Jaargang 2 _ nummer 1 _ april 2004
Sociaal Bulletin In deze uitgave _ De opvoeding begint thuis _ Dar el Hidaya wellicht bij geïndiceerde zorg _ Werkprogramma sociaal beleid 2004-2006 _ Iedereen is met zijn eigen toko bezig _ Meer uniformiteit en uitvoering _ Beroepsonderwijs ontketend _ Conferentie ‘De tijden zijn veranderd’ _ Vijf vragen aan _ Servicerubriek _ Column: Justus Veenman
Ajbilou, coördinator van Dar el Hidaya:
‘De opvoeding begint thuis’ Vier jaar geleden opende het Humanitas-opvanghuis Dar el Hidaya haar deuren voor Marokkaanse jongeren tussen twaalf en twintig jaar. Nu is het een project waar jaarlijks tussen de veertig en vijftig jongens een half jaar lang een rustpunt vinden. Niet voor niets heet het Dar el Hidaya – het huis van bezinning. Coördinator Said Ajbilou: “Over het algemeen komen hier jongens die dreigen het criminele circuit in te gaan en van school wegblijven. Of jongens die uit de gevangenis komen en even een rustpunt nodig hebben voordat ze weer bij hun ouders kunnen wonen.”
Alleen Nederlands
Ajbilou is een voorstander van streng zijn en straffen. Wie zich niet aan regels houdt, verliest daarmee bepaalde vrijheden.
Een voormalig schippersinternaat vol trappen, galerijen, hoekjes en deuren. En dat allemaal op verschillende verdiepingen, aan verschillende kanten van het pand. Beneden is de kinderopvang, boven een aantal hulpverleningsprojecten. Verdeeld over drie etages is het opvanghuis Dar el Hidaya. Binnen is Marokko; tafels met ingelegde, vrolijke tegels, een fonteintje, gedrapeerde gordijnen, lange banken met pompeuze kussens. Uit het gele linoleum op de vloer lijkt de zon te schijnen. In dit gebouw staan twaalf bedden voor jongens die na zes maanden stabiliteit gevonden moeten hebben.
Het opvanghuis heeft een hoog slagingspercentage en staat wijd en zijd goed bekend. Ajbilou weet wel hoe dat komt: ”Wij houden veel contact met de ouders. Soms komen ze hier op bezoek. Daarom is de inrichting zo Marokkaans, daar voelen zij zich fijn bij. En we werken met Marokkaanse hulpverleners, die alle Marokkaanse talen kennen. In het opvanghuis spreken we die talen niet, hier praat iedereen Nederlands. Maar voor het contact met de ouders zijn die andere talen ontzettend belangrijk. Hulpverlening draait om communicatie en om dat goed te doen met de ouders moet je de taal begrijpen waarin zij zich goed kunnen uitdrukken.” ”Vaak hoor ik van ouders dat ze hun best hebben gedaan bij de opvoeding en dat ze niet snappen waarom hun zoon niet meer naar school gaat. Of ze zeggen dat hun zoon met verkeerde vrienden omgaat. Ik maak hen dan
duidelijk dat opvoeding thuis begint en daar ook blijft. Dat is niet voor iedereen makkelijk te begrijpen. In Marokko gaat dat namelijk anders. Daar houdt iedereen zich bezig met de opvoeding van een kind. De familie, de leerkracht, noem maar op. Als een jongen op zondag gaat voetballen en de leerkracht ziet dat, dan zal de leerkracht hem vragen waarom hij niet aan zijn huiswerk zit. In Marokko is dat normaal. Ouders die hier wonen, zijn dat gewend en het is voor hen moeilijk om te beseffen dat waar hun zoon ook is, zij telkens bezig moeten zijn met de opvoeding. Dat is een hele andere manier van denken. Ik probeer hen dat bij te brengen.”
Troefkaart De jongens die binnenkomen in het opvanghuis worden in zes maanden aardig op de rails gezet. De coördinator: ”We zorgen ervoor dat ze weer naar school gaan of een baan krijgen. En de contacten met de ouders zijn vaak een stuk beter. De meesten gaan dan ook na een half jaar weer terug naar huis. Of naar begeleid wonen. Uiteraard blijven we hen volgen. En als er iets is, kunnen ze bij ons aankloppen.” Ajbilou is een voorstander van streng zijn en straffen. Wie zich niet aan de >>
2 - SOCIAAL BULLETIN
JEUGDZORG
regels houdt, verliest daarmee bepaalde vrijheden. Maar beloning is ook belangrijk: ”Er moet een balans zijn tussen belonen en straffen. Dus, als een jongen zich keurig aan de regels houdt, mag hij wat later thuiskomen.”
Werkprogramma
Bij Dar el Hidaya zelf werken geen maatschappelijk werkers, de begeleiding gebeurt via maatschappelijk werkers van plaatsende instellingen. Naast coördinator Ajbilou werken in het opvanghuis vier groepsleiders, twee kokkinnen, een schoonmaker en drie vrijwilligers. Het project heeft daarnaast een troefkaart: een vaderfiguur. Deze man heeft een hoog aanzien in de Marokkaanse gemeenschap en kent tachtig procent ervan in Rotterdam. Hij reist de hele stad door om contact te houden met het sociale netwerk van de jongens in het opvanghuis. Ajbilou: ”Hij is wat ouder en fungeert daardoor als vaderfiguur voor de jongens. Voor ons is hij een belangrijke informatiebron en voor de ouders een betrouwbare kennis.”
In het tweede werkprogramma voor sociaal beleid staan de hoofdlijnen voor 2004 vermeld, met een doorkijk naar de langere termijn. Het dagelijks bestuur van de stadsregio heeft op 11 februari ingestemd met dit programma. Het ziet er op hoofdlijnen als volgt uit.
Dar el Hidaya wellicht bij geïndiceerde zorg De stadsregio probeert het Humanitasopvanghuis voor Marokkaanse jongens, Dar el Hidaya, te behouden. Daarom
sociaal beleid 2004-2006 vastgesteld
Structurele aanpak
Sociale kaart
In 2003 is een aantal concrete projecten neergezet. De behoefte is echter om meer vanuit een structurele aanpak te werken. Daarvoor is de sociale kaart die door het COS vervaardigd wordt, van groot belang. Die geeft namelijk inzicht in de sociale ontwikkelingen in de regio. Met de kaart als basis kan gebouwd worden aan de sociale infrastructuur en aan de inhoudelijke werkontwikkeling. Het eindresultaat moet dan een beleid zijn dat een duidelijke bijdrage levert aan de kwaliteit van de samenleving in de 18 regiogemeenten.
Het COS levert de sociale kaart in april 2004 op. De kaart is een kwantitatief overzicht van de ontwikkelingen en verschuivingen in de stadsregio op gebied van: demografie, werkgelegenheid, onderwijs, arbeid, inkomen, wonen, veiligheid en leefbaarheid. Het overzicht kent twee schaalniveaus: voor elke regiogemeente afzonderlijk en voor de totale stadsregio. Op basis hiervan zullen in de thema’s prioriteiten gesteld worden. Het is ook mogelijk dat hier nieuwe thema’s uit voortvloeien. De ontwikkelingen die in deze sociale kaart beschreven worden, kunnen van belang zijn voor ontwikkelingen binnen andere beleidsvelden van de stadsregio, zoals RR2020 en Wonen. Afstemming daarmee is een belangrijk aandachtspunt.
Samenwerken Samenwerken met en bijdragen aan nota’s en visies van de overige beleidsterreinen van de stadsregio moeten vanzelfsprekend worden. Het is van belang dat alle relevante aanpalende beleidsterreinen rekening houden met de sociale gevolgen van hun plannen en dat sociaal beleid aansluit bij de prioriteiten van de overige sectoren van de stadsregio.
wil de stadsregio het vanaf 2005
G-18 overleg portefeuillehouders sociale zaken
onderbrengen bij de bestaande voor-
De bestuurders van de regiogemeenten op het gebied van Sociale Zaken komen in 2004 minimaal 4 x bijeen. De bijeenkomsten worden voorbereid door een bestuurlijke commissie bestaande uit enkele wethouders uit de regio en de portefeuillehouder van de stadsregio en, afhankelijk van het thema, door ambtelijke werkgroepen. Thema’s die in ieder geval in 2004 op de agenda staan zijn de Wet werk en bijstand en Inburgering.
zieningen voor geïndiceerde jeugdhulpverlening. De stadsregio droeg vorig jaar financieel al een steentje bij. Dit jaar wordt het opvanghuis volledig door de stadsregio gefinancierd.
Overeenkomst met provincie Zuid-Holland Op 19 december 2003 is een bestuursovereenkomst Regionale Agenda ‘Samenleving’ stadsregio Rotterdam en provincie Zuid-Holland ondertekend. Op basis van deze bestuursovereenkomst ontvangt de stadsregio jaarlijks een financiële bijdrage voor uitvoering van activiteiten in de regio. De provincie vat sociaal beleid breder op dan in 2003 door de stadsregio is besloten en uitgevoerd. De provincie wil vanaf 2005 de verschillende regioindelingen op elkaar afgestemd hebben en sociaal beleid dan samen laten gaan met het zorgberaad. Voordeel hiervan is dat ook budgetten dan aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Dit zal nader verkend worden en op basis van deze verkenning zal een conclusie getrokken worden. In deze verkenning zullen bevoegdheden meegenomen worden. >>
SOCIAAL BULLETIN -
Daarom ondersteunt de stadsregio dit thema.
Werk en inkomen
Inburgering
Het Platform Arbeidsmarkt Rijnmond (PAR) biedt lokale en regionale partijen op de arbeidsmarkt een forum om afspraken te maken omtrent de arbeidsmarkt. De stadsregio is in dit forum vertegenwoordigd. Er is inhoudelijke samenwerking op onderwerpen als de jeugdwerkloosheid en reïntegratie. Over het voortbestaan van het platform en de wijze waarop, moet in 2004 besloten worden, omdat de rijkssubsidiëring van de platforms per 2004 is gestopt. De financiering moet vooral door de gemeenten opgebracht worden. De stadsregio ondersteunt waar mogelijk het jeugdwerkloosheidsoffensief van het PAR. Een voorbeeld hiervan is het hoofdartikel in het Sociaal Bulletin van december 2003 ‘In de aanval tegen jeugdwerkloosheid’. Het lokale arbeidsmarktbeleid moet duidelijker vormgegeven worden, in relatie tot de economische ontwikkelingen en visie. Een werkgroep van een aantal ambtenaren uit regiogemeenten, het PAR en stadsregio zal dit nader uitwerken.
Maatschappelijke integratie en participatie of inburgering is in het werkgebied van de stadsregio een belangrijk onderwerp. Er zijn weinig regio’s in Nederland die qua bevolking zo divers zijn samengesteld en waar de instroom van nieuwkomers zo groot is. Dat brengt voor de regiogemeenten de nodige problemen met zich mee. Mede door de Rotterdamse nota ‘Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans’, wordt een bestuurlijke en maatschappelijke discussie gevoerd. Voor zover mogelijk en nuttig zal de stadsregio de initiatieven die daaruit voortvloeien, ondersteunen. Dit in relatie tot de stadsregionale nota ‘Elk zijn deel’ die afgelopen najaar verscheen. Op 23 januari 2004 organiseerde de stadsregio een conferentie over de nieuwe wet op de inburgering, die in 2005 van kracht wordt. Elders in dit Sociaal Bulletin kunt u het verslag hiervan lezen.
De Wet werk en bijstand zal in 2004 voor de gemeenten nog veel werk opleveren om alles voor een optimale invoering van de wet goed te organiseren. In samenwerking met het WWB/Divosa team regio West verleent de stadsregio hieraan ondersteuning door mee te werken aan de organisatie van thematische bijeenkomsten. De expertmeeting ‘Vrouwen begeleiden op weg naar werk’ van 9 december 2003 leverde methodiekbeschrijvingen op. De opzet is deze methodieken overdraagbaar te maken, gekoppeld aan een cursus voor begeleiders. Gebleken is dat beleid specifiek gericht op vrouwen, nu het economisch slechter gaat, geen prioriteit heeft voor de verschillende partijen op de arbeidsmarkt. Dat geldt zeker voor vrouwen die toch al een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Er is echter alle reden om hier wel specifieke aandacht aan te besteden met het oog op economische zelfstandigheid en participatie van vrouwen.
Europese subsidiemogelijkheden In 2003 is de inventarisatie naar de Europese subsidiemogelijkheden uitgevoerd. In de eerste maanden van 2004 wordt verder uitgewerkt, wat de stadsregio in dit verband voor de gemeenten kan betekenen. Partners hierbij zijn de provincie en enkele gemeenten die hierin zijn geïnteresseerd. De subsidieregeling Equal (communautair initiatief van de Europese Unie) komt hiervoor het meest in aanmerking. De gemeente Capelle aan den IJssel heeft geparticipeerd in een Europees project, gefinancierd volgens ESF artikel 6. Dat heeft geresulteerd in een methodiek om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. Deze methodiek is beschreven in het zogenaamde Community Actionplan Participation (Capplan). Deze methodiek zal in 2004 uitgetest worden, ook in andere gemeenten in de regio (Schiedam en Maassluis), gefaciliteerd door de stadsregio. Dit zal in het eerste kwartaal 2004 gereed zijn en moet resulteren in implementatie.
Volwasseneneducatie Vanaf 2004 is de stadsregio bestuurlijk vertegenwoordigd in OLIVER. De stadsregio is ook vertegenwoordigd in het ambtelijk overleg volwasseneneducatie Rijnmond. Concreet gaat dit over de inkoop van VAVO (Volwassenen Algemeen Volgend Onderwijs). Dit is tweede-kansonderwijs voor jong-volwassenen en het is van belang in het kader van bestrijding van schooluitval. Ook 16- en 17-jarigen die in het regulier onderwijs om bepaalde redenen zijn uitgevallen, kunnen van deze onderwijsvorm gebruik maken om alsnog een diploma te halen.
Sociaal Bulletin Het Sociaal Bulletin zal in 2004 vier keer verschijnen, in een oplage van 3.000 exemplaren. Het blad zal samen met het Regiojournaal aan de relaties van de stadsregio worden verzonden. De actuele onderwerpen op het gebied van sociaal beleid krijgen een plaats in het Regiojournaal.
Het volledige werkplan, waarin ook een terugblik is opgenomen op de activiteiten die in 2003 zijn uitgevoerd, kunt u opvragen bij de stadsregio of raadplegen op de website www.stadsregio.info
BELEID NADER TOEGELICHT
>> De stadsregio heeft immers geen bevoegdheden op het terrein van zorg.
3
4 - SOCIAAL BULLETIN
JEUGDZORG
Voorpostfunctionaris Charlois Roel Trimp:
‘Iedereen is met zijn eigen toko bezig’ Bijna een jaar geleden zijn voor het Bureau Jeugdzorg voorpostfunctionarissen aan de slag gegaan in diverse deelgemeenten. Roel Trimp toog in Charlois aan het werk. Voor hem een uitgelezen kans om zijn stokpaardje te berijden; samenwerken. “We moeten het werk samen doen, want dat bevordert de effectiviteit van het werk en dat leidt weer tot preventie.”
Op een hoek van de Katendrechtse Lagedijk staat het gebouw van het Transfer Info Punt - TIP - van de deelgemeente. Hier wordt gewerkt aan bestuurlijke, beleidsmatige en uitvoerende zaken voor risicojongeren tot 24 jaar. De vergaderkamer van TIP op de eerste verdieping bestaat voor de helft helemaal uit glas. Buiten strekt de Katendrechtse Lagedijk zich uit in een aarzelend zonnetje. Op het toneel verschijnen een Islamitische slager in witte schort, een auto met beukende rapmuziek, een bleke, stevige doorstappende vrouw met een boodschappentas en een lawaaimakend, zwerfachtig type in een camouflagepak met capuchon. Voorpostfunctionaris Trimp wijst naar de leegstaande panden aan de rechterkant: “Kijk,” zegt hij. “Die hele rij panden is opgekocht. Daar wordt een project opgezet voor Antilliaanse jongeren. Maar er moet eerst nog heel wat worden verbouwd.”
Ingesleten werkwijze Trimp is goed op de hoogte van hetgeen er speelt in de deelgemeente. Hij heeft een stevig netwerk opgezet en daardoor weten velen hem te vinden. Daarnaast is er het tweewekelijkse Deelgemeentelijke Overleg Sluitende Aanpak met de jeugdcoördinator politie en de leerplichtambtenaar. Het afgelopen jaar is Trimp actief betrokken geweest bij 132 jongeren. Hij heeft ook veel tijd gestoken in
jeugdbuurtnetwerken. In elke wijk van Charlois functioneert nu zo’n netwerk. In de ene wijk gaat dat beter dan in de andere. Trimp: “Het gaat over het algemeen moeizaam, want iedereen is toch met zijn eigen toko bezig. Dus als er een aanmelding is van een gezin, dan gaat iemand daarmee aan de slag en vergeet andere instellingen erbij te betrekken. Dat komt door een ingesleten werkwijze. Het is overigens zeer persoonsgebonden, de een brengt heel veel in, de ander niets.” De jeugdbuurtnetwerken worden gemiddeld vijf keer per jaar gehouden. Het komend jaar gaat Trimp zich richten op mensen die nauwelijks casussen inbrengen of niet zo veel waarde hechten aan de bijeenkomsten. Op zijn eigen vriendelijke manier zal hij hen proberen te overtuigen van het nut van jeugdbuurtnetwerken.
schoenen. Tot nu toe is er bijvoorbeeld veel gesproken over knelpunten in de randvoorwaardelijke zin. Het zou goed zijn als de aandacht meer uitgaat naar de werkinhoud. Dus, hoe pakken we het aan, wat doen we wel en wat niet? Oftewel de visieontwikkeling van onze functie. Ik heb dan ook voorgesteld om de jaarverslagen naar elkaar toe te sturen. Dat is al een stap in de goede richting.”
Voorpostfunctionarissen:
Meer uniformiteit en uitvoering Het Bureau Jeugdzorg wil iets meer uniformiteit als het gaat om de functies van voorpostfunctionarissen. Het is daarnaast van belang dat zij tijd blijven besteden aan zaken als aanmeldingen, screening en kortdurende hulpverlening. Deze conclusie trekt Jacques Bovens, directeur van Bureau Jeugdzorg naar aanleiding van de jaarverslagen van de voorpostfunctionarissen.
Verlanglijstje Trimp is tevreden over het afgelopen jaar, maar hij heeft voor de toekomst wel een aantal dingen op zijn verlanglijstje: contacten aanhalen met huisartsen en ervoor zorgen dat er via hen ook verwijzingen komen. Een proefproject groepsaanpak van het programma bureau Veilig, waarbij drie overlastgevende groepen worden aangepakt. En nadenken over multiproblem gezinnen: ”In deze functie krijg ik veel informatie uit verschillende hoeken. Daardoor krijg ik een bredere blik dan in mijn vorige baan als school maatschappelijk werker. Zo merk ik nu dat er veel multiproblem gezinnen zijn, die nauwelijks te bereiken zijn. Daar moeten we iets op verzinnen.” Het zeswekelijkse overleg met andere voorpostfunctionarissen is ook een aandachtspunt voor Roel: ”Dat is een belangrijk overleg, maar omdat het zo nieuw is, staat het nog in de kinder-
Alle voorpostfunctionarissen hebben een jaarverslag gemaakt over de periode juni tot en met december. Daaruit is een uitstekend overzicht gekomen van hun dagelijkse werk. Bovens: ”Zij zijn veel tijd kwijt met netwerkoverleggen. Dat is ook erg belangrijk in het begin. Betrokkenen moeten dan weten met wie ze te maken hebben en wat ze kunnen verwachten van het Bureau Jeugdzorg. Maar het is niet de bedoeling dat de functionarissen daar blijvend veel tijd aan besteden. Hetzelfde geldt voor het geven van informatie en advies aan netwerken en intermediairs. Ook dat kan in het begin veel tijd kosten, maar moet steeds minder worden. Zodat zij uiteindelijk meer tijd hebben voor uitvoerende zaken. Want de voorpostfunctionarissen mogen geen vergadertijgers worden, zij moeten zich niet met woorden bezig houden, maar met daden.”
SOCIAAL BULLETIN -
5
In de regio Rotterdam is sprake van grote aantallen vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie. In het Convenant Beroepsonderwijs Ontketend is het besluit vastgelegd dat d.m.v. herontwerp van het beroepsonderwijs en activering van het netwerk rond jongeren met vereende krachten tot 2006 ca 4000 jongeren per jaar zullen worden teruggeleid naar: 1. Scholing, 2. Werk, 3. Zorg/hulpverlening. Bovendien stuurt deze aanpak aan op een structurele inbedding in Rotterdam en de regio.
Er is een schrijfgroep ingesteld met als opdracht om in kaart te brengen welke belemmeringen/knelpunten er zijn in de samenwerking Onderwijs - Jeugdzorg in relatie tot het beroepsonderwijs. De meest urgente en niet lokaal op te lossen knelpunten op het samenwerkingsgebied tussen onderwijs en jeugdzorg worden in de vorm van een notitie beschreven. Genoemde notitie wordt voorgelegd aan het Regionaal College van Bestuur (RCB). De teksten fungeren als basis om te komen tot een actiepuntenlijst die aangeboden wordt op landelijk niveau. Op dit moment is de schrijfgroep bezig met een brede brainstormsessie met het veld om te komen tot de gezamenlijk geconstateerde knelpunten die aangepakt moeten gaan worden. Het gaat met name om zaken die lokaal niet direct oplosbaar zijn en mogelijk binnen het kader van een ‘regelvrije zone’ wel op te lossen zijn. Er worden voorstellen ontwikkeld om tot oplossingen te komen.
De schrijfgroep is als volgt samengesteld: Elly Sipkes (LMC, een Rotterdams VO schoolbestuur) Joop Schreuder (stadsregio) Jan van Gerwen (Bureau Jeugdzorg) Els Lubbers (Albeda College) Herman Kayser (Rijnconsult/Beroepsonderwijs Ontketend) Koert Sauer (Dienst Stedelijk Onderwijs)
Vertegenwoordigers uit het veld zijn uitgenodigd om materiaal te leveren Een eerste inventarisatie is gereed. Het is een behoorlijke lijst geworden. Enkele van de genoemde ernstige knelpunten: • Wachttijden (lijsten) met betrekking tot de o.a. de geïndiceerde jeugdzorg. Vooral het effect van de stapeling van wachttijden (elke fase in dit traject kent zijn eigen wachttijd). Voorbeelden: Eerst wachten op een gesprek met de schoolmaatschappelijk werker, daarna op de wachtlijst bij het Advies- en meldpunt Kindermishandeling, Raad v.d. Kinderbescherming en/of Bureau Jeugdzorg dan op de wachtlijst voor geïndiceerde jeugdzorg of voorzieningen in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Een wachttijd van een jaar is, voor opname in een gezinshuis of licht verstandelijk gehandicaptenvoorziening, geen uitzondering. Gevolgen: De school moet “voortmodderen” en het schoolmaatschappelijk werk slibt dicht. • Uitstel van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg met als gevolg dat er een onverwacht financieringsprobleem is ontstaan met betrekking tot de inzet van middelen vanuit de Jeugdreclassering en de geestelijke gezondheidszorg Jeugd. • Er is nog geen dekking voor een gedeelte van de kosten die noodzakelijk zijn voor de opvang van delinquente leerplichtige jongeren in de Opvangvoorzieningen Voortgezet Onderwijs van de schoolbesturen LMC, BOOR en CVO. Er is een convenant afgesloten met de genoemde besturen, Bureau Jeugdzorg, Stek, de gemeente Rotterdam en de Stadsregio. De middelen waarop was gerekend vanuit de Jeugd geestelijke gezondheidszorg (AWBZ) en de jeugdreclassering zijn niet beschikbaar. Door uitstel van de wet op de Jeugdzorg is dit wellicht pas in 2005 of later mogelijk.
BELEID NADER TOEGELICHT
Beroepsonderwijs ontketend
6 - SOCIAAL BULLETIN
CONFERENTIES
Conferentie inburgering:
‘De tijden zijn veranderd’ De nieuwe Wet op de inburgering, die in 2005 van kracht wordt, was voor de stadsregio de aanleiding om een conferentie te organiseren voor bestuurders en ambtenaren van de regiogemeenten. De conferentie werd op 23 januari gehouden in landhuis De Oliphant, en voorgezeten door Rabin Baldewsingh. Gemeenten informeren en voorbereiden op de nieuwe wet was het hoofddoel van deze conferentie. De wet heeft verstrekkende gevolgen, zowel voor inburgeraars als voor gemeenten. Zo zal bijvoorbeeld de toelatingseis van basiskennis van de Nederlandse taal volgens de regering leiden tot minder nieuwkomers om in te burgeren. De bestaande regierol van de gemeente verandert, omdat in de nieuwe wet de regie op de inburgering niet meer bij de gemeente ligt, maar bij de nieuwkomers en oudkomers (voortaan: de inburgeraars) zelf. Daarnaast worden gemeenten geconfronteerd met aanzienlijke kortingen op het budget. De conferentie was een vervolg op de bijeenkomsten in januari 2002 ‘De kunst van het regisseren’ in het Sparta stadion en op de vervolgconferentie ‘Integreren doen we samen’ en de ‘Toekomst begint vandaag’ in november 2002 in ROC Zadkine. Bij de ‘Spartaconferentie’ ging het om de centrale positie die de gemeente heeft bij de inburgering van migranten. Dit was een oproep aan gemeenten om die positie ook daadwerkelijk in te nemen. De conferentie bij ROC Zadkine was een pas op de plaats om te zien waar we naar toe gaan en hield tevens de belofte op het onderwerp terug te komen. Maar de tijden zijn veranderd. Op z’n minst opmerkelijk is de verschuiving in het integratiedebat. Politieke partijen lijken nu te concurreren in de hardheid van hun constateringen wat er in de afgelopen 20 jaar allemaal verkeerd is gegaan. Het rapport van de commissie Blok ‘Bruggen Bouwen’ van januari 2004 legt de vinger op pijnlijke plekken in het gevoerde beleid, of eigenlijk meer op het jarenlang ontbreken van effectief beleid. Desondanks zijn veel individuele allochtonen geslaagd in hun integratie. De gemeente Rotterdam ziet dit rapport als ondersteuning van het gedachtengoed uit de nota ‘Rotterdam zet door’.
De stadsregio heeft in het najaar van 2003 ook al een stap gezet door de nota ‘Elk zijn deel’, waarin zij probeert om tot een evenwichtiger spreiding te komen van met name lagere inkomensgroepen, door zuinig te zijn op de sociale woningvoorraad in de randgemeenten. In de komende maanden wordt dit nader geconcretiseerd.
Prof.dr. J. Veenman van de EUR prikkelde in zijn inleiding de gedachten van de aanwezigen door in te gaan op de vraag waarom integratie nodig, dan wel gewenst is en de vraag te stellen wat integratie eigenlijk is. Het gaat om socialisatie. Er worden zonder discussie grote investeringen gedaan in de jeugd. Waarom is er wel veel discussie over een andere groep die ook gesocialiseerd moet worden? Investeren in mensen moet, omdat zij onderdeel zijn van de samenleving. Realiseren politici en beleidsmakers zich wel hoeveel moeite het kost om een taal en cultuur te leren vanuit een andere taal en cultuur? Dit kost tijd (denk maar aan de invoering van de Euro). Maar ook vanuit economische overwegingen is integratie van belang. Denk aan de bijdrage aan het nationaal concurrentievermogen. Het gaat over human capital. Als mensen niet participeren kosten ze de samenleving geld en dragen ze niet bij. Naast economische zijn er ook sociale overwegingen. Een menswaardige
samenleving biedt kansen. Een samenleving kan slechts bestaan bij gratie van cohesie (onderlinge binding). Onderzoek wijst uit dat onderwijs de cruciale factor is bij integratie. Hoe langer een persoon deelneemt aan het onderwijs, hoe meer contacten, hoe moderner de opvattingen, hoe meer participatie. De vraag hoe integratie bevorderd kan worden, moet centraal staan. Alleen problemen benoemen, wat nu gebeurt, leidt tot tweedeling en tweede rangsburgers. Inburgering moet op alle fronten gebeuren. Bijvoorbeeld door maatschappelijke stages (een prima Rotterdams initiatief), investeren in sociaal contact, culturele integratie. Inburgering moet niet beperkt worden tot een aantal uur taal. Specifiek beleid is op dit moment uit de mode. Maar er zijn tal van onderzoeken die uitwijzen dat categoriaal beleid onder bepaalde condities wel succesvol is. De ideologie van dit moment is de eigen verantwoordelijkheid. Maar wat kunnen mensen daarmee? Kunnen mensen dat al aan? Eigen regie waarover? Een ander hot item is spreiding. Veenman vraagt zich af of dit spreiding van kansarmen moet zijn. Moet dat niet veel meer spreiding zijn van kansrijken? Moet aan kansarmen juist niet het beste geboden worden? Concentratieonderwijs geeft juist mogelijkheden, door het gericht inzetten van specifieke methodieken. Dat heeft ook goede resultaten, maar is helaas nu uit de mode. Na deze zeer interessante sociologische kijk op inburgering bracht Rogier den Uyl van Radar Advies de aanwezigen weer terug in de gemeentelijke werkelijkheid door de nieuwe Wet op de inburgering toe te lichten en in te gaan op de gevolgen voor inburgeraars en voor gemeenten.
Nieuwkomers De gezinsvormer moet de basistoets in het herkomstland afleggen en vervolgens in Nederland geheel zelf z’n taalles organiseren. De gemeenten hebben eigenlijk uitsluitend een voorlichtende rol. Vanwege het probleem van een intransparante open markt van taalaanbod en belang van flankerend beleid, wordt waarschijnlijk de rol van de gemeente sterker. Minister Verdonk
SOCIAAL BULLETIN -
>>
Dé Beuger Dé Beuger is opnamecoördinator van de stichting Lindenhof
Oudkomers In principe vallen alle uitkeringsgerechtigden (WWB, WAO en WW) zonder voldoende taalniveau onder de nieuwe wet. Ze zijn verplicht een inburgeringscursus te volgen, anders volgt sanctie. Er wordt gestreefd naar nauwe samenwerking met WWB, hoewel geldstromen gescheiden blijven. Er wordt gestudeerd op een sanctie voor het niet halen van een taalniveau. Gedacht wordt aan structurele korting op uitkering. Dit wordt nog juridisch onderzocht. De gemeente zal in deze situatie waarschijnlijk belast blijven met organiseren van taalaanbod. Bij oudkomers zonder uitkering gaat het vooral om de groep van opvoedende vrouwen. Die lijkt buiten in het nieuwe regime de boot te vallen. Vandaar dat daar nader op wordt gestudeerd.
Gemeenten Voor de gemeenten komen de volgende vragen boven drijven: Wat is de nieuwe positie van de gemeente onder de nieuwe wet? Hoe kan de gemeente onder de nieuwe wet voldoende regie voeren op de inburgering van haar burgers? Kan onder de nieuwe wet geïntegreerd beleid worden uitgevoerd, waarin iedere burger een aanbod krijgt dat bij hem of haar past (taal, werk, opleiding, zorg)? Wat zijn de effecten van de wet inburgering op andere dossiers (WWB, WEB, maatschappelijke zorg)? Welke dossiers verdienen voorrang met het oog op de komende wet inburgering: integratie nieuw- en oudkomersbeleid, sanering van inburgering, versterken positie oudkomers op nieuwe markt, kwaliteitsgaranties taalaanbieders, etc. Welke organisatiekeuzes zijn te maken? Integreren activiteiten (inburgering, taal, werk, zorg)? Hoe kan de gemeente op kwaliteit blijven sturen? Is samenwerking tussen gemeenten wenselijk en nodig?
1. Wat is jouw indruk van de jeugd van tegenwoordig?
“In dit ‘snelle’ tijdperk komen veel zaken op jongeren af. Er is bijvoorbeeld veel agressie en dreiging van terreur in onze maatschappij en in onze wereld. Jeugdigen moeten daar een weg in proberen te vinden en worstelen daarmee. Gelukkig vindt het grootste deel, samen met hun ouders, de juiste weg.”
1
2. Kent de Jeugdzorg haar doelgroep voldoende?
“Over het algemeen wel. Maar soms word ik als hulpverlener geconfronteerd met situaties, waarbij ik mij echt afvraag hoe het zover heeft kunnen komen. Hoe heeft het zoveel jaren zo mis heeft kunnen gaan, zonder dat er adequaat is ingegrepen. Dat verbaast mij dan. Want er is zoveel aanbod in de jeugdzorg, er zijn zoveel aanknopingspunten. En toch vallen sommige kinderen tussen wal en schip.”
2 3
3. Wat gaat er goed binnen de Jeugdzorg?
“Het systeemgericht denken en werken. Dus, niet alleen naar het kind kijken, maar naar het hele systeem van ouders en verzorgers. Zij zijn de eigenaren van het probleem, worden betrokken bij de oplossing en worden daarvoor verantwoordelijk gesteld. Zo werk je vraaggericht.”
4. Wat zou volgens u beter kunnen?
“De samenwerking tussen plaatsers en zorgaanbieders. Ik heb het over samenwerken met consensus en het op een creatieve en constructieve manier zoeken naar een oplossing. Respect voor elkaars grenzen is daarbij belangrijk. Maar ook het lef hebben om over de eigen grenzen heen te gaan. Dat kan als je samen aan dezelfde kant staat. En zo hoort het. Je bent samen bezig voor dezelfde klus. Je staat dus naast elkaar en niet tegenover elkaar.”
4
5. Is er sprake van samenhang binnen de Jeugdzorg?
“De samenhang kan beter en het gaat de goede kant op. Zo is er nu wekelijks contact met alle opnamecoördinatoren van de zorgaanbieders. En we houden een telefonisch spreekuur voor de plaatsers en bespreken ingewikkelde casussen. Dat leidt tot zorg op maat en er wordt een steentje bijgedragen aan de wachtlijstproblematiek.”
De portefeuillehouder van de stadsregio, de heer Euser, sloot af met de conclusies dat de aanwezigen weer eens duidelijk was gemaakt dat we het hebben over mensen. De stadsregio is verlengd lokaal bestuur en wil deze vrijwillige taak samen met de gemeenten oppakken. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor inburgering bij gemeenten liggen. Het G-18 overleg is het bestuurlijke gremium waar inburgering ter sprake moet komen. De stadsregio biedt daarvoor een platform. Over het faciliteren van wat gemeenten verder wensen, is te praten. De stadsregio laat momenteel een sociale
kaart van de regio maken. Deze is in april gereed en de uitkomsten hiervan kunnen interessante aanknopingspunten bieden. Wat de stadsregio in ieder geval zal oppakken is: • OOR verbreden naar inburgeringsoverleg voor kennis delen, ervaring uitwisselen, good/bad practices, etc. • ‘drukte’ richting Den Haag organiseren om de zorgen van gemeenten kenbaar te maken. • kwaliteitscriteria opstellen voor aanbieders van trajecten. Een uitgebreid verslag is beschikbaar op de website van de stadsregio www.stadsregio.info
DE VIJF VRAGEN AAN
houdt vast aan de eigen financiering door de nieuwkomer, wat zal leiden tot kredietfaciliteit via de gemeenten. Bij succes wordt de lening kwijtgescholden. De vluchteling hoeft natuurlijk geen basisniveau te hebben. Dat wordt ondervangen door al op het AZC te starten met inburgering. Dit is een breuk met het verleden.
7
> SERVICERUBRIEK In deze rubriek treft u wisselend interessante sites, boeken, brochures, andere publicaties en adressen aan. De redactie houdt zich aanbevolen voor uw tips! De Databank Arbeidsmarktprojecten van het ministerie van Economische Zaken biedt een overzicht van initiatieven om knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen (www.arbeidsmarkt.ez.nl). Het Platform Arbeidsmarkt Rijnmond (PAR) organiseert de regionale invoer van gegevens. Voor projectsuggesties of vragen kunt u contact opnemen met Rob Bitterlich van het platform,
[email protected] of tel. 010-2815158.
Ook de provincie Zuid-Holland gaat de jeugdwerkloosheid ter harte. Op 25 maart 2004 werd tijdens de manifestatie Jongeren, Toekomst, Kennis, Kansen de aftrap gegeven voor deze impuls van de provincie. De regionale platforms arbeidsmarkt en de provincie tekenden een convenant met als doel de samenwerking te versterken en te voorkomen dat jongeren voortijdig het beroepsonderwijs verlaten. De provincie stelt jaarlijks € 2,6 miljoen beschikbaar voor goede initiatieven op dit gebied. De subsidieregeling emancipatieprojecten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid biedt mogelijkheden subsidie aan te vragen voor projecten gericht op verbetering van de positie van vrouwen in een kwetsbare positie. De prioriteiten zijn: rechten en veiligheid; maatschappelijke participatie en besluitvorming en bestuur. Alleen rechtspersonen kunnen een aanvraag indienen. Aanvraagformulieren voor de subsidieregeling zijn verkrijgbaar bij het ministerie of op de website www.emancipatieweb.nl.
Minister Verdonk heeft de contourennota inburgering op 26 maart 2004 in het kabinet besproken. Dat zal op 16 april nogmaals gebeuren, waarna de nota ter behandeling naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Het is nog niet bekend wanneer precies de parlementaire behandeling van de nota plaatsvindt (www.inburgering.net).
> COLOFON Sociaal Bulletin is een uitgave van de stadsregio Rotterdam en heeft als doel om beleidsmakers, raadsleden en medewerkers van uitvoerende organisaties te informeren over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van jeugdzorg, werk en inkomen en scholing en volwasseneneducatie.
> COLUMN
Spreiding, maar van wie? ‘Rotterdam zet door’ gaat over de spreiding van kansarmen, maar toch vooral van allochtonen. Zij maken circa 45% van de stadsbevolking uit. Velen wonen geconcentreerd in enkele achterstandswijken. Daar stapelen de problemen zich op: werkloosheid, armoede, criminaliteit en verpaupering. De leefbaarheid is ernstig aangetast. Vooral autochtone bewoners van deze wijken hebben duidelijk gemaakt dat grote overlast bestaat. B&W laat met de nota weten dat naar hen is geluisterd. Spreiding van kansarmen wordt als oplossing gezien. Zal dit ook werken? Enkele jaren geleden pleitte ik zelf voor spreiding. Zonder dwang, door betere en duurdere woningen in de huidige concentratiewijken en door anders om te gaan met het woningtoewijzingsmodel. Concreet betekent dit: allochtonen betere kansen bieden om zich te vestigen in nieuwe wijken of in randgemeenten. Mijn invalshoek hierbij was dat er een allochtone middenklasse is ontstaan, waarvan de leden gemakkelijker contact zullen hebben met autochtone Nederlanders. Zulk contact bevordert zelf weer de sociaal-culturele integratie, ten gunste van de gehele samenleving. Mijn invalshoek was dus niet de vermindering van criminaliteit en verpaupering in concentratiewijken. Daar hebben we andere instrumenten voor die, als het goed is, op korte termijn kunnen worden ingezet. Denk aan politie en justitie, aan intensieve diensten van de Roteb en aan woningverbetering. Dit laatste kost ook tijd, maar minder dan nieuwbouw. Blijft nog de vraag of spreiding overlastproblemen oplost, iets wat B&W nu nastreven. Ik heb veel twijfel. Door spreiding wordt het probleem immers niet opgelost, maar slechts verplaatst. Dit staat bekend als het waterbedeffect: wie links duwt, ziet rechts een bult opkomen, en omgekeerd. Wat is er bovendien voor goeds te verwachten van de contacten tussen kansarme instromers en de autochtone bewoners van voorheen overwegend ‘witte’ wijken? Helpen de laatsten de eersten uit de problemen, of gaat hier eerder het beeld op van de drenkeling die anderen meetrekt in zijn neergang? Zulke retorische vragen stellen is makkelijker dan een advies geven. Laat ik daartoe het volgende overwegen. Uit elk woningmarktonderzoek blijkt dat allochtonen uit de middenklasse dezelfde huisvestingswensen hebben als autochtone Nederlanders. Ze krijgen alleen veel minder kans om deze te realiseren. Stel dat we erin slagen hun spreiding te bevorderen door hen meer toe te laten tot nieuwe buurten en randgemeenten. Het contact met de overwegend autochtone buren zal in elk geval veel soepeler verlopen dan wanneer kansarmen zich daar vestigen. Dat is pure winst, maar de consequentie van spreiding van de allochtone middenklasse is wel dat de echte kansarmen achterblijven in de concentratiewijken. Wat moeten we daarmee? Ik zou zeggen: onze beste middelen inzetten; de best toegeruste sociale diensten, de meest actieve reïntegratiebedrijven en de beste (concentratie)scholen. Deze laatste laten tegenwoordig zien dat juist dankzij concentratie goede resultaten mogelijk zijn, met inzet van extra middelen en speciale methodieken. Met onze beste middelen kan opwaartse sociale mobiliteit worden bevorderd, waarvan de hele stad voordeel ondervindt. Vergeten we daarmee opnieuw de autochtone bewoners van de concentratiewijken? Neen, want criminaliteitsproblemen en andere overlast lossen we op met de middelen die dáárvoor zijn bedoeld. Justus Veenman, Hoogleraar Economische Sociologie Economische Faculteit, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Aan dit nummer werkten mee: Hoofdredactie: bureau communicatie stadsregio Rotterdam Redacteuren: Nico Bak, Trudi Hofstede, Hannie Mans, Mary-Ann Sandifort, Fotografie: Joop Reyngoud, Hans van Senus Fotografie Ontwerp en lay-out: front-taal, Rotterdam Oplage: 3.000 Druk: Drukzaken, Rotterdam
Bent u geïnteresseerd om ‘Sociaal Bulletin’ te ontvangen? Stuur dan een e-mail met uw n.a.w. gegevens naar:
[email protected] Stadsregio Rotterdam, Meent 106, Minervahuis I, Postbus 21051, 3001 AB Rotterdam. Telefoon: 010 - 417 23 89. Fax: 010 - 404 73 47. Mail:
[email protected]. Internet: www.stadsregio.info.