Gereformeerd Speciaal Onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden
Ondersteuningsprofiel S.O. en V.S.O. de Steiger 2013 Versie januari 2014
1
Inhoud 1
2
3
Algemene gegevens ........................................................................................................................ 6 1.1
Contactgegevens ..................................................................................................................... 6
1.2
Missie....................................................................................................................................... 7
1.3
Visie ......................................................................................................................................... 7
Visie op onderwijs en ontwikkeling ................................................................................................. 9 2.1
Visie op ontwikkeling............................................................................................................... 9
2.2
Visie op onderwijs ................................................................................................................. 10
2.3
Eigen Initiatief Model ............................................................................................................ 11
2.4
Pedagogische huisstijl ........................................................................................................... 11
Beleid ten aanzien van leerlingbegeleiding ................................................................................... 13 3.1
Uitgangspunten leerlingbegeleiding ..................................................................................... 13
3.2
Inrichting van de school ........................................................................................................ 15
3.3
Inrichting van de ondersteuningsstructuur SO en VSO ......................................................... 16
3.3.1
Het ontwikkelingsperspectief SO .................................................................................. 16
3.3.2
Uitstroombestemmingen SO ......................................................................................... 17
3.3.3
Uitstroomprofielen ........................................................................................................ 19
3.3.4
Het ontwikkelingsperspectief VSO ................................................................................ 21
3.3.5
Uitstroombestemmingen VSO....................................................................................... 25
3.3.6
Uitstroomprofielen ........................................................................................................ 27
3.4
Het toelatings-en aanmeldingsbeleid ................................................................................... 31
3.4.1
Het wettelijk kader ........................................................................................................ 31
3.4.2
Aanmeldingsprocedure ................................................................................................. 32
3.5
Leerlingbegeleiding ............................................................................................................... 33
3.6
Het beleid nascholing en deskundigheidsbevordering ......................................................... 36
3.7
Medewerkers ........................................................................................................................ 37
3.8
Positie ouders ........................................................................................................................ 38
3.8.1
Ouders en zorgplicht ..................................................................................................... 39
3.8.2
Ouders en medezeggenschap ....................................................................................... 39
3.8.3
Ouders en betrokkenheid bij de school ........................................................................ 39
3.9
Veiligheidsbeleid ................................................................................................................... 39
3.10
Verzuimbeleid ....................................................................................................................... 40
2
4
Grenzen in de huidige onderwijssituatie....................................................................................... 42 4.1 Criteria om leerlingen niet aan te nemen of te verwijderen ...................................................... 43
5
De ambitie ..................................................................................................................................... 44 5.1
Ambities: intern ..................................................................................................................... 44
5.2
Ambities extern ..................................................................................................................... 45
5.3
Flexibele arrangementen ...................................................................................................... 46
6
Kengetallen .................................................................................................................................... 48
7
Bijlagen .......................................................................................................................................... 52 7.1
Bijlage 1, thema’s en indicatoren basisondersteuning ......................................................... 53
7.2
Bijlage 2, protocollen en documenten m.b.t. het ondersteuningsprofiel van de school ..... 67
7.3
Bijlage 3, contactgegevens 2013-2014 .................................................................................. 68
3
Voorwoord Voor u ligt het schoolondersteuningsprofiel 2014-2015 van onze school: De Steiger te Groningen, een school voor gereformeerd speciaal onderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerenden (ZML). In 1986 werden in Groningen een school voor Leer en Opvoedings Moeilijkheden (LOM, De Trampolien) en een school voor Moeilijk Lerende Kinderen (MLK, De Meerpaal) opgericht. Dit waren de eerste Gereformeerde scholen voor speciaal onderwijs in het Noorden van het land. De MLK-school werd in 1987 uitgebreid met een afdeling voor ZML en een afdeling voor VSO-MLK (Voortgezet Speciaal Onderwijs MLK). De SBO school de Meerpaal is in augustus 1996 ontstaan uit een fusie van de school voor MLK (met de afdelingen voor ZML en VSO-MLK) en de LOM-school. Deze fusie was het gevolg van wijzigingen in de wet- en regelgeving met betrekking tot speciaal onderwijs. Vanuit de fusie is toegegroeid naar een nieuwe onderwijsgemeenschap voor speciaal onderwijs. Per 1 augustus 2000 is de afdeling VSO-MLK bestuurlijk en in de directie ondergebracht bij het Gomarus College en verder gegaan als afdeling PRO (Praktijk Onderwijs ). En per 1 augustus 2003 is de afdeling ZML omgezet in een zelfstandige school onder de nieuwe naam De Steiger en participeert De Steiger onder het Regionaal Expertise Centrum Noord Oost Nederland cluster 3 (REC NON-3). De naam De Steiger is gekozen omdat deze naam past bij De Meerpaal. Bovendien heeft een steiger twee betekenissen: je kunt aanleggen bij een steiger bij het water en een rustpositie innemen. Maar een steiger kan ook de hoogte ingaan. Om iets op te bouwen heb je een bouwsteiger nodig. Dat willen we ook met ons onderwijs bereiken: iets opbouwen, maar ook op zijn tijd rustig aan kunnen leggen. Per 1 augustus 2008 is de afdeling oudste leerlingen (vanaf 13 jaar) een VSO afdeling geworden.
Passend onderwijs en de daarbij horende zorgplicht vraagt van scholen dat ze zich helder en transparant positioneren en aangeven welke ondersteuning ze kunnen bieden aan leerlingen. Het schoolondersteuningsprofiel (SOP) beschrijft specifiek de diverse aspecten van de ondersteuningsstructuur in de begeleiding van leerlingen en heeft een doorlooptijd van 4 jaar. Het document is een verplichting vanuit het wettelijk traject rond Passend Onderwijs. Gezien de voortdurende ontwikkelingen op het gebied van de leerlingenbegeleiding wordt het profiel jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd en om de 4 jaar opnieuw vastgesteld. Mede op basis van de schoolondersteuningsprofiel van de aangesloten scholen stelt het samenwerkingsverband waar de school toe behoort om de 4 jaar een ondersteuningsplan vast. Het schoolondersteuningsprofiel is een verantwoordings- en planningsdocument voor intern en extern gebruik. Het bevat een beschrijving van de huidige situatie van de basisondersteuning en de extra ondersteuningsmogelijkheden voor leerlingen en het formuleert aandachtspunten ter verbetering. Gerealiseerde doelstellingen en actuele ontwikkelingen worden steeds verwerkt in de 4
volgende versie van het schoolondersteuningsprofiel. Tevens worden de grenzen aan de ondersteuning aangegeven, die onze school de leerlingen kan bieden. Het schoolondersteuningsprofiel wordt geschreven en geactualiseerd onder verantwoordelijkheid van de directeur van de school. Het profiel is besproken in het zorgteam en het schoolteam. Vervolgens is het voorgelegd aan het Bestuur en na een advies van de Medezeggenschapsraad definitief vastgesteld. Een afschrift wordt gestuurd aan de Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs waar de school toe behoort en de Inspectie. Het ondersteuningsprofiel is voor ouders1 en andere belangstellenden ter inzage via de website van de school. In de schoolgids wordt het profiel samengevat en wordt ouders gewezen op de integrale versie op de website. Het uitgangspunt voor het inrichten van de ondersteuningsstructuur moet zijn dat de zorg naar de leerling gaat en niet andersom. Het onderwijs dient handelings- en opbrengstgericht te zijn. Hierbij heeft het schoolondersteuningsprofiel een faciliterende functie. Door het gebruik van het schoolondersteuningsprofiel is het voor elke betrokkene binnen en buiten de school helder waar of bij wie informatie over de zorg aan de leerlingen te halen valt en wat de te volgen procedure is. M.R. Noorman (directeur)
1
Daar waar dit schoolondersteuningsprofiel ouders benoemt, wordt uitdrukkelijk ook verzorgers of voogden bedoeld.
5
1
Algemene gegevens
1.1
Contactgegevens
De Steiger Bezoekadres: Koperstraat 4 9743 RW Groningen Postadres: Postbus 70018 9704 AA Groningen Brinnummer: 26MK
De Steiger gaat uit van de Vereniging voor Gereformeerd Speciaal Onderwijs te Groningen. Het postadres van het secretariaat van de vereniging is: Postbus 70018 9704 AA Groningen.
website: www.steigerzml.nl e-mailadressen:
[email protected] - directeur De Steiger, 050-5752851 Directie: Marja Noorman: directeur
Zorg: Christiaan Huisman, orthopedagoog Liesbeth Werner: intern begeleider SO en VSO
Bevoegd gezag De Steiger gaat uit van de Vereniging voor Gereformeerd Speciaal Onderwijs te Groningen. De vereniging heeft twee scholen onder haar beheer: SBO De Meerpaal en ZML De Steiger. Situering van de school De Steiger en De Meerpaal zijn vanaf eind december 1999 gehuisvest aan de Koperstraat 4 te Groningen. In 2009 is de school gerenoveerd. Schoolgrootte De Steiger telt op 1 oktober 2014 45 leerlingen. Wij zijn een streekschool, onze leerlingen komen uit Groningen, het westelijk deel van Friesland en het noordelijk deel van Drenthe. Leerlingpopulatie De Steiger geeft onderwijs aan leerlingen in de leeftijd van 4-20 jaar, verdeeld over een SO en een VSO afdeling. Op de SO-afdeling van de school zitten leerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar. Op de VSO-afdeling volgen leerlingen onderwijs in de leeftijd van 12-20 jaar. De doelgroep van het ZML-onderwijs is zeer heterogeen. Iedere leerling heeft zijn of haar specifieke mogelijkheden en beperkingen. In algemene zin kan worden gesteld dat de doelgroep zich kenmerkt door blijvende beperkingen die de leerlingen hebben bij het aanleren van vaardigheden, attitudes en het verwerven van kennis. De blijvende beperkingen van de leerlingen hebben in de eerste plaats betrekking op beperkingen in de verstandelijke ontwikkeling. Daarnaast is sprake van een blijvende achterstand op emotioneel en adaptief gebied.
6
Veelal functioneren leerlingen op het niveau van een lichte of matige verstandelijke beperking. De school werkt met een basisaanbod en werkwijze die zijn afgestemd op de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de ZML-leerling. Binnen de school is er sprake van gradaties in de zorgvraag van leerlingen. Wij definiëren een zorgleerling als volgt: ‘Een zorgleerling is een leerling bij wie de leervorderingen afwijken van de beoogde schoolloopbaan, zoals vastgesteld in het ontwikkelingsperspectief of individueel transitieplan en/of waarbij toenemende gedragsproblematiek wordt geconstateerd.’ Alle leerlingen van de Steiger krijgen een specifiek onderwijsaanbod. Leerlingen met een enkelvoudige IQ beperking zijn binnen onze school een kleine groep. Leerlingen met een IQ beperking en een bijkomende problematiek zoals een laag sociaal-emotioneel functioneren, hechtingsstoornis of een autistisch spectrum stoornis, vormen de grootste doelgroep binnen school. Vanuit onze kleinschaligheid en rust kunnen kinderen (weer) tot leren komen. Wij doen alles wat in ons vermogen ligt om dat te bereiken. Wij doen dat enthousiast, inspirerend en met respect voor ieder mens. Er wordt gewerkt vanuit een multidisciplinair team waarin verschillende deskundigheden zijn vertegenwoordigd. De leerkrachten verzorgen het onderwijs aan de groepen en worden ondersteund door onderwijsassistenten. Profiel van de doelgroep Leerlingen met een matige verstandelijke beperking, IQ lager dan 55, met ontwikkelingsniveau van 2 tot maximaal 7 jaar. Leerlingen met een licht verstandelijke beperking, IQ 56-70, met ontwikkelingsniveau van 3 tot maximaal 12 jaar. Leerlingen functioneren op laagbegaafd niveau, IQ boven 70, met psychiatrische problematiek met ontwikkelingsniveau van 2 tot maximaal 14 jaar Leerlingen met een verstandelijke beperking met .bijkomende problematiek ASS problematiek ADHD Hechtingsproblematiek Overig psychiatrische problematiek Sociaal emotionele kwetsbaarheid Syndromen Epilepsie Motorische en/of lichamelijke beperkingen
1.2
Missie
Wij willen ieder kind laten weten dat hij/zij een onvoorwaardelijk geliefd kind van God is. Het onderwijs op onze school is erop gericht om iedere leerling uiteindelijk te kunnen plaatsen op de best passende plek in de samenleving.
1.3
Visie
Elke leerling heeft recht op een zo autonoom mogelijke plaats in de samenleving. Daarom is ons onderwijs ingericht op het leren toepassen van algemene basisvaardigheden zoals, voorbereiding op werken, wonen en vrije tijd. Leerlingen worden gestimuleerd om zelfstandig te denken en handelen (leerkrachten en leerlingen
7
zijn bekend met het E.I.M, zelf oplossend vermogen en generaliseren). Leerlingen mogen ontdekken hoe het is om ergens verantwoordelijk voor te zijn. Elke leerling met zijn of haar competenties willen we helpen aan een werkplek die bij hem/haar past. Ons onderwijs is er op gericht om competenties van leerlingen te ontdekken en te helpen ontwikkelen. Externe factoren ( zoals b.v. het vervoer) kunnen invloed hebben wat uiteindelijk de woon-werkplek van leerlingen zal zijn. De school zal met deze randvoorwaarden rekening moeten houden. Wat een leerling qua capaciteiten kan en wat van een leerling qua wetgeving geëist wordt, moet in de praktijk wel mogelijk zijn. We werken samen met bedrijven en ketenpartners. Dit wordt in het onderstaande overzicht duidelijk gemaakt.
Samenwerkingsrelaties Deskundigen van diverse hulpverleningsorganisaties spelen een rol op de Steiger. Dit kan zijn door zitting te hebben in het Schoolzorgteam, begeleiding van leerlingen, begeleidingsgesprekken met ouders, leerkrachten en /of intern begeleiders, scholingtrajecten enzovoort. De volgende professionals hebben een relatie met de Steiger: -
Jeugdarts van de Jeugdgezondheidszorg van de GGD Groningen MEE-Groningen Accare gedragsdeskundigen (Accare is een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie) GGZ/vanBoeijen Praktijken voor logopedie en fysiotherapie in de regio Bureau Jeugdzorg Pleegzorg instanties Visio Autistenteam Noord Nederland Promens Care Stichting de Driehoek Stichting Sprank: Gezinsvervangende tehuizen SGJ ARBO Gemeente Groningen
-
Diverse stagebedrijven
Andere functionarissen waarmee wordt samengewerkt: -
Leerplichtambtenaar Politie Gemeenteambtenaren voor het leerlingenvervoer Onderwijs REC scholen Visio Cluster 2 RENN 4 SBO De Meerpaal BaO: Noorderbasis/ VGPONN Gomaruscollege: PrO
8
2
Visie op onderwijs en ontwikkeling
Wij kijken en luisteren naar onze leerlingen om te zien wat ze nodig hebben. We volgen hun ontwikkeling zorgvuldig om te bepalen of ze extra hulp, uitdaging of stimulering behoeven. We bereiden onze leerlingen voor op hun toekomst richting wonen, werken en vrije tijd. Op die manier proberen we alles uit leerlingen te halen wat erin zit, maar nooit ten koste van het kind. We benaderen onze leerlingen positief en gaan uit van de mogelijkheden van ieder kind. We helpen ze om stapsgewijs te groeien naar zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en zelfstandigheid.
2.1
Visie op ontwikkeling
Voor ons is ieder kind van oorsprong een uniek mens, door God geschapen. Om zich te kunnen ontwikkelen beschikken kinderen van nature in meer of mindere mate over bepaalde eigenschappen. Kinderen willen iets kunnen en iets leren (competentie en nieuwsgierigheid). Ze zoeken omgang en staan open naar de wereld om hen heen (relaties en onbevangenheid). Kinderen willen graag zelf kiezen en aan de slag gaan met uitdagende nieuwe dingen (autonomie en zelfvertrouwen). Die eigenschappen kunnen alleen tot ontwikkeling komen als het kind bescherming, liefde aanmoediging, sturing en respect van volwassenen en leeftijdgenoten ontvangt. Een kind wordt op weg naar volwassenheid steeds onafhankelijker als het kan vertrouwen op eigen kunnen en eigen keuzes. Waar we rekening mee dienen te houden is dat de leerlingen die onze school bezoeken, beperkt zijn in hun mogelijkheden. Er zijn leerlingen die bepaalde basisontwikkelingen nog niet beheersen en die op een andere manier leren. We geven onderwijs op maat, onderwijs dat past bij de leerling. Tevens krijgen wij steeds meer leerlingen met specifieke gedragsproblemen en leerlingen die op een zeer laag niveau functioneren. Voor deze leerlingen zullen we genoeg kennis moeten ontwikkelen om optimaal aan te sluiten bij hun hulpvraag. Ons team probeert zo goed mogelijk recht te doen aan de eigenheid van ieder specifiek kind en gaat uit van zijn of haar specifieke mogelijkheden. Kinderen moeten zo goed mogelijk hun gaven tot ontwikkeling brengen, maar niet primair ter wille van hun zelfontplooiing. We sturen juist aan op het dienstbaar zijn in alle verhoudingen. Afhankelijk kunnen en durven zijn in relaties is kenmerkend voor het leven van een christen. Tegelijk beseffen we dat dit alleen maar kan, als het kind hieraan vorm geeft vanuit zelfaanvaarding en zelfrespect. We zoeken naar een inrichting van ons onderwijs waarin deze eigenschappen tot ontwikkeling komen. Wij geven dat vorm door middel van ontwikkelingsgericht onderwijs. Aan het ontwikkelingsgericht onderwijs zit ook een kant aan waar we op De Steiger niet mee uit de voeten kunnen. Ontwikkelingsgericht en adaptief onderwijs heeft humanistische wortels en dus een optimistisch mensbeeld. Op een gereformeerde school liggen de uitgangspunten anders. Wij komen ook bij kinderen zonde, onwil en beperkingen tegen. We nemen ons vertrekpunt niet in ‘het goede kind’, maar in de opdracht die God ons geeft zijn kinderen toe te rusten tot hun levenstaak. We baseren ons onderwijs niet op autonomie en zelfvertrouwen, maar werken vanuit christelijke principes aan eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. De begrippen ‘redzaamheid’ en ‘volwassenheid’ kenmerken ons
9
christelijk opvoedingsdoel. We zeggen daarmee dat kinderen verantwoordelijkheid moeten leren dragen voor hun relatie met God, de naaste, de schepping en het omgaan met zichzelf. Wij noemen dit adaptief toerustend onderwijs. We werken thematisch om alle lessen zo betekenisvol mogelijk te maken. We bieden deze thema’s aan via diverse werkvormen waarbij de leerling de kans krijgt om zijn of haar eigen voorkeursleerstijl te ontdekken en te gebruiken.
2.2
Visie op onderwijs
Onze visie op onderwijs sluit naadloos aan bij onze visie op ontwikkeling. Zoals aangegeven gaan we uit van de specifieke mogelijkheden van ieder individu. In ons onderwijs dagen we kinderen uit zich te ontwikkelen zodat ze kunnen uitgroeien tot zelfstandig handelende mensen, die in staat zijn om zo goed mogelijk sociaal te functioneren in de maatschappij: in hun eigen sociale omgeving en op het gebied van vrije tijd, dagbesteding of werk. Met betrekking tot het leerklimaat heeft De Steiger de laatste jaren een duidelijke groei doorgemaakt. Op grond van het instroomprofiel en verwachte uitstroomprofielen en het daaraan gekoppelde ontwikkelingsperspectief werken de leerkrachten met instructieniveaus. Om de gewenste situatie te realiseren is het van belang dat het onderwijs zodanig ingericht wordt dat leerlingen gestimuleerd worden zichzelf meer te ontwikkelen. Dat wil zeggen het versterken van hun zelfbeeld, de sociale vaardigheden, de zelfredzaamheid en het zelfoplossend vermogen (zelf leren nadenken, oplossingen bedenken, vaardigheden toe te passen en initiatieven te nemen). De nadruk ligt op het zelf denken en doen. Naar aanleiding van deze ontwikkeling kunnen de leerlingen aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheden. Voor het team betekent dit dat de leerling centraal staat. De methode van lesgeven/begeleiden geeft ruimte tot zelf ontdekken en kiezen. De begeleider krijgt een ondersteunende, begeleidende rol. De begeleider besteedt aandacht aan het functioneren van de leerlingen en creëert daarbij ruimte van waaruit ze zich verder kunnen ontwikkelen. Het onderwijs aan de leerlingen moet praktisch en functioneel zijn. De leerstof is gericht op de toepasbaarheid in de samenleving. Wij streven er als school naar dat onze leerlingen uiteindelijk hun plekje vinden in onze maatschappij. Wij hebben als school uitstekende (vaak) persoonlijke contacten met het regionale bedrijfsleven en naburige werkwoon- en vrijetijdsinstanties. Daar investeren we in. Omdat we klein zijn, kennen we onze leerlingen. Op deze manier zijn we erg goed in staat om onze leerlingen aan goede stageplekken, aan goede dagbesteding of zelfs aan regulier betaald werk te helpen. Zo zorgen we binnen de wettelijke mogelijkheden voor een zo goed mogelijke overgang tussen school en werk. De visie van de school is gebaseerd op de drie mogelijke uitstroomprofielen: Belevingsgerichte dagbesteding/Arbeidsmatige dagbesteding in kleine groepen Arbeidsmatige dagbesteding in groepen Arbeidsmarktgericht/WSW/Vrije bedrijf (beschermde arbeid) Deze manier van onderwijs verzorgen sluit aan bij de ontwikkelingen binnen het onderwijs en de gehandicaptenzorg, waarbij men steeds meer de cliënt centraal zet (wat kan hij/zij, wat wil hij/zij en wat zijn de
10
mogelijkheden?). Door deze werkwijze worden de leerlingen beter voorbereid op een toekomst na hun schoolperiode. De overgang van de schoolperiode naar een volwaardige woon/werkplek in de samenleving verloopt meer geleidelijk. Binnen de huidige veranderingen en ontwikkelingen in het ZML-onderwijs zien wij het Eigen Initiatief Model (EIM) als een zeer bruikbare methodiek, die veel mogelijkheden biedt voor de door ons gewenste vorm van onderwijs verzorgen.
2.3
Eigen Initiatief Model
Op De Steiger gebruiken wij het Eigen Initiatief Model (EIM) als basis voor onze begeleiding van de leerlingen. Het EIM is een model dat erop is gericht om de zelfredzaamheid te vergroten door het leren van algemene (denk) vaardigheden die inzetbaar zijn op elk gebied van het dagelijkse leven. Het inzetten op elk gebied van het dagelijkse leven noemen we generaliseren. We maken onderscheid in het denken en het uitvoeren, zonder na te denken kan je immers ook niet uitvoeren. Met behulp van het EIM leren we de leerlingen (weer) bewust te worden van het denken vóórdat ze ook maar beginnen aan de uitvoering van een taak. We onderscheiden drie algemene denkvaardigheden; plannen, bijsturen en evalueren. Deze algemene denkvaardigheden gebruikt ieder mens wanneer hij aan een taak begint maar hij staat er vaak niet bewust bij stil. Wanneer we aan onze dag beginnen bedenken we bijvoorbeeld dat we alvast de wasmachine kunnen aanzetten voordat we een boodschapje doen om vervolgens de was uit te hangen en een broodje te gaan eten. Een simpel voorbeeld waar onze leerlingen vaak niet over nadenken omdat ze simpelweg de vaardigheden van plannen, bijsturen en evalueren niet (voldoende) beheersen. Door gebruik te maken van een stoplicht en aan te sluiten bij de vaardigheden en het niveau van de leerling leren we de leerling zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen denkproces. In de praktijk praten we over het maken van een plan maken voordat je begint (rood in het stoplicht), nadenken terwijl je bezig bent (oranje in het stoplicht) en terugkijken als je klaar bent (groen in het stoplicht). Voor de leerlingen geven de kleuren en plaatjes houvast terwijl ze nadenken. Door stap voor stap deze algemene denkvaardigheden te oefenen in de praktijk leren we de leerlingen bewust te worden van hun vermogen om zelf te plannen, bijsturen en evalueren.
2.4
Pedagogische huisstijl
Onze pedagogische huisstijl kenmerkt zich allereerst door de Christelijke visie die we hebben. Dit kenmerkt ons handelen. We willen de leerlingen een plek bieden waar ze graag vertoeven en zich veilig en geborgen voelen. De omgang met de leerlingen is open, respectvol en vanuit het besef dat het kinderen van God zijn. De school ontwikkelt verschillende activiteiten die dit klimaat bepalen, zoals o.a. een gezamenlijke weekopening- en sluiting met Bijbellezing en gebed. Om het schoolklimaat verder te beschrijven zijn rust, vaste afspraken, het bieden van structuur, regelmaat en bieden van vertrouwen kernbegrippen. In een rustige, veilige omgeving kan door de leerlingen geconcentreerd en gemotiveerd gewerkt worden. We willen leerlingen vertrouwen laten krijgen in eigen kunnen. Om zicht te krijgen op het pedagogisch klimaat van onze school, beschrijven we hiervan een aantal aspecten:
11
We bieden de leerlingen een duidelijke structuur; er is regelmaat in de dag en weekindeling. We proberen de signalen van de leerlingen op te vangen door responsief te zijn, maar ook door consequent, flexibel, spontaan, open, geduldig, alert, betrokken, invoelend te zijn, maar ook afstand te kunnen nemen. We stimuleren de leerlingen zichzelf te ontwikkelen op het terrein van: zelfstandigheid en competentie. We stimuleren de leerlingen contacten te kunnen maken en te onderhouden. De zelfstandigheid van leerlingen stimuleren we door het doen van boodschappen, het maken van maaltijden, tafel te dekken, persoonlijke verzorging, het doen van huishoudelijke taken. De sociale zelfstandigheid kenmerkt zich door het leren problemen op te lossen, zich te houden aan geldende omgangsnormen regels en afspraken. In de concrete groepssituaties maken we gebruik van picto’s en/of visueel gemaakte afspraken en regels. Het leren door te doen en te ervaren is bij ons op school een gegeven. Om het zelfbeeld van de leerling positief te beïnvloeden sluiten we aan bij de ontwikkeling van de leerling en de belangstelling van de leerling. Ook sluiten we aan bij het werkniveau en het werktempo van de leerling. De specifieke eisen die een leerling stelt aan veiligheid, structuur en de manier van aanbieden hebben daarbij de grootste aandacht. Succeservaringen opdoen zijn voor onze leerlingen van wezenlijk belang. Vooral activiteiten die jezelf gekozen en gedaan hebt leveren de grootste voldoening op. De specifieke hulpvraag van de leerling is het uitgangspunt van ons handelen.
12
3
Beleid ten aanzien van leerlingbegeleiding
3.1
Uitgangspunten leerlingbegeleiding
Vanuit de wettelijke opdracht aan onze school voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerenden om voor de leerling een onafgebroken ontwikkeling te realiseren, vloeit de opdracht voort te streven naar een continue vooruitgang in de ontwikkeling van leerlingen. Voor elke leerling zal het team het leerstofaanbod, de leertijd, het onderwijsleerproces en het schoolklimaat afstemmen op de individuele hulpvragen ten einde voor de leerling optimale opbrengsten te realiseren. Door het instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau te verbinden ontstaat een ontwikkelingslijn. Er ontstaat een meerjarenperspectief dat richtinggevend is voor het plannen van het aanbod. Van maximale opbrengsten is sprake als de prestaties van de leerling ten minste op het niveau liggen dat op grond van de specifieke kenmerken van de betreffende leerling verwacht mag worden. Bij het ZML-onderwijs laat de vraag of de prestaties van leerlingen ten minste op het niveau liggen dat op grond van hun kenmerken mag worden verwacht, zich slechts beantwoorden als gekeken wordt naar de vooruitgang in de ontwikkeling van individuele leerlingen, zoals deze worden geregistreerd in het systeem van leerlingenzorg. Het systeem van onze leerlingenzorg ondersteunt een cyclisch proces van ondersteuning en op deze manier kunnen wij aannemelijk maken wat de prestaties van leerlingen zijn en of deze tenminste op het niveau liggen dat op grond van hun kenmerken mag worden verwacht. Dit wordt voor elke leerling uitgewerkt in een ontwikkelingsperspectief.
Een ontwikkelingsperspectief is te omschrijven als ‘de inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling voor een bepaalde langere periode’ en leidt tot een prognose van het uiteindelijke uitstroomniveau van een leerling. Binnen onze school worden de leerlingen vanaf hun 8e jaar in een profiel geplaatst, het startperspectief, waarbij rekening gehouden wordt met het uitstroomprofiel/uitstroomniveau. Het uitstroomniveau dat de school benoemt, moet gezien worden als een streefniveau voor de school. Naarmate de leerling ouder wordt, wordt het perspectief steeds concreter geformuleerd in termen van het uitstroomprofiel. De school stelt het ontwikkelingsperspectief voor de eerste keer vast binnen zes weken na toelating van de leerling. In deze startperiode wordt op basis van gerichte observaties, gesprekken met ouders en leerling- en dossiergegevens, het ontwikkelingsperspectief van de leerling geschetst. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks gedurende de hele SO- en VSO-periode en stelt het waar nodig periodiek bij. De commissie van begeleiding (CVB), heeft een sturende rol bij het vaststellen van het ontwikkelingsperspectief en het daarbij behorende uitstroomprofiel. De multidisciplinaire samenstelling van de CVB vormt hierbij een waarborg voor de kwaliteit, de controleerbaarheid en de transparantie.
13
Het verwezenlijken van de onderwijsdoelen is het uitgangspunt: onderwijsdoelen zijn beschrijvingen van wat leerlingen in elk geval moeten leren binnen het onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden. De Wet Kwaliteit (V)SO (Kwaliteitswet) vormt hiervoor het wettelijk kader. We maken als school gebruik van de SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling ) kerndoelen, van de CED (Centrum Educatieve Dienst) leerlijnen voor het ZML-onderwijs en van de doelen, zoals vermeld in de gebruikte methoden. Onze school gebruikt deze onderwijsdoelen en leerlijnen om de leergebieden te definiëren. Ons onderwijs kent leergebiedoverstijgende onderwijsdoelen en leergebiedspecifieke onderwijsdoelen. De leergebiedoverstijgende onderwijsdoelen richten zich op het ontwikkelen of versterken van de sociaalemotionele ontwikkeling en de zelfredzaamheid. Deze doelen refereren aan de basale en algemene ontwikkeling. Bij de leerspecifieke doelen gaat het vooral om de cognitieve vakken als taal; lezen, schrijven, mondelinge taal , rekenen, bewegingsonderwijs, oriëntatie op natuur en techniek, ruimte en tijd enz. Voor een adequate uitvoering van de ondersteuning van alle leerlingen hanteren wij de volgende uitgangspunten: Systematisch volgen van vorderingen van onze leerlingen met behulp van: Methodeonafhankelijke toetsen Leerlingvolgsysteem Methodegebonden toetsen Systematische analyse van leerlingresultaten en de voortgang in de ontwikkeling; Extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben op basis van signalering, diagnose, handelingsplanning, evaluatie; Betrokkenheid van ouders bij de planmatige uitvoering van de ondersteuning aan leerlingen; Adequate procedures voor instroom, doorstroom en uitstroom van leerlingen; Toepassing van afgesproken procedures en protocollen; Centrale opslag van leerlingengegevens in leerling-dossier; Gestructureerde en planmatige extra ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; In de organisatie van de ondersteuningsstructuur gaan we uit van de twee niveaus: Basisondersteuning en extra ondersteuning.
Onderwijsdoelen en leergebieden Het verwezenlijken van de onderwijsdoelen is het uitgangspunt: onderwijsdoelen zijn beschrijvingen van wat leerlingen in elk geval moeten leren binnen het onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden. De Wet op de Expertisecentra (WEC) vormt het wettelijk kader voor het onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden. We maken als school gebruik van de SLO kerndoelen (Stichting Leerplan Ontwikkeling) en van de CED (Centrum Educatieve Dienstverlening) leerlijnen voor het ZML-onderwijs. Onze school gebruikt deze onderwijsdoelen en leerlijnen om de leergebieden te definiëren. Ons onderwijs kent leergebied-overstijgende onderwijsdoelen en leergebied-specifieke onderwijsdoelen. De leergebied-overstijgende onderwijsdoelen richten zich op het ontwikkelen of versterken van de sociaal – emotionele ontwikkeling en de zelfredzaamheid. Deze doelen refereren aan de basale en algemene ontwikkeling. Bij de leergebied-specifieke doelen gaat het vooral om de cognitieve vakken als taal, lezen, schrijven, mondelinge taal, rekenen, bewegingsonderwijs, oriëntatie op natuur en techniek, ruimte en tijd enz.
14
Leidraad bij de onderwijsdoelen is het dakpanmodel. Het dakpanmodel geeft aan welke niveaus het ZMLonderwijs geacht wordt aan te bieden: SO-afdeling: CED-niveau 1 t/m 9 VSO-afdeling: CED-niveau 1 t/m 12 Leerlingen kunnen op deelgebieden op een hoger niveau uitkomen (niveau 13 t/m 16).
3.2
Inrichting van de school
Het werken met uitstroomprofielen heeft consequenties voor de inrichting van het onderwijs en het maken van keuzes voor individuele leerlingen. Leren is terug te zien in ons schoolgebouw. Het gerenoveerde gebouw is uitdagend ingericht en stimuleert tot doen en heeft er de voorzieningen voor. Waar mogelijk worden concrete leefsituaties in onze school nagebootst. De school heeft ruime voorzieningen voor interne stages en praktijkvakken. Het buitenterrein is geschikt voor groenonderhoud, er is een groot kooklokaal waar voorbereid wordt op het zo zelfstandig mogelijk kunnen koken, er is een technieklokaal en een waslokaal. Daarnaast gebruikt de Steiger haar omgeving om leerlingen in de werkelijke wereld te laten werken en leren. Er zijn mogelijkheden van leerwerkplekken buiten school waar onze leerlingen stage kunnen lopen.
15
3.3
Inrichting van de ondersteuningsstructuur SO en VSO
Omdat er vanuit de overheid nieuwe eisen aan het ZML-onderwijs worden gesteld, betekent dit dat op de Steiger met een andere, vernieuwde, ondersteuningsstructuur gewerkt wordt. Een vernieuwde ondersteuningsstructuur op zowel leerling- als op schoolniveau. In schooljaar 2013-2014 is gestart met deze ondersteuningsstructuur naar het voorbeeld van de W.A. van Lieflandschool in Assen. Op onderstaande afbeelding wordt de herziene ondersteuningsstructuur in vogelvlucht weergegeven.
3.3.1 Het ontwikkelingsperspectief SO Per 1 augustus 2012 is de invoering van het ontwikkelingsperspectief (OPP in het SO) wettelijk verplicht. Als vervanger van het handelingsplan wordt voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Werken vanuit een ontwikkelingsperspectief draagt bij aan het verhogen van de opbrengstgerichtheid van het onderwijs en het beter verantwoorden van de resultaten en leerwinst die leerlingen boeken bij de schoolgang. Middels het opstellen van een integraal beeld en het in kaart brengen van de schoolvorderingen en gestelde perspectieven wordt vastgesteld hoe een leerling zich ontwikkelt en of deze ontwikkeling conform de verwachting is. Ontwikkelingsperspectief en onderwijsbehoeften zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij het benoemen van het ontwikkelingsperspectief van een leerling wordt een uitspraak gedaan over het verwachte uitstroomniveau/ de uitstroombestemming. Steeds wordt de vraag gesteld: waar staat de leerling nu, langs welke weg verwachten we dat deze leerling zich zal ontwikkelen op de verschillende domeinen, en verloopt de ontwikkeling volgens plan? Via de prognoselijn, de lijn tussen het instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau, wordt het volgen van de vorderingen van de leerling mogelijk. Voor iedere leerling wordt dus op een vast moment vastgesteld hoe hij zich ontwikkelt en of deze ontwikkeling conform de verwachting is. Elk half jaar (in januari en in juni)
16
worden vorderingen op de leerlijnen vastgelegd op vorderingenkaarten, die als bijlage van het ontwikkelingsperspectief, twee maal per jaar, worden opgeslagen. Voor de registratie van vorderingen worden methode gebonden, methode-onafhankelijke toetsen en observaties gebruikt. Voor alle leerlingen binnen het SO wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Binnen dit perspectief worden verschillende stappen onderscheiden bij het volgen van de leerling: Theoretisch perspectief Startperspectief Uitstroomperspectief
Theoretisch perspectief De leerling stroomt meestal rond het 5e jaar in binnen het SO. In het ontwikkelingsperspectief wordt op dat moment het theoretisch perspectief vastgesteld op basis van de dan op voorhanden zijnde gegevens. Voor deze jonge leerlingen wordt een voorlopige schoolloopbaanverwachting uitgesproken. Een leerling volgt tot het 8ste jaar in principe het basisarrangement (leerroute 3), tenzij er bij instroom reeds een duidelijke aanleiding is om hiervan af te wijken. De focus in deze periode ligt op het gericht werken aan alle leerlijnen om een zo volledig mogelijk beeld op te bouwen van de leerling. Hiermee wordt de basis gelegd voor de verdere schoolloopbaan.
Startperspectief Rond het 8ste jaar wordt in het ontwikkelingsperspectief het startperspectief opgespeld. Dit betekent dat de leerling geplaatst wordt in leerroute 1,2,3 of 4. Op dit moment is de leerling langer in beeld en zijn er meer gegevens bekend van tussentijdse observaties, toetsen en evaluaties. Op basis hiervan kan er een meer gerichte uitspraak worden gedaan over de ontwikkeling van de leerling.
Uitstroomperspectief Rond het 10e jaar wordt in het ontwikkelingsperspectief het uitstroomperspectief opgesteld. Hier wordt vastgelegd naar welke bestemming de leerling zal uitstromen.
3.3.2 Uitstroombestemmingen SO Gezien de heterogene doelgroep leerlingen op het ZML heeft de Steiger diverse uitstroombestemmingen opgesteld en de daarbij de volgen (leer)route. Grofweg wordt onderscheid gemaakt in vier te volgen leerroutes (1,2,3 en 4), die ieder leiden tot een daarbij behorende uitstroombestemming.
Leerroute
Uitstroombestemming S.O.
4
VSO/ZML of regulier SBO en PRO
3
VSO/ZML
2
VSO/ZML
1
VSO/ZML of elders
17
De indeling op deze routes wordt gemaakt op basis van de leerlingkenmerken op het niveau van de: Verstandelijke ontwikkeling Emotionele ontwikkeling Adaptieve ontwikkeling Schoolse vaardigheden Per bovenstaand ontwikkelingsdomein wordt de leerling ingeschaald in een leerroute 1,2,3 of 4. Op basis van het niveau van alle ontwikkelingsdomeinen wordt de leerling ingeschaald in een definitieve leerroute.
Grondplannen De inschaling in een leerroute geschiedt middels een grondplan. Dit grondplan is gebaseerd op de CEDleerlijnen, ontwikkeld door de CED-groep. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier grondplannen: verstandelijke ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, adaptieve ontwikkeling en schoolse ontwikkeling. Een grondplan geeft een grafische weergave van een koppeling tussen leeftijd, niveau en leerroute. In het schooljaar 2013-2014 is hiermee een start gemaakt. Voor de verschillende ontwikkelingsdomeinen als volgt:
Verstandelijke ontwikkeling De verstandelijke of cognitieve ontwikkeling heeft betrekking op de wijze waarop kennis wordt verworven. Van Meel (1973) noemt dit: “het geheel van activiteiten, waardoor het individu uit zijn omgeving kennis opneemt, verwerkt en toepast.” De indeling in leerroute 1,2,3 of 4 vindt plaats op basis van het intelligentieniveau van de leerling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de classificatie van intelligentiescores, zoals deze opgesteld zijn door Resing en Blok (2002).
Emotionele ontwikkeling Dit grondplan heeft de Steiger ontwikkeld op basis van de theorie van professor Dosen. Uitgangspunt van deze theorie is dat emotionele ontwikkeling wordt gezien in de context van sociale interacties en cognitieve ontwikkeling, met als doel meer zicht te krijgen op de persoonlijkheidsontwikkeling. De leerling wordt voor het domein emotionele ontwikkeling ingeschaald in een leerroute op basis van het grondplan emotionele ontwikkeling. Voor iedere leerling wordt er jaarlijks een Esseon ingevuld. Bij meer specifieke gedragsproblematiek wordt er gebruik gemaakt van de SEO. Uit deze vragenlijsten kan een ontwikkelingsleeftijd op het gebied van de (sociaal)-emotionele ontwikkeling worden afgeleid. Op basis van deze ontwikkelingsleeftijd en kalenderleeftijd wordt de leerling ingedeeld in leerroute 1,2,3 of 4. Na de bepaling van het (sociaal)-emotionele ontwikkelingsniveau en inschaling in een leerroute kan de ondersteuningsbehoefte in kaart worden gebracht in het ontwikkelingsperspectief van de leerling.
Adaptieve ontwikkeling Adaptieve ontwikkeling heeft betrekking op de aanpassingsmogelijkheden van de leerlingen. De indeling in leerroute vindt plaats met behulp van het grondplan adaptieve ontwikkeling. Voor iedere leerling wordt er een jaarlijks een Vineland-Z ingevuld. Voor de jongere leerlingen tot 6 jaar wordt er gebruik gemaakt van de Vineland Screener. Door middel van de Vineland-Z wordt de sociale redzaamheid op het gebied van de Communicatie, Dagelijkse Vaardigheden en Socialisatie in kaart gebracht. Bij de Vineland-
18
Screener worden, naast de domeinen Communicatie, Dagelijkse Vaardigheden en Sociale Vaardigheden, de Motorische Vaardigheden van de leerling in kaart gebracht. Na interpretatie van de Vineland-Z kunnen de ruwe scores worden uitgedrukt in standaardcijfers, decielen en leeftijdsequivalenten. Decielen zijn steeds 10% van het aantal personen vallend onder een normgroep. De Steiger heeft het grondplan adaptieve ontwikkeling gebaseerd op deze decielen en leeftijdsequivalenten. Op basis de decielen kunnen waarschijnlijkheidsuitspraken worden gedaan over het niveau van verstandelijk beperkt functioneren bij de niveaugroep POP-VB (Kraijer & Plas, 1997).
Schoolse vaardigheden De leerling wordt ingeschaald in een leerroute op basis van het grondplan schoolse vaardigheden. Uiteindelijk is het streven om iedere leerling uit ieder profiel (leerroute 1,2,3 of 4) uit te laten stromen naar de meest passende plek in de maatschappij. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de mogelijkheden als de beperkingen van de leerling. Op basis hiervan is er bij iedere leerroute een passende uitstroombestemming opgesteld. Dit is de bestemming waarnaar een leerling naar verwachting uitstroomt.
3.3.3 Uitstroomprofielen Voor elke uitstroombestemming is een uitstroomprofiel vastgelegd. De uitstroomprofielen vormen een beschrijving van de gemeenschappelijke basiskenmerken van leerlingen die terecht komen op een bepaalde uitstroombestemming (zie bijlage). In deze profielen wordt voor elk van de uitstroombestemmingen antwoord gegeven op vragen als: Met welk IQ kunnen leerlingen naar deze bestemming uitstromen? Welk niveau wordt verwacht op de leerlijnen? Welk reken- en taalniveau mogen we verwachten? Welk emotioneel en adaptief ontwikkelingsniveau correspondeert met dit niveau? Welke (werk)houding en mate van zelfstandigheid vraagt deze uitstroombestemming van onze leerlingen? De CvB beslist op basis van de opbrengsten of de leerling al dan niet overgaat naar het VSO ZML of naar een andere vorm van onderwijs, veelal SBO of PRO. Hiertoe vinden observaties door deskundigen van het schoolzorgteam, het SBO en het PRO plaats. Het schoolzorgteam zorgt dat de leerling wordt besproken in de CvB. Het advies wordt met ouders besproken en de leerling wordt bij de betreffende school aangemeld. School levert bij verwijzing naar vervolgonderwijs het ontwikkelingsperspectief en een onderwijskundig rapport aan.
Onderwijsaanbod De school werkt met een basisaanbod en werkwijze die zijn afgestemd op de onderwijs-en ondersteuningsbehoefte van de ZML-leerling. De school heeft voor de verschillende leerroutes 1,2,3 en 4 haar aanbod vastgelegd in arrangementen. Een arrangement beschrijft per vakgebied het leerstofaanbod, de leerdoelen, het didactisch handelen, de leertijd en het pedagogisch handelen. De Steiger hanteert de volgende systematiek: Basisarrangement (leerroute 3): Het grootste deel van onze leerlingen volgt deze leerroute.
19
Verdiept arrangement (leerroute 4): Van leerroute 3 - het basisarrangement - is een verdiept arrangement afgeleid voor leerlingen die meer leerstof aankunnen en/of minder leerkrachtsturing nodig hebben. Intensief arrangement (leerroute 1 en 2): voor leerlingen die meer tijd of herhaling nodig hebben om de beoogde doelen te behalen.
Leerroutes en niveaubepaling Bij de niveaubepaling binnen de leerroutes is er een koppeling tussen de CED leerlijnen en Cito. Arrangement
Leerroute
Uitstroomniveau Taal
Uitstroomniveau Rekenen
CED leerlijn
Cito
CED leerlijn
Cito
Basis
3
6-8
M3A/B-M4C
6-8
E2A/B-M5C
Verdiept
4
8-9
M4C-E5C
8-9
M4A/B-E5C
intensief
2
4-5
M2A/B-M3C
4-5
E1-E2C
Intensief
1
1-3
<M1-M1A/B
1-3
<M1-M1A/B
Methoden/methodieken Voor het leerstofaanbod maakt de school gebruik van de volgende methoden/methodieken: Beredeneerd aanbod SO-VSO
Aanvankelijk lezen
Technisch lezen
Taal
Spelling
Rekenen/wiskunde
Leespraat Zelf gemaakt lesmateriaal bij gekozen globaalwoorden en globaalzinnen Leespraat Zelf gemaakt lesmateriaal bij gekozen globaalwoorden en globaalzinnen VLL Veilig In Stapjes Stap voor stap Estafette Spelling in de Lift Veilig In Stapjes Estafette lezen Leespraat AVI- boeken Veilig In Stapjes Stap Voor Stap Zuid Vallei Spelling In De Lift Defiant Rekenlijn Rekenboog;
20
Maatwerk en aanvullend materiaal Met sprongen vooruit Schrijven
Schrijfdans Hoogvliegers Thematische lessen met ondersteuning van beeldmateriaal SLO thema mappen Geen, geïntegreerd in andere vakken PrO-motie En ik dan juf? STIP Soemo kaarten Rots en Water
Oriëntatie op mens en wereld
Burgerschap en integratie Engels Gymnastiek S-E Vorming
3.3.4 Het ontwikkelingsperspectief VSO Per 1 augustus 2012 is de invoering van het ontwikkelingsperspectief (OPP in het SO) wettelijk verplicht. In het schooljaar 2013-2014 is hiermee een start gemaakt. Voor het VSO worden de volgende stappen onderscheiden in het volgen van de leerling: Startperspectief Uitstroomperspectief Individueel transitieplan
Startperspectief Wanneer een leerling instroomt in het VSO wordt in het ontwikkelingsperspectief een startperspectief opgesteld op basis van het integraal beeld van de leerling en de gegevens uit het voorgaande school en/ of voorziening. De leerling wordt ingedeeld in een passende leerroute ( 1,2,3 of 4).
Uitstroomperspectief Aan het einde van het schooljaar waarin de leerling 14 à 15 jaar is wordt het uitstroomperspectief vastgesteld. De leerling volgt dan binnen een 1,2,3 of 4 route onderwijs en stage gericht op de uitstroombestemming.
Individueel transitieplan In de laatste fase van het VSO wordt het ontwikkelingsperspectief vervangen door een Individueel Transitieplan (ITP). In dit plan wordt concreet gemaakt op welke wijze naar een (werk)plek wordt toegewerkt. In dit plan wordt de uitstroombestemming van de leerling vastgesteld.
21
Fasering Binnen het VSO is een indeling in fasen van het onderwijs. Iedere fase kent een bepaalde onderwijstijd. Daarnaast wordt er in iedere fase bepaald welke accenten in het leerstofaanbod prioriteit krijgen. Op deze manier wordt het leerstofaanbod op een planmatige wijze aangeboden. Binnen de VSO afdeling worden drie fasen in het onderwijsaanbod onderscheiden: De oriënterende fase De beroepsgerichte fase De transitie fase In onderstaand schema is af te lezen hoe deze fasen zich verhouden tot de leeftijd en leerroute van de leerling:
Tabel voor de Steiger: A= Uitstroomprofiel 4 B= Uitstroomprofiel 3 C= Uitstroomprofiel 2 D= Uitstroomprofiel 1
De fasen kenmerken zich door de volgende accenten in het leerstofaanbod:
Oriënterende fase Als de leerling begint op het VSO zal hij starten in de oriënterende fase. Binnen het ontwikkelingsperspectief zal dan het startperspectief worden ingevuld. Gedurende deze fase krijgen de volgende aspecten de nadruk in het onderwijsaanbod: Het ontwikkelen van de (sociale) zelfredzaamheid van de leerling binnen de woon- en werksituatie. Hoe redt de leerling zich wat betreft dagelijkse vaardigheden in de praktijk? Aandachtspunten op dit gebied zijn de communicatie, de sociale vaardigheden en de dagelijkse vaardigheden. Het leggen van een theoretische basis bij de leerling, die aansluit bij de dagelijkse praktijk van wonen en werken. Deze theoretische basis wordt gelegd door middel van een cognitief aanbod. De kerndoelen VSO zijn hierin leidend. Er is meer aanbod voor praktische vaardigheden. De leerling krijgt hierdoor de kans om zich te oriënteren op toekomstige beroepsmogelijkheden.
22
Op sociaal en emotioneel gebied wordt een stevig fundament gevormd, zodat de leerling zich veilig en vertrouwd voelt binnen de dagelijkse omgeving van de school. De leerling zal zich gedurende deze fase steeds meer buiten de vertrouwde klassensituatie bevinden en praktijkvakken krijgen op andere plekken binnen de school.
Beroepsgerichte fase Tijdens deze fase vindt een verdere verschuiving plaats naar nog meer praktische vaardigheden in het onderwijsaanbod. Aan het einde van Beroepsgerichte fase 1 (leerroute 3 en 2) of halverwege de Beroepsgerichte fase (leerroute 4 en 1) wordt het uitstroomperspectief vastgesteld. Kenmerkend voor deze fase is: Het cognitieve aanbod verdwijnt in toenemende mate naar de achtergrond. Het praktische aanbod krijgt nog meer nadruk. Er vindt een verschuiving plaats van krijgen van onderwijs in een schoolse omgeving naar een arbeidsmatige omgeving. De leerling krijgt aanvankelijk een interne stage binnen de school aangeboden. Deze wordt uitgebreid naar een externe stage met begeleiding vanuit school: leren op locatie (lol). Op deze manier krijgt de leerling een meer uitgebreide oriëntatie op arbeid. De leerling maakt op basis van deze oriëntatie uiteindelijk de keuze binnen welke sector hij in de toekomst zou willen werken. Op sociaal en emotioneel gebied wordt in deze fase van de leerling verwacht dat hij zich ook buiten de vertrouwde omgeving van school kan begeven. Bij de keuze van een stage zal steeds rekening worden gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de leerling op dit gebied. Dit geldt ook voor de sociale redzaamheid van de leerling. In deze fase zal nog steeds aandacht aan worden besteed aan de communicatie, de dagelijkse vaardigheden en de sociale vaardigheden van de leerling.
Transitiefase In de transitiefase wordt de uitstroombestemming vastgesteld. Kenmerkend voor deze fase is: De praktijk krijgt de volledige aandacht. Het aanbod voor Nederlandse taal en rekenen is op niveau van de uitstroombestemming en gericht op onderhouden/ontwikkelen. Voor technisch lezen wordt hierbij streefniveau E6 gehanteerd. Er wordt van de leerling verwacht dat hij gaat functioneren in een werkomgeving en tegelijkertijd wordt hij voorbereid op zijn vervolgsituatie in de maatschappij. De nadruk in deze fase ligt op het toepassen van al het geleerde in de praktijk. Het volgen van externe stages vormen de voorbereiding op het echte, werkende leven. Binnen de drie bovengenoemde fases wordt een gestructureerd leerstofaanbod gehanteerd met een verdeling over de volgende domeinen: Leergebieden Werken In het VSO wordt er naar toegewerkt om de leerling zo goed mogelijk voor te bereiden op de domeinen leergebieden, werken, wonen en vrije tijd en burgerschap. Vanaf 2013 worden deze wettelijk verankerd in de kerndoelen VSO van het SLO.
23
Gedurende iedere fase in het onderwijs wordt de nadruk in toenemende mate gelegd op het domein werken en zal het accent minder op de cognitieve vakken liggen. Leren leren op basis van E.I.M. wordt hierbij ingezet. (….EIM gaat ervan uit dat mensen met een verstandelijke beperking door training kunnen leren nadenken over bijvoorbeeld eigen mogelijkheden en de manier waarop ze uiteenlopende situaties kunnen benaderen. Voor een dergelijke training is het dan wel noodzakelijk dat instructies en aanwijzingen tijdens, maar ook na de training, worden gericht op het denkproces dat ten grondslag ligt aan het handelen. Instructies in EIM zijn directief op denkniveau en non-directief op handelingsniveau. Dit betekent dat degene die instructies en aanwijzingen geeft steeds voor ogen houdt dat hij de ander moet helpen na te denken over wat hij doet, als hij de ander namelijk voortdurend zegt wat hij moet doen, dan krijgt deze niet de gelegenheid zelf te denken. In dat geval is het niet zo vreemd dat iemand – na een training – ook niet in staat is zelf te bedenken op welke manier hij moet handelen. Hij heeft het immers niet geleerd….)
In onderstaande afbeelding is deze accentverschuiving zichtbaar gemaakt:
24
Oriënterende fase
Beroepsgerichte fase 1
Beroepsgerichte fase 2
Transitiefase 3
Nederlandse taal en communicatie
Nederlandse taal en communicatie
Nederlandse taal en communicatie
Nederlandse taal en communicatie
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
Mens, natuur en techniek
Mens, natuur en techniek
Mens, natuur en techniek
Mens, natuur en techniek
Catering
Catering
Catering
Plant en dierverzorging
Huishouding en schoonmaak
Huishouding en schoonmaak
Huishouding en schoonmaak
Techniek
Groen
Groen
Groen
Techniek
Techniek
Techniek
Detailhandel
Detailhandel
LoL stage
Externe stage
Koken Huishoudkunde
Interne stage Culturele oriëntatie en creatieve expressie
Culturele oriëntatie en creatieve expressie
Culturele oriëntatie en creatieve expressie
Culturele oriëntatie en creatieve expressie
Bewegen en sport
Bewegen en sport
Bewegen en sport
Bewegen en sport
3.3.5 Uitstroombestemmingen VSO Gezien de heterogene doelgroep leerlingen op het ZML heeft de Steiger diverse uitstroombestemmingen opgesteld en de daarbij te volgen (leer)route. Grofweg wordt onderscheid gemaakt in vier te volgen leerroutes (1,2,3 of 4), die ieder leiden tot een daarbij behorende uitstroombestemming. Leerroute *
Uitstroombestemming
4
Vervolgonderwijs, arbeid of WSW.
3
Arbeidsmatige dagbesteding
2
Activiteitengerichte dagbesteding
1
Belevingsgerichte dagbesteding
25
De indeling op deze routes wordt gemaakt op basis van de leerlingkenmerken op het niveau van de: Verstandelijke ontwikkeling Emotionele ontwikkeling Adaptieve ontwikkeling Schoolse vaardigheden Per bovenstaand ontwikkelingsdomein wordt de leerling ingeschaald in een leerroute 1,2,3 of 4. Op basis van het niveau van alle ontwikkelingsdomeinen wordt de leerling ingeschaald in een definitieve leerroute.
Grondplannen De inschaling in een leerroute geschiedt middels een grondplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier grondplannen: verstandelijke ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, adaptieve ontwikkeling en schoolse ontwikkeling. Een grondplan geeft een grafische weergave van een koppeling tussen leeftijd, niveau en leerroute. In het schooljaar 2013-2014 is hiermee een start gemaakt. Voor de verschillende ontwikkelingsdomeinen als volgt:
Verstandelijke ontwikkeling De verstandelijke of cognitieve ontwikkeling heeft betrekking op de wijze waarop kennis wordt verworven. Van Meel (1973) noemt dit: “het geheel van activiteiten, waardoor het individu uit zijn omgeving kennis opneemt, verwerkt en toepast.” De indeling in leerroute 1,2,3 of 4 vindt plaats op basis van het intelligentieniveau van de leerling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de classificatie van intelligentiescores, zoals deze opgesteld zijn door Resing en Blok (2002).
Emotionele ontwikkeling Dit grondplan heeft de Steiger ontwikkeld op basis van de theorie van professor Dosen. Uitgangspunt van deze theorie is dat emotionele ontwikkeling wordt gezien in de context van sociale interacties en cognitieve ontwikkeling, met als doel meer zicht te krijgen op de persoonlijkheidsontwikkeling. De leerling wordt voor het domein emotionele ontwikkeling ingeschaald in een leerroute op basis van het grondplan emotionele ontwikkeling. Voor iedere leerling wordt er jaarlijks een Esseon ingevuld. Bij meer specifieke gedragsproblematiek wordt er gebruik gemaakt van de SEO. Uit deze vragenlijsten kan een ontwikkelingsleeftijd op het gebied van de (sociaal)-emotionele ontwikkeling worden afgeleid. Op basis van deze ontwikkelingsleeftijd en kalenderleeftijd wordt de leerling ingedeeld in leerroute 1,2,3,4. Na de bepaling van het (sociaal)-emotionele ontwikkelingsniveau en inschaling in een leerroute kan de ondersteuningsbehoefte in kaart worden gebracht in het ontwikkelingsperspectief van de leerling.
Adaptieve ontwikkeling Adaptieve ontwikkeling heeft betrekking op de aanpassingsmogelijkheden van de leerlingen. De indeling in leerroute vindt plaats met behulp van het grondplan adaptieve ontwikkeling. Voor iedere leerling wordt er een jaarlijks een Vineland-Z ingevuld. Voor de jongere leerlingen tot 6 jaar wordt er gebruik gemaakt van de Vineland Screener. Door middel van de Vineland-Z wordt de sociale redzaamheid op het gebied van de Communicatie, Dagelijkse Vaardigheden en Socialisatie in kaart gebracht. Bij de Vineland-Screener worden, naast de domeinen Communicatie, Dagelijkse Vaardigheden en Sociale Vaardigheden, de Motorische Vaardigheden van de leerling in kaart gebracht. Na interpretatie van de Vineland-Z kunnen de ruwe scores worden uitgedrukt in standaardcijfers, decielen en leeftijdsequivalenten. Decielen zijn steeds 10% van het
26
aantal personen vallend onder een normgroep. De Steiger heeft het grondplan adaptieve ontwikkeling gebaseerd op deze decielen en leeftijdsequivalenten. Op basis de decielen kunnen waarschijnlijkheidsuitspraken worden gedaan over het niveau van verstandelijk beperkt functioneren bij de niveaugroep POP-VB (Kraijer & Plas, 1997).
Schoolse vaardigheden De leerling wordt ingeschaald in een leerroute op basis van het grondplan schoolse vaardigheden. Dit grondplan is gebaseerd op de CED-leerlijnen, ontwikkeld door de CED-groep. Uiteindelijk is het streven om iedere leerling uit ieder profiel (leerroute 1,2,3 of 4) uit te laten stromen naar de meest passende plek in de maatschappij. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de mogelijkheden als de beperkingen van de leerling. Op basis hiervan is er bij iedere leerroute een passende uitstroombestemming opgesteld. Dit is de bestemming waarnaar een leerling naar verwachting uitstroomt.
Uitstroomprofielen Voor elke uitstroombestemming is een uitstoomprofiel vastgelegd. De uitstroomprofielen vormen een beschrijving van de gemeenschappelijke basiskenmerken van leerlingen die terecht komen op een bepaalde uitstroombestemming. In deze profielen wordt voor elk van de uitstroombestemmingen antwoord gegeven op vragen als: Met welk IQ kunnen leerlingen naar deze bestemming uitstromen? Welk niveau wordt verwacht op de leerlijnen? Welk reken- en taalniveau mogen we verwachten? Welk emotioneel en adaptief ontwikkelingsniveau correspondeert met dit niveau? Welke (werk)houding en mate van zelfstandigheid vraagt deze uitstroombestemming van onze leerlingen?
27
Uitstroomprofiel VSO Leerroute
1
2
3
4
Arbeidsmatige dagbesteding
Arbeid/WSW
IQ <36
IQ 36-54
IQ 55-70
Emotionele ontwikkeling ≤ 4;0 jaar
4;6 - 6;0 jaar
6;6 - 9;0 jaar
≥ 9;6 jaar
Adaptieve ontwikkeling
≤3;11 jaar
4;0 – 5;8 jaar
5;9 – 9;3 jaar
≥9;4 jaar
Schoolse vaardigheden
CED niveau 1 - 5
CED niveau 6 - 8
CED niveau 9 -12
CED leerlijnnniveau
voor 75% van de doelen
voor 75% van de doelen
voor 75% van de doelen
CED niveau 13 t/m 16
CITO Taal
≤E2 C
≥ E2 A/B - ≤ M4 C
≥M 4 A/B – M5
≥M5
CITO Rekenen
≤M3 C
≥ M3 A/B - ≤ M5 C
≥M 5 A/B – E6 A/B
≥E6 A/B
Uitstroombestemming Uitstroombestemming
Belevingsgerichte dagbesteding
Activiteitengerichte dagbesteding Leerlingprofiel
Verstandelijke ontwikkeling
IQ <36
voor 75% van de doelen
Stages De leerlingen van het VSO worden voorbereid op vervolgonderwijs, arbeid/WSW, arbeidsgerichte dagbesteding, licht arbeidsgerichte dagbesteding en ervaringsgerichte dagbesteding. In de transitie van school naar werk heeft stage een belangrijke sleutelrol..
28
Stagebeleid Leeftijd van de leerling
Acties
Wie is verantwoordelijk
In overleg met
12 jaar
Toelating VSO
CvB
Ouders*
13,14,15 jaar
Interne stage
Leerkracht coördinator interne stage
Leerkracht werkplek begeleiders
14/15 jaar
transitieplangesprek: Beroepeninteressetest MEE 1e stage gesprek
Leerkracht stage coördinator
Stagiair(e), Ouders, Schoolmaatschappelijk werker Werkplek begeleider
16 jaar
LOL stage
Leerkracht stage coördinator
Werkplek begeleider
transitieplangesprek: Individueel stage gesprek
Leerkracht stage coördinator
Stagiair(e) en ouders
LOL stage
Leerkracht stage coördinator
Werkplek begeleider Stagiair(e) en ouders
transitieplangesprek: Beroepeninteressetest 2
Leerkracht stage coördinator
Stagiair(e) en ouders
17,5 jaar
17,5 jaar gesprek Aanvraag WAJONG/DUO
Stage coördinator
Stagiair(e), Ouders,
17/18 jaar-20 jaar
Externe stage
CvB stage coördinator
Stagiair(e) en ouders
transitieplangesprek: Aanvraag indicaties: WSW/Dagbesteding Uitstroombestemming
CvB Leerkracht Stage coördinator
Stagiair(e), ouders en MEE of andere ondersteuning
Eindgesprek op werkplek
stage coördinator
Stagiair(e), Ouders, werkplek begeleider bedrijf
Nazorg: Contact ouders Contact werkgever
Leerkracht stage coördinator
Stagiair(e), ouders, werkgever en
17 jaar
*Ouders = wettelijk vertegenwoordiger In het stageplan heeft de school het beleid rond stages beschreven.
29
Groepsindeling Op basis van het op te bouwen ontwikkelingsprofiel, worden er 5 groepen leerlingen onderscheiden: voor alle leerlingen bij ons op school wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Vanuit dit ontwikkelingsperspectief worden leerlingen ingedeeld in een profiel wat betreft hun uitstroombestemming en het basisarrangement dat hen aangeboden zal worden.
Indicatoren
1
2
3
4
5
Verstandelijke beperking
Diep
Ernstig
Matig
Licht
Licht tot geen
IQ bereik
0-20
20-35
36-54
55-70
>71
Bereik ontwikkelingsleeftijd
0-2 jaar
2-4 jaar
4-7 jaar
7-12 jaar
Kalenderleeftijd
Naar: NOB-profiel, ZML Noord Oost Brabant Er zijn op basis van deze indeling 5 uitstroomprofielen te onderscheiden: Profiel 1: Belevingsgerichte dagbesteding Profiel 2: Belevingsgerichte dagbesteding / Arbeidsmatige dagbesteding in kleine groepen Profiel 3: Arbeidsmatige dagbesteding in groepen Profiel 4: Arbeidsmarktgericht / WSW / Vrije bedrijf (beschermde arbeid) Profiel 5: Diplomagericht / Vrije bedrijf / Arbeid Binnen de Steiger worden 3 uitstroomprofielen aangeboden, namelijk profiel 2 t/m 4.
Fasering De school kent een indeling in fasen van het onderwijs. Iedere fase kent een bepaalde onderwijstijd. Daarnaast wordt er in iedere fase bepaald welke accenten in het leerstofaanbod prioriteit krijgen. Op deze manier wordt het leerstofaanbod op een planmatige wijze aangeboden. Binnen de SO-afdeling van de school worden twee fasen onderscheiden:
Fase 1: 4-8 jaar In deze fase ligt de focus op het gericht werken aan alle leerlijnen om een zo volledig mogelijk beeld te vormen van alle leerlingen. Het streven is dat 90% van de leerlingen geplaatst wordt in het basisarrangement. In dit basisarrangement is sprake van een beredeneerd leerstofaanbod voor alle ontwikkelingsdomeinen dat aansluit bij de leerbehoeften van jonge leerlingen. De school heeft bewust voor een onderbouwperiode tot de leeftijd 7/8 jaar gekozen. Veel leerlingen stromen in binnen het ZML op 5/6 jarige leeftijd. Om deze reden heeft de school een enkele jaren de tijd om zich een adequaat beeld van de leerling te vormen.
30
Fase 2: 8-12 jaar In deze fase is het streven om aan minimaal 75% van de leerlingen het basisarrangement (leerroute 3) aan te bieden. In deze fase wordt er waar nodig gestapeld, geïntensiveerd en verdiept. Soms is er extra oefening en instructie nodig, evenals uitbreiden van onderwijstijd voor Nederlandse taal en rekenen. Binnen de VSO afdeling van de school worden 3 fasen onderscheiden:
Oriënterende fase : 12,13 jaar Beroepsgerichte fase: 14,15,16 jaar Transitiefase: 16,17,18-20 jaar Bovengenoemd aanbod valt binnen onze specialistische setting onder onze basisondersteuning. De leerlingen worden op de Steiger volgens bovenstaande beschrijving ingedeeld in de heterogene groepen. In de groepen wordt lesgegeven aan leerlingen die uitstromen in verschillende uitstroomprofielen. In de SO (Speciaal Onderwijs) onderbouwgroep zitten leerlingen in de leeftijd van 5-10 jaar. Het aanbod in deze groep is gericht op het ontwikkelen van de vaardigheden op alle ontwikkelingsgebieden die nodig zijn om te komen tot aanvankelijk leren. Sommige leerlingen zijn al op 6 jarige leeftijd daaraan toe en zij starten dan met het lees-, reken- en schrijfproces; het aanvankelijk leren. Andere leerlingen zullen meer tijd nodig hebben en kunnen tot 8 jaar in de SO onderbouwgroep blijven. In de SO bovenbouwgroep zitten leerlingen van 10-12 jaar. Voor leerlingen in deze leeftijd is het perspectief duidelijker aan te geven. Daarom zijn er voor leerlingen in deze leeftijdsgroep drie profielen, de profielen 2, 3 en 4. Het aanbod in deze groep is verschillend en is gebaseerd op het ontwikkelingsperspectief van de leerling. De accenten liggen op het gebied van de pedagogische benadering, cognitief aanbod en zelfstandigheid (eigen taken) en op zelfredzaamheid en de sociaal-emotionele vaardigheden. Ook leerlingen met meer mogelijkheden op cognitief gebied (profiel 4). zitten in de SO bovenbouwgroep. In de SO onder-en bovenbouwgroepen wordt ook groepsoverstijgend gewerkt op het gebied van Lezen en Rekenen ( met de methodes Leespraat en Rekenlijn) De heterogene setting van de groepen wordt voortgezet in het VSO ( Voortgezet Speciaal Onderwijs). In de VSO-groep zitten leerlingen van 12-15 jaar. In deze groep beginnen we met de oriënterende fase, zoals bovenstaand beschreven. In de stagegroep komt de beroepsgerichte fase en de transitiefase aan de orde. Vanuit de stagegroep stromen de leerlingen op 18 tot 20 jarige leeftijd uit naar het centrum voor dagbesteding, de sociale werkplaats of het vrije bedrijf.
3.4
Het toelatings-en aanmeldingsbeleid
3.4.1 Het wettelijk kader Wettelijk is geregeld dat ouders hun kind minimaal 10 weken voor aanvang van het nieuwe schooljaar (ijkdatum 1 augustus), dan wel voor een andere gewenste plaatsingsdatum schriftelijk aanmelden. Van de
31
school ontvangen de ouders een inschrijfformulier dat zij invullen en ondertekenen. Ouders melden hun kind aan bij de school van hun voorkeur; ouders kunnen hun kind dus ook direct aanmelden bij een school voor speciaal onderwijs en zelfs bij meerdere scholen tegelijk. Ouders moeten wel melden of en zo ja, bij welke andere scholen zij om toelating hebben verzocht. Vanaf het moment van aanmelding geldt voor de school de zorgplicht. Na de aanmelding onderzoekt het bevoegd gezag van de school of er extra ondersteuning voor de leerling nodig is. Dit gebeurt op basis van informatie van de ouders en (indien van toepassing) van de school van herkomst middels een Onderwijskundig Rapport. Dit is het geval bij de overgang van het regulier naar het speciaal onderwijs, bij de overgang van de ene schoolsoort speciaal onderwijs naar een andere schoolsoort speciaal onderwijs, bij tussentijdse verhuizingen vanuit dezelfde schoolsoort speciaal onderwijs en ook bij de overgang van het speciaal naar het voortgezet speciaal onderwijs binnen dezelfde scholsoort. Ouders informeren de school over alle relevante zaken die de zorg en ondersteuning rond hun kind betreffen. Bij de beslissing over toelating van een kind betrekt het bevoegd gezag (of een door haar gemandateerde toelatingscommissie van de school) de ondersteuningsbehoefte van het kind , zoals die na de aanmelding is vastgesteld. De school informeert de ouders over de basisondersteuning en mogelijke extra ondersteuning die zij kan bieden. De mogelijkheden van de school om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien hangen samen met de expertise van de school zoals vastgelegd in dit schoolondersteuningsprofiel, maar ook met de afspraken die met andere bevoegde gezagsorganen zijn gemaakt over de begeleiding van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. De zorgplicht is geen toelatingsplicht voor de school waarbij de leerling is aangemeld. Indien een leerling niet wordt toegelaten, dient de school wel de ouders een plaats op een andere (speciale) school (of scholen) aan te bieden met in achtneming van de ondersteuningsbehoefte van de leerling. De school voert hierover overleg met de ouders. Er geldt een termijn van 6 weken voor de beslissing op een verzoek om toelating, waarbij deze termijn met maximaal 4 weken kan worden verlengd. Ouders worden van de verlenging op de hoogte gesteld. De leerling heeft recht op tijdelijke plaatsing met ingang van 1 augustus van elk jaar indien de toelatingsbeslissing op die datum nog niet is genomen, tenzij de ouders korter dan 10 weken tevoren hebben aangemeld. De zorgplicht van de school geldt niet wanneer ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs aan de school onderschrijven. Evenmin geldt de zorgplicht als er geen plaatsruimte beschikbaar is op school.
3.4.2 Aanmeldingsprocedure Bij aanmelding van een nieuwe leerling worden onderstaande stappen gevolgd om te bepalen of de leerling in aanmerking komt voor plaatsing op de Steiger:
Stap 1: Indicatiestelling De Commissie van Indicatiestelling (CvI) van Cluster 3 bepaalt aan de hand van objectieve criteria of de leerling een indicatie krijgt voor het ZML-onderwijs. Na 1-8-2014 geeft het SWV een toelaatbaarheidsverklaring af Aan de toelaatbaarheidsverklaring is een geldigheidstermijn gekoppeld. Het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband vermeldt de criteria en procedures voor plaatsing van leerlingen op een school voor speciaal onderwijs.
32
Stap 2: Plaatsing en intake De administratie van de school zorgt ervoor dat de leden van de Commissie voor de Begeleiding (CvB) het dossier van de leerling krijgen. De CvB beslist of de leerling al dan niet geplaatst wordt. Zodra de CvB akkoord is met de plaatsing wordt er door de directeur contact gelegd met de ouders/verzorgers van de leerling en vindt er zo spoedig mogelijk een intake plaats. Na plaatsing wordt er een dossieranalyse gedaan en wordt er binnen 6 weken het ontwikkelingsperspectief opgesteld door de orthopedagoog. Het ontwikkelingsperspectief wordt met ouders besproken.
Observatieplaatsing De Steiger stelt een observatieplaats ter beschikking. Er dient wel rekening gehouden te worden met de identiteit van de school. De Commissie van Indicatiestelling (CvI) kan de school een verzoek doen voor een observatieplaats. Zij vraagt de school advies over het afgeven van de indicatie. Voor aanvang van de observatieplaatsing wordt er op basis van het dossier het ontwikkelingsperspectief voor de leerling opgesteld. Een observatieplaats heeft een duur van minimaal 3 maanden tot maximaal een jaar. Dit gebeurt in overleg met de CvB. Er wordt vanuit gegaan dat de school binnen dit tijdsbestek voldoende in staat is de benodigde gegevens over de leerling te verzamelen. Indien wenselijk, wordt getracht de duur van de observatieperiode te verkorten. Ook als blijkt dat er geen drie maanden nodig zijn om een goed beeld te vormen van de leerling wordt de observatieperiode verkort. Bij handelingsverlegenheid gedurende de observatieperiode vindt er overleg plaats met directie, CvI en CvB en wordt gezamenlijk besloten of de observatieperiode voortijdig wordt afgebroken. De evaluatie vindt plaats na de observatieperiode. Hierbij zijn de ouders, de leerkracht, de intern begeleider en de orthopedagoog aanwezig. In dit evaluatiegesprek wordt een definitief advies uitgebracht aan de CvI omtrent de plaatsing van de leerling op de Steiger. De leerling blijft gedurende de observatieperiode ingeschreven op de school van herkomst. Pas wanneer er door de CvI een indicatie afgegeven wordt, kan de leerling worden ingeschreven op de Steiger.
3.5
Leerlingbegeleiding
Hierbij staat centraal hoe de leerling binnen de school wordt gevolgd, begeleid en ondersteund. Om de leerling goed te begeleiden vinden er binnen de zorgstructuur diverse overlegvormen plaats met verschillende betrokkenen, namelijk: Commissie voor de Begeleiding (CvB); Zorgteam; Groepsbespreking: tussenevaluatie Leerlingenbespreking; Oudergesprekken; Huisbezoek.
33
Commissie voor de begeleiding (CvB) Iedere maand is er een bijeenkomst van de Commissie voor de Begeleiding (CvB). De CvB heeft een wettelijke functie en is zodanig samengesteld dat zij adequaat kan adviseren vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van de leerling. De directeur, orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker en schoolarts nemen deel aan de CvB. De intern begeleiders van iedere afdeling en administratie nemen tevens deel aan deze vergadering, maar hebben geen wettelijke functie. De CvB heeft de taak om een voorstel te doen voor het ontwikkelingsperspectief en de uitvoering van het ontwikkelingsperspectief te evalueren alsmede te adviseren over eventuele terugplaatsing of overplaatsing van de leerling. De CvB heeft een centrale rol bij de indeling van de leerling in het juiste niveau en het monitoren van de ontwikkeling van iedere leerling. Voor het schooljaar 2013-2014 is de werkwijze van de CvB als volgt: De CvB stelt voor iedere leerling de uitstroombestemming vast. De CvB bepaalt in welk uitstroomprofiel de leerling komt en plaatst de leerling in de juiste groep. De CvB heeft een centrale rol bij de indeling van de leerling in het juiste niveau en het monitoren van de ontwikkeling van iedere leerling. Wanneer de leerling zich niet conform de verwachting ontwikkelt, stelt de CvB de nodige interventies op. De volledige ontwikkelingsperspectieven worden voor 1 augustus 2013 in de CvB besproken en vastgesteld. Het ontwikkelingsperspectief wordt twee keer per jaar besproken en geëvalueerd in de CvB, na de afname van de methodeonafhankelijke toetsen. De CVB geeft geeft eenmaal per jaar een vervoersverklaring af, indien nodig.
Zorgteam Het zorgteam van het SO en VSO bestaat uit: de directeur (voorzitter), de orthopedagoog en de intern begeleider. De taken van het zorgteam hebben betrekking op het tijdig signaleren van problematiek en het bieden van ondersteuning en begeleiding aan leerkrachten, leerlingen en ouders. Het gaat hier om de zogenaamde zorgleerling: Een zorgleerling is een leerling bij wie de leervorderingen afwijken van de beoogde schoolloopbaan, zoals vastgesteld in het ontwikkelingsperspectief of individueel transitieplan en/of waarbij toenemende gedragsproblematiek wordt geconstateerd.’ De problematiek kan zeer divers van aard zijn (voorbeelden zijn problematiek op sociaal-emotioneel gebied, op leergebied, gedragsproblematiek, of problemen in de thuissituatie van de leerling). Leerlingen worden van te voren schriftelijk ingebracht door interne en/of externe personen. Het zorgteam komt één keer per maand bijeen.
34
Groepsbesprekingen Iedere maand vindt een groepsbespreking plaats. In de groepsbespreking wordt niet zo zeer ingegaan op de individuele leerlingen, maar op de vraag hoe de leerkracht de komende periode tegemoet komt aan de verschillende onderwijsbehoeften van de leerlingen in haar groep. Tijdens de groepsbespreking staat het groepsplan centraal. Er wordt geëvalueerd of de in het vorige groepsplan gestelde doelen bereikt zijn en welke aanpassing/ differentiatie de komende periode nodig is. Tijdens de groepsbespreking kunnen ook individuele leerlingen besproken worden en eventueel leerlingen aangemeld voor het zorgteam. Het betreft leerlingen die (herhaald) onvoldoende profiteren van de extra zorg die zij ontvangen hebben, leerlingen met vragen over hun ontwikkelingsperspectief en specifieke onderwijsbehoeften, leerlingen met vermoedens van een ernstige problematiek of stoornis of vermoedens van problematiek in de thuis- of buurtsituatie.
Leerlingenbespreking Tijdens de bespreking van een individuele leerling staat het ontwikkelingsperspectief van de leerling centraal. Gekeken wordt of de leerling zich volgens verwachting ontwikkelt op didactisch, emotioneel en adaptief gebied. Hierbij staat centraal hoe de leerkracht handelingsgericht tegemoet komt aan het ontwikkelingsperspectief en de onderwijsbehoeften van de leerling. De bespreking van een individuele leerling kent een vaste opbouw:Wat is het ontwikkelingsperspectief? Ontwikkelt de leerling zich conform het ontwikkelingsperspectief? Moet het bijgesteld worden? Wat zijn bij deze leerling factoren die de ontwikkeling en het leren belemmeren en stimuleren? Wat heeft deze leerling nodig om zich te ontwikkelen? Wat heeft deze leerling kind nodig om te leren?
Oudergesprekken Twee maal per jaar vinden er oudergesprekken plaats: in augustus en in juni. Het ontwikkelingsperspectief en de daarbij behorende groepsplannen staan gedurende deze besprekingen centraal. Indien gewenst kan de intern begeleider en/ of orthopedagoog aansluiten. Het ontwikkelingsperspectief wordt bij plaatsing opgesteld door de orthopedagoog. Nadat het ontwikkelingsperspectief is besproken in de CvB, bespreken de orthopedagoog en leerkracht deze met ouders en wordt het vastgesteld. Na plaatsing wordt het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met ouders besproken door de leerkracht. Wanneer een leerling zich niet conform de verwachting ontwikkelt, wordt dit besproken in de CvB, en neemt de orthopedagoog en/of intern begeleider deel aan de bespreking met ouders.
Huisbezoeken Wanneer een leerling in een volgende groep wordt geplaatst, gaat de groepsleiding eenmaal per jaar op huisbezoek. Als de leerling het proces van externe stage ingaat gaan de stage coördinator en de schoolmaatschappelijk werker op huisbezoek.
35
Toetsbeleid Op de Steiger wordt de ontwikkeling van leerlingen met behulp van de CED leerlijnen gepland. Om leerlingen juist op de leerlijn in te schalen, wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van methode gebonden toetsen en methode onafhankelijke toetsen (Cito). Wanneer er voor een onderdeel geen toets aanwezig is, wordt de ontwikkeling gevolgd op basis van observaties, analyses van het werk en vragen tijdens de les. Hiernaast wordt er om de sociale en emotionele en adaptieve ontwikkeling in kaart te brengen gebruik gemaakt van: Schalen op het gebied van de sociale en emotionele ontwikkeling Schalen op het gebied van de adaptieve ontwikkeling.
Schalen op het gebied van de sociale en emotionele ontwikkeling In het schooljaar 2013-2014 is hiermee gestart. De orthopedagoog neemt bij iedere leerling op 8,12 en 15jarige leeftijd de Esseon af. De Esseon geeft een ontwikkelingsniveau van het sociale en emotionele functioneren van de leerling. Op basis van dit ontwikkelingsniveau kan worden gekeken welke begeleiding en/ of ondersteuning een leerling nodig heeft op sociaal-emotioneel gebied. Daarnaast wordt er bij specifiek probleemgedrag waar nodig gebruik gemaakt van de SEO. Het toetsen gebeurt gespreid over het jaar volgens planning. Toetsgegevens worden, nadat ze met ouders besproken zijn, door de orthopedagoog verwerkt in het ontwikkelingsperspectief.
Schalen op het gebied van de adaptieve ontwikkeling In het schooljaar 2013-2014 is hiermee gestart. Om de adaptieve ontwikkeling van onze leerlingen te kunnen volgen wordt op 8,12 en 15-jarige leeftijd de Vineland Screener (bij jonge leerlingen) of de Vineland-Z afgenomen en geïnterpreteerd door de orthopedagoog. Hiermee wordt het niveau van dagelijks functioneren op verschillende gebieden in kaart gebracht: Communicatie, Dagelijkse vaardigheden en Sociale vaardigheden ( en Motoriek bij de Vineland Screener). Toetsgegevens worden, nadat ze met ouders besproken zijn, door de orthopedagoog verwerkt in het ontwikkelingsperspectief.
3.6
Het beleid nascholing en deskundigheidsbevordering
Meer en meer vraagt de Steiger speciale competenties van het personeel, als gevolg van ons specifieke schoolprofiel. In onze werving en selectie van personeelsleden zal daarmee altijd rekening worden gehouden. Voor de Steiger betekent dit ook dat we van (nieuwe) leerkrachten verwachten in het bezit te zijn van de Master Special Educational Needs of deze opleiding te gaan volgen. De Vaardigheidsmeter Instructiegedrag voor leerkrachten van Cadenza Onderwijsconsult (VHM) wordt op school ingezet om jaarlijks de leerkrachtvaardigheden te toetsen. Medewerkers stellen zich kritisch op ten opzichte van elkaar en geven elkaar duidelijke feedback. We geven elkaar advies en ondersteunen elkaar op de momenten dat dit nodig is. Medewerkers voelen zich betrokken bij school, we voelen ons als team gezamenlijk verantwoordelijk voor de school en voor elkaar. Er moet sprake zijn van affiniteit vanuit een professionele houding naar de doelgroep toe. Methodes en werkwijzen worden specifiek voor deze doelgroep aangepast.
36
Naast competenties zijn echter ook de persoonlijke (talent) ontwikkeling en het arbeidsplezier en de passie van het personeel van groot belang.
Scholing Voor scholing maken we gebruik van de ‘Topazacademie’. Dit is ontstaan vanuit het werkverband voor scholen van ZMLK. Het gaat om na- en bijscholing van alle medewerkers. Het sluit aan bij de directe praktijksituatie. Korte en langere leerroutes zijn mogelijk en ook certificering/diplomering. Daarnaast maken we gebruik van andere aanbieders voor scholing. Door eigen leerwensen en leervragen in te vullen, kan er scholing gerealiseerd worden.
Studiedagen Met het team nieuwe kennis verwerven, leerervaringen opdoen, denken, discussiëren en vooral verbeterplannen opstellen is belangrijk voor de schoolontwikkeling. Elk cursusjaar organiseren we 1 of meerdere studiedagen.
Beschikbare gecertificeerde expertise Leerkrachten met master SEN-opleiding of SO-opleiding Leerkrachten met de opleiding tot remedial teacher Interne begeleiders Orthopedagoog – generalist Schoolmaatschappelijk werkende Rots en watertrainer School Video Interactie Trainer Bedrijfs Hulpverleners
3.7
Medewerkers
Aan onze school werken behalve groepsleerkrachten en assistenten, ook nog allerlei andere mensen, We noemen ze even kort: De directeur: is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken, het onderwijskundig inhoudelijk gedeelte, het personeelsbeleid en de financiën van de Steiger. Ook is de directeur namens en met het bestuur eindverantwoordelijk. De orthopedagoog: maakt deel uit van de CVB en kan psychologisch onderzoek verrichten en geeft adviezen over de begeleiding van de leerling. De intern begeleider: ondersteunt de collega’s in de planmatige begeleiding van onze leerlingen, coördineert de leerlingenzorg en houdt het zorgdossier bij. De groepsleerkracht: is verantwoordelijk voor het onderwijskundig en pedagogisch handelen in de groep De onderwijsassistent: ondersteunt de groepsleerkracht en begeleidt de leerling. De stagebegeleider: begeleidt de leerlingen bij de stage en op weg naar een werkplek De ambulant begeleider: ondersteunt de basisscholen die een beroep doen op de specifieke kennis die onze school heeft als het gaat om het onderwijs aan kinderen met een verstandelijke beperking.
37
De logopediste: heeft de zorg voor extra begeleiding op spraak- taalgebied. De fysiotherapeute: geeft aan een beperkt aantal leerlingen fysiotherapeutische ondersteuning. Deze functionaris is echter niet formeel aan school verbonden. Inzet is alleen mogelijk na overleg met de fysiotherapeute en met een verwijzing van de huisarts. De schoolmaatschappelijk werker: is lid van de CVB en niet formeel aan de school verbonden. De jeugdarts: is lid van de CVB en niet formeel aan de school verbonden. Hij doet medisch onderzoek en geeft zonodig adviezen. De secretaresse: verzorgt de de leerlingenadministratie, het stagevervoer en verleent ondersteuning op het gebied van secretariaat, administratie en financiën. De stagiaires: de school biedt de mogelijkheid stagiaires te begeleiden van het Regionaal Opleidings Centrum (ROC) Menso Alting, opleiding SAW.
3.8
Positie ouders
Ouders zijn bij Passend Onderwijs direct belanghebbenden. Een belangrijk nevendoel van Passend Onderwijs is de positie van ouders te verstevigen zowel op individueel niveau ten aanzien van hun eigen kinderen als op collectief niveau. De rol van ouders en de school bij onderwijs en opvoeding is niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Vanuit deze grondhouding vindt de communicatie tussen school en ouders plaats. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind; scholen zijn primair verantwoordelijk voor het onderwijs. Beiden zijn we gericht op hetzelfde doel: kinderen maximale kansen bieden. Als partners trekken school en ouders op om deze doelstelling te bereiken. Wij zien de ouders of verzorgers als de eerst verantwoordelijken voor onze leerlingen. Aan hen is met de geboorte van hun kind ook de opdracht gegeven, het op te voeden. Zij delen voor een deel deze opvoeding en onderwijstaak aan de school. Zowel op school als thuis wordt vanuit dezelfde christelijke motieven met de leerlingen omgegaan. Daarom vinden we contacten met ouders onmisbaar. Goed omgaan met en werken aan de ontwikkeling van leerlingen vraagt goede samenwerking tussen school en ouders. Per cursusjaar is er een aantal vaste momenten van oudercontact: Wanneer September September
Voorjaar Voorjaar Juni
Gedurende het schooljaar Gedurende het schooljaar
Inhoud Ouderavond Bespreking Ontwikkelingsperspectief en klassenavond per groep Spreekavond Rapporten/Portfolio Gespreksavond
Tijdsduur avondvullend 30 minuten per leerling
Wie Hele team Groepsleerkracht IB-er
15 minuten per leerling
Groepsleerkracht
avondvullend
Maatschappelijk werker
Bespreking Ontwikkelingsperspectief Evaluatie Ouderbezoek
20 minuten per leerling
Groepsleerkracht IB-er
60 minuten
Groepsleerkracht
Bespreking Psychologisch Onderzoek Indien aan de orde
60 minuten
Groepsleerkracht Orthopedagoog IB-er
38
3.8.1 Ouders en zorgplicht Als leerlingen in de loop van de schoolloopbaan een ondersteuningsvraag ontwikkelen die de basisondersteuning van de school overstijgt, worden ouders daarover geïnformeerd. Samen met de ouders bekijkt de school welke extra ondersteuning noodzakelijk is en of die op de eigen school dan wel elders geboden kan worden. De school ziet ouders hierbij als gelijkwaardige gesprekspartner. Ouders moeten er op kunnen vertrouwen dat de school in het belang van hun kind handelt en op basis van wederzijds gedeelde informatie tot een passend aanbod komt. Ouders zijn verplicht de school van alle relevante informatie op de hoogte te stellen, die verband kan houden bij een beslissing tot (-over)plaatsing. De school is verplicht ouders minimaal eens per jaar te informeren over de voortgang en wijzigingen van het opgestelde OPP. 3.8.2 Ouders en medezeggenschap Naast het recht op individuele ondersteuning van ouders bij toewijzing van (extra) ondersteuning voor hun kind is er ook collectieve belangenbehartiging in de vorm van medezeggenschap. De medezeggenschapsraad van de school bestaat uit twee ouders en twee leerkrachten. De raad vormt de brug tussen het bestuur en de school en richt zich vooral op beleidsmatige zaken. De raad heeft o.a. adviesrecht over de vaststelling en wijzigingen van dit ondersteuningsprofiel. Hiernaast kan de school, indien gewenst, ad-hoc werkgroepen instellen waarin ook ouders participeren. 3.8.3 Ouders en betrokkenheid bij de school We vinden als school de betrokkenheid van de ouders/verzorgers heel belangrijk. Deze betrokkenheid kan blijken uit het belangstelling tonen voor het wel en wee van het kind en de groep, maar ook uit het daadwerkelijk helpen bij uiteenlopende activiteiten. We streven een open communicatie na met ouders, door o.a.: bespreking groepsplan/ontwikkelingsperspectief, rapport nieuwsbrief 1 x per maand, dag- en /of weekbrieven per klas. Eens in de vier jaar ontvangen ouders (en leerlingen) een vragenlijst, waarmee ouders/verzorgers kunnen aangeven in hoeverre ze tevreden zijn over de school en de school als een veilige en leerzame omgeving waarderen. Wij streven naar een tevredenheidsscore van 85%.
3.9
Veiligheidsbeleid
Het is belangrijk dat de school bepaalde richtlijnen op papier heeft staan om de veiligheid van alle betrokkenen te garanderen. Binnen de school kun je dan denken aan bijvoorbeeld respectvol communiceren, schoolregels, signaleren en hoe te handelen in bepaalde situaties. Daarnaast moet ook onze school voldoen aan vastgestelde Arbo-eisen. Dit bewaren we in ons Veiligheidsplan. Hierin zitten verschillende protocollen waar we mee werken, zoals het gedragsprotocol. De school heeft gediplomeerde bedrijfshulpverleners. De Steiger is een fysiek veilige school Een fysiek veilige school heeft een goed onderhouden gebouw waarbij de inrichting geen gevaar oplevert voor leerlingen, leerkrachten, directie, onderwijsondersteunend personeel, ouders en overige gebruikers. Leerlingen en leerkrachten weten wat ze moeten doen bij brand of andere calamiteiten en de school oefent regelmatig het ontruimingsplan. Vluchtwegen zijn vrij van obstakels. Het veiligheidsbeleid is up-to-date en de
39
school bezit instrumenten om dit te controleren. De school werkt samen met ouders, GGD, de brandweer, de ARBO dienst en de gemeente. De Steiger is een sociaal veilige school Op een sociaal veilige school voelen leerlingen zich thuis. Ze komen graag naar school en voelen zich serieus genomen door de leerkrachten. Leerlingen op een sociaal veilige school pesten niet. De school tolereert geen discriminatie en seksuele intimidatie. De school heeft een contactpersoon, een interne vertrouwenspersoon, er is een klachtenregeling en een externe vertrouwenspersoon. De school werkt samen in netwerken van jeugdzorg en politie. De school gaat bestaand sociaal onveilig gedrag tegen en voorkomt dat gedrag ook door een actieve, positieve stimulering van sociaal gedrag. Hierbij valt te denken aan gedragsregels en onderwijs afgestemd op mogelijkheden van de individuele leerling. Hierdoor ontstaat een veilig klimaat waarbinnen de school problemen al in een vroeg stadium kan onderkennen en erop reageren. Het veiligheidsbeleid is niet alleen bedoeld om leerlingen een veilige plek te bieden, maar ook leerkrachten, directie, onderwijsondersteunend personeel, ouders en overige gebruikers hebben vanzelfsprekend recht op een veilige omgeving. Onze school heeft het beleid voor de waarborging van sociale veiligheid van leerlingen en personeel vastgelegd in het gedragsprotocol.
Meldcode Het team van de Steiger heeft een workshop gevolgd van de GGD Groningen hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Er is een protocol meldcode. GGD Groningen heeft een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.
3.10 Verzuimbeleid
Ziekte Ouders vragen we in geval van ziekte van hun kind (eren) dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de school én aan het vervoersbedrijf. Ook dient de ouder zelf het vervoersbedrijf te berichten wanneer hun kind weer naar school gaat.
Time-out, schorsing en verwijdering Het kan gebeuren dat een leerling met zijn gedrag in een negatieve spiraal zit of dreigt te komen. De leerling kan dan een time-out krijgen. Dit betekent dat we direct contact opnemen met de ouders/verzorgers van de leerling en een afspraak maken over het ophalen van de leerling. Dit is een tijdelijke schorsings- maatregel. Een zwaardere maatregel is een schorsing van meerdere dagen of een verwijdering van een leerling. Dit gebeurt indien andere maatregelen geen effect hebben en het in het belang van het kind en/of de groep is. Dit gebeurt alleen als een kind zich ernstig misdraagt. Het bestuur beslist uiteindelijk over de duur van de schorsing na het horen van de directie, leerkracht en de ouders/verzorgers na intensief overleg met alle betrokkenen. De schoolleiding informeert het schoolbestuur en de inspectie over de schorsing van de leerling. Bij een schorsing van langer dan een dag wordt de inspectie in kennis gesteld. Ook kan het voorkomen dat een kind bij ernstig wangedrag van school verwijderd wordt. De beslissing over verwijdering wordt genomen door het schoolbestuur en de directeur. Ook hier geldt dat voordat zo’n besluit genomen wordt, eerst de leerkracht, schoolleiding en de ouders moeten worden gehoord.
40
Als het besluit genomen is, moet het schoolbestuur proberen een andere school of ander alternatief te vinden voor de verwijderde leerling. De onderwijsinspectie kan gevraagd worden een bemiddelende rol te spelen als ouders/verzorgers en bestuur het niet eens zijn. Als het bestuur bij zijn besluit tot verwijdering blijft, kunnen de ouders schriftelijk bezwaar aantekenen. Het schoolbestuur moet dan eveneens schriftelijk binnen vier weken op dat bezwaarschrift reageren. Als het schoolbestuur dan nog vasthoudt aan het besluit om het kind te verwijderen, dan kunnen ouders in beroep gaan bij de rechter. De procedures hiervoor staan beschreven in het protocol plaatsing, schorsing en verwijdering.
41
4
Grenzen in de huidige onderwijssituatie
Wij streven er naar de zorg voor de leerlingen op een verantwoorde wijze gestalte te geven. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin wij als school de grenzen van onze mogelijkheden ervaren. In het algemeen geldt dit bij leerlingen met een zware externaliserende gedragsproblematiek, een meervoudige, complexe problematiek of als het gaat om leerlingen met een te gering of te hoog ontwikkelingsperspectief. Het is mogelijk dat dit speelt bij aanmelding van een leerling voor onze school, maar kan ook gaan spelen gedurende de tijd dat een leerling bij ons op school zit. In het voorgaande is al aangegeven dat we 5 ontwikkelingsprofielen onderscheiden, waarbij is gesteld dat we aan kinderen binnen profiel 2 t/m 4 onderwijs kunnen bieden. Dit betekent dat we voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften vanuit profiel 1 en profiel 5 geen opvangmogelijkheden hebben. Voor wat betreft IQ wordt dan een ondergrens van 20 getrokken. Maar niet alleen IQ, ook de feitelijke ontwikkelingsleeftijd en de complexiteit van de problematiek speelt een rol bij de toelatingsafweging. Enkele voorbeelden van situaties, waarin de grens van onze mogelijkheden bereikt kan worden:
Verstoring van rust en veiligheid Indien een leerling zodanig grote gedragsproblemen heeft, dat dit leidt tot ernstige verstoring van de rust en orde in de groep of de veiligheid van kinderen en personeel bedreigt.
Interferentie tussen verzorging/behandeling en onderwijs Indien een leerling een handicap heeft die een zodanige verzorging/behandeling vraagt dat daardoor zowel de zorg en behandeling voor de betreffende leerling als het onderwijs aan de leerling onvoldoende tot zijn recht kan komen. Het gaat hier bijvoorbeeld om leerlingen, die verpleegkundige handelingen vragen; het personeel van de school is hiervoor onvoldoende toegerust. Ook speelt mee dat huidige wet en regelgeving op de terreinen zorg en onderwijs beperkingen opleggen aan een gecombineerd aanbod van onderwijs en zorg.
Verstoring van het leerproces voor de andere kinderen Indien het onderwijs aan de leerling met een handicap een zodanig beslag legt op de tijd en aandacht van de leerkracht dat daardoor de tijd en aandacht voor de overige leerlingen in de groep onvoldoende of in het geheel niet kan worden geboden. Een leerling moet in een groep van rond de 12 leerlingen onderwijs kunnen volgen.
Contact Er moet sprake zijn van contact tussen de leerling en de leerkracht. Soms is de bijkomende problematiek bijvoorbeeld ASS (comorbiditeit) dermate voorliggend dat onderwijs niet meer mogelijk is.
Te geringe leerbaarheid De leerling moet aan schoolse activiteiten kunnen deelnemen. Er zal dus enige mate van leerbaarheid moeten zijn.
Te late aanmeldingen Soms worden leerlingen op oudere leeftijd (15-17 jaar) aangemeld, omdat het is misgegaan in het Praktijkonderwijs. De hulpvraag is dan zeer complex. De motivatie is bij deze leerlingen door jarenlange overvraging vaak gering. Het is voor ons als school dan moeilijk om nog een goede stageplek te vinden en tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van deze leerlingen.
42
Blinde en slechtziende kinderen Wij kunnen deze doelgroep geen adequaat onderwijsaanbod bieden, omdat het onderwijs aan de basisdoelgroep van onze school juist sterk visueel ondersteund wordt (veel gebruik van pictogrammen).
Dove en slechthorende kinderen Onze school heeft hier geen ervaring mee. Opvang van deze doelgroep zal nader bestudeerd moeten worden.
Leerlingen met motorische beperkingen De school is wel toegankelijk voor bijvoorbeeld rolstoelafhankelijke leerlingen. Echter in de VSO-afdeling worden veel praktijkvakken gegeven, die aanpassingen vragen voor leerlingen met een motorische beperking.
4.1 Criteria om leerlingen niet aan te nemen of te verwijderen In de volgende situaties zullen en/of kunnen we een aangemelde leerling niet plaatsen: Als de gedragsproblematiek bij de leerling dermate internaliserend is, dat het krijgen van ondersteuning de behoefte aan het krijgen van onderwijs overstijgt. Een duidelijke intelligentiegrens aan de onderkant is niet aanwezig maar de leerling moet in staat zijn tot contact en aandacht kunnen hebben voor de ander. Indien de leerling in staat is tot het behalen van een diploma vindt er een doorverwijzing plaats naar b.v. Pro of MBO niveau 1. Leerlingen waarbij geen ontwikkeling mogelijk is, waarbij de veiligheid van de overige leerlingen of de docent niet gewaarborgd is. Een duidelijke grens t.a.v. de onderkant of bovenkant van het IQ is niet aanwezig. Er moet altijd sprake zijn van een cluster 3 indicatie en met het oog op de toekomstige onderwijsrealiteit zal er geïndiceerd worden binnen het SWV Passend Onderwijs. Vertrouwen tussen ouders en school is een voorwaarde voor succes. Samenwerking is dus een voorwaarde. Is die niet aanwezig dan wordt de leerling niet aangenomen. Ook het niet conformeren aan de schoolse afspraken is reden tot niet toelaten. Bij de reeds zittende leerling wordt dan het protocol tot verwijdering in gang gezet. Indien ouders bezwaren hebben tegen de identiteit van de school en de wijze van in praktijk brengen hiervan in de roostering kan er geen sprake zijn van toelating.
43
5
De ambitie
De Steiger (V)SO vormt een dieptevoorziening voor de reguliere basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs die vallen onder het voedingsgebied van REC-NO -3. ( Na 1-8-2014 worden de REC’s opgeheven!) We willen flexibele onderwijs- ondersteuningsarrangementen bieden met alle samenwerkingspartners (onderwijs en zorg).
5.1 1.
Ambities: intern Kwaliteit van het dagelijkse onderwijs verhogen
De orthopedagoog en intern begeleider hebben een audit gevolgd om met de ogen van de inspectie te kijken. Er is een kijkwijzer van de Vaardigheids Meter Instructiegedrag (VHM) waarmee leerkrachten worden beoordeeld tijdens klassenbezoeken op het gebied van het Directe Instructie Model (DIM). Er zijn daarnaast mogelijkheden voor coaching en VIB. 2.
Scholing en implementatie ParnasSys
Het team volgt meerdere scholingen om met behulp van ParnasSys te werken met leerlijnen en groepsplannen. ParnasSys Integraal wordt ingevoerd met het oog op kwaliteitszorg. 3.
Schooljaarplan
Het schooljaarplan omschrijft het management van processen. Ambitie blijft om dit structureel te volgen en uit te voeren. Hiervoor zijn diverse actieplannen opgesteld. 4.
Scholing Nederlandse taal en Rekenen
Het SO team volgt meerdere modules van de methodes leespraat en Rekenlijn. 5.
Laag functionerende leerlingen
De school wil graag het onderwijsaanbod voor zeer laag functionerende leerlingen uitbouwen en verder ontwikkelen, evenals scholing van leerkrachten hierin. 6.
Samenwerking onderwijsvormen PO
De school wil voor leerlingen die cognitief meer mogelijkheden hebben meer kunnen bieden, bijvoorbeeld door samenwerking te zoeken met SBO school De Meerpaal. Het meedraaien met een ochtend of middagprogramma behoort dan tot de mogelijkheden, zowel van ZML naar SBO, maar ook van SBO naar ZML. 7.
Samenwerking onderwijsvormen VO
De school wil specifiek voor leerlingen die behoefte hebben aan met name praktische vorming, meer kunnen gaan bieden. Dit kan bereikt worden door samenwerking te zoeken met scholen voor praktijkonderwijs, zoals het PrO van het Gomaruscollege. In samenwerking met praktijkonderwijs kunnen we expertise delen en uitdagende en passende leerroutes voor leerlingen organiseren en uitvoeren. Een mogelijkheid kan zijn om de overstap van SO naar praktijkonderwijs te versoepelen. 8.
Samenwerking alle partners in de regio
44
De school wil graag tussenarrangementen creëren, waarbij de zorg tussen SBO, BaO, REC3, RENN 4, PRO en NOVO meer op elkaar af worden gestemd en waardoor we meer voor de zorgleerlingen in de regio kunnen betekenen. 9.
LVG+ arrangement
We willen graag een arrangement waarin we leerlingen van cluster 4 met een schorsing/ verwijdering kunnen opvangen. 10. Passend lesmateriaal We willen graag werken met materialen die meer bieden dan hetgeen waar de gemiddelde leerling behoefte aan heeft. Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften hebben soms aangepast materiaal nodig. Wij willen inventariseren om te onderzoeken wat voor materialen binnen onze school gewenst zijn, bijv. voor slechtziende kinderen. 11. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving Er zijn leerlingen die behoefte hebben aan een pedagogische omgeving waarin zij rust, overzicht en duidelijkheid vinden door veel structuur, duidelijke regels en strikte begeleiding. Ons streven is om dit optimaal te realiseren. Er worden in samenwerking met de REC werkgroepen Pijlers beredeneerde lesstof en beslisregels ontwikkeld. Om de norm van een vier op elk thema te realiseren hebben we in kaart gebracht WAT de actiepunten van de school zijn en HOE deze worden gerealiseerd:
Actiepunten Uitwerken van locatie specifieke schoolstandaarden en normen. Op basis van de vastgestelde schoolstandaarden en normen kan de groeps/leerlingbesprekingen aansluiten op de analyse van de cijfers, gedijen in relatie tot de standaarden en normen. Hoe doen deze leerlingen in deze groep het? Nadere analyse van het rendement in relatie tot de schoolstandaarden. Het evalueren van de individuele plannen en OPP’s is een punt van aandacht.
5.2 1.
Ambities extern Hoeveelheid aandacht/handen in de klas
Veel reguliere scholen hebben op dit moment een onderwijssetting waarin zij zich primair richten op groepen. Zij doen dit inmiddels vaak wel op een zodanig adaptieve wijze dat leerlingen met individuele handelingsplannen goed opgenomen worden in het groepsonderwijs. Er zijn echter verschillen tussen scholen. Sommige scholen slagen erin om ‘extra handen in de klas’ te krijgen door bv. de inzet van de rugzak, stagiaires of vrijwilligers. Bij het praktijkonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs is het evident dat er meer handen voor leerlingen beschikbaar zijn. Onze ambitie is deze scholen te ondersteunen, b.v. in het opstellen van Ondersteuningsperspectieven en handelingsplannen
45
2.
Aangepast lesmateriaal
reguliere scholen werken meestal met lesmethoden die uitgaan van een gemiddelde leerling, met differentiatiemateriaal voor de leerlingen die extra uitleg of extra uitdaging nodig hebben. Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften hebben soms aangepast materiaal nodig: een ringleiding voor slechthorende kinderen of duidelijke schema's voor kinderen die structuur nodig hebben. Scholen verschillen in de mate waarin zij materialen daarvoor beschikbaar hebben. Onze ambitie is deze scholen te voorzien van aangepaste lesmaterialen, b.v. van de methodes Leespraat en Rekenlijn
3. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving Passend onderwijs vraagt voor nogal wat van leerlingen. Sommige leerlingen hebben af en toe of regelmatig een 'time out' nodig. Andere leerlingen hebben veel behoefte aan fysieke bezigheden en dan zijn er ook nog leerlingen voor wie ruimte nodig is voor verzorging of paramedische behandeling. Tenslotte zijn er leerlingen die behoefte hebben aan een pedagogische omgeving waarin zij rust, overzicht en duidelijkheid vinden door veel structuur, duidelijke regels en strikte begeleiding. Binnen lang niet alle schoolgebouwen kan hetgeen gevraagd wordt voor deze leerlingen ook geboden worden. Onze ambitie is deze scholen te adviseren in het inrichten van specifieke ruimtes.
4.
Expertise
Het gaat op dit veld om de mate waarin de leerkracht en/of het team kennis van en ervaring met stoornissen en beperkingen hebben. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen teamexpertise en individuele expertise. Onder teamexpertise willen we expertise verstaan die geïntegreerd is in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers. Onder individuele expertise verstaan wij bij één of meer interne of externe collega's/partners aanwezige expertise. Onze ambitie is deze scholen te begeleiden in team en/ of leerkrachtvaardigheden, b.v. door Video Interactie Begeleiding (VIB). 5.
De samenwerking met externe organisaties
Voor sommige leerlingen is het van doorslaggevend belang of de school intensief samenwerkt met externe instanties zoals jeugdzorg, revalidatie of geestelijke gezondheidszorg. Onze ambitie is meer samen te werken met ketenpartners.
5.3
Flexibele arrangementen
Alle inzet samen met andere partners ten behoeve van het reguliere onderwijs vallen onder de noemer ‘flexibele arrangementen’. Binnen de Steiger zijn er een aantal van deze arrangementen beschikbaar: Samenwerking met reguliere scholen voor basisonderwijs om zo opvang te organiseren; De school biedt mogelijkheden het leren leren op basis van EIM uit te zetten op reguliere scholen voor Basis Onderwijs en Voortgezet Onderwijs, in samenwerking met de TOPAZ-adademie. Een doorgaande lijn SO-VSO, die van groot belang is voor de ontwikkeling van zelfredzaamheid en zelfstandigheid; De Steiger kan extra ondersteuning bieden bovenop de basisondersteuning van de reguliere scholen: Het kan dan gaan om medewerking aan het creëren van tussenvoorzieningen tussen regulier en
46
speciaal onderwijs (bijvoorbeeld een parttime plaatsing in het regulier onderwijs) of een speciale klas tussen regulier en speciaal onderwijs in) of om ondersteuningsarrangementen in het regulier onderwijs zelf (denk aan allerlei varianten van ambulante begeleiding of het verzorgen van SOVA- of weerbaarheidstrainingen). School stemt vooral af met primair onderwijs. Vanuit SO afdeling zijn er soms leerlingen met perspectief PRO. Hier wordt dan nauw samengewerkt met het Gomarus om dit perspectief te realiseren. Observatiemogelijkheid voor in ontwikkeling bedreigde kinderen ( verbinding tussen verschillende typen onderwijs, KDC’s en peuterspeelzalen). De Steiger ziet dan 3 typen arrangementen t.b.v. het reguliere onderwijs: Groep aan school achtige vormen: inrichting ZML profiel 4 –leerroute binnen het SBO In het reguliere onderwijs met ondersteuning (AB -vormen) Terugplaatsingsarrangementen (waarbij tevens expertise voor professionalisering wordt ingebracht), m.n. in het Praktijkonderwijs of SBO. Alles wat het reguliere onderwijs niet kan bieden, kan de Steiger bieden of men kan zich er in specialiseren. Daar waar het ophoudt gaat men de verbinding zoeken: expertise inzetten om de lijn in het onderwijs omhoog te brengen en om hun expertise in te vliegen op didactisch gebied om perspectieven te kunnen halen. Daarnaast zullen er in REC-verband ook nog nieuwe flexibele arrangementen worden ontwikkeld.
Afsluitend woord Het schoolondersteuningsprofiel heeft inzichtelijk gemaakt welke leerlingen optimaal bediend kunnen worden binnen de Steiger. Wij willen hieraan graag toevoegen dat de structuur zoals hier weergegeven een leidraad is en dat alle casussen individueel beoordeeld zullen worden door de voltallige Commissie van Begeleiding. Afhankelijk van inzet en indeling van groepen zijn er mogelijkheden te creëren voor een brede doelgroep. Dit ondersteuningsprofiel heeft een grote overlap met het zorgplan en deels overlap met de schoolgids en schoolplan. Deze documenten zijn raadzaam naast dit document te leggen voor een compleet overzicht van de zorgstructuur. Ook de bijlagen van het zorgplan (m.n. profielbeschrijvingen), geven een duidelijk beeld van welke leerlingen binnen welk profiel worden geplaatst. Voor vragen zijn wij bereikbaar!
M.R. Noorman directeur
47
6
Kengetallen
Kengetallen leerlingenpopulatie huidig schooljaar en afgelopen 3 schooljaren t.b.v. SWV Groningen Ommelanden Aantal leerlingen per profiel
Profiel 1 VSO MG/ZML IQ 20-35 CED niv.2 Belevingsgerichte dagbesteding Profiel 2: VSO MG ZML IQ: 36-50 CED niv.6 Arbeidsmatige dagbesteding in kleine groepen Profiel 3: VSO ZML IQ: 51-70 CED niv.9 Arbeidsmatige dagbesteding in groepen Profiel 4: VSO ZML PRO IQ: 71-85 CED niv. 12 arbeidsmarktgericht Profiel 5: PrO VO IQ > 85 CED niv. 20 Vervolgonderwijs (b.v. ROC) Arbeidsmarktgericht
01-08- 2011 Aantal l.l. SO: 21 Aantal l.l. VSO: 24
01-08-2012 Aantal l.l. SO: 18 Aantal l.l. VSO: 29
01-08-2013 Aantal l.l. SO: 18 Aantal l.l. VSO: 27
SO: 0 VSO: 0
SO: 0 VSO: 0
SO: 0 VSO: 0
SO: 6 VSO: 7
SO: 6 VSO: 9
SO: 6 VSO: 8
SO: 10 VSO: 10
SO: 8 VSO: 16
SO: 10 VSO: 15
SO: 5 VSO: 7
SO: 4 VSO: 4
SO: 2 VSO: 4
SO: 0 VSO: 0
SO: 0 VSO: 0
SO: 0 VSO: 0
48
Bijkomende problematiek
Populatie 1-10-2013 SO
Populatie 1-10-2013 VSO
Deze indeling geldt voor een groot deel van onze leerling populatie. Naast een verstandelijke beperking is er vaak sprake van bijkomende problematiek.
Totaal 18 leerlingen:
Totaal 27 leerlingen
6 33,33%
11 40.7%
7 38.88%
12 44%
2 11.11%
2 7.4%
Leerlingen waarbij sprake is van psychopathologie/ Ontwikkelingsstoornis waaronder: ADHD-ASS-ODD-MCDD-GTS-DCD-PDDNOS hechtingsstoornis (angst-) regulatiestoorns Leerlingen waarbij sprake is van genetische syndroom o.a.: Syndroom van Down- VCFS- Triple Xfragiel X-Moya Moya – 12qchromosoom Verdubbeling chromosoom 19 Leerlingen waarbij sprake is van aanlegstoornis of beschadiging in de neurologische ontwikkeling O.a.:- epilepsie- hersenbeschadigingstofwisselingsziekte- spierziekte- albinisme
49
In- uit en doorstroom
uitstroom naar SBO uitstroom naar andere ZML school Uitstroom naar VSO uitstroom naar CVD uitstroom naar Sociale werkplaats uitstroom naar andere vorm van dagopvang (b.v. zorgboerderij) uitstroom naar vrije bedrijf uitstroom naar k.d.c. uitstroom naar buitenland onbekend uitstroom naar cluster 4 uitstroom naar observatie Renn4 Uitstroom PRO Totaal
2010-2011
2011-2012
2012-2013
SO: 0 VSO: 0 SO: 1 VSO: 0 SO: 6 VSO: 0 SO: 0 VSO: 4 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 2 13
SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 7 VSO: 0 SO: 0 VSO: 1 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 2 10
SO: 0 VSO: 0 SO: 1 VSO: 0 SO: 3 VSO: 0 SO: 0 VSO: 6 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 SO: 0 VSO: 0 10
Overzicht van het aantal leerlingen dat in het ZAT (schoolfunctionarissen en externe functionarissen) is besproken: N.v.t. De school heeft een zorgteam (schoolcoördinatoren, Intern begeleiders en orthopedagoog) zij bespreken zorgleerlingen. Verder heeft de school een C.v.B. (directeur, intern begeleiders, orthopedagoog, schoolarts, schoolmaatschappelijk werker) die beslist over plaatsing, verwijzing, doorstroom/uitstroom. In het ZML onderwijs zijn alle leerlingen zorgleerlingen. Overzicht van het aantal leerlingen Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 met (huidige) LGF: SO: 18 VSO: 27 Overzicht van het aantal leerlingen dat is geplaatst in het regulier onderwijs of geplaatst in het VSO: nvt Aantal VSV leerlingen: (leerlingen zijn niet startkwalificatie plichtig: 0 Aantal leerlingen met andere thuistaal dan NL Aantal leerlingen met AWBZ inzet
0 0 SO: 1 VSO: 0 SO: 3 VSO: 0
Aantal leerlingen woonachtig in een instelling Aantal leerlingen woonachtig in een pleeggezin
50
Toezichtarrangement onderwijsinspectie Toezichtarrangement onderwijsinspectie
Basistoezicht (nieuw toezichtkader SO). Rapport 13 mei 2013. Basistoezicht (VSO). Bestuursgesprek 26 september 2013;15 mei 2014 vindt een KO VO plaats.
Versie: 7 januari 2014 Marja Noorman
51
7
Bijlagen
Bijlage 1: Thema’s en indicatoren basisondersteuning + actiepunten Bijlage 2: Protocollen en documenten m.b.t. het ondersteuningsprofiel van de school Bijlage 3. Contactgegevens 2013-2014
52
7.1
Bijlage 1, thema’s en indicatoren basisondersteuning
Thema 1. Leerlingen ontwikkelen zich in een veilige omgeving. 1. De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school. 2. De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving en in de incidenten die zich voordoen. 3. De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten. 4. Het personeel zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan. 5. De school hanteert regels voor veiligheid en omgangsvormen. 6. Het personeel gaat vertrouwelijk om met informatie over leerlingen.
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
1_1 5 4 3
1_6
1_2
2
2013-2014
1 0
2014-2015 2015-2016
1_5
1_3
1_4
53
Thema 2. De school heeft continu zicht op de ontwikkeling van leerlingen. 1. De school heeft normgroepen/schoolstandaarden vastgesteld voor de resultaten die zij met alle leerlingen nastreeft. 2. De normen, schoolstandaarden bevatten in elk geval de referentieniveaus taal en rekenen. 3. Ten minste tweemaal per jaar worden de resultaten van de leerlingen geanalyseerd op school-, groeps-, en individueel niveau. 4. De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en ontwikkeling van leerlingen. 5. Het personeel volgt en analyseert systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. 6. De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben.
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
2_1 5 4 3
2_6
2_2
2
2013-2014
1 2014-2015
0
2015-2016 2_5
2_3
2_4
54
Thema 3. Het personeel werkt opbrengst- en handelingsgericht aan het realiseren van de ontwikkelingsperspectieven van leerlingen. 1. De school past op grond van verzamelde toetsgegevens tweemaal per jaar de groepsplannen aan. 2. De school past op grond van verzamelde toetsgegevens ten minste tweemaal per jaar de ontwikkelingsperspectieven voor individuele leerlingen (zo nodig) aan. 3. Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 4. De school voert de zorg planmatig uit. 5. De school evalueert regelmatig de effecten van de arrangementen. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
3_1 5 4 3 2
3_5
3_2
2013-2014
1 2014-2015
0
2015-2016
3_4
55
3_3
Thema 4. Het personeel werkt met effectieve methoden en aanpakken. 1. De school heeft extra (orthodidactische) materialen voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 2. Het personeel stemt de werkvormen af op verschillen tussen leerlingen. 3. Het personeel geeft leerlingen met extra onderwijsbehoeften extra en directe feedback gericht op het leren van de leerling. 4. De school gebruikt materialen en methoden die differentiatie mogelijk maken. 5. De school met een substantieel aantal leerlingen met een taalachterstand biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. 6. Het personeel stemt de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 7. Het personeel stemt de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 8. Het personeel stemt de verwerking af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 9. Het personeel stemt de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. 10. Het personeel is op de hoogte van het dyslexieprotocol en biedt activiteiten en pedagogisch-didactische maatregelen in de klas aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met dyslexie. 11. Het personeel is op de hoogte van autistisch spectrum stoornissen. Het personeel stemt activiteiten en pedagogisch-didactische maatregelen in de klas af op de onderwijsbehoeften van leerlingen met autistisch spectrum stoornissen. 12. Het personeel stemt het huiswerk binnen de lessen af met de leerlingen. Dit krijgt zowel mondeling als visueel een plek binnen de lessen. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
4_1 4_12
5
4_2
4 3
4_11
4_3
2
2013-2014
1 4_10
4_4
0
2014-2015 2015-2016
4_9
4_5 4_8
4_6 4_7
56
Thema 5. Het personeel werkt continu aan de eigen handelingsbekwaamheid en competenties. 1. Het personeel beschikt over didactische competenties voor de begeleiding van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 2. Het personeel beschikt over organisatorische competenties voor de begeleiding van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 3. Het personeel beschikt over pedagogische competenties voor de begeleiding van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 4. Het personeel staat open voor reflectie en voor ondersteuning bij hun handelen. 5. Het personeel werkt continu aan handelingsgerichte vaardigheden. 6. Het personeel krijgt de mogelijkheid in teamverband te leren en te werken. 7. Het personeel wordt gestimuleerd en gefaciliteerd voor deelname aan lerende netwerken. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
5_1 5 4 5_7
5_2
3 2
2013-2014
1 0
2014-2015
5_6
5_3
5_5
57
5_4
2015-2016
Thema 6. Voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte en/of ondersteuningsvraag is een ambitieus ontwikkelingsperspectief (OPP) vastgesteld. 1. OPP heeft een vaste structuur volgens een vast format. 2. Het OPP bevat in elk geval tussen- en einddoelen. 3. Het OPP bevat in elk geval een leerlijn die gekoppeld is aan de referentieniveaus taal en rekenen, en leergebiedoverstijgende doelen passend bij het uitstroomperspectief. 4. Het OPP bevat de inzet van middelen en extra menskracht. 5. Het OPP is handelingsgericht opgesteld. 6. Het OPP bevat evaluatiemomenten. 7. Het OPP maakt deel uit van het leerlingdossier. 8. Het OPP heeft een integraal karakter (één-kind-één-plan). 9. Het OPP is leidend voor het personeel en eventuele externe begeleiders. 10. De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling een OPP vast. 11. De school volgt of de leerlingen zich ontwikkelen conform het OPP en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes.
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
6_1 5
6_11
6_2
4 3
6_10
6_3
2
2013-2014
1
2014-2015
0 6_9
6_4 2015-2016 6_8
6_5 6_7
58
6_6
Thema 7. De school draagt leerlingen zorgvuldig over. 1. Bij leerlingen met extra onderwijsbehoeften vindt warme overdracht plaats van de vorige school. 2. Het OPP van een leerling sluit aan bij het OPP van de vorige school van de leerling. 3. Het OPP van leerlingen wordt binnen de school warm overgedragen bij de overgang naar een nieuwe mentor. 4. Het OPP van leerlingen wordt warm overgedragen bij de overgang naar een andere school. 5. De school koppelt in het eerste jaar de ontwikkeling van leerlingen met extra onderwijsbehoeften terug naar de vorige school. 6. De school volgt de leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar voor wat betreft cognitief leerrendement. 7. De school volgt de leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar voor wat betreft sociaal-emotionele ontwikkeling. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
7_1 5 4 7_8
7_2
3 2
2013-2014
1
2014-2015
0 7_6
7_3
7_5
59
7_4
2015-2016
Thema 8. Ouders (en leerlingen) zijn nauw betrokken bij de school en de arrangementen. 1. De school bevraagt ouders jaarlijks over de wensen en verwachtingen bij de begeleiding van hun kinderen. 2. De school bevraagt ouders regelmatig over hun ervaringen met hun kind thuis en hun kennis van de ontwikkeling van hun kind op school en thuis. 3. De school informeert ouders tijdig en regelmatig over de voortgang in de ontwikkeling van hun kinderen. 4. De school betrekt ouders bij het opstellen en evalueren van het onderwijsarrangement. 5. De school maakt samen met de leerling en de ouders afspraken over de begeleiding en wie waarvoor verantwoordelijk is. 6. Als een leerling de school verlaat, stelt de school samen met de ouders en de leerling een (onderwijskundig)rapport op. Ouders ontvangen een kopie. 7. De school ondersteunt ouders en leerlingen bij de overgang naar een andere school. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
8_1 5 4 8_7
8_2
3 2
2013-2014
1
2014-2015
0 8_6
8_3
8_5
60
8_4
2015-2016
Thema 9. De school voert een helder beleid op het terrein van onderwijsondersteuning. 1. De school heeft een expliciete visie op Passend Onderwijs. 2. Deze visie wordt gedragen door het hele team. 3. De school heeft vastgelegd wat een leerling met extra onderwijsbehoeften is. 4. De procedures en afspraken zijn duidelijk. 5. De inzet van extra middelen is duidelijk. 6. De school weet wat de onderwijsbehoeften van haar leerlingen zijn. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
9_1 5 4 3
9_6
9_2
2
2013-2014
1 0
2014-2015 2015-2016
9_5
9_3
9_4
61
Thema 10. De school heeft haar ondersteuningsprofiel vastgesteld. 1. Het ondersteuningsprofiel is na overleg met het team vastgelegd. 2. De MR stemt in met het ondersteuningsprofiel. 3. Het ondersteuningsprofiel is onderdeel van het schoolplan, de schoolgids en het zorgplan (schoolondersteuningsplan). 4. Het ondersteuningsprofiel bevat een oordeel over de kwaliteit van de basiszorg. 5. Het ondersteuningsprofiel bevat een beschrijving van het basisaanbod en de extra ondersteuning middels arrangementen. 6. Het ondersteuningsprofiel biedt aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling van de ondersteuning (ambities).
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
10_1 5 4 3
10_6
10_2
2
2013-2014
1
2014-2015
0
2015-2016 10_5
10_3
10_4
62
Thema 11. De school bepaalt jaarlijks de effectiviteit van het basisaanbod en de extra ondersteuning en past het beleid zo nodig aan. 1. De school evalueert jaarlijks de ondersteuning. 2. De school bepaalt jaarlijks de effectiviteit van de ingezette ondersteuningsmiddelen. 3. De school evalueert jaarlijks de resultaten van alle leerlingen. 4. De school evalueert jaarlijks het onderwijsleerproces. 5. De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 6. De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. 7. De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. 0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
11_1 5 4 11_7
11_2
3 2
2013-2014
1 0
2014-2015
11_6
11_3
11_5
63
11_4
2015-2016
Thema 12. De school heeft een effectieve interne zorgstructuur. 1. De school heeft een zorgcoördinator met een duidelijke taakomschrijving. 2. Coaching en begeleiding van leraren maken onderdeel uit van de taak van de zorgcoördinator. 3. Taken en verantwoordelijkheden van leraren en directie op het terrein van de basis en extra ondersteuning zijn duidelijk en transparant. 4. Leraren worden ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van de OPP’en. 5. De zorgcoördinator beschikt over voldoende tijd en middelen. 6. De zorgcoördinator is voldoende gekwalificeerd. 7. De school kan bij extra ondersteuningsbehoeften snel voldoende deskundigheid van o.a. ketenpartners inschakelen voor hulp. 8. De school grijpt bij (ernstige) problemen snel in. 9. Leden van het intern zorgoverleg en leraren weten waar zij terecht kunnen in de regio voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 10. De interne ondersteuning is afgestemd op de ondersteuningsstructuur van het samenwerkingsverband.
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
12_1 5 12_10
12_2
4 3 2
12_9
12_3
1 0
2014-2015
12_8
12_4
12_7
12_5 12_6
64
2013-2014
2015-2016
Thema 13. De school heeft een effectief zorgteam. 1. De zorgcoördinator leidt het interne zorgteam in de school. 2. De taken van het zorgteam zijn vastgelegd. 3. Het zorgteam bereidt in elk geval verwijzing naar en bespreking van leerlingen in het zorgadviesteam of het indiceringsloket voor. 4. Het zorgteam draagt zorg voor het organiseren van de hulp om de school. 5. Het zorgteam ondersteunt ouders/verzorgers. 6. De school zoekt structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden.
0 1 2 3 4 5
niets ingevuld niet nauwelijks in enige mate sterke mate zeer sterke mate
13_1 5 4 3
13_6
13_2
2
2013-2014
1
2014-2015
0
2015-2016 13_5
13_3
13_4
65
Aanvulling Om de norm van een 4 op elk thema te realiseren, hebben we in kaart gebracht op welke onderdelen we actie dienen te ondernemen Thema
Onderwerp
2.2
De normen, schoolstandaarden bevatten in elk geval de referentieniveaus taal en rekenen (3). De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en ontwikkeling van leerlingen (3). De school past op grond van verzamelde toetsgegevens tweemaal per jaar de groepsplannen aan (3). De school evalueert regelmatig de effecten van de arrangementen (3). De school gebruikt materialen en methoden die differentiatie mogelijk maken (3). Het personeel stemt de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen (3). Het personeel is op de hoogte van het dyslexieprotocol en biedt activiteiten en pedagogisch-didactische maatregelen in de klas aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met dyslexie De school volgt de leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar voor wat betreft cognitief leerrendement (3). De school maakt samen met de leerling en de ouders afspraken over de begeleiding en wie waarvoor verantwoordelijk is (3). Het OPP bevat de inzet van middelen en extra menskracht.
2.4
3.1 3.5 4.4 4.9 4.10
7.6 8.5 6.4 7.7 8.6 9.3 10.4 11.1 11.6 12.10 13.6
Actie
De school volgt de leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar voor wat betreft sociaal-emotionele ontwikkeling. Als een leerling de school verlaat, stelt de school samen met de ouders en de leerling een (onderwijskundig)rapport op. Ouders ontvangen een kopie (3). De school heeft vastgelegd wat een leerling met extra onderwijsbehoeften is (3). Het ondersteuningsprofiel bevat een oordeel over de kwaliteit van de basiszorg (3). De school evalueert jaarlijks de ondersteuning (3). De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces (3). De interne ondersteuning is afgestemd op de ondersteuningsstructuur van het samenwerkingsverband (3). De school zoekt structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerling-niveau haar eigen kerntaak overschrijden (3).
66
pijlergroep
n.v.t.
beslisregels
7.2
Bijlage 2, protocollen en documenten m.b.t. het ondersteuningsprofiel van de school Aanwezig
Actueel
Zorgplan
SOP
x
Beschikbaar voor externen x
- Toelating en plaatsing van leerlingen - protocol toelating m.b.t. identiteit
SOP protocol
x x
x x
- Plaatsingswijzer en draaiboek overdracht PO/VO - Protocol toelatingscommissie (Commissie)
ja
ja
ja
- Protocol medicijnverstrekking en medisch handelen - Protocol kindermishandeling en huiselijk geweld
x
x
x
- Fysieke toegankelijkheid schoolgebouw, aangepaste werken instructieruimtes, - beschikbaarheid hulmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben. - Samenwerking ketenpartners; in zorgplan
-
-
-
-
-
-
x
x
x
- Signaleren; in zorgplan
x
x
x
- Protocol dyslexie en dyscalculie - Overig Arbeidstoeleiding en stage Protocol leren leren op basis van het Eigen Initiatief Model (EIM)
nvt Ja
nvt Ja
nvt Ja
ja
ja
ja
* * Het kan zijn dat niet alle gevraagde protocollen en documenten aanwezig zijn. Geef dit aan in het schema. Op SWV niveau wordt een analyse gemaakt en waar nodig aangevuld.
67
7.3
Bijlage 3, contactgegevens 2013-2014
De Steiger Directeur
Marja Noorman
[email protected]
Fysiotherapeut
Lianne Bosma
[email protected]
Logopedist
Alieke Schilthuis
[email protected]
Orthopedagoog-generalist
Christiaan Huisman
[email protected]
Stage coördinator
Geertruida de Jonge
[email protected]
Vertrouwenspersoon
Geertruida de Jonge
[email protected]
Zorgcoördinator
Liesbeth Werner
[email protected]
Van Boeijen, Assen
Christiaan Huisman
[email protected]
CJG
Liesbeth Werner
[email protected]
SWV
Wordt nog ingevuld
JGZ
Liesbeth Werner
Contactgegevens ketenpartners
[email protected]
68