1.
Het Verbond Sociale Ondernemingen vzw bestaat uit: Federatie Sociale Ondernemingen vzw Pluralistisch Platform Jeugdzorg vzw | Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling vzw Vlaams HuurdersPlatform vzw | HUURpunt vzw | VSO-Gezondheid vzw
Socialprofitondernemingen versterken in hun maatschappelijk verantwoord ondernemen 1. VOORSTELLING VSO Het Verbond Sociale Ondernemingen (VSO) is de pluralistische en progressieve werkgeversorganisatie van ondernemingen in de socialprofitsectoren gezondheid, welzijn, werk en wonen. Het VSO vertegenwoordigt meer dan 550 ondernemingen met in totaal 30.000 werknemers in de sectoren adoptie, algemeen welzijnswerk, arbeidszorg, bijzondere jeugdbijstand, centra voor teleonthaal, drughulpverlening, externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, geestelijke gezondheidszorg, gezinsondersteuning, gezondheidspromotie, huurdersbonden, initiatieven beschut wonen, kinderopvang, ouderenzorg, pleegzorg, preventieve gezondheidszorg, revalidatiecentra, sociale werkplaatsen, sociale verhuurkantoren, geïsoleerde Sp- en G-diensten, thuisverpleging, vertrouwenscentra kindermishandeling, wijkgezondheidscentra, ondersteuning van personen met een handicap. VSO neemt als erkende en representatieve werkgeversorganisatie de vertegenwoordiging en belangenbehartiging van deze sociale ondernemingen op in het sociaal overleg en ten aanzien van de subsidiërende overheden en andere stakeholders. Het VSO doet dit vanuit een pluralistische en democratische visie, een duidelijke kijk op een kwaliteitsvolle zorg-, hulp- en dienstverlening en vanuit een visie op sociaal ondernemerschap binnen de social profit. Het memorandum formuleert onze verwachtingen t.a.v. de federale, de Vlaamse en de Europese overheid en bevat onze krachtlijnen op vlak van de organisatie van het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid, de beleidsondersteuning voor het sociaal ondernemen binnen de social profit en de ontwikkeling van een beleid dat structurele antwoorden biedt op maatschappelijke noden. De keuzes die zullen worden gemaakt, bepalen hoe wij als samenleving verder willen functioneren. We denken dat deze keuzes noodzakelijk zijn om tot een warme en zorgzame samenleving te komen. De krachtlijnen die wij naar voor schuiven houden rekening met de huidige maatschappelijke context van vergrijzing met een toenemende druk op de gezondheidszorg en een stijgende vraag aan voorzieningen en naar ondersteuning voor ouderen. Een maatschappelijke context van langer werken, het wegvallen van "mantelzorg" zowel voor zorg aan ouders als opvang van kleinkinderen wegens langere arbeidsactiviteit en daardoor meer vraag naar kinderopvang. We zien in die samenleving ook een verhoogde arbeidsdruk die zorgt voor meer burn-outs en depressies, de gevolgen van economische keuzes (bedrijfssluitingen, herstructureringen en saneringen) met minder plaats voor laaggeschoolden waarbij de social profit degene die uitvallen opvangen. Diksmuidelaan 50 | 2600 Berchem | tel. 03/366.02.53 | fax 03/366.11.58 | E-mail:
[email protected]
1. We bevinden ons tevens in een maatschappelijke context waar solidariteit en meer investeren voor de collectiviteit geen evidentie is. VSO is overtuigd dat socialprofitondernemingen vanuit hun visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen antwoorden bieden om mee te zorgen voor die warme en zorgzame samenleving.
Hiertoe schuift het VSO 10 krachtlijnen naar voor die het sociaal en maatschappelijk ondernemerschap van de socialprofitondernemingen bevordert en ondersteunt:
1. Een nieuwe organisatiestructuur voor het beleidsdomein welzijn, gezondheid en gezin vanuit een langetermijnvisie met een brede intersectorale kijk en een stakeholdersmodel waarbij maatschappelijk belang en gelijkwaardigheid van partners cruciaal is. 2. Naast een Vlaams ook een Europees en federaal stimulerings- en ondernemingsbeleid dat rekening houdt met de concrete context van de socialprofitondernemingen. 3. Een passend regelluw wetgevend kader en financiering voor socialprofitondernemingen, netwerkorganisaties en innovatieve projecten die het intersectoraal werken en een vraaggestuurde zorg en dienstverlening mogelijk maken. 4. De ondersteuning van jobcreatie en het versterken van het arbeidsvolume binnen de social profit. 5. Een dynamische zorgprognose van de hulp- en dienstverlening op basis van een duidelijke behoefte-analyse met een goede afstemming van vraag en aanbod en een adequate financieringszekerheid, om zo de problematiek van de wachtlijsten weg te werken. 6. Een duidelijke beleidskeuze voor inzet van middelen waarbij er een goede verhouding is tussen middelen voor preventie, gezondheidspromotie, de eerste lijn, de curatieve en gespecialiseerde hulp, zorg en ondersteuning, om een inclusieve en integrale aanpak, de zorggarantie en het vooropstellen van de minst ingrijpende vorm van hulp mogelijk te maken. 7. De uitbouw van laagdrempelige, toegankelijke eerstelijnsdiensten die een multidisciplinair generalistisch eerstelijnsaanbod aanbieden vanuit een geïntegreerde eerstelijnsaanpak van zowel gezondheids- als welzijnsproblemen (welzijn, wonen, werk) om sociale uitsluiting en armoede te voorkomen. Een sterk, goed uitgebouwd en tijdig aanbod van meer ingrijpende en gespecialiseerde zorg-, hulp- en dienstverlening is hier onlosmakelijk mee verbonden. 8. In het kader van de subsidiariteit, inclusie en de vermaatschappelijking van de zorg is het stimuleren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk binnen de welzijns- en gezondheidssectoren van groot belang. 9. De uitbreiding en ondersteuning van initiatieven van sociale netwerkondersteuners en eigenkrachtmethodieken moeten worden gestimuleerd om maatschappelijk kwetsbare doelgroepen ook toegang te verlenen tot het hulp- en dienstverlenend aanbod. 10. Een laagdrempelige instroom van een voor de gebruiker gratis eerste lijn moet worden veralgemeend. Dit zal de toegankelijkheid verhogen voor iedereen, ook voor kansengroepen. De administratieve kost zal verlagen en zal op lange termijn kostenbesparend zijn.
In punt 4 van dit memorandum komen de concrete aandachtspunten die specifiek sectoraal te linken zijn aan bod.
2.
2. DE ORGANISATIE VAN HET WELZIJNS- , GEZONDHEIDS- EN GEZINSBELEID Een nieuwe organisatiestructuur voor het beleidsdomein welzijn, gezondheid en gezin vanuit een langetermijnvisie met een brede intersectorale kijk en een stakeholdersmodel waarbij maatschappelijk belang en gelijkwaardigheid van partners cruciaal is.
De zesde staatshervorming zorgt voor een grondige hertekening van de bevoegdheden inzake welzijn, gezondheid en gezin. Meer dan ooit is een goede coördinatie en afstemming nodig tussen de verschillende beleidsniveaus. Het VSO stelt dat bij de overdracht van deze bevoegdheden de continuering van de huidige zorg-, hulp- en dienstverlening moet worden gegarandeerd. Financiële tekorten ten gevolge van de overheveling mogen niet verhaald worden op de gebruikers en/of sociale ondernemers. Het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid moet zodanig uitgebouwd en georganiseerd worden dat sociale uitsluiting voorkomen wordt en iedereen toegang heeft tot de welzijns- en gezondheidszorg en de basisvoorzieningen. Overheidsbesparingen mogen niet afgewenteld worden op de zwaksten in onze samenleving door afbouw van de maatschappelijke dienstverlening, de welzijns- en gezondheidszorg en door gebruikers hiervoor hogere kosten te vragen. Het VSO meent dat de nodige inkomsten om een verantwoord welzijns-, gezins- en gezondheidsbeleid te voeren, moeten worden gehaald daar waar enorme winsten worden geboekt door een ander fiscaal beleid te voeren. Federaal: De bijzondere financieringswet en de overdracht van bevoegdheden moet de continuïteit van de hulp mogelijk maken. Vanuit VSO pleiten we voor het behoud van een goed en sterk uitgebouwde sociale zekerheid om zo de gezondheidszorg en de sociale bescherming blijvend te kunnen garanderen. Dit vraagt een verdere responsabilisering van de stakeholders en een verbreding van het financieringssysteem omwille van de toenemende noden en behoeften.
Vlaams: De zesde staatshervorming stelt de Vlaamse overheid voor belangrijke vraagstukken op het gebied van beleid, beheer en financiering. De gevolgen van de staatshervorming reiken bovendien verder dan de overgehevelde sectoren. Ook los van de staatshervorming staat Vlaanderen voor grote maatschappelijke uitdagingen: vergrijzing, structurele moeilijkheden op de arbeidsmarkt, budgettaire krapte ten gevolge van de economische crisis, … . Dit alles maakt dat het bestaand regelgevend kader voor het Vlaamse beleids- en beheersmodel ontoereikend is om een werkbare en performante organisatie van het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin op te zetten. Als basis voor een goed functionerende organisatiestructuur stelt VSO volgende principes voorop:
Vlaanderen moet strategische keuzes maken, gebaseerd op een gedragen en onderbouwde langetermijnvisie. Deze langetermijnvisie moet leiden tot een duurzame, transparante en werkbare organisatie- en besluitvormingsstructuur voor het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin. Deze lange termijnvisie moet ook een vertaling kennen in een
3. investeringsbeleid en een concreet uitvoeringsbeleid waar de nodige middelen tegenover staan. Uitgangspunt bij de nieuwe structuur moet een brede intersectorale kijk zijn waarbij sectoroverschrijdend op proactieve en reactieve wijze met alle relevante betrokkenen wordt nagedacht over een beleid gericht op integrale en gedeelde zorg. Dit vraagt bijgevolg een intersectorale aanpak, het synchroon kunnen inzetten van expertise vanuit verschillende sectoren en een afdoende afstemming van regelgeving op Vlaams niveau en de onderscheiden beleidsniveaus. Een interministeriële afstemming wordt fundamenteel noodzakelijk geacht. De overheid draagt de maatschappelijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor toereikende, toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle zorg- , hulp- en dienstverlening, die rekening houdt met de zich wijzigende maatschappelijke behoeften. In de uitbouw van een welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid is de overheid een belangrijke partner naast alle andere relevante belanghebbenden. Er moet een structuur worden opgezet die een actief medebeheer van alle relevante belanghebbenden zoals gebruikers, overheid, zorgverstrekkers/werknemers, zorgaanbieders/werkgevers, verzekeraars en experts, mogelijk maakt. De organisatiestructuur gaat uit van het stakeholdersmodel waarbij maatschappelijk belang en gelijkwaardigheid van partners cruciaal is. In het kader van de staatshervorming geeft de overheveling van de gezinsbijslagen Vlaanderen de mogelijkheid om een solidair en billijk gezinsbeleid te voeren via een Vlaams stelsel van gezinsbijslagen. Het VSO pleit voor een systeem bestaande uit een basisbijslag voor elk kind en een selectieve bijslag die rekening houdt met de sociaaleconomische situatie van het gezin en de specifieke kenmerken van het kind: leeftijd, handicap, wezen, … De overheveling van (de wetgevende bevoegdheid tot het bepalen van de maatregelen van) het jeugdsanctierecht, de justitiehuizen en de alternatieve gerechtelijke maatregelen maken een duidelijk en transparant samenwerkingsakkoord tussen justitie en de Vlaamse Gemeenschap noodzakelijk. VSO pleit er voor om de justitiehuizen op te nemen binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin om de link tussen welzijn en justitie duidelijk te kunnen leggen en een herstelgerichte aanpak mogelijk te maken. Dit gebeurt in een kader waar welzijnsactoren hun autonomie en onafhankelijkheid kunnen behouden. Met hun aanbod nemen ze immers niet de rol van justitiepartners als sanctionerende en controlerende overheidsinstanties over.
Interne Staatshervorming: Hervormingen moeten kaderen in een streven naar een meer efficiënte organisatie en afstemming van het beleid om zo te kunnen komen tot structurele antwoorden op maatschappelijke noden. Hervormingen mogen niet als verdoken besparingsoperaties worden gezien met een afbouw van de bestaande werkingen/subsidiëringen. Elk bestuursniveau op zich, zowel het lokaal, provinciaal als het Vlaams bestuursniveau moet zijn verantwoordelijkheid opnemen en kan deze niet doorschuiven naar een ander beleidsniveau. Er moet dan ook een duidelijke en transparante afstemming en complementariteit zijn tussen de verschillende beleidsniveaus.
4.
3. DUURZAME ANTWOORDEN OP MAATSCHAPPELIJKE NODEN Onze socialprofitondernemers gebruiken de vrije initiatiefruimte om vanuit een waardengedreven kader (maatschappelijk verantwoord ondernemen) voortdurend op zoek te gaan naar de meest efficiënte en effectieve inzet van middelen om een duurzaam antwoord te bieden op de maatschappelijke noden. Zij nemen hierin hun verantwoordelijkheid op en wensen dat de overheid hen hierin erkent door in een wetgevend kader en een financieringsvorm te voorzien die de socialprofitondernemers responsabiliseert. Daarom is het van belang dat zowel de federale als Vlaamse overheid – samen met het brede middenveld – vertrekt van een duidelijke visie over de basisprincipes om een verantwoord en volwaardig welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid blijvend te garanderen. Solidariteit en sociale verzekering zijn essentiële fundamenten van ons model van ‘sociale bescherming’, waarbij gestreefd wordt naar een billijke (her)verdeling van inspanningen, zowel aan inkomsten- als uitgavenzijde. Europa moet dit (regelgevend) ondersteunen, waarborgen en mogelijkheden creëren. De overheid heeft vanuit haar opdracht een corrigerende, regulerende en faciliterende rol. VSO ziet het als een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de overheid te zorgen voor een toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle zorg-, hulp- en dienstverlening die toereikend is en die rekening houdt met de zich wijzigende maatschappelijke behoeften. VSO vraagt een Vlaams, federaal én Europees stimulerings- en ondernemingsbeleid dat rekening houdt met de concrete context van de socialprofitondernemingen. VSO wenst binnen dit kader de volgende aandachtspunten mee te geven en we vragen volgende engagementen van de overheid:
De ondersteuning van jobcreatie en het versterken van het arbeidsvolume binnen de social profit. Een passend regelluw wetgevend kader en financiering voor socialprofitondernemingen, netwerkorganisaties en innovatieve projecten die het intersectoraal werken en een vraaggestuurde zorg- en dienstverlening mogelijk maken.
Europees:
Bij het ontwikkelen van Europese richtlijnen en regelgeving moet de nodige aandacht gaan naar de specifieke context van de socialprofitsector in de lidstaten, zoals in België (en Vlaanderen). Ook in het kader van het Europees beleid is een goede coördinatie, afstemming en samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus cruciaal. VSO pleit voor de verdere uitbouw van het Kenniscentrum Sociaal Europa ter ondersteuning van de social profit . Het kenniscentrum moet de brug slaan tussen Europa en de social profit en zorgen voor doorstroming van informatie over invloeden, impact van tendensen en regelgeving op de social profit. Daarnaast heeft het kenniscentrum een ondersteuningsrol in de samenwerking met instanties zoals de European Association of Service Providers for Persons with Disabilities (EASPD), … We vragen een stimuleringsbeleid in het kader van de uitwisseling van good practices. Een goede doorstroming en info-uitwisseling over de Europese ontwikkelingen die een impact hebben op socialprofitondernemingen is noodzakelijk.
5. Federaal:
Een ondernemingsbeleid dat ook ten goede komt aan de socialprofitondernemingen (RSZbijdragevermindering, tewerkstellingsmaatregelen, … )
Vlaams: Op vier speerpunten wenst het VSO voor het Vlaamse niveau te focussen:
Het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemen ondersteunen en stimuleren
Intersectoraal samenwerken stimuleren en mogelijk maken via netwerkvorming
Toegankelijkheid, zorggarantie en vraagsturing voor een integrale, kwaliteitsvolle en inclusieve zorg Voldoende oog voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen
Het sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemen ondersteunen en stimuleren door: Ondersteuning van jobcreatie en versterken van het arbeidsvolume binnen de social profit. De maatschappelijke behoeften nemen alsmaar toe en de vraag naar bijkomende hulp- en dienstverlening vergt bijkomend gekwalificeerd personeel. De vergrijzing van het medewerkersbestand maakt dat de komende jaren er ook heel wat vragen zullen rijzen naar vervangingen omwille van uitstroom maar ook omwille van vervangingen ten gevolge van opgebouwde leeftijdsgebonden arbeidsduurverminderingsrechten. De Vlaamse overheid dient samen met de socialprofitondernemingen en andere stakeholders verder werk te maken van het verhogen van de aantrekkelijkheid van jobs binnen de social profit om zo voldoende geschikt personeel te vinden. Netwerkorganisaties en innovatieve projecten die groeien vanuit een maatschappelijke nood vergen een aangepaste regelgeving en financiering. Zowel technologische, ICT als niet-technologische innovaties moeten de nodige aandacht en ondersteuning krijgen. We vragen dan ook concreet dat bedrijfssteun voor innovaties toegankelijk zijn voor socialprofitondernemingen en dat socialprofitondernemingen kunnen opereren binnen een regelluw kader. Regelgeving, erkennings- en subsidiebesluiten mogen geen belemmering vormen voor de creatieve en innovatieve socialprofitondernemers. Een aangepaste financiering en subsidiëring zoals bijvoorbeeld een klaverbladfinanciering vanuit verschillende overheden moeten netwerkorganisaties en innovatieve projecten een bestaanszekerheid geven. De socialprofitondernemingen ondervinden alsmaar meer een toenemende financiële druk. Dit wordt onder meer ingegeven door nieuwe en wijzigende regelgeving waar tegenover weinig tot geen nieuwe inkomsten staan, integendeel. De voorbije besparingsrondes waarbij de werkingsmiddelen niet geïndexeerd werden, maken dat efficiëntere inzet van middelen onmiddellijk geneutraliseerd worden. We vragen dan ook een duidelijke monitoring van de werkingsmiddelen en een financiering die de werkelijke en reële kosten van de werking dekt. De financiële krapte en schaarste op de zorgmarkt mag de waarborg van kwaliteit in de zorg en dienstverlening niet op de helling zetten. De overheid dient hiertoe een
6. regulerende en controlerende rol op te nemen. Commerciële initiatieven die enkel uit zijn op het genereren van zoveel mogelijk winst zijn uit den boze. Socialprofitondernemingen zijn op hun manier bezig met innoveren en ondernemen. De oprichting van een kennis- en expertisecentrum voor de ondersteuning van socialprofitondernemingen inzake innovatie en ondernemerschap kan een daadwerkelijke stimulans zijn om de opgebouwde expertise te verruimen en ter beschikking te stellen van anderen.
Intersectoraal samenwerken stimuleren en mogelijk maken via netwerkvorming
Om een duurzaam antwoord te bieden op de maatschappelijke noden zien de sociale ondernemers een meerwaarde om op het terrein samen te werken op cliënt-, medewerkers-, organisatie en beleidsniveau. Hiertoe vormen zij netwerkstructuren. In het belang van samenwerking wordt veel tijd en energie geïnvesteerd in overleg en samenwerkingsafspraken. In het kader van het vernieuwde decreet Integrale Jeugdhulp krijgen de betrokken welzijnssectoren en hun sociale ondernemers de kans om - vanuit het perspectief van integrale zorg, zorggarantie en zorg op vraag en maat van de gebruiker – regionaal in te zetten op netwerkvorming en samenwerkingsverbanden om het principe van de inzet van de minst ingrijpende vorm van hulp ingang te doen vinden. Ook voor volwassenen dringt zich een regelgevend kader op om de integrale volwassenenhulp en –zorg via netwerkvorming en cliëntgerichte samenwerkingen mogelijk te maken. Bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden in de welzijns- en gezondheidszorg moeten binnen een regionale, lokale of buurtgerichte stedelijke context op elkaar afgestemd worden zodat een adequate hulp- en dienstverlening ten aanzien van de bevolking kan worden gegarandeerd. Van de overheid verwachten we dat deze inspanningen gehonoreerd en gefaciliteerd worden en de overheidsadministratie hierop is afgestemd om deze samenwerking te stimuleren.
Toegankelijkheid, zorggarantie kwaliteitsvolle en inclusieve zorg
en
vraagsturing
voor
een
integrale,
Een dynamische zorgprognose van de hulp- en dienstverlening op basis van een duidelijke behoefte-analyse met een goede afstemming van vraag en aanbod en een adequate financieringszekerheid, om zo de problematiek van de wachtlijsten weg te werken. Een duidelijke beleidskeuze voor inzet van middelen waarbij er een goede verhouding is tussen middelen voor preventie, gezondheidspromotie, de eerste lijn, de curatieve en gespecialiseerde hulp, zorg en ondersteuning, om een inclusieve en integrale aanpak, de zorggarantie en het vooropstellen van de minst ingrijpende vorm van hulp mogelijk te maken. De uitbouw van laagdrempelige, toegankelijke eerstelijnsdiensten die een multidisciplinair generalistisch eerstelijnsaanbod aanbieden vanuit een geïntegreerde eerstelijnsaanpak van zowel gezondheids- als welzijnsproblemen (welzijn, wonen, werk)
7. om sociale uitsluiting en armoede te voorkomen. Een sterk, goed uitgebouwd en tijdig aanbod van meer ingrijpende en gespecialiseerde zorg-, hulp- en dienstverlening is hier onlosmakelijk mee verbonden. In het kader van de subsidiariteit, inclusie en de vermaatschappelijking van de zorg is het stimuleren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk binnen de welzijns- en gezondheidssectoren van groot belang. Een laagdrempelige instroom van een voor de gebruiker gratis eerste lijn moet worden veralgemeend. Dit zal de toegankelijkheid verhogen voor iedereen, ook voor kansengroepen. De administratieve kost zal verlagen en zal op lange termijn kostenbesparend zijn. De socialprofitondernemingen wensen voor iedere hulp- of zorgvrager een gelijke toegang tot de welzijns- en gezondheidszorg te garanderen door het wegwerken van financiële drempels, een aangepaste regelgeving, een bereikbaar en betaalbaar aanbod en een aanbod met voldoende capaciteit zodat een vraaggestuurde zorg en zorggarantie mogelijk is. Veelal moet hulp geweigerd worden of start hulp laattijdig omwille van onvoldoende aanbod en capaciteit. Van de overheid verwachten we dat: De problematiek van wachtlijsten weggewerkt wordt op basis van een duidelijke behoefteanalyse en dynamische zorgprognose van de zorg-, hulp- en dienstverlening. Het adagium hierbij is het voorop stellen van een inclusief aanbod, het naar voor schuiven van een generalistische eerstelijnszorg waar kan en een gespecialiseerde hulp en zorg waar moet/noodzakelijk is, met bijzondere aandacht voor een optimale afstemming tussen de diverse vormen van dienstverlening in functie van het cliëntgericht samenwerken. Het aanbod van specifieke en gespecialiseerde hulp en zorg is momenteel ontoereikend. Deze specifieke en gespecialiseerde hulp en zorg moet dan ook verder uitgebouwd worden en mag niet onder de noemer van de vermaatschappelijking van de zorg worden afgebouwd. Een goede verhouding tussen inzet van middelen voor preventie, gezondheidspromotie, de eerste lijn en de curatieve en gespecialiseerde zorg en hulp is noodzakelijk om een inclusieve en integrale aanpak, de zorggarantie en het vooropstellen van de minst ingrijpende vorm van hulp mogelijk te maken. Streven naar de minst ingrijpende vorm van hulp vraagt ook een voldoende en beschikbaar aanbod om zo tijdig de meest aangewezen hulp te kunnen aanbieden. Om te komen tot een coherent beleid met een gediversifieerd aanbod van hulpen dienstverlening in een breed spectrum van preventie tot specifieke en gespecialiseerde hulpvormen dient rekening te worden gehouden met een grote diversiteit aan doelgroepen en een grote complexiteit aan problematieken, waarbij het brede zorgcontinuüm niet uit het oog mag worden verloren. Netwerkorganisaties en intersectorale werkingen dienen hiertoe gehonoreerd en gestimuleerd te worden. Een versterking van de eerste lijn, de rechtstreeks toegankelijke hulp en het preventieve beleid in het kader van de subsidiariteit en vermaatschappelijking van de zorg binnen een ruimere langere termijnvisie is noodzakelijk. De overheid zal daartoe de juiste beleidskeuzes moeten maken en moeten inzetten op preventie, gezondheids- en welzijnspromotie, de versterking van de eerste lijn en de rechtstreeks toegankelijke hulp wil men het principe van de subsidiariteit en de vermaatschappelijking van de zorg kunnen waarmaken. Inzetten op preventie, de eerste lijn en rechtstreeks toegankelijke hulp is ook dringend nodig om de effectiviteit en duurzaamheid van de inzet van middelen te kunnen garanderen. Gezondheidsproblemen kunnen niet los gezien worden van welzijnsproblemen en vice versa: veelal gaat achter een gezondheidsprobleem ook een welzijnsprobleem schuil. In die zin
8. opteert het VSO voor een integratie van een eerstelijnsaanpak van zowel gezondheids- als welzijnsproblemen en pleit het VSO voor de uitbouw van een coherent en complementair beleid op vlak van welzijn en gezondheid waarbij regionaal en lokaal/buurtgerichte eerstelijnsdiensten een multidisciplinair generalistisch eerstelijnsaanbod aanbieden. Via een laagdrempelige instroom van een voor de gebruiker gratis eerste lijn kan de toegankelijkheid verhoogd worden en is de toegang voor iedereen gelijk, ook voor kansengroepen. In het kader van de subsidiariteit en de vermaatschappelijking van de zorg is het vrijwilligerswerk binnen de welzijns- en gezondheidssectoren van groot belang. Het maakt enerzijds de dienstverlening betaalbaar voor de gebruiker en anderzijds geeft de inzet van vrijwilligers binnen een socialprofitorganisatie een maatschappelijke meerwaarde. Investeren in vrijwilligerswerk is een versterking van de sociale cohesie en de opbouw van sociaal kapitaal in de samenleving en voorkomt dat mensen op sociaal vlak uit de boot vallen en nadien moeten worden opgevist in de hulpverlening of zelfs buiten het bereik van de hulpverlening terecht komen. De Vlaamse overheid dient een vrijwilligersvriendelijk beleid te voeren en concrete ondersteuning te bieden aan organisaties die met vrijwilligers (willen) werken opdat zij een kwalitatief vrijwilligersbeleid zouden kunnen ontwikkelen. Eveneens dient de Vlaamse overheid voldoende middelen ter beschikking te stellen aan de organisaties opdat zij vrijwilligers daadwerkelijk kunnen begeleiden, hen degelijk kunnen beschermen, opleiden en vormen. In het licht van krachtgericht werken en vermaatschappelijking van de zorg wenst het VSO dat het aanbod van reeds bestaande methodieken die hun nut, efficiëntie en effectiviteit bewezen hebben, worden ingezet en aangewend. Deze methodieken zijn vaak vraaggestuurd, op korte termijn realiseerbaar, gedragen en bijgevolg duurzaam, responsabiliserend, ondersteunend en oplossingsgericht, vaak intersectoraal toepasbaar en op lange termijn kostenbesparend. De Vlaamse overheid dient hiervoor voldoende financiële middelen te voorzien om ondersteuning te bieden aan organisaties die deze methodieken inzetten of innovatief op dit vlak wensen te werk te gaan.
Voldoende oog voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen De uitbreiding en ondersteuning van initiatieven van sociale netwerkondersteuners en eigenkrachtmethodieken moeten worden gestimuleerd om maatschappelijk kwetsbare doelgroepen ook toegang te verlenen tot het hulp- en dienstverlenend aanbod.
Opdat het dienstverlenend - , arbeidsgerelateerd - en hulpverleningsaanbod ook toegankelijk en bereikbaar zou zijn voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen leggen de aanbieders - vanuit een duidelijke visie die sociale uitsluiting wenst te voorkomen - heel wat creativiteit aan de dag om binnen de interne beschikbare budgettaire ruimte een aanbod te garanderen voor de meest kwetsbare burgers in onze samenleving. Het VSO vraagt: incentives om kwetsbare doelgroepen te bereiken zodat socialprofitondernemingen innoverende methodieken en initiatieven kunnen ontwikkelen. Dat de initiatieven van sociale netwerkondersteuners zoals bijvoorbeeld ‘buurtpensioen’ in het kader van mantelzorg meer veralgemeend worden en soepel
9. kunnen worden ingezet bij alle mogelijke vormen van hulp- en dienstverlening. Hiertoe is een uitbreiding en ondersteuning van deze initiatieven noodzakelijk. Gebruikersbijdragen moeten voldoende rekening houden met de sociaal economische situatie van de gebruiker. De financiering van de voorzieningen dient afgestemd te worden op het al dan niet bereiken van maatschappelijk kwetsbare doelgroepen.
10.
4. SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN VANUIT VERSCHILLENDE SECTOREN De sectoren vertegenwoordigd door het Verbond Sociale Ondernemingen wensen vooral de krachtlijnen die het VSO intersectoraal naar voor schuift te benadrukken. Daarnaast hebben verschillende sectoren bijkomende aandachtspunten die specifiek geënt zijn op hun situatie als socialprofitondernemer binnen een bepaalde sector. Deze worden hieronder aangegeven. Indien vanuit de betrokken sector een uitgebreider memorandum ter beschikking is, geven wij dit ook aan.
4.1.
Gehandicaptenzorg1
Het zorgvernieuwingsbeleid zoals omschreven in de Perspectiefnota nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap 2020 moet op een planmatige en effectieve wijze worden uitgevoerd. Dit moet gebeuren vanuit een verdere responsabilisering van de socialprofitondernemingen, met transparantie, rechtszekerheid en passende financiering voor alle betrokkenen. Het VSO vraagt dan ook:
1
Dat de volgende Vlaamse Regering verder investeert en in een passend budget voorziet niet alleen omwille van de wachtlijsten en nog steeds toenemende noden aan zorg en ondersteuning maar tevens omwille van de koppeling van zorgzwaarte aan het budget én de noodzakelijke ondersteuning bij de transitie op alle niveaus. Een duidelijk en rechtszeker kader om het zorgvernieuwingsbeleid t.a.v. personen met een handicap verder door te zetten en waarbij een nieuw vergunningensysteem en overeenkomsten die rechtszekerheid moeten borgen. De noodzakelijke managementruimte, een flankerend infrastructuurbeleid en ondersteunende maatregelen om als socialprofitonderneming binnen een regelluw kader de verantwoordelijkheid te kunnen opnemen voor de nieuwe opdrachten en uitdagingen. Dat het recht op zorg en het concept van zorggarantie verder geïnstalleerd wordt zodat zorgregie tot een minimum kan worden herleid. Dat de zorgregie zich aanpast aan de nieuwe situatie van de persoonsvolgende financiering en op een transparante manier werkt. De omslag van een aanbodsgestuurde naar een vraaggestuurde hulp- en ondersteuning van personen met een handicap vraagt ook een aangepaste overheidsstructuur en agentschap. Het agentschap moet evolueren van een controlerende beheersende overheid naar een faciliterende en responsabiliserende overheid en meer in dialoog gaan en samenwerken met andere agentschappen om een inclusieve en integrale zorg mogelijk te maken.
Het uitgebreid memorandum gehandicaptenzorg via deze link
11. 4.2.
De (bijzondere) jeugdzorg
De hertekening van het (bijzondere) jeugdhulplandschap is in een stroomversnelling terecht gekomen, zoals onder meer de decretale verankering van de pleegzorg, de (geografische en/of inhoudelijke) organisatie van het aanbod, verdergaande informatisering, het kwaliteitsbeleid, de financieringswijze en de verankering ervan in het proces van integrale jeugdhulp. Via de StatenGeneraal voor de Jeugdhulp 2020 werd duidelijk, onderbouwd en na brede consultatie en overleg een visie op de jeugdhulp uitgewerkt. Bovendien wordt in het licht van de zesde staatshervorming het jeugdrecht verder gecommunautariseerd, waarbij de Vlaamse Gemeenschap autonoom bevoegd wordt voor het materiële jeugdrecht ten aanzien van minderjarigen die strafbare feiten plegen. Dit is een goede stap in de richting van homogene bevoegdheidspakketten. Het VSO pleit er dan ook voor dat:
De voorzieningen als sociale ondernemers worden geresponsabiliseerd en managementruimte krijgen om eigen accenten te leggen en innoverend te ondernemen. Intersectoraal denken en werken, wordt als belangrijk principe naar voren geschoven. Voorzieningen zetten hun volle schouders hieronder maar vragen hiervoor vanuit het beleidsniveau erkenning, (financiële) middelen voor de enorme tijdsinvestering en een transparant en constructief overleg. Een hertekening van het landschap samengaat met een coherent beleid, waarbij niet enkel het strikt sociale beleid wordt betrokken maar ook sectoren zoals huisvesting, inkomensbeleid, tewerkstelling... Dit impliceert een afstemming - en daar waar mogelijk integratie - van de diverse meerjarenplannen, subsidieregels, regelgeving en/of samenwerking over alle betrokken sectoren, ministeries en beleidsniveaus heen. Dit mag evenwel geen nivellering betekenen, wel een zorgvuldig zoeken naar afstemming en toch behoud van de specifieke kenmerken. Een beleid dat intersectoraal denken en handelen stimuleert, een transparante opbouw van beleid(sstructuren) kent zodat sociale ondernemers, hulpvragers en de burger in het algemeen weten hoe ze zich moeten verhouden en hun weg vinden. De opmaak van een visie op jeugdhulp 2020 via de Staten-Generaal Jeugdhulp een verdere uitbouw en voortzetting verdient van de weg die hiermee werd ingeslagen. De visie op de huidige en toekomstige jeugdhulp moet worden omgezet in doelstellingen en concrete acties, waarbij alle socialprofitondernemingen belangrijke partner zijn en dus ruim dienen betrokken te worden. Een duidelijke en coherente (beleids)visie over een constructief responsabiliserend jeugd(sanctie)recht wordt uitgewerkt waarbij welzijn, justitie, herstel en de bredere maatschappelijke context onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Een volwaardig jeugd(sanctie)recht is dus ingebed in een breed sociaal, economisch en cultureel beleid, dat zich richt op een rechtvaardige en welzijnsbevorderende samenleving voor de gehele bevolking, in de bestrijding van alle vormen van discriminatie en maatschappelijke uitsluiting en in volgehouden aandacht voor de rechten en specifieke noden van jongeren. Overleg, afstemming en constructieve samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus worden geoptimaliseerd. De communautarisering bijvoorbeeld omvat immers niet de procedurele aspecten van de aanpak van jeugddelinquentie. Dit blijft federale bevoegdheid. Hetzelfde geldt voor de problematiek en de organisatie van de
12. hulp voor en zorg aan kinderen met psychiatrische problemen. Dit kan mogelijks bevoegdheidsrechtelijke problemen met zich meebrengen. Dialoog en afstemming zijn én blijven belangrijk.
4.3.
Algemeen Welzijnswerk (Centra Tele-onthaal en CAW’s)
Het Verbond Sociale Ondernemingen pleit voor de maatschappelijke herkenning en erkenning van een sterk verbindend, autonoom, kritisch, generalistisch sociaal werk op de eerste lijn. Dit voorkomt het labelen, medicaliseren en psychologiseren van problemen. Van de overheid vragen we dat:
De decretale opdrachten van het algemeen welzijnswerk ten volle kunnen worden ingezet en deze prioritair naar voor geschoven worden ook voor zogenaamde specifieke probleemgebieden in plaats van nieuwe eerstelijns organisatiestructuren en – initiatieven uit de grond te stampen. Het algemeen welzijnswerk nauwer betrokken wordt in de suïcidepreventie en bij de uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het onlinehulpverleningsplatform vanuit een visie op een generalistische eerstelijnsaanbod verder vorm krijgt, dit om wildgroei en niet-professioneel omkaderde initiatieven te voorkomen.
De Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) De CAW’s zullen vanaf 1 januari 2014 na de voltooiing van een fusie-operatie performante, efficiënte en sterke organisaties zijn die lokaal en regionaal hun hulpverleningsaanbod onder de noemer van sociaal werk op de eerste lijn ruimer wensen in te zetten om de gelijke toegang van de burger tot algemeen welzijnswerk in alle zorgregio’s te garanderen. Hiertoe dient de overheid dringend werk te maken van:
De versterking en uitbreiding van het generalistisch autonoom eerstelijnsaanbod op basis van een duidelijke programmatie. De uitbreiding van de jongerenhulpverlening om de taken en opdrachten in het kader van de brede instap van IJH te kunnen waarmaken. (zie beleidssignaal: zonder versterking van een laagdrempelig aanbod dreigt een valse start voor IJH) De verdere uitbouw van de eerstelijnspsychologische functie binnen het algemeen welzijnswerk. De objectivering van de subsidie-enveloppe. De ondersteuning voor de coördinatie en verdere uitbouw van onlinehulpverlening.
13. 4.4.
Gezondheidspromotie en ziektepreventie2
De diensten voor gezondheidspromotie en ziektepreventie ijveren voor een gezond en
kwaliteitsvol leven voor elke inwoner van Vlaanderen: een investering die loont voor alle beleidsdomeinen. De druk op het gezondheidszorgsysteem is onhoudbaar geworden. Gezondheidspromotie is een bewezen effectieve strategie voor maatschappelijke uitdagingen zoals gezond ouder worden, langer gezond aan het werk kunnen blijven, het verkleinen van de gezondheidsongelijkheid. Gebruik maken van de kansen die gezondheidspromotie en ziektepreventie biedt, veronderstelt echter een bewuste keuze op regeringsniveau en een aanzienlijke toename van de investeringen. Aan de hand van drie prioriteiten pleiten we voor een gezondheidspromotiebeleid met een strategische visie op lange termijn.
slagkrachtig
Vlaams
Prioriteit 1: preventie, een strategische keuze die loont Prioriteit 2: een slagkrachtig gezondheidspromotiebeleid veronderstelt een degelijke investering Prioriteit 3: gelijke kansen op gezond en kwaliteitsvol leven voor alle inwoners van Vlaanderen
4.5.
Geestelijke Gezondheidszorg3
De diensten geestelijke gezondheidszorg wensen een coherent en slagkrachtig beleid in de geestelijke gezondheidszorg via een sterke en intersectoraal vermaatschappelijkende positionering van de preventieve en ambulante GGZ. Hiertoe worden de volgende verzuchtingen naar voor geschoven:
Nood aan een globaal plan preventieve en ambulante Geestelijke gezondheidszorg: In het kader van de 6de staatshervorming : een volwaardig GGZ-kaderdecreet met als opdracht ambulante begeleiding via centra voor geestelijke gezondheidszorg, beschut wonen, verslavingszorg, centra voor ambulante revalidatie met een optimale verbinding, afstemming en samenwerking tussen deze geledingen en met de psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen via geactualiseerde erkenningsnormen en programmatie. Zorgbehoeftenanalyse en (zorg)programmatie op basis van de zorgregio’s Regionaal geresponsabiliseerde enveloppefinanciering Inhoudelijke speerpunten binnen een degelijk programmatorisch en financieel kader:
2 3
Het uitgebreid memorandum van de gezondheidspromotie en ziektepreventie via deze link Het uitgebreid memorandum van de centra geestelijke gezondheidszorg via deze link
14. o o o o o o o
Eerstelijnspsychologische functie Vroegdetectie en –interventie in de context van een nauwe verbinding tussen preventie en curatie Gespecialiseerde ambulante GGZ als flankerende partner naar andere sectoren Online zorg GGZ-netwerken Kinderen en Jongeren, hun aansluiting met Integrale Jeugdhulp en verbinding met volwassenenzorg Ouderen meer op de kaart Zorg voor informeel zorgenden en steunnetwerken
Degelijke GGZ-kwaliteitsindicatoren ontwikkelen d.w.z. indicatoren die in combinatie met niet-cijfermatige gegevens facetten van zorgkwaliteit ontsluiten als een multi-dimensioneel en systemisch-interactioneel verbeterproces. Hierbij is cruciaal dat men een visie heeft omtrent enerzijds welk soort GGZ men ambieert en anderzijds voor welk omgangsproces men tussen overheid en betrokken actoren gaat bij de informatie die deze indicatoren oplevert. Beleidsmatige afstemming binnen de overheid, in het bijzonder een coherenter en interministerieel beter afgestemd kader voor de Artikel 107-ontwikkelingen, en meer mogelijkheden tot ‘gemengde’ overheidsbudgetten (vb. een budget dat bestaat uit deels curatieve en deels preventieve financiële middelen). Intersectoraal steunpunt voor de preventieve en ambulante GGZ
Versterking van de basishulpverleningscapaciteit in de CGG
Zorg voor sociaal ondernemerschap: Het aantal face-to-face-contacten minder als centrale indicator beschouwen van CCG-performantie. Bij het zoeken naar indicatoren is het aangewezen het brede(re) scala van activiteiten van de CGG (vb. dienstverlening) te zien en te valoriseren. Het heroriënteren van het financieel beleid ten aanzien van de CGG waarbij het accent dient te liggen op toekenning van bijkomende middelen via recurrente financiering in plaats van via projectfinanciering en op het behoud van een anciënniteitscoëfficiënt, dit laatste gegeven de vaststelling van een feitelijke personeelsinkrimping overheen de CGG-sector ondanks de beperkte uitbreidingen de voorbije jaren. Het inperken van de reeds bestaande en voorkomen van bijkomende registratieen rapportagelast
15. 4.6.
Initiatieven beschut wonen4
De initiatieven beschut wonen geven aan dat de zesde staatshervorming het momentum bij uitstek is om te evolueren naar een slagkrachtige Vlaamse ambulante en preventieve geestelijke gezondheidszorg (GGZ), op basis van een nieuw GGZ-decreet met een geëigende plaats voor de overkomende sectoren zoals Beschut Wonen (BW), Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR), verslavingszorg (vb. als categoriaal zorgpad binnen de preventieve en ambulante GGZ), enz. . Een sterk verruimd GGZ-(kader)decreet zou een fundamentele bijdrage kunnen betekenen voor een optimale verbinding, afstemming en samenwerking tussen deze geledingen. Hiertoe dient:
4.7.
Op basis van een onderbouwde zorgbehoefte-analyse en programmatie de ontwikkeling van een regionaal geresponsabiliseerde enveloppefinanciering gerealiseerd te worden. De realisatie van meer plaatsen individueel beschut wonen die zodanig geografisch gespreid worden en ingeplant los van een PVT omwille van de filosofie van de subsidiariteit, de vermaatschappelijking van de zorg en het voorkomen van chronifiëring. Omwille van de huisvestingscrisis en de lange wachtlijsten voor sociale woningen dient een (sociaal)huisvestingsbeleid gevoerd te worden waarbij een voldoende groot contingent woningen voorzien worden voor personen met een GGZ-problematiek. Net zoals voor een aantal residentiële voorzieningen de leidinggevende functie uit de personeelsnorm gehaald is, zou deze maatregel eveneens van toepassing moeten zijn op de coördinatiefunctie in de initiatieven beschut wonen, zoals trouwens voorzien in het sociaal akkoord 2005-2010. Om dit mogelijk te maken zou per IBW bijkomend personeel moeten gefinancierd worden. Er is nood aan een duidelijke profielafbakening van de verschillende GGZ-actoren zoals IBW, PVT, PAAZ, PZT, PZ, ... Waar zijn de verschillende organisaties complementair, waar overlappen ze elkaar (vb. activering, arbeidstraject begeleiding, woonbegeleiding, ...) en waar zijn er lacunes? Door een duidelijke profielafbakening en een doorgedreven samenwerking kunnen lacunes om op de zorgvraag van bepaalde doelgroepen (“te goed voor PVT, te slecht voor EBW”) in te gaan via nieuwe alternatieve zorgvormen worden ondervangen.
Behandelingscentra verslaafdenzorg5
Het institutioneel akkoord voor de 6de staatshervorming voorziet in de overheveling van de revalidatieovereenkomsten naar de deelstaten in het kader van de “homogenisering van de ouderenzorg en de ‘long-care’ zorgen”. Ook de revalidatiecentra voor drugsverslaafden zijn hierin vervat. De behandelingscentra verslaafdenzorg vragen dat:
De overheveling van bevoegdheden naar Vlaanderen zo geregeld worden dat de bestaande hulpverlening aan cliënten niet in het gedrang komt omwille van het ontbreken van een regelgevend kader. De uiteindelijke overdracht dient te resulteren in een apart decreet voor alles wat te maken heeft met middelenmisbruik.
4
Het uitgebreid memorandum van de initiatieven beschut wonen via deze link
5
Het memorandum van de Vlaamse Vereniging behandelingscentra Verslaafdenzorg via deze link
16.
4.8.
De huidige werking van de voorzieningen die overkomen, wordt slechts voor 67% gefinancierd door het RIZIV. De overige 33% is afkomstig van andere bronnen: Sociale Maribel, Gesco, DAC, Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen (Justitie), Veiligheids- en preventiecontracten (Binnenlandse Zaken), steden en gemeenten, … . De overgang naar Vlaanderen moet ook wat deze middelen betreft grondig onderzocht, gecontinueerd en verbeterd worden. Ook het groeipad van de sector verslaafdenzorg moet in de toekomst verder gevolgd worden. De toekomstige Vlaamse financieringstechniek voor de revalidatiecentra verslaafdenzorg dient in de eerste plaats rekening te houden met de kenmerken en de behoeften van haar cliënteel. De verslavingsproblematiek is complex en multi-factoriaal en vraagt dus om een multidisciplinaire aanpak. De behandeling voor drugverslaafden moet uitgebouwd worden met een diversiteit aan behandelvormen en een mooie regionale spreiding. De revalidatiecentra maken deel uit van provinciale netwerken voor de sector middelenmisbruik, met een structurele link naar de algemene GGZ netwerken, via de coördinator van de netwerken middelenmisbruik. Daarnaast kent de sector voor verslaafden ook samenwerkingsverbanden met andere sectoren: justitie, arbeid, algemeen welzijnswerk, … . Druggebruikers komen, juist omwille van hun verslaving, zeer vaak in contact met justitie. Een nauwe samenwerking met politie, parket en rechtbank, met respect voor ieders finaliteit is noodzakelijk. Ook binnen de gevangenismuren is hulpverlening aan verslaafden aangewezen. De verschillende bevoegde ministers moeten hier samen een beleid uitwerken.
Ouderenzorg
Organisaties actief in de ouderenzorg wensen op een maatschappelijk verantwoorde manier (doelmatig - efficiënt – performant) blijvend er voor te zorgen dat zorgbehoevende ouderen hun ambities kunnen blijven waarmaken, i.c. zo lang mogelijk comfortabel en zelfstandig kunnen leven en wonen in de vertrouwde omgeving (buurt/wijk); in staat gesteld worden tot het realiseren van zijn verdere levensdoelen (eigen keuzes kunnen maken) en het behoud-verbetering van zijn levenskwaliteit. Deze ambities gelden niet alleen voor zorgbehoevende ouderen, maar voor elke persoon (ongeacht leeftijd) met een beperking of zorgbehoefte. Daarom is het noodzakelijk dat er werk gemaakt wordt van een leeftijdsonafhankelijk woonzorgbeleid of minstens de basis ervoor wordt gelegd (zorgbehoefte als criterium, niet leeftijd > VAPH en leeftijdsgrens van 65j als discriminerende factor wegwerken). Dit betekent dat onderstaande speerpunten ook van toepassing (kunnen) zijn voor de andere zorgsectoren. Enkele belangrijke speerpunten binnen ouderenzorg: • Aanpassen van de arbeidsvoorwaarden aan flexibele noden (24/7-zorggarantie en – continuïteit), ook en vooral binnen een extramuraal kader / thuiszorg. • Creëren van meer diversiteit in woonvormen en –formules: Er dienen maatregelen uitgewerkt te worden die het ‘samenwonen van ouderen’ (diverse vormen o.a. cohousing / groepswonen / Abbeyfield / …) faciliteren.
17. •
•
•
4.9.
In alle woonzorgvormen / thuiszorg een correcte personeelsnormering (incl. omkadering) voorzien en financieren in functie van zorggraad en –complexiteit en in functie van naadloze woonzorgtrajecten (ketenzorg). Informele buurtzorg en zorgnetwerken dienen gefaciliteerd te worden in het kader van de vermaatschappelijking van zorg (participatiemaatschappij) en vanuit het subsidiariteitsprincipe. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg: Maximumfactuur in de thuiszorg invoeren, maar dient wel gelinkt aan maatschappelijk verantwoorde inzet van financiële (overheidsmiddelen) en personele middelen. Onderzoek/studie dient gedaan rond de kantelmomenten: grensbepaling van thuiszorg zowel vanuit kwalitatief perspectief (kwaliteit van leven en wonen) als vanuit gezondheidseconomisch perspectief (i.c. vergelijking kostprijs thuiszorg versus kostprijs residentieel wonen).
Abortuscentra6
De abortuscentra geven de volgende aandachtspunten mee:
Op Europees niveau is het belangrijk om toe te zien op de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement uit 2002 over Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. Wetenschappelijk onderzoek naar anticonceptie dient gestimuleerd en ondersteund te worden. Het belang van anticonceptiemethodes voor mannen moet extra aandacht krijgen om zo tot een meer gedeelde verantwoordelijkheid op dit vlak te komen tussen mannen en vrouwen. Op federaal niveau is er nood aan inhoudelijke en financiële ruimte voor (zorg)vernieuwing en zorg op maat die aansluit bij nieuwe wetenschappelijke inzichten en evoluties. Huisartsen werkzaam in abortuscentra, maar ook in andere werkvormen die afwijken van de klassieke huisartsenpraktijk, dienen garanties te krijgen voor het behoud van hun erkenning. Op Vlaams niveau moet werk gemaakt worden van de structurele inbedding van Relationele en Seksuele Vorming in alle graden van het onderwijs. In de opleiding van artsen en paramedici zou er meer aandacht moeten komen voor anticonceptiecounseling en abortushulpverlening. Wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van anticonceptie bij kwetsbare groepen moet gestimuleerd worden zodat preventie op maat van de meest kwetsbaren mogelijk wordt gemaakt.
4.10. Externe diensten preventie en bescherming op het werk De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wensen als socialprofitondernemers hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen en vragen hiertoe:
6
Dat de Externe Diensten outplacement voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn en waarvoor terugkeer naar de werkplaats onmogelijk is en ontslag om medische redenen overwogen wordt, kunnen aanbieden in samenwerking met gespecialiseerde centra.
Het uitgebreid memorandum van de abortuscentra via deze link
18.
Vanuit de expertise van de externe diensten kan zo bij outplacement rekening gehouden worden met de werknemer zijn beperkingen én diens restcapaciteit. Valoriseren van dienstverlening van EDPBW’s betreffende re-integratie. Deze dienstverlening zou integraal deel kunnen uitmaken van een preventief multidisciplinair aanbod, waarbij de focus van periodieke onderzoeken verplaatst wordt naar onderzoeken zoals spontane consultatie, bezoek voorafgaand aan de werkhervatting, werkhervattingsonderzoek… Waarbij beleidsmatige aanpak van verzuim en re-integratie aangemoedigd wordt Valoriseren van de dienstverlening van de Externe Diensten, afdeling gezondheidstoezicht, in verband met duurzame inzetbaarheid van werknemers. Dit zowel op het vlak van primaire preventie (gezondheidspromotie, arbeidsorganisatie….) als secundaire preventie (arbeidsomstandigheden, veiligheidscultuur…), hierbij dient ook de beleidsmatige aanpak te worden aangemoedigd.
4.11. Sociale verhuurkantoren, huurdersbonden en Vlaams huurdersplatform: wonen7 De toegang tot een betaalbare en kwalitatieve woning wordt alvast aan de onderkant van de private woningmarkt niet gewaarborgd via het marktmechanisme. Het overheidsbeleid moet er op gericht zijn deze rechten te garanderen ook voor de lagere inkomensgroepen. Het VSO vraagt samen met de huurdersbonden en sociale verhuurkantoren dat een volgende regering werk maakt van:
7
Een stimuleringsbeleid voor de uitbreiding van de private huurmarkt met betaalbare en kwaliteitsvolle huurwoningen. De keuze en de uitwerking van een duidelijk concept van sociale huur waarbij kansengroepen, o.a. ouderen, personen met een beperkingen een inclusieve en duurzame woonzekerheid gegarandeerd wordt en waarbij indien nodig een aangepaste begeleiding kan verzekerd worden. Concrete initiatieven die hiertoe genomen worden dienen gestimuleerd en ondersteund te worden. Het tegengaan van de toenemende selectie en uitsluiting van (kandidaat-)huurders met een zwakker sociaal-economisch profiel. We pleiten er dan ook voor om het toepassingsgebied van het Vlaams decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid te verruimen. Een Vlaams strategisch plan ter bestrijding van dak- en thuisloosheid met een ruime (bredere) invulling en benadering van preventie die inzet op het verhogen van betaalbaarheid van wonen en niet enkel focust op het vermijden dat mensen uit hun huis worden gezet en instellingsverlaters op straat terechtkomen. In het kader van een betaalbare juridische bijstand vragen huurdersbonden dat zij kunnen beschikken over de bevoegdheid om hun leden te vertegenwoordigen voor de rechtbank. Hiertoe dienen de noodzakelijke middelen en omkadering voorzien te worden voor de huurdersbonden om deze taak kunnen op te nemen.
Het uitgebreid memorandum van Huurpunt en het Vlaams huurdersplatform via deze link
19. 4.12. Wijkgezondheidscentra8 De Vereniging van Wijkgezondheidscentra vraagt dat in een volgende beleidsperiode beleidsmakers op het Vlaamse, federale en Europese niveau, aan volgende punten prioritair aandacht schenken: -
Het verhogen van de toegankelijkheid van de zorg Het afnemen van de sociale ongelijkheid in de zorg Het versterken van de eerste lijn als één van de manieren om deze doelstellingen te bereiken
Van de Vlaamse overheid vragen we in het bijzonder ondersteuning van de huidige wijkgezondheidscentra en bij de opstart van nieuwe wijkgezondheidscentra.
4.13. Centra Ambulante Revalidatie (CAR) De CAR situeren zich momenteel in de federale gezondheidszorg en functioneren als tweedelijnsgezondheidsdiensten, die zich richten op ernstige en complexe ontwikkelings- en sensorische stoornissen (volwassenen en kinderen) die multidisciplinair moeten worden gediagnosticeerd en ambulant behandeld worden. Voor deze groep hulpvragers blijft er een grote maatschappelijke nood aan aangepaste zorg zoals ook in het KCE-rapport m.b.t. de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren wordt vastgesteld. Vooral omwille van de hoge prevalentie en de grote mate van continuïteit tussen problemen uit de kindertijd en deze op volwassen leeftijd. Er wordt gepleit voor een hulpverlening die zo kort mogelijk aansluit bij de eigen leefwereld van de patiënt (“balanced care”) en het versterken van de professionele dienstverlening voor kinderen en het uitbreiden en versterken van de capaciteit van het aanbod van flexibele zorg. De werking van de CAR sluit zeer goed aan bij het “balanced care”-model vermits de ambulante revalidatie de leefwereld van de cliënt actief mee betrekt in de hulpverlening gebaseerd op het biopsychosociaal model. Binnen de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren blijven er grote noden ontstaan. Door de staatshervorming wordt de sector overgedragen naar Vlaanderen. Dit biedt een unieke kans om een coherent (geestelijk) gezondheidsbeleid voor o.a. voor kinderen en jongeren uit te bouwen. De CAR kunnen hierop een antwoord bieden in samenspraak met de andere actoren in de gezondheidszorg. Dit zorgaanbod richt zich tot personen met verworven of aangeboren ontwikkelingsstoornissen en sensorische stoornissen (gehoorgestoorden, Niet Aangeboren Hersenletsel) die een duidelijke weerslag hebben op hun dagelijks functioneren in voor hen belangrijke maatschappelijke verbanden, wat tot uiting komt in significante uitvallen op vlak van functies, activiteiten en participaties. 8
Het uitgebreide memorandum van de Vereniging voor Wijkgezondheidscentra via deze link
20. De CAR willen afstappen van een louter medische benadering en willen naar een model gaan dat zich baseert op een integrale hulpvraag van de cliënt en zijn gewonnen voor een enveloppe financiering.
4.14. Werk op maat, sociale tewerkstelling en arbeidszorg Maatwerk beschermt tegen sociale uitsluiting en isolement. Een inkomen uit maatwerk beschermt bovendien tegen armoede en financiële problemen. Door betaald maatwerk bouwen mensen naast sociale contacten ook sociale zekerheidsrechten op indien aan deze duurzame, kwalitatieve tewerkstelling degelijke verloning gekoppeld is. Een te sterke economische visie op activering doet meer mensen uit de boot vallen en maakt betaalde arbeid niet altijd mogelijk. VSO-leden bieden via sociale tewerkstelling, beschutte werkplaatsen en arbeidszorginitiatieven alternatieven om een op maat gerichte activering mogelijk te maken. We hanteren het principe van een doorstroom waar wenselijk en haalbaar naar het normale economische circuit. Dit vergt een aantal duidelijke randvoorwaarden die er momenteel niet zijn. Het VSO pleit dan ook voor: Meer middelen voor een goede omkadering van die alternatieve activering zodat doorstroom naar duurzame tewerkstelling in het reguliere circuit op een succesvolle manier mogelijk is; Een juridisch erkenning en omkadering van arbeidszorgtewerkstelling zowel binnen als buiten het normale economische circuit en dit in functie van een inclusieve samenleving.
21.
5. TOT SLOT VSO rekent er op dat de politieke partijen en beleidsverantwoordelijken deze aandachtspunten mee zullen nemen in de uittekening van het beleid in de komende vijf jaar en van hieruit de juiste prioriteiten zullen leggen en hiervoor de nodige budgetten vrijmaken. De socialprofitondernemingen zullen blijvend hun verantwoordelijkheid opnemen om op een maatschappelijk verantwoorde manier via duurzame antwoorden vorm te geven aan hun maatschappelijke opdrachten tegen een achtergrond van huidige en toekomstige uitdagingen, maatschappelijke noden en behoeften en beschikbare budgettaire ruimte. Een daadkrachtige overheid die transparant, via dialoog en regelluwe kaders, slagkracht en ondersteuning biedt, vormt hierbij een waardevolle maar ook een noodzakelijke schakel. . Het Verbond Sociale Ondernemingen wenst dan ook de toekomstige beleidsverantwoordelijken te inspireren met de hierboven geschetste krachtlijnen en aandachtspunten.