14 • februari 2011
14-15 GVS03 Hoe word ik specialist.indd 14
23-01-12 09:22
Naam college
Aantal diplomates (2008)
ECAR
European college of Animal Reproduction
191
ECAWBM
European college of Animal Welfare and Behavioural Medicine
24
ECBHM
European college of Bovine Health Management
192
ECEIM
European college of Equine Internal Medicine
70
ECLAM
European college of Laboratory Animal Medicine
83
ECPHM
European college of Porcine Health Management
81
ECPVS
European college of Poultry Veterinary Science
6
ECSRHM
European college of Small Ruminal Health Management
11
ECVAA
European college of Veterinary Anaesthesia and Analgesia
105
ECVCN
European college of Veterinary Comparative Nutrition
37
ECVCP
European college of Veterinary Clinical Pathology
78
ECVD
European college of Veterinary Dermatology
64
ECVDI
European college of Veterinary Diagnostic Imaging
130
ECVIM-CA
European college of Veterinary Internal Medicine – Companion Animals
229
ECVN
European college of Veterinary Neurology
97
ECVO
European college of Veterinary Ophtamology
64
ECVP
European college of Veterinary Pathology
281
ECVPH
European college of Veterinary Public Health
244
ECVPT
European college of Veterinary Pharmacology and Toxicology
59
ECVS
European college of Veterinary Surgery
368
ECZM
European college of Zoological Medicine
29
EVDC
European Veterinary Dentristry college
27
EVPC
European Veterinary Parasitology college
170
de roulant of specialist-in-opleiding (SIO) het opleidingstraject, maar wel binnen de vereiste kaders van het college. Dit houdt in dat naast een opleiding in het specialisme, ook kennis in grote lijnen vergaard moet worden op andere vakgebieden, die van belang zijn voor het eigen specialisme. Een voorbeeld is een opleiding in anesthesie voor de specialist chirurgie. Als de SIO aan alle eisen heeft voldaan, kunnen de bewijzen en verslaglegging voorgelegd worden aan het college (de zogenaamde credentials). Het college zal bepalen of de SIO als kandidaat voor het examen wordt beschouwd. Als dat zo is, volgt het examen. Dit kan op gebouwd zijn uit een of meerdere dagen examen, waarbij dit ook verdeeld kan zijn over een bepaalde periode (bijvoorbeeld over
een jaar). De opbouw van het examen wordt bepaald door het betreffende College. Het EBVS ziet erop toe dat de Colleges ook voldoen aan het opstellen van acceptabele criteria en regels. Zodra het examen behaald is, mag men zich diplomate noemen van het betreffende college.
Punten behalen
Een diplomate wordt betiteld als actief (werkend in de discipline) of niet-actief (niet werkend binnen de discipline). Elke vijf jaar worden de diplomates opnieuw beoordeeld na het insturen van een curriculum vitae. Gedurende die vijf jaar kan de diplomate via bezoek aan congressen, schrijven van wetenschappelijke artikelen, behandelen van casussen, begeleiding van SIO’s, etc. punten behalen. Na het
insturen van deze data zal beoordeeld worden door het College of de diplomate zich opnieuw diplomate mag noemen voor de komende vijf jaar (de zogenaamde recertification). Door dit systeem kan het college beter overzicht en grip houden op de kwaliteit van de diplomates. Actieve diplomates worden door de EBVS ingeschreven in een register en kunnen zich europees specialist noemen. Geïnteresseerd om specialist te worden? Neem dan contact op met het betreffende college over de Europese instituten, die een dergelijke opleiding aanbieden, en de vereiste criteria voor het worden van een specialist. Deze verdieping in een bepaalde discipline kan een wereld voor je openen!
februari 2011 • 15
14-15 GVS03 Hoe word ik specialist.indd 15
23-01-12 09:22
16-17 Kaarten GD.indd 16
23-01-12 09:23
16-17 Kaarten GD.indd 17
23-01-12 09:23
DIERENARTS DIERENARTS
SPECIALIST SPECIALIST
der KoninklijkederNederlandse KoninklijkeMaatschappij Nederlandse voor Maatschappij Diergeneeskunde voor Diergeneeskunde
Specialisten gezelschapsdieren
Hoe ziet de toekomst van de specialist cardiologie er over 10 jaar in Nederland uit? Dr. Viktor Szatmári specialist cardiologie, Dipl. ECVIM-CA.
Als de trend van de afgelopen vijf jaar zich doorzet, wordt het alleen maar drukker. Niet alleen maar meer en meer eerste- en tweedelijns dierenartsen, maar ook specialisten realiseren de meerwaarde van meer gedifferentieerde specialisten in de dagelijkse patientenzorg. Daarnaast is er ook een snel groeiend aantal eigenaren, die de allerbeste zorg voor hun dierbare familielid gegarandeerd willen hebben. Dit bete-
kent een consult of operatie door een gediplomeerd Europees specialist. Hopelijk werken over tien jaar tenminste vier specialisten cardiologie (Diplomate ECVIM-CA (cardiology)) in Nederland in plaats van de huidige één. Naast de klinische zorg willen cardiologen ook veel energie steken in het verbeteren van de rasgebonden hartproblemen. Om dit voor elkaar te krijgen moet nog veel voorlichting aan rasverenigingen gegeven worden. Het allerbeste resultaat is te verwachten met een nauwe samenwerking tussen de cardiologen, rasverenigingen, Raad van Beheer en Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. Over tien jaar hoop
ik dat voor alle relevante rasgebonden hartziektes bij de hond en kat een screeningsprogramma en een centrale databank (met opgeslagen DNA, stamboom en klinische gegevens) bestaat. En dat dit kan functioneren onder de leiding van een wetenschappelijk team, waarvan de cardioloog specialist deel uitmaakt.
Hoe ziet de toekomst van de specialist chirurgie der gezelschapsdieren er over tien jaar in Nederland uit? Roelof Maarschalkerweerd specialist orthopedie
Een chirurg is iemand die zijn wetenschappelijke kennis en uitgebreid vakmanschap moet combineren om tot een goed resultaat voor zijn patient te komen. Dit zal altijd zo blijven. De innovatie op vele gebieden zal ons werk in de toekomst waarschijnlijk
alleen nog maar leuker en uitgebreider maken. De afgelopen tien jaar is het vakgebied gigantisch uitgebreid door scopische (arthro-, laparo- en thoraco-scopisch) ingrepen met prachtig daarvoor ontworpen instrumentarium en hechtmateriaal. Dit heeft geleid tot betere behandeling en sneller herstel van een groot aantal aandoeningen. De verwachting is dat door ontwikkelingen van materialen en mogelijk ook celtechnieken er meer aandoeningen
adequater behandeld kunnen worden. Zo wordt er bijvoorbeeld hard gewerkt aan implantaten die biologisch oplosbaar zijn. Er zijn ook aanwijzingen dat (stam)celtechnieken mogelijk de toekomst van de chirurg zullen gaan beïnvloeden. Dit zal tot gevolg hebben dat we waarschijnlijk nu onbehandelbare aandoeningen in de toekomst wel kunnen behandelen en dat het ongemak voor de patiënt voor zowel de behandeling als voor het aantal te behandelen aandoeningen minder en minder wordt. Het feit dat het dier in de loop van de tijd nog meer gezien wordt als medegezinslid zal betekenen dat eigenaren vaker zullen kiezen voor bijzondere maar soms ook kostbare behandelingen. Het betaalbaarder worden van geavanceerde beeldvorming (MRI en CT) en de opkomst van de dierziektekosten-verzekering zullen dit effect alleen nog maar versterken. Al met al was de chirurgie al dynamisch en dat wordt waarschijnlijk in de toekomst alleen maar meer.
18 • februari 2011
18-21 GVS04 - GVS11 Gezelschapsdieren.indd 18
23-01-12 09:24
Specialisten gezelschapsdieren
Veterinaire Oncologie: speciale perspectieven Dr. G.R.Rutteman specialist interne ziekten, Dipl. ECVIM-CA, oncology
Ongetwijfeld zal binnen vijf à tien jaar de trend vanuit de humane kwaliteitszorg overwaaien, waarbij een (dieren) arts-specialist die minder dan 50 honden met maligne lymfoom per jaar behandeld, daar geen vergoeding meer voor ontvangt. Maar in mijn ogen zal kwaliteit, gesteund door vasthouden en uitbouw van ervaring (aantal), de strijd aangaan met verkoopkunde (website, direct contact) van de eerstelijns dierenarts dan wel vormen van tweedelijns dierenartsen zonder erkenning als specialist. De eigen keuze van eigenaar, vaak gestuurd door het internet, zal meer een rol gaan spelen. Vermakelijk en functioneel zou kunnen worden de rol van fora (forums) of nog specifieker, de rol van waarderings-
websites. Vraag is niet of deze er komen, maar wanneer. Inhoudelijke ontwikkelingen, die van meer en meer belang zijn voor oncoloog ligt bij het genetisch onderzoek. Binnen enkele jaren zullen er DNA testen zijn voor relatief veel voorkomende, ernstige, tumorziekten. De vaart zit er goed in voor de maligne histiocytaire tumor van Berner Sennen’s en Flat-
De eigen keuze van eigenaar, vaak gestuurd door het internet, zal meer een rol gaan spelen.
coated retriever’s. Voor reuzerassen zal osteosarcoom ook wel volgen, alsook voor sommige gepredisponeerde rassen het maligne lymfoom. Adviezen van de oncoloog aan eigenaars/ fokkers/ dierenartsen kunnen nuttig zijn om te bepalen bij welke hond (ras, familie) zo’n test nuttig is. Bij mastocytoom wordt, bijvoorbeeld, nu al frequent een test aangeraden op het kankergen c-Kit. Bij de mens met borstkanker is het vaststellen van een RNA-expressie-profiel, waarbij de activiteit van 60-70 sleutelgenen in de tumor gemeten wordt, nu al bijna routine om daarmee de beste behandelvorm voor te stellen. Hoe lang zal het duren voor dergelijke hulpmiddelen de oncoloog gaan dienen bij keuze voor (na)behandeling middels chemotherapie, radiotherapie, immunotherapie met genetisch gemodificeerde vaccins? Sneller dan we ons kunnen voorstellen.
Toekomst voor Specialistische Chirurgie Bouvien Brocks specialist chirurgie, Dipl. ECVS
De chirurgie is een essentieel onderdeel in de veterinaire zorg. Zowel op eerstelijnsniveau als op specialistisch niveau is de chirurgie een gemeengoed. Voor de specialist is de pre-operatieve diagnostiek en advisering aan de diereigenaar een belangrijk onderdeel. Het begrip van de eigenaar in de ziekte moet ontstaan door goede informatievoorziening. Daarbij zijn er steeds meer mogelijkheden beschikbaar, maar niet altijd toepasbaar en wenselijk voor de individuele patiënt. Het ondersteunen in een gefundeerde
keuze is mogelijk door intensieve bestudering van wetenschappelijke publicaties en vertaling naar de praktijk. Maar niet alleen deze belangrijke basale rol maakt de chirurgie een uitdaging. In de komende jaren zullen adjuvante therapiën (lokale behandeling met chemo- of radiotherapeutica), minimaal invasieve chirurgie (zoals bijvoorbeeld de thoracoscopie) en snellere methodes de bovenhand gaan voeren. Gelukkig blijft naast deze high-tech chirurgische procedures ook nog de hands-on gewenst van de specialist chirurgie in meer basic chirurgie. Want naast het snijden is de peroperatieve zorg essentieel om de patiënt weer snel te laten herstellen, en door de opleiding is daar ook kennis over opgedaan.
Het snijden is een mooi en dankbaar vak, waarbij in de toekomst ook meer ruimte zal zijn voor meer specialisten, met zelfs meer differentiatie naast algemene skills.
Er zijn steeds meer mogelijkheden beschikbaar, maar niet altijd toepasbaar en wenselijk voor de individuele patiënt.
februari 2011 • 19
18-21 GVS04 - GVS11 Gezelschapsdieren.indd 19
23-01-12 09:24
DIERENARTS
SPECIALIST
der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
Specialisten gezelschapsdieren
Trendwatching Tjerk Bosje Specialist interne ziekten
25 jaar geleden kwamen de eerste dierenarts-specialisten. Al snel werden de eerste particuliere specialistencentra opgericht, met één (halve) persoon per specialisme. De angst om gezien te worden als concurrent van de dierenarts ging zover dat Dierenarts Specialisten Amsterdam niet in het telefoonboek stond. In die tijd had de dierenarts nog geen computer (laat staan internet), geen fax (laat staan e-mail) en er waren geen dierenverzekeringen. De eerste klanten tapten guldens uit een pinapparaat, grote bedragen werden betaald met giro- en eurocheques. De PCR was een onbekend begrip, hyperthyreoidie bij de kat net beschreven. 25 jaar later zijn de specialistencentra volwassen geworden. De ontwikkelingen in de wetenschap gaan steeds
sneller en de internationale samenwerking is groter dan ooit. Terwijl nieuwe diagnostische testen worden gelanceerd, sterven oude testen een roemloze dood. Oude behandelingen worden overtroeft door nieuwe, maar blijken soms toch beter te werken. Evidence based medicine en therapietrouw zijn bekende begrippen in de veterinaire wereld. Er kan meer, de eigenaar wil meer (internet) en er is meer geld (we zijn rijker dan ooit en dierenverzekeringen doen goede zaken). En nog steeds werken we samen. Over 25 jaar, waar staan we dan? Het DNA is ontrafeld, niet alle mysteries zijn hiermee opgelost. Bepaalde erfelijke ziekten zijn verdwenen, nieuwe verschenen en we diagnosticeren en behandelen ‘nieuwe’ ziekten. Over 25 jaar weten we of nanotechnologie sciencefiction was. Het is al lang niet meer mogelijk om bij te blijven bij alle ontwikkelingen. Generalisten en specialisten zijn verder gedifferentieerd. Er zijn mogelijk eisen die aangeven hoe
Er zijn mogelijk eisen die aangeven hoe vaak je een bepaalde ziekte moet zien een procedure moet doen, wil je in aanmerking komen voor vergoeding.
vaak je een bepaalde ziekte moet zien of een procedure moet doen, wil je in aanmerking komen voor vergoeding. Door de verdere differentiering/specialisering zal de noodzaak van samenwerken alleen maar toenemen. De patiënt blijft eenmaal een organisme, niet een verzameling van organen.
Deal with different life threatening conditions Chiara Valtolina specialist intensieve zorg, Dipl. ACVECC
Emergency and critical care is a relative new discipline in Europe, while in the United States the college of veterinary Emergency and Critical care exist since 1989 and it was granted full recognition by the American Veterinary Animal Hospital Association in 1997. The emergency and critical care clinician is a specially trained veterinarian who’s able to address and deal with different life threatening condition, decide what diagnostics and therapeu-
tics might be more appropriate to stabilize the patient and who is able to support and monitor the more complicated and sick animals during their recovery. The discipline of Emergency and Critical Care focuses on the fundamentals of approach to the emergency patients
and its stabilization, fluid therapy, analgesia, nutrition and intensive monitoring, all important aspects of patient care. Its aim is to teach students, residents and veterinarians in practice these important elements so that the care and management of the most fragile and critically ill animals can be improved.
20 • februari 2011
18-21 GVS04 - GVS11 Gezelschapsdieren.indd 20
23-01-12 09:24
Specialisten gezelschapsdieren
Er is een behoorlijke vraag naar erkende specialisten op gebied van vogels Frank verstappen specialist vogelgeneeskunde, Dipl ECZM
De Europese specialisten-organisatie op gebied van vogels en bijzondere dieren is flink in beweging. De ECAMS (alleen vogels) is overgegaan in de ECZM (European College of Zoological Medicine) waar naast vogels meerdere sub-specialiteiten ondergebracht zijn. Er is een behoorlijke vraag naar erkende specialisten op gebied van vogels maar in de alledaagse praktijk houden veel specialisten zich ook bezig met andere bijzondere diersoorten. Vaak vanuit een persoonlijk interesse. Als je het werk van een vogelspecialist in de praktijk vergelijkt met andere specialismen, dan is het belangrijkste verschil dat er nog opvallend veel feitelijke ‘eerstelijns patiënten’ worden verwezen. Het ene moment beoefen je als vogelspecialist eerstelijns diergeneeskunde en het volgende moment werk je op hoog specialistisch niveau. Veel eigenaren zijn steeds beter op de
hoogte van de mogelijkheden die er bestaan waarbij het w.w.w. een belangrijke, informatieve rol speelt. De wens en verwachting van vogeleigenaren is niet anders dan die van een eigenaar met een hond of kat. Ook zij willen als het nodig is gebruik kunnen maken van specialistische hulp. Dierenartsen in het algemeen volgen deze trend maar lopen hierin, opvallend genoeg, niet voorop. Een groeiend aantal dierenartsen in de reguliere praktijk legt zich serieus toe op eerstelijns genees-
kunde van vogels en bijzondere dieren en verwijzen dan daadwerkelijke tweedelijns patiënten. Deze ontwikkeling zal zich naar verwachting voortzetten en daarmee de vraag naar goed opgeleide specialisten verhogen. Het vakgebied ontwikkelt zich inhoudelijk enorm en uitdagingen liggen voor het oprapen. Een ECZM (avian) diplomate die Nederlands spreekt kan in de huidige situatie per direct aan de slag.
Het vakgebied ontwikkeld zich inhoudelijk enorm en uitdagingen liggen voor het oprapen.
Oogheelkunde; omvang en niveau diagnostiek en behandeling zal toenemen Prof. Dr. Michael Boevé specialist oogheelkunde Dipl. ECVO
Momenteel is in Nederland een negental dierenarts- specialisten oogheelkunde werkzaam. Zij verdelen hun werkzaamheden over vijf tweedelijnsklinieken, terwijl enkelen werken geheel of overwegend in verschillende eerstelijns-praktijken. Daarnaast heeft de groep een landelijk weekenddienstrooster, dat al een aantal jaren naar
alle tevredenheid draait (zie website www.knmvd.nl pagina GVS). Maar vanwege het beperkte aantal oogspecialisten is het moeilijk een 24/7 service verlening op tweede- en derdelijns niveau te bieden. Vanaf de instelling van het specialisme oogheelkunde, eind jaren ’80 van de vorige eeuw in Nederland en begin jaren ’90 ook op Europees niveau, is de oogheelkunde ‘diersoort-overschrijdend’. De meest behandelde groepen diersoorten betreffen hond, kat en paard. De laatste jaren is er een opmerkelijke
toename aan kleine zoogdieren, vogels en exotische dieren (bijvoorbeeld reptielen, zeezoogdieren) als oogpatiënt waarneembaar. Voor de toekomst is te verwachten dat zowel de omvang als het niveau van de geboden oogheelkundige diagnostiek en behandeling zal toenemen. Hierbij valt te denken aan nieuwe kunstlenstechnieken bij intraoculaire chirurgie (hond, kat en paard) , laserbehandelingen (bijvoorbeeld voor nastaar), verbeterde DNA-diagnostiek op erfelijke oogziekten.
februari 2011 • 21
18-21 GVS04 - GVS11 Gezelschapsdieren.indd 21
23-01-12 09:24
Een recent gepubliceerde onafhankelijke studie4 toont aan dat er een aanzienlijk hogere antistofrespons was bij paarden gevaccineerd met Duvaxyn® IE Plus T in vergelijking met paarden die gevaccineerd waren met andere commercieel beschikbare vaccins.
®
Meeting the challenges... ...now and in the future ®
Erkende paardenvaccinatie
De unieke vaccinformulering van Duvaxyn® IE Plus T omvat de volledige verzameling virale antigenen, met inbegrip van het geconserveerde nucleoproteïne, waarmee het een brede immuunrespons tegen de verschillende virusstammen van paardeninfluenza biedt. Met zijn bewezen kruisbescherming tegen stammen van de recent geherclassificeerde Florida-sublijn, clade 11,2,3, zou Duvaxyn® IE Plus T uw eerste keus moeten zijn voor vaccinatie tegen paardeninfluenza... nu en in de toekomst.
NLEQUDVX00002
1. Daly, J et al. Equine influenza: A review of an unpredictable virus. Vet J. 2010. 2. Geregistreerde indicatie. 3. Paillot, R. et al. Efficacy of a whole inactivated EI vaccine against a recent EIV outbreak isolate and comparative detection of virus shedding. Vet Immunol Immunopathol. 2010 15;136(3-4):272-83. 4. Gildea et al, Vaccine 29 (2011) 9214-9223 Duvaxyn® IE Plus T is een geregistreerd handelsmerk.
Duvaxyn®IE Plus T; REG NL 9966; Kanalisatie: UDD Samenstelling: Werkzame bestanddelen per dosis van 1,5 ml: Geïnactiveerd influenzavirus, stammen: A/equi 1/Praag 56, A/equi 2/Suffolk 89, A/equi 2/Newmarket 93, elk HAR >16, en Tetanustoxoïd 150 IE. Adjuvantia: Aluminiumhydroxyde en Carbomeer 934 P. Indicatie: Actieve immunisatie van paarden vanaf de leeftijd van 5 maanden tegen tetanus en aandoeningen veroorzaakt door paarden-influenza stammen A/equi/1/Praag/56 (H7N7), A/equi/2/Newmarket/1/93 (H3N8), A/equi/2/Suffolk/89 (H3N8) en A/equi/2/South Africa/4/03. Toedieningsweg: Het vaccin dient intramusculair toegediend te worden. De flacon goed schudden voor gebruik. Dosering: Per dier 1 dosis (= 1,5 ml) vaccin per enting gebruiken. Basis vaccinatie: Vanaf de leeftijd van 5 maanden een viervoudige enting met telkens één dosis per dier met een interval van 4-6 weken tussen de eerste en de tweede enting en met een interval van 6 maanden tussen de tweede en de derde, respectievelijk derde en vierde enting. Herhalingsvaccinatie: Jaarlijks een enkelvoudige enting met 1 dosis. Bijwerkingen: Een lokale entreactie kan voorkomen.
Voor nadere inlichtingen Nederland Tel. klantenservice: +31 (0)30 - 60 25 952
Fax: +31 (0)30 - 60 25 999
Eli Lilly Nederland B.V. Postbus 379, 3990 GD Houten
[email protected] IP0443
IP 0443Adv Elanco 1-2012.indd 1 Paarden.indd 22 22-23 MSDIPGVS16 - GVS17
21-12-11 09:01 11:20 24-01-12
DIERENARTS
SPECIALIST
der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
Specialisten Paard
Visie op toekomst van de specialist Chirurgie Paard Carmen Scheffer specialist chirurgie, Dip. ECVS
Persoonlijk denk ik dat er in de toekomst steeds meer vraag zal komen naar specialisten. Deels zal deze vraag er komen vanuit de eigenaren, maar naar mijn mening ook zeker vanuit de beroepsgroep. Ik heb het idee dat steeds meer (jonge) collegae er niet meer op zitten wachten allerlei lastige ingrepen zelf uit te voeren en dit liever overlaten aan iemand, die daar dagelijks mee bezig is. Of dit op freelance basis zal zijn of meer verbonden aan de (grotere) klinieken, zal afhankelijk zijn van diverse factoren. Wanneer de outillage voorhanden is, wat voor mijn vakgebied betekent een volledig ingerichte OK voor paarden, zal de electieve chirurgie voor een groot deel op freelancerbasis kunnen worden uitgevoerd. Ingrepen, die een intensieve nazorg vereisen (bijvoorbeeld koliekchirurgie), zullen
Met betrekking tot de chirurgische ontwikkelingen zal de combinatie van diverse (ook diagnostische) technieken in de toekomst een steeds belangrijkere rol gaan spelen.
nieuwe specialisten. Waarschijnlijk zal deze steeds meer in de periferie gaan plaatsvinden. Dat wil zeggen, dat een deel van de specialisten in opleiding begeleid zullen worden door Diplomates, werkzaam in privéklinieken, al dan niet in samenwerking met de faculteit.
Wat voor de toekomst wel een punt van aandacht is, is de opleiding van
Nec scire fas est omnia (men kan niet alles weten).
waarschijnlijk beperkt blijven tot de grotere klinieken.
De toenemende vraag naar specialisten zal deels komen vanuit de eigenaren.
Inwendige Ziekten van het Paard Robin van de Boom specialist interne ziekten, Dipl. ECEIM
‘gewoon’ specialist inwendige ziekten. Verder is het niet te verwachten dat er op korte termijn andere (verder doorgevoerde) specialisaties bijkomen.
De inwendige ziekten van het paard is (nog) een behoorlijk brede discipline, waarbij de specialisatie minder ver is doorgevoerd dan bij gezelschapsdieren, laat staan in vergelijking met de mens. Er wordt inmiddels wel gewerkt aan een specialisatie gericht op spoedeisende en kritische zorg (emergency and critical care), maar de mensen die zich hier mee bezig houden zijn ook
Wel zijn er specialisten die zich in meer of mindere mate richten op een deelgebied van de inwendige ziekten en uiteraard wordt er gebruik gemaakt van nieuwe/verbeterde technologie, kennis en medicijnen. Voorbeelden zijn de steeds frequentere inzet van echografie, electro-diagnostische technieken (EMG en in de toekomst wellicht EEG) en inhalatie-therapie bij respiratieproblemen. Daarnaast is er ook een
toenemende aandacht voor ‘emerging diseases’, ziekten die (nog) niet in Nederland voorkomen maar wel in andere landen. Hiervan is het niet uitgesloten dat ze ook in ons land voor kunnen gaan komen, gezien de toename van internationaal verkeer van paarden en/of klimaatverandering. Hierbij valt te denken aan West Nilevirus of Afrikaanse paardenpest. Tot slot is er op dit moment (terecht) veel aandacht voor het welzijn van het paard, waaraan internisten een bijdrage leveren via onderzoek en het delen van kennis.
februari 2011 • 23 IP0446
12 09:37
22-23 Adv MSD GVS16 - GVS17 Paarden.indd 23
23-01-12 11:40
DIERENARTS DIERENARTS
SPECIALIST SPECIALIST
der KoninklijkederNederlandse KoninklijkeMaatschappij Nederlandse voor Maatschappij Diergeneeskunde voor Diergeneeskunde
Specialisten diersoort-overschrijdend
Hoe ziet de toekomst van het specialisme Dermatologie der gezelschapsdieren er over 10 jaar in Nederland uit? Annette Jassies-van der Lee specialist dermatologie, Dipl. ECVD
Huisdieren horen er in Nederland helemaal bij. Vooral de hond en de kat maken deel uit van het gezinsleven, waarbij de aaibaarheidsfactor een belangrijke rol speelt. Huidaandoeningen komen echter veelvuldig voor bij deze dieren en hebben de reputatie moeilijk te genezen. Dieren kunnen hieronder chronisch lijden als gevolg van ondraaglijke jeuk, overmatige schilfering, afwijkende geur, pijn aan bijvoorbeeld oren en poten of bijwerkingen van langdurig gegeven medicatie. De diergeneeskunde heeft zich, net zoals de humane geneeskunde, steeds verder ontwikkeld. Het is dus voor de meeste dierenartsen niet meer haalbaar om alle deelgebieden van de diergeneeskunde volledig te beheersen. Zeker binnen de dermatologie en allergologie
Bij geen enkele discipline zal het coachen van de eigenaar zo belangrijk worden als binnen de dermatologie.
heeft in de laatste decennia een explosieve ontwikkeling plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een enorme toename aan kennis omtrent de ontstaanswijze, diagnostische testen en behandeling van verschillende huidaandoeningen. Deze trend zal in de toekomst worden voortgezet, waardoor huidige behandelingen zullen worden verbeterd en
nieuwe therapieën zullen ontstaan. De dermatoloog is in staat om aan de hand van de nieuwste inzichten en zijn/haar ervaring de juiste diagnose te stellen en de best passende behandeling in te zetten. Daarnaast is het vooral ook de taak van de dermatoloog om opflikkeringen van de chronische aandoening te voorkomen door een intensieve begeleiding van de patiënt met zijn/haar eigenaar.
Klinische Voeding; er komen meer nutraceuticals met goede wetenschappelijke onderbouwing Ronald Jan Corbee specialist klinische voeding, Dipl. ECVN
Goede voeding levert een belangrijke bijdrage aan een gezonder en langer leven. Steeds meer dierenartsen en diereigenaren zijn zich hiervan bewust. Er zijn helaas nog maar weinig specialisten in dit uitdagende vakgebied om aan de toegenomen vraag te voldoen. De specialisten kunnen dierenartsen adviseren welk nutriëntenprofiel het beste past bij een bepaalde aandoening en/of ter ondersteuning van een
bepaalde therapie. Dat kan worden bereikt door het voorschrijven van bepaalde commerciële dieetvoeders of zelf samen te stellen diëten. Dit geldt ook voor de toedieningswijzen (neus-, oesophagus-, maag-, darmsondes en parenterale voeding). Uit publicaties en eigen waarneming blijkt dat zowel commerciële diëten als home-made diets niet altijd aan de criteria van een gebalanceerde voeding voldoen. Het dieetadvies op maat, rekening houdend met de wensen van de cliënt, wordt in toenemende mate gevraagd. Daarnaast ontwikkelt het vakgebied
zich. De nutrigenomics houdt zich bezig met de invloed van nutriënten op de genexpressie en zal in toenemende mate worden onderzocht en toegepast. Ook zullen steeds meer nutraceuticals op de markt komen met goede wetenschappelijke onderbouwing. De dierenarts moet de rol van deskundige bij uitstek op het gebied van voeding behouden, en de kennis over voeding bijhouden en uitbouwen, om de steeds mondigere consument te kunnen blijven bedienen. In informatievoorziening en nader onderzoek kunnen de huidige en mogelijk toekomstige specialisten veterinaire voeding in voorzien.
24 • februari 2011
24-25 GVS12 - GVS15 Specialisten.indd 24
23-01-12 11:40
Specialisten diersoort-overschrijdend
Radiotherapie in de diergeneeskunde Maurice Zandvliet specialist radiologie, Dipl. ECVDI
Met het ouder worden van onze huisdieren wordt kanker een steeds groter probleem. De behandelmogelijkheden in humane geneeskunde nemen toe en worden steeds verder verfijnd, maar ook in de diergeneeskunde neemt de behoefte aan dergelijke geavanceerde behandelmogelijkheden toe. Een van de laatste ontwikkelingen in de veterinaire oncologie is het beschikbaar komen van de mogelijkheid van radiotherapie of bestraling. Radiotherapie heeft als doel tumorcellen af te doden met straling. Dit geeft bijvoorbeeld de mogelijkheid om tumoren te behandelen die niet (goed) te opereren zijn, zoals hersen- en neustumoren, of de functionele gevolgen van een goed geplande chirurgische tumorresectie te beperken door bestraling in te zetten als nabehandeling. Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om een tumor, bijvoorbeeld een mastocytoom of weke delen sarcoom, op een distale extremiteit met
minimale marges te verwijderen zodat pootamputatie kan worden voorkomen. Behoud van functie van de aangedane poot mét voldoende lokale controle van de tumor, wordt vervolgens verkregen door nabestraling van het operatiegebied om zo in tweede instantie afdoende tumorvrije marges te verkrijgen. De taak van de radiotherapeut is om deze behandeling zo uit te voeren dat de (veterinaire) patiënt maximaal effect van de behandeling heeft in combinatie met een minimale belasting. Dit
betekent beslissingen nemen op basis van gedegen kennis van de veterinaire oncologie, (stralings-)fysica en radiobiologie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van informatie uit moderne beeldvormende technieken als CT en MRI en de mogelijkheid om de effecten van een mogelijke behandeling door te rekenen in geavanceerde computersimulaties. De mogelijkheden en de uitdagingen zijn enorm! De radiotherapie is dus met recht een eigen specialisatie met een veelbelovende (of misschien beter stralende?) toekomst in het verschiet.
Een van de laatste ontwikkelingen in de veterinaire oncologie is het beschikbaar komen van de mogelijkheid van radiotherapie of bestraling.
Zicht op radiologie in de toekomst Leonie van Bruggen specialist radiologie, Dipl. ECVDI
Het is lang geleden dat Wilhelm Röntgen de bekende röntgenfoto van de hand van zijn vrouw Anna Bertha maakte en geschiedenis schreef. Wie vandaag, 116 jaar later, de klinieken van de faculteit diergeneeskunde binnen loopt met zijn dier ziet dat er in de dagelijkse routine nog altijd veel röntgenfoto’s gemaakt worden, maar
dat deze nu digitaal worden vastgelegd. De voordelen zijn velerlei: opslag is veel makkelijker, toegankelijkheid vanaf verschillende werkplekken is mogelijk en opnamen kunnen over en weer worden gestuurd voor interpretatie (‘teleradiologie’). De röntgenfoto wordt wel in toenemende mate vervangen door CT, MRI, echo en nucleaire geneeskunde. Zo vervangt de CT inmiddels steeds vaker de röntgenfoto bij de evaluatie van de oncologische patiënt (waarbij CT bewezen veel gevoeliger is voor het vast-
stellen van metastasen), bij onderzoek van de schedel, complexe fracturen, beeldvorming van bijzondere diersoorten en in het kader van wetenschappelijk onderzoek (naar elleboogdysplasie, BOS-syndroom). Voor de neurologische patiënt is de MRI, sinds haar invoering 30 jaar geleden, onmisbaar gebleken. In de nabije toekomst zullen screeningsonderzoeken op aangeboren afwijkingen en onderzoek van het bewegingsapparaat tot de dagelijkse routine van ons MRI-gebruik gaan behoren.
februari 2011 • 25
24-25 GVS12 - GVS15 Specialisten.indd 25
23-01-12 11:40
Update over vlooienbestrijding anno 2012
De kennis over de levenscyclus van de vlo, Ctenocephalides felis, zijn de laatste jaren veranderd. Daarmee zijn ook de inzichten met betrekking tot de vlooienbestrijding aan veranderingen onderhevig.
De vlo is een obligate parasiet. De volwassen vlo verblijft het liefst constant op zijn gastheer, de hond of de kat, om bloedmaaltijden te nuttigen, te copuleren en eieren te leggen. Indien de vlo de kans krijgt om eieren te leggen, zullen die na enkele uren op de grond vallen. De eitjes hebben een doorsnede van 0.3 tot 0.5 mm en zijn wit van kleur. Uit de eieren komen de larven, harige wormpjes van ongeveer een mm. De larven voeden zich met vlooienfaeces, niet uitgekomen eieren en organisch afval. Ze verkleuren snel van wit naar roodbruin. De larven zijn negatief fototroop (mijden zonlicht) en kruipen naar een gunstige plek voor verdere ontwikkeling, zoals plinten, diep in de vloerbedekking, onder kussens en andere schaduwrijke en het liefst vochtige plekken. De drie verschillende larvale stadia volgen elkaar op, om uiteindelijk het popstadium te bereiken. Onder invloed van trillingen, ver-
Margreet W. Vroom specialist dermatologie, Dipl ECVD
hoogde CO2-spanning komt de pop uit. Een jonge vlo staat dan klaar om de al opgemerkte voedingsbron te bespringen. Indien de omgevingstemperatuur rond 25 graden Celsius is en de luchtvochtigheid boven 60% kan de cyclus in drie weken rond zijn. Bij niet gunstige omstandigheden kan de cyclus wel meer dan een half jaar duren. De bestrijding valt onder te verdelen in drie delen: 1. de bestrijding van de volwassen vlo op het dier. 2. het voorkomen van een herinfestatie. 3. de woonomgeving. Alleen 1 en 2 zullen in dit kader worden besproken.
De bestrijding van de volwassen vlo op de hond en kat
De volwassen vlo is gevoelig voor antiparasitica. Echter de pop is onbereikbaar voor deze middelen. Sommige adulticide middelen hebben ook invloed of een ei wel of niet kan uitkomen, andere middelen interfereren in de ontwikkeling van de larve. Alle vlooienbestrijdingsmiddelen die op de markt zijn, bestrijden uiteindelijk de vlo. Niet alle middelen doen dat even snel. Juist deze informatie is van groot belang, zeker wanneer het om dieren gaat met een vlooienallergie. Het is bekend dat meer dan 90% van de vlooien binnen een uur een bloedmaaltijd tot zich neemt. Pas na een maaltijd is de vlo in staat om eieren te leggen. Binnen 24 uur zijn de meeste vlooien in staat om eieren te produceren. Het is van groot belang dat de vlo geen eieren kan produce-
ren zodat een vlooien infestatie van de woonomgeving kan worden voorkomen. Schenker et al. heeft in 2003 in Veterinary Parasitology het adulticide effect van vijf verschillende middelen vergeleken. Capstar© (nitenpyram), Frontline© (fipronil), Advantage© (imidacloprid), Stronghold© (selamectine) en Cyf lee© (cythionate) werden volgens de gebruiks-aanwijzingen op de hond en kat aangebracht. Daarbij werd Stronghold© alleen bij de hond en Cyf lee© alleen bij de kat getest. Honderd pas uitgekomen vlooien werden een dag voordat het product werd gebruikt op de dieren, honden en katten, gezet. De dieren waren individueel gehuisvest. Drie en acht uur nadat het product was gebruikt werden de dieren gekamd om te kijken hoeveel vlooien nog aanwezig waren. Op deze manier werd onderzocht hoe snel de vlo werd geëlimineerd. Bij de kat vond men het volgende: Alleen Capstar© (nitenpyram) elimineerde alle vlooien na drie en acht uur, terwijl bij de anderen middelen na drie uur 24.3% (fipronil) tot 26.9% (imidacloprid) van de vlooien was geëlimineerd. Na acht uur waren deze percentages opgelopen tot 62.6% en 82.8%. In een studie van Dryden et al. in 2005 bleek dat na 48 uur alle katten vlovrij waren bij zowel fipronil als imidacloprid.
26 • februari 2012
26-27 IP201201-12 Vlooienbestrijding.indd 26
23-01-12 11:58
Men kan hieruit concluderen dat beide producten goed werken maar geen snel effect, ‘speed of kill’, hebben. De vlo heeft dan al de kans gekregen om meerdere bloedmaaltijden tot zich te nemen en na 24 uur is de vlo ook al bezig eieren te produceren. Bij de hond bleek weer Capstar© het snelst de vlooien te elimineren. Na drie uur was 99.1% van de vlooien bestreden en na acht uur 100%. Bij de andere middelen vond men drie uur na toedienen 22.2% (imidacloprid), 35.9 (friponil) en 39.7 (selamectine) dode vlooien. Ook hier waren na acht uur de percentages enorm gestegen nl. 95.7% (imidacloprid), 46.5% (fipronil) en 74.4% (selamectine). Recentelijk is in Nederland Comfortis© (spinosad) op de markt gekomen. Blagburn et al. publiceerden in 2010 in Veterinary Parasitology het volgende bij de hond: Een uur na orale toediening van spinosad is het aantal vlooien met 64.2% afgenomen, terwijl na 4 uur alle vlooien verdwenen zijn. Een effect van 100% na vier uur. Dit middel is alleen voor de hond toegelaten. Naast het snelle adulticide effect dient men ook te kijken hoe lang een product effectief blijft. De meeste middelen claimen een effect van vier weken.
Het voorkomen van een herinfestatie
De bestrijding bij een vlooienallergie dient er op gericht te zijn om te voorkomen dat het dier met vlooienspeeksel in contact komt. Hoe sneller een vlo wordt geëlimineerd des te minder vaak de hond of kat kan worden gebeten. Herinfestatie vanuit de omgeving dient te worden voorkomen. Franc & Cadiergues onderzochten van verschillende middelen of ze daadwerkelijk een bloed-maaltijd konden voorkomen. Dertig katten werden in groepen van vijf behandeld met respectievelijk imidacloprid spot-on, fipronil spot-on, fipronil spray, permethrin schuim en dichlorvos + fenitrothion en er was een controle groep. Een uur na de behandeling werd elke kat met 50 jonge vlooien geinfesteerd. Een uur later kamden de onderzoekers de dieren gedurende vijf minuten. De gevangen vlooien werden doodgedrukt om te
Een veilige manier van vlooien bestrijden is zeker van belang wanneer de hond in een gezin met kleine kinderen woont.
controleren of ze al bloed hadden opgenomen. Het gemiddelde aantal vlooien wat bloed bevatte werd genoteerd. De resultaten waren imidacloprid 25 vlooien, fipronil spray 18 vlooien, fipronil spot-on 17 vlooien, dichlorvos-fenitrothion 3.6 vlooien en permethrin 1.2 vlooien. Deze test werd herhaald na 3, 7, 14, 21, 30, 35 en 42 dagen. Men infesteerde een uur van te voren elke kat met vijftig jonge vlooien. Het effect van imidacloprid was veel beter op dag drie en zeven. De andere middelen bleven even effectief. Na 14 dagen verhinderde geen enkel middel meer dat de vlo kon eten. Men vond gemiddeld tussen de 17 en 27 volgezogen vlooien per kat. Hieruit blijkt dat het erg moeilijk is om te verhinderen dat een dier gebeten wordt door een vlo, zeker wanneer er sprake is van een continue herinfestatie.
Het ideale vlooienbestrijdingsmiddel
Het ideale vlooienbestrijdingsmiddel zou binnen een uur alle vlooien moeten elimineren en voorkomen dat de vlooien het dier kunnen bijten. Alleen zo kan voorkomen worden dat er eieren geproduceerd kunnen worden die de woon-omgeving besmetten. Het middel zou minimaal 30 dagen 100 procent effectief moeten blijven. Verder verlangen we dat het veilig is voor het dier en milieu. Ook moet het zowel bij de hond als bij de kat werk-
zaam zijn. Daarnaast mag het geen vlekken maken op de meubels en vloeren en tenslotte mag het niet te duur zijn. Helaas is dat middel nog niet gevonden. Met spinosad (Comfortis©) is er nu een nieuw oraal middel met een zeer snel adulticide effect op de markt gebracht. Dit product is gedurende 30 dagen werkzaam. Uit onderzoek bleek Comfortis© na 30 dagen nog 95% van de vlooien te elimineren. Comfortis© is alleen voor de hond geregistreerd. De voordelen van een oraal middel zijn dat er geen irritatie mogelijk is van de huid. Zeker bij honden met een gevoelige huid een groot voordeel. Verder is het een veilige manier van vlooien bestrijden wanneer de hond in een gezin met kleine kinderen woont. Eventuele vlekken op meubels of vloerbedekking zijn niet mogelijk. Er is geen invloed van een shampoo op de werking van dit middel. Dit is van groot belang bij huid patiënten die regelmatig gewassen moeten worden. Uit bovenstaande moge geconcludeerd worden dat Comfortis© veel voordelen biedt ten opzichte van de huidige middelen. Jammer dat het niet voor de kat is toegelaten. Natuurlijk was het nog mooier geweest wanneer ook teken met dit middel konden worden bestreden. Comfortis© benadert wel het ideale vlooienbestrijdings-middel en de toekomst zal leren of de vlo dat ook vindt.
februari 2012 • 27
26-27 IP201201-12 Vlooienbestrijding.indd 27
23-01-12 11:58
VetVisuals
VetVisuals is een initiaf van Roman House en Royal Canin
FLUTD; de verstopte kater VetVisuals is een nieuwe vorm van interactieve video-nascholing op internet, waarin veel voorkomende klinische problemen worden besproken door vooraanstaande veterinaire specialisten. De presentaties zijn zeer praktijkgericht, met speciale aandacht voor de meest recente ontwikkelingen in de diagnostiek en the-
rapie. U kunt thuis (of op de praktijk) inloggen en kijken waar en wanneer het u uitkomt. Als extra service kunt u de spreker per e-mail vragen te stellen en de handouts en andere achtergrondinformatie downloaden en uitprinten. Ook is het mogelijk om de audio-file van de presentatie te downloaden, zodat u deze bij-
voorbeeld op uw Ipod nog eens kan beluisteren. Binnenkort online: FLTUD: de verstopte kater, Diabetes Mellitus bij zowel de hond als kat en de laatste stand van zaken rondom dermatologie. Kijk snel op www.rhp.nu
URINARY S/O
De meest complete dieetrange voor urinewegaandoeningen
WWW.RHP.NU
PRODUCTIONS
A.Menarini Diagnostics Specialist in laboratoriumdiagnostiek
De nummer 1-keuze van de Nederlandse dierenarts. A.Menarini Diagnostics Benelux N.V. De Haak 8 5555 XK Valkenswaard tel.: 040 - 208 20 00 fax: 040 - 204 21 84 e-mail:
[email protected] www.menarini-veterinair.nl
IP0433
28 • februari 2011
www.theveterinarysurgeon.com Deze website, gebaseerd op de gedrukte uitgaven van ‘Leren Opereren’ en ‘The Cutting Edge’ biedt studenten en onlangs afgestudeerde dierenarts alle informatie over chirurgie in de praktijk. Met klare tekst, duidelijke fotografie en haarscherpe videos, krijgt u een enorme hoeveelheid waardevolle informatie aangereikt. Op dit moment worden alle hoofdstukken herschreven en nieuwe films gemaakt. Tevens zijn een aantal nieuwe hoofdstukken in de maak, zodat u geheel op de hoogte blijft van alle ontwikkelingen rondom chirurgie. Dankzij de support van enkele vooraanstaande bedrijven in onze branche, kunt u zich aanmelden voor gratis toegang tot het afgesloten gedeelte van deze site.
de zorgverzekering voor hond, kat en konijn
VetVisuals IP0442
IP RHP VetSurgeon.indd 29 1 290442 Cover 03 VetSurgeon.indd
22-11-11 12:00 10:50 23-01-12
In de rij voor vaccinatie? Kop Subkop Platte text
Goede bescherming kan makkelijker! 1 vaccinatie = 1 jaar dubbele bescherming Goed nieuws voor alle konijnen. MSD Animal Health introduceert het eerste combinatievaccin dat 1 jaar bescherming biedt tegen myxomatose en RHD (VHS). 1 flacon = 1 dosering In één flacon Nobivac® Myxo-RHD zit één dosering. Hierdoor kunnen konijnen, net als honden en katten, vanaf nu individueel behandeld worden op ieder willekeurig moment in het jaar. Oók konijnen verdienen Nobivac® Wilt u dit nieuwe vaccin bij u in de praktijk introduceren? Neem dan contact op met uw rayonmanager.
Nobivac® Myxo-RHD (REG NL 107385 UDD) bevat per dosis levend myxomavirus met RHD-virus vector, stam 009: ≥103,0 en ≤ 106,1 FFU. Doeldier: Konijn. Indicatie: - Voor de actieve immunisatie van konijnen vanaf de leeftijd van 5 weken ter vermindering van de mortaliteit en de klinische verschijnselen van myxomatose en ter preventie van mortaliteit ten gevolge van viraal hemorrhagisch syndroom (rabbit haemorrhagic disease, RHD). Aanvang immuniteit: 3 weken na vaccinatie. Immuniteitsduur: 1 jaar. Toediening en dosering: Dien na suspenderen van het vaccin 1 dosis (1ml) per dier via subcutane injectie toe aan konijnen vanaf de leeftijd van 5 weken. Vaccinatie jaarlijks herhalen. Bijwerkingen: Een tijdelijke verhoging van de lichaamstemperatuur met 1-2ºC kan voorkomen. Een kleine, niet pijnlijke zwelling (diameter maximaal 2 cm) op de injectieplaats wordt regelmatig waargenomen binnen de eerste twee weken na vaccinatie. Waarschuwing: Vaccineer alleen gezonde dieren. Het is mogelijk dat konijnen die al eerder gevaccineerd zijn met een ander myxomatose vaccin of die een veldinfectie met myxomatose hebben doorgemaakt na vaccinatie geen adequate immuunrespons ontwikkelen tegen RHD. Contra-indicaties: Geen. Zie de bijsluiter voor volledige informatie.
MSD Animal Health Postbus 50 5830 AB Boxmeer www.msd-animal-health.nl IP0446
300446 Elanco.indd 30 IP MSD IP 1-2012.indd 1
24-01-12 23-01-12 09:01 09:37
Uit de Praktijk Chris Polanen
Sterilisatie actie Tijdens de jaarlijkse sterilisatie actie in Suriname, bestaan mijn dagelijkse bezigheden uit het steriliseren van een stuk of tien honden, overmatig zweten, proberen te voorkomen dat de hechtdraden te diep in mijn vingers snijden en dat mijn enkels te veel opzwellen. Heel af en toe heb ik de kans om de operatiekamer te verlaten en mee te gaan om honden op te halen. Ook tijdens de laatste actie was dat het geval. Met twee vrijwilligers ging ik met de oude dierenambulance van het asiel de wijk in. Ook nu haalden we weer honden uit een arme wijk. Zandwegen, vervallen huizen, kleine kinderen op de erven. En veel te veel honden. Drachtig, mager, schurftig. Puppies met nauwelijks overlevingskansen. Van een enthousiaste vrijwilliger, een Japanse dame, had het asiel twee superdeluxe benches gedoneerd gekregen. Ze had mij ze trots overhandigd en laten zien wat je er allemal mee kon doen. Deurtje, wieltjes, allemaal even mooi. ’The dog Whisperer‘ stond er op, met een foto van de oogverblindend glimlachende fluisteraar zelf. Een zwarte erfhond, natuurlijk Blacky genaamd, had de eer de eerste te zijn die in de bench vervoerd werd. Tijdens het inladen van de honden kwamen we erachter dat de achterklep van de dierenambulance niet goed sloot. Na een paar keer de klep hard gesloten te hebben, wilde hij niet meer dicht. Nou ja, tijdens dit soort acties moet je improviseren. We bonden de klep met een touw dicht. We reden op de Coppenamestraat, een drukke autoweg, waar hard gereden werd. De honden achterin de bus piepten angstig. Plotseling hoorde ik een harde klap achter mij. Ik keek achterom. Het beeld is nu, een jaar later nog steeds even helder in mijn hoofd. En dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven. De klep was opengevlogen en er lag
een bench, met de hond er nog in, midden op de weg. De auto’s achter ons naderden met grote vaart. ‘Stop,’ riep ik tegen de chauffeur. Ik sprong uit de bus en rende naar de bench. De naderende auto’s die ik tegemoet rende, leken geen vaart te minderen. Het duurde een eeuwigheid voor ik de dertig meter tussen mij en de bench overbrugd had. Een eeuwigheid waarin ik alle tijd had om de waarde van een hondenleven en van het mijne te overdenken. En de kwetsbaarheid van beiden. Ik hoorde iemand roepen: ’Ik ga dit aangeven bij de politie. Dit kan toch niet!’ Dat klopt, dacht ik, dit kan niet, maar ik rende verder. De tegemoetkomende auto’s stopten. Het was de Dog whisperer bench. Hij was gebarsten, de wielen lagen verspreid over het asfalt. Ik keek naar binnen. De hond keek mij aan met een blik die twijfelde tussen angst, verbazing en verontwaardiging. Ze leek ongedeerd. Ik tilde de bench op en liep terug naar de ambulance. Een van de vrijwilligers riep: ’Pas op, de bodem valt er uit!’ Ik draaide hem snel om, zodat de gammele bodem boven kwam. De hond
piepte klagelijk. ’Sorry Blacky,’ zei ik,’ nog even volhouden.’ Na voorzichtig naar het asiel gereden te zijn, laadden we de honden uit. Blacky leek geen schadelijke gevolgen te hebben ondervonden van het ongeluk. De Japanse dame die de bench gedoneerd had, was toevallig op het asiel aanwezig. Vol afgrijzen staarde ze naar de bench. Voor een auto zou de term ‘total loss’ gebruikt worden. Ik legde haar uit wat er gebeurd was. Ik zag dat ze op het punt stond in huilen uit te barsten. ‘Als het niet zo een goede bench was geweest, zou de hond het misschien niet overleefd hebben,’ zei ik en peilde haar reactie. Ze keek verrast. ‘Denk je?’ Ik knikte.’ Ik weet het zeker!’ zei ik. Haar gezicht klaarde op. ‘Het is maar materiaal. Belangrijk is dat het met de hond goed gaat.’ zei ze. ‘Absoluut,’ zei ik. Ik ging de operatiekamer weer in. Daar hoorde ik thuis. Ik zou er tijdens de actie niet meer uitkomen. Inmiddels is de oude dierenambulance vervangen door een nieuwe. Een donatie van Dutchypuppy.
februari 2012 • 31
31 Uit de praktijk NIEUWE TEKST VOLGT.indd 31
23-01-12 14:15
UW
NIE
IP0444