Software 2 is bestemd voor studenten van de MBO-ICT-opleiding op niveau 2 die hun competenties op het gebied van software moeten ontwikkelen.
Hans van Rheenen
Software > 2
De inhoud van het boek is afgestemd op het kwalificatiedossier 2012/2013 Medewerker ICT. Het uitgangspunt hierbij is de context van de kwalificatie: ‘De medewerker ICT verricht ondersteunende activiteiten bij ICT-dienstverlenende organisaties of op de ICT-afdeling binnen andersoortige organisaties.’
Voor studenten biedt het voordelen om hun ervaring meteen te kunnen evalueren. Ook daarom is gekozen voor een combinatie van theorie- en werkboek. Na het aanbieden van een stukje theorie, volgen enkele opdrachten om de stof te verwerken en in te oefenen. Een belangrijk onderdeel van de opleiding moet de verslaglegging zijn. Daar wordt in dit theorie- en werkboek dan ook nadruk op gelegd. Elk practicum moet daarom worden afgesloten met een rapportage over de werkzaamheden.
Software > 2
De didactische werkwijze is zodanig gekozen dat er voor de student een optimale leer/werk-situatie ontstaat. De student op niveau 2 is een doener en zal vooral baat hebben bij ervarend leren. Dit is de reden waarom er gekozen is voor een methode waarbij theorie en practicum geïntegreerd zijn.
www.maatwerkmboict.nl
Software
> 2 Hans van Rheenen
978 90 395 2699 6 124
Software 2_2012_def.indd 1
12-04-12 16:42
Software 2
Hans van Rheenen
Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Sdu Klantenservice Postbus 20014 2500 EA Den Haag tel.: (070) 378 98 80 www.sdu.nl/service © 2012 Sdu Uitgevers bv, Den Haag Academic Service is een imprint van Sdu Uitgevers bv 1e druk, zomer 2002 2e druk, zomer 2003 3e druk, zomer 2006 4e druk, voorjaar 2009 5e druk, voorjaar 2012 Vormgeving en omslag Studio Bassa, Culemborg Zetwerk Redactiebureau Ron Heijer, Markelo ISBN: 978 90 395 2699 6 NUR: 124
Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers bv. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voor komende fouten en onvolledigheden. All rights reserved. No part of this publication may be repro duced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent. While every effort has been made to ensure the reliability of the information presented in this publication, Sdu Uitgevers neither guarantees the accuracy of the data contained herein nor accepts responsibility for errors or omissions or their consequences.
Woord vooraf Dit boek behandelt de verschillende soorten software en de installatie daarvan. De inhoud van dit boek gaat uit van de competenties en werkprocessen van de opleiding Medewerker ICT. De didactische werkwijze is zodanig gekozen dat er voor de deelnemer een optimale leer-/werksituatie ontstaat. De deelnemer op niveau 2 is een doener en zal vooral baat hebben bij ervarend leren. Dit is ook de reden waarom er gekozen is voor een methode waarbij relatief weinig theorie en veel practicum aangeboden wordt. Niet alle eindtermen lenen zich om in een practicumvorm te gieten. Deel 1 gaat over de verschillende soorten software en plaatst deze in een theoretisch kader. Aan het eind van elk stukje stof van ongeveer één les, staan vragen die de deelnemer bij beantwoording verplichten de stof goed door te nemen. De overige delen zijn alle practicumonderdelen waar af en toe achtergronden in wat theorie worden belicht. Deel 2 gaat over de installatie en werking van de verschillende besturingssystemen, beginnend bij MS-DOS, de verschillende versies van Microsoft Windows en eindigend bij Linux. Om de deelnemer een en ander uit te kunnen laten voeren, zou deze over een eigen systeem moeten beschikken. Dit is eenvoudig te realiseren door de systemen te voorzien van een verwisselbare harde schijf en elke deelnemer een eigen schijf te laten aanschaffen voor dit onderdeel. Het is verstandig om steeds op hetzelfde systeem te werken. Windows en Linux herkennen verschillende hardware en in de praktijk blijkt dat na enige tijd geen systeem gelijk is. De volgorde waarin de verschillende hoofdstukjes uit deel 2 aan de orde komen is niet belangrijk, omdat deze niet gestapeld zijn. Per hoofdstuk kan het bijna niet anders dan de opdrachten van voor naar achter door te werken. Bij de installatie van een besturingssysteem is het noodzakelijk dit
vi
Software 2
in één les af te maken. Meestal zijn twee lesuren hiervoor voldoende. Het configureren kan dan weer in delen. Voor elk besturingssysteem geldt dat de volgorde waarin zaken gedaan worden door de softwareontwikkelaar zijn bepaald en dan ook in die volgorde moet gebeuren. Het overslaan van een stukje leidt op een later moment tot problemen. Deel 3 gaat over de installatie van de verschillende appli caties. Die installaties worden voor een groot deel door de applicatie bepaald en zijn voor de verschillende versies van Windows nagenoeg gelijk. Naast de Microsoft Officepakketten wordt er ook gebruik gemaakt van OpenOffice 3.0. Naast de Microsoft Office- pakketten wordt er ook gebruik gemaakt van LibreOffice 3.5, dat gratis is te downloaden via http://nl.libreoffice.org. Deel 4, eindterm 4, behandelt de netwerkomgeving. In theorie een stukje over protocollen waarna de deelnemer een netwerkverbinding moet realiseren. Ook hier geldt weer dat de verschillende versies maar zeer marginale verschillen kennen. Deel 5, eindterm 5, gaat over datacommunicatie waarvan het Internet toch een voorbeeld bij uitstek is. Voor de meeste deelnemers zal gelden dat ze hier al geheel of gedeeltelijk bekend mee zijn. Voor uitgebreidere didactische adviezen, uitwerkingen en een beschrijving van lesinhoud en practicumomgeving verwijs ik naar de docentenhandleiding.
Hans van Rheenen Houten, maart 2012
vii
Inhoud Deel 1 Soorten software
1
1 Besturingssystemen 1.1 Besturingssysteem en intern geheugen 1.2 Onderdelen van het besturingssysteem 1.3 Gebruikersinterfaces 1.4 Taken van het besturingssysteem 1.5 Besturing van randapparatuur 1.6 Belangrijke besturingssystemen
3 4 5 7 9 12 17
2 Toepassingssoftware 2.1 Standaardsoftware 2.2 Maatwerksoftware 2.3 Commerciële software, shareware en freeware
27 28 40 43
3 Transactieverwerkende toepassingen 3.1 Informatiesystemen 3.2 De transactieverwerkende cyclus 3.3 Transactieverwerkende processen
51 53 58 62
Deel 2 Besturingssystemen
67
4 MS-DOS
69
5 Microsoft Windows 5.1 Installeren van Windows 7 5.2 Werken met Windows Verkenner 5.3 Configureren van basisinstellingen 5.4 Configureren via Configuratiescherm 5.5 Taakbeheer
103 103 117 145 152 178
6 Linux 6.1 Inleiding 6.2 Ontwikkeling van de distributies 6.3 De Installatie van Ubuntu 6.4 Ubuntu instellen
199 199 200 207 218
viii
Software 2
6.5 6.6 6.7 6.8
Persoonlijke instellingen Software installeren De karaktergeoriënteerde interface van Linux Linux Mint
221 225 226 249
Deel 3 Toepassingssoftware
257
7 Microsoft Office 7.1 Microsoft Office 2007 7.2 Microsoft Office 2010
259 259 288
8 LibreOffice 8.1 De software 8.2 LibreOffice.org installeren 8.3 Writer 8.4 Calc 8.5 Presentaties
297 297 299 301 308 317
9 Software voor bescherming 9.1 Computervirus 9.2 Soorten virussen 9.3 Beveiliging van Windows 7 9.4 Linux, beveiliging en veiligheid 9.5 Solide basis voor beveiliging 9.6 Antivirussoftware 9.7 AVG
321 322 324 327 330 331 332 334
Deel 4 Netwerksoftware
347
Netwerken en protocollen 10 10.1 Netwerken 10.2 Netwerkarchitectuur 10.3 Netwerkstandaarden 10.4 Protocollen
349 349 350 356 359
Inhoud
ix
11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
Een netwerk met Linux Automatische netwerkdetectie Als detectie niet werkt Draadloze netwerkkaart Netwerkhulpmiddelen in de grafische interface Instellen Evolution e-mail
363 363 365 366 367 369
12 12.1 12.2 12.3
Een netwerk met Windows 7 Een netwerk instellen en beheren Bestanden delen Instellingen voor Windows Firewall
377 377 382 384
Index 389
1
1 Besturingssystemen
1
Deel Soorten software
Software zonder computer is als een piloot zonder vliegtuig, een wielrenner zonder racefiets of een studieprogramma zonder student. Maar een computer zonder software is als een vliegtuig zonder piloot, een racefiets zonder wielrenner of een student zonder studieprogramma. Het een kan niet zonder het ander. Zo is het ook met software en computers. Om een computer te laten werken heb je software nodig en software heeft een computer nodig om te kunnen werken. Software – in het Nederlands ook wel programmatuur genoemd – kunnen we indelen in verschillende groepen. De belangrijkste groepen zijn: J besturingssoftware (besturingssystemen of operating sys tems); J toepassingssoftware (applicatieprogrammatuur, appli catiesoftware, application software). Dit deel gaat over de achtergronden van deze soorten software. Het installeren en configureren komt in de andere delen aan de orde.
1 Besturingssystemen
Inleiding Het besturingssysteem is een basisvoorwaarde voor het functioneren van de computer. Zonder besturingssysteem kun je de computer niet gebruiken. Dit programma voorziet de computer van de verkeersregels voor de gegevens. Het zorgt ervoor dat de computer commando’s vanaf het toetsenbord of muis begrijpt. Het maakt ook het starten van andere programma’s mogelijk en zorgt ervoor dat lettertekens of afbeeldingen op het beeldscherm verschijnen. Het regelt ook de aansturing van de randapparatuur, bijvoorbeeld het sturen van tekens naar het beeldscherm, of het lezen van gegevens uit een bestand op diskette. Een besturingssysteem maakt de computer dus ‘bestuurbaar’ voor toepassingssoftware. Toepassingssoftware maakt steeds gebruik van de diensten van het besturingssysteem. Besturingssystemen staan dus los van een bepaalde toepassing, maar scheppen de voorwaarden voor toepassingssoftware om de computer te gebruiken. Bijvoorbeeld: je moet het besturingssysteem Microsoft® Windows® laden voordat je met een toepassingsprogramma kunt werken. De toepassingssoftware die je wilt gebruiken, moet natuurlijk wel afgestemd zijn op het besturingssysteem van de computer. Is dat niet het geval, dan kan de computer niet werken met het programma. Een tekstverwerker geschreven voor het besturingssysteem van de Apple Macintosh kan niet werken onder het besturingssysteem MS-DOS.
4
Software 2
Figuur 1.1
1.1
Besturingssysteem en intern geheugen
Een deel van het besturingssysteem is altijd in het interne geheugen van de computer aanwezig. Dit is nodig omdat alle toepassingssoftware het besturingssysteem gebruikt. Als een toepassingsprogramma klaar is, kun je met commando’s aan het besturingssysteem de toepassing afsluiten. De computer is dan klaar voor het starten van een ander toepassingsprogramma. Het besturingssysteem maakt het ook mogelijk twee of meer programma’s tegelijk te gebruiken. Ook het opvragen van de inhoudsopgave van een harde schijf of het kopiëren van een bestand van één schijf naar een andere, zijn zaken die het besturingssysteem regelt. De computer heeft het besturingssysteem ook nodig om gegevens van de harde schijf naar het interne geheugen te kunnen overbrengen. Maar hiervoor moet het besturingssysteem zelf ook in het interne geheugen aanwezig zijn. De vraag is dan: ‘Hoe wordt het besturingssysteem in het interne geheugen gebracht? Wat bestuurt dit dan weer?’ Hiervoor is bij computers een heel klein stukje van het besturingssysteem permanent in het geheugen van de computer aanwezig. Een klein gedeelte van het geheugen is daarom uitgevoerd als ROM-geheugen (Read Only Memory). De gegevens in het ROM zitten ‘vastgebakken’ in het geheugen en zijn permanent aanwezig. Zij blijven ook bewaard als je de computer uitzet. De rest van het interne geheugen is uitgevoerd als RAM (Random Access Memory). In het ROMgeheugen kan alleen gelezen worden, terwijl in het RAM-
1 Besturingssystemen
5
geheugen gelezen én geschreven kan worden. Gegevens die opgeslagen zijn in het RAM-geheugen gaan verloren als je de computer uitzet. Figuur 1.2
Als je de computer aanzet, zorgt de hardware ervoor dat eerst een klein programma uit het ROM-geheugen wordt uitgevoerd. Dit programmaatje, de ‘bootstrap-loader’, brengt de rest van het besturingssysteem van de schijf naar het interne geheugen over. Dankzij de bootstrap-loader kan het besturingssysteem zichzelf in het interne geheugen ‘laden’. 1.2
Onderdelen van het besturingssysteem
Eigenlijk is het besturingssysteem gewoon een programma. Het bestaat, zoals elk programma, uit opdrachten die de centrale verwerkingseenheid (de processor) kan uitvoeren. Het besturingssysteem is echter wel een bijzonder ingewikkeld programma. Om een besturingssysteem te schrijven is heel veel kennis van de hardware nodig. Het besturingssysteem is aanwezig in het interne geheugen van de computer zolang hij aan staat. Maar het is niet nodig dat het hele besturingssysteem steeds in het geheugen aanwezig is. Een aantal onderdelen is permanent in het interne
6
Software 2
geheugen aanwezig (tenminste zolang de computer aan staat). Het zijn alleen dié onderdelen die intensief de randapparatuur aansturen en ervoor zorgen dat de gegevens op de juiste wijze naar beeldschermen, printers, harde schijf of het interne geheugen gaan. Andere onderdelen worden tijdelijk op een extern geheugenmedium (meestal een harde schijf) opgeslagen totdat ze nodig zijn. Deze hulpprogrammaatjes noemen we wel ‘utilities’. De echte kern van het besturingssysteem is het monitorprogramma. Dit programma heeft in feite de regie in handen. Het monitorprogramma, ook wel kortweg ‘monitor’ genoemd, heeft onder meer de volgende belangrijke taken: 1. Verdelen van de beschikbare tijd en het geheugen over werkende programma’s, waarbij rekening gehouden wordt met de belangrijkheid (prioriteit) van die programma’s. De computer schakelt hierbij doorlopend om van het ene naar het andere programma. De programma’s lijken door de snelheid waarmee dit omschakelen gebeurt gelijktijdig te draaien, maar in feite werken ze om de beurt. 2. Beheren van het zogenoemde ‘virtuele’ geheugen. Het kan gebeuren dat de computer niet genoeg interne geheugenruimte heeft om alle programma’s de geheugenruimte te geven die ze nodig hebben. In dat geval schrijft de computer de programmaonderdelen die op dat moment niet gebruikt worden, tijdelijk naar de harde schijf (extern geheugen). Dit noemen we ‘swappen’ (Engels to swap = uitwisselen). Als de inhoud van dit programma weer nodig is in het geheugen, worden de gegevens opnieuw van de schijf in het interne geheugen geladen. De computer wordt hier veel langzamer van, omdat het interne geheugen veel sneller gelezen kan worden dan een harde schijf. 3. Zorgen voor een optimaal gebruik van communicatiekanalen tussen de computer en de randapparatuur.
1 Besturingssystemen
7
4. Beschermen van programma’s die tegelijkertijd in het geheugen aanwezig zijn, zodat deze niet verminkt worden. De monitor zorgt ervoor dat elk programma slechts gegevens kan wegschrijven in een door het besturingssysteem aan dit programma toegewezen deel van het geheugen. De centrale verwerkingseenheid controleert bij elke opdracht van een programma of het gebruikte geheugenadres nog vrij is. 5. Zorgen voor een ordelijke afhandeling van optredende fouten in programma’s. Dat moet zodanig gebeuren, dat andere programma’s niet ook stoppen met werken wanneer er in één programma een fout optreedt. 6. De werking coördineren van overige delen van het besturingssysteem. 1.3 Gebruikersinterfaces Geen twee besturingssystemen zijn hetzelfde en ook de benamingen van de onderdelen ervan verschillen per fabrikant of ontwikkelaar. Om met een computer te kunnen werken is het lang niet altijd nodig veel van het besturingssysteem af te weten. Vroeger was dat wel het geval, maar vooral bij pc’s is tegenwoordig de toegang tot het besturingssysteem veel eenvoudiger dankzij grafische interfaces. Tekengeoriënteerde gebruikersinterfaces Vroeger werd er veel meer gebruikgemaakt van ‘niet-grafische’, tekengeoriënteerde interfaces. Die zijn nogal gebruikersonvriendelijk, want je moet alle commando’s via het toetsenbord invoeren achter de ‘prompt’. Omdat de commando’s uit tekens bestaan, noemen we dit tekengeoriënteerde interfaces. De bediening van het besturingssysteem kun je vereenvoudigen door het maken van een menu. Een menu kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je een programma op een makkelijke manier kunt starten. Je gebruikt de cursortoetsen om naar de juiste regel in het menu te gaan. Dan druk je op de Enter-toets
8
Software 2
om het programma te starten. Soms kun je een programma ook starten door het programma met de muis aan te wijzen en te klikken met de linkermuisknop. Een menu kan ook naar voren komen na het invoeren van een bepaald commando. Grafisch georiënteerde gebruikersinterfaces De grafische gebruikersinterfaces maken gebruik van vele grafische afbeeldingen en tonen erg vriendelijk. Bij een multitaskingprogramma zou het natuurlijk erg onhandig zijn als alle programma’s beeldvullend zijn. Als je met programma A bezig bent, zijn dan de gegevens uit programma B niet te zien. Zou je gegevens willen kopiëren van het ene naar het andere programma, dan is het prettig niet iedere keer van programma te wisselen. Daarom krijgt ieder programma een eigen venster waarin het op de monitor verschijnt. Een grafische interface is meteen herkenbaar aan de grafische afbeeldingen. Deze afbeeldingen, die we iconen of pictogrammen noemen, zijn symbolen voor documenten of programma’s. Als je dubbelklikt (twee keer snel klikken op de linkermuisknop) op het pictogram, start je het programma. Afhankelijk van het type venster verschijnt bovenaan een menubalk. Alle commando’s die je aan een programma kunt geven, vind je in een van de menu’s. Menu’s kun je met de muis openen door op de menunaam te klikken. Menu’s kun je ook openen door een toetsaanslag: door de Alt-toets in te drukken in combinatie met de onderstreepte letter open je het menu. Als de gegevens in het actieve document niet in het venster passen, verschijnen er schuifbalken rechts en onderaan in het venster. Op de uiteinden van de balken bevinden zich knopjes met een driehoekje. Door op deze knopjes te drukken verschuiven de gegevens op het scherm. Oplichtende tekst betekent dat hierachter een menu schuilgaat met doorgaans verdere mogelijkheden. Commando’s hoef je nu niet meer teken voor teken via het toetsenbord in te voeren, maar geef je via de cursor op het beeldscherm door bepaalde afbeeldingen (knoppen, snelkop-
1 Besturingssystemen
9
pelingen, pictogrammen) aan te klikken. Figuur 1.3 toont een wel heel bekend voorbeeld van de grafische interface, de werkbalk van de toepassing Microsoft Word®.
Figuur 1.3 Een voorbeeld van een grafische interface: een werkbalk
Het lijkt dat al deze functies een onderdeel van Microsoft Word zijn, maar dat is niet helemaal waar. Knippen, kopiëren, plakken en printen zijn echt zaken die het besturingssysteem regelt. 1.4
Taken van het besturingssysteem
Een besturingssysteem moet de computergebruiker in staat stellen zoveel mogelijk te doen met zo min mogelijk moeite. Het besturingssysteem zelf is daardoor steeds ingewikkelder is geworden, zodat het steeds meer eisen stelt aan de computer. Was in 1981 256 kB een heel normaal geheugenomvang, Nu in 2012 is voor Windows 7 minimaal 1Gb nodig. Dat is vierduizend maal meer dan dertig jaar geleden.
J J J J J J
Een van de taken van het besturingssysteem is het uitvoeren van opdrachten die de gebruiker aan de computer geeft, zoals: Kopieer een bestand van één schijf naar een andere. Laat printer 2 stoppen met alle afdruktaken. Stuur alle uitvoer (output) die normaal gesproken naar beeldscherm 2 gaat, nu naar printer 1. Laat zien welke gebruikers op dit moment met het computersysteem werken. Laat zien hoe de computer momenteel zijn tijd verdeelt over de diverse werkende programma’s. Laat zien welke bestanden op de systeemschijf (de schijf waarop zich ook het besturingssysteem bevindt) staan.
10
Software 2
Dit zijn maar een paar voorbeelden. Het zijn algemene opdrachten die niet aan een bepaalde toepassing gebonden zijn. Voor het besturingssysteem maakt het niet uit of je een tekstbestand of een bestand met rapportcijfers van de ene schijf naar de andere kopieert. Voor beide gebruikt het besturingssysteem dezelfde kopieeropdracht. Een heel eenvoudig besturingssysteem kent maar één manier om een bepaalde opdracht aan de computer te geven. In de praktijk kan dit meestal op meer manieren. Er kunnen bij het besturingssysteem verschillende ‘commandotalen’ geleverd worden. Ook kunnen programma’s die al draaien, soms opdrachten aan het besturingssysteem geven. Toch voert uiteindelijk een en hetzelfde deel van het besturingssysteem een bepaalde opdracht uit. Alleen de manier waarop dat deel geactiveerd wordt, verschilt dus. Een besturingssysteem is opgebouwd uit delen (modulair). Deze delen van het besturingssysteem zijn onafhankelijk van elkaar, maar hebben wel een onderlinge samenhang. J Er is een gedeelte dat commando’s controleert, accepteert en volgens een vaste procedure doorgeeft. J Er is een deel dat de doorgegeven commando’s uitvoert. Dit uitvoerende deel gebruikt weer andere delen van het besturingssysteem die gespecialiseerd zijn in het besturen van een bepaald randapparaat. Als een programma opdrachten aan het besturingssysteem geeft, activeert dat programma over het algemeen rechtstreeks het deel dat deze commando’s uitvoert. Opdrachten worden dan in een programmeertaal aan het besturingssysteem gegeven. Vaak kent het besturingssysteem ook een eigen programmeertaal. Met een simpele tekstverwerker (bijvoorbeeld een ‘line editor’ zoals Edlin) kun je in deze taal een hele reeks opdrachten (de besturingsstructuur of control structure) formuleren. Het besturingssysteem verwerkt deze reeksen opdrachten. Op die manier kunnen bijvoorbeeld verschillende
1 Besturingssystemen
11
programma’s achter elkaar worden gestart. Deze opdrachten noemen we ook wel ‘jobs’ (taken). De programmeertaal waarin je de jobs schrijft, noemen we een ‘job control lan guage’ (letterlijk vertaald: taakbesturingstaal). Opgaven
1. Software is te onderscheiden in twee hoofdgroepen. Noem deze twee groepen.
2. Noem een aantal soorten besturingssystemen.
3. Noem een aantal soorten toepassingspakketten en schrijf van elk pakket op wat de functie is.
4. Waarvoor staan de letters in de afkorting ROM en in de afkorting RAM?
5. Wat is het verschil tussen ROM- en RAM-geheugen?
6. Wat is een bootstrap-loader?
7. Wat is de taak van het besturingssysteem?
8. Wat is de echte kern van het besturingssysteem?
9. Wat zijn de taken van het monitorprogramma?
10. Waardoor wordt tegenwoordig de toegang tot het besturingssysteem vereenvoudigd?
11. Vroeger moesten commando’s via het toetsenbord aan het besturingssysteem gegeven worden. Hoe gaat dat tegenwoordig?
12. Wat is het gevolg voor het interne geheugen van het steeds uitgebreider worden van besturingssystemen?
12
Software 2
13. Zoek op hoe groot het intern geheugen minimaal moet zijn wanneer je het besturingssysteem Windows Vista wilt gebruiken en wat de minimumomvang is bij het gebruik van Windows 7.
14. Op welke manier kan het besturingssysteem opdrachten krijgen naast het geven van opdrachten via het toetsenbord of de muis?
15. Een besturingssysteem is opgebouwd uit delen. Welke zijn dat?
16. Wat zijn ‘jobs’?
17. Hoe heet de taal waarin verschillende jobs aan elkaar kunnen worden gezet?
18. Wat zijn utilities?
1.5
Besturing van randapparatuur
Een belangrijke taak van het besturingssysteem is het besturen van de randapparatuur. Andere programma’s hoeven er dan geen rekening mee te houden ze de apparatuur moeten aansturen. Hiervoor zorgt het besturingssysteem. Eén van de belangrijkste soorten randapparatuur is de appa ratuur voor het externe geheugen. Het gaat dan vooral om harde schijven, de dvd-speler/schrijver, Blu-Ray Disc, USBdisk en tegenwoordig ook de Solid state drives. Eén van de eerste besturingssystemen voor de pc kreeg om deze reden de naam DOS (Disk Operating System). Toepassingssoftware en utilities maken gebruik van een schijfgeheugen op bestandsbasis. Dat wil zeggen dat deze programma’s bestanden van schijf lezen en ernaartoe schrijven. Het doet er voor de gebruiker niet toe waar de gegevens
1 Besturingssystemen
13
in werkelijkheid op de schijf terechtkomen. We komen hier bij de paragraaf ‘Splitsing van bestanden’ nog op terug. Andere randapparaten die bestuurd moeten worden, zijn bijvoorbeeld printers. Het besturingssysteem zorgt ervoor dat de uitvoer van een programma eerst in een buffer wordt opgeslagen. De inhoud van de buffer kan dan rustig door de printer worden uitgeprint, zonder dat het programma daarop hoeft te wachten. Zo’n buffer kan een stukje van het interne geheugen zijn, maar ook een stukje van een extern geheugen. Voor de gebruiker maakt ook dit weer niet uit, als het maar geregeld wordt. Het besturingssysteem onderschept meldingen van de printer (bijvoorbeeld dat het papier of de toner/ inkt op is) en geeft ze door aan de gebruiker of de beheerder. Ook voor een beeldscherm, een toetsenbord en muis is be sturing nodig. Het besturingssysteem bestuurt ook de rand apparatuur voor datacommunicatie (elektronische gegevens uitwisseling), zoals een modem. Doel is steeds het rand apparaat zo te besturen, dat het zo efficiënt mogelijk benut wordt. De gebruiker, of de toepassingssoftware die van dat randapparaat gebruikmaakt, moet geen last hebben van alle technische details die bij de besturing van het randapparaat een rol spelen. Splitsing van bestanden
Het lijkt logisch om één gegevensbestand ook werkelijk als een ononderbroken geheel op schijf te plaatsen. Dat blijkt in de praktijk echter niet goed te werken. Figuur 1.4
Bestand 1
Bestand 1
Bestand 2
Bestand 2
Bestand 3
Bestand 3
Bestand 2 gewijzigd
14
Software 2
Ten eerste ontstaat er een probleem als je regelmatig bestanden wist, waarna je nieuwe bestanden toevoegt. Stel dat je een tekstbestand van 200.000 lettertekens wist dat tussen twee andere bestanden op de schijf staat. Daarna sla je een aantal nieuwe bestanden op waarvan het kleinste bestand 300.000 lettertekens bevat. Deze bestanden zijn dan allemaal te groot om in de ontstane lege ruimte te passen. Als je op die manier regelmatig bestanden van wisselende grootte wist en toevoegt, ontstaat een zeer inefficiënt gebruik van de beschikbare schijfruimte. Er ontstaan immers verspreid over de schijf allemaal lege plekken die moeilijk op te vullen zijn. Er is nog een reden om een bestand niet aaneengesloten op schijf te zetten. De tijd die nodig is om een aantal aaneen gesloten lettertekens te lezen en te verwerken, is langer dan de tijd nodig om de schijf rond te draaien wanneer je de gegevens aaneengesloten zou wegschrijven. Je kunt dat vergelijken met notuleren: je kunt sneller praten dan schrijven. Wil je toch gewoon door kunnen praten, dan moet je twee of meer mensen laten notuleren en de taken goed verdelen. Of je moet een andere techniek toepassen. Omdat we bij het wegschrijven van gegevens geen vertraging willen, worden gegevens vaak door meer lees/schrijfkoppen tegelijk weggeschreven. Elke kop neemt een deel voor zijn rekening. De bestanden worden verdeeld over meer sporen en soms zelfs over meer dan één schijf. Natuurlijk moet er goed bijgehouden worden welk gedeelte waar staat en hoe die delen weer aan elkaar moeten worden gezet. Dat gebeurt door de FAT, de File Allocation Table, en de DAT, de Data Entry Table. Je kunt die vergelijken met de inhoudsopgave en de index van een boek. Het zijn twee tabellen waarin precies staat aangegeven waar iets is terug te vinden en wat allemaal bij elkaar hoort. Deze tabellen staan aan het begin van de schijf. Bij een diskette en een harde schijf is dat aan de buitenkant en bij een cd juist de binnenkant van de schijf.
1 Besturingssystemen
15
Beheer van hulpmiddelen Er is nog een andere reden om de besturing van randapparaten niet rechtstreeks via gebruikers of toepassingssoftware te laten verlopen, maar via het besturingssysteem. Bij een pc met slechts één gebruiker (de single-user) is verdeling van de beschikbare middelen niet zo’n probleem. Als er in een bedrijf meer pc’s staan, wil je vaak alle programma’s en gegevens voor iedereen tegelijk beschikbaar hebben. Als een besturingssysteem tegelijk verscheidene programma’s in het werkgeheugen kan hebben, noemen we dit multitasking. De omvang van het werkgeheugen moet hieraan aangepast zijn. Daarom zijn de eisen aan een server meestal hoger dan de eisen aan een werkstation. Op een netwerkserver is beheer van de randapparatuur (ook wel resources genoemd) van groot belang. In het algemeen is er op een groot computersysteem sprake van een aantal schijnbaar gelijktijdig lopende programma’s van verschillende gebruikers met verschillende prioriteiten. Er is echter maar een beperkte processortijd, een beperkte hoeveelheid computergeheugen en een beperkt aantal printers en schijfeenheden. Het gebruik van al deze hulpmiddelen moet geregeld zijn. Programma’s met een hoge prioriteit moeten voorrang krijgen, maar programma’s met een lagere prioriteit moeten wel aan bod komen. Soms moet je een beroep doen op rand apparatuur die een lage snelheid heeft in vergelijking met de processor. De opdrachten aan zo’n apparaat worden dan in deeltjes gegeven. Het besturingssysteem kijkt steeds of het apparaat vrij is. Is de randapparatuur vrij, dan kan de uitvoering van het programma dat die apparatuur nodig had, weer verdergaan. Iedereen moet zijn werk kunnen doen, maar sommige zaken zijn zo belangrijk dat die voor moeten gaan. Je probeert belangen van gebruikers zo goed mogelijk in de gaten te houden. Er zou chaos ontstaan als iedere gebruiker rechtstreeks
16
Software 2
alle randapparaten zou kunnen besturen zonder tussenkomst van het besturingssysteem. Gebruikers zouden onderling moeten gaan bepalen wat nu belangrijker is en eerst moet gebeuren. Je zou een groot deel van de tijd bezig zijn met discussie en er zou waarschijnlijk vrijwel geen bruikbaar product het systeem verlaten. Soms krijgt een gebruiker – of een bepaald programma – maar een beperkte hoeveelheid processortijd. Een gebruiker mag bijvoorbeeld maar een bepaalde hoeveelheid tijd per week gebruikmaken van bepaalde faciliteiten. Het besturingssysteem beheert dit soort bepalingen. Een andere mogelijke taak van het besturingssysteem is het doorberekenen van de gemaakte kosten aan de diverse gebruikers, op basis van de intensiteit waarmee ze de processor en de diverse randapparaten hebben gebruikt. Opgaven
19. Welke soorten randapparatuur worden als de belangrijkste gezien die door het besturingssysteem moeten worden aangestuurd?
20. Toepassingssoftware en utilities maken gebruik van een schijfgeheugen op bestandsbasis. Wat betekent dit?
21. Wat is het doel van het besturingssysteem?
22. Het lijkt logisch om één gegevensbestand ook werkelijk als een ononderbroken geheel op schijf te plaatsen. Dat blijkt in de praktijk echter niet goed te werken. Waarom niet?
23. Waarom verloopt de besturing van randapparaten niet rechtstreeks via gebruikers of toepassingssoftware, maar via het besturingssysteem?
24. Wat betekent de term ‘multitasking’?
1 Besturingssystemen
17
25. Wat zijn resources?
26. Wat wordt bedoeld met de zin: ‘Het gebruik van al deze hulpmiddelen dient geregeld te worden.’?
27. Wanneer spreekt men van het ‘doorberekenen van de kosten’? Op basis waarvan gebeurt dit dan?
1.6
Belangrijke besturingssystemen
MS-DOS In 1981 heeft Microsoft in opdracht van IBM het besturingssysteem PC-DOS ontwikkeld. Daarna kwamen ze al snel met een eigen versie van dit besturingssysteem, MS-DOS. Dit is in de beginjaren van de pc hét besturingssysteem geweest voor de IBM-compatibele computers (computers die volgens het IBM-systeem werken), hoewel MS-DOS niet het meest gebruikersvriendelijke besturingssysteem was.
J J J J
MS-DOS is een tekengeoriënteerde interface. Om met MSDOS te kunnen werken moet je dus heel wat commando’s kennen en geen typefouten maken. Verder is MS-DOS gemaakt voor de pc en is het een single-usersysteem. Het heeft nog een aantal beperkingen: MS-DOS kan maar weinig geheugen aansturen (640 KB). Het kan maar met één programma tegelijkertijd werken. De mogelijkheden in de bestandsnaamgeving zijn beperkt: acht tekens voor de naam en drie voor de extensie. Het installeren van nieuwe randapparatuur is lastig. Microsoft heeft, net als verschillende andere bedrijven, in de loop van de tijd programma’s ontwikkeld die aan deze bezwaren tegemoet moesten komen. Echt populair zijn al deze oplossingen nooit geworden. Ze waren te veeleisend voor de hardware, kwamen op het verkeerde moment uit, verhielpen de problemen niet echt, of er was onvoldoende software
18
Software 2
beschikbaar. In navolging van Apple kwam Microsoft in 1992 met een echte doorbraak: Windows 3.1, een grafische interface voor MS-DOS. Omdat afbeeldingen meer van een computer vergen, was voor Windows een krachtiger computer nodig dan voor MS-DOS. OS/2 Vanaf 1987 is het besturingssysteem OS/2 op de markt. Operating System/2 moest de opvolger worden van MS-DOS. Het is nooit een echt succes geworden, terwijl het een aantal grote voordelen had ten opzichte van MS-DOS. OS/2 is een besturingssysteem, geschreven voor de wat professioneler software (bijvoorbeeld DTP- en CAD/CAMprogramma’s). OS/2 kan een werkgeheugen van maximaal 16 MB beheren. Door uitwisseling van gegevens tussen RAM en extern geheugen kan het daarboven nog een virtueel werkgeheugen van 1 GB simuleren. Verscheidene programma’s kunnen tegelijk in het werkgeheugen zijn geladen én ook werkelijk tegelijk actief zijn. Er was standaardisering van de gebruikersinterface en het netwerk. Je kunt er netwerken mee aan elkaar koppelen. Je kunt er zelfs servers mee koppelen die werken op een ander besturingssysteem, zoals Unix. De bediening van OS/2 was niet veel anders dan het besturingssysteem MS-DOS. De meest bekende commando’s zoals COPY, DIR, en dergelijke bleven ongewijzigd. Dankzij de ‘compatibility box’ kon de meeste toepassingssoftware onder MSDOS ook onder het nieuwe besturingssysteem werken, maar alleen op het niveau van MS-DOS en niet op het volle prestatieniveau van OS/2. OS/2 kon je ook besturen met de muis door pictogrammen en pulldownmenu’s aan te wijzen. Het besturingssysteem OS/2 had dus vele voordelen. Toch waren er naast deze voordelen ook nadelen. Het programma stelde meer eisen aan de hardware. Om echt te werken met de programma’s waar OS/2 voor gemaakt is (databasetoepassingen en DTP- of CAD/CAM-programma’s), moet het werk
1 Besturingssystemen
19
geheugen toch wel 4 MB tot 8 MB groot zijn. Bedenk dat 1 MB in 1987 al vlug meer dan ƒ 100,00 (€ 45,00) kostte. Figuur 1.5 Een SIPP-geheugenmodule van 256 KB uit 1990
Mede door de introductie van Windows is OS/2 is toch niet aangeslagen en is het besturingssysteem niet geworden wat men er van verwachte. Unix Unix is ontwikkeld door een aantal computerbedrijven waaronder Ericsson, ICL, Nixdorf, Philips en Bull. In het begin werd Unix gebruikt als besturingssysteem voor grote computers (mainframes en supercomputers) op universiteiten en hogescholen. We komen dan ook in complexere automati seringsomgevingen terecht en de keuze in programmatuur die onder Unix draait, is beperkt. Later kwamen er versies voor minicomputers en zelfs voor de pc. Unix is een voorbeeld van een multi-user- en multitaskingsysteem. Verschillende gebruikers kunnen gelijktijdig via hun terminals of werkstations rechtstreeks gebruikmaken van dezelfde computer met de daarbij behorende randapparatuur. Ook kunnen zij met hetzelfde programma werken, als de software dit mogelijk maakt. Eén van de meest opvallende eigenschappen van Unix is de overdraagbaarheid. Een voor Unix geschreven programma kan zonder aanpassingen op ieder ander Unixsysteem werken. Unix had een niet-grafische interface. Unix werd in eerste instantie geschreven voor de ontwikkelaars van programmatuur. Hierdoor werd geen rekening gehouden met de eindgebruiker. Unix is daarom complex en kent meer dan 200 commando’s en hulpprogramma’s, allemaal afkortingen
20
Software 2
van Engelse termen. Om dit wat vriendelijker te maken is er nu een gebruikersvriendelijke interface in de vorm van X-Windows. Unix is ontwikkeld voor met name mainframecomputers. Linux De Fin Linus Torvalds ontwikkelde in 1991 een nieuw be sturingssysteem dat gratis via internet verspreid werd en wordt. Wereldwijd werken programmeurs in hun vrije tijd mee aan het verbeteren van dit product. Linux blijkt een compact besturingssysteem te zijn. Veel bedrijven en computer hobbyisten zien het als een aantrekkelijk alternatief voor Windows, omdat het volgens hen stabieler en sneller is dan Windows. In eerste instantie lijkt Linux erg op Unix: het is ook een multi-user- en multitaskingsysteem. Net als bij Unix is de overdraagbaarheid een opvallende eigenschap. Het belangrijkste voordeel van Linux is dat het gratis is. Er zit geen bedrijf achter dat programmeurs moet betalen. Eerst had Linux een niet-grafische interface. Momenteel is bijna elke versies (distributie) voorzien van een grafische interface. Op verschillende plaatsen op internet, linuxiso, kun je deze versies downloaden. Er zijn meer dan 25 verschillende distributies die allemaal gebruikmaken van dezelfde broncode. Figuur 1.6 Linux-beeldmerk
1 Besturingssystemen
21
MacOS De eerste Apple I-computer is ooit ontwikkeld in een garage in Californië. In 1977 werd het bedrijf Apple Computer Inc. opgericht, dat in 1983 al een omzet van 1340 miljoen euro realiseerde. In januari 1984 werd de Apple Macintosh geïntroduceerd en ook dit systeem was meteen een succes. Het besturingssysteem van de Apple Macintosh is zeer gebruikersvriendelijk vanwege de grafische user interface. Apple was de eerste die zo’n interface introduceerde en het heeft meer dan tien jaar geduurd voordat een concurrent met een vergelijkbare oplossing kwam. Het Apple Macintosh-besturingssysteem is voor een groot gedeelte in het ROM vastgelegd. Een aantal specifieke programmaonderdelen wordt echter na het starten in het RAM geplaatst. Bijvoorbeeld sommige bestandsdelen die rand apparatuur moeten aansturen. Het besturingssysteem is tot en met versie 7 singletasking. Toch is het mogelijk om bepaalde opdrachten op de achtergrond te laten plaatsvinden. Het printen kan bijvoorbeeld op de achtergrond gebeuren. Vanaf versie 8 is er sprake van een echt multitaskingsysteem. Figuur 1.7 Macintosh-beeldmerk
Apple kan vanaf de beginjaren al probleemloos in een netwerk functioneren. Vanaf de eerste versies zorgt plug-andplay (PnP) ervoor dat je nieuwe randapparatuur (scanner, netwerkkaart, of gewoon een printer) niet meer hoeft te installeren. Zowel door de toepassing van plug-and-play als de grafische user interface liep Apple ver voor op de concurrenten. Toepassingssoftware voor de Apple kende vanaf het begin een absolute uniformiteit: dezelfde functietoetsen werden bij verschillende programma’s steeds voor vergelijkbare functies gebruikt. Er zijn verschillende emulatieprogramma’s die ervoor zorgen dat je DOS-programma’s (en later Windowsprogramma’s) ook op een Apple-computer kunt gebruiken.
22
Software 2
Nadeel hiervan is dat de computer beduidend minder snel wordt. Ook zijn er Apple-computers met een hardwarematige interface verkrijgbaar. Microsoft Windows Figuur 1.8 Windows-beeldmerken
Tot aan versie 3.11 maakte Windows gebruik van MS-DOS. Deze eerste versies van Windows stonden al toe dat er meer programma’s ‘ogenschijnlijk’ tegelijk konden draaien. Voordeel hiervan was dat je een programma niet hoefde af te sluiten voordat je een ander programma kon starten. Maar omdat Windows een toevoeging was op MS-DOS, bleven heel veel beperkingen van MS-DOS bestaan. Zo waren bijvoorbeeld de problemen met bestandsnamen en het geheugenbeheer niet opgelost. Bovendien liep de computer regelmatig vast. Ondanks een geheugen van 8 of 16 MB (in die tijd tamelijk veel) bleek er te weinig geheugen te zijn. Met Windows 95 zette Microsoft een streep onder het MSDOS-verleden. Deze Windows-versie heeft MS-DOS niet meer als basis nodig en is een geheel nieuw besturingssys teem. Overigens is MS-DOS onder Windows 95 en 98 nog wel aanwezig. Windows 95/98 is een echt grafisch besturingssysteem en daardoor zeer gebruikersvriendelijk. Het werkt nog meer dan de eerdere versies met pictogrammen (iconen) en andere beeldelementen. Microsoft heeft erg veel moeite gedaan om de bediening van Windows 95/98 eenvoudig te houden. Bestandsnamen mogen tot 255 tekens bevatten, waarbij spaties toegestaan zijn. Voor het aansluiten van randapparatuur hoef je, net als bij de Apple, een apparaat alleen maar aan te
1 Besturingssystemen
23
sluiten. Het besturingssysteem verzorgt de installatie en het systeem is plug-and-play. Er zijn veel communicatiemogelijkheden in Windows 95 en latere versies opgenomen (bijvoorbeeld uitwisseling tussen desktop en notebook). Naast Windows 95 kwam Microsoft op de markt met Windows NT. Dit was niet bedoeld voor de pc, maar voor netwerken en moeten we dus vergelijken met Unix of Novell Netware. Windows 95 en Windows NT zijn doorontwikkeld in respectievelijk Windows 98 (en later Windows Me) en Windows 2000. Hierop volgden Windows XP en Windows Vista waarvan Windows Vista een mislukking was. De versie Windows 7 is inmiddels het meest gebruikte besturingssysteem op de pc en het notebook. Voor mobiele platvormen heeft Microsoft Windows 8 ontwikkeld. Opgaven
28. Voor welk merk pc is MS-DOS van Microsoft in de begin jaren ontwikkeld?
29. Waarvoor staat de afkorting MS-DOS?
30. Wat wordt bedoeld met de zinsnede ‘MS-DOS is een teken georiënteerde interface’?
31. Wat betekent het dat MS-DOS onder Windows 95 en 98 nog wel aanwezig is?
32. Noem vier nadelen die aan het werken met MS-DOS kleven.
33. In welk jaar kwam de doorbraak met Windows 3.1?
34. Wat was de grote winst van Windows 3.11 ten opzichte van MS-DOS?
24
Software 2
35. Door wie is Unix ontwikkeld?
36. Unix is een voorbeeld van een multi-user- en multitaskingsys teem. Wat wil dat zeggen?
37. Wat is een van de meest opvallende eigenschappen van Unix?
38. Wie ontwikkelde in 1991 Linux?
39. Wat wordt bedoeld met overdraagbaarheid?
40. Wat is het belangrijkste voordeel van Linux?
41. In januari 1984 werd de Apple Macintosh geïntroduceerd. Waardoor is het succes van deze computer te verklaren?
42. Wat betekent PnP?
43. Wat is de relatie tussen PnP en Apple?
44. Welke versies van Windows zijn er allemaal (geweest)?
45. Van welk ander besturingssysteem heeft Microsoft een aantal ideeën gebruikt in het Windows-besturingssysteem?
46. Uit welke versie van Windows is Windows XP ontwikkeld?
47. Waarvoor staan de letters XP?
48. Het besturingssysteem vormt een interface tussen de gebruiker en de computer. Zonder een besturingssysteem kan een computer niet werken. Hoe kan een computer het besturingssysteem in het interne geheugen laden?
49. Welke twee betekenissen heeft het woord ‘monitor’?
50. Wat is applicatieprogrammatuur en wat is systeemprogrammatuur?
1 Besturingssystemen
25
51. Wat vind je van de volgende uitspraak? “Vroeger was het voor gebruikers gemakkelijker om met computers om te gaan, omdat de gebruikte besturingssystemen eenvoudiger waren.”
52. Op welke twee manieren kan een besturingssysteem een opdracht krijgen?
53. Welke opdrachten staan in het interne geheugen en welke opdrachten staan in het externe geheugen?
54. Zet een kruisje bij de kenmerken van de volgende besturingssystemen: single-user MS-DOS
multi-user
singletasking
multitasking
niet-grafisch
grafisch
OS/2 Unix Linux Windows
55. Is een besturingssysteem hardware, software of iets anders?
56. Is het besturingssysteem, als de computer in gebruik is, in het interne of het externe geheugen opgeslagen?
57. Waarom worden bestanden op schijf in blokken opgedeeld?
58. Leg het begrip ‘single-user’ uit.
59. Wat zijn de nadelen als iedereen op een standalonecomputer werkt?
60. Wat wordt bedoeld met een multi-userbesturingssysteem?
61. Waarom moet het gebruik van hulpmiddelen (zeker bij een groter computersysteem) gecoördineerd worden?
62. Waar komt de naam ‘OS/2’ vandaan?
26
Software 2
63. Kunnen MS-DOS-programma’s ook onder OS/2 werken?
64. Op welk soort computer wordt Unix het meest gedraaid?
65. Zoek uit, op internet, welke eisen er aan de hardware gesteld worden wanneer men wil werken met: Systeem Windows 3.1
Windows 95
Windows 98
Windows NT 4
Windows Workstation
Windows 2000 Professional
Windows 2000 Server
Windows XP
Hardware-eisen
389
Index A account aanmaken Windows 111 afdrukken 134 antivirussoftware 332 Anytime Upgrade 171 Apparaatbeheer 153 ARPANET 360 AUTOEXEC.BAT 100 AVG 334 B back-up 156 maken 93 terugzetten 164 BACKUP 93 batchfile 100 AUTOEXEC.BAT 100 maken 101 batchverwerking 58 beeldscherm eigenschappen instellen 156 bescherming 321 bestand afdrukken 86 delen 382 groep selecteren 132 hernoemen 89 kopiëren 87, 138 naam wijzigen 141 naar Klembord kopiëren 139 selecteren 131 verplaatsen 135 verwijderen 90, 140
bestanden splitsing van 13 bestandsgegevens wijzigen 142 bestandsnaam 69 besturingssysteem 4 Linux 20 MacOS 21 Microsoft Windows 22 MS-DOS 17 onderdelen 5 OS/2 18 PC-DOS 17 taken 9 Unix 19 beveiliging Linux 240, 330 Windows 7 112, 327 BitLocker 108 bootstrap-loader 5 branchegericht pakket 37 bureaublad configureren 146 pictogrammen schikken 146 busnetwerk 352 C CAD 33 Calc 308 CD 82 CLS 100 COMMAND.COM 71 commerciële software 43 communicatiesoftware 35
390
Software 2
Computer Aided Design 33 computervirus 322 Configuratiescherm 152 configureren bureaublad 146 via Configuratiescherm 152 Windows 145 COPY 88 COPY CON 101 D database 30 Data Base Management System 41 DATE 96 datum 96 Datum en tijd 156 Windows 113 DBMS 41 Debian 203 Decision Support Systemen 55 Defender 171, 328, 329 DEL 91 DeskTop Publishing 34 DHCP 361 DIR 79 DISKCOPY 92 diskette kopiëren 92 DOS-commando BACKUP 93 CD 82 CHKDSK 94 CLS 100 COPY 87 COPY CON 101 DATE 96 DEL 90 DIR 78
DISKCOPY 92 extern 71 FORMAT 75 intern 71 MD 77 PRINT 86 PROMPT 98 RD 83 REN 89 SCANDISK 94 TIME 97 TREE 81 TYPE 85 XCOPY 87 DOS-prompt 72 draadloze netwerkkaart 366 DSS 55 E EDI 62 EDP 55 Eigenschappen 123 Electronic Data Interchange 62 e-mail 157 encryptie 108 Energiebeheer 157 Evolution e-mail 369 Excel 2007 280 Excel 2010 295 extern DOS-commando 71 F Fedora 204 Firestarter 219 firewall Windows 7 327 Windows-instellingen 384
Index
Firewall 171 Ubuntu 219 FORMAT 75 freeware 47 G gebruikers aanmaken Linux 243 Gebruikersaccounts 158 gebruikersinterface 7 grafisch georiënteerd 8 tekengeoriënteerd 7 geheugen intern 4 RAM 4 ROM 4 Gnome 210 Grafische eigenschappen 149 H harde schijf controleren op fouten 94 indelen 77 horizontaal pakket 29 hulpmiddelen beheer van 15 I informatiesysteem 53 centraal 54 decentraal 54 International Standards Organization 356 intern DOS-commando 71 intern geheugen 4 invoer 58 IO.SYS 71 IP-adres 361 ISO 356
391
K KDE 210 kernelgeheugen 186 Klembord 139 Kleurbeheer 161 kopiëren 138 door slepen 138 L LAN 349 Landinstellingen 162 Lettertypen 162 LibreOffice 297 installeren 299 presentaties 317 Linus Torvalds 20 Linux 20, 199 beveiliging 330 configureren 218 netwerkconfiguratie 363 Local Area Network 349 lokaal netwerk 349 M maasnetwerk 354 maatwerksoftware 40 Mac OS 21 MAN 349 managementinformatiesysteem 55 map 125 naam wijzigen 141 selecteren 131 verplaatsen 135 verwijderen 140 Map- en zoekopties 121 MD 77 Metropolian Area Network 349 Microsoft Office 2007 259
392
Software 2
Microsoft Windows 22, 103 Mint 202, 249 MIS 55 Mobiliteitscentrum 172 monitorprogramma taken 6 MS-DOS 17, 69 bestandsnaam 70 MSDOS.SYS 71 muis 163 N naam wijzigen 141 NetBEUI 359 NetBIOS 359 netwerk bus 352 lokaal 349 maas 354 met Windows 7 377 ring 353 ster 350 type 114 netwerkarchitectuur 350 netwerkstation 350 netwerkstructuur 349 netwerkverbinding 164 NWLink 361 O Office 2007 259 Office 2010 288 online-invoer 56 onlineverwerking 56 OpenOffice 297 OpenSUSE 202 Open Systems Interconnection 356 Organiseren 120
OS/2 18 OSI-model 356 Ouderlijk toezicht 165 OwnCloud 203 P pakket horizontaal 29 verticaal 37 PC-DOS 17 permissies 240 Persoonlijke voorkeuren 152 PGP 375 Pictogram 125 schikken op bureaublad 146 verborgen 168 Presentaties LibreOffice 317 primair proces 62 PRINT 86 printer 155 Probleemoplossing 166 processen 181 prompt 72 verschijningsvorm 98 PROMPT 98 protocol NetBEUI 359 NetBIOS 359 NWLink 361 TCP/IP 360 Prullenbak 143 eigenschappen aanpassen 145 leegmaken 144 omvang 144
Index
R RAM 4 RD 84 realtime 56 REN 89 reservekopie 138 Restricted extra’s 221 ringnetwerk 353 ROM 4 root-gebruiker 246 S SCANDISK 94 schermresolutie 151 schijfindeling 108 Schijfopruiming 160 secundair proces 62 services 183 shareware 47 signaalinterferentie 352 singletasking 69 single-user 69 software besturingssysteem 4 commerciële 43 communicatie- 35 freeware 47 maatwerk- 40 shareware 47 toepassings- 27 transactieverwerkende 51 voor bescherming 321 soorten virussen 324 spreadsheet 32 spyware Windows 7 328 Windows Defender 329
393
standaardsoftware 28 algemene pakketten 28 branchegerichte pakketten 29 stapelverwerking 56 sternetwerk 350 Systeembeheer 168 Systeemherstel 159 T Taakbeheer 178 taal Ubuntu 208, 211 Windows 105 TCP/IP 360 tekstverwerking 29 thuisgroep 169, 170 tijd 97 Ubuntu 214 Windows 113, 156 TIME 97 Toegankelijkheidscentrum 170 toepassingssoftware 27 maatwerksoftware 28 standaardsoftware 28 toetsenbord Windows 105 token ring 353 topologie 350 Torvalds Linus 20 transactieverwerkende cyclus 58 transactieverwerkende proces primair proces 62 secundair proces 62 transactieverwerkende software 51 transactieverwerking 60 TREE 81 TYPE 85
394
Software 2
U Ubuntu 201 configureren 218 installeren 207, 211 Ubuntu One 222 Ubuntu Studio 205 Unix 19 upgrade-installatie 104 V validatie 59 Verkenner 117 afdrukken 134 programma’s starten 132 verplaatsen 135 bestand 135 map 135 verticaal pakket 37 verwerking 60 verwijderen 140 ongedaan maken 140 virus 322 soorten 324 W WAN 349 werkblad 312 werkomgeving 210
Wide Area Network 349 wildcard 90 Windows 22 configureren 145 installeren 103 mappen maken 125 pictogrammen schikken 125 update 172 Verkenner 117 Windows 7 bestanden delen 382 netwerk 377 WinRE 108 Word 2007 configureren 267 Word 2010 294 Writer 301 instellingen 303 X XCOPY 87 Z zoeken op naam 130 op soort 127 op type 129 op wijzigingsdatum 128
Software 2 is bestemd voor studenten van de MBO-ICT-opleiding op niveau 2 die hun competenties op het gebied van software moeten ontwikkelen.
Hans van Rheenen
Software > 2
De inhoud van het boek is afgestemd op het kwalificatiedossier 2012/2013 Medewerker ICT. Het uitgangspunt hierbij is de context van de kwalificatie: ‘De medewerker ICT verricht ondersteunende activiteiten bij ICT-dienstverlenende organisaties of op de ICT-afdeling binnen andersoortige organisaties.’
Voor studenten biedt het voordelen om hun ervaring meteen te kunnen evalueren. Ook daarom is gekozen voor een combinatie van theorie- en werkboek. Na het aanbieden van een stukje theorie, volgen enkele opdrachten om de stof te verwerken en in te oefenen. Een belangrijk onderdeel van de opleiding moet de verslaglegging zijn. Daar wordt in dit theorie- en werkboek dan ook nadruk op gelegd. Elk practicum moet daarom worden afgesloten met een rapportage over de werkzaamheden.
Software > 2
De didactische werkwijze is zodanig gekozen dat er voor de student een optimale leer/werk-situatie ontstaat. De student op niveau 2 is een doener en zal vooral baat hebben bij ervarend leren. Dit is de reden waarom er gekozen is voor een methode waarbij theorie en practicum geïntegreerd zijn.
www.maatwerkmboict.nl
Software
> 2 Hans van Rheenen
978 90 395 2699 6 124
Software 2_2012_def.indd 1
12-04-12 16:42