Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249 Onderdeel DGOBR/POIR/afd. P Inlichtingen J. van Baarle/ P. Zijp T 070 426 7661/6640 F 070 - 426 73 32 Blad 1 van 10
Aan
De Ministers
Onderwerp
Sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012
Doelstelling
Informatie
Juridische grondslag
Geen
Aantal bijlagen 1 Bezoekadres Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Internetadres www.minbzk.nl
Relaties met andere circulaires
Ingangsdatum
1 januari 2008
Geldig tot
1 januari 2012
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Inleiding Op 19 maart 2008 heb ik met de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel overeenstemming bereikt over de “Overeenkomst loopbaanondersteuning, arbeidsmarkt, aanpassing Bovenwettelijke WW en het sociaal flankerend beleid 2008-2012”. Deze Overeenkomst treft u als bijlage aan. In deze circulaire ga ik met name in op enkele aspecten van het sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012, zoals dat is neergelegd in de bijlage bij de Overeenkomst. De drie fasen van organisatieontwikkeling Fase 1 De organisatie is in formatieve rust en er is geen sprake van krimp. Wel kan er sprake zijn van wijzigingen van de organisatie bijvoorbeeld als gevolg van de gewijzigde vraag vanuit de omgeving resp. verandering van werkwijze. Deze wijzigingen verlopen niet schoksgewijs maar geleidelijk en hebben doorgaans geen personele gevolgen. Er is in die gevallen dan ook geen sprake van een reorganisatie als genoemd in artikel 49b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Uitbreiding van de formatie is mogelijk, maar niet ter vervanging van bestaande functies. Wel is het mogelijk dat door natuurlijk verloop vrijvallende formatieruimte, gelet op de (verwachte) ontwikkelingen, alternatief wordt aangewend. Daarnaast zijn ook wijzigingen in de structuur van de organisatie in deze fase mogelijk. Gedwongen wijzigingen van standplaats zijn niet toegestaan. De aanpassing van de organisatie volgens fase 1 wordt vooraf gemeld aan het departementaal georganiseerd overleg en het betrokken medezeggenschapsorgaan. Er is geen overleg in het departementaal overleg nodig, het betrokken medezeggenschapsorgaan adviseert over de wijzigingen van de organisatie. Fase 2 Op grond van een visie op de gewenste of noodzakelijke ontwikkeling van de organisatie (de “houtskoolschets”) blijkt het noodzakelijk dat organisatie en ambtenaren gedwongen in beweging komen. Anders gezegd, wijzigingen in de organisatie zijn noodzakelijk en als er niets gebeurt dan ontstaat daarbij op termijn de situatie dat er ambtenaren als herplaatsingskandidaat moeten worden aangewezen. De activiteiten in deze fase zijn er dan ook op gericht om te komen tot een optimale bezetting van de (nieuwe) organisatie zonder dat dit leidt tot het moeten aanwijzen van herplaatsingskandidaten of gedwongen wijzigingen van standplaats. Om dit te bereiken zal in deze fase nadrukkelijk gecommuniceerd
Blad 2 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
moeten worden met ambtenaren om gebruik te maken van de afgesproken voorzieningen. De “houtskoolschets” laat zien welke wijzigingen in de organisatie noodzakelijk zijn en dat er personele gevolgen gaan ontstaan, alleen is op dat moment nog niet altijd duidelijk welke dat precies zullen zijn. Afhankelijk van de inhoud van de houtskoolschets kan er sprake zijn van een reorganisatie als genoemd in artikel 49b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. In dat geval is de melding ex artikel 49ca van het Algemeen Rijksambtenarenreglement verplicht. Ook als (nog) geen sprake is van reorganisatie als genoemd in artikel 49b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt het voornemen gemeld. Bij de melding wordt aangegeven dat er sprake is van een voornemen in het kader van fase 2. In het departementaal georganiseerd overleg wordt vastgesteld of aanvullende rechtspositionele afspraken nodig zijn en of in dat kader procesmatige afspraken moeten worden gemaakt, een en ander binnen de kaders van de afspraken over (de uitzonderingen op) het primaat van het Sociaal flankerend beleid 2008-2012. Over de “houtskoolschets” wordt overleg gevoerd met het desbetreffende medezeggenschapsorgaan. Deze adviseert over de “houtskoolschets” en onderkent de noodzaak van de voorziene krimp dan wel de standplaatswijzigingen. Op basis van de “houtskoolschets” kunnen groepen ambtenaren aangewezen worden waarbinnen boventalligheid of standplaatswijziging verwacht wordt. Aanwijzen van ambtenaren geschiedt per functie per organisatieonderdeel (afdeling, directie of directoraat-generaal). Als een groep wordt aangewezen geldt de aanwijzing voor álle ambtenaren in die functie bínnen dat organisatieonderdeel. Binnen functiegroepen waarin geen overtolligheid is voorzien en waarin geen sprake is van gedwongen standplaatswijzigingen kunnen aanpassingen geformaliseerd worden. In andere gevallen kan tijdelijk vooruitgelopen worden op de eindsituatie als beschreven in de “houtskoolschets”, met dien verstande dat die tijdelijkheid en de inzet van interimfunctievervulling daarbij in duur zo veel mogelijk wordt beperkt. Fase 3 Deze fase is noodzakelijk: a. als het in fase 2 niet mogelijk is gebleken het aanwijzen van herplaatsingskandidaten te voorkomen, danwel b. als, gezien de omvang van de verandering in de organisatie, het in de rede ligt onmiddellijk via de methode van fase 3 te gaan reorganiseren.
Blad 3 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Op basis van de bestaande regels van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, de Regeling procedure bij reorganisatie en de Wet op de ondernemingsraden worden de bestaande fricties tussen de bestaande en de gewenste organisatie en de daarbij behorende personeelsbezetting verholpen. Fase 3 treedt in wanneer duidelijk is dat de maatregelen die in fase 2 zijn ingezet niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. Conform artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de Wet op de ondernemingsraden dient het vereiste overleg te worden gevoerd. Waar nodig dient de vereiste overeenstemming te worden bereikt resp. het adviesrecht van het desbetreffende medezeggenschapsorgaan te worden gehonoreerd. Duur herplaatsingstermijn De standaard herplaatsingstermijn bedraagt 18 maanden. Voor ambtenaren die na 31 december 2007 zijn of worden aangewezen tot herplaatsingskandidaat wordt deze termijn in de volgende twee gevallen automatisch verlengd: a. De ambtenaar verricht tijdens de herplaatsingtermijn tijdelijke werkzaamheden. De herplaatsingstermijn wordt verlengd met de duur van de werkzaamheden, rekening houdend met het aantal uren per week dat tijdelijk werk wordt verricht. Wanneer (bijvoorbeeld) tijdelijk werk wordt verricht voor de helft van het aantal aanstellingsuren, dan wordt de herplaatsingtermijn verlengd met de helft van de duur van die werkzaamheden. De maximale verlenging ten gevolge van tijdelijk werk bedraagt 12 maanden. b. Als het aan het eind van de reguliere herplaatsingstermijn niet gelukt is om een passende functie aan te bieden vindt eveneens verlenging van de herplaatsingstermijn plaats. Deze verlenging duurt zo lang als nodig is om alsnog een passende functie aan te bieden, met een maximum van 12 maanden. De totale verlenging van de herplaatsingstermijn is begrensd op 12 maanden. Volgtijdelijke verlenging op beide gronden van meer dan 12 maanden is niet mogelijk. Hoewel het gaat om automatische verlenging wordt de herplaatsingskandidaat conform de bestaande regel, opgenomen in artikel 49g, vijfde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, geïnformeerd over het verlengen van de termijn. De automatische verlenging van de herplaatsingstermijn geldt niet voor ambtenaren die voor 1 januari 2008 zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat. Als het bevoegd gezag in een individueel geval redenen ziet om de herplaatsingstermijn te verlengen, bijvoorbeeld op de hierboven onder a. en b. genoemde gronden, dan is dit mogelijk op basis van artikel 49g lid 3 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Blad 4 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Regime herplaatsingsstatus Gedurende de eerste 6 maanden van de herplaatsingstermijn wordt gezocht naar een passende functie, waarbij het begrip “passend” beperkter is dan het begrip “passend”, zoals dat is opgenomen in artikel 49h van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Passend gedurende de eerste 6 maanden is een functie die maximaal één salarisschaal lager is gewaardeerd dan de eigen functie, waarbij een eventuele toename van de reistijd (enkele reis) beperkt blijft tot maximaal 15 minuten. In de eerste 6 maanden kan de herplaatsingskandidaat een aangeboden functie die valt buiten de beperkte omschrijving weigeren, maar het risico daarvan ligt bij de herplaatsingskandidaat. Er is geen garantie dat later in de herplaatsingstermijn nogmaals een zelfde of gelijkwaardig aanbod kan worden gedaan. Na verloop van de eerste periode van 6 maanden wordt gezocht naar een passende functie, conform de omschrijving in artikel 49h van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Wat betreft het zoekbereik geldt dat een passende functie in principe uitsluitend binnen de sector Rijk kan worden gevonden. Buiten de sector Rijk kan dat alleen indien daarover met de herplaatsingskandidaat expliciet afspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in het herplaatsingsplan. Wanneer sprake is van het overdragen van taken naar organisaties buiten de sector Rijk gelden andere spelregels. Uitgangspunt in die gevallen is dat ambtenaren de overgedragen taken volgen. Indien binnen een jaar na herplaatsing blijkt dat de nieuwe functie toch niet passend is, kan de medewerker één keer door het bevoegd gezag opnieuw worden aangewezen als herplaatsingskandidaat. Gedurende de herplaatsingstermijn wordt de voortgang iedere 6 maanden geëvalueerd. Naar aanleiding hiervan wordt het herplaatsingsplan zo nodig bijgesteld. Evaluatie vindt plaats door de herplaatsingskandidaat, de verantwoordelijke lijnmanager en de trajectbegeleider. Het bevoegd gezag rapporteert in het departementaal georganiseerd overleg over de voortgang en de resultaten van de trajectbegeleiding van de groep herplaatsingskandidaten. Ook kunnen met het departementaal georganiseerd overleg afspraken worden gemaakt over de wijze en de frequentie van de rapportages en over de verdere betrokkenheid van het departementaal georganiseerd overleg bij de begeleiding van herplaatsingskandidaten. De voorzieningen Om de personele gevolgen van de veranderingen in de organisatie in de verschillende fasen zo goed mogelijk te kunnen ondervangen is een pakket voorzieningen afgesproken. Gedeeltelijk betreft het, eventueel afhankelijk van de fase, dwingendrechtelijke voorzieningen en gedeeltelijk, ook eventueel afhankelijk van de fase, facultatieve voorzieningen.
Blad 5 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249 Blad 6 van 10
Ten behoeve van een eenduidige toepassing en uitvoering licht ik een aantal van die voorzieningen hieronder toe. Voorziening 2: Trajectbegeleiding Aan de ambtenaar wordt ondersteuning geboden bij de invulling en uitvoering van een traject dat moet leiden tot de begeleiding “van werk naar werk”. Daartoe wordt in fase 2 gezamenlijk met de ambtenaar een mobiliteitsplan opgesteld. Zodra de ambtenaar in fase 3 is aangewezen als herplaatsingskandidaat wordt een herplaatsingsplan opgesteld. Bevoegd gezag en ambtenaar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de totstandkoming en de inhoud van het plan en stellen dit gezamenlijk vast. Indien binnen een redelijke termijn geen overeenstemming over het plan bereikt kan worden, stelt het bevoegd gezag het plan eenzijdig vast. Voorziening 3: Loopbaanscan De loopbaanscan is opgenomen in artikel 71b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. In aanvulling daarop is afgesproken dat gedurende de looptijd van het sociaal flankerend beleid (van 1 januari 2008 tot 1 januari 2012) ambtenaren het recht hebben op een loopbaanscan, uit te voeren door een externe loopbaandeskundige. De ambtenaar die behoort tot een aangewezen functiegroep (in fase 2) respectievelijk is aangewezen als herplaatsingskandidaat (in fase 3) heeft daarnaast voor beide aanwijzingen samen eenmaal een extra recht op een loopbaanscan. Voorziening 5: Opleidingskosten en studietijd De afspraken op dit onderdeel zijn een centrale invulling van de artikelen 59 en 60 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. In fase 1 heeft de ambtenaar aanspraak op volledige vergoeding van opleidingskosten en toekenning van 50% scholingsverlof, indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van de vastgelegde loopbaanafspraken. In de fasen 2 en 3 heeft de ambtenaar aanspraak op een volledige vergoeding van de opleidingskosten en toekenning van volledig scholingsverlof, indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan (her)plaatsingsmogelijkheden, zowel binnen als buiten de sector Rijk, respectievelijk aan het realiseren van vastgelegde loopbaanafspraken. Het verlof voor scholing betreft in beginsel respectievelijk 50% of 100% van de voor het bijwonen van lessen benodigde afwezigheid. Wanneer de verhouding tussen lesuren en studiebelasting daar aanleiding toe geeft kan in individuele gevallen een ander percentage scholingsverlof worden toegekend.
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Voorziening 7: Voorrangsrecht Aan de ambtenaren die behoren tot de aangewezen (groep) functies in fase 2 is een voorrangsrecht bij het vervullen van vacatures toegekend. Dit voorrangsrecht is gelijk aan dat van de herplaatsingskandidaat. Dat betekent dat deze ambtenaren in dezelfde fase van vacaturevervulling in aanmerking worden genomen. Het is niet zo dat daarmee de overige onderdelen van de Circulaire Beleidsregels voor Vacaturevervulling door Herplaatsingskandidaten in de sector Rijk van 6 februari 2003 integraal op aangewezen ambtenaren van toepassing zijn. Onderdelen die samenhangen met de herplaatsingstatus, zoals verplichte opname van het CV in de mobiliteitsadministratie, de verplichting een passende functie aan te bieden en de verplichting te onderzoeken of een gemis aan kennis en ervaring kan worden gecompenseerd, zijn niet van toepassing op de ambtenaren die behoren tot de aangewezen (groep) functies in fase 2. Voorziening 10: Compensatie beëindiging of vermindering toelagen Artikel 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevat een voorziening voor gevallen waarin buiten de schuld van de ambtenaar de toelage onregelmatige dienst wordt verminderd of beëindigd en daardoor de bezoldiging een verlaging ondergaat. Afgesproken is om hieraan op twee punten uitbreiding te geven. Allereerst wordt de afbouwregeling toegepast op alle toelagen die onderdeel uitmaken van de bezoldiging. Daarnaast gelden, ook voor de afbouwregeling toelage onregelmatige dienst, andere afbouwtermijnen en –percentages. De berekeningssystematiek blijft overigens dezelfde; als de bezoldiging een vermindering ondergaat met ten minste 3% van de som van het salaris en de periodieke toeslag bestaat recht op de afbouwtoelage. Voorzieningen 11 en 12: Verhuiskostenvergoeding/voldoen aan verhuisplicht De in de Overeenkomst bij deze voorzieningen genoemde bedragen van € 5.445,= respectievelijk € 10.890,73 worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de Consumentenprijsindex van het CBS die geldt voor de voorafgaande periode van oktober tot en met september. De eerste indexatie vindt plaats met terugwerkende kracht per 1 januari 2008. De Consumentenprijsindex over de periode oktober 2006 tot en met september 2007 was 1,6, zodat de genoemde bedragen per 1 januari 2008 € 5.532,12 respectievelijk € 11.064,98 zijn. Voorziening 14: Reistijd - werktijd Deze afspraak voorziet in een centrale invulling van de in het vorige sociaal flankerend beleid bestaande decentrale ruimte. Vergelijking van reistijd vindt plaats op basis van de feitelijke manier waarop de ambtenaar het traject woonwerkverkeer aflegt. Als de extra reistijd meer dan 15 minuten bedraagt wordt dat meerdere aangemerkt als werktijd.
Blad 7 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Als binnen twee jaar na de wijziging van de plaats van tewerkstelling de ambtenaar wordt geconfronteerd met wederom een wijziging van de plaats van tewerkstelling wordt de als werktijd aan te merken reistijd aangepast. Neemt de reistijd door de tweede wijziging van de plaats van tewerkstelling met meer dan 15 minuten extra toe dan begint de afbouwperiode van vijf jaren opnieuw te lopen en wordt de gehele toename aangemerkt als werktijd. Neemt de reistijd met minder dan 15 minuten extra toe dan wordt die extra reistijd eveneens aangemerkt als werktijd, maar gaat geen nieuwe afbouwperiode lopen. De nieuwe als werktijd aangemerkte reistijd (= het totaal van de reistijdtoename na de eerste wijziging van de plaats van tewerkstelling en die extra toename als gevolg van de tweede wijziging) geldt dan gedurende de bestaande afbouwperiode en met de daarbij nog resterende afbouwpercentages. Voorziening 15: Tegemoetkoming extra reiskosten Deze afspraak voorziet eveneens in een centrale invulling van de in het vorige sociaal flankerend beleid bestaande decentrale ruimte. Voorziening 18: Tijdelijk werk Nieuw is dat de ambtenaar in fase 2 en 3 die daarom verzoekt het recht heeft op tijdelijk werk ter vergroting van de plaatsingsmogelijkheden, als het werk het toelaat en er uiteraard tijdelijk werk beschikbaar is. Voorziening 21: Telewerken Het gaat hier om afspraken, die gemaakt kunnen worden binnen de Raamregeling telewerken. Ik verzoek u om ook in andere gevallen waarin telewerken de (toename van) reistijd kan beperken nadrukkelijk de mogelijkheid van telewerken in ogenschouw te nemen. Voorziening 23: Aanvulling salaris Nieuw ten opzichte van het tot 1 januari 2008 geldende sociaal flankerend beleid zijn de maximering van de aanvulling tot 30% van het inkomen als ambtenaar, de jaarlijkse herziening en de vaste afbouw. In verband met het feit dat de aanvulling jaarlijks opnieuw moet worden vastgesteld dient de ambtenaar een inkomensverklaring over te leggen. Daarom is het aan te raden in de toekenningsbeschikking de bepaling op te nemen dat de ambtenaar deze verklaring jaarlijks overlegt om voor de vervolgtoekenning in aanmerking te komen. Voorziening 25: Stimuleringspremie De hoogte van de stimuleringspremie is gekoppeld aan de resterende herplaatsingstermijn. Daarvan is alleen sprake in fase 3. Voor fase 2 geldt dat de termijn gaat lopen op het moment dat de ambtenaar is aangewezen als behorende bij een functiegroep waarin krimp zal voorkomen.
Blad 8 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
Deze voorziening kan niet gelijktijdig met de terugkeergarantie (voorziening 27) worden ingezet. Voorziening 26: Bijdrage pensioenopbouw Of deze voorziening wordt toegekend zal voornamelijk een afweging van financiële aard zijn, in relatie tot de (on)mogelijkheden om de ambtenaar binnen de nog resterende herplaatsingstermijn daadwerkelijk te kunnen herplaatsen in een passende functie en de eventuele kosten die met een reorganisatie-ontslag samenhangen. Voorziening 31: Vergoeding kosten in verband met mobiliteit Deze voorziening is een vangnet voor kosten in bijzondere omstandigheden die noodzakelijk blijken te zijn om mobiliteit te realiseren. Inwerkingtreding Het sociaal flankerend beleid geldt met ingang van 1 januari 2008 voor alle rijksambtenaren. Voor zover het daarbij gaat om op geld waardeerbare zaken kan sprake zijn van terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008. De voorzieningen die zien op dienstverlening (zoals bijvoorbeeld trajectbegeleiding) kunnen niet met terugwerkende kracht worden toegekend. Besluiten die zijn genomen in individuele gevallen of individuele afspraken die zijn gemaakt op basis van vóór de vaststelling van het sociaal flankerend beleid 2008-2012 overeengekomen departementale regelingen blijven gelden. Alle departementale regelingen die een uitwerking of aanvulling zijn van het sociaal flankerend beleid 2004-2008 moeten worden ingetrokken per 1 januari 2008. Indien in dergelijke regelingen echter voorzieningen zijn opgenomen die gunstiger zijn dan de vergelijkbare voorzieningen van het sociaal flankerend beleid 2008-2012 kunnen die gunstigere voorzieningen na 1 januari 2008 nog worden toegekend aan ambtenaren die als herplaatsingskandidaat zijn aangewezen ten gevolge van een reorganisatie waarop die regelingen van toepassing waren. Tot slot De afgesproken wijze van organisatieontwikkeling is anders dan waarop veranderingen in de organisatie tot nu toe tot stand kwamen. Die wijze staat wel bekend als het “klassieke reorganiseren”. De nieuwe afspraken moeten leiden tot een meer dynamische vorm van het veranderen van de organisatie en de opvang van de eventuele personele gevolgen. Ten behoeve van medewerkers van de centrale personeelsafdelingen, heb ik bij de afdeling Personeel Rijk van de directie Personeel, Organisatie en Informatie Rijk een post Eerste Hulp bij Reorganisaties ingericht. Doelstelling is om vragen
Blad 9 van 10
Datum 6 mei 2008 Kenmerk 2008-0000195249
eenduidig te beantwoorden, “best practices” binnen de sector Rijk te exporteren en op verzoek mee te denken met de personele consequenties van voorgenomen keuzes. Het beantwoorden van vragen en het geven van toelichting kan op verzoek ook geschieden in reguliere bijeenkomsten (zoals bijvoorbeeld werkoverleggen) bij uw organisatie. Contact kan worden opgenomen met John van Baarle (070-4267661, e-mail
[email protected] ), of Paul Zijp (070-4266640, e-mail
[email protected]). DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, voor deze, de directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk,
R.IJ.M. Kuipers
Blad 10 van 10