‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’ Han Brouwer
bron Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785.’ In: Spektator 18 (1988-1989), p. 191-202.
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/brou046soci01_01/colofon.htm
© 2004 dbnl / Han Brouwer
191
Han Brouwer
Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785 Als een van de jongere uitlopers van de hydra van het moderne historisch onderzoek die ook voor de literatuurgeschiedenis van belang is, kan de sociale ideeëngeschiedenis worden genoemd. Anders dan de oudere ideeëngeschiedenis, die de ijle gedachten van reuzen-denkers bestudeert, poogt de sociale ideeëngeschiedenis de sociale en geografische verspreiding en circulatie van gedrukte denkbeelden en opvattingen te onderzoeken. Vooral voor de achttiende eeuw en de Verlichting in het bijzonder is vanuit deze benadering het nodige onderzoek verricht. Tot hoever reikte de sociale en geografische verbreiding van verlicht gedachtengoed en langs welke kanalen en media vond deze verspreiding plaats? 1 Naast deze grotere aandacht voor de sociale dimensie van het verlichte denkklimaat heeft ook een revisie plaats gevonden van het dominante verlichtingsbeeld. Deze visie bleek al te zeer geënt te zijn op de denkbeelden van de ‘little flock’, Peter Gay's radikale Gideonsbende. Deze historiografische revisie heeft ook de Nederlandse Verlichting weer bestaansrecht gegeven. Er lijkt zich rond deze gematigde variant van de Europese Verlichting een nieuwe communis opinio af te tekenen. 2 Basisingrediënt is volgens deze visie het evenwicht tussen christelijke openbaring en verlichte, kritische rede. Een belangrijke rol spelen daarbij de gepopulariseerde natuurwetenschappen en in het bijzonder de fysico-theologie. Uit het grote Boek van Natuur en Wereld - de harmonieuze maar statische natuurlijke en sociale orde - leert men Gods voorzienige en doelmatige wijsheid en goedheid kennen. In de eerste helft van de achttiende eeuw speelde met name het werk van B. Nieuwentyt een belangrijke rol in de verspreiding van dit gedachtengoed. In de tweede helft van de eeuw wordt deze rol in het bijzonder vervuld door de geschriften van de Zutphense predikant J.F. Martinet. Met zijn Katechismus der Natuur zou het gematigd verlichte denken ook binnen de Hervormde Kerk vaste voet aan de grond hebben gekregen. Deze nieuwe benadering van de Nederlandse Verlichting vormt een onderdeel van een groter geheel van historiografische assumpties. De achttiende eeuw zou ook de periode zijn waarin een nieuw, cultureel geïnteresseerd publiek zich aandient en waarin de uitbreiding van het lezerspubliek plaats vindt. De opbloei van genootschappen, de nieuwe verlichte publiekssociabiliteit waarin dit publiek zich organiseert - leesgezelschappen, literaire genootschappen en vrijmetselaars loges -, levert hiervoor een indikatie. De stijging
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
192 van het titelaanbod en de entree van nieuwe, Nederlandstalige genres zoals Spektatoriale geschriften, tijdschriften, populariserende wetenschappelijke werken en zedenkundige romans zou hiervoor een andere indikatie verschaffen. 3 Een belangrijke invalshoek voor een sociale geschiedenis van de Verlichting is het onderzoek naar de sociale samenstelling van het ledenbestand van genootschappen die, in meer of minder gemengde vorm, als dragers van het verlichte gedachtengoed worden aangemerkt. 4 Over de verspreiding van verlichte werken in de Republiek is nog weinig bekend. Onderzoek naar de ontvangst en receptie van enige, overwegend literaire werken is wel verricht, maar de omvang en samenstelling van het publiek van deze werken blijft grotendeels onbekend. Materiaal dat daarover gegevens verschaft is dan ook schaars of biedt - in het geval van boedelinventarissen en auctiecatalogi - slechts een beperkt houvast. Als een type bron dat, zij het op een lokaal vlak, gegevens verschaft over het publiek en de verspreiding van verlicht en ander drukwerk en nog nauwelijks is gebruikt, kunnen de klantenboeken van een boekhandel worden genoemd. Dankzij de gewoonte van het kopen op rekening is het mogelijk de boekaanschaf van individuen en groepen over een reeks van jaren te volgen en de verspreiding van werken die als verlicht worden aangemerkt te traceren. Dit type bron is echter schaars en is in Nederland met name voor de negentiende eeuw bewaard. Een uitzondering op deze archivalische schaarste vormen de klantenboeken van Martinus Tijl te Zwolle. 5 In deze bijdrage wordt alleen het oudste klantenboek, dat de jaren 1777-1785 bestrijkt, gebruikt. Centraal in de volgende pagina's staat de verkoop van één werk, Martinets Katechismus der Natuur, het boek dat als de belichaming van de gematigde Nederlandse Verlichting wordt beschouwd en bovendien een enorm verkoopsucces beleefde. Dit bij uitstek de natuurwetenschappen populariserende werk verscheen in vier delen te Amsterdam in de jaren 1777-1779 voor de prijs van ƒ14,80 en beleefde binnen enkele jaren vier herdrukken. 6 Hoeveel personen kopen dit werk bij Tijl in de periode 1777-1785, wie zijn de kopers, wat kopen zij nog meer, zijn zij ook aktief in de genootschapsbeweging en slaagde dit boek erin nieuwe groepen lezers en kopers te bereiken? Wel geteld komen in het betreffende klantenboek als kopers van de Katechismus de namen van zestien personen, mannen ofwel gezinshoofden voor. 7 Van deze groep kopen negen personen alle vier de delen en acht van hen schaffen eveneens een of meer delen van de anoniem gepubliceerde Aanmerkingen aan. 8 De Katechismus kent bij Tijl slechts een kort debiet en speelt blijkbaar in op een reeds bestaande vraag die geen aanbeveling behoeft van bijvoorbeeld de wat behoudende Boekzaal. 9 De aankopen, veelal per deel, worden bijna geheel geboekt in de jaren 1778 en 1779. In 1777 koopt alleen de preceptor deel een en in 1780 schaft alleen de hoedestoffeerder de Katechismus aan, vier delen tegelijk. In de jaren 1781-1785 vindt het geen aftrek meer bij Tijl. 10 Er waren meer boekhandels in Zwolle in deze jaren en het is zeer wel mogelijk dat de Katechismus ook daar aftrek vond. Van deze firma's zijn echter geen archivalia bewaard gebleven. De zestien kunnen dus als het minimum aantal
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
193 kopers worden beschouwd. Zestien kopers op een bevolking van ruim 12.000 zielen en 2849 huishoudens: is dit veel, is dit weinig? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zou men de beschikking moeten hebben over cijfers van de totale oplage van de Katechismus en over gegevens van de verspreiding van dit en ander verlicht drukwerk elders in de Republiek. Dit is niet het geval. Over de Katechismus zijn wel enige cijfers bekend. Het eerste deel beleefde binnen een jaar drie herdrukken. De eerste druk van 1200 exemplaren was in drie weken uitverkocht en binnen een jaar werden van dit deel 6000 exemplaren verkocht. 11 Er zijn echter geen cijfers bekend van de totaaloplage van de vijf tijdens Martinets leven verschenen drukken. Schat men de totaaloplage van de Katechismus op ruwweg 10.000 exemplaren dan zou - bij een bevolking van twee miljoen zielen en ongeveer 500.000 huishoudens - 2% van de huishoudens in de Republiek een exemplaar hebben kunnen kopen. 12 Wel is het mogelijk de verkoop van andere werken bij Tijl te onderzoeken. Twee voorbeelden. Van de Geschiedenis van Amerika van W. Robertson, de inspirator in de Republiek van de wijsgerige geschiedschrijving, waarin de geschiedenis wordt verheven tot het epos van de vooruitgang, worden vier exemplaren geboekt. 13 Voor de commercieel zeer succesvolle Wijsgerige en Staatkundige geschiedenis van de bezittingen en den koophandel der Europeanen in de beide Indiën van G.-T. Raynal melden zich zes kopers. 14 De verkoop van deze twee werken bij Tijl blijft dus duidelijk achter bij die van de Katechismus. Wel maken deze voorbeelden duidelijk - drie van de vier kopers van Robertson en twee van de zes kopers van Raynal schaffen eveneens de Katechismus aan - dat de belangstelling voor verlichte lectuur bij Tijl ook buiten de groep van zestien bestaat. 15 In plaats van een antwoord op de ‘veel of weinig’ vraag te verschaffen, roept een dergelijke vergelijking van de aantallen verkochte titels veeleer de vraag op naar de status van de gebruikte bron. Speelt de boekwinkel van Tijl wellicht een wat marginale rol op de lokale markt voor boeken? Hoe representatief is het klantenbestand van Tijl voor de hele Zwolse bevolking en welk deel van het plaatselijke koperspubliek bedient hij? De tweede vraag is niet rechtstreeks te beantwoorden. Er zijn immers meer boekhandelaren aktief in Zwolle in deze jaren. Van deze firma's zijn, zoals gezegd, geen archivalia bewaard gebleven. Het is daarom leerzaam een blik te werpen op de omvang van de bestedingen en de sociale samenstelling van het koperspubliek bij Tijl. Voor het jaar 1778 zijn de bestedingscategorieën van de individuele kopers onderzocht. Het resultaat daarvan geeft tabel 1. 16
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
194 Tabel 1. Bestedingscategorieën individuele kopers bij Tijl in 1778 (n = 106) BestedingscategorieAantal kopers (%) Gemiddelde aankoop ƒ0,01 - 0,99 18 (17%) ƒ0,50 ƒ1,- - 4,99 31 (29,3%) ƒ2,43 ƒ5,- - 9,99 19 (17,9%) ƒ6,86 ƒ10,- - 24,99 22 (20,7%) ƒ15,16 ƒ25,- - 49,99 7 (6,6%) ƒ36,19 ƒ50,- - 74,99 8 (7,55%) ƒ60,83 ƒ75,- - 99,99 ƒ100,1 (0,9%) ƒ100,25 106 = 100%
ƒ13,10
Totaal aankopen (%) ƒ9,08 (0,65%) ƒ75,19 (5,42%) ƒ130,33 (9,39%) ƒ333,50 (24,02%) ƒ253,36 (18,25%) ƒ486,64 (35,06%) ƒ100,25 (7,22%) ƒ1388,35 = 100%
Deze tabel maakt een aantal zaken duidelijk. Hoewel het klantenbestand van Tijl in 1778 aanzienlijk kleiner is dan dat van boekhandel Van Benthem te Middelburg in 1808 - respectievelijk 106 en 425 kopers -, vertoont het bestedingspatroon van de twee groepen opmerkelijke overeenkomsten. 17 De groep incidentele kopers - zij die minder dan tien gulden per jaar besteden - vormt ook in Zwolle de overgrote meerderheid. Zij is slechts verantwoordelijk voor ruim 15% van de jaaromzet. De middengroep, de regelmatige kopers, met jaarlijkse bestedingen tussen 10 en vijftig gulden, vertegenwoordigt ruim 25% van het klantenbestand, maar neemt bijna een derde van het totaal der bestedingen voor haar rekening. De topgroep, de frequente kopers, vijftig gulden en meer aan jaarlijkse uitgaven, omvat nog geen 10% van het koperspubliek maar boekt voor ruim 40% van de omzet in 1778. Van het totale publiek - bijna 4% van de Zwolse huishoudens - vormt de groep regelmatige en frequente kopers samen ruim een derde. De kopers van de Katechismus treffen we in deze groep aan en zij vormen daarvan bijna de helft. Wilde men in twee jaar de Katechismus aanschaffen en daarnaast ook nog aan andere zaken geld besteden bij Tijl, al was het maar aan schrijfgerei en bindwerk, dan bedroeg de jaarrekening al snel meer dan tien gulden. De bestedingen van de zestien variëren in 1778 tussen de ƒ13,35 en de ƒ100,25, met een gemiddelde van ƒ37,34. 18 Gegeven dit bestedingspatroon had het aantal kopers van de Katechismus bij Tijl dus wel groter kunnen zijn, maar niet veel meer dan het dubbele. Werpen we een enkele blik op de sociale contouren van het klantenbestand van Tijl in 1778, dan zien we ook hier overeenkomsten met het Middelburgse koperspubliek. Ook in Zwolle vormt het een sterk sociaal gedifferentieerd publiek dat tot diep in de sociale pyramide reikt. In de hogere bestedingsregionen nemen de sociale verschillen echter af. Volledig afwezig bij Tijl zijn vertegenwoordigers van de onderste laag van de sociale pyramide, de heffe des volks. 19 In de groep van incidentele kopers komen vertegenwoordigers van alle overige sociale en beroepsgroepen voor: de baron en de loodgieter, de predikant en de onderwijzer, de advokaat en de apotheker. In de groep kopers die meer dan 25 gulden besteedt komen vertegenwoordigers van de kleine burgerij niet meer voor. De samenhang tussen scholingsgraad, sociale positie en koopgedrag is ook bij de klanten van Tijl ver
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
195 te zoeken. Van de acht burgemeesters die klant zijn, besteden er drie minder dan vijf gulden. Van de minimaal 50 klanten met een voortgezette opleiding - Franse en Latijnse school, Hogeschool - vallen er 26 onder de categorie incidentele kopers. Deze wat impressionistische gegevens maken duidelijk dat het publiek van Tijl weliswaar geen representatieve doorsnede maar zeker ook geen marginaal segment van de Zwolse bevolking vertegenwoordigt. 20 De vraag welk deel van het totale Zwolse boekenkopend publiek Tijl bedient, is met het voorgaande uiteraard nog niet beantwoord. Daar kan men voorlopig hoogstens een redelijke slag naar slaan. Neemt men aan dat Tijl ruwweg de helft à een derde van het Zwolse boekenkopend publiek bedient en dat het bestedingspatroon van het totale publiek de zelfde contouren vertoont, dan zouden de drie typen kopers van het totaal der huishoudens de volgende percentages uitmaken, incidentele kopers: 5 à 7%; regelmatige kopers: 2 à 3%; frequente kopers: ± 1%. In de overgrote meerderheid van de huishoudens - ± 90% - zou dus, evenals in Middelburg, nooit of slechts zeer incidenteel drukwerk worden aangeschaft. 21 Een andere vraag is of met deze schatting van het totale koperspubliek ook het aantal kopers van de Katechismus evenredig toeneemt. Gaat men uit van een verdubbeling - ongeveer 30 kopers - dan zou ruim 1% van de Zwolse huishoudens dit werk hebben aangeschaft. De sociale samenstelling van de groep van zestien, waarvoor beroep en ambt een globale indikatie verschaffen, vertoont het zelfde ietwat heterogene beeld als dat van het totale koperspubliek. De groep bestaat uit de volgende personen: - twee leden van de magistraat: mr. D. Thomassen à Thuessink en mr. A.J. van Muiden. - zes ambtsdragers, waaronder twee oud-burgemeesters: mr. B. van Marle, ontvanger van Salland en mr. E. Scriverius, schout van Zwolle en Zwollerkerspel; twee burgemeesterszoons: L. Waterham, bewaarder van Mastenbroek en mr. P. Feith, ontvanger der convooien en licenten te Zwolle; 22 voorts: R. Eekhout, stadssecretaris en T. Fourier, klerk der convooien. - twee vertegenwoordigers van de vrije beroepen; de geneesheren J.H. Stolte, J. Takranen. - een vertegenwoordiger van de onderwijssektor, die overigens bij Tijl redelijk is vertegenwoordigd: J.H. Schallenberg, docent aan de Latijnse school. - vier leden van de sector maatschappelijke diensten, de kooplieden B.H. Ketwich, E. van der Vegte, B. ten Cate en G. Wispelweij. - een vertegenwoordiger van de sector nijverheid: J.J. Felix, hoedestoffeerder. De heterogene samenstelling van deze groep lijkt wel wat op een omgekeerde sociale pyramide: een brede bovenbouw van plaatselijke elite en gegoede burgerij en een smalle onderbouw bestaande uit een enkele vertegenwoordiger van de smalle gemeente. Opvallend afwezig in deze groep zijn de adel en de hervormde predikanten. Aangenomen wordt immers dat met het verschijnen van de ‘Katechismus van de beste van alle mogelijke werelden’ het gematigd verlichte gedachtengoed ook binnen de heersende kerk vaste
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
196 voet aan de grond krijgt. De Zwolse dominees hadden echter al eerder in de eeuw bij enkele spraakmakende kwesties blijk gegeven van hun oprechte rechtzinnigheid. De predikanten zijn bij Tijl kleine en behoudende kopers. Hoewel er geen materiaal bestaat dat informatie verschaft over de waardering van de Katechismus door de zestien is het toch verleidelijk aan de kopers een verlicht, optimistisch wereldbeeld toe te dichten. Om deze gedachte meer reliëf te geven is het daarom interessant te onderzoeken wat zij nog meer bij Tijl kopen en in welke kombinaties. Daartoe is voor de jaren 1778 en 1779 het totaal der aankopen van het gezelschap in kaart gebracht en onderverdeeld in een aantal bibliografische categorieën. Het resultaat is te vinden in tabel 2. Tabel 2. Bestedingen van de zestien kopers in 1778/1779 per categorie totaal besteed bedrag percentage in guldens 1. theologische en stichtelijke lectuur 178,45 19,15 2. studieboeken, naslagwerken 62,35 6,69 3. historische lectuur, biografieën 97,60 10,47 4. geografie, reisbeschrijvingen 42,65 4,58 5. natuurwetenschap, biologie 197,25 21,16 6. moderne letteren 18,90 2,03 7. klassieke letteren 0,90 0,10 8. tijdschriften-lezen 10,35 1,11 23 0,10 0,01 9. boeken-lezen 10. politieke geschriften 18,20 1,95 11. rechtsgeleerdheid 12. kranten-lezen 13. kinderboeken 4,40 0,47 14. geneeskunde 7,90 0,85 15. almanakken, prenten 17,91 1,92 16. mengelwerk, diversen 19,43 2,08 17. landkaarten 7,65 0,82 18. schrijfgerei, papier, druk- en bindwerk248,84 26,7 ______ ______ 931,98 100 Een aantal zaken vallen op in deze tabel. De grootste bestedingscategorie betreft geen boeken maar ‘non-books’, uitgaven voor schrijfgerei, papier, druk- en bindwerk. De scheiding tussen kantoorboekhandel en boekwinkel heeft zich kennelijk bij Tijl in deze jaren nog niet voltrokken. Orthodoxe openbaring (theologische lectuur) en verlichte rede (populair-natuurweten-schappelijke lectuur die bijna geheel voor rekening van Martinet komt) houden elkaar kwantitatief bijna in evenwicht in de bestedingen. Historische lectuur, geschiedschrijving naar verlichte snit (Robertson, Raynal, Millot, Hume, Stijl), lijkt het evenwicht ten gunste van de tweede te laten doorslaan. 24 Deze wat bredere belangstelling voor verlichte lectuur betreft slechts een ruime minderheid van de zestien: de twee burgemeesters, geneesheer Stolte, schout Scriverius, preceptor Schallenberg, koopman Van der Vegte en klerk Fourier.
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
197 In de bestedingen van de meerderheid tekenen zich twee patronen af. In het eerste geval wordt de Katechismus omringd door een ‘cordon sanitaire’ van orthodoxe theologische lectuur. Dit patroon doet zich met name voor bij de stadssecretaris, de ‘big spender’ in 1778. Ruim de helft van zijn uitgaven in dat jaar is bestemd voor apologeten van de orthodoxie. Bij de hoede-stoffeerder - de autodidakt in het gezelschap? - tekent zich, zij het op een aanzienlijk lager niveau, een zelfde patroon af. In het tweede geval is de Katechismus in meer of mindere mate het alfa en het omega van de bestedingen. De bewaarder van Mastenbroek schaft verder alleen nog wat politieke werkjes aan. Geneesheer Trakranen besteedt voorts geld aan 381 ‘huwelijksbekendmakingsbrieven’. Het andere grote wapenfeit van ‘docter Feit’ is de aanschaf van Volkmans zesdelige Reisboek door Italien. Drie van de vier kooplieden beperken zich bijna geheel tot de Katechismus. Voor Berend ten Cate wordt alleen deel vier geboekt. Gerrit Wispelweij laat dit deel vergezeld gaan door de Reizen van Cook en het Huishoudelijk Handboek van Tissot. B.H. Ketwich schaft weliswaar alle vier de delen van de Katechismus aan maar beperkt zich verder tot het populaire Franse leerboekje van Marin, een Testament en een bundel Boetpredikatiën. Alleen koopman E. van der Vegte geeft blijk van een wat bredere belangstelling. Naast enige theologische lectuur schaft hij onder meer twee geografische werken aan, het vierdelige Over de landbouw van P. Camper, de Gronden van Zekerheid van B. Nieuwentyt en het Onderwijs in de Hemel en Aard-Globen van W. Blauw. Van het ‘cabinet de lecture’ van Tijl wordt door het gezelschap slechts in zeer beperkte mate gebruik gemaakt. Alleen de convooimeester besteedt twee stuivers voor het lezen van twee boeken. Vier van de zestien lezen een of meer tijdschriften: de Boekzaal, de Vaderlandse Letter-Oefeningen of de Staats-Secretaris. Opvallend is verder de minimale rol van klassieke, moderne Nederlandse en buitenlandse literatuur. 25 Alleen burgemeester Van Muiden schaft enige Franse werken aan, vier delen Pascal en een Franse vertaling van Locke's vertoog over de opvoeding. Daarmee zijn we bij een laatste opmerkelijk punt beland. Het overgrote deel van de bestedingen van het gezelschap kan als z.g. ‘ontwikkeldenlectuur’ worden aangemerkt, dat wil zeggen lectuur met een niet al te hoge moeilijkheidsgraad die gericht is op vorming, stichting en algemene ontwikkeling en een vleugje deugdzaam vermaak biedt. Wat niet onder deze globale verzamelterm valt is de z.g. funktionele en gebruiks-lectuur: almanakken, regeringsboekjes, ordonnanties, kerkboeken, beroeps-lectuur en werkjes van lokaal belang. 26 Werken met een hoog wetenschappelijk gehalte, bijvoorbeeld van Petrus Camper, worden nauwelijks geboekt bij Tijl en Verhandeling van de grote Geleerde Genootschappen in de Republiek ontbreken geheel. 27 Van de groep van zestien, het minimum aantal kopers, blijkt dus slechts een ruime minderheid een wat bredere belangstelling voor verlicht drukwerk aan de dag te leggen en blijft de theologische lectuur voortdurend onder handbereik. Of en hoe deze aangeschafte werken werden gelezen en gewaardeerd en of een verandering in leesgedrag optrad, zoals door menig scribent wordt beweerd, kan uit het klantenboek niet worden afgelezen. 28 In hoeverre zijn de zestien betrokken bij de culturele genootschappen, de
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
198 nieuwe vormen van verlichte publiekssociabiliteit? Voorzover archivalia daarover gegevens verstrekken, lijkt dit nauwelijks het geval te zijn. Het vooral na 1770 in de Republiek bloeiende genootschapsleven vindt in Zwolle slechts een beperkte weerklank. Hoewel de gegoede burgerij in Overijssel in de achttiende eeuw de supprematie van adel en patriciaat op het vlak van de vermogens doorbreekt en een toenemend aantal academici voortbrengt, gaat dit nauwelijks gepaard, althans in Zwolle, met de ontwikkeling van eigen vormen van genootschappelijkheid. Van een concurrentieverhouding tussen uitgaven voor genootschapsaktiviteiten en boekaanschaf lijkt hier dan ook geen sprake te zijn. 29 Enkele leesgezelschappen zijn na 1780 bij Tijl klant, maar over de leden is niets bekend. Van de 27 leden in 1778-1779 van het plaatselijke departement van de Oeconomische Tak, de dochterinstelling van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen die ook in Zwolle een korte bloei beleefde, zijn vijf ook lid van het ‘Katechismus-gezelschap’. 30 De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de exponent van het nieuwe en inclusieve beschavingsconcept, krijgt in Zwolle slechts moeizaam een voet aan de grond. Van de zestien is alleen klerk Fourier betrokken bij de oprichting van het plaatselijke departement in 1789 - dat in het zelfde jaar door de magistraat wordt verboden. Bij de heroprichting in 1799 is geen van hen betrokken. 31 Van een samengaan van belangstelling voor verlicht drukwerk en genootschappelijke aktiviteiten blijkt voor dit gezelschap nauwelijks sprake te zijn. In brede kring wordt aangenomen dat de achttiende eeuw de periode is waarin een nieuw lezerspubliek zich aandient. De stijging van het titelaanbod, de ontwikkeling van nieuwe Nederlandstalige genres en de uitbreiding van de vormen van toegang tot het gedrukte woord - leesgezelschappen, publieke en winkelbibliotheken - dienen als, veelal indirekte, argumenten voor deze stelling. Aangenomen mag worden dat het onderzoek naar boekaanschaf een aanzienlijk deel van het lezend publiek in kaart brengt. Voor het begin of midden van de achttiende eeuw is geen onderzoek naar boekaanschaf mogelijk. De archivalia ontbreken daarvoor. De stelling van de groei van het lezend c.q. boekenkopend publiek kan derhalve niet getoetst worden. 32 De vraag in hoeverre de Katechismus een uitbreiding van het lezend en kopend publiek heeft teweeggebracht en nieuwe publiekssegmenten heeft aangeboord, is dan ook niet te beantwoorden. De belangstelling voor de nieuwe Nederlandstalige genres, de populariserende ‘ontwikkeldenlectuur’ zal vooral bij de groep van regelmatige en frequente kopers moeten worden gezocht. De kopers met belangstelling voor verlichte lectuur vormen een onderdeel van deze groep. Verder onderzoek zal hier meer klaarheid moeten verschaffen. Vat men de kopers van de Katechismus op als een representatief deel van het plaatselijk cultureel geïnteresseerde publiek, de regelmatige lezers, dan kan niettemin worden gesteld dat dit publiek enerzijds relatief klein is, een minderheid vormt van het toch al kleine boekenkopende publiek en hooguit enkele procenten van de Zwolse huishoudens omvat. Anderzijds dat dit publiek een tamelijk heterogene sociale samenstelling vertoont en tot diep, maar in afnemende mate, in de sociale pyramide reikt. Dit publiek zou dan uit de volgende segmenten bestaan:
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
199 - delen van de oude bestuurlijke en academische elites. Zoals bekend impliceert de statusbevestigende academische titel onder regenten niet een habitus van wetenschappelijke belangstelling. 33 - grote delen van de groep die een vorm van vervolgonderwijs had genoten. - leden van de handels- en nijverheidssektor. - een enkele vertegenwoordiger van de kleine burgerij De culturele infrastruktuur van de verschillende steden zal van invloed zijn op de omvang van dit publiek. Na de steden van het eerste - Leiden, Amsterdam - en tweede echelon - Haarlem, Rotterdam, Middelburg -, komen de steden van het derde en vierde echelon. In deze steden zonder Hoge School en zonder een landelijk opererend Geleerd Genootschap - bijvoorbeeld Zwolle - lijkt de ‘elitelectuur’ nauwelijks een rol te spelen.
Eindnoten: 1 Vgl. bijvoorbeeld: R. Darnton, ‘In search of the Enlightenment: Recent attempts to create a social history of ideas’, Journal of Modern History, 43 (1971) 113-133; H.U. Gumbrecht e.a., ed. Sozialgeschichte der Aufklärung in Frankreich (2 dln; München-Wenen, 1981). 2 W.W. Mijnhardt, ‘De Nederlandse Verlichting’ in: F. Grijzenhout e.a., ed. Voor Vaderland en Vrijheid. De Revolutie van de Patriotten (Amsterdam, 1987) 53-80. 3 Zie voor een overzicht van een en ander mijn bijdrage: ‘Rondom het boek. Historisch onderzoek naar leescultuur, in het bijzonder in de achttiende eeuw. Een overzicht van bronnen en benaderingen, resultaten en problemen’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw, 20 (1988) 51-120. 4 D. Roche, Le Siècle des Lumières en province. Académies et académiciens provinciaux, 1680-1789 (2 dln; Den Haag-Parijs, 1978); W.W. Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815 (Amsterdam, 1988). Een andere benadering, onderzoek naar publieke reakties op ‘calamiteiten’ beproeft: J.W. Buisman, ‘Secularisering en maatschappij in Nederland in de tweede helft van de achttiende eeuw’ in: W. Arts en J.K.M. Gevers, ed. Rede, sentiment en ervaring. Sociale wetenschappen in de achttiende eeuw (Deventer, 1983) 36-50. 5 Uitgebreider over deze en andere Zwolse bronnen en het bredere onderzoek waar deze bijdrage een onderdeel van vormt: ‘Leescultuur in Zwolle: boekaanschaf en boekgebruik (1777-1854). Schets van een onderzoeksprojekt’, Zwols Historisch Jaarboek, 4 (1987) 47-73. 6 Over Martinet: B. Paasman, J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw (Zutphen, 1971); F. de Haas en B. Paasman, J.F. Martinet en de achttiende eeuw (Zutphen, 1987). 7 Als zeventiende koper staat de wed. J.C. Royaards te boek. Zij zet de boekwinkel van wijlen haar echtgenoot voort. Het is daarom niet duidelijk of de aanschaf voor eigen gebruik of voor wederverkoop bestemd is. In het vervolg zal ik haar daarom buiten beschouwing laten. De rekening-courant staat veelal op naam van het mannelijk gezinshoofd. Belangstelling onder vrouwen voor de natuurwetenschappen bestond wel degelijk. Martinet onderwees bijvoorbeeld in Zutphen 38 jonge dames van de eerste rang in zijn Katechismus. Hij schrijft daarover: ‘(...) Gij kunt denken, welke Filosophische Dames ik maakte, verstandige Gezellinnen voor braave Heeren, en ervaren Moeders, hoop ik, voor talrijke Kinderen. Tot welk eenen arbeid komt men al niet’ (gecit. in: Paasman, a.w., 41). 8 Het gaat om de door J. de Vries bezorgde en ietwat ironisch gestelde: Natuurkundige en ophelderende aanmerkingen over den Katechismus der Natuur door den Heer J.F. Martinet, 4 dln., Amsterdam 1778-1779. Prijs: 4 gulden.
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
9 De Boekzaal van juni 1778 gepubliceerde een lovende bespreking. Drie van de zestien kopers lezen dit periodiek bij Tijl. 10 Meer over het ‘who is who’ van de kopers in de loop van dit artikel. Andere werken van Martinet vinden bij Tijl in deze periode minder aftrek: 11 exemplaren van de Kleine Katechismus der Natuur voor Kinderen, Amsterdam 1779; 5 exemplaren van de Historie der Waereld, 9 dln., Amsterdam 1780-1788. Onder de kopers van deze twee werken bevinden zich resp. drie en een lid van het ‘Katechismus-gezelschap’. 11 In Den Bosch zouden 100 exemplaren zijn verkocht. Van de tweede druk van het eerste deel zouden in Amsterdam binnen drie dagen 800 exemplaren zijn verkocht. Deze cijfers zijn ontleend aan: Paasman, a.w., 48, 61. Hij baseert zich op brieven van Martinet. Bij de verkoop in Den Bosch spelen wellicht lokale factoren, die, zoals bekend, een belangrijke rol spelen in het koopgedrag, een rol. Martinet is immers afkomstig uit de Meierij van Den Bosch. 12 Ter vergelijking, in 1810 zijn ongeveer 8500 gezinshoofden ofwel ca. 1,5 à 2% van het totaal der huishoudens in Nederland betrokken bij het Nut, de sociaal meest toegankelijke verlichte organisatie in Nederland. 13 Dit werk verschijnt in Nederlandse vertaling in 1778 te Amsterdam in vier delen voor de prijs van ƒ8,50. Over Robertson: A.Th. van Deursen, ‘Wijsgerige geschiedschrijving in Nederland’ in: J.A.L. Lancée, ed. Mythe en Werkelijkheid (Utrecht, 1977) 103-120. 14 Dit werk verschijnt anoniem in het Frans te Amsterdam in 1770 en beleeft talloze herdrukken en bewerkingen in de achttiende eeuw. De Nederlandse vertaling verschijnt in de jaren 1775-1783 in tien delen; over dit werk, recentelijk: H.J. Lüsebrink, ‘L'Histoire des Deux Indes et ses Extraits: un mode de dispersion textuelle au XVIIIe siècle’, Littérature, nr. 69, febr. 1988, 28-41. 15 Deze bredere belangstelling voor verlichte lectuur wordt ook bevestigd door een andere bron, de intekenlijst op Chomels-Chalmots Algemeen Huishoudelijk-, Natuur-, Zedenkundig- en Konst-Woordenboek uit 1778. Op de intekenlijst staan de namen van 15 inwoners van Zwolle, waaronder drie boekhandelaren - maar geen Tijl - die samen voor acht exemplaren intekenen. Onder de intekenaren twee kopers van de Katechismus. 16 Over de hele periode 1777-1785 is het totaal aantal klanten van Tijl 537, waaronder 409 Zwolse klanten. Hiervan zijn 385 individuele kopers. In 1779 is het aantal partikuliere klanten opgelopen tot 134. Vooral bij de kleinere kopers doet zich een groot jaarlijks verloop voor. 17 J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘Bij Van Benthem geboekt. Een reconstructie van het Middelburgse koperspubliek in 1808’ in: W. van den Berg en J. Stouten, ed. Het Woord aan de lezer (Groningen, 1987) 142-165. 18 In feite ligt het gemiddelde nog hoger - ƒ42,68 - omdat twee van hen in 1778 bij Tijl geen geld besteden. In 1779 is hun gemiddelde besteding gehalveerd. Drie van hen blijven dan onder de tien gulden-grens. 19 Het is de vraag inhoeverre een tekort aan koopkracht en/of geletterdheid hier mede debet aan zijn. De schrijfvaardigheid in Zwolle is zeer hoog. Het grote patriottische rekest van september 1785 wordt door 1425 gezinshoofden ondertekend. Slechts 71 van hen - ofwel 5% - ondertekenen met een kruisje. 20 Volgens de indeling m.b.v. de vier rangstanden bestaat de Zwolse bevolking in 1795 uit de volgende segmenten, adel/patriciaat: 2,7%; hogere midden-klasse: 5,5%; lagere middenklasse: 53,4%; volksklasse: 38,4% (B.H. Slicher van Bath, Een samenleving onder spanning. Geschiedenis van het platteland van Overijssel (Assen, 1957) 188). Volgens berekeningen van de scholingsgraad in 1811 bedraagt het percentage 12-17 jarigen dat vervolgonderwijs op de Franse of Latijnse school genoot omstreeks 4 à 5% van de leeftijdsgroep: W. Frijhoff, ‘Van onderwijs naar opvoedend onderwijs. Ontwikkelingslijnen van opvoeding en onderwijs in Noord-Nederland in de achtiende eeuw’ in: Onderwijs en Opvoeding in de achttiende eeuw (Amsterdam-Maarssen, 1983) 3-39. De groep kopers in 1778 is te klein om een gedetailleerde sociale of beroepenstratifikatie per bestedingscategorie op te stellen. De vierdeling van Slicher van Bath is te grofmazig om alleen op basis van beroep de klanten daarin onder te brengen. Verder onderzoek van een grotere groep kopers zal meer verfijning kunnen aanbrengen. 21 Een indikatie dat het totale koperspubliek klein is, welke vermenigvuldigingsfaktor men ook gebruikt, levert drie kwart eeuw later de boekwinkel van Tjeenk Willink. In 1850 heeft deze firma, waarvan wordt aangenomen dat het veruit de grootste Zwolse boekhandel is in deze jaren, 280 partikuliere klanten. Het aantal inwoners van Zwolle is dan inmiddels gestegen tot bijna 18.000. Rekent men hier met een verdubbeling, dan omvat het totale koperspubliek in dat jaar ongeveer 12% van de Zwolse huishoudens.
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’
22 In het klantenboek staat geschreven: ‘docter Feit’. Ik neem aan dat het gaat om Mr. Pieter Feith, zoon van Dr. Rhijnvis Feith, voormalig stadsgeneesheer en burgemeester van Zwolle en vader van Mr. Rhijnvis Feith, de dichter en eveneens jarenlang ontvanger der convooien en licenten. 23 Tijl had ook een leesbibliotheek waar men voor enige stuivers boeken en tijdschriften kon lezen. 24 Vgl. voor de bestedingen per categorie in Middelburg: J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘Het lezerspubliek als object van onderzoek. Boekaanschaf in Middelburg in het begin van de negentiende eeuw’, De Nieuwe Taalgids, 79 (1986) 14-32, tabel 1. 25 Voor de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, dat in 1782 in een kleine oplage van 500 à 800 exemplaren verschijnt, meldt zich bij Tijl tot 1785 één koper. 26 In Middelburg zou juist deze ‘gebruikslectuur’ de grootste gemene deler van de boek-bestedingen vormen: J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, ‘In andermans boeken is het duister lezen. Reconstructie van de vroeg-negentiende eeuwse leescultuur in Middelburg op basis van een boekhandelsadministratie’, Forum der Letteren, 29 (1988) 15-28. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen hoe deze verhoudingen zijn voor de andere grote kopers en voor het hele koperspubliek van Tijl. 27 Burgemeester en stadsgeneesheer R. van Sonsbeeck koopt in 1778 Campers Verhandelingen over de pijpzweren en uitzakkingen van den aars. Thomassen à Thuessink schaft in 1780 diens Epistola ad anatomicorum, magnum Albinum en in 1779 de Experimental Philosophy, in three books van R. Boyle aan. 28 Enige prikkelende stellingen over het leesgedrag biedt: E. Schön, Der Verlust der Sinnlichkeit oder die Verwandlungen des Lesers. Mentalitätswandel um 1800 (Stuttgart, 1987); zie ook mijn bespreking van dit boek: ‘Hoofd zonder lichaam: over leescultuur in de achttiende eeuw’, te verschijnen in: Theoretische Geschiedenis, 15 (1988) nr. 4. 29 Enkele inwoners van Zwolle zijn lid van een Geleerd Genootschap. Geneesheer Stolte is lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Mr. W.S. van der Gronden is lid van het eerste en mr. Rhijnvis Feith van het tweede genootschap. Burgemeester mr. L.G. Rouse is vanaf de oprichting enige jaren directeur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. 30 Burgemeester Thomassen à Thuessink is voorzitter en Stolte secretaris. De andere drie kopers-leden zijn: Feith, Van Muiden en Trakranen. De kooplieden schitteren hier door afwezigheid, in tegenstelling tot hun plaatselijke confraters die ruim vertegenwoordigd zijn. 31 Minimaal de helft van de groep heeft in 1799 de beste van alle mogelijke werelden al vaarwel gezegd. Het Nut in Zwolle in deze en volgende jaren is een tamelijk gemengd en vermogend gezelschap, met een meerderheid van niet-academici: J.H. Drentje, ‘Minnaars der Deugdbevordering’. De Maatschapij tot Nut van 't Algemeen in Zwolle van 1789 tot 1814 (eindscriptie CLZ, Zwolle 1987). 32 Onderzoek van boedelinventarissen laat voor de achttiende eeuw wel een globale toename van het partikuliere boekbezit zien. Evenals bij de boekaanschaf is bij het boekbezit, binnen de marges van de koopkracht, sprake van een tamelijk heterogeen sociaal gebeuren; zie, bijvoorbeeld: Th. Wijsenbeek-Olthuis, Achter de Gevels van Delft (Hilversum, 1987) 257-261. 33 W.Th.M. Frijhoff, ‘Opleiding en wetenschappelijke belangstelling van het Nederlandse regentenpatriciaat tijdens de Republiek: uitgangspunten, kenmerken, ontwikkelingen’, Werkgroep Elites Bulletin, nr. 8, dec. 1987, 6-20; Mijnhardt, Tot Heil van 't Menschdom, 49-nt. 56.
Han Brouwer, ‘Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der Natuur in Zwolle, 1777-1785’