Jaargang 1 _ nummer 3 _ december 2003
Sociaal Bulletin In deze uitgave _ In de aanval tegen jeugdwerkloosheid _ Structuur jeugdzorg kan transparanter _ Vijf vragen aan _ Operatie Jong: werken aan knelpunten _ Gedwongen prostitutie _ Werkconferentie Loverboys _ Er is een leuke baan voor je _ Als reguliere pleegzorg niet genoeg is _ Servicerubriek _ Mijn jeugdzorgregistratie _ Bevorderen arbeidsparticipatie allochtone vrouwen
In de aanval tegen jeugdwerkloosheid De jeugdwerkloosheid neemt de laatste jaren dramatisch toe. Het percentage werkloze jongeren tussen 15 en 24 jaar is meer dan twee keer zo hoog als dat van de totale werkloosheid. Alleen al in de regio Rijnmond zijn circa 10.000 jongeren tot 23 jaar werkloos. En juist deze generatie jongeren moet onze economie straks draaiende houden. Tijd voor concrete actie. En dus tijd voor het jeugdwerkloosheidsplan ‘Wie de jeugd heeft…’ van het Platform Arbeidsmarktbeleid Rijnmond. moet je in de gaten houden. Het lijkt misschien een open deur, maar de praktijk laat zien dat dit niet altijd gebeurt, waardoor geforceerde maatregelen tot stand komen die nergens toe leiden. Een laatste belangrijke succesfactor voor een optimale aanpak is het streven naar een duurzame inpassing van jongeren. We moeten immers rekening houden met de vergrijzing. Deze banen moeten straks worden opgevuld, en dat kan alleen als jongeren voldoende gekwalificeerd zijn. Al deze factoren hebben wij als uitgangspunt genomen bij het opstellen van het jeugdwerkloosheidsplan.’
Kansloos zonder diploma De voorzitter van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Rijnmond, Sjaak van der Tak, geeft de aanwezigen een toelichting op het jeugdwerkloosheidsplan tijdens een bijeenkomst op 17 november jl.
Jeugdige werklozen zonder diploma moeten weer gaan leren. Jeugdige werklozen mét een diploma moeten snel aan het werk. Het lijkt een ideaalbeeld, dat moeilijk is na te streven. Toch is dit de essentie van het jeugdwerkloosheidsplan, dat op 17 november is gepresenteerd. Het plan beschrijft een aanpak voor de regionale jeugdwerkloosheidsproblematiek.
Succesfactoren Het jeugdwerkloosheidsplan is opgesteld door het kernteam arbeidsmarktinnovatie. Aan dit team nemen een aantal wethouders van de grote steden, een aantal directeuren van de Regionale Opleidingscentra en werkgevers en
werknemers deel. Het team opereert onder de paraplu van het Platform Arbeidsmarktbeleid Rijnmond, een samenwerkingsverband van 42 gemeenten (in de stadsregio Rotterdam, Zuid Holland Zuid en Goeree-Overflakkee), werkgevers, werknemers, UWV en CWI. ‘Een probleem als de hoge jeugdwerkloosheid kun je niet alleen aanpakken. Daar is medewerking voor nodig van al deze regionale arbeidsmarktpartijen’, aldus Jos Steegmans, directeur van het regionaal Platform Rijmond. ‘Daarnaast moet je héél goed weten hoe het contingent jongeren eruit ziet. Je moet inzicht hebben in hun leefwijze, werkervaring, behoeften enzovoorts. Maar ook de arbeidsmarktontwikkelingen
De voorgestelde aanpak in het jeugdwerkloosheidsplan richt zich op verschillende categorieën jongeren, waarvan de groep voortijdige schoolverlaters de moeilijkste is. Maar liefst veertig procent van de jongeren in de regio heeft geen startkwalificatie ofwel diploma. Zij vormen op voorhand al een probleem, omdat de meesten niet of moeilijk aan een baan komen. Steegmans pleit dan ook voor een stevige aanpak van deze doelgroep: ‘Ons uitgangspunt is dat iedereen onder de 23 jaar een startkwalificatie moet hebben. Dat betekent dat jongeren weer worden teruggestuurd naar de schoolbanken en pas van school mogen mét een diploma. Dat is moeilijker gezegd dan gedaan. Maar door deze groep ervan bewust te maken dat zij zonder diploma kansloos zijn, ben je al een heel stap verder. Straks komen er >>
2 - SOCIAAL BULLETIN
JEUGDZORG
>> veel banen vrij door de vergrijzing. Maar dan moet je wel voldoende gekwalificeerd zijn om daarvoor in aanmerking te komen.’
Al werkend leren Vroegtijdige schoolverlaters kunnen ook al werkende een startkwalificatie verwerven. Het gaat dan niet om een onderwijskundig diploma, maar om een kwalificatie voor ‘de werkvloer’. Al werkende leren dus. Maar dan moeten bedrijven deze jongeren wél de kans geven. Eind augustus startte in Rotterdam een landelijke campagne voor het creëren van 10.000 leer/werkbanen binnen het MKB. Steegmans: ’Met het aanbieden van leer/werkbanen halen bedrijven potentiële arbeidskrachten binnen. En dat hebben ze nodig, want ook zij moeten inspringen op de gevol-
gen van vergrijzing.’ Een van de adviezen die in het plan naar voren komt, is het creëren van samenwerkingsverbanden tussen werkgevers in een bepaalde sector of branche. ‘Deze werkgevers moeten jongeren adopteren’, aldus Steegmans. ‘Dit betekent dat zij zich verantwoordelijk moeten stellen voor de begeleiding en ondersteuning van een groep werkloze jongeren die serieus willen gaan werken aan het behalen van een startkwalificatie. Op dit moment hebben we al een concreet cluster bouwbedrijven uit Dordrecht, die graag met ons advies aan de slag willen gaan.’
Niet denken, maar doen Vanzelfsprekend blijft het niet bij het maken van het plan alleen. Tijdens een persconferentie op 17 november jl. is het plan naar buiten gebracht. Tijdens
deze conferentie overhandigden de voorzitter van het regionaal Platform (wethouder van Rotterdam Sjaak van der Tak) en de vicevoorzitter (wethouder van Dordrecht Hans Spigt) het plan aan Hans de Boer, voormalig voorzitter MKB Nederland en op dit moment voorzitter van de landelijke Taskforce Jeugdwerkloosheid. Daarmee is het startschot gegeven voor de implementatie van de plannen. Het gaat nu niet meer om denken, maar om doen! Daarom heeft het regionaal Platform een coördinatiegroep in het leven geroepen. Deze groep gaat partijen die direct bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, zoals de Regionale Opleidingscentra, stimuleren om de jeugdwerkloosheid direct, actief, rigoureus en regiobreed aan te pakken!
Structuur jeugdzorg kan transparanter De jeugdzorg is nog niet transparant genoeg; het is niet altijd helemaal duidelijk wie wat wanneer doet. Vooral de verhouding tussen jeugdzorg en jeugd GGZ blijft moeilijk te begrijpen, net als de relatie tussen de vrijwillige hulpverlening en die in het justitiële kader. Dit bleek uit vragen en opmerkingen van met name ambtenaren en politici uit de stadsregio Rotterdam tijdens de conferentie ‘(on)mogelijkheden in de jeugdzorg’. Deze, door de vereniging Directeuren Jeugdhulpverlening Rotterdam e.o. georganiseerde, conferentie werd op 31 oktober gehouden in het Rotterdamse landhuis de Oliphant. Een verslag. In het klassieke landhuis de Oliphant is de sfeer tijdens de conferentie op 31 oktober optimaal. De speciaal ingehuurde pianist die twee keer op de conferentie speelt en zingt, tovert razendsnel teksten die op de besproken materie ingaan. Het publiek geniet, lacht en applaudisseert enthousiast. De conferentie begint met een uiteenzetting van de directeur van Stek, Thea Roelofs, die een overzichtelijke inleiding geeft. Cijfers, de manier van aanpak, de verschuiving in de jeugdzorg naar vraaggerichtheid en naar oplossingen binnen het netwerk, de nadelen van aparte financiers: Roelofs tipt het allemaal aan. Daarna worden met mensen uit de zaal voorbeeldcases gedaan. Bij elke case krijgt een aantal mensen het verzoek naar voren te komen. Het zijn degenen die zich normaal gesproken over dit soort cases buigen. Uit de vragen uit de zaal blijkt dat het over het algemeen niet helemaal duidelijk is wie wat doet en wanneer. En welke gemeente nou een voorpostfunctionaris krijgt. Directeur van Bureau Jeugdzorg Jac Bovens legt het laatste uit: ‘Alle achttien gemeenten van de stadsregio en de elf deelgemeenten van Rotterdam krijgen een voorpostfunctionaris.’
maken plaats voor uitleg over jeugdzorg. Zo gaat het tenminste bij de meeste werkgroepen, die voor het tweede deel van het programma zijn samengesteld. In de werkgroep op de eerste verdieping -een grote zaal met een gigantische tafel en kroonluchters- wordt bijvoorbeeld ingegaan op de rol van de voorpostfunctionaris. Gesteld wordt dat deze vooral met de uitvoering bezig moet zijn en dat ambtenaren het beleid moeten maken. Een afgevaardigde van Berkel en Rodenrijs tekent daarbij aan dat input van de voorpostfunctionaris van groot belang is. >>
Uitleg over jeugdzorg Door de vele vragen die er rijzen over de jeugdzorg in het algemeen, wordt de invulling van het tweede deel van het programma anders dan gepland; de debatten over prioriteiten in de hulpverlening, de schaarste, de doelgroep en de wederzijdse verwachtingen van (deel)gemeenten en jeugdzorg
Tijdens de bijeenkomst in Landhuis de Oliphant discussieerden werkgroepen hevig over de structuur van jeugdzorg
SOCIAAL BULLETIN -
>>
Verhelderende blik
Roel Rol Directeur Stichting Pension Maaszicht. Deze stichting vangt dak- en thuisloze jongeren op van 17 tot 23 jaar in Rotterdam Rijnmond
1. Wat is uw indruk van de jeugd van tegenwoordig? ‘Ik vind dat de jeugd goed in staat is om zijn eigen leven vorm te geven.’
2. Kent de jeugdzorg haar doelgroep voldoende? ‘Ja. De jeugdzorg heeft veel kennis over wat er allemaal speelt. Over wat de jeugd is en welke problemen er zijn. Door de jaren heen zijn die vooral ingegeven door moeilijke gezinssituaties, zoals ontwrichte gezinnen.’
3. Wat gaat er goed binnen de jeugdzorg? ‘Bureau Jeugdzorg is een hele goede stap in de juiste richting. Het is een goede manier om de verkokering in de jeugdzorg tegen te gaan. Ik hoop wel dat Bureau Jeugdzorg echt klantgericht wordt en luistert naar wat klanten willen. Dus niet mensen aanwijzen die verplichte opvoedingscursussen nodig hebben. Nee, de mensen moeten weten dat zij recht hebben op opvoedingsondersteuning.’
4. Wat zou beter kunnen? ‘Opvoedingsondersteuning moet beter worden geregeld. Iedereen heeft daar recht op. Daarover is veel discussie geweest. Voor mij is het zo duidelijk als wat. Opvoeden doe je niet meer alleen, daar is de hele maatschappij bij betrokken.’
5. Is er sprake van samenhang binnen de jeugdzorg? ‘Niet voldoende. Er zijn te veel eilandjes onder de instellingen, ze zijn nog te veel verkokerd.’
Operatie Jong: werken aan knelpunten in jeugdbeleid Begin dit jaar hebben de betrokken ministeries de handen ineengeslagen in Operatie Jong, met als doel de knelpunten in het bestaande jeugdbeleid op te sporen en aan te pakken. De operatie loopt van 1 januari 2003 tot 1 januari 2006.
Welzijn en Sport, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie (inclusief Vreemdelingen- en Integratiebeleid), van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
6. 7.
Elf thema’s Diverse regionale en landelijke voorzieningen en instellingen voeren het jeugdbeleid uit. Het ontbreekt hierbij echter nogal eens aan afstemming tussen deze partijen. Met Operatie Jong proberen betrokken ministeries deze afstemming te verbeteren door meer samenhang en een betere onderlinge samenwerking te realiseren.
Initiatiefnemers Operatie Jong is een initiatief van de vijf Directeuren-Generaal van de ministeries, die betrokken zijn bij jeugdbeleid: de Ministeries van Volksgezondheid,
Operatie Jong stelt de volgende elf thema’s centraal: 1. Vergroten van kennis van jeugdzorginstellingen over de allochtone gemeenschap; 2. Afstemmen van zorg op scholen op de verdere mogelijkheden van hulp; 3. Ontwikkelen van een eenduidig systeem om ontwikkelingsachterstand en gezinsproblemen zo snel mogelijk te onderkennen; 4. Realiseren van een eenduidig aanbod van programma’s voor opvoedingsondersteuning; 5. Versterken van de relatie tussen
8.
9.
10. 11.
jeugdbeleid en ruimtelijke ordening in verband met de huisvestingsproblematiek van jongeren; De ideevorming over de Brede School verder ontwikkelen; Duidelijk scheiden van taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en andere partijen om lokaal een samenhangend jeugdbeleid te kunnen inrichten; Verdere vereenvoudiging en onderlinge afstemming bij de indicatiestelling van hulp die een jongere nodig heeft; Verder vereenvoudigen en harmoniseren van alle financieringsstromen rondom jeugdbeleid; Ontwikkeling van een gezamenlijk toezichtinstrument; Registreren en overdragen van informatie tussen verschillende partijen, zodat geen relevante informatie over een kind verloren gaat.
JEUGDZORG
In andere werkgroepen komt onder meer het probleem van de wachtlijsten aan bod en wordt gepleit voor een algemeen screeningsinstrument. Ook de verantwoordelijkheid van lokale overheden als het gaat om jeugdzorg, komt aan bod in een van de werkgroepen. Directeur Wim Spierings van Flexus: ‘De huidige instellingen en de stadsregio moeten de lokale overheden steunen in die verantwoordelijkheid.’ Aan het einde van de conferentie vult iedereen een evaluatieformulier in. Hieruit blijkt later dat het gros van de ambtenaren en politici erg te spreken is over de conferentie; het heeft hun blik op jeugdzorg verhelderd. De mensen uit de jeugdzorg zijn kritischer; de dingen die zij hebben gehoord, wisten zij meestal al. Toch is iedereen voorstander van een conferentie als deze. Een dergelijke bijeenkomst mag van iedereen zeker ieder jaar plaatsvinden.
3
4 - SOCIAAL BULLETIN
CONFERENTIE
Werkconferentie Loverboys: het probleem integraler aanpakken Het valt niet mee om zicht en grip te krijgen op het fenomeen loverboy; een jongen die doet alsof hij verliefd is en die zijn verkering emotioneel afhankelijk maakt om haar vervolgens de prostitutie in te manoeuvreren. Reden voor het jeugdwerkadviesbureau De Heuvel en Scala (emancipatie/training/zorgvernieuwing) om in september in Rotterdam een werkconferentie over het onderwerp te organiseren. Meidenwerkers, jeugdcoördinatoren van de politie, beleidsmedewerkers van de gemeente en van deelgemeenten, welzijnsen maatschappelijk werkers, leerkrachten en mentoren wisselden tijdens de conferentie van gedachten in verschillende werkgroepen. Daarnaast lichtten een aantal speciaal genodigden van buiten de regio de aanpak toe die in hun eigen regio of stad wordt toegepast. De genodigden die uit Rotterdam en omgeving kwamen, waren het roerend met elkaar eens; de regio Rotterdam heeft een integrale aanpak nodig!
Herkennen Knappe jongemannen met mooie kleding en een glimmende scooter of auto, die hun geliefde overladen met cadeaus. En meisjes die zo verliefd zijn dat ze geen oren hebben naar waarschuwingen van buitenaf en blind zijn voor signalen. Dat is het gevaarlijke spel van de loverboy. Maar hoe herken je dat spel? Volgens de aanwezigen in de werkgroep Preventie van de werkconferentie ‘Loverboys’ kan het slachtoffer worden herkend aan veel schoolverzuim, verandering van vriendenkring, dure kleding, veelvuldig gebeld worden en aan ander gedrag, dat vaak seksualiserend is. Wie zo’n meisje in de omgeving tegenkomt, doet er goed aan niet te direct vragen te stellen. Voorzitter van de werkgroep Preventie Irma Bolhuis vat samen wat uit de werkgroep naar voren kwam: ‘Je kunt van die meiden niet verwachten dat ze meteen alles vertellen als je daarnaar vraagt. Ze zijn bang voor bedreigingen en schamen zich vaak. Het is wel goed om hen verhalen te vertellen over soortgelijke gevallen. Dat stimuleert hun om zelf ook wat kwijt te willen.’
Maar die vlieger gaat niet meer op; loverboys rijden nu ook in oude auto’s. En er zijn nu ook lovergirls, die in opdracht van een loverboy opereren.
Moed en kracht In de werkgroep Opsporing en Vervolging werd duidelijk dat het opsporen en vervolgen van loverboys een moeizame lange weg is. Dat komt omdat het gedwongen karakter van de prostitutie moeilijk te bewijzen is en het slachtoffer vaak bang is voor repercussies. De politie heeft bovendien geen mankracht om het slachtoffer te beschermen. De drempel om aangifte te doen is dus zeer hoog en vergt moed en kracht. Voorzitter van de werkgroep Opsporing en Vervolging, Helena Kosec: ‘De politie geeft aan niet voldoende deskundigheid ter plekke te hebben voor slachtoffers. Bovendien is het inroepen van hulpverlening buiten kantooruren een probleem.’ De Zwollenaar Roland Wolters van Zorgconcept bewees op de werkconferentie hoe moeilijk het is om daadwerkelijk tot vervolging over te gaan; hij hield een presentatie over de aanpak van loverboys in de gemeente Zwolle. Het doel van de aanpak: uit het circuit halen van slachtoffers, preventieve maatregelen nemen, voorlichting geven en opsporen en bestrijden van loverboys. Zwolle haalde alle betrokken organisaties en partijen bij elkaar om deze doelen te bereiken. Een integrale aanpak dus. Negen maanden na het begin van deze aanpak hebben zeven meisjes een aanklacht ingediend, twaalf loverboys zijn gearresteerd en twee zijn veroordeeld.
Kinderschoenen Huisje-boompje-beestje Voorkomen is altijd beter dan genezen. Tijdens de werkconferentie ‘Loverboys’ werd in de werkgroep Preventie dan ook gehamerd op voorlichting. Scholen zouden daar een grotere rol in moeten spelen. Die voorlichting moet gericht zijn op grenzen en weerbaarheid, seksualiteit en op de verwachtingen van een relatie. Irma Bolhuis: ‘Het is goed om open gesprekken te hebben in het onderwijs over wat een gezonde relatie is. Veel meisjes hebben het romantische beeld van huisje-boompje-beestje. Dat is voor hen zo’n groot ideaal dat ze hele lage grenzen hebben en niet weerbaar genoeg zijn.’ De loverboy zelf is steeds minder herkenbaar. Eerst waren leraren gealarmeerd als een leerling een grotere auto had dan zij.
De Rotterdamse regio kan een voorbeeld nemen aan deze integrale aanpak, zo werd aan het einde van de conferentie geconcludeerd. De afstemming tussen de politie en jeugdzorg kan bijvoorbeeld beter. Daarnaast staat opvang van slachtoffers van loverboys in de Rotterdamse regio nog in de kinderschoenen. Deze conclusies zijn, samen met de overige, aan het einde van de werkconferentie aan de Rotterdamse wethouder Veiligheid en Volksgezondheid Rabella de Faria overhandigd. Zij heeft toegezegd dat de GGD en SoZaWe de aanbevelingen zullen oppakken. Zij onderschreef weliswaar het belang van goede opvang, maar vindt dat daar landelijk geld voor moet vrijkomen.
SOCIAAL BULLETIN -
5
Gedwongen prostitutie: Slachtoffers van loverboys worden tot prostitutie gedwongen. De 23-jarige T. weet er alles van. Een aantal jaar geleden werd zij voor het raam gezet.
Het begon in een wijk in het westen van Rotterdam, waar zij woonde in een huis van een vriend die er nooit was. ‘In die wijk woonde een stel jongens die ik vaag kende,’ zegt T. ‘Zij vroegen of ik mee uit ging. Het was heel gezellig. Op een gegeven moment belandden we in Den Haag in een hoerenbuurt. We gingen een gebouwtje binnen met kamers. Ineens werd ik zo’n kamertje ingeduwd met een tas vol lingerie. Ik wist precies wat er aan de hand was.’ T. zat alleen in het kamertje toen de deur openging. Het was de vage vriend uit Rotterdam. ‘Hij zei dat ik moest gaan werken in dat kamertje’, zegt ze. ‘Dat ik maar beter kon luisteren naar hem, anders zou het niet goed aflopen met mij. Hij had een enge blik in zijn ogen die mij heel angstig maakte.’ De pooier zei haar dat ze duizend gulden per dag moest binnenhalen. Elke dag hing hij als een waakhond voor haar raam. Of hij mishandelde haar. ‘Hij schopte en sloeg dan waar hij maar kon. Soms omdat ik minder dan duizend gulden had verdiend of omdat ik moest dansen voor het raam, terwijl ik daar geen zin in had.’
Andere meisjes ‘Naarmate ik het werk langer deed, kreeg ik er lak aan. En ik vond dat ik zo weinig waard was dat ik net zo goed zulk werk kon doen. Al mijn zelfrespect was ik kwijt. Dat komt ook omdat mijn pooier altijd zei dat ik een mens zonder betekenis was en dat hij mij net zo goed kon doodmaken. Ik ging dat geloven.’ T. had af en toe contact met andere meisjes die ook achter de ramen zaten. Zij bespraken nooit of zij al dan niet gedwongen aan het werk waren. ‘Je doet net alsof je er gewoon bij hoort, want je schaamt je omdat je er gedwongen zit.’ Schaamte, angst en geen zelfrespect; T. liet het allemaal over zich heenkomen. Zij zocht geen hulp bij klanten of bij andere prostituees. ‘Als ik nu terugdenk aan die tijd, dan is het net of het iemand anders was die daar achter de ramen zat. Ik kan mij bijna niet meer voorstellen dat ik dat was.’ Op een gegeven moment had ze het bedacht; een ontsnapping. Ze pakte de telefoon waarmee ze in verbinding stond met de vrouw die de kamertjes verhuurde. T. belde en zei dat er al urenlang een jongen voor haar raam stond. Meteen kwamen er twee uitsmijters hem weghalen. Het was haar pooier die ze had laten weghalen. Ze liet de kamertjesbewaarster een taxi bellen en ging naar haar moeder. ‘Ik ging bij mijn moeder wonen en vertelde haar niks. Maar soms was ik heel erg bot en kon vreselijk op haar schelden. Mijn moeder stelde voor om naar jeugdzorg te gaan.’
Politieacademie T. ging het traject in: crisisopvang groepsbegeleiding - begeleid wonen zelfstandig wonen. In de crisisopvang had ze een begeleidster met wie ze fijn kon praten. Maar aan haar omgeving kon ze haar eigen verhaal niet kwijt. Daarom pleit ze voor speciale opvang voor slachtoffers van gedwongen prostitutie. ‘Dat zou mooi zijn, dan kun je ervaringen delen en elkaar begrijpen. Het is namelijk erg moeilijk om te pra-
ten met mensen die dit niet hebben meegemaakt. Er is nog erg veel onbegrip.’ Zij kwam met haar verhaal in het EO-televisieprogramma ‘Jong’. ‘Ik wilde andere meisjes die dit ook meemaken laten zien dat je er weer uitkomt, hen vertellen dat ze sterk moeten blijven. Hen duidelijk maken dat zij, ook al doen ze dit werk, wat waard zijn. Dat zij net als ieder ander mens uniek zijn en veel waarde hebben. En dat ze niet moeten luisteren naar die pooiers die al hun zelfrespect weghalen.’ Na de tv-uitzending van ‘Jong’ is T. benaderd door de politieacademie in Apeldoorn om een lezing te houden. Daar hoorde ze voor het eerst dat ze aangifte had kunnen doen: ‘Had ik dat toen geweten, dan had ik dat zeker gedaan.’ Op de politieacademie kon ze maar niet duidelijk maken hoe moeilijk het is om vrouwen die gedwongen achter de ramen zitten aan het praten te krijgen: ‘Ze zeggen het toch nooit, ze zijn allemaal heel erg bang.’
Boekenkast T. heeft door de tijd heen geleerd grenzen aan te geven. In de disco bijvoorbeeld als jongens te dichtbij komen. ‘Ik ben dan angstig van binnen en krijg het benauwd. Maar ik zal niet weggaan als ze te dichtbij komen, ik maak duidelijk dat zij op hun plek moeten blijven. En hoe bang ik ook ben, het doet mij goed om te merken dat ik grenzen kan aangeven.’ Televisie-uitzendingen van prostituees doen bij haar een lampje branden, maar het blijft vaag en ver weg. ‘Als kind zei ik al dat ik een boekenkast in mijn hoofd heb. Daar zitten heel veel boeken in, want ik heb het nodige meegemaakt in mijn leven. Soms valt er een boek uit en dat valt dan even open. Dat geeft niet. Ik pak het dan gewoon op en stop het weer terug.’ (Uit bescherming voor de familie is de naam van de geïnterviewde niet vermeld)
JEUGDZORG
de angst overheerst
6 - SOCIAAL BULLETIN
SMS-jes informeren werkzoekenden over geschikte vacatures
SOCIAAL BELEID
‘Er is een leuke baan voor je’ Meer dan negentig procent van de jongeren heeft inmiddels een ‘mobieltje’. Alleen al in Nederland worden meer dan 7.500.000 SMS-jes per dag verzonden. Hét middel bij uitstek dus om vacatures betaalbaar, snel en toegankelijk onder de aandacht te brengen. Zo dachten ook de belangrijke sociale en economische partners in de regio Rijnmond, die in maart dit jaar SMSjobs introduceerden. Een berichtje via de telefoon laat werkzoekenden weten of er een passende baan beschikbaar is. De praktijk laat zien dat het werkt!
Hoe werkt het? ‘Bij SMSjobs meldt een werkzoekende zich -via www.smsjobs.nl of via de (mobiele) telefoon (0900-SMSJOBS)aan op basis van harde criteria zoals functie, hoogst genoten opleiding, jaren werkervaring, stage, maximale reisafstand, salaris en beschikbaarheid’, aldus Robert van Brakel, directeur SMSjobs. ‘Een werkgever geeft, eveneens via de PC of de mobiele telefoon, een vacature op, waarbij met dezelfde criteria wordt gewerkt. Dit maakt het mogelijk om digitaal te matchen en werkzoekenden -altijd en overal- over geschikte banen te informeren.’
gelegenheid, gemeente Rotterdam, OBR en de Provincie Zuid-Holland deel. Zij hebben het middel SMS in handen om grip te krijgen op de arbeidsmarkt. Van Brakel geeft een voorbeeld: ‘De stuurgroep constateerde dat er te weinig stageplekken waren voor scholieren. Vervolgens attendeerden wij bedrijven op de mogelijkheid om binnen drie minuten een stage telefonisch of digitaal aan te melden bij SMSjobs. Resultaat: binnen korte tijd een enorme toeloop aan stageplekken, maar ook aan de invulling hiervan. Want de stagiaires krijgen via een persoonlijk SMS-je bericht over een passende stage. De stagebegeleiders ontvangen via een persoonlijke e-mail een overzicht van de leerlingen met daarachter passende stages en relevante bedrijfsinformatie, waardoor zij direct kunnen bellen naar het bedrijf. Hetzelfde gebeurt bij reïntegratiebedrijven en andere sociale instellingen die belang hebben bij inzicht in ‘vacaturematches’ van hun klanten. En dat is de grote kracht van dit middel. Het werkt snel en ad hoc. Binnen een half jaar heb je resultaat geboekt. Bovendien kan iedere partij het middel inzetten zoals hij of zij dat wil.’
boodschap ‘er is een leuke baan voor je’. Dat komt met name doordat SMS een populair middel is onder deze doelgroep. Daarnaast is het erg handig, omdat het zoekwerk naar een passende baan al wordt gedaan voor je. Maar ook bedrijven weten inmiddels de weg te vinden naar SMSjobs, want zij hebben tot nu toe ruim 6.000 nieuwe vacatures aangemeld.
Verspreiden gedachtegoed Het succes van SMSjobs is mede te danken aan een intensieve promotie. ‘Natuurlijk doen we er van alles aan om onze werkwijze actief onder de aandacht te brengen onder onze doelgroep en (mogelijke) samenwerkingspartners. Zo gaan we regelmatig langs scholen om scholieren te informeren en te enthousiasmeren. Ook staan we regelmatig op allerlei beurzen en conferenties en geven we presentaties binnen de regio. De stadsregio speelt namelijk een belangrijke rol binnen SMSjobs. ‘Naast het verstrekken van eenmalige subsidie introduceert zij onze werkwijze en ons gedachtegoed bij de stadsregiogemeenten. Voor deze en andere gemeenten is SMSjobs een handig middel, omdat zij hiermee kunnen inspelen op de specifieke gemeentelijke arbeidsmarktproblematiek. En welke gemeente wil dat nou niet? Daarom is het wellicht interessant als de stadsregio, in de vorm van een vertegenwoordiger van alle stadsregiogemeenten, in de toekomst deelneemt aan de stuurgroep SMSjobs Rijnmond.’
Inzicht in werk Robert van Brakel, directeur SMSjobs
Grip op arbeidsmarkt Van Brakel: ‘Een van de belangrijkste onderdelen van een succesvolle samenleving is een goed functionerende arbeids- en onderwijsmarkt. Om dat te bereiken, werken de sociale en economische partners intensief met elkaar samen binnen de stuurgroep SMSjobs Rijnmond.’ Aan deze stuurgroep nemen vertegenwoordigers van MBO- en VMBO-opleidingen, Kamer van Koophandel, MKB, Sociale Zaken en Werk-
‘De belangrijkste aanleiding voor het initiatief tot SMSjobs, is het gebrek aan eenvoudig toegankelijke middelen die inzicht geven in de banenmarkt voor ongeschoolde en VMBO en MBO werkzoekenden’, vertelt Van Brakel. ‘Deze middelen zijn er wel voor HBO-ers en WO-ers. Denk bijvoorbeeld aan een blad als Intermediair. Met SMSjobs proberen wij in te spelen op het zoekgedrag en het niveau van onze doelgroep.’ En dat lukt aardig, zo blijkt uit cijfers. Want inmiddels zijn al 15.000 SMS-jes verstuurd naar werkzoekenden met de
Kors Pijl, directeur van het Albeda College. Dit college is één van de partijen die deelneemt aan de stuurgroep SMSjobs Rijnmond
SOCIAAL BULLETIN -
7
Professioneel pleegouder Henk Vis:
Henk Vis is professioneel pleegouder van een tienjarig meisje en een jongen van dezelfde leeftijd. Twee kinderen uit verschillende gezinnen met hele andere achtergronden. Leven met hen is geen sinecure. Maar Vis wil niet anders. Hij heeft al verscheidene pleegkinderen in huis gehad en draaide vanaf 1995, totdat hij professioneel pleegouder werd, mee in de crisisopvang. Een gesprek met een gedreven, eigenwijze, eerlijke, enthousiaste, open, zelfkritische professionele pleegouder.
met het tweetal, maar hij staat er niet alleen voor; om de twee tot drie weken komt pleegzorgwerker van het centrum voor pleegzorg Yvonne de Munnik langs. Henk: ‘Zij is mijn klankbord en uitlaatklep. Natuurlijk blaas ik stoom af in mijn vriendenkring, maar als ik echt ergens tegenaan loop, praat ik met Yvonne.‘ Hij kijkt naar rechts, naar Yvonne, die naast hem op het puntje van de bank zit. Ze knikt: ‘Ik ben er voor Henk, die de klus uitvoert. Soms neem ik een videocamera mee en film het dagelijkse contact tussen hem en de kinderen. Als we die film samen bekijken, bespreken we wat er gebeurt.’ Vis: ‘Dat is leerzaam. Ik zie dat ik de kinderen af en toe niet echt hoor. Of zie verschil in het proces van hechting, dus dat een kind mij aankijkt en dat in het begin nooit deed.’
Zwaard van Damocles
Yvonne de Munnink en Henk Vis in de keuken bij Vis
Een pand in het Oude Noorden. Beneden wordt verbouwd. De ruime, lichte keuken is voor een groot deel klaar. ‘Zelf gemaakt’, zegt Vis. De materialen tikt hij zo goedkoop mogelijk op de kop -’ik ken alle kringloopwinkels’- en gereedschap leent hij bij werkplaatsen in de straat. Boven is het rommelig. Hier wordt geleefd. Naast de schoorsteen Nintendo en een stapel video’s, van Bassie en Adriaan tot Superman. De boekenkast bevat titels als de Ontaarde moeder van Renate Dorrestein, Dik Trom, en Lucky Luke. ‘Ik ben aan het verbouwen beneden, want ik wil op termijn jongeren een begeleid kamertraject bieden’, zegt Vis. Want wat hem betreft kunnen er best nog een paar bij. Hij heeft immers van het hulpverlenen zijn levensdoel gemaakt. ‘Ik ben geen barmhartige Samaritaan, maar ik vind het belangrijk om kinderen een zo goed mogelijke kans te geven om evenwichtige volwassenen te worden. Voor mij geldt hoe moeilijker, hoe uitdagender.’
Stoom afblazen De twee pleegkinderen zijn inderdaad een ware uitdaging voor hem. En een uitputting: ‘Het is zeer intensief met die twee. Een continue topsport. Ik kan de boel nooit laten, dan gaat het mis. Ze gaan namelijk conflicten aan die zij zelf niet kunnen oplossen. Gebeurt zoiets, dan praten we daarover door te kijken wat er precies is voorgevallen en te bespreken hoe we het kunnen voorkomen.’ Henk, gescheiden en vader van twee volwassen kinderen, woont weliswaar in zijn eentje
Door de intensieve begeleiding van de twee pleegkinderen kan Vis er geen baan bij hebben. Dat wil hij ook niet: hij heeft al jaren een uitkering en wil vrijstelling van sollicitatie. Zijn bijdrage aan de maatschappij is immers de opvang van vele kinderen en jongeren. En dat is zwaar zat. Vis: ‘Een keer per maand heb ik een avond of een dag voor mijzelf. Dan ga ik fietsen of wandelen. Eigenlijk wil ik daar een heel weekeinde van maken, maar dat is nog nooit gelukt.’ De Munnik: ‘Dit soort opvang is eigenlijk niet te combineren met een baan. Het vervelende voor ons en voor Henk is dat hij altijd het zwaard van Damocles boven zijn hoofd heeft hangen. Laatst heeft hij een brief geschreven aan de directeur van de Sociale Dienst, omdat ze hem sollicitatieplichtig wilden maken. Pleegzorg heeft toen een brief daar achteraan gestuurd om hem te steunen. Meer kunnen we niet doen. Als een ouder zich druk moet maken om het inkomen, dan levert dat veel stress op. Dat is niet goed voor de pleeggezinssituatie.’ Vis en De Munnik zijn beiden voorstander van het uitbetalen van professionele pleegzorg. Vis: ‘Sommigen zeggen dat je dan pleegouders krijgt die het voor het geld doen. Nou, dat bestaat niet hoor. Wie denkt het daarvoor te kunnen doen, trekt het emotioneel zeker niet. Zulke mensen houden het nog geen maand vol.’
Vergoeding voor faciliterende pleegzorg Faciliterende pleegzorg is er voor kinderen met onder meer grote hechtingsproblemen. Deze vorm van pleegzorg is dan ook erg pittig, een 24-uurs baan, maar van salariëring hiervoor is in de regio Rotterdam voorlopig geen sprake. Wel is een speciaal budget beschikbaar voor speciale voorzieningen binnen faciliterende pleegzorg; per jaar per kind 4500 euro. In Rotterdam wordt vanuit vele kanten gelobbyd voor deze vorm van pleegzorg.
ONDER DE LOEP
‘Het is een continue topsport’
> SERVICERUBRIEK
> COLUMN
In deze rubriek treft u wisselend interessante sites, boeken, brochures en andere publicaties aan. De redactie houdt zich aanbevolen voor uw tips!
Mijn jeugdzorgregistratie
Website www.stadsregio.info – rubriek Sociaal Beleid Op deze site staat een handzaam overzicht van Europese subsidiemogelijkheden op het gebied van Werk en Inkomen. Dit overzicht is gemaakt door de stadsregio en beschrijft kort de verschillende regelingen en toepassingsmogelijkheden. Stichting Stichting Stimulans Stichting Stimulans, een provinciaal instituut voor maatschappelijke ontwikkelingen, ondersteunt het voorzieningennetwerk in de regio Rijnmond bij het ontwikkelen van diversiteitsbeleid. Zo houdt de stichting zich onder andere bezig met het bevorderen van arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen. Onlangs vond over dit onderwerp nog een expertmeeting plaats, bedoeld voor beleidsmakers, reïntegratieconsulenten, cursusleiders, leden van zelforganisaties en sociaal cultureel werkers. Heeft u vragen over onderwerpen die te maken hebben met diversiteitsbeleid? Neem dan contact op met Stichting Stimulans:
[email protected], telefoonnummer 010 - 433 19 11, www.stimulans-zh.nl
Laatst las ik een artikel in een tijdschrift waaruit bleek dat het nog steeds een heel gedoe is om betrouwbare gegevens te krijgen over het gebruik en het effect van de jeugdzorg. Mijn echtgenote en ik, drie kinderen hebben we, beschikken al sinds jaar en dag over een schat aan betrouwbare beleidsinformatie over jeugdzorg. ‘Hoezo beleidsinformatie’, zult u zeggen, ‘ben je ook cliënt dan?’. Nee hoor, gelukkig niet, want mijn vrouw en ik huldigen het paradigma: de meest effectieve vorm van jeugdzorg is het voorkomen ervan en dat willen we graag zo houden. Nee, ik heb het over de gegevens die ik als amateuropvoeder verzamel en verwerk. Zo houden we ons al jaren bezig met onderzoek naar doelrealisatie. We willen onze kinderen graag opvoeden tot brave burgers die zich gelukkig voelen en dan schijnt het handig te zijn dat ze netjes hun scholen doorlopen. Wij hebben hier met de school een samenwerkingsproject van gemaakt. Zij letten vooral op de kwantitatieve kant door regelmatig rapportcijfers te geven. Wij doen vooral de kwalitatieve kant en informeren regelmatig bij de kinderen hoe ze het vinden op school. Samen met de scholen hebben we daar een ‘gesloten ketenbenadering’ van gemaakt. Af en toe komen we als ouders met de leerkrachten bij elkaar en spreken we over onze kinderen. Cliënttevredenheid monitoren wij ook al jaren bij onze kinderen. Aan de eettafel meten we hoe tevreden ze zijn als klanten van onze opvoeding. We hebben daar een zeer betrouwbaar en valide instrument voor ontwikkeld. We hebben namelijk ontdekt dat er een sterke correlatie bestaat tussen hun beoordeling van de maaltijden en hun algemeen welbevinden. Een goed cijfer voor de kok geeft aan dat ze goed in hun vel zitten. Gemiddeld drie keer per jaar schrappen we de uitslag, want dan is het eten aangebrand. Een heel nieuw project is mijn poging om de echtgenootsatisfactie te meten. Hoe ik dat betrouwbaar moet doen is nog een grote vraag, maar ik heb begrepen dat het heel belangrijk is om die satisfactie goed te volgen na 25 jaar huwelijk. Verder houden wij onze buitenregionale plaatsingen heel goed bij. Regelmatig hebben we import van buiten de regio en komen vriendjes, vriendinnetjes, nichtjes en neven logeren. We letten er echter wel op dat de instroom niet groter wordt dan de uitstroom: onze kinderen gaan regelmatig zelf uit logeren. Ik heb mijn registratie dus keurig op orde en ik geloof dat menige instelling voor jeugdzorg nog iets van mij zou kunnen leren. Wikapu Ipu
> COLOFON Sociaal Bulletin is een uitgave van stadsregio Rotterdam en heeft als doel om beleidsmakers, raadsleden en medewerkers van uitvoerende organisaties te informeren over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van jeugdzorg, werk en inkomen en scholing en volwasseneneducatie.
Aan dit nummer werkten mee: Hoofdredactie: bureau communicatie stadsregio Rotterdam Redacteuren: Nico Bak, Trudi Hofstede, Mary-Ann Sandifort, Suzanne de Vries Fotografie: Joop Reyngoud, Rick Keus Redactiecoördinatie: Consonant communicatiegroep, Rotterdam Ontwerp en lay-out: front-taal, Rotterdam Oplage: 3.000 Druk: Drukzaken, Rotterdam
Bent u geïnteresseerd om ‘Sociaal Bulletin’ te ontvangen? Stuur dan een e-mail met uw n.a.w. gegevens naar:
[email protected] Stadsregio Rotterdam, Meent 106, Minervahuis I, Postbus 21051, 3001 AB Rotterdam. Telefoon: 010 - 417 23 89. Fax: 010 - 404 73 47. Mail:
[email protected]. Internet: www.stadsregio.info.