ß
,
o
op
door
Llitgegever•door denBur•eriiikenGeneesk. Oienst in Ned. Indii• in overleg met de Afdeeling Tropisciae.Hygiene van het Koloniaal Instituut te Amsterdam.
SOUTH FdiST Aœ,I;[ •50.$Q[•TO P•OJECT DEPAftTlVE•i.: !'OFL•'•TOMOLOGY
•ITED STA2•S •AT•N• MUSEUM WAS•NGTON, D.C. 29,560 Albrecht
& Co,. 10492
N. B. De cijfersdie naar de figurenverwijzen hebbenbetrekk]ng op de fi•u•en in bovengenoemd
werk, wanneerze arabischecijfers z[jn en op de bij deze aanvuiling gegeven t]guren wanneet ze romeinschecijfers zijn. Her l•ier volgendeheeft uitsluitend op de imaginesbetrekking. De lm'ven zijn reedsin eenafzonderlijkepubiicatiebehandeld.
we nu de werkelijkerossfites'enkwamen, met palpen ßudio ,•, noenmen we die in overeenstemminsmet Theobald, M. indefinRa.
Edwards,in navol•ins van dezen,Stanton,Schfiffner on v. d. Heljden en daarmede Seheel Ned.-lndi• hOemende rassfi-achtia'e mr s met ..,•,salichtepal,oentop 38--48
onder den naam van k[. r o s s i i Giles beschre-
yen, die nu algemeen•½. i n d e f i n i t a Ludlow •ehoerodwordt, inderdaad beeten: •,L v a • a DSnitz. De mu•, die we op pa•. 55--56 ais •ff. i n d e f i n i t a Ludl. beschreven,moet beeten •. r o s s i i Giles. De argumenten voor deze opvatting' vindt men in her hoofd-
stuk IV ,,Synoniemen". Daar nu echter'de nomenclatuur van Edwards bier eenmaa! is inaebur•erd willen we daaraan niets meet versnderen. We krijg'en dus de volg'endediagnoses:
M. indefinRa.Ludl. (?). Anophelineinet haarvormigeschubbenop thorax (behalve vooraan, mediaan en lateraal); palpen met drie iichteringen waarvan een de top uitmaakt, lichte palpentop onderaanbeg'rensddoor zwarte ring van een breedte meestal rainder dan een derde van de lengte --8--
der lichte top (fig. 13A:1); proboscismet lichte plek onder de oliva; pooten ongevlekt,geen der tarsen geheel licht, wel voorzien van lichte banden; costa met 4--6 lichte plekken; vlekken op boventak5de long. klein (als op fig. 9 en 16) tenminstezoo bij her wijfje. Myzomyia rossii, Giles.
Anophelinemet haarvormigeschubbenop thorax (behalve vooraan, mediaan en lateraal); palpentopmet 3 lichte ringen waarvan een de top uitmaakt, lichte palpentop onderaan begrensd door zwarte ring meestal even breed als die top (fig. 16:2); proboscisop oliva na geheet donken; pooten ongevlekt, geen der tarsen geheel licht, maar wel van banden voorzien; costa met 4--6 lichte plekken; vlekken op boventak 5de long. klein (als fig. 9 en 16) tenminste zoo bij her wijfje.
•a•• op 7 der abdominale Op pag. 24, 26 en 115 staat •' segm.enten, ventraal een s,ms....•nounael voorkomt. moet zijn' op 6 der abdominalesegmente_•,zco!s ook op pag. 119 en op fig. =o•.•, '•"•'•n juist •s ß aangegeven. 3.
}.{yzomyia aconila, D6nitz.
Op pag. 67 worc!•-•.a.!!e,•n+o,-, a!s rain of meer o'eband beschreven.Dit is ook juisC bij waarneming door her microscoopmaar er mag' toch wel worCen Mj .•'ezegd dat •:• loupevergreoting de pooten van deze .•,-,rt on•eoanc,.z•',•, •,s x,,• j•tist een oer k• '•'•.... >-n is van deze groep waartoe ook ),"f.minima behoort.
il.
I.
•.vwzomym :ua:ow:, Theobald.
Als additioneel
verschil
fossil wijzen •ve hog op de twee zwarte vlekken op den },oventak der 5de long'.distaal van de achterste dwarsha, bij •. rossii zeer •'•'•;• •,•. t' soresbij de mannerieswat
grooter)zooalsfig. i6 :l • .... '
bij M. ludlowiveel
langer zoomsin fig. iS =e zien is. Hoewel dit verschfi in onzeragutenzeer •,•.•,• .. uitkomt, h•oben we er in •e text niet vomoen•e •,• aandacnt op gevesfigd.Gaarne erkennen we dus Dr. ••,ffangkoewmo•o ' = ' s verdienste
in doze,die dat wel deed. 2. •,'[yzo-n:yiaaconita, DSnRz. Man•etje.
Behalve de gewonesecundairegeslachtskemnerken, is van belangte weten, dat de proboscisgeheeldonker is. De steel der palpenis donker (behalveeen smalle
lichte ring in her middentengevolge van plaatselijk ontbreken der schubben)de kolf is geelwit, met twee donkerebanden (fig'. iV). m,•ur•tlanus, Grampr•. 3. ?d[yzorrhynchus • - '•-'
De beschrijving der vleugeloppag,162vermeldteen donkerefranje met geei stukje bij de inmondingder 3delong. Sedert zijn ook exemplarengevonden,waar-. bij dit lichteplekjedoorliepvan dentopvan denboventak 2delong.tot evenvoorbijdeinmonding der3delong. dusgeheelals bij 1•%. sinensis.Bovendienzagenwe een --5--
exemplaarzonderlicht plekjeop de Costabij deinmonding der Subcosta,evena!sbJj]?Lumbrosus(fig. i). 4. 5{yzorrhynchusbarbirostr•s,v. d. Wulp. De exemplarenbeschrevenop pag. 144--150 en afgebeeld op p!aat 10, vertoonenaan den top der costa,bij de inmonding der !ste long. een licht plekje dat overgrijpt op de toppen der lste long. en boventak der 2de long. Sores (bijv. steedsin ?ffandafiing) komt er voorbij dit pJekje een tweede voor, aan de inmonding van den boventak 2de long; welk piel.:jedan met het eerst gehoerode vetsmelt tot een V-vormige insn[iding in den donkeren vleugelrand (fig. i!). 5. Myzorrhynchus sinensls var. ¾anus,Theobald.
De pooten •verden in de beschrijving op pag. 141-144 overgeslagen.Ze onderscheidenz!:h van •. sinensis doordat de banden der t.arsa•ia reel smaller zijn. Gegeven de groote variabiliteit der cos•aplekkenen der tarsaalbanding, zion •ve rainder •'• •-'•'•'' • •oed recht van bestaan dezer vari•teit overtuigd. 6. •,'ffyzorrhynchus,,'-,•'-•"•.
Theobald.
Op pag. 166 is de door Schfiffner ontdekte eigenaardige houding bij bet zitten dezer soort regen een verticalen muur verme!d. Ter •'-•' •' ' '•']•'•:n• geven we eeni..- C•tllC•t_d..•..m
g'e figuren (fig. ill) van •,f. umbrosus,•f..barbirostris van boven af gez•en. •[en iet•:ehierb•j a!leen op de houam•, niet op de •e•hou•m• o..... want die is niet juist. 2{en ziet or uit z,•+ •o:: •,f. '•bo+a-n;•t•,• e• '• beeft. --6--
Fig. I
¾1eugelvan •{. mauritianus (afwijkende vorm)
Fig. II
Vleugeltopvan 1•:[.barbirostrismet V vormige insnijding aan 't einde der costa.
Fig. III
5•yzorrhynchi zittend regen ver•;icale muur, van boven
""-"
gezien. m. umbrosus. b.
m. barbirosl•ris.
C.
m. albotaeniatus.
7.
w,•,..-.-., .... •'
•.,.A .... '.•'•-o Theobald.
De s•eetder r'.•-•.?. •s •mn•er me• een wRten ring schewitre zi;s,•'• ) zocnvelbovenais onder den mldde!•
aonx•r,
van hiefuR
•3.... aan een z:3c'•ec..... ,•o...xe: veld tctaan her midden. k•.
.
$. Nysg•or:hynt>:asfu!iginosus, Giles.
f,fa•etje.
De palpen komen in teekening met die van de man.,e•es van &<.macu•a•us overeen (fig. V!), maar her zwart aan de basis en den zijkant der kolf is sterker ontwikkeld.
De vieugel is duideiijk anders dan bij her wijfje gereekend (fig'. Vii)' De 8e lichte eostaplek (van de top af) grijpt op de eerste long. over. Alle eostaplekken z/in telariel g'rooter. De vlekken op de 8de long. zijn reel kleiner vooral de twee basale. De basale vlek op stare 5de long. ontbreekt, die aan de bifurcatie en aan den top der ondertak zijn veel kleiner; evenzoodie aan den top der 6de long'. III.
BESCHRiJVING VAN SEDERT DE UITGAVE VAN HET WERK iN NED.-INDIE GEVONDEN ANOPHELINEN.
1. r•yzomyia flava,'Swellengrebel. Een geelwitte musldet van 4--5 ram. lengte, met lieht oranje-gele ongebandepooten, roomwitte ongebandepalpen,bruin-geleproboscisen roomwitte onge-' vlekte vleugels. --?--
Willie.
K o p. Tusschende oogeneen bundellange bandvormigeschubben, daarachtereenigespatelvormigeen verder breede vorkschubben aile roomwit gekleurd.
Palpen met schubbenvan dezelfdek!eur. Proboscis me• bruingeleharen en gele oliva (•ig. X!). T h o rax.
Prothoraxlobben me• bru•ngele harem
•esonotum: op donkerewitbestovenondergrond,staan h vooraanlanggerektespatelvormi•esmmb•en, zijwaarts meet naar achteren ook enkele sma!ie gekromde over,gens overal haarvormigeschubben;de kleur van deze alien is roomw•t.Pleurae' me• de gewones•reepen(wit
op donkerengrond) z.a die bij 5•. indc•initaen anderen voorkomen. Scutel!urn met b•umg•
haren en room-
wi•te haarvormige schubben..Hd•eren' roomwit, iets bruin aan den knik in de steel en aan den top.
Abdomen. Behaard, haren g'oudgeel. Op genitaallobben,goudgelesmallespatelv•rmig'eschubben. tot V ! e u g e 1s. Ongevlekt, met sm•,.l• roomwitte lichtgele schubbenBasis der eerste vorkce! dichter bij eerste vorkde vleugelbasisdan die der t• "••e•,.e • cel langer dan de sram, tweede korter. Voorste en middelste dwarsader bijna in een iifn, de oc•e!on,• !oopt voorbij dezen door. Achterste ,•"•"•'•'•'vo•,'-'•' dan tweemaal hare len•te • basaal van de n,,•c,,..,• ste ge!egen.
Als wijfje, maar palpen aan den top war ge!er, door de aanwezfgheidvan lange •'ele haren n•ast de sehubben. Soresmidden op de kolf e,,ontstaan doordat ctaat ' ß geen scnubbenzijn en her ' kere •nte•zumen•dus doorsch" '• Op • tv:eede •a•t•ste abdominale seg'mente?:.staan st,..• '•e roomwit•:e schubben.Op den vleugel •a•,• •,.:•: mze•ce_•;e dwarsader b•SS•l
van de VOOl'Sbe.
Fig. I•r I
M. aconita palp. mannetje
Fig. V
1•. maculatus
palp. mannetje
Fig. VII N. fuliginosus vleugeh mannerie
Fig.
N. fuliginosuspalp. mannetje
0pmerking: Dit is de eerste ongeteekendemuskier in her geslacht•'•yzo•yia (Nyssomyzomyia)de andeten vindt men in de ges!achtenAnopheles,Stethomyia en Mennemyia. l•.•oge•ijk is M. flava een albinovorm van M. indefinita.
Vindplaats: Soerabaia,Mandailing (Sumatra). 2. •,'•yzon•yia minima, Theobald.
syn.: i•'I. christophersi, M. M. M. Deze mug die
Theob.
f u n e s t a, Ludl. nec Giles. mangyana, Banks. febrifer, Banks. zeer na verwant is met M. aconita
onderscheidtzich van deze door den breedenband op den palpentop,door de geheelof bijna geheeldonkere proboscis(alleen ventraal apicaal war licht) door de groote vlek basaal op de 3de long., de vetsmelting der ]•eideapicalevlekkenop de 6delong.en de afwezigheid der lichte franjeplek bij de inmonding der 6de long. Wijfje. K o p. Beschubbingals bij M. aconita. Proboscis:. Dorsaal, op oliva ha, donker; ventraal onder oliva eerst een donker stukje, dan is de proboscisvoor ongeveer 2110der lengte war lichter, door de aanwezigheid van lichter.e schubbentusschen de donkere in; her lichte der proboscisis dus toch niet zoo licht als dat bij M. aconita, waar uitsluitend lichte schubbenstaan. Palpen: Evehals bij M. aconita eindigt de palp in een langen lichten top, die door een zwarte ring in twee•n is gedeeld. Deze band is echter bij M. minima reel. breeder dan bij M. aconita (fig. VIII).
T h o r a x. Beschubbingen behari•/g van prothoraxlobben, mesonotum, scutellum en pleurae als bij M. aconita..
ß'-Abdornen. Beharing als bij M.-aconita, geen schubben. ß
P o o t e n.- Evensls bij M. aconita zijn bandenwel
nietgeheelafwezig,(menvindt'opdespices derfernors een zeer smsllegele band, evenzooop de tarsale gewrichten) masr ze is toch zeer onduidelijken ontgsat den wssrnemerbij oppervlakkigebeschouwinggeheel. V 1e u g e 1s. Muggert die we overigens als echte aconita moeten opvatten, vertoonengroote variatie in de vleugelteekening,de teekening op plaats 3 is maar een der vele mogelijkheden.Men moet dusvoor bet aan-
gevenvan verschillen tusschen minimaen aconitazeer voorzichtigzijn. Boven bij de diagnosezijn de officieel erkendeverschillenopgegeven,nml. de groote vlek op basis 3de long., versmelting hpicale vlekken op 6de long. en afwezigheid der franje vlek. Naar onze ervaring komen de beide laatste kenmerken bij overigens echte aconitae voor, de eerste echter niet, wanneer men siechtsbedenkt dat de basalevlek groot moet zijn, rainstens de helft van de daarboven gelegen vlek op den sram der 2de long. (fig. IX). Als rainder betrouwbare maar, in vereeniging met anderen toch nog bruikbare verschilkenmerkenin de vleugelteekeningnoemen we nog bij M. minima: Onder de 3e costavlek (van de top af) op le long. 2 vlekken (bij aconita •n). Bij M. minima is erop den boventak4e long. •n groote vlek, bij M. aconita vaak 2 kleinties. De vlekken op den stare 5e long. en die op de ondertak zijn b• ;•'i.minima grooter clanbij •. aconita.
_Mannerie. Als
aconita
maar
met
dezelfde
verschillen
in den'.
vleugel.De proboscisis bier dorsaalen ventraal gehee! --
i0
--
Fig. VIII a. Palr• •I. aconita. wijfje
b. Palp M. minima.wijfje
Fig. IXb ß
Vleugelvan g. aeonira.wijfje
Eentype sterker vanlg.'minima afwijkend dandieafgebeeld opplaat 8.
zwart, maar dat is ze '" o••' aconita ook. Wat de pa!pen betreft, yonden we her volgende verschil: De steel is geteekenda!s d•.evan •-!. aconita. De kolf is ook licht met twee donkere banden, maar de onderste dier twee i.• veel breederdan bij aconitaen neerotli3 van de lengte c•erkolf in (bij aconita 115).We hebbenechter te wed
nig minima gezienon• zeker te weten of dit verschil "?•'• X). •teeds opgaz•t •.
Opmerking. We vermelddenreeds, dat twee der officieele verschillen tusschen minima en aconita in de
ßvieugelteekening niet •e •ertrouwen zijn. Ook een donkere proboscis en palp met breedenbandzagenwe bij •nuggenmet aconitaof cohaesa-vleugel. Bij mannetjes met ac0nitapalpenzagenwe een langevlek op de basis der 3de long. Aiie genoemdekenmerkenmoeten dus wel aanwezigzijn, wil men zekerheidhebbenmet aconita te doen te hebben.Het meest te-vertrouwen (bij wijfjes) is hog de vlek op de 3de long. Vindplaatsen:Batang Taro (Tapanoeli),Soendatar (Pad. Bovenlanden), LoeboeSikaping(Pad. Bovenl.), Semarang,Sabang(waar Dr. Werkmandezeanopheline '•t eerst vond).
3. Nysson-hynchuskarwari, J. en L.
Anopheline metsma]le gekromde schubben op de
thorax, ongevlektepootenen aan de achterpoothet laatste tarsale geheel wit. Wijy•e.
Lengte 4--4•/•zmin.
K op. Antennenbasisdonkerbruinwit bestoven, schachtdonker,segmenten .2 en 3 met lange smalle witte schubben,haren zilverachtig.Probosciszwart-
bruin, oliva geelbruin.Palpenmet 4 lichte ringen, waarvaneendentopuitmaakt,detweebasalezijn smal.-
Op denkop tusschende oogensmallebandvormigewitte schubben,die meer naar achteren eerst tot lange, daarna tot korte gekromde. worden. Daarachter komen eerst witte dan bruine eindelijk zwarte vorkschubben (fig. XII). T h o r a x.
Prothoraxlobben zwartbruin met zwarte
chaetae. Mesonotum bruin, wit bestoven; mediaan zwartbruine vlek boven scutellum en twee oogvlekken vooraan links en rechts van de mediaanlijn. Boven nek en vleugelbasisvrij lange gekromdeschubben,verder op mesonotumkorte smalle gekromde witte schubben met bruinachtigenweerschijn.Ze staan ook op bet scutellurn. De haren zijn op de voorste twee derdedeelen donker, op het achterste en op her scutellum goudglanzend.Scutellumzelf bruin. Metanotum zwartbruin. Pleurae zwartbruin met zilverachtige strepen. Halteren met roomwitten stamen donkeren knop.
A b d o m e n. Donker olijfgroen. tot grijsachtig, met goudglanzendeharen. Op de drie apicale segmenten goudgeleschubben.Op het !aatste •egment ventraal zwarte
schubben.
V 1e u g el. Costa' basaal2--3 kleine en vetder op 4 van de grootere zwarte vlekken. Onder de o•e oz •.aatsten ' top af vertoont de lste long. 3 k!eine v]ekjes, de lste, 3de en 4de van de top af grijpen geheel op de lste •ong. over. 2de long.' stare met twee horte vlekjes boventak bijna geheel donker, enderlak met 2 vlekjes. _.' a•,al •;• •' v• •_,•.. •v:• •d .•ong.' • -• 3e long. ß basaal v con met twee lange vlekken, boven e.a onz _.• •" de awarsaaers • ' takken elk met twee vlekjes. :•' • • •:u basaal met •n vlek, boventak met •:• -' •ovc.• en onder . •C'I[. ß o•?;ak de dwarsader, en •n geheel ß"•: alieeu -met een a
cale vlek. 6de lon•.-•.•
kor • ..... ,• en •'
"•
apicalevlek. Franje: donkerevIekkenbij inmonding 2de long. 3de long.,boventak4de lo:•.g.voo•'en achter
boventak5delong.vlak achterondertak5delong.en een veel breederetusschenondertak5de long en 6de
long. Het basaledeel'der franje is geheeIdonker (fig. XIII).
P o o t e n. Bruinzwart, soresschijnbaargespikkeld dooraanwezigheidvan goudgeleharen.Voorpoot:tibia apicaal met smallegele band, top tarsalia I--III met breede witte band. Middenpoot:femur apicaal met smalle witte band, tibia evenzoo en basaal met klein
roomwit:vlekjeaan de binnenzijde, tarsaliaI en •.I apicaal met smallen witten
band.
ß
A c h t e r p o o t. Smalle witte ring apicaal op femur en tibia. Tarsalia I--III met apicalewitte ring, die van II l•/-z maal, die van III 2 maal zoo breed als die van I. Van tarsale
IV is alleen het middelste
derdedeel
zwart. Tarsale V is geheel wit (fig. XIV). Mannerie. ß
Het kolfvormig gezwollen uiteinde is roomwit met een zwarten
band in het midden. De steel is zwart
met
een witte vlek aan den top. Overigens als het wijfje (fig. XV). Vindplaatsen. Het eerst door Mew'. Schiiffner in Siboga gevonden. Verder, W.-Java, Loeboe Sikaping', l•andailing, Soendatar, Riouw archipel, Bangka, Batang Taro. 4.
Nyssorrhynchus Jamesi, Theob.
Een Anopheline het meest overeenkomende met N. fuliginosus, speciaal wat de pooten betreft (3 laatste tarsalen achterpoot wit) maar de pooten zijn gevlekt en de teekening van palpen en vleugel is anders. --
18--
Fig. XI
Fig.-X
l•I. minima palp. mannerie
¾orkschubben.
a.
b.
Fig. XII karwari palp. wijqe
van •.
,,
fiava.
S. aitkenii.
a'rrO/U/OLOg
LenL•e metproboscis 81/2 min.proboscis aileen 1 min.,' VleugelsI min.
K o p. ¾ooraan twee bundelsstoalie bandvormige schubben.Daarachter witte- en o13her achterhoofd zwarte vorkschubben. Proboscis bruinzwart
behalve de
o]iva. Pa113en bruinzwart met drie witte ringen, waarvan de breedatede to.13 uitmaakt,de zwarte bandonder (lien witten top heeft 8l? van de breedtevan dien top. tntennen bruin met zilverwitte haren en haartjes; de tweebasalese•nentenookmetzilverwittesmalleschubben.]:,'asia der antennenbruin, onbeschubd (fig. X¾I). T h o r a x. Prothoraxlobbenaileenbehaard.0p meSOhOtUrn vooraan smalle zilverwitte schubben,verder overal korte spoelvormigewitte schubbenen donkere haren. Achteraan
ook chaetae. Scutellum met schubben
•n chaetaeals op mesonotum.Halteren met gelen stam en bruinzv•artenknop. A b d o m e n. Behaard. Alleen op genitale lobbenen apex. laatste segment bruinzwarte, ventraal ook gele ,•chubben.
V leugels. Costa:van dentop af gerekend: 1 kleine, 2 groote en 2 kleine vlekken. De eersteen tweede grijpen op de eerstelong.over; onderde 3deliggenop de lste long. 3 kleine vlekken terwijl onder de 4de en 5de op de-eerstelong. iin lange vlek is. 2de long.: zwart met gele stukjes aan basis en top van den boventak en op bet midden van den ondertak. 3de long.: basaal 2 kleine,.apicaaleen langerevlek. 4de long.: sramzwart behalvebij de dwarsaderen,boventakmet 2 vlekken, ondertak met •in. 5de long.:.boventak2 vlekken basaal
en apicaalvan'd,e dwarsaderen en •in apicaal,stam
basaaliin vlek en iin bij de afsplitsingvan denboven-
Fig.
N. karwai'itars.¾. IV en eindeIII achterpoot.
Fig. XV
Fig. X¾I
N. karwari
N. jamesi
palp. mannet.ie
ß
o
%
Fig. XVII
1•.jamesivl.eugel.
palp. wijfje
, ..
tak,ondertak •n vlekapical.6delong.:3 kleinevlekken. Franje: lichte plekkenbij inmondingtakken 4de long. boventak5de long. en 6de long. Topfranje van inmondinglste tot voorbij die der 3de long, licht, op vlek na bij inmondingondertak2de long. (fig. XVII). P o o ten. Voorpoot: stoalie lichte band op apex tibiae,breedewitte bandenop apicestarsaliumI--III. Middenpoot evenzoo maarapexfemorisooklicht.Achterpoot:aileenapexfernotislicht,breedewitte bandop .•pextarsalisI, tarsaleII voorapicalehelftwit. Tarsalia III--V geheelwit. Alle femora,tibiaeen tarsaliaI duidelijk gevlekt,door aanwezigheid van groepjeslichte schubben tusschen de donkere in.
Vindplaats.Her eerstdoorDarling in Weltevreden gevonden.Verder in W.-Java.
5. Nyssorrhynchus fuliginosus var.'nivipes, Theob. Deze vari•teit onderscheidt zich van den typevormin de volgendepunten1. Het tweede tarsale lid der acliterpoot is voor
bijnadehelftapicaalwit. Bij hettypemaaktdiewitte topnietmeerdanll5 vanhetgeheele lidult. 2. Detopvanheteerstetarsaleiszwart,bijhettype wit (fig. XVIII).
,
3. Devleugelgelijktmeeropdienvanhetmannetje vanhertype,danopdienvanhetwijfje,daardelichte partijen meerontwikkeid zijn,maarditisin noghooger matehet geval,dan bij de eerstgenoemde. De costa-
plekken zijngrooter danbijbetwijfjevanbettype,de 3devandetopaf, grijptopdeeerste long.over;achter de4deis deeerstelong.geheellicht;delste grijptover
opdeboventak der2delong.Devlekken opdebasis der3delong.zijnveelkleiner. Destareder4delong. i.• voorherbasale 1Alichten evenzoo bij de dwars-
aderen. Op'de 5deIon g.ontbreekt devlek.op denstare bij de bifurcatie;die aar/den top van den ondertakis v•el kleiner; evenzoo di• 'aan den' top der 6de long (fig. XIX).
Vindplaats- Soendatar (Pad. Bovenl.). 6. Myzorrhynehus gigas, Giles.
Groote donkere op sinensisgelijkende Anopheline,'
zichvan dezeonderscheidende, doordatde witberingde palpen aan den top donker zijn,'de goudgeleœranjetop ontbreekt, daarentegende costaplekkenbij inmonding subcostaen aan de top (vooral de eerste) breeder zijn en de franjeplek niet aan de inmonding ondertak 5de
long.maar tusschende inmondingder beidetakkender 5de long. gelegenis. Bovendienis de basisder costaop 2 vlekjes na licht.
'
Wijfje.
ß
Lengte met proboscis7 ram., proboscisaileen 2 min. Vleugel 41/. 2 ram.
K o p. Beschubbingals M. sinensis,palpen zwart ,net drie smalle witte banden,top zwart. Basis der antennen met kleine zwarte schubben,eerste lid met enkele smallewitte sikkelvormigeschubben,verder bruine en zilverwitte haren (fig. XX).
T h o r a x. Beschubbing van mesonotumen prothoi'axlobbenzooals bij alle Myzorrhynchi (dus ook een zware schubbenbundel op de prothoraxlobben).Halteten geheel donker.
A b d o in e n. Zonder ventrale schubbenbundel op 7de segment.
•' oot en. •mMieiichtebandopapexvan•emureft tibia, het tibiotarsale gewricht, de intertarsale gewrichten en aan den top van het 5de tarsale. V I e u g e I s. Costavoor basaMvierdedeellicht, met .twee donkere vlekjes. Verdetop zwart, maar onderbroken door een breedelichte plek aan de inmonding der subcosta,overgrijpendeop de lste long., breeder dan de overeenkomstige plek bij M. sinensis.Verder een lichte plek aan den top, eveneensovergrijpendeop lste long.en op boventak2de long.lste long.als costa,maar basaal deel ononderbrokenlicht. 2de long. sram met 2 vlekken,boventakzwart behalveaan dentop, ondertak zwart behalveop 113van de basis en even onder den top. 3delong.met langebasaleen kleinereapicalevlek. 4de long.: stare zwart op de hoogteder dwarsaderen, verder gemengd,bij de biœurcatie en aan de toppender takken zwart. 5de long.' stare in her midden met een vlek, ondertakgeheelzwart, boventakmet een vlekje basaal,bij de dwarsader,middentussche•n dezeen den top en evenvoordentop.6del.ong.voorbasaal213zwart en met nog een vlekje even onder de top. Franje zwart onderbrokendoor •n geel stukje bij de inmondingder lste en boventak2de long.en door een tweedetusschen de inmondingvan de takken der 5de long gelegen (fig. XXI).
Vindplaats' Door Prof. SchiJffnerop de Karohoogvlakte gevonden. 7. Myzorrhynchusslnensisvat. separatus,Leic.
Dezevorm werd doorOhSop pag. 139de waardevan •oort of vari•telt ontzegd,op grondvan het œeitdat tie door Leicesteropgegevenverschilkenmerken te weinigprincipieelwaren.We blijvenbij die meening,
maar omdat in Malakka deze soort nu weer wel wordt
erkend •n omdat .we. ham; do:br'c6inpetente onderzoe.
kers in Ned.-Indi• meemalen ter determinatie.als'een van M..sinensis verschillendevorm toegezondenkregan, willen we haar bier als varigreit van M. sinensis ßvermelden, waarvan ze zich onderscheidt- 1. doordat de palpen maar 3 witte ringen hebben,waarvan de twee topringen zeer breed zijn, 2. d0ordat vetder de goud-
gele vleugelfranje reel smaller.is, 3. doordat de lichte .partijenop denvleugelten kostevan de donkeresterker
ont.wikkeld zijn.
. Wij/ie.
Lengte als M. sinensis.
• K op. Beschubbing alsbijM. sinensis. Palpen: l•mt'.stelid geheelwit, voorlaatstewit met een zwarten band _inbet midden, waarvan de breedte wisselenkan van • •6t 213van het lid. Meer naar onderen een derde zeer .smalle band. Proboscis zwartbruin. Antermenbasis en
:s.ehacht evenzoo,haren en haartjes goudgeel,smalle gekromdegele schubbenop her basalesegment.' (fig. xxn). .•
T h o r a x.. Prothoraxlobben metde gewone Myzor-
-
/
hynehus-sehubbenbundel. Mesonotumbesehubdals bij M.•sinensis,kleur grijsblauw met bruine strepen. Seutellurn als bij M. sinensis.Metanotum donker, Halteren met bruingelesteelen donkereknop. Pleurae geelbruin met' donkere strepen.
.
.A b d o m e n. Als'bij M. Sinensis maar geenventrale schubbenbundel op het 7de segment. ß
P o o t e n. Donkerbruinzwart. Smallewitte top aan tarsalia I--IV die lets op de basisvan her volgendelid overgrijpt,evenzooop de tibiae en femora. Tarsale V achterpootheeft een even lichte top. 18--
V 1e u g e I s. Costadonkerop een breedeplek na .bij de inmondingder subcosta(meestalbreederdan bij M. sinensis)en evenvoor de inmondingder lste long. lste long.donke'rmet •n licht basaalplekje en verder zulke, correspondeerende met die der costa.2de long.: stambasaal•n vlek, verder gemengd,boventakdonker, behalveeenplek correspondeerende met de topplekder costa, ondertak licht, behalve aan basis en top. 3de long. licht, behalveaan basisen top. 4de long.: stare: basaal derdedeeldonker, daarna gemengd: boventak
met basaleen apicale,ondertakaileenmet basalevlek. 5de long. basaleen apicalevlek aan ondertak,aan boventak •n apicale en •n' onder de dwarsader,stam met basale vlek; ondertak verder gemengdbeschubd. 6de long. met •n vlek halverwegeen apicaal.Franje: geheeldonker, behalveeen,lichte vleugeltopdie loopt van evenvoor den ondertakder 2de long.tot aan de inmondingder 3de long. (bij M. sinensisloopt die van -evenvoor de inmondingder lste long. tot voorbij die W der 3de long.). GeenFranjeplekbij inmondingwan de 'ondertak 5de long.). (fig. XXIII).
Man, erie.
ß
Pa1pen:•teeldonker, kolfroomwit metn•idd.enop
donkereband (veel smallerdan bij M. sinensis).Op
de steel even onder de kolf een roomwitte plek. Antennenschachtvuilwit, behalveop plaats van inplanting 'der haren, haren vuilwit. "Vindplaats: Dr. Snijdersvondexemplarenter Suma'tra's O. Kust. Prof. Schiiffner verzamelde erte Singkel
.(bijSiboga).., ?
'8. Myzorrhynchus barbirostrisvar. pallidus, ß -Swellengrebel. De imagodezervarli•teitis duidelijkkleinerdandie
van den type-vorm, de lichaamslengte der.:eerste•'. is ß
.
.
ß
ß
.•
19 -ß
'.-'
'
'
:n•et vee, helot •ran" '-• laats•e', . •kleur . meer:dan-del dieder .])e is ookduidelijklichter.Waarmen-bijbarbirostris can -den'vleugeltop eenlichteplek vindt can de inmonding
der8delong.is dezeb•jdevar.pallidus doorgetrokken
vanaf de-'inmonding van de ondertakder 2de long.tot aan die der boventakvan de 4de long. De lichte costaplek bij de inmondingder-subcosta is bij de variifteit grooter dan bij her type (fig. XXIV). Dit alleszougeenredenzijn omdezenvormals variifreit van M. barbirostrisat• te scheiden, ware her niet dat ookde larven ander. s zijn. Deze onderscheiden zich van die van den type-vormdoorde zyclypeusharen die slechtsweinigetakgendragennml.17 of rainderregen 60 en meer bij M. barbirostris. Vindplaats:NoesaKembangan,Mandailing. 9.' Stethomyiaaitkenii, James.
ßGr•jsbrUine Anopheline zonder teekening opvleugels 'ß
of pooten.Vorkschubben opdekopzeersmal.Houding bij her zitten sis die van Culex• • Lengte 3,3 min.
Wij/j½. K o p. Palpenzeer dun,deie en proboscis bronsachfig grijsbruin,ongeband,evenlang als abdomen.Kop grijsbruin,vooraanwat gele tot roomwittelange bandvormige schubben,verder aileen bruine haren en gewoon smalle vorkschubben(fig. Xl). Antennenbm•is bruin, schachten haren donkerb•'uin,de eerste lichter op de inplantingsplaatsder haren.
T h o r a x. Prothoraxlobben grijsbrulnmet bl'ulne. haren. Mesonotumbruin, met bruine haarvormige schubben en zwartbruine
harem
Scutellum
evenzoo.
Pleurae grijsbruin. Halteren met roomwitte steel en 'zwartbruine knop. --
20
--
Fig. XXIIIa
1•. sinensisvar. separatusvleugel.
Fig. XXIIIb
Vleugel van M. sinensis.
Fig. XXIV
a. ¾1eugeltop vanM. barbirostris var.pallidus. b. ¾1e•geltop van M. barbirostris. ß
•.
.
ß ß
.
,
A b d o m e n. Boven donkergrijs-bruin,onder vuil roomwit. Haren donker. Nergens schubben. i _i
!.
I
! l
i i
! i' i ! !
V I e u g e 1s. OngevlekL De schubbendonkerbrons-
bruin, de laterale gerekt lancetvormig,vrij breed,de medianeafgestompt.Top van eersteyorkeelveel meer basaaldandie der tweedeyorkeel;sram2delong.minder dan 2[5van de lengteder eersteyorkeel.Middelste dwarsaderiets voor de voorstegelegen,achterstevoor 1•/2maal hare lengtebasaalvan de middelste.De 3de long.1oopt,in tegenstelling van den gewonentoestand bij de anophelinenniet basaalwaartsvan 'de voorste . dwarsaderdoor,maar eindigtin deze(dit is, naast de houdingbij het zitten, eenpunt van overeenstemming " met vele•culicinen).'
P o o t en. Grijsbruin,met blauwemetaalglans, ongeband.
!
•
I i
-.
'i
Mannet•½.
o.
De palpen doen door hun lange dunnesteel met zeer duidelijk kolfvormig uiteinde de muskiet dadelijk als ..een echteAnophelinekennen.Antennenschachtvuilwit, . 'even geel op de plaats van inplanting der haren. Vindplaats: Het eerst door Dr. v. d. Heijden in de Residentie Benkoelen gevonden.Verder in W.-Java, Noesa Kembangan,Semarang,Mandailing, Soendatar, ..Karohoogvlakte,Riouwarchipel.
I
i, I
I
i
!
i
!
10. Nyssorrhynchusannulipesvar. moluccensisn. var. i
Anophel'memet veelvlekkigevleugel als die'..vanN. ;' punctulata,maar met geheeldonkereproboscisen een -.:.vanN. punctulataafwijkendepalpenteekening•. meso-
' noturnmet schubben en'pooten. gevlekt..... ,....:.,,,. ....
.
•
.-.
-
-'
"''
ß •
"'
.-'
Ill
--'
".t"
.'.•.•
-:.
..
. ß, .]' •..: ...'ß. .- .
• '. -.
_:•,/
• '.. x
..
ß
. ;',
-.-
.•,
.
,.,' •,
ß• , , ß. ,...:; :•-,:..• , '. •, .. - • , . . .•, •.,, , •-
.
-.,
•,•,, •, ,,'.' , - . :
. ,. . .•..,-;'
. .
-;
ß
'?":Le.ngte••o
min..
,
':
.KOp. Vooraan tussehen deoogen larige'gew•'•den'
witte sehubben;meer naar achteren smal'gekromde
schubben,dan witte, vervolgenscr•me en eindelijk, zwartbruine vorkschubben.Integument bruin, wit bestoven.
Antennen' basis lichtbrtdn; segmenten geelbruin, le segment met' witte smalle schubben;haren en haartjes goudgeel.Probosciszwartbruin, oliva geelbruin. Palpen: 3 vormen zijn te onderscheiden:a. met 4 .witte en 1 gele band; witte: smalle op grens le en' 2e lid, bt•eedeeven onder de top van lid 2, lid 3 en 4
op de basisna wit, op de basalezwarte ring {rolgteen. smallegele ring; gele: smalleop de grensvan 2e en 3e lid; b. als a, maar de •vitte ring onder de top van het 2e lid is zeer smal; het geel aan de basis der beide ]ichte topringenontbreekt; c. als a, maar de witte ring onder de top van het 2e lid ontbreektgeheel.Bij type' a vindt men, aileen dorsaal,gele plekjesop het midden van"t eerste lid en 'het lange zwarte gedeeltevan het tweede lid. (fig. XXVb)..
T h or a x. Prothoraxlobb•n zwartbruin, metzwarte chaetaeen vooraaneen bundelspatelvormigezwarte •chubben, mesonotumbruin, wit bestoven; links en rechtsop 113der lengtevan de kop af een bruine vlek, evenzoo mediaan, boven scutellum. Oil mesonotum,
smallespatelvormige witte schubbe nen goudgeleharen. Vooraan en bovende vleugelbasiszijn de schubbenwat langer. Lateraal ook chaetae. Scutellum met dezelfde bedekking,maar schubbenzeer smal,metanotum lichtbruin, met roediane donkerder streep. Halteren wit, knop aan 't uiteinde donker, Pleurae: Donker-
bruin; eerionduidelijkvuil cr•me dwarsstreepeeneind
o-
SOUTH EAST ASfA •OSQL•iTO PROJECT ß DEPAR. TME?,!iF OF'EI,•ri•.•iV/.OLOGY
'U/qITED. sTATEs •,)'A•"•Oi•AL MUSEU•d WASt•ING?O./q, D.C. 20560
I
bovende coxae;bovenmiddencoxa een groepsmalle witte schubben.Coxae zelve geelbruin met enkele..stoalie witte schubben.
A b d o m e n. Donkerbruin.Op het 6e en 7e segmentapicaalsmallegoudgelegekromdeschubben, op 't 8stezwarte en goudgele. Verder overalgoudgeleharen. ¾entraalop 7e segment,goudgelegekromdeschubben, op 't 8ste als dorsaal.
P o ote n. Zwartbruin. Zeer duidelijk gevlekt. De vlekkenvormenvoor een groot deel,rain of meer volkomenringen.Voorpoot:Femur, tibia, tars. I gevlekt, laatste met breedecr•me top; tars. II--IV met breede cr•me basisen top; tars. V aan (•n zijde geheellicht. Tibia heeft subapicaal•en overlangsgerichte witte vlek. Middenpoot:Femur, tibia, tars. I gevlekt; tibia met stoaliewitte top, tars. I met breede;tars. II smal basaalen breedopicaalgeband;tars. III en IV idemen alle drie lateraal licht; tars. V wel met lichte zijstreep maar ongeband.Achterpoot: Femur, tibia, tars. I en II' gevlekt; femuren tibia met smallewitte top; tars. I--IV met breedewitte top; tars. V geheeldonker. V 1e u g e 1. Teekening-zeer vatlabel. Vaak zagen we het vo]gende' Costa van de top gerekend met 4 lange en 3 korte vlekken, tusschenvlek 3 en 4 een klein vlekje. Subcosta met vlekken, overeenkomendemet 3e en 4e costavlek.
le long.onderle costavlek,daarmeeovereenkomende Vlek, onder 2e costavlek 4 vlekjes; tusschenle en 2e costavlek (•n vlekje, onder 3e costavlek 4 vlekjes; tusschen3e en 4e costavlek•(•n vlekje, onder 4e costavlek 2 vlekjes; 0nder 5e costavlek(•n vlekje. 2e long.
ßboventak5, ondertak 7 vlekjes; stam 2 vlekjes (even bovenbifurcatie enter hoogtevan de achterstedwarsß
,
ß
ß
ß
,.
ß
-.;,._•,:,
•'..
.?.;;..,.. ;.., ß ..
ß*
"'
?:.,:....:: '.
.
_; ß
,{•., ...,-_,.:,•...... '; _**...•,- . ß• ß .; t-
;..
*' i:'
..:L , "'2/ß '
....
.. ,-, ?. ,' '. .
,
..
a•er)}'•:long.-: 5 Vlekjm.b• •.lo•g,•,ent•
vlekj•, bas•l •n-•n•;
onde• 3 vl•jes;-1•nge
vlekop sramonderdemiddelstedwa•adeL'bovendeze 1 lange en 2 korte vlekken.5e long. onder de achte•te dwarsader4 vlekjes; op ondertak4, op de stam 3 vlek•es. 6e long.: 5 vlekjes. Franje licht tot voorbij de mondingder 3e long op donker stukje na tusschende takken der 2e long. Verder donker behalve bij de intooridingder aderen. Basis le vorkcel duidelijk basaal van die der 2e, hare lengte meer dan 2 maal die der stare. Voorste en middelstedwarsaderbijna in •n lijn. Achterste ruim 2 • hare lengte basaal van de middelste (fig. XXVa). ' •
Mannetje.
'
Lengte ca 6•/fimin. P a I p e n: le lid aan •n zijde licht en donkerge-
mengd, verderdonker. Geleding vanle op2elid onbe'schubden daardoorlicht. 2e lid: 9P basalehelœtlang wit stuk, voornamelijkaan •n zijde gelegen.Top wit, omraamdmet geel, maar aan •(•n zijde loopt het zwart door tot aan de top. Kolœaan •(•n zijde zwart, aan de andere licht, met zwarte ring basaal en in 't midden; tusschenzwart en wit in, hog een rand geel. (fig. XXVc, d).
V l e u g e 1. Onder2e costavlekop le long. slechts 2 vlekken; vlekje op le long. tusschenle en 2e costavlek ontbreekt;onder3e costavlek3 vlekjes,onderde 4e •n langevlek.Op decostaontbreektvlekjetusschen
de 3e en 4e vlek.Op boventak2e long.2 langevlekken, op ondertak4 korte en •n langevlek. Takken4e long. elk met2 vlekken.Op boventak5elong.basaal2 kleine, apicaalI langevlek,op ondertak3, op stare2 vlekken.
Op 6e long.vlek 2 en 3 van de top gerekendveellanger, waardoor deze.aderbijna geheel-donkerwordt. ß V i n d p I a a t s e n: Ternate, Halmaheira, Batjan, Sanana,Vesuviusbaai, Ambon,Ceram,WestN. Guinea. 0 p m e r k i n g• De vari•teit is zeer na verwant aan'
N. annulipesuit Australia,maar de palpenteekening is anders (bijl N. annulipesis bet tweede.lid van de palp 2 vo0r de apicalehelft licht). Daar we hier geen t.ypen tot onzebeschikkinghebbenen dus uitsluitend op de beschrijvingmoetenafgaan, kunnenwe niet beoordeelenof zulke afwijkendepalpenook bij N. annu-
lipesvoorkomen. Voorloopig tenminste houdenwe deze vorm doorde opstellingder varieteitvan de australischevorm gescheiden.
We hebbenook nog de mogelijkheid overwogendat deze Vorm dezelfde zou kunnen zijn als die welke D•nitz als N. punctulatabeschreef,maar hebbendie veronderstelling moetenlaten vallen,omdatde proboscis geheel donker is. ' Verder noemenwe nog de varieteiten: ß Stethomyiaaitkenii Var. insulaeriorum n. var. Stethomyia aitkenii var. papuae n. var.
.Neomyzomyiapunctulatavar. orientalisn. var. Van dezedrie zijn de eersteen de laatste•alleenaan de larven te herkennen,terwijl van de tweedede imago
nog niet bekendis, zoodatvoor geenvan drie•n de beschrijving der imagonoodigresp.mogelijkis. In de determinatietabelzijn ze dan ook niet opgenomen.' IV.'
SYNONIEMEN.
'
1. Myzomyia aconita, DSnitz. "Door Edwards en anderen wordt deze soort'verlaagd tot een vsri•teit van M. minimS Theob. Wanneer men
de beschrijvingdezerlaatstesoortvergelijkt,zal men . moeten toegeven,dat deze opvatting niet ongegrond is. Gaat men er mede accoord dan moet M. aconita in
den vervolge heeten: M. m i n i m a v a r. a c o n i t a, D•initz. Als synoniemenvoegenwe toe: M. f l a v irostris, Ludl. en M. alboapicalis, Theob. 2.
Nyssorrhynchus fuliginosus, Giles.
Op pag. 92 is als synoniemopgegeven'N. nivipes Theob.Daar we dezenaam,in navolgingvan Christophers gebruikentot aanduidingvan den vorm als variSreit, vervalt zeals synoniem. 3. Nyssorrhynchus nigrans, Stanton.
Deze soortnaammoetwordenverlaagdtot synoniem voor N. karwari
J. en L.
4. Myzorrhynchus sinensis,Wiedem.
De op pag.118genoemde synoniem M. pseudopictus Grassivervalt,daar menhiermedetegenwoordig weer een vari/•teit van M. sinensis aanduidt.
Het synoniemM. peditaeniatusLeic. vervalt, omdat'we meenen dat het larvenverschil met M. sinensis de
opstellingder vari/•teitM. s i n e n s i s v a r. p e d i t a en i a t u s wettigt. De vari/•teit werd in Ned.-Indi• hog niet gevonden.
I-Iets•noniemM. separatusLeic.vervalt omdatwe die tot een vari•teit- M. sinensis var. separatus gemaakt hebben.
5. Myzomyia minima, Theob.
De oppag.70genoemde M. listoni(uit O.-Azi•) blijkt door Edwards'onderzoekniet identiekte zijn met de Britsch-Indische M. funesta var. listoni. De hier bedoel-
de soortmoetheeten:M. minimaen w.erdbovenreeds --
26 --
beschreven. Vandedaarbijgenoemde synoniemen vervallen.M. alboapicalis Theob.en M. flavirostrisLudl..... .(overgegaan naarM. aconita)verderM. fluviatilisJ. , enL. (overgegaan naarM. funestavar.listoniJ. enL.). 6. Myzomyia rossii,Giles en M. indefinita, Ludl. Onder het hoofd ,,Verbeteringen" hebben we aan-
gegeven,dat de mug, die we als M. indefinitabeschreyen, inderdaad M. rossii moet heeten en die welke we als M. rossii beschrevende naam M. vaga moet dragen (nu wordt die algemeenin Ned.-Indi/JM. indefinita genoemd).Hier geven we de redenenvoor deze opvatting: 1. Ludlow zegt (geciteerd-naar Christophers) dat M. indefinita palpenheeft als ludlowi en niet als rossii. I-Iieruit volgt, dat de mug, die nu, in navolging van' Edward• in Ned.-Indi/J M. indefinita genoemdwordt, niet identiek kan zijn met de door Ludlow zoo benoemde mug en dus niet langer zoo heeten mag. 2. Giles zegt van zijn rossii (Giles: Mosquitoes, London 1900 p. 151) ,,Her palpi are uniformly black except the apical half of the end joint, a band at its base and another on that of the penultimate joint". Vergelijkt men daarmede onze figuur 16:2 (pag. 55) dan is her duidelijk dat men daar die palp voor zich heeft en dat Giles eenvoudig de twee eindleden voor (•n lid heeft aangezienen daardoor ook de ligging der beide basale banden verkeerd heeft aangeduid, die bovendienvoor basalein plaats van voor apicalehoudende, wat overigens tot het aspect der palpen niets afdoet en een vergissing is die zeer begrijpelijk, ja zelfs bijna onvermijdelijk mag heeten, wanneer men niet zeer nauwkeurig onder het microscoopde afscheidingsplaats der leden bepaalt. De rossii-achtigemug met ludlowipalpen,door Ludlow en, 'in navolgingdaaro
..,. ß
.:: .,
\
%.
vandoor' Theobald .endoorons-als. indefinita-•nge,; duid, wordt. dus door Giles M. rossii genoemden dus moet de door ons op pag. 55-56 .beschrevenmug M. rossii beeten. Verder wordt de naam M. indefinita
Ludl. een synoniemvan M. rossii Giles. 3. DiSnitz beschrijft als M. vaga een soort van Sumatra 'en Java ,,Die Palpen sind vom Ende des zweiten Gliedes an Weiss, mit einem schwarzen Ring um dasdritte Glied". Christophersmaakt hieruit op dat DiSnitzde soortmet denlangenwitten palpentop(de M. indefinita of M. rossii var. indefinita der Ned.-Ind. auteurs) beschrijft,in de veronderstellingdat de vorm
metkortenwittenpalpentop, zonder g.espikkeld pooten
(Mr rossii) bier zeldzaamis. Uit 'DiSmtz'vindplaatsen-
blijkt echter, dat hetgeenhij M. vaga noemt,een mengselmoetzijn minstensvan de rossii-achtigenmet langen en korten witten palpentop,vermoedelijkmet een bijmengingvan M. ludlowi. 4. Christophersmeent nog de veronderstellingte moeten maken dat de door Giles beschrevenvorm, di6 •vas met den langen witten palpentop.Het bovengenoemdecitaat uit Giles,wederspreekt,naar we meenen,•'•.. .deze veronderstelling. . •' _
ß
ß
V.
'OPMERKING
BIJ DE INLEIDING.
Velederdaargenoemde voorbeelden, vooral diegeput uit gegevensdie de F. M. S. leverde,kunnenvolgens onze eigen onderzoekingenniet meer als juist gelden. Het is hier niet de plaats daarop in te gaan. E•n opmerk'mgechter .willenwe rectificeeren.In de inleiding hebbenwe er op gewezendat Dr. Kiewiet de Jonge in zijn leerboek de studie der Anophelinenals voor den'medicusondoenlijkvoorsteldeen daarbij geinsinueerd dat het gebrek aan belangstellingin deze bij ons betoond,als gevolgvan den invloeduitgaandevan Dr.
.
k. d. J.is woorden, demalariabestrijding tenonzent
eengeringsucces had bezorgd,. in vergelijkingmet die
in Engelsch-sprekende kolonii•n. Nu-
na bijna3 jaar
aan dit onderwerpte hebbengewerkt- zien we in dat dozouitspraak onbillijk-ononjuist was le. omdat Dr.
K. d. J. toenhij zijn boekschreefdezezaak moeilijk anderskon behandelen dan hij deed;2e. omdathet ook nu nog twijfelachtig is of onze kennis in dit studievak
z66 ver gevorderd is, dat eenz66 verstrekkende popu-' larisatieals wij die OhSvoorstelden wel gewenscht is; 3e. omdat de successen in anderekolonii•nverkregen tspeciaalin de F. M. S.) niet altijd zoogroot zijn, zooals uit een naderebeschouwing bleek,dan dat zij een depreciatieder Nederlandsche pogingenin deze zouden wettigen. VI. WIJZIGING DER OP BLZ. 23 GENOEMDE TABEL VOOR DETERMINATIE DER NU ..
BEKENDE NED.-INDISCHE ANOPHELINEN.
' '
1.- Vleugel ongevlekt
2
"Vleugelgevlekt.................
2.Bruingrijze muskier .........
algK•mi.
Gelemusklet........................... Myzomyiafiava. 3, Costa.(gerekendtot inmondinglste long.) met hoogstens twee lichteplekken................ ' ...... 4 Costa met meer dan twee lichte plekken ......... 11
4... Palpen geheeldonker ................................. Palpenmet drie of 4 lichte ringen ..., ..............
,'&.Tarsale V achterpoot geheel licht.................. -.
5 7
Myzorrhynchusaibotaeniatus•
, Geen der tarsalia
geheel licht
................... '
, .....
0. Palpen. zeerdik,ventraleabdominale schubbenwezig,....., Myzorrhynchus ' •',•. bundel.aan. barbn'ostris, •
ß •,•. Palpendunner, geenventraleabdominale achub-'-, "(.:'-•.• "•benbundel':.,.,.,,...,.. •.•.. M•zorrhynchus umbrosuS, ,.
-
!
% P•peh•et 8 iic•-..•gen,m•r, lieh• f•njetop aileenb• bovent•k2de long ... My•rrh•ch•
ßP•penmet•4 •ehte•gen, top•eht.Fr•jetop •eht, m•stensb• •mon•g 3delong TamaleIV--V achte•oot licht (soreswat-b•
a•
top V of middenopIV) ................ ß........... Myzorrhynchusmauritian•. Geen der tarsalia geheel licht ..................... 9
Drie lichtepalpen•gen,•n e•an ßgeen ventrale-abdom•aleschubbenbundel; goudgelefranjetop van onde•ak 2de long. tot 'tot 3de long................................................. Myzorrhynchus sinensisvar. separate.
.Vier lichte palpenringen;'ventralea•om•ale schubbenbundel aanwezig; goudgelefranjetop van v55r •monding der ls•-tot voorbijdie der 3de long ................ ' ................................ 10. Costaplekbij inmond•g subcostakle•, banden op pootensinai. Myzorrhynchus-sine• vat. vanus. Costaplekb• inmondingsubcostagroot, banden op poo•n breed ...... Myzorrhynchussine,is t•. Tarsale V achte•oot geheel licht ............... 12 Geen der •rsalia geheel licht ..................... 17 12: Tarsale III•V ach•oot wit ..................... Tarsale III niet geheel•t ........................... 15 10.
13.
Poo•n gevl•kt ............... Nyssorrhynch•jamesi. Pooten ongevlekt ........................................ .
14.
15.
14
TamaleII achte•oot voor ca de helft api•al •t ...... Nyssorrh•chus fuliginosusvar. •vipes. TarsaleII achte•oot voor ca 115api•al •t ... Tarsale IV en V geheel•t ........................... Nyssorrhynch• sch•ffne•
16.
•leen tarsaleV geheel•t ........................... 16 Poo•n gevlekt ......... Nyssorrhynchusmac•atus. Pootenongevlekt......... Nysso•hynchuskanji. -
80'-
17.
Proboscis voordistale helft,zoweldorsaal als ventraal licht ...............
18.
19.
' ..........................
18
Proboscisgeheeldonker of alleenventraal voor • apicaal licht .......................................... 20 Palpen met 3 lichte ringen .... Myzomyia aconita. Palpen met meer dan 3 lichte ringen ............ 19 Ventraal op abdomen6 schubbenbundels ......... Cellia kochiL
Geen zulke schubbenbundels ........................
Neomyzomyia punctulata. 20. 20a.
Palpen met meet dan 3 (4--5) lichte ringen 20a Achterpoot met breeden lichten tibiotarsalen band ...................... Neomyzomyia leucosphyra. Achterpoot zonder zulk een band ...............
Nyssorrhynchus annulipes var. moluccensis. Palpen met 3 lichte ringen ........................... 21 21. Pooten niet oœonduidelijkgeband ' Myzomyia minima. 22.
Pooten duidelijk geband .............................. 22 Lichte palpentop3--4 maal zoo breed als daaronder gelegen zwarte ring. Proboscis onder oliva met lichte pick. ......... Myzomyia indefinita. Lichte palpentop ca even breed als daaronder gelegen zwarte ring. Proboscisop oliva na geheel donker ................................................
23
Pootengevlekt.Vlekken op boventak5de long. groot .................................... MyzomyialudlowL
Pootenongevlekt.Vlekken op boventak5de long.klein
ß
'
,ß
Myzomyiaross'd