SOCIALE BELEIDSAGENDA GEMEENTE KAMPEN UITGANGSPUNTEN VOOR DE VORMING VAN SOCIAAL BELEID Februari 2012
1
Voorwoord Wethouder Met enige trots presenteer ik de sociale beleidsagenda van de gemeente Kampen. Met deze agenda geven we richting aan ons sociaal beleid voor de komende jaren. Ook geven we er in aan hoe we met burgers, bedrijven en organisaties samen de uitdagingen in de (nabije) toekomst tegemoet willen treden. We hebben vertrouwen in de kracht van de Kamper samenleving en willen die kracht volop inzetten. Het leuke van het wethouderschap is dat je breed zicht krijgt op wat er gebeurt in de gemeente. Mensen nodigen je uit, spreken je aan, komen bij je langs. Je komt op tal van plekken waar vrijwilligers en professionals met hart en ziel hun werk doen. Dan merk je dat hier veel betrokken, creatieve mensen wonen en werken, die met elkaar verantwoordelijk zijn voor talrijke activiteiten. Dat is een prima basis voor een prettige samenleving. Als gemeentelijke overheid investeren we veel geld in programma’s, projecten en pilots die het sociale domein versterken. Waar we nog niet goed in zijn is het meten van het maatschappelijk resultaat en het bewaken van samenhang en samenwerking. Zeker met de nieuwe taken in het verschiet, moeten we hierin nog een slag maken. Mijn overtuiging is dat we de verantwoordelijkheden, die met drie decentralisaties (de begeleiding vanuit de AWBZ naar de WMO, de Wet Werken naar Vermogen en de Jeugdzorg) naar ons toekomen, alleen kunnen waarmaken als we deze in samenhang oppakken. Tegelijk liggen hier ook de kansen om de veranderingen in onze maatschappij zo optimaal mogelijk in te passen in de Kamper samenleving. Bij het vaststellen van de Structuurvisie 2030 is al opgemerkt dat er naast de fysieke inrichting meer aandacht moet zijn voor het sociale domein. In de ‘Visie op wonen, welzijn en zorg’ is daar een begin meegemaakt. Ook in de gebiedsvisies wordt de manier van samenleven nadrukkelijk betrokken bij de inrichting van het gebied. Maar bij al deze ontwikkelingen constateer ik dat we steeds weer opnieuw beginnen met het denken over het sociale domein. We missen een visie waarop verder gebouwd kan worden. Daar is afgelopen half jaar hard aangewerkt. We hebben alle informatie, die al bekend is, verzameld. Niet alleen beleidsdocumenten en onderzoeken, maar ook de inbreng van de burgers, organisaties en de gemeenteraad is meegenomen. Daarnaast zijn we op werkbezoek geweest bij andere gemeenten en hebben gebruik gemaakt van landelijke informatiebronnen. We zijn gestart met een bijeenkomst met beleidsmedewerkers uit de breedte van de organisatie, dus niet alleen mensen van de eenheid Maatschappelijke Ontwikkeling, maar ook van de andere eenheden. Een socioloog heeft ons de veranderingen in de maatschappij geschetst. Dit heeft ons geholpen om de richting te bepalen. Zo is deze sociale beleidsagenda uitgegroeid tot het document dat nu voorligt. Ik ben blij met de conclusie dat het goed samenleven is in de gemeente Kampen en onder de indruk van wat er allemaal wordt gedaan door burgers, bedrijven en organisaties. Bovenal word ik enthousiast over de bereidheid om samen voort te bouwen aan een samenleving waarin iedereen meedoet. Of zoals iemand het treffend verwoordde: “het is niet de vraag of ik een goede buur heb, maar of ik een goede buur ben.” Dat bepaalt de kwaliteit van samenleven! Als gemeentelijke overheid kunnen en willen we niet alles oplossen. We willen partnerschap met burgers, bedrijven en organisaties aangaan op basis van vertrouwen. Minder regels en meer ruimte 2
voor eigen initiatief. We doen een beroep op mensen eerst op eigen kracht naar een oplossing te zoeken om mee te kunnen doen of anderen daarin te helpen. Lukt dat niet dan nemen we onze verantwoordelijkheid en gaan we samen kijken welke ondersteuning passend is. We willen in gesprek met Kampen, enerzijds om ons verhaal te vertellen maar zeker ook om naar het verhaal van de Kampenaren te luisteren. Ik verwacht dat deze sociale beleidsagenda daar een bijdrage aan kan leveren. Lidi Kievit-Braakman, wethouder Maatschappij
3
Inhoudsopgave Pagina
1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 4. 5.
Voorwoord van de wethouder Inhoudsopgave Samenvatting en leeswijzer Sociale kwaliteit van Kampen Trends en ontwikkelingen: wat komt er op Kampen af? Maatschappelijke trends Landelijke ontwikkelingen Relatie tussen landelijke en lokale ontwikkelingen Financiële ontwikkelingen: forse bezuinigingen De sociale geschiedenis en de actuele sociale staat Historie Actuele sociale staat van Kampen Conclusies Visie op de rol van de gemeente en het samenspel tussen gemeente, burgers en organisaties Kamper sociale agenda
Bijlagen 1. Demografie 2. Economie, werk en inkomen 3. Sociaal 4. Wijken/woonservicegebieden
4
2 4 5 6 7 7 7 9 9 11 11 11 14 15 18
24 26 29 32
Samenvatting en leeswijzer Visie Kampen wil, ook in de toekomst, een overzichtelijke gemeenschap zijn waar mensen zich thuis, veilig, gekend en uitgenodigd weten. Waar iedereen meedoet, zichzelf ontwikkelt en een bijdrage levert aan het grotere geheel. Kampen wil een gemeenschap zijn waar gemeente, ondernemingen, (organisaties van) inwoners en maatschappelijke instellingen voorbij de grenzen van eigenbelang denken en samenwerken aan het toekomstig Kampen. Kampen is kwaliteit van leven! Een integrale uitwerking van deze visie wordt vastgelegd in de strategische agenda “Een ambitieuze kwaliteitssprong”. Eén van de vijf strategische pijlers luidt: ‘Een toekomstbestendig en samenhangende sociale en culturele infrastructuur van particuliere initiatieven, verenigingen, organisaties en instellingen, accommodaties, plekken en overheidsregelingen die het alle mensen mogelijk maakt te ontspannen, te ontwikkelen, mee te doen en de zorg te krijgen die nodig is. Deze sociale beleidsagenda is de eerste uitwerking van deze pijler in het strategisch beleid. Deze uitwerking staat in paragraaf 4 van deze notitie. We geven hier ook nadere invulling aan de relatie tussen burgers en overheid als het gaat om ondersteunings-, zorg- en hulpvragen van onze inwoners. Sociale staat van Kampen In Kampen is het goed samenleven. Er is sprake van hechte sociale verbanden. Mensen en organisaties hebben een grote betrokkenheid bij elkaar. Er is geringe werkloosheid en arbeidsongeschiktheid en mensen hebben goede mogelijkheden om eigen kracht en talenten te ontwikkelen. Er zijn voldoende, en door onze inwoners gewaardeerde, sociale en culturele voorzieningen en initiatieven. In de paragrafen 1 en 3 wordt de sociale staat van Kampen beschreven. Trends en ontwikkelingen In paragraaf 2 worden de landelijke en maatschappelijke trends en ontwikkelingen neergezet die invloed hebben op de sociale staat van Kampen. De verandering van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij, het groeiende opleidingsniveau en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van mensen leiden tot een veranderende relatie tussen de gemeentelijke overheid en haar burgers. In de komende jaren wordt een aantal rijkstaken overgedragen aan de gemeenten: de uitvoering van de extramurale begeleiding van de Awbz, de Wet werken naar vermogen en de jeugdzorg. Deze drie grote decentralisaties in het sociale domein betekenen een grotere verantwoordelijkheid en kansen voor de gemeente om de maatschappelijke participatie van haar inwoners te behouden en te bevorderen. Zeven uitgangspunten Om de sociale kwaliteit van Kampen goed te houden in de toekomst, op een manier die recht doet aan de maatschappelijke trends en de landelijke en lokale ontwikkelingen, zijn er zeven uitgangspunten geformuleerd: 1. Burgerkracht voorop 2. Partnerschap, met burgers, bedrijven en organisaties 3. Focus op het oplossen van stapeling van problemen en gebruik van individuele voorzieningen 4. Integrale gemeentelijke benadering door intern te ontschotten in beleid en financiën 5. Efficiënt en effectief gebruik van maatschappelijk vastgoed 6. Heldere en eenduidige indicatoren voor het meten van maatschappelijke resultaten. 7. Benutten van nieuwe digitale mogelijkheden.
5
1. Sociale kwaliteit van Kampen In Kampen wil je graag wonen, werken en genieten van je vrije tijd. Dat heeft alles te maken met hoe mensen hier samenleven: dat is goed. Uit gesprekken met inwoners en maatschappelijke organisaties blijkt dat mensen hart voor elkaar en hart voor Kampen hebben. Ze zijn trots op Kampen, met al zijn eigenheden en ze hebben een grote betrokkenheid bij elkaar. Dit gevoel wordt onderbouwd door cijfers en statistieken. Het voorzieningenniveau is goed, de organisatiegraad is goed en de omvang van sociale problematiek is relatief gering. In deze tijd van grote bezuinigingen en economische crisis is ons er alles aan gelegen de sociale kwaliteit goed te houden. We willen het fundament van onze Kamper samenleving in stand houden. Deze goede sociale kwaliteit maakt het gemakkelijker een aantal gewenste en noodzakelijke hervormingen in het sociale beleid door te voeren. De inzet is om te zorgen dat die kenmerkende sociale kwaliteit in stand blijft, ook -of juist- in tijden dat het economisch minder goed gaat. Sterker nog, dat Kampen die kwaliteit benut om gevolgen van nieuwe ontwikkelingen op te vangen. Onze ambitie is dat we de kracht van Kampen benutten om in veranderende tijden een betrokken gemeenschap te zijn, waar inwoners zelf hun eigen leven bepalen, die kansen biedt, steunt en waar nodig zorgt voor zijn inwoners. Sociale kwaliteit Waaruit bestaat die sociale kwaliteit van Kampen die ons zo dierbaar is? In onze gemeente kennen mensen elkaar. De meeste mensen weten zich ingebed in een sociaal netwerk en voelen zich verbonden met hun omgeving. Die sociale omgeving is, als je problemen hebt, een grote hulp. Je wordt in Kampen niet aan je lot overgelaten. De inwoners van Kampen weten dat als het niet meer lukt om in je eigen inkomen te voorzien, of jezelf te redden en als ondersteuning van de omgeving niet meer toereikend is, de gemeente zich bekommert om jouw welzijn. Bij sociale kwaliteit hoort dat mensen zich veilig voelen. Dat gaat veel verder dan weinig last hebben van criminaliteit en overlast. Je veilig voelen betekent dat je weet dat je niet aan je lot wordt overgelaten als je problemen ervaart. Dat er een vangnet is. Gemeenschapszin, noaberschap en zorg voor elkaar zijn kenmerkende kwaliteiten van Kampen, die een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale kwaliteit. Je ziet dat terug in de grote mate van deelname in verenigingen en aan sport. Ook kerken zijn in Kampen belangrijk. Veel sociale activiteiten zijn gekoppeld aan de kerk. De activiteiten die de kerken aan de leden van hun gemeente aanbieden, zijn divers: jeugdsozen, koren, mannen- en vrouwenverenigingen. Met de inzet van vrijwilligers leveren de kerken bovendien een bijdrage op het gebied van welzijn en zorg, de zogenaamde diaconale taken, zoals ouderen- en ziekenbezoek. Natuurlijk gaat sociale kwaliteit niet alleen over problemen en zorg: ruimte en mogelijkheid voor persoonlijke groei en ontwikkeling zijn begrippen die ook onlosmakelijk horen bij sociale kwaliteit. Voor jong en oud, welgesteld en minder welvarend, nieuwe inwoners en voor hen die al (generaties) lang in Kampen wonen. Ruimte die je zelf kunt creëren en benutten. Ruimte die de gemeente geeft, door eigen initiatief en creativiteit een plek te geven in de stad. Door voorwaarden te creëren waardoor eigen initiatief kan gedijen. Een gemeente waar maatschappelijk en cultureel ondernemerschap ontplooid kan worden en waar deze ondernemers zich steeds de vraag stellen: hoe vergroot ik de publieke waarde van wat ik doe met publiek geld. Het cultureel erfgoed, de culturele- en sportvoorzieningen en initiatieven, zowel van amateurs als professionals, leveren een belangrijke bijdrage aan dit aspect van sociale kwaliteit.
6
2. Trends en ontwikkelingen: wat komt er op Kampen af? 2.1 Maatschappelijke trends Er zijn twee redenen waarom de verzorgingsstaat niet in zijn huidige vorm kan voortbestaan. Allereerst is er geen Europees land waar de overheid zich in zo grote mate ontfermt over zijn inwoners als in Nederland. Die overheidsbemoeienis is op deze wijze niet meer te organiseren en ook niet meer te betalen. Nog belangrijker is, dat die intensieve bemoeienis ook niet meer nodig is, omdat mensen zelfstandiger en mondiger zijn geworden. Nederland ziet er totaal anders uit dan in de tijden dat de verzorgingsstaat is ingericht. Het opleidingspeil is spectaculair gestegen, evenals de levensverwachting en de arbeidsparticipatie van vrouwen. De laatste jaren heeft een term als “bevorderen zelfredzaamheid” centraal gestaan in vele beleidsplannen op het gebied van werk, inkomen, zorg en onderwijs. Verreweg de meeste mensen zijn prima in staat om hun eigen leven vorm te geven en willen die verantwoordelijkheid graag terug. Tot slot leidt de digitale revolutie tot een andere inrichting van de samenleving. Informatie is inmiddels voor nagenoeg iedereen grenzeloos beschikbaar. Door de opkomst van de sociale media zijn bovendien de mogelijkheden toegenomen om online discussies te voeren, meningen te vormen, inzichten te verwerven en ervaringen met elkaar te delen. Kortom er ontstaan geheel nieuwe mogelijkheden voor (vloeibare) verbindingen, waarvan wij de effecten op dit moment nog nauwelijks kunnen overzien. Informatiestromen richting burgers zijn voor overheden al lang niet meer “beheersbaar”. 2.2 Landelijke ontwikkelingen We beschrijven kort de belangrijkste ontwikkelingen in het sociaal domein en hoe ze zich verhouden tot ontwikkelingen in Kampen. Bij vrijwel alle ontwikkelingen is het credo dat er meer moet gebeuren (stijging van doelgroepaantallen en problematieken waar de gemeente voor verantwoordelijk is) met minder middelen (door gemeentelijke of rijksbezuinigingen). Wet Werken naar Vermogen Iedereen die (gedeeltelijk) kan werken en een inkomensvoorziening van de gemeente ontvangt, valt vanaf 2013 onder de Wet werken naar vermogen (Wwnv). De doelgroepen van de Wet investeren in Jongeren (WIJ), Sociale Werkvoorziening, Wajong en Wet Werk en Bijstand (Wwb) vallen onder de Wwnv. Voor het behoud van het stelsel van sociale zekerheid heeft het kabinet het standpunt ingenomen dat meer mensen aan het werk moeten. De uitvoering van deze wet ligt bij de gemeenten, zodat zij op maat en op meerdere terreinen ondersteuning kunnen bieden. Uitgangspunt is dat wie kan werken ook werkt. De WWB zet daar vanaf 2004 al succesvol op in. Het aantal mensen dat in de bijstand zit, is vanaf dat jaar met twintig procent afgenomen. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een baan om daardoor beter in eigen onderhoud te kunnen voorzien. De gemeente springt alleen bij als de re-integratie van de werkzoekende moeizaam verloopt. Er gaat een herstructurering van de Sociale Werkvoorziening-sector plaatsvinden. Gemeenten krijgen de regierol om dit vorm te geven. De sociale werkvoorziening zal als ‘beschutte werkplek’ blijven bestaan voor de mensen die dit nodig hebben. Voor alle mensen die het vermogen hebben om geheel of deels regulier te werken is de inzet: toeleiding naar de reguliere arbeidsmarkt. Dit geldt ook voor jonggehandicapten (Wajongers). De exacte invulling en regelgeving van de Wwnv staat nog niet vast, maar feit is dat het kabinet de komende jaren op verhoging van arbeidsparticipatie zal inzetten. Passend Onderwijs Met de invoering van passend onderwijs zal voor zorgleerlingen een passende plek worden gecreëerd, waar mogelijk op een reguliere school. Scholen en docenten worden hiervoor toegerust. Doordat scholen met de invoering van passend onderwijs tegelijk ook de zorgplicht krijgen voor een goede leerplek voor iedere leerling, is intensievere samenwerking met jeugdzorg en andere zorgnetwerken nodig. Scholen moeten rekening houden met de zorgbehoefte van leerlingen en met de voorkeuren van de ouders, maar ook met de mogelijkheden die een school heeft om passend onderwijs aan te bieden. 7
Transitie Awbz-extramurale begeleiding Alle begeleiding op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Awbz) voor mensen die niet verblijven in een Awbz-instelling komt onder de gemeentelijke compensatieplicht. Vanaf 2013 komen de mensen met een begeleidingsvraag naar gemeenten, vanaf 1 januari 2014 worden bestaande cliënten uit de Awbz overgeheveld naar de gemeente. Overheveling jeugdzorg Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral om een nieuwe opbouw van een ondersteuning- en zorgstructuur voor opvoeders en kinderen. Deze sluit beter aan op de sociale context (het kind en zijn omgeving) en waar nodig kan een integrale aanpak van de problematiek gerealiseerd worden. Het is een omvangrijk takenpakket dat naar de gemeenten komt. Op 1 januari 2015 zal naar verwachting de ambulante hulp overgaan, de dag- en residentiële hulp, de overige onderdelen van de provinciale jeugdzorg (kindertelefoon, diagnostiek, indicatiestelling, casemanagement, advies- en meldpunt kindermishandeling), de jeugd-GGZ en jeugd-LVG, de gesloten jeugdzorg, de jeugdreclassering en de jeugdbescherming. Er komt één kader voor al deze vormen van hulp en ondersteuning aan kinderen en hun opvoeders. In goede afstemming met gedwongen hulpverlening zullen preventie en vrijwillige hulpverlening ook door gemeenten worden georganiseerd. Om te voorkomen dat in de toekomst veel dure voorzieningen moeten worden ingezet, is de focus vooral gericht op vroegsignalering en preventie. De Centra voor Jeugd en Gezin zullen bij de overheveling gaan dienen als front-office voor alle jeugdzorg. De kanteling Op dit moment wordt als doorontwikkeling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) hard gewerkt aan “De Kanteling”. De Wmo is al vanaf de invoering in 2007 een participatiewet die zegt dat iedereen moet kunnen meedoen. De wet kent een compensatieplicht, die de verantwoordelijkheid van gemeenten regelt om mensen met een beperking, vrijwilligers, mantelzorgers en ouderen te ondersteunen. De wet bepaalt echter niet hóe die ondersteuning eruit moet zien. Dit biedt gemeenten veel ruimte om Wmo-beleid te maken dat het beste past bij de specifieke lokale context. En het biedt gemeenten ruimte voor het leveren van individueel maatwerk. De ervaring leert immers dat collectief “wettelijk recht” op bepaalde voorzieningen betekent dat voorzieningen onbedoeld terecht komen bij mensen die dat feitelijk niet nodig hebben, of dat mensen in een hele specifieke situatie zitten waar algemene rechten onvoldoende op zijn toegesneden. “De Kanteling” is bedoeld om te zorgen dat gemeenten hun compensatieplicht beter invullen. Dat wil zeggen dat gestreefd wordt naar het leveren van beter passend (lokaal) maatwerk, alleen als het echt nodig is. Hierdoor levert het naar verwachting tegelijkertijd een belangrijke bijdrage aan het betaalbaar houden van de Wmo-voorzieningen. Welzijn nieuwe stijl Voor het welzijnswerk geldt dat het de slag moet maken naar “Welzijn nieuwe stijl”. Om de vernieuwing en het in de volle breedte uitvoeren van de Wmo daadwerkelijk te realiseren, is het nodig dat de (sturings)relatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen verbetert en dat er een extra impuls komt in de kwaliteitsverbetering en professionaliteit van het welzijnswerk. Daarvoor is het programma ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ ingezet.
8
2.3 Relatie tussen landelijke en lokale ontwikkelingen De ontwikkelingen hebben veelal een relatie met elkaar en beïnvloeden elkaar. De landelijke ontwikkelingen hebben hun doorwerking op veel beleidsterreinen. Onderstaand schema maakt inzichtelijk hoe de landelijke ontwikkelingen zich verhouden tot actuele Kamper (beleids)initiatieven. Hiermee wordt ook duidelijk dat de landelijke ontwikkelingen een plaats krijgen in waar we al mee bezig zijn.
Landelijk
Wet Werken naar Vermogen
Transitie Jeugdzorg
Transitie Begeleiding
De Kanteling/ Welzijn Nieuwe Stijl
Mogelijkheden onderzoeken voor leveren van tegenprestatie Mogelijkheden voor leveren van tegenprestatie Maatschappelijke participatie
Ruimte voor de jeugd
Gebruik van bestaande voorzieningen
Afstemming professionele zorg/vrijwillige zorg
Ruimte voor de jeugd
Extramurale begeleiding dicht bij huis Veranderend aanbod
Afstemming professionele zorg/ vrijwillige zorg Cliëntondersteuning
Gezondheidscentrum IJsselmuiden Beleidsplan Awbzbegeleiding
Buurtgeluk
Lokaal Woonservice gebieden
Wijkgericht werken Wmo-beleidsplan
Zorginnovatie ZKN
In ontwikkeling
Beleidsplan Wwnv Herstructurering SW
Preventief jeugdbeleid vormgeven Eén huishouden één plan Beleidsplan Jeugd Doorontwikkeling CJG
Wmo-beleid
2.4 Financiële ontwikkelingen: forse bezuinigingen De gemeente Kampen investeerde in 2011 een totaalbedrag van ongeveer 29,5 miljoen euro in het sociaal domein dat grofweg als volgt is verdeeld: Wmo-voorzieningen (hulp bij het huishouden, vervoer, woonvoorzieningen) Inkomensvoorzieningen (bijstand, bijzondere bijstand) Welzijnswerk (Jeugdwerk, ouderenwerk, bemoeizorg, maatschappelijk werk, mantelzorgondersteuning, vrijwilligerswerk en minderheden. Centrum Jeugd en Gezin (Jeugdgezondheidszorg, jeugdhulpverlening) Re-integratie (WSW, reintegratie)
9
6.500.000
8.000.000
2.500.000
1.500.000 11.000.000
In het sociaal domein staan de gemeente forse bezuinigingen te wachten. Het motto bij de grote decentralisaties is “meer doen met minder”. Dat betekent dat de budgetten van de gemeente weliswaar substantieel groter worden, bijvoorbeeld door de overheveling van de Awbz en Jeugdzorg, maar dat tegelijkertijd een (efficiency)korting wordt toegepast op deze budgetten. Daarnaast wordt er door het rijk fors gekort op een het budget voor de WSW en participatie. In het onderstaande overzicht is ander nieuw (rijks)beleid niet verwerkt zoals de invoering van passend onderwijs en de IQ-maatregel.
Budget 2011
Budget Budget +/na korting voor Kampen Awbz-begeleiding* € 9.000.000 € 8.550.000 (2014) - € 450.000 Jeugdzorg* € 10.000.000 € 9.100.000 (2017) - € 900.000 Participatiebudget € 2.653.829 € 1.563.000 (2012) - € 1.090.829 WSW € 8.596.000 € 7.463.000 (2015) - € 1.133.000 * De huidige uitgaven voor de Awbz-begeleiding en de Jeugdzorg zijn niet bekend. De genoemde budgetten zijn indicatief, afgeleid van landelijke cijfers.
10
3. De sociale geschiedenis en de actuele sociale staat van Kampen In dit hoofdstuk presenteren we de belangrijkste bevindingen van een analyse van 100 jaar ontwikkelingen in het sociaal domein en feiten en cijfers over de opgave en huidige inzet in het sociaal domein. Het archief maakte de historische tijdlijn. De actuele cijfers zijn afkomstig uit bestaande rapportages en onderzoeken die in Kampen worden gebruikt voor ontwikkeling en monitoring van beleid en resultaten. 3.1 Historie Er is door de gehele geschiedenis van de laatste honderd jaar heen sprake van een groot en gevarieerd verenigingsleven in Kampen. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren er over het algemeen wat meer particuliere initiatieven om de Kamper bevolking te ondersteunen dan na de Tweede Wereldoorlog. Die initiatieven werden wel regelmatig ondersteund met geld van de gemeente. Na de Tweede Wereldoorlog was er, hoewel minder, nog steeds sprake van een groot aantal particuliere initiatieven. Wel zien we een ontwikkeling dat burgers vaker hulp gaan geven aan organisaties buiten Kampen, in plaats van binnen Kampen (bijvoorbeeld ontwikkelingshulp). In de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw valt op dat de burger zich steeds actiever bemoeit met de beslissingen van het stadsbestuur en zich bewuster lijkt te worden van zijn burgerverantwoordelijkheden. Te denken valt aan de studentenprotesten, maar ook een initiatief zoals de Stichting Verontruste Burgers. Er zijn stevige protesten om voorzieningen te behouden. Vanaf het eind van de twintigste eeuw neemt het tempo af waarin nieuwe verenigingen worden opgericht. 3.2 Actuele sociale staat van Kampen In deze paragraaf presenteren we feiten en cijfers over de opgave en huidige inzet in het sociaal domein. In de bijlage is een uitgebreidere weergave van de cijfers opgenomen. De cijfers zijn, tenzij anders vermeld, afkomstig uit 2010. Demografie Kampen groeit, de bevolking is relatief jong. De gemiddelde Kampenaar is 37,8 jaar en is daarmee ruim anderhalf jaar jonger dan gemiddelde inwoner van Overijssel. Er is sprake van “groene druk”, dit betekent dat in Kampen een relatief omvangrijk percentage jonge inwoners (-19 jaar) woont ten opzichte van de groep tussen 20 en 64 jaar. In Overijssel is de “grijze druk” (65+ als percentage van 20-64jr.) hoger dan in Kampen. De nieuwkomers in Kampen zijn vooral gezinnen afkomstig uit de regio. Inwoners die de tegenovergestelde weg bewandelen en Kampen verlaten, zijn veelal hoogopgeleiden. Kenmerkend voor Kampen is verder een bijzonder laag percentage niet-westerse allochtone inwoners. Economie, werk en inkomen In afgelopen jaren blijkt dat Kampenaren ten opzichte van Overijssel gemiddeld een lager besteedbaar inkomen hebben. Daarbij merken we op dat het huishoudinkomen wel op Overijssels niveau is. Dat is verklaarbaar doordat in Kampen relatief weinig éénouder gezinnen en alleenstaanden wonen. De arbeidsparticipatie van vrouwen neemt al jaren toe. In vergelijking met andere Overijsselse gemeenten zijn in Kampen weinig mensen aangewezen op uitkeringen, zoals de WAO en WWB. Inwoners die een uitkering ontvangen, krijgen die meestal vanwege arbeidsongeschiktheid. Landelijk tellen we per duizend inwoners gemiddeld 20 bijstandsgerechtigden, in Kampen zijn dat er 10 per duizend inwoners.
11
Voor de WWB is een ladder opgesteld naar participatieniveau. Hieruit blijkt dat slechts een heel klein deel van de bijstandsgerechtigden, eventueel met ondersteuning, betaald werk kan verrichten. De groepen mensen die binnen de WWB het sterkst vertegenwoordigd zijn, nemen hoogstens deel aan georganiseerde activiteiten. Ook de groep die hoogstens enkele sociale contacten buitenshuis heeft is relatief groot. Sociale thema’s Wonen, zorg en welzijn Kampen kent een omvangrijk voorzieningenpakket voor een gemeente met onze omvang. Ouderenzorg levert op dit moment (van de bijzondere doelgroepen) de grootste vraag op naar huisvesting. De komende jaren zal dit sterk doorzetten. De hoogbejaarden (75 jaar en ouder) in Kampen, wonen meestal in de al langer bestaande wijken, voornamelijk in intramurale woonvormen. De grotere groep ouderen (65 jaar en ouder) woont meer verspreid over de gemeente. Uitzondering zijn de wijken Onderdijks en De Maten, hier is slechts 2% van de bewoners ouder dan 65 jaar. Binnen de ouderenzorg stijgt voornamelijk de vraag naar meer extramurale woonvoorzieningen zoals verzorgd wonen. In Brunnepe, Hanzewijk en Hagenbroek is het extramurale woonaanbod ruimschoots op peil. Op de langere termijn is in het licht van de vergrijzing en bijkomende huisvestingsbehoefte een transitie naar meer levensloopbestendige woningen nodig. Hulpverleners van maatschappelijk werk constateren dat maatschappelijke problematiek in Kampen veelal betrekking heeft op financiën en relaties. De jongvolwassen (18-35 jaar) is de grootste groep cliënten bij De Kern. Met name meervoudige langdurende problematiek binnen gezinnen vraagt aandacht. De gebieden Flevowijk en Cellesbroek/Middenwetering kennen opmerkelijk veel maatschappelijke problematiek: van alle registraties is een meer dan evenredig deel afkomstig uit deze wijken. Er zijn in Kampen veel vrijwilligers actief: bijna een derde (30,8%) van de Kampenaren zet zich in als 1 2 vrijwilliger , waarbij de groep 55-74 jarigen het meest actief is . Veiligheid en leefbaarheid De ruime meerderheid van de Kampenaren waardeert zijn directe woonomgeving. Het onderhoudsniveau van de openbare ruimte, prettige sociale omgang en de aanwezigheid van speelvoorzieningen dragen daar aan bij. Op sociale cohesie scoort de gemeente Kampen ook iets hoger dan het landelijk gemiddelde. En ondanks meldingen en incidenten van overlast en criminaliteit van jeugd daalt het aantal incidenten en misdrijven in Kampen al jaren gestaag. De meeste misdrijven vinden plaats in Kampen Centrum-Zuid, de minste in het buitengebied en in 3 IJsselmuiden . Onderwijs Het aantal volledig leer- en kwalificatieplichtigen bedraagt in Kampen bijna 11.000 personen. Uitgesplitst naar type onderwijs zien we dat daarvan ongeveer de helft basisonderwijs volgt. Het speciaal onderwijs (inclusief speciaal basisonderwijs) telt in deze jaargang 524 leerlingen. Leerplicht 4 constateert 120 nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2009/2010. Dit is 2,7 % van het aantal VO/MBO-deelnemers. Voor de regio IJssel-Vecht lag dit percentage op 2,6 en landelijk op 3%. De gemeente Kampen heeft relatief iets meer laagopgeleiden, namelijk 28% ten opzichte van 23% landelijk. Als de landelijke ontwikkelingen ook in Kampen doorzetten, zal het aandeel lager opgeleiden gaan afnemen en het aandeel hoger opgeleiden toenemen. Volgens aangeleverde cijfers van basisscholen neemt de onderwijsachterstand gemeentebreed af. Dit correspondeert met de trend van een algehele verhoging van het opleidingsniveau. Enkele basisscholen in Hanzewijk, Brunnepe, Flevowijk en Grafhorst kennen onderwijsachterstand (dit wordt bepaald op basis van het opleidingsniveau van de ouders).
1
CBS, 2010 Over vrijwilligerswerk gerelateerd aam kerken en de inzet voor diaconale taken, alsmede het kerkbezoek zijn geen bruikbare cijfers voorhanden. 3 Gebiedsscan Kampen 2010 4 Key2Onderwijs
2
12
Cultuur Het aanbod aan culturele voorzieningen is gevarieerd. De historische binnenstad, bioscoop, bibliotheek, Stadsgehoorzaal, Stedelijk museum en Quintus trekken veel bezoekers. Inwoners zien deze voorzieningen als een verrijkend element van de Kampen. In hun vrije tijd zijn inwoners van Kampen graag cultureel actief. Uit onderzoek is gebleken dat 68% 5 van de inwoners regelmatig een culturele voorstelling of voorziening bezoekt . In totaal neemt bijna de helft van de inwoners deel aan activiteiten in georganiseerd verband. 35% is lid van een vereniging voor amateurkunst en 19% volgt lessen bij instellingen voor kunstzinnige vorming. Een klein deel van de inwoners mist in Kampen ‘iets’ op het gebied van culturele voorzieningen. Voor grote culturele evenementen, zoals festivals en concerten, moet men wel uitwijken naar andere plaatsen. Sport en gezondheid Kampen heeft een ruim en betaalbaar aanbod van sport- en beweegfaciliteiten. De deelname aan 6 sport is hoog onder 18-64 jarigen, in de rest van Overijssel nog wat hoger (69,8% versus 76,5%) . Kampen scoort met 54,1% lidmaatschap van een sportvereniging ook iets beneden het Overijsselse gemiddelde (55,8%). We constateren ook in Kampen een opkomst van commerciële en ongebonden sport: van de ‘beweeglijken’ is iets meer dan de helft verbonden aan een vereniging. Accommodaties Er is geen bruikbaar onderzoek beschikbaar over het aantal en het gebruik van maatschappelijke accommodaties. Op basis van gesprekken met inwoners en van ervaringen van ambtenaren is wel het beeld ontstaan dat sprake is van een fijnmazig voorzieningenstelsel, waarbij accommodaties niet altijd optimaal worden gebruikt. Wijken 7 De onderverdeling van Kampen in woonservicegebieden biedt de mogelijkheid om de analyse verder te lokaliseren. Nu kan per gebied een analyse gemaakt worden van demografie, aanbod en vraag naar voorzieningen. “Een woonservicegebied is een deel van de gemeente waarin optimale condities zijn geschapen zodat mensen er prettig en veilig wonen. Dit biedt bewoners van deze gebieden de gelegenheid zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen, ook in de situatie dat mensen behoefte krijgen aan intensievere vormen van zorg of begeleiding.” De volgende woonservicegebieden zijn onderscheiden: ≠ Binnenstad, Kampen Zuid, Bovenbroek; ≠ Hanzewijk, Hagenbroek, Brunnepe; ≠ Cellesbroek, Middenwetering, Flevowijk; ≠ De Maten, Onderdijks, Stationslocatie; ≠ IJsselmuiden In het stadshart van Kampen zijn clusters van voorzieningen aanwezig. Voorzieningen zoals winkelcentra, scholen, artspraktijken zijn ruim aanwezig en ook goed verspreid over de gemeente. Er is in iedere wijk een ruim aanbod van basisscholen en trapveldjes. In de jonge wijken Onderdijks en De Maten zijn nu twee basisscholen gevestigd, in de toekomst is uitbreiding van dit aanbod nodig. Opvallend gegeven is dat alleen in de wijken Brunnepe en Hanzewijk het aanbod van huurwoningen groter is dan van koopwoningen. In de andere wijken is dit duidelijk andersom. De huursector kent met name sociale huurwoningen. In de binnenstad, Kampen Zuid, Bovenbroek en IJsselmuiden betreft deze sociale huur vooral eensgezinswoningen. In andere wijken zoals Cellesbroek, Flevowijk, Hanzewijk en Brunnepe betreft het vaker meergezinswoningen.
5 6
7
Onderzoek cultuurdeelname 2010 Benchmark Fit en Gezond; dit is volgens de norm van minimaal 11 keer sporten per jaar Prestatieafspraken Wonen, Zorg en Welzijn 2010-2015.
13
Bewoners in IJsselmuiden, Onderdijks en De Maten zijn opvallend onafhankelijk van gemeentelijke inkomensondersteuning. In de wijken Brunnepe, Hanzewijk en Flevowijk is hier meer behoefte aan. Het kaartoverzicht (zie bijlage 4) toont enkele buurt-/straatspecifieke concentraties.
Ook de vraag naar WMO voorzieningen is in kaart gebracht (bijlage 4). Dit betreft een veelheid aan voorzieningen zoals huishoudelijke hulp, regiotaxi-pas, woningaanpassing of verstrekking van rolstoel of scootmobiel. Bewoners in de binnenstad en aan de zuidzijde van de stad doen relatief weinig beroep op WMO-voorzieningen met uitzondering van plekken met geconcentreerde ouderenhuisvesting. Binnen enkele andere gebieden is er verhoogde vraag naar dergelijke voorzieningen. Ook op buurtniveau in Brunnepe en Hanzewijk constateren we een stapeling van vraag naar WMO-hulp. Er zijn geen kleine kernen die specifieke aandacht vragen. In de afgelopen jaren is inzet in de kernen gepleegd met het opstellen en uitvoeren van dorpsplannen en het uitvoeren van een onderzoek naar de sociale staat van het buitengebied van de gemeente Kampen. Hieruit is geen eenduidig beleid te formuleren voor de kleine kernen. 3.3 Conclusies Op basis van de historische analyse en de analyse van de actuele sociale staat van Kampen formuleren we een aantal conclusies. Stevige traditie van particulier initiatief De sociale geschiedenis in Kampen vertoont in hoofdlijnen dezelfde ontwikkeling als elders in Nederland. Uit de historische analyse blijkt dat door de tijd heen sprake is van particulier initiatief in Kampen. We constateren dat voor de Tweede Wereldoorlog de overheid vooral particulier initiatief ondersteunde, terwijl na de Tweede Wereldoorlog tot het einde van de twintigste eeuw particulier en overheidsinitiatief naast elkaar bestonden en zich op verschillende doelen richtten. Aan het einde van de vorige eeuw kwamen burgers vaker tegen de overheid in het verweer of probeerden die te beïnvloeden. Vanaf 2000 lijkt sprake te zijn van een ontwikkeling waarbij de overheid actief probeert particulier initiatief te stimuleren. Voor de sociale beleidsagenda is vooral van belang dat Kampen een stevige traditie van onderlinge hulp, particulier initiatief en een bloeiend verenigingsleven kent, die nog steeds bestaat. Goede sociale kwaliteit en grote zelfredzaamheid De cijfers maken duidelijk dat er in Kampen sprake is van een goede sociale kwaliteit. De zelfredzaamheid van burgers is groot en er zijn relatief weinig bewoners met een uitkering. Kampen heeft veel informele en formele voorzieningen, zowel sociaal als sportief en cultureel. Veel inwoners zijn lid van een vereniging en/of doen vrijwilligerswerk. Ook waarderen inwoners van Kampen de 8 sociale cohesie boven het landelijk gemiddelde . Geen extra inzet nodig voor specifieke doelgroepen op dit moment Uit de analyse komen geen doelgroepen naar voren waarvoor specifieke extra inzet nodig is, bovenop het reguliere beleid van de gemeente op basis van de wettelijke taakstelling. Wel zijn er personen en gezinnen bij wie zich een stapeling van problemen voordoet. Die vragen om een aanpak op maat. Geen echte probleemgebieden, wel enkele plekken met stapeling van problemen Er zijn geen echte probleemgebieden. We hebben wel gezien dat sprake is van enkele wijken waar zich meer clustering van problemen voordoet. Het gaat om Flevowijk, Brunnepe, Hanzewijk en Cellesbroek. Ook hier geldt dat de omvang van de problemen vraagt om een aanpak op maat.
8
Veiligheidsmonitor gemeente Kampen 2009
14
4. Visie op de rol van de gemeente en het samenspel tussen gemeente, burgers en organisaties Dit hoofdstuk beschrijft hoe de gemeente Kampen haar rol definieert, wat de plek is van maatschappelijke organisaties in de uitvoering van het sociaal beleid en wat we van hen verwachten. Ook introduceren we hier de manier van kijken naar burgers die bepalend is voor onze keuzes in het sociale domein. Met deze manier van kijken sluiten we aan bij de ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij. We hebben vertrouwen in de kracht van de samenleving en zetten die kracht volop in. Nieuwe verhoudingen tussen gemeente en inwoners Onze inzet is dat onze inwoners handelen vanuit eigen kracht, zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, beschikbaarheid van informatie en het vermogen om eigen verbanden aan te gaan. Dat noemen we burgerkracht. Voor de gemeente betekent dat steeds minder denken vóór en praten over klanten, maar inwoners en organisaties in de samenleving faciliteren in het oplossen van hun eigen problemen. We maken deze keuze omdat we ervan overtuigd zijn dat mensen hun eigen leven kunnen vormgeven en voluit in het leven kunnen staan. Dat geldt ook voor mensen die problemen ervaren in het vormgeven van hun eigen bestaan: ook dan mag je zelf je eigen keuzes maken en is het niet de gemeente die bepaalt hoe je je leven moet inrichten of wat wel en niet passend is. Als mensen ondersteuning nodig hebben, komt die in eerste instantie uit hun eigen sociale omgeving. De sterkte van de verenigingsstructuur en de informele zorgnetwerken in onze gemeente bieden de garantie dat dit voor veel inwoners voldoende is om mee te doen in de samenleving. Inwoners van Kampen herkennen dit, dat blijkt uit de WMO-tafels*: Als je niet bij de hulpvrager binnenkomt, moet je de buren, de kerk of andere netwerken erbij betrekken. Kerken en woningbouwcorporaties hebben een belangrijke rol bij sociale samenhang. Welzijnsinstellingen werken doelgroepgericht en niet wijkgericht en zijn daardoor beperkt toegankelijk Er moet meer gesignaleerd en samengewerkt worden zodat wordt doorverwezen naar de juiste plek. Bevorder het samenwerken in de keten Overigens wordt wel gewezen op de beperkingen in belastbaarheid van informele netwerken en geven inwoners aan dat soms ook professionele hulp nodig is en verwacht wordt: Weinig mensen zijn bereid zich voor anderen in te zetten De burger is heel goed bekend met de weg naar de officiële instanties. De sociale omgeving en informele organisaties worden daarom niet gebruikt. Er is sprake van onwetendheid, drempels en angst bij burgers Er wordt teveel uitgegaan van eigen verantwoordelijkheid. Bepaalde doelgroepen hebben die eigen verantwoordelijkheid niet. Laat mensen niet in de steek, heb permanente aandacht Er is sprake van individualisme *: In februari 2011 zijn er vijf bijeenkomsten georganiseerd ter voorbereiding op het Wmo-beleidsplan van de gemeente Kampen. Aan deze bijeenkomsten hebben inwoners, cliëntenbelangenorganisaties, instellingen, politiek en gemeente deelgenomen en hebben input gegeven voor het nieuwe Wmo-beleid. Waar mensen zich niet weten te redden binnen hun eigen sociale netwerk, ondersteunen en begeleiden organisaties zoals het maatschappelijk werk, JGZ en andere maatschappelijke organisaties. Van clubs, verenigingen en maatschappelijke organisaties verwachten we dat ze daar zijn waar hun cliënten of deelnemers zijn, dat ze resultaatgericht werken en samenwerken. Ook verwachten we dat ze accommodaties delen en nadenken over manieren om accommodaties meer rendabel te exploiteren en zo bij te dragen aan de sociale kwaliteit van de Kamper samenleving. De laatste stap is die naar individuele ondersteuning vanuit gemeentelijke voorzieningen. De gemeente is erop gericht zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen deze stap moeten zetten. Liever 15
investeren we in het versterken van de sociale omgeving dan in individuele voorzieningen en uitkeringen. We koesteren de sociale kwaliteit van onze samenleving maar willen niet alles zelf bedenken en uitvoeren. We zien onze rol als die van de verbindende overheid. De gemeente heeft zicht op opgaven, particuliere en maatschappelijke initiatieven en weet die met elkaar te verbinden. We werken samen met maatschappelijke organisaties vanuit een gedeelde visie en doelstellingen. We subsidiëren niet maar investeren in maatschappelijk resultaat. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de gemeente de velden en accommodaties voor clubs en verenigingen betaalt, subsidieert of in stand houdt zonder hiervoor een tegenprestatie te verwachten. Een tegenprestatie die gericht is op te bereiken maatschappelijke resultaten. Maatwerk op basis van behoefte De gemeente wil alle inwoners de mogelijkheid geven deel te nemen aan de samenleving. We werken aanvullend en investeren waar het nodig is: waar onze inzet betekenis heeft en effect sorteert. We kiezen voor maatwerk en differentiatie tussen inwoners, tussen wijken en kernen. Kort gezegd: “we gaan geen regelingen uitvoeren maar problemen oplossen of voorkomen”. De inwoners en betrokken partijen in Kampen delen deze visie in belangrijke mate, zo blijkt uit de gesprekken tijdens de WMO-tafels: Er wordt teveel naar problemen gekeken en te weinig naar talenten Het gaat erom of jouw buurman een goede buur heeft en niet of jij een goede buur hebt Voor 10% van de maatschappij hebben we als maatschappij gewoon te zorgen Maatschappelijke opstap in plaats van maatschappelijke opvang Gemeente moet voorwaarden scheppen om de burger er meer bij te betrekken De burger moet weer leren te vragen aan buren en/of het netwerk De burger is heel goed bekend met de weg naar de officiële instanties. De sociale omgeving en informele organisaties worden daarom niet gebruikt. Luister naar mensen, niet van bovenop opleggen, gebruik eigen kracht. Zet in op preventie, voorkom dat maatschappelijke opvang nodig is Spreek mensen aan op wat ze kunnen, en geef hen de kans iets terug te doen of te geven aan de maatschappij Met het uitgangspunt van burgerkracht in gedachten, zien we wel verschillen tussen onze inwoners. We kennen zelfredzame burgers, burgers die op één of meer leefgebiede tijdelijk ondersteuning/zorg nodig hebben en burgers die niet in staat zijn hun leven zelfstandig vorm te geven en daarom intensieve zorg (regie) nodig hebben. De inzet per groep is verschillend. ≠ Voor de zelfredzame burger geldt: o dat hij nu zelfstandig is en dat de gemeente inzet op het instandhouding van voorzieningen die hij benut (maar niet noodzakelijk door de gemeente uitgevoerd / betaald) o dat hij verleid wordt om zich voor de Kamper samenleving in te zetten o dat gerichte inzet van de gemeente burgers kan equiperen om zelfstandig te blijven als ze tijdelijk problemen ondervinden (bijvoorbeeld omdat ze werkloos worden) ≠ Voor de burger die ondersteuning nodig heeft, geldt: o dat (het vergroten van) de zelfredzaamheid van deze burgers voorop staat. o dat de gemeente meer wil redeneren vanuit de opgave per persoon in zijn omgeving en niet vanuit beschikbare voorzieningen (in lijn met de filosofie van Welzijn Nieuwe Stijl). o dat ondersteuning vooral bedoeld is al “trampoline”, als opstap naar meer zelfredzaamheid. o dat er samenhang moet zijn in de ondersteuning die deze burgers krijgen op verschillende terreinen. o dat maatschappelijke organisaties (welzijnswerk) aan zet zijn om de zorg voor deze burgers te definiëren en te organiseren. ≠ Voor de burger die niet in staat is zijn eigen leven te organiseren (en die niet intramuraal woont), geldt: o dat de gemeente Kampen na overleg met maatschappelijke partners bepaalt wat nodig is, individuele voorzieningen biedt en de samenhang in zorg bewaakt.
16
Kampen zal op wijkniveau differentiëren in inzet en waar dat nodig is op buurt- of straatniveau. Bij onze visie past dat we extra aandacht besteden aan wijken waar die aandacht nodig is. Saamhorigheid en draagkracht verschilt per gebied. Ook dit verschil legitimeert differentiatie naar wijk. Dat betekent een breuk met het verleden, waarin wijken zoveel mogelijk gelijk werden behandeld en het geld evenredig werd verdeeld. Daar waar het geld het hardst nodig is, moet het meeste geld naar toe, vinden we. De inzet van Kampen om wijkgericht te werken, en ook te differentiëren, kan rekenen op draagvlak bij de bevolking. Dat blijkt uit reacties van inwoners tijdens de WMO-tafels: Er gebeurt veel in buurten ook zonder dat er een wijk of buurtvereniging is Er is veel verschil in de sociale samenhang per wijk of kern Betrek bewoners bij de buurt, bereidheid is belangrijk. Maak ze verantwoordelijk voor hun eigen leefomgeving Ieder goed idee is niet in iedere situatie een goed idee Faciliteer en ondersteun bestaande commissies Wees fysiek aanwezig in de wijk, dit werkt drempelverlagend Een sportvereniging verbindt. Organiseer sport daarom in de wijken Meer welzijnswerk in de wijk bevordert sociale cohesie Er moeten meer budgetten en verantwoordelijkheden naar de wijken We moeten over naar verdeling op basis van rechtvaardigheid, niet van gelijkheid
17
5. Kamper sociale agenda Onze centrale ambitie is de sociale kwaliteit voor de gemeente als geheel op het huidige goede niveau te houden door de kracht van inwoners, sociale verbanden, organisaties en werkgevers veel meer te benutten en daarnaast gericht te investeren in die mensen en wijken die het echt nodig hebben. We willen een gemeente zijn waar mensen hun leven naar eigen inzicht vorm geven, waar ze een bijdrage leveren aan hun eigen sociale omgeving en daar ook een beroep op kunnen doen. We willen ook een gemeente zijn waar mensen die zich niet zelfstandig kunnen redden, zich geborgen weten in een informele en formele zorgstructuur. Om deze ambitie te kunnen waarmaken, kiest Kampen zeven uitgangspunten voor de vorming van het sociale beleid. Die lichten we in dit hoofdstuk toe. In de kaders wordt bij de agendapunten aangegeven waar er aansluiting is met wat we al doen of wat we van plan zijn. 1. Burgerkracht voorop. We vinden het belangrijk dat iedereen zoveel mogelijk zijn eigen leven kan bepalen. Dat vraagt van ons dat wij ruimte en kansen bieden en mensen stimuleren om zelf initiatief te nemen. Daar past ook bij dat het sociaal vangnet wordt gebruikt als trampoline. We willen de sociale infrastructuur benutten voor informele zorg en aanvullende inzet van maatschappelijke organisaties en gemeente. Onze inzet is mensen een steuntje in de rug te bieden om de regie op het eigen leven te houden of weer terug te nemen. Die inzet is vaak gericht op arbeidsparticipatie (in lijn met de wet Wwnv) en het zetten van stappen op de participatieladder. In eerste instantie steunt de eigen sociale omgeving, daarna komen de gespecialiseerde maatschappelijke organisaties, die een samenhangend aanbod leveren. Hierbij past ook onze inzet op amateurkunstbeleid, vanuit het streven naar talentontwikkeling en op breedtesport als instrument om sociale samenhang te bevorderen en sociale problemen op te lossen. Pas in laatste instantie is de gemeente als verstrekker van individuele voorzieningen aan zet. De filosofie van “De Kanteling” zal breder worden toegepast dan alleen de WMO, nu ook voor de Awbz, Wwnv en jeugdzorg de transitie naar de gemeente wordt ingezet. Deze filosofie is leidend in de hele manier van denken over het sociaal domein en is de voorloper van een nieuw sociaal contract tussen overheid en burger.
In het Wmo-beleidsplan zal de methodiek van de kanteling een eerste Kamper uitwerking krijgen. In de beleidsplannen van de Wwnv en de jeugdzorg zal hierop verder gebouwd worden. Belangrijk onderdeel van de kanteling is het voeren van het gesprek met mensen over het resultaat dat zij willen bereiken. In het gesprek wordt gekeken naar wat de hulpvrager zelf kan doen, met hulp van zijn of haar omgeving. Vervolgens wordt gekeken welke collectieve voorzieningen aansluiten op de vraag en tenslotte zal gekeken worden welke individuele voorziening of gespecialiseerde zorg aanvullend nodig is. De inzet van individuele voorzieningen en gespecialiseerde zorg is er op gericht mensen zo veel als mogelijk terug te leiden naar de eigen kracht. Deze aanpak wordt weergegeven in de Kamper Wmo-lijn. Deze denk en werkwijze betekent ook dat we van organisaties die in het sociale domein werkzaam zijn verwachten dit eigen te maken. Met het traject Welzijn Nieuwe Stijl hebben we hiermee een start gemaakt.
18
INZET VAN HET ONDERSTEUNINGSAANBOD
2. Partnerschap met burgers, bedrijven en organisaties. Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol in de definitie en uitvoering van sociaal beleid. De gemeente werkt aanvullend en stimuleert maatschappelijk en cultureel ondernemerschap. We zetten de stap van subsidiering naar investeren in maatschappelijk resultaat. De gemeente maakt gebruik van de expertise van inwoners en van professionals van maatschappelijke organisaties omdat zij dichter op de problematiek en behoeften zitten en kunnen signaleren waar zich problemen en kansen voordoen en waar inzet nodig is. We moeten in gesprek met onze partners en gezamenlijk brainstormen over de problemen en mogelijkheden die we zien voor Kampen. De wijkcontactavonden moeten gesprekken met de wijk en over de wijk zijn tussen gemeente, bewoners en instellingen in plaats van de huidige meldpuntbijeenkomsten. Als we willen dat deze organisaties een partner in de beleidsontwikkeling en de uitvoering zijn, is het niet alleen nodig de communicatie te versterken maar moeten er ook verantwoordelijkheden en taken over worden gedragen, met de daarbij behorende middelen en bevoegdheden. Dat betekent niet alles samen doen maar duidelijke afspraken maken over ieders rol en sturen op maatschappelijk resultaat. De eisen aan de maatschappelijke organisaties nemen daarmee ook toe. Zij zijn aan zet om in te springen waar mensen niet in staat zijn zich zelf te redden. Dat vraagt een behoorlijke mate van kennis en professionaliteit. We constateren dat een deel van de maatschappelijke (welzijns)organisaties in Kampen daartoe gezien hun omvang en professionaliteit nog niet toe in staat is. Daarom streven we naar een omvang van organisaties waardoor professionalisering van medewerkers en organisaties mogelijk is. Waar andere organisaties die nu nog minder of niet actief zijn in de gemeente meer deskundigheid en slagkracht hebben, zoekt Kampen de verbinding daarmee en maakt gebruik van de daar beschikbare 19
deskundigheid en uitvoeringskracht. Daarbij gaan we uit van het principe lokaal wat kan, regionaal wat moet. Dit doen we in overleg en afstemming met andere overheden.
Met vijf welzijnsinstellingen is het traject “Welzijn Nieuwe Stijl” uitgevoerd. In dit traject zijn de nieuwe verhoudingen beschreven en is een start gemaakt met het gezamenlijk benoemen van de maatschappelijke resultaten die bereikt moeten worden. Het resultaat van dit traject zal in het voorjaar van 2012 worden gepresenteerd. Voor het opstellen van een visie op wonen, welzijn en zorg is een werkwijze gekozen waarbij samen met instellingen en belangengroepen van inwoners naar de Kamper definitie van een woonservicegebied is gezocht en waar deze ook is gevonden. Binnen het project “vereenvoudiging subsidies” wordt gewerkt aan subsidievoorwaarden die aansluiten bij de te bereiken maatschappelijke resultaten maar die ook aansluiten op het verminderen van administratieve lastendruk van subsidieaanvragers en –ontvangers. Voor het invullen van de werkgeversbenadering die nodig is om de Wet werken naar vermogen goed te kunnen uitvoeren, wordt samen met Impact en werkgevers onderzocht hoe er een betere match kan worden gemaakt tussen de vraag van de gemeente naar werkplekken voor doelgroepen en de vraag van werkgevers naar werknemers met de goede competenties en vaardigheden. Kampen kent relatief veel laagopgeleiden. Samen met het onderwijs, ondernemers, organisaties en met behulp van onderzoek liggen hier grote kansen voor verbetering. We zullen landelijke voorbeelden in bijvoorbeeld Enschede en Zwolle als inspiratie gebruiken om met sportverenigingen in gesprek te gaan over hun mogelijkheden om een grotere bijdrage te leveren aan bijvoorbeeld participatie en wijkfuncties.
3. Focus op het oplossen van stapeling van problemen en gebruik van voorzieningen. We investeren waar het nodig is, door precieze en samenhangende inzet in de wijken, gericht op individuen in hun sociale omgeving. Uit de analyse komt naar voren dat er in de wijken Flevowijk, Brunnepe, Hanzewijk en Cellesbroek/Middenwetering sprake is van een stapeling van problemen in verhouding tot de rest van Kampen. Daarom kiest de gemeente ervoor om samen met partners gericht te investeren in deze wijken, en in andere wijken minder extra inzet te plegen. Deze stapeling doet zich voor op een kleiner schaalniveau van de wijk, namelijk op buurt of straatniveau, en vraagt om maatwerk. Ook zal de gemeente initiatief nemen om in andere wijken op straat- of buurtniveau (ook in kleine kernen) samen met maatschappelijke partners inzet te plegen, als sprake is van een stapeling van problemen. In het zorginnovatieproject Buurtgeluk van ZKN wordt ervaring opgedaan in het samenwerken met verschillende partners op buurtniveau. Het Centrum Jeugd en Gezin heeft met de partners een vroegsignaleringssysteem voor jeugdigen. Als meerdere instanties een melding doen in het systeem over een jeugdige wordt dit gesignaleerd en opgepakt. In het Breed Overleg Moeilijk Plaatsbaren Kampen worden mensen met een problematisch woongedrag gesignaleerd en besproken. Aan dit overleg nemen onder andere de woningcorporaties, de politie en het maatschappelijk werk deel. Bij de uitwerking van wijkgericht werken zal onderzocht worden hoe dit kan bijdragen aan het oplossen van problemen. 4. Integrale gemeentelijke benadering door intern te ontschotten in beleid en financiën. De visie op onze gemeentelijke rol vraagt veel van de gemeentelijke organisatie. Om op deze manier vraaggericht en probleemgestuurd te kunnen werken, moet de gemeente middenin de samenleving staan en signaleren waar de samenleving niet zelfvoorzienend is. We stellen hoge eisen aan de eigen uitvoering en dienstverlening: die moet integraal zijn, doeltreffend en efficiënt. Kampen benut de mogelijkheden die het heeft vanwege zijn overzichtelijke schaal en omvang van de problematiek, om 20
verbindingen te maken “tussen de kolommen”. We verbinden en voeren als gemeente regie op de samenhang en effectiviteit van het aanbod van onze eigen voorzieningen en de inzet van maatschappelijke partners. Dat vraagt ook afstemming tussen de verschillende sectoren in de gemeente. We zoeken de verbinding tussen onze sociaal-maatschappelijke, ruimtelijke en economische ambities. We werken binnen de gemeente samen, dwars door de beleidsdomeinen heen, en zorgen ook dat we financiële middelen kunnen benutten waar ze het hardst nodig zijn. Dat vraagt ontschotting van beleid en budgetten. De praktijk leert dat deze afstemming lang niet altijd gemakkelijk is, maar we gaan het wel doen. We sturen op een samenhangende sociale infrastructuur van informele zorg, sport, welzijn, zorg, gemeentelijke voorzieningen. Voorbeelden zijn levensloopbestendig bouwen en een gezamenlijke werkgeversbenadering. Vanuit economisch en werkgelegenheidsperspectief is de inzet dat de Kamper bevolking actief is en maatschappelijk participeert in werk, scholing, vrijwilligerswerk. Als de arbeidsmarkt krap wordt, zoals de verwachting is, kunnen trajecten gestart worden om banen in de dienstverlening vanuit deze brede participatie in te vullen. Waar het aan expertise of uitvoeringskracht ontbreekt, werkt Kampen in regionaal verband en met de daar werkzame maatschappelijke organisaties aan opgaven of maakt gebruik van de expertise (en uitvoeringskracht) van de regiogemeenten en provincie. Op 1 januari 2012 is de reorganisatie van de eenheid Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Kampen afgerond. Hierdoor is er een gezamenlijk Wmo-, Onderwijs- en Werk en Inkomenloket ontstaan. Ook zijn de beleidsteams Sport, Werk en Inkomen, Onderwijs en Participatie en Zorg samengevoegd. Voor de integrale beleidsontwikkeling en uitvoering op het sociaal-maatschappelijk terrein is zo een grote stap gezet. Met name in de voorbereiding van de transitie jeugdzorg wordt regionaal samengewerkt aan een goed en sluitend voorzieningenaanbod op lokaal (wat kan) en bovenlokaal (wat moet) niveau. Bij de voorbereiding van de visie op wonen, zorg en welzijn is er intensief samengewerkt tussen de eenheden Ruimtelijke Ontwikkeling (wonen) en Maatschappelijke Ontwikkeling (zorg). Bij het ontwikkelen van een werkgeversbenadering voor de Wet werken naar vermogen wordt er samengewerkt tussen de eenheden Ruimtelijke Ontwikkeling (economie) en Maatschappelijke Ontwikkeling (werk en inkomen)
5. Efficiënt en effectief gebruik van maatschappelijk vastgoed. De sociale infrastructuur willen we versterken door een betere benutting van voorzieningen. Tegelijkertijd willen we voorzieningen in standhouden en betaalbaar houden door strakke sturing op beheer en gebruik van maatschappelijk vastgoed. Maatschappelijke organisaties en verenigingen kunnen hun onderlinge samenwerking versterken door gezamenlijk gebruik te maken van accommodaties. Ook geldt dat in het licht van de komende bezuinigingen het voorzieningenniveau alleen in stand kan blijven als de gemeente heel precies stuurt op de spreiding en het gebruik van het maatschappelijk vastgoed (door meer partijen met een goede spreiding over de dag en met passende vergoeding) en het beheer van het maatschappelijk vastgoed.
Er wordt toegewerkt naar een (Strategisch) Meerjarig Programma Maatschappelijke Voorzieningen/ Investeringen. Voor de financiële vertaling van een dergelijk programma bestaan verschillende mogelijkheden die nader uitgewerkt moeten worden.
6. Helder en eenduidige indicatoren voor de maatschappelijke resultaten. Als wij samen met maatschappelijke organisaties willen investeren in kwaliteit van leven dan moeten we gezamenlijk helder geformuleerde resultaten benoemen en systematisch monitoren. Als basis voor beleid moeten we de beschikking hebben over goede en bruikbare onderzoeken en met 21
instellingen, bedrijven en organisaties gezamenlijk beeld hebben welke resultaten bereikt moeten worden. Daar ontbreekt het nu nog vaak aan. Om onze inzet per wijk goed te kunnen bepalen, is het nodig om op basis van sociaaleconomischeen overlastparameters buurten en doelgroepen te benoemen. Daarvan wordt een precieze kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt door teams met inzet vanuit verschillende gemeentelijke sectoren en maatschappelijke organisaties. Deze verkenning (per buurt/wijk) en per doelgroep vormt de basis voor wijk en dorpsgericht werken en voor het bepalen van voorzieningen en inzet vanuit partners en gemeente. Bij de ontwikkeling van deze sociale beleidsagenda werd “ontdekt” dat bekende gegevens over bijvoorbeeld inkomensondersteuning, gebruik van Wmo-voorzieningen of het maatschappelijk werk, in het gemeentelijk Geo-informatiesysteem (GIS) te brengen is. Daarmee is snel visueel te maken waar er sprake is van een stapeling van problemen en het gebruik van voorzieningen. Het GIS moet gevuld worden de komende tijd. Binnen de jeugdzorg wordt gebruik gemaakt van een vroegsignaleringssysteem waardoor een stapeling van problemen bij een jeugdige of het gezin snel naar boven komt. Belangrijk aandachtspunt bij deze signaleringsmogelijkheden is het waarborgen van de privacy.
7. Benutten van nieuwe digitale mogelijkheden De manier waarop mensen met elkaar communiceren ontwikkelt zich de laatste jaren in een razend tempo. Nieuwe technologieën maken communicatie sneller en transparanter. Mensen kiezen zelf waar, wanneer, waarmee, waarover en met wie ze contact leggen. Het gedrag van mensen verandert. Sociale netwerken beïnvloeden het denken en doen. Mensen verwachten een bepaalde vrijheid in de keuze voor het contact met de buitenwereld. En dus ook met de gemeente. Gefaciliteerd en gestimuleerd door de komst van sociale media, zoeken mensen elkaar ook op andere manieren op dan in de meer traditionele verbanden als vereniging, kerk of dorpshuis. We ontwikkelen ons naar een informatiemaatschappij. Naast de bestaande structuren ontstaan er meer netwerken van informele vloeibare groepen. Groepen die zich rondom topics, hobby’s of belangen vormen. Er is een groeiende groep van mensen die niet alleen informatie willen krijgen of halen maar ook informatie wil delen. Deze groep verwacht ook van de gemeente dat er mee wordt gedaan met deze ontwikkeling. Van de gemeente wordt verwacht dat zij luistert, in gesprek gaat en participeert. Van reactief naar interactief, van zenden naar dialoog. Het is niet alleen de overheid die de inwoners vraagt mee te doen maar het zijn ook de burgers die de overheid uitnodigen om mee te doen; van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie. We moeten, om met een groeiende groep burgers in contact te blijven, naast de bestaande manieren van informeren, organiseren en dienstverlening, nog sterker inzetten op het gebruik van de nieuwe digitale mogelijkheden. Naast het digitaal loket en onze website moeten de mogelijkheden voor cocreatie en crowdsourcing van burgers en overheid benut worden. Ook de signaalfunctie die media als twitter, hyves of facebook hebben, moeten we gebruiken. We moeten ons instellen op het ontvangen van informatie in plaats van alleen informatie te zenden. Het delen van informatie is een voorwaarde om de afhankelijkheid van mensen en organisaties te verminderen en de zelfredzaamheid van burgers en samenleving te stimuleren. (Overheids)informatie moet eenvoudig beschikbaar worden gemaakt.
22
Inzet van de uitgangspunten in de komende jaren. De komende jaren zal onze inzet er vooral op zijn gericht op: Met name de drie decentralisatiedossiers vorm te geven volgens deze uitgangspunten In gesprek met maatschappelijke organisaties onze visie te delen, gezamenlijke doelstellingen te formuleren en afspraken maken over nieuwe rolverdeling. Zorgen dat ambtelijke organisatie wordt toegerust voor gewijzigde rol naar burger en maatschappelijke organisatie. Bevorderen dat maatschappelijke organisaties in staat zijn hun nieuwe rol goed in te vullen. Investeren in de kwaliteit van de gegevens en onderzoeken die de basis vormen voor beleid en een goede vertaling daarvan in beleid. We werken de speerpunten uit in beleids- en uitvoeringsplannen. 2012 zal het jaar zijn van beleidsontwikkeling, in 2013 geven we invulling aan de nieuwe organisatie en nieuwe partnerschappen. In 2014 nemen we de tijd om te evalueren en ons te bezinnen.
23
Bijlage 1. Demografie Bevolkingsopbouw naar leeftijd Totaal
0-24 jr
25-44 jr
45-64 jr
65+ jr
2010
17.012
13.629
12.419
6.991
50.051
Bron: Databank Overijssel Bevolkingsopbouw (naar geslacht)
Groene en grijze druk Groene druk (19 als % 20-64 jr)
Grijze druk (65+ als % 2064 jr)
Kampen
47%
23,9%
Overijssel
42,2%
25,7%
Bron: Databank Overijssel
24
Huishoudens (% van totale huishoudens) Bron: Databank Overijssel
Kampen Overijssel
Totaal
Samenwonend met kinderen
Samenwonend zonder kinderen
Een-ouder
Alleenstaand
19.894
35% 31%
30,9% 30,6%
4,9% 5,5%
29,2% 32,6%
Gemiddeld aantal personen per huishouden lid Kampen 2,52 Overijssel 2,37 Bron: Databank Overijssel e
e
Allochtonen 1 + 2 generatie (% van totale bevolking) Kampen (2010) Overijssel (2010)
3,7% 7,0%
Bron: Databank Overijssel
25
4,4% 7,2%
Bijlage 2. ECONOMIE, WERK en INKOMEN Particulier besteedbaar huishoudinkomen (x 1000) 2006 2007 Kampen 30,4 Overijssel 30,4 Bron: Databank Overijssel
32,5 32,4
2008 33,2 33,2
Ontwikkeling beroepsdeelneming
Percentage arbeidsplaatsen naar sector (prognose 2015 ontbreekt)
26
Percentage personen met een uitkering ten opzichte van de bevolking 15-64 jaar
Ontwikkeling percentage personen met een WW-uitkering ten opzichte van de bevolking 15-64 jaar
27
Arbeidspotentieel WWB en WIJ cliënten
28
Bijlage 3. Sociaal
Wonen, zorg en welzijn Huur en sociale huur Woonvoorzieningen Kampen Woonvorm
Aanbod
Intramuraal Clusterwonen Beschut/verzorgd wonen Zelfstandig wonen
446 253 624 863
Bron: Quick Scan Wonen Welzijn en Zorg
29
Veiligheid en leefbaarheid
Bron: Politie Gebiedsscan Kampen 2011 Sociale cohesie (perceptie)
Sociale overlast (perceptie buurtproblemen)
30
Verloedering (perceptie buurtproblemen)
Onderwijs Opleidingsniveau als % van beroepsbevolking (2010) Laag Middelbaar Hoog opgeleiden opgeleiden opgeleiden Kampen
28%
44%
29%
Nederland
23%
43%
34%
Bron: CBS
Sport en gezondheid Sportdeelname naar gemeente volgens RSO-norm (>11 keer per jaar) sporter geen sporter Kampen 69,8% 30,2% Overijssel 76,5% 23,5% Bron: Benchmark Fit en Gezond
Sporters met lidmaatschap van sportvereniging lid geen lid Kampen 54,1 % 45,9% Overijssel 55,8% 44,2% Bron: Benchmark Fit en Gezond
31
Bijlage 4 Wijken/Woonservicegebieden
Bevolking per woonservicegebied Aantal inwoners
65+ jr.
Gebied 1 8.500 15% Gebied 2 8.500 15% Gebied 3 11.000 17% Gebied 4 5.000 2% Gebied 5 12.000 13% Gebied 1: Binnenstad, Kampen-Zuid en Bovenbroek Gebied 2: Hanzewijk, Hagenbroek en Brunnepe Gebied 3: Cellesbroek, Middenwetering en Flevowijk Gebied 4: De Maten, Onderdijks en Stationslocatie Gebied 5: Ijsselmuiden Bron: Woonservicegebieden: Visie op wonen, zorg en welzijn 2010-2015 Percentage 75-plussers
32
Percentage 75-plussers in 2030
Voorraad woningen naar sector (postcodeniveau)
33
Verdeling sociale huursector (postcodeniveau)
34