VOORLEESEXPRESS AMSTERDAM 10 WEKEN PROGRAMMA TAALTIPS OPDRACHTENBUNDEL 2015
Taal begint thuis | Language begins at home | El lenguaje comienza en casa | Dil öğrenimi evde başlar | ال م نزل ف ي ل غة ت بدأ
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 2 Praat Maar ............................................................................................................................................... 3 Spelend Lezen.......................................................................................................................................... 5 Het Taalhuis ........................................................................................................................................... 20
1
Inleiding VoorleesExpress Amsterdam maakt onderdeel uit van het gemeentelijk programma ‘Taal begint thuis’. De rol van ouders in de taalontwikkeling van kinderen is erg belangrijk, maar niet voor alle ouders even vanzelfsprekend. Thuis oefenen met taal en praten, al is het maar 10 minuten per dag, maakt al een groot verschil. VoorleesExpress Amsterdam wil de rol van ouders in de taalontwikkeling van hun kinderen versterken. Wij hebben een bundel samengesteld met laagdrempelige en leuke thuisopdrachten1 voor ouders en hun kinderen, die je als voorlezer samen met hen kunt uitvoeren. Tijdens dit 10 weken traject dient deze bundel als aanvullend programma op het wekelijkse voorleesuur. De bundel bevat veel verschillende opdrachten en activiteiten. Valt een opdracht in de smaak? Herhaal deze dan gerust. Kinderen leren van herhaling en het wordt dan voor de ouders makkelijker deze activiteiten zelf met hun kinderen uit te voeren. Stimuleer ouders, wanneer zij niet zo goed Nederlands spreken, de opdrachten in hun eigen taal te doen. Onderzoek samen met jouw voorleesgezin hoe, waar, in welke taal en met welke middelen de opdrachten uitgevoerd kunnen worden. Kijk daarbij goed naar wat bij het gezin past en wat er mogelijk is. Bespreek uitgebreid met de ouders waarom jullie samen de opdrachten en spelletjes doen en wat de kinderen er van kunnen leren. Ouders hebben de uitleg nodig om te leren waarom de spelletjes belangrijk en leerzaam zijn. Wanneer je jouw handelen duidelijk uitlegt en bespreekt, wordt de kans groter dat ouders het ook zelf gaan doen. De website van Taaltips staat vol met leuke en educatieve tips voor ouders kinderen. De website is een belangrijke basis voor dit 10 weken programma van VoorleesExpress Amsterdam. Bezoek samen met de ouders van jouw voorleesgezin tijdens het eerste of tweede gezinsbezoek de website en neem deze samen door. De website is beschikbaar in verschillende talen: Nederlands, Engels, Spaans, Turks en Arabisch. Op de website wordt in een animatie uitgelegd waarom taal belangrijk is voor kinderen. Bekijk deze animatie samen. Heeft jouw voorleesgezin geen computer thuis? Misschien heb je zelf een laptop of een tablet om mee te nemen? Maak anders gebruik van een computer in de bibliotheek, en bekijk daar de animatie video. In het startpakket dat je hebt ontvangen van VoorleesExpress Amsterdam zit de Taaltips Dobbelsteen. Gebruik deze dobbelsteen tijdens het gezinsbezoek en wissel zo de verschillende onderdelen (voorlezen, zingen, spelen, lezen, praten en schrijven) af. Tip: Wanneer je voor een bepaalde opdracht kiest, is het leuk om tijdens het voorleesuur hier je boeken op aan te laten sluiten.
1
Bij de samenstelling van de bundel is gebruik gemaakt van materiaal van de Gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam besteedt extra aandacht aan de taalontwikkeling van kinderen en subsidieert VoorleesExpress Amsterdam als onderdeel van het gemeentelijk programma Klaar voor de start en Taal begint thuis. Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam Taaltips ontwikkeld. Taaltips bestaat uit een praktische en uitgebreide website, koffieochtenden en aanvullend leesstimuleringsmateriaal.
2
Praat Maar We hebben een aantal praatspelletjes geselecteerd. Vinden de kinderen het spelletje moeilijk? Probeer het makkelijker te maken of het eerst zelf uitgebreid voor te doen. Sla ook gerust spelletjes over als het niet aansluit. Bij ieder spelletje is aangegeven wat van je er van kunt leren. Benoem dit altijd even, zodat de ouders het ook meekrijgen. 1: Ben jij de kletsmajoor? Weet jij best wel veel en kun je goed praten? Praat een hele minuut (of 30 seconden) vol en krijg een punt. Heb je de meeste punten? Dan ben jij de kletsmajoor! Voorbereiding o
Gebruik een kookwekker of online-stopwatch.com
Het spel o o o o o o
Voor groep (2) 3 t/m 8. Voor 2 spelers of meer. Kies een woord uit de lijst voor jouw groep. Vertel in 1 minuut achter elkaar wat je denkt bij het woord. Weet je niets meer te zeggen? Dan gaat de beurt naar de volgende speler. Lukt het je om een hele minuut vol te praten? Dan win je de titel Kletsmajoor en krijg je een punt. Wie is de grootste kletsmajoor?
Wat leer je? Goed luisteren, vertellen en je leert meer woorden.
Zacht Verjaardag Televisie Raar Tandarts Verliefd Eng Geld Dokter Buitenland Baby Geluk School
3
2: Vertel een verhaal Heb je een grote fantasie? Gebruik die dan. Vertel samen een verhaal. Begin met een zin, de ander volgt. Waar gaat het verhaal naartoe? Dat weet je niet, maar straks mag jij weer! Voorbereiding Spreek af wie begint en wie er daarna is. Het spel o o o o o
Voor 2 spelers of meer. Iedere speler bedenkt steeds een zin. Samen vertel je een verhaal. De persoon die als eerste niks meer weet, heeft verloren. Verzin om de beurt een onderwerp.
Voorbeeld: Er was eens een meisje dat helemaal alleen in de bergen woonde. Wat is de volgende zin?
4 Wat leer je? Een verhaal vertellen. Goed luisteren zonder de ander te onderbreken.
3. Wat hoort bij wat? Wat hoort er bij het woord ‘bad’? Noem zo veel mogelijk woorden (of schrijf de woorden op). Denk aan badschuim, stop, eend en water. Weet jij er nog meer? Kies nu een andere categorie zoals fruit en zeg wat er bij hoort. Het spel o o o o o
Voor 2 spelers of meer. Kies een categorie uit het vakje op deze pagina. De tijd gaat meteen in. Noem nu in twee minuten zo veel mogelijk soorten van… Voor elk woord dat je noemt, krijg je een punt. Wie heeft de meeste punten?
Voorbeeld: Bedenk soorten van: De categorie = fruit. Antwoord: Appel, peer, banaan, ananas, meloen...’
Wat leer je?
Wat hoort bij wat? (Dat heet categoriseren).
Sporten Beroepen (Boerderij)dieren Kleding Meubels Groenten Tv-programma’s
5
Spelend Lezen Kinderen die net leren lezen en schrijven vinden het vaak leuk om daar thuis mee te oefenen. Er bestaan veel verschillende educatieve programma’s waarmee kinderen kunnen oefenen. Selecteer op de website van Taaltips het onderdeel lezen en bekijk eens de opties! Het is verstandig om niet te ver vooruit te lopen op het niveau van de groep waarin een kind zit. Heeft iemand moeite met lezen? Kijk naar de mogelijkheden om de opdracht te vereenvoudigen. Ouders kunnen na het gezinsbezoek de opdrachten zelf nog vaker uitvoeren, herhaling is goed! o
Al deze oefeningen zijn voor groep 3 en 4.
6
1: Hoeveel klapjes heeft jouw naam? Dit spel gaat over het maken van lettergrepen. Het ontleden van woorden in klanken is een belangrijke voorwaarde voor het correct spellen van woorden. Door te oefenen met klanken bereid een kind zich dus voor op het leren schrijven. Leg uit wat een lettergreep is. Een lettergreep is een stukje van het woord dat je uitspreekt als je het woord op tellen van de maat uitspreekt. Als je een woord ‘klapt’ hoor je de lettergrepen. Klap samen de naam van het kind. Uit hoeveel stukjes (lettergrepen) bestaat zijn of haar naam? Probeer dit ook met andere namen. Klap bijvoorbeeld de namen van pappa, mamma, broertjes, zusjes of vriendjes. Jullie kunnen dit spelletje ook met andere woorden doen. Klap bijvoorbeeld om beurten een lievelingsdier. Voorbeeld: 1 lettergreep kat 2 lettergrepen bus-sen Meer lettergrepen kof-fie-pot
Wat leer je?
Het oefenen met lettergrepen leert kinderen dat woorden uit klanken bestaan. Dit is belangrijk om goed te leren lezen en goed te leren spellen.
o
Met kinderen uit de kleuterklas kun je samen het alfabet oefenen.
Kennen de ouders en de kinderen het alfabet? Of vinden ze het moeilijk? Op YouTube kun je het alfabet ook vinden en samen bekijken: Peuterles: Alfabet in beeld Alfabet: Letters https://www.youtube.com/watch?v=qZR6J_XuB1E Alfabet: Klanken: https://www.youtube.com/watch?v=0-EOlPkFXRU
7
2: Woorden hakken en plakken Op school leren kinderen dat woorden uit letters bestaan. Bij deze letters horen klanken. Bij het hakken van een woord leert een kind een woord in klanken te hakken. Spreek de letters daarbij één voor één uit: Hak een woord in losse klanken (losse letters). Bij het plakken voegen jullie de klanken weer samen tot één woord. Dit gebeurt met een klap in de handen. o
Doe deze opdracht ook eens met andere woorden zoals woorden uit het boek dat jullie vandaag hebben gelezen.
Voorbeeld: Spreek de letters daarbij één voor één uit. Roos = r | oo | s.
8
Wat leer je? Op school leert een kind dat woorden uit letters bestaan. Bij deze letters horen klanken. Bij het hakken van een woord leert een kind een woord in klanken te hakken.
3: Speuren naar woorden Doe samen met het hele gezin een speurtocht in huis. Leg eerst briefjes klaar. Schrijf op ieder briefje een woord dat verwijst naar een plek in het huis. Begin bijvoorbeeld met een briefje waar ‘kast’ op staat geschreven. Loop met het kind uit je voorleesgezin naar de kast waar jullie een briefje vinden met ‘la’ erop. In de la vinden jullie een briefje met ‘trap’ erop. Zo gaan jullie het hele huis door. Aan het eind van de speurtocht ligt een verrassing. o
Is het mooi weer buiten? Verplaats de speurtocht dan naar het pleintje of de speeltuin in de buurt!
Wat leer je? Op school leert een kind de letters niet los lezen. Kinderen lezen en schrijven met behulp van een woord. Een kind leert bijvoorbeeld de letter ‘i’ met het woord ‘ik’ en de letter ‘m’ met het woord ‘maan’. Deze opdracht oefent met woorden lezen en herkennen. Bij ieder woord zien de kinderen gelijk de betekenis.
9
4: Maak een rijmslang Bedenk samen zoveel mogelijk rijmwoorden. Start met een niet te moeilijk woord, bijvoorbeeld een woord dat één van jouw voorleeskinderen deze week in de klas heeft geleerd. Of weet je zelf een makkelijk en kort woord? Vervang steeds de eerste letter van het woord. Maak samen de rijmslang zo lang als je kunt!
10
Wat leer je? Kinderen vinden rijmen leuk en het is goed voor hun woordenschat.
5: Zoek de hoofdletters Eerst leren kinderen kleine letters lezen, daarna zijn de hoofdletters aan de beurt. Het aanleren van hoofdletters is een volgende stap. In deze opdracht gaan jullie samen opzoek naar het verschil tussen hoofdletters en kleine letters. Aan het begin van een zin en bij namen gebruik je hoofdletters. Pak een boek, tijdschrift of krant. Omcirkel samen alle hoofdletters of wijs ze aan. Wie ontdekt de meeste hoofdletters? Je kunt ook samen op de computer de namen uit je voorleesgezin in hoofdletters en in kleine letters typen. Geen computer bij de hand? Vraag dan of het kind zijn of haar naam zelf in kleine letters en hoofdletters kan opschrijven. Voorbeeld: mohammed en MOHAMMED lisa en LISA Met welke namen kan dit nog meer? Probeer het ook eens met de namen van familieleden of vriendjes. Zo leren de kinderen het verschil tussen hoofdletters en kleine letters kennen.
11 Wat leer je? Het maken van onderscheid tussen een kleine letter en hoofdletter.
Taal en zintuigen Kinderen leren de wereld kennen door hun zintuigen te ontwikkelen. De zintuiglijke ontwikkeling van kinderen verloopt via de ogen, handen (tast), neus en oren. Voor de jongere kinderen hebben we een aantal spelletjes geselecteerd die met ‘zien’, ‘voelen’, ‘praten’ en ‘horen’ te maken hebben. De opdrachten zijn gericht op taal en de zintuiglijke ontwikkeling van het kind. Vinden de kinderen het spelletje moeilijk? Probeer het makkelijker te maken of het eerst zelf uitgebreid voor te doen. Sla ook gerust spelletjes over als het niet aansluit. Bij ieder spelletje is aangegeven wat van je er van kunt leren. Benoem dit altijd even, zodat de ouders het ook meekrijgen.
Zien 1: Lichaamsbesef Benodigdheden o Het vel met het gezicht uit bijlage 1. o Het vel met de delen van het gezicht uit bijlage 1. o Schaar o Stiften Voorbereiding o Knip de delen van het gezicht uit bijlage 1 tot kleine kaartjes. Het spel o Vanaf 2 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Laat alle kaartjes aan het kind zien en bespreek ze. o Leg samen met het kind de kaartjes op het grote vel op de juiste plek neer. o Gaat dit goed? Laat het kind het dan zelf doen. o Het kind kan daarna zelf de delen van het gezicht tekenen op de juiste plaats.
Wat leer je? Het kind leert goed te kijken waar het plaatje bij hoort en leert hierdoor dingen aan elkaar te linken.
12
2: Kleurplaat inkleuren
Benodigdheden o Een kleurplaat (bijvoorbeeld één van de kleurplaten uit bijlage 2). o Kleurpotloden / stiften / krijtjes. Het spel o Vanaf 2 jaar. o Bespreek met het kind wat jullie zien op de kleurplaat (zoals de vormen, kleuren en figuren). o Laat het kind steeds iets inkleuren. Tip: Heb je bijvoorbeeld een kleurplaat van Nijntje, zoek hierbij dan ook een leuk boek over Nijntje.
Wat leer je? Het kind leert datgene wat hij/zij ziet om te zetten in woorden en zinnen.
13
Voelen 1. Appels met Peren vergelijken Voel jij welk stuk fruit er onder de theedoek ligt? En kan jij appels en peren uit elkaar halen? Dan ben jij een kei in het juist voelen van voorwerpen! Benodigdheden o Een theedoek o Verschillende fruitsoorten Voorbereiding o Leg de theedoek en de fruitstukken alvast klaar op tafel. Het spel o Vanaf 3 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Bespreek eerst elk fruitstuk en laat het kind de fruitstukken voelen. o Probeer het eerst uit zonder de theedoek. Leg alle fruitstukken op tafel, het kind mag één voor één het fruit oppakken en benoemen. o Gaat dit goed? Leg dan het fruit onder een theedoek en laat het kind het fruit voelen en benoemen. Je kan dit een keer voordoen, voordat je het het kind laat doen.
Wat leer je? Fruitstukken herkennen en benoemen. De ontwikkeling van tast, zorgt ervoor dat het kind zich verbonden voelt met de fysieke wereld.
14
Praten 1: Er was eens… Voorbereiding o
Neem een poster of een kleurplaat (bijvoorbeeld één van de kleurplaten uit bijlage 2) waar veel op te zien is.
Het spel o Vanaf 3 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Laat het kind iets of iemand aanwijzen op de poster of op de kleurplaat waar het verhaal over zal gaan. o Start met het verhaal. Er was eens …. o Verzin samen met het kind een grappig / mooi of spannend verhaal aan de hand van de dingen die jullie zien op de poster of op de kleurplaat. Probeer het kind zo veel mogelijk zelf te laten vertellen.
Wat leer je? Een verhaaltje maken en vertellen.
15
2: Waar hoort het bij? Voorbereiding o o
Het vel met de plaatjes van voorwerpen uit bijlage 4. Schaar
Het spel o Vanaf 3 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Leg de uitgeknipte plaatjes van de voorwerpen op tafel. o Vraag het kind hoe de voorwerpen heten en praat erover. Hoe ziet het voorwerp eruit? Wat kun je doen met het voorwerp? Laat het kind de voorwerpen die bij elkaar horen bij elkaar leggen. o Tel na afloop samen de voorwerpen die bij elkaar horen. OF Voorbereiding o Neem bijvoorbeeld een wasmand, een fruitmand/schaal en een speelgoedmand/kist en zoek daar voorwerpen bij. Het spel o Leg de voorwerpen op tafel. o Vraag het kind hoe de voorwerpen heten en praat erover. Hoe ziet het voorwerp eruit? Wat kun je met het voorwerp doen? o Waar hoort het bij? Laat het kind het voorwerp in de juiste kist, mand of schaal leggen. o Tel na afloop samen de voorwerpen die in de kist, mand of schaal liggen. Voorbeeld voorwerpen o Bij de wasmand: sok, zakdoek, washandje, onderbroek etc. o Bij de fruitmand/schaal: banaan, appel, peer, aardbei etc. o Bij de speelgoedmand/kist: speelgoedautootje, pop, bal, vliegtuigje
Wat leer je? Woordenschat uitbreiden en categoriseren.
16
3. Kenmerken tekenen Voorbereiding o o
Zorg voor potloden / stiften / krijtjes en een groot tekenvel. Zorg voor plaatjes van dieren of voorwerpen (bijvoorbeeld de plaatjes uit bijlage 3).
Het spel o Vanaf 3 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Laat het kind een plaatje uitkiezen. o Wat staat er op het plaatje? o Laat het kind het voorwerp of het dier op het plaatje natekenen in het midden van het grote tekenvel. o Wat hoort er bij het dier of het voorwerp? Bedenk samen met het kind allerlei kenmerken. o Laat het kind de kenmerken rondom het voorwerp of dier tekenen. o Trek samen lijntjes van de kenmerken naar het voorwerp of dier. Zo maken jullie samen een woordweb! Voorbeeld o Een vogel: boom – nestje – vleugel – worm – veren – snavel etc.
17 Wat leer je? Woordenschat uitbreiden.
Horen 1: Liedjes zingen Het spel o Vanaf 2 jaar. o Voor 1 speler of meer. o Kies een liedje uit. o Zoek de tekst van het liedje op. o Zing samen het liedje. Liever niet zelf zingen? Zoek het liedje dan op YouTube, of ga samen naar de bibliotheek op zoek naar een leuke CD. o Welke liedjes kennen de ouders van jouw voorleesgezin? Kunnen jullie hier de tekst van opzoeken? Of samen zingen? Kinderen kennen vaak alleen de eerste regels van een liedje en herhalen deze regels steeds. Door samen de volledige tekst van het liedje op te zoeken, vergroot het kind de woordenschat. Door daarna samen het liedje te zingen, onthoudt het kind de woorden beter. Voorbeeld o Het liedje bij de kleurplaat uit bijlage 5. o Berend Botje, Alle eendjes zwemmen in het water, Mieke heeft een lammetje etc.
18 Wat leer je? Woordenschat uitbreiden. Liedjes helpen bij het onthouden van (nieuwe) woorden.
2 : Welk dier hebben we hier? Voorbereiding o o
Het vel met de afbeeldingen van dieren uit bijlage 6. Schaar
Het spel o Vanaf 2 jaar. o Voor 2 spelers of meer. o Leg de uitgeknipte afbeeldingen van de dieren op tafel. o Doe het geluid van een dier na. Welk dier hebben we hier? o Het kind moet proberen om het juiste plaatje of het juiste speelgoeddier aan te wijzen. o Hoe heet het gekozen dier? Laat het kind de naam van het dier noemen. o Is het juiste dier uitgekozen? Dan wint het kind het plaatje. o Als jullie klaar zijn kunnen jullie proberen om de rollen om te draaien. Weet het kind nog alle geluidjes en namen bij de dieren?
Wat leer je? Dierennamen en geluiden bij dieren herkennen.
19
Het Taalhuis Taal begint thuis. Er zijn heel veel verschillende manieren om thuis meer met taal aan de slag te gaan. Voorlezen, praten, zingen, lezen, schrijven en spelen kan in iedere taal en op ieder niveau. Aan jou de taak als voorlezer om tijdens het gezinsbezoek met de ouders en kinderen zo veel mogelijk manieren uit te proberen. Zoek uit wat de kinderen leuk vinden, wat de ouders goed zelf kunnen oppakken en hoe dit een blijvende vorm kan krijgen binnen het gezin. In het startpakket heb je de kaart van de Taaltips Dobbelsteen ontvangen. Deze kaart kunnen jullie tot een dobbelsteen vouwen en gebruiken om het Taalhuis Spel mee te spelen! Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Per categorie zijn er verschillende opdrachten geselecteerd; jullie kunnen iedere keer een opdracht uitkiezen.
20
I.
Kies een kamer in het huis. Kijk goed om je heen. a. Vertel aan elkaar hoe deze kamer eruitziet. Staat er een tafel? Hangen er schilderijen? Foto’s? Van wie? Hoeveel lampen hangen er? Staat er een tafel? Hangen er schilderijen? Foto’s? Van wie? Hoeveel lampen hangen er? b. Daarna: noem 3 voorwerpen/dingen uit de woonkamer. Let op, ze moeten allemaal beginnen met de letter S of met de letter T. c. In welke kamers van het huis kunnen jullie dit nog meer doen?
II.
Iedereen droomt. Heb je vannacht gedroomd? Of heb je één droom die je nooit zal vergeten? Vertel over jouw droom. Wat is een droom die je nooit meer bent vergeten? Was het een spannende, enge, verdrietige of mooie droom? Vraag het ook aan je vader of moeder!
III.
Kijk goed om je heen. Waar ben je? In de woonkamer? In de keuken? Noem 5 dingen die je in hier kunt doen.
IV.
Vraag aan je moeder of vader wat jullie vanavond gaan eten. Welke dingen moeten er in ieder geval op het boodschappenlijstje? Spreek af wat jij mag doen voor het avondeten (bijvoorbeeld eieren pellen, groente snijden, tafel dekken, boodschappen doen).
21
I.
Denk aan jouw slaapkamer (of een andere ruimte) en neem iets speciaals, wat daar staat of ligt, in gedachten. De anderen mogen ernaar raden door vragen te stellen. Je mag alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Wie kan jouw slaapkamervoorwerp als eerste raden? De winnaar is daarna aan de beurt.
II.
Zoek bij alle letters van het woord WOONKAMER de naam van een dier. Dus bijvoorbeeld: bij W hoort een wolf, bij O hoort een… enzovoort. Als je klaar bent heb je dus 9 dieren gevonden! Kies daarna een ander woord en/of andere categorie.
III.
Wat is het? HET peper of DE peper? Ieder voorwerp heeft een lidwoord (de/het/een). Zeg bij ieder woord of er DE of HET bij hoort: Peper - Mes - Aanrecht - Wasmachine- Zout – Afwasmiddel a) Wat staat er nog meer in jullie keuken? Wijs om de beurt een voorwerp aan. Is het DE of HET?
IV.
Kun jij goed rijmen? Wat rijmt er op de volgende woorden? Bad - Kraan - Kast - Washand - Schuim - Zeep – Kam
22
I.
Welke boeken liggen er in de kamer? Pak er eens een. Lees de achterkant van het boek hardop voor aan de voorlezer, je vader of je moeder. Laat één van hen navertellen waar het boek over gaat. Klopt het?
II.
Lees deze mop voor: Jan zit in de klas. ‘Kijk Juf, daar zit een weps’. ‘Nee Jan’, zegt de juf ‘dat is geen weps, dat is een wesp’. ‘Hoe weet u dat, juf?’, vraagt Jan. ‘Dat is zo Jan, echt waar’, zegt de juf. ‘Nou’, zegt Jan ‘dan zal het wel een wesp zijn. Maar hij lijkt wel erg veel op een weps’.
III.
Hebben jullie vandaag al voorgelezen? Kun je vertellen wat het leukste stukje was? Lees dat opnieuw voor of vraag aan de voorlezer om het stukje nog eens voor te lezen.
23
I.
Wat is er allemaal te lezen in jouw/ de kamer? Noem zoveel mogelijk dingen die je kunt lezen.
II.
Zie je ook letters in de woonkamer? Kijk eens rond. Vind je een letter (van het Latijnse alfabet of van een ander alfabet)? Kun je daar een woord bij verzinnen?
III.
Vraag aan je moeder of aan je vader om uit de keukenkast iets te pakken wat je ’s morgens als beleg op je brood doet / kan doen (bijvoorbeeld pindakaas, hagelslag, stroop, honing, chocopasta). Lees (voor) wat er op het etiket van het pak of potje staat. Hoeveel gram zit er in het pak of het potje?
24
I.
Heb je een lievelingsliedje? Heeft je vader of je moeder een lievelingsliedje? Zing het liedje alleen of samen.
II.
Zingen jullie in de klas soms een liedje, bij een verjaardag of bij het opruimen? Kunnen jullie dat samen zingen?
III.
Bij sommige liedjes horen gebaren. Kennen jullie deze? Kennen jullie ook de gebaren die erbij horen? In de maneschijn In de maneschijn Klom ik op een trapje naar het raamkozijn En je raadt het niet En je raadt het niet Zo doet een vogel En zo doet een vis Zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is En dat is één En dat is twee En dat is dikke, dikke, dikke tante Kee En dat is recht En dat is krom En dan draaien we het wieltje nog eens om Rom bom
Je kunt het liedje ook meezingen via YouTube.
25
I.
WC is een afkorting voor water closet, dit is Engels. Ken jij nog meer afkortingen die je vaak gebruikt? Schrijf ze op. En zet erbij wat het betekent! (bv CD - TV. .).
II.
Wie weet wat tegengestelde woorden zijn? Leg het uit aan de anderen. Schrijf zo veel mogelijk tegengestelde woorden op die je in de gang kunt vinden. Dus bijvoorbeeld licht - donker. Hoeveel kunnen jullie er bedenken?
III.
Kijk goed rond in je (slaap)kamer en schrijf 5 voorwerpen op die echt bij een slaapkamer horen.
IV.
Maak een woordslang met woorden die bij de keuken horen. De laatste letter van het eerste woord is de eerste letter van het volgende woord. Bijvoorbeeld: GasfornuiS - SchaaR - RijsT - TafeL - LepeL - L… Wie schrijft er mee? Hoeveel kun je er nog meer bedenken? Maak samen met de andere spelers de slang zo lang mogelijk!
26
Bijlage 1
27
28
Bijlage 2. Ik wil een walvis – Bette Westera & Loes Riphagen
29
Boer Boris gaat naar de markt – Ted van Lieshout & Philip Hopman
30
Rupsje Nooitgenoeg – Eric Carle
31
Nijntje – Dick Bruna
32
Bijlage 3.
33
Bijlage 4.
34
Bijlage 5
35
Bijlage 6
36